1
Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura 2000gebieden in Noord-Holland Opdrachtgever Referentie
Provincie Noord-Holland Bruinzeel L.W. & R.M.G van der Hut 2015. Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura 2000-gebieden in Noord-Holland. A&W-notitie 2321. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden.
Projectcode Status Datum Projectleider Autorisatie
2321nhn Definitief 21 september 2015 R.M.G van der Hut J. Latour
Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Suderwei 2 Postbus 32, 9269 ZR Feanwâlden tel. 0511 – 474764, fax 0511 – 472740 email:
[email protected] website: www.altwym.nl
2
A&W-notitie 2321
1. Inleiding In de Provincie Noord-Holland liggen 19 Natura 2000-gebieden. Recent zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen voor beheer van jaarrond verblijvende ganzen opgesteld voor 11 Natura 2000-gebieden in Noord-Holland. In deze uitvoeringsplannen worden ganzenbeheermaatregelen in Natura 2000-gebieden getoetst aan de Natuurbeschermingswet (Nb-wet). Tevens worden ganzenbeheermaatregelen in de nabijheid van deze Natura 2000-gebieden getoetst aan de externe werking van de Natuurbeschermingswet. In de afgegeven Flora- en faunawet vergunning voor beheermaatregelen van jaarrond verblijvende ganzen in Noord-Holland is de voorwaarde opgenomen dat in de nabijheid van Natura 2000-gebieden rekening gehouden dient te worden met de Nb-wet wegens het mogelijk optreden van de externe werking. Externe werking kan op twee manieren plaatsvinden. Enerzijds kunnen maatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van een Natura 2000-gebied effecten hebben binnen de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied (denk hierbij bijvoorbeeld aan het effect van geweerschoten). Anderzijds kunnen aangewezen waarden (met name vogels) in een Natura 2000-gebied mobiel zijn en zich een deel van de tijd buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied ophouden, waar zij verstoring kunnen ondervinden van ganzenbeheermaatregelen. De ganzenbeheermaatregelen binnen en in de nabijheid van 11 Natura 2000-gebieden in de Provincie Noord-Holland zijn in detail omschreven en getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Echter voor acht Natura 2000-gebieden (Duinen Den Helder-Callantsoog, Schoorlse Duinen, Noordhollands Duinreservaat, Kennemerland-Zuid, Markermeer & IJmeer, Noordzeekust-zone, Waddenzee en IJsselmeer) is dat niet gedaan, omdat ganzenbeheermaatregelen in deze gebieden niet uitgevoerd zullen worden. Ganzenbeheermaatregelen zijn echter wel mogelijk in de nabijheid van deze gebieden. Voor bestrijding in de nabijgelegen gebieden is geen vergunning met betrekking tot de Nb-wet afgegeven. Voorafgaand aan bestrijding binnen deze gebieden dient een toetsing van effecten uitgevoerd te worden. Deze notitie voorziet in toetsing aan de Nb-wet. In dit document onderzoeken we of en hoe vier verschillende ganzenbeheermaatregelen, namelijk koppelafschot, afschot, legselbehandeling en ruivangsten in de nabijheid van de genoemde acht Natura 2000-gebieden een effect kunnen hebben op aangewezen waarden van deze gebieden. Vervolgens wordt beschreven welke randvoorwaarden aan de uitvoering van maatregelen, zoals beperkingen in ruimte en tijd, gesteld kunnen worden, waarmee significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de desbetreffende gebieden voorkomen worden.
2. Uitwerking per gebied Duinen Den Helder-Callantsoog De aanwijzing van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog betreft uitsluitend habitattypen. De habitattypen zijn niet afhankelijk van terreinen buiten het Natura 2000gebied in de omgeving en kunnen daarom geen verstoring ondervinden buiten het Natura 2000-gebied. Rond het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied. Schoorlse Duinen De aanwijzing van het Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen betreft uitsluitend habitattypen. De habitattypen zijn niet afhankelijk van terreinen buiten het Natura 2000-gebied in de om-
3
geving en kunnen daarom geen verstoring ondervinden buiten het Natura 2000-gebied. Rond het Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied.
Figuur 1. Ligging van vier Natura 2000-gebieden in de Provincie Noord-Holland die nader onderzocht en beoordeeld zijn op externe werking van ganzenbeheermaatregelen (Waddenzee, Noordzeekustzone, IJsselmeer en Markermeer/IJmeer). Duinen Callantsoog, Schoorlse Duinen, Noordhollands Duinreservaat en Kennemerland-Zuid zijn niet weergegeven, omdat externe werking in de oriëntatiefase uitgesloten kon worden (zie tekst).
4
A&W-notitie 2321
Noordhollands Duinreservaat De aanwijzing van het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat betreft habitattypen en de Nauwe korfslak. De habitattypen zijn niet afhankelijk van terreinen buiten het Natura 2000-gebied in de omgeving en kunnen daarom geen verstoring ondervinden buiten het Natura 2000-gebied. De Nauwe korfslak is nauwelijks mobiel, deze kan zich niet actief verplaatsen naar terreinen buiten de geografisch grenzen van het Natura 2000-gebied en ondervindt geen verstoring. Rond het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied. Kennemerland-Zuid De aanwijzing van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid betreft habitattypen, de Groenknolorchis, Nauwe korfslak en de Meervleermuis. De habitattypen en de Groenknolorchis zijn niet afhankelijk van terreinen buiten Natura 2000-gebied in de omgeving en kunnen daarom geen verstoring ondervinden van maatregelen in deze terreinen. De Nauwe korfslak is nauwelijks mobiel, kan zich niet actief verplaatsen naar terreinen buiten de geografisch grenzen van het Natura 2000-gebied en ondervindt daarom geen verstoring. De Meervleermuis ondervindt geen nadelige effecten binnen het Natura 2000-gebied. De soort kan zich echter ook buiten het Natura 2000-gebied ophouden (nachtelijke foerageerlocaties en/of kraam- en verblijfplaatsen). Ganzenbeheermaatregelen kunnen uitgevoerd worden van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsopgang. Beperking van activiteiten tot deze periode voorkomt verstoring van vliegende Meervleermuizen (Haarsma 2011). Een effect of de Meervleermuis is hierdoor uitgesloten. Kraam- en verblijfplaatsen bevinden zich in gebouwen in gebieden waar ganzenbeheermaatregelen niet plaatsvinden, waardoor de Meervleermuis geen verstoring ondervindt. Rond het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied. IJsselmeer Habitattypen en habitatsoorten Het Natura 2000-gebied IJsselmeer is aangewezen voor vier habitattypen en vier habitatsoorten. De habitattypen en de Groenknolorchis zijn niet afhankelijk van terreinen buiten het Natura 2000-gebied in de omgeving en kunnen daarom geen verstoring ondervinden buiten het Natura 2000-gebied. De overige drie habitatsoorten (Rivierdonderpad, Meervleermuis, Noordse woelmuis) worden binnen het Natura 2000-gebied niet verstoord door ganzenbeheermaatregelen daarbuiten, omdat dijken de activiteiten aan het zicht en gehoor onttrekken). Alleen de Meervleermuis is dermate mobiel dat deze zich tijdelijk kan ophouden in gebieden waar ganzenbeheermaatregelen plaatsvinden. Ganzenbeheermaatregelen kunnen uitgevoerd worden van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsopgang Beperking van activiteiten tot deze periode voorkomt verstoring van vliegende Meervleermuizen (Haarsma 2011). Een effect of de Meervleermuis is hierdoor uitgesloten. Rond het Natura 2000-gebied IJsselmeer is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied op aangewezen habitattypen en habitatsoorten. Broedvogels Het Natura 2000-gebied IJsselmeer is aangewezen voor tien soorten broedvogels, waarvan er negen langs de IJsselmeerkust van Noord-Holland voorkomen (alleen de Kemphaan komt niet voor langs de Noordhollandse IJsselmeerkust; Scharringa et al. 2010). De buitendijkse broedlocaties ondervinden geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen binnendijks, om-
5
dat de dijken de activiteiten aan het zicht onttrekken en het geluid van geweerschoten dempen (gebaseerd op veldervaring). Voor de beoordeling van effecten is relevant of vogels die buitendijks broeden (ook) binnendijks foerageren en daar verstoring kunnen ondervinden, of dat de IJsselmeerpopulatie deels ook binnendijks kan broeden en daar verstoring ondervindt. De Aalscholver broedt buitendijks, bij Wervershoof en Enkhuizen, foerageert hoofdzakelijk op het IJsselmeer en ondervindt geen effecten van binnendijkse beheermaatregelen. Individuele vogels kunnen in binnendijkse sloten vissen en verstoring ondervinden. De overgrote meerderheid foerageert op het IJsselmeer en Markermeer. Het instandhoudingsdoel van 8.000 broedparen betreft de regionale populatie (IJsselmeer, Markermeer & IJmeer, Oostvaardersplassen en Lepelaarsplassen). In de jaren 2009-2012 lag het aantal broedparen ruimschoots hoger: 8.900-11.500 (www.sovon.nl). Verstoring van binnendijks foeragerende vogels is daarom geen knelpunt voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. De Lepelaar broedt buitendijks bij Wervershoof, en foerageert binnendijks in de wijde omgeving van kolonies (maximaal 30-40 km) in poldersloten en op het wad. In agrarisch gebied kunnen Lepelaars verstoord worden door ganzenbeheermaatregelen. Dit is geen knelpunt voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. In agrarisch gebied foerageren vogels sterk verspreid, zodat verstoring van beheermaatregelen in een polder niet meer dan één of enkele vogels betreft. Deze vogels kunnen uitwijken naar andere gebieden. Het Porseleinhoen en (mogelijk) de Roerdomp broeden langs de IJsselmeerkust binnendijks in het Dijkgatswiel buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. De Bontbekplevier broedt op schaars begroeide plekken buitendijks. Geschikt foerageerhabitat voor deze broedvogels is beperkt tot de broedgebieden. Ganzenbeheermaatregelen binnendijks hebben daarom geen effecten op de draagkracht in het IJsselmeer voor deze soort. De Bruine kiekendief broedt zowel buitendijks langs de IJsselmeerkust binnen de Natura 2000-begrenzing (bij Wervershoof) als binnendijks in moerasgebiedjes langs de kust. De buitendijkse broedende vogels foerageren ook, en waarschijnlijk hoofdzakelijk, binnendijks; kiekendieven kunnen tot een afstand van 6-8 km jagen (Beemster et al. 2012). In agrarisch gebied foerageren vogels sterk verspreid, zodat verstoring van beheermaatregelen in een polder niet meer dan één of enkele vogels betreft. Deze vogels kunnen tijdelijk uitwijken naar andere gebieden. Het aantal broedparen binnen het Natura 2000-gebied ligt aanzienlijk lager (10 paar in 2012, www.sovon.nl) dan het instandhoudingsdoel (25 paar). Deze ontwikkeling wordt echter bepaald door de Friese IJsselmeerkust, waar de meeste paren broeden. De beperkende factor ligt waarschijnlijk niet in verstoringsvrij foerageergebied binnendijks, maar in het aanbod geschikt broedgebied in Natura 2000-gebied; verdroging en verruiging van broedgebieden en opkomst van grondpredatoren spelen hierin een rol (Van Bruggen et al. 2010), Locale en tijdelijke verstoringen van foeragerende vogels zijn daarom geen knelpunt voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. Snor en Rietzanger broeden in buitendijks ontwikkelde moerasgebieden (o.a bij Wervershoof) en foerageren niet binnendijks, zodat ze geen verstoring ondervinden. De Visdief broedt langs de IJsselmeerkust zowel buitendijks (bij Wervershoof en Andijk) binnen Natura 2000-begrenzing als binnendijks (Dijkgatswiel). Visdieven kunnen afhankelijk van de omstandigheden van het ene op het andere jaar verschuiven van broedlocatie; broedlocaties op eilanden in het IJsselmeer en langs de IJsselmeerkusten zijn daarom één functioneel geheel. De buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied broedende Visdieven zijn voor hun voedsel (deels) aangewezen op het IJsselmeer, maar kunnen ook binnen-
6
A&W-notitie 2321
dijks foerageren. Verstoring van binnendijkse broedkolonies langs de kust kan een negatief effect hebben op de staat van instandhouding. Effecten kunnen voorkomen worden door in de broedperiode van de Visdief (15 april - 1 juli) geen koppelafschot, afschot, ruivangsten of legselbehandeling uit te voeren in het Dijkgatswiel (zie figuur 2). Het broedgebied wordt door bos (het Dijkgatsbos) afgeschermd van agrarisch gebied, zodat beheeractiviteiten in agrarisch gebied geen verstorende werking hebben op de broedkolonie. Niet-broedvogels Het Natura 2000-gebied IJsselmeer is aangewezen voor een groot aantal niet-broedvogels (Fuut, Aalscholver, Lepelaar, Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kleine rietgans, Kolgans, Grauwe gans, Brandgans, Bergeend, Smient, Krakeend, Wintertaling, Wilde eend, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Toppereend, Brilduiker, Nonnetje, Grote zaagbek, Meerkoet, Kluut, Goudplevier, Kemphaan, Grutto, Wulp, Dwergmeeuw, Reuzenstern en Zwarte stern). Een deel van deze soorten, namelijk de meeste eenden, meeuwen en sterns, rusten en foerageren op het open water en in de oeverzones, en vertonen zich niet of zelden binnendijks. Deze soorten ondervinden geen noemenswaardige verstoring van ganzenbeheermaatregelen binnendijks buiten Natura 20000-gebied, doordat dijken het zicht op de verstoringsbron wegnemen en ook het geluid dempen (gebaseerd op veldervaring). Lepelaar, Kleine zwaan, Toendrarietgans, Kolgans, Grauwe gans, Brandgans, Smient, Goudplevier, Kemphaan, Grutto en Wulp kunnen op buitendijkse gronden in het Natura 2000-gebied rusten of slapen (bron: www.natura2000ijsselmeergebied.nl) en foerageren binnendijks in agrarisch gebied. Mogelijk geldt dit ook voor een deel van de buitendijks verblijvende Wilde eend, Krakeend en Meerkoet. Smient, Wilde eend en Krakeend foerageren hoofdzakelijk 's nachts en ondervinden geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen overdag. De overige soorten kunnen wel hinder ondervinden van ganzenbeheermaatregelen binnendijks langs de IJsselmeerkust. De ervaring is dat ganzenbeheermaatregelen nooit simultaan overal tegelijk plaatsvinden, zodat verstoorde vogels kunnen uitwijken naar alternatieve onverstoorde locaties. De meeste aangewezen soorten niet-broedvogels komen hoofdzakelijk of uitsluitend voor in de winterperiode, zodat de periode waarbinnen verstoring op kan treden beperkt is, namelijk hoofdzakelijk de maanden februari en maart (ganzenbeheermaatregelen kunnen uitgevoerd worden in de periode 1 februari - 30 september). Op de schaal van het gehele Natura 2000-gebied (dat zich uitstrekt tot de Provincie Friesland en de Noordoostpolder) is een effect op de aantallen en daarmee op de instandhoudingsdoelen uitgesloten. De ganzenbeheermaatregelen hebben tot doel de aantallen van jaarrond verblijvende ganzen te reduceren. Voor een deel van de betrokken soorten geldt voor het Natura 2000gebied IJsselmeer een behoudsdoel, namelijk voor de Grauwe gans (seizoensgemiddelde van 580 vogels, foerageerfunctie) en de Brandgans (seizoensgemiddelde van 1.500 vogels, foerageer- en slaapfunctie). De huidige aantallen (seizoensgemiddelden 2008/200920012/2013) van de Grauwe gans resp. Brandgans in het Natura 2000-gebied waren ca. 2.100-3.500 resp. 1.300-2.100 vogels, gemiddeld genomen ruim boven de instandhoudingsdoelen (www.sovon.nl). Het effect op het populatieniveau in de winterperiode zal gering zijn, omdat het doortrekkers en wintergasten betreft, in een beperkt deel van de winterperiode (februari-maart) waarin deze soorten in hoge aantallen aanwezig zijn (oktober-maart). Mede gelet op de gunstige staat van instandhouding hebben de ganzenbeheermaatregelen geen effect op de instandhoudingsdoelen.
7
Figuur 2. Broedlocaties van de Visdief in de Provincie Noord-Holland (bron Scharringa et al. 2010. Broedlocaties langs de kusten van IJsselmeer, Markermeer, IJmeer, Gooimeer en Eemmeer zijn gemarkeerd en nader beoordeeld op mogelijke effecten van ganzenbeheer (zie tekst). De blauwe locatie geeft de broedlocatie van 'IJsselmeer-visdieven' weer bij het Dijkgatswiel. De rode cirkels betreffen 'Markermeer en IJmeer visdieven' nabij Hoorn en op de Kinseldam bij Waterland. De meest zuidelijke visdiefkolonie (gele cirkel) valt binnen Natura 2000-gebied Eemmeer. Verstoring wordt hier voorkomen middels maatregelen beschreven in het desbetreffende uitvoeringsplan beheer jaarrond verblijvende ganzen
8
A&W-notitie 2321
Markermeer/IJmeer Habitattypen en habitatsoorten Het Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer is aangewezen voor één habitattype (kranswierwateren) en twee habitatsoorten (Rivierdonderpad en Meervleermuis). De groeiplaatsen van het habitattype binnen het Natura 2000-gebied worden niet beïnvloed door ganzenbeheermaatregelen binnendijks. Rivierdonderpad en Meervleermuis worden evenmin binnen het Natura 2000- gebied niet beïnvloed. De Meervleermuis onderneemt foerageervluchten van en naar verblijfplaatsen en kraamkamers binnendijks en kan zich daarom ophouden in gebieden waar ganzenbeheermaatregelen plaatsvinden. Meervleermuizen foerageren echter 's nachts. Ganzenbeheermaatregelen kunnen uitgevoerd worden tussen een uur voor zonsopgang en een uur na zonsondergang. Beperking van activiteiten tot deze periode voorkomt verstoring van vliegende Meervleermuizen (Haarsma 2011). Een effect of de Meervleermuis is hierdoor uitgesloten. Rond het Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied op aangewezen habitats en habitatsoorten. Broedvogels Het Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer is aangewezen voor twee soorten broedvogels (Aalscholver en Visdief), waarvan alleen de Visdief langs de IJmeer/Markermeer kust van Noord-Holland voorkomt als broedvogel. De Visdief broedt en foerageert hier zowel binnendijks als buitendijks; daardoor is een ecologische relatie tussen het Natura 2000-gebied en binnendijkse gebieden aanwezig. Broedlocaties zijn aanwezig nabij Schellinkhout en Schardam (omgeving Hoorn) en op de Kinseldam (Scharringa et al. 2010, figuur 2). De Kinseldam ligt buitendijks en ondervindt geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen binnendijks. Verstoring op de broedlocaties in de omgeving van Hoorn is niet op voorhand uitgesloten. Dit kan voorkomen worden door in de broedperiode van de Visdief (15 april-1 juli) geen afschot te plegen binnen 500 m afstand van deze broedlocaties en in het broedgebied geen koppelafschot, afschot, ruivangsten of legselbehandeling uit te voeren. Niet-broedvogels Het Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer is aangewezen voor een groot aantal nietbroedvogels (Fuut, Aalscholver, Lepelaar, Grauwe gans, Brandgans, Smient, Krakeend, Slobeend, Krooneend, Tafeleend, Kuifeend, Toppereend, Brilduiker, Nonnetje, Grote zaagbek, Meerkoet, Dwergmeeuw en Zwarte stern). Een deel van deze soorten, namelijk de meeste eenden, meeuwen en sterns rusten en foerageren op het open water en de oeverzones, en vertonen zich niet of zelden binnendijks. Deze soorten ondervinden geen noemenswaardige verstoring van ganzenbeheermaatregelen die buiten het Natura 2000-gebied plaatsvinden, doordat dijken het zicht op de verstoringsbron wegnemen en het geluid dempen. Lepelaar, Grauwe gans, Brandgans en Smient kunnen op buitendijkse gronden in het Natura 2000-gebied rusten of slapen (bron: www.natura2000ijsselmeergebied.nl) en foerageren binnendijks in agrarisch gebied. Mogelijk geldt dit ook voor een deel van de buitendijks verblijvende Wilde eend, Krakeend en Meerkoet. Smient, Wilde eend en Krakeend foerageren hoofdzakelijk 's nachts en ondervinden geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen overdag. De overige soorten kunnen wel hinder ondervinden van ganzenbeheermaatregelen binnendijks langs de kust van het IJmeer en Markermeer. De ervaring is dat ganzenbeheermaatregelen nooit simultaan overal tegelijk plaatsvinden, zodat verstoorde vogels binnen de provincie kunnen uitwijken naar alternatieve onverstoorde locaties. De meeste aangewezen
9
soorten niet-broedvogels komen hoofdzakelijk of uitsluitend voor in de winterperiode, zodat de periode waarbinnen verstoring op kan treden beperkt is, namelijk hoofdzakelijk de maanden februari en maart (ganzenbeheermaatregelen kunnen uitgevoerd worden in de periode 1 februari - 30 september). Op de schaal van het gehele Natura 2000-gebied (dat zich uitstrekt tot de Provincie Flevoland) is een effect op de aantallen en daarmee op de instandhoudingsdoelen uitgesloten. De ganzenbeheermaatregelen hebben tot doel de aantallen van jaarrond verblijvende ganzen te reduceren. Voor een deel van de betrokken soorten geldt voor het Natura 2000gebied IJmeer/Markermeer een behoudsdoel, namelijk voor de Grauwe gans (seizoensgemiddelde van 510 vogels, foerageerfunctie) en de Brandgans (seizoensgemiddelde van 160 vogels, foerageerfunctie). Voor beide soorten functioneert het IJmeer/markermeer zowel als slaapplaats als foerageergebied, maar de instandhoudingsdoelen zijn gekwantificeerd voor de foerageerfunctie. De huidige aantallen (seizoensgemiddelden 2008/2009- 20012/2013) van de Grauwe gans resp. Brandgans in het Natura 2000-gebied waren ca. 900-1.400 resp. 500-2.600 vogels, ruim boven de instandhoudingsdoelen (www.sovon.nl). Het effect op het populatieniveau in de winterperiode zal gering zijn, omdat het doortrekkers en wintergasten betreft, in een beperkt deel van de winterperiode (februari-maart) waarin deze soorten in hoge aantallen aanwezig zijn (oktober-maart). Mede gelet op de gunstige staat van instandhouding hebben de ganzenbeheermaatregelen geen effect op de instandhoudingsdoelen. Noordzeekustzone Habitattypen en habitatsoorten Het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone is aangewezen voor zeven habitattypen en zes habitatsoorten. De habitattypen binnen het Natura 2000-gebied zijn buitendijks aanwezig en worden niet beïnvloed door ganzenbeheermaatregelen binnendijks. De habitatsoorten (Zeeprik, Rivierprik, Fint, Bruinvis, Grijze zeehond en Gewone zeehond) worden evenmin binnen het Natura 2000-gebied beïnvloed. Deze aquatische soorten zijn wel mobiel, maar verblijven niet binnendijks of in de nabijheid van terreinen waar ganzenbeheermaatregelen plaatsvinden. Rond het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied op aangewezen habitattypen en habitatsoorten. Broedvogels De voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone aangewezen broedvogels Strandplevier en Dwergstern komen op het vaste land langs de Noordzeekust van Noord-Holland niet voor. Bontbekplevieren broeden (en foerageren) ter hoogte van de Hondsbossche zeewering binnendijks (Putten bij Petten) buiten het Natura 2000-gebied (Scharringa et al. 2010).. Binnen Natura 200-gebied broeden Bontbekplevieren incidenteel bij Julianadorp. Deze vogels foerageren buitendijks en ondervinden geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen binnendijks. Op Texel komen broedende Dwergsterns en Bontbekplevieren aan de Noordzeezijde van het eiland voor in het Natura 2000-gebied 'Duinen en Lage Land van Texel'. De broedlocaties zijn door een brede duinenrij of een dijklichaam ruimtelijk gescheiden van de locaties met ganzenbeheermaatregelen en ondervinden daarom geen negatief effect. Strandplevieren komen langs de Noordzeezijde van Texel niet voor (wel aan de Waddenzeezijde, maar deze vogels vallen dan onder de eventuele externe werking van Natura 2000-gebied Waddenzee). Broedvogels van de Noordzeekustzone ondervinden daarom via externe werking geen negatieve effecten van ganzenbeheermaatregelen.
10
A&W-notitie 2321
Niet-broedvogels Het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone is aangewezen voor 18 soorten nietbroedvogels. Deze soorten komen deels op zee voor (o.m. Roodkeelduiker, Parelduiker, Eider, Toppereend, Zwarte zee-eend) op korte of grote afstand van de kust, en voor een deel op de stranden van de Noord-Hollandse vastelandskust en Texel (o.m. Scholekster, Drieteenstrandloper, Bontbekplevier, Bonte strandloper). Zij ondervinden geen verstoring van ganzenbeheermaatregelen, omdat de maatregelen (ver) buiten de geografische grenzen van het Natura 2000- gebied Noordzeekustzone plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt doordat de foerageergronden van niet-broedvogels op zee of strand ruimtelijk gescheiden zijn van de locaties met ganzenbeheermaatregelen op land door een brede duinenrij of een dijklichaam. Waddenzee Habitattypen en habitatsoorten Het Natura 2000-gebied Waddenzee is aangewezen voor 13 habitattypen en zes habitatsoorten. De habitattypen binnen het Natura 2000-gebied zijn buitendijks en aan de kusten in kwelders en strandvlakten aanwezig. Zij worden niet beïnvloed door ganzenbeheermaatregelen buiten deze gebieden, binnendijks in agrarisch gebied. De Nauwe korfslak is nauwelijks mobiel, deze kan zich niet actief verplaatsen naar terreinen buiten de geografisch grenzen van het Natura 2000-gebied. De overige habitatsoorten (Zeeprik, Rivierprik, Fint, Grijze zeehond en Gewone zeehond) binnen het Natura 2000-gebied worden niet beïnvloed, omdat maatregelen in terreinen buiten hun leefgebied worden uitgevoerd. Rond het Natura 2000-gebied Waddenzee is daarom geen sprake van externe werking van ganzenbeheermaatregelen die uitgevoerd worden buiten de geografische grenzen van het Natura 2000gebied op aangewezen habitattypen en habitatsoorten. Broedvogels Het Natura 2000-gebied Waddenzee is aangewezen voor 13 soorten broedvogels. Langs de waddenkust van Noord-Holland komen op het vaste land zeven van deze soorten niet voor (Eider, Blauwe kiekendief, Bontbekplevier, Strandplevier, Grote stern, Dwergstern en Velduil). De Bruine kiekendief broedt wel langs de waddenzeekustzones buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied, maar foerageert niet in de Waddenzee. Bij vijf broedvogelsoorten is sprake van een ecologische relatie tussen de Waddenzee en aangrenzend gebied buiten de Natura 2000-begrenzing binnendijks, omdat vogels binnendijks broeden en in de Waddenzee foerageren, of omdat ze binnen de begrenzing van de Waddenzee broeden en daarbuiten, binnendijks, foerageren. Deze soorten zijn Lepelaar, Kluut, Kleine mantelmeeuw, Visdief en Noordse stern. Deze vogels broeden in aanzienlijke aantallen op Texel en daarbuiten buitendijks op het Balgzand of binnendijks in terreinen van Landschap Noord-Holland. Langs de Waddenkust van Texel komen broedvogels voor die een ecologische relatie met de Waddenzee onderhouden. Het niet optreden van effecten op deze soorten is omschreven in het 'uitvoeringsplan beheer jaarrond verblijvende ganzen Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land van Texel'. Ten zuiden van Texel broeden de genoemde vijf soorten niet in regulier agrarisch gebied. Binnen Natura 2000-gebied op het Balgzand zijn de broedlocaties van de aangewezen soorten door een primaire zeewering en twee kanalen gescheiden van deelgebieden binnendijks, waar ganzenbeheermaatregelen uitgevoerd kunnen worden. De broedvogels ondervinden daardoor geen verstoring van deze maatregelen. Ganzenbeheermaatregelen die mogelijk uitgevoerd gaan worden in de nabijgelegen Balgzandpolder en het Amstelmeer (in beheer van Landschap Noord-Holland) kunnen wel effecten veroorzaken op Lepelaar, Kluut, Kleine Mantelmeeuw, Visdief en Noordse stern, omdat deze soorten hier (kunnen) broeden en
11
(voor een deel) in de Waddenzee foerageren. Zij broeden ook binnen de Natura 2000begrenzing. De broedkolonies langs de Waddenzeekust binnen- en buitendijks vormen ecologisch gezien één functioneel geheel. Verstoring van de broedkolonies binnendijks kan daarom een negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelen van de Waddenzee. Effecten van legselbehandeling, afschot, koppelafschot en ruivangsten in deze deelgebieden worden voorkomen door maatregelen uit te voeren buiten de broedperiode van deze soorten. De broedperiode van de soortengroep loopt van 1 april tot en met 31 augustus (periode van balts, nest, eieren of niet-vliegvlugge jongenbouw per soort: Lepelaar 1-4/31-7, Kluut 154/15-8, Kleine Mantelmeeuw 1-4/15-8, Visdief 15-4/31-8, Noordse stern 15-4/31-8; bron natuurkalender voor vogels, www.mijnrvo.nl). Niet-broedvogels die zich binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied Waddenzee ophouden ondervinden geen noemenswaardige verstoring van ganzenbeheermaatregelen die buiten het gebied plaatsvinden, doordat dijken het zicht op de verstoringsbron ontnemen en het geluid dempen. Niet-broedvogels die zich tijdelijk buiten de geografische grenzen van het Natura 2000-gebied ophouden kunnen wel verstoord worden door ganzenbeheermaatregelen. Dit kan met name een effect hebben op Rotganzen, die slapen op het wad voor de kust van Wieringen en op het Balgzand. Zij foerageren deels op de kwelder en deels op de Balgzanddijk en binnendijks (Huisduinen en Wieringen). In de Huisduinen worden geen ganzenbeheermaatregelen uitgevoerd en ondervinden de ganzen geen negatief effect. Op de Balgzanddijk en Wieringen kan een negatief effect van ganzenbeheermaatregelen die met geweerschoten gepaard gaan (afschot en koppelafschot) voorkomen worden door in de periode 1 februari - 31 mei deze maatregelen niet toe te staan, of eventueel een fasering in ruimte aan te houden. Het rotgansreservaat op Texel (Zeeburg in de Polder Eendracht, oppervlakte 100 ha, in beheer bij Staatsbosbeheer) geeft invulling aan deze randvoorwaarde; hier wordt rust gehandhaafd. Onbedoeld afschot van Rotganzen als gevolg van verwisseling met de Grauwe gans is zeer onwaarschijnlijk, omdat de soort goed herkenbaar is.
Figuur 3. Verspreiding van de Rotgans in de kop van Noord-Holland en West-Friesland. weergegeven is het gemiddelde seizoensmaximum 2005-2009 (Visbeen & Scharringa 2010).
12
A&W-notitie 2321
3. Conclusies Uit de analyse volgt dat ganzenbeheermaatregelen rond de Natura 2000-gebieden Duinen Den Helder-Callantsoog, Schoorlse Duinen, Noordhollands Duinreservaat, KennemerlandZuid en de Noordzeekustzone kunnen plaatsvinden zonder mogelijk significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen via externe werking. Ganzenbeheermaatregelen in de nabijheid van het Natura 2000-gebied IJsselmeer en het Natura 2000-gebied IJmeer/Markermeer kunnen plaatsvinden zonder significant negatief effect op de instandhoudingsdoelen als de beheermaatregelen koppelafschot of afschot plaatsvinden op een afstand van minimaal 500 m van binnendijkse broedlocaties van de Visdief langs de kust en als legselbehandeling en ruivangsten op de broedlocaties niet plaatsvinden in de periode 15 april - 1 juli. Aangrenzend aan het Natura 2000-gebied Waddenzee kunnen ganzenbeheermaatregelen op gangbaar agrarisch land plaatsvinden zonder een effect op de instandhoudingsdoelen, mits geborgd is dat in de omgeving (binnendijks buiten Natura 2000-gebied) voldoende onverstoord foerageerareaal voor Rotganzen beschikbaar blijft, door geen maatregelen uit te voeren op de Balgzanddijk en Wieringen in de periode 1 februari - 31 mei. Mogelijk is ook een fasering in de ruimte voldoende. (Significant) negatieve effecten van legselbehandeling, afschot, koppelafschot en ruivangsten in nabij de Waddenzee gelegen broedgebieden van Lepelaar, Kluut, Kleine mantelmeeuw, Visdief en Noordse stern worden voorkomen door maatregelen buiten de broedperiode 1 april - 31 augustus uit te voeren.
Literatuur Beemster, N., B. Koks, R.M.G. van der Hut & M. Postma 2012. Foeragerende kiekendieven in en rondom de Oostvaardersplassen in 2011. A&W-rapport 1701. Altenburg & Wymenga bv, Feanwâlden. Bruggen J. van, van Kleunen A., van den Bremer L., Hallmann C., Sierdsema H., van der Hut R. & Beemster N. 2011. Jaar van de Bruine Kiekendief 2010. SOVONInformatierapport 2011/07. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Dienst Landelijk Gebied (DLG) 2007. Begrenzingenplan ganzenfoerageergebieden NoordHolland. Vastgesteld 10 april 2007 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Natuurlijk Fauna advies en Altenburg & Wymenga (2015) Uitvoeringsplan beheer jaarrond verblijvende ganzen Natura 2000-gebied Duinen en Lage land van Texel (in prep.) Hut van der Hut, R.M.G & L.W. Bruinzeel 2015 Ganzenbeheer in Noord-Holland. Gevoeligheid van kwalificerende waarden. A&W-rapport 2063 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Visbeen, F. & C.J.G. Scharringa 2010. Ganzen in de Kop van Noord-Holland en WestFriesland. Soorten, aantallen, ontwikkeling, schade en beleid. Landschap Noord-Holland, Castricum. Scharringa C.J.G., W. Ruitenbeek & P.J. Zomerdijk (eds.) 2010 Atlas van de NoordHollandse broedvogels 2005-2009. Samenwerkende vogelwerkgroepen NoordHolland/Landschap Noord-Holland. websites www.mijnrvo.nl, www.sovon.nl, www.synbiosys.alterra.nl
13
Bijlage
Voorkomen van Grauwe gans in de periode November-februari in Natura 2000-gebied IJsselmeer en Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer.