Beleidsregels en uitvoeringsvoorschiften terugvordering onder de Wet Werk en Bijstand van de gemeente Vianen
Vastgesteld door: Vastgesteld op: Bekendgemaakt in: Bekendgemaakt op: Datum inwerkingtreding:
het college van gemeente Vianen 6 maart 2007 Het Kontakt en de website 7 maart 2007 1 maart 2007
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ........................................................................................................................... 3 2. HERZIENING OF INTREKKING VAN HET TOEKENNINGSBESLUIT........................ 3 2.1 Intrekking / herziening als gevolg van onjuiste besluitvorming college.......................... 3 2.2 Intrekken / herziening als gevolg van onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking 3 3. TERUGVORDERING ........................................................................................................... 4 3.1 Terugvorderinggronden (artikel 58 WWB)...................................................................... 4 3.2 Terugvordering van gezinsleden (artikel 59 WWB) ........................................................ 4 4. AFZIEN VAN TERUGVORDERING .................................................................................. 4 4.1 afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit ..................................................... 4 4.2 Kwijtschelding ................................................................................................................. 5 4.2.2 Kwijtschelding wegens schulden .............................................................................. 5 4.2.3 Géén kwijtschelding.................................................................................................. 5 5. AFLOSSINGSREGELS TERUGVORDERINGSSCHULDEN ........................................... 6 5.1 Algemene regels voor het vaststellen van de aflossingshoogte ....................................... 6 5.1.1 Hoogte aflossingsbedrag - algemene berekeningswijze........................................... 6 5.2 Leenbijstand ..................................................................................................................... 7 5.3 Geldleningen verstrekt aan zelfstandigen ........................................................................ 7 5.4 Heronderzoek ................................................................................................................... 8 5.4.1 Frequentie onderzoeken ............................................................................................ 8 5.4.2 Te onderzoeken gegevens ......................................................................................... 8 6. INVORDERINGSBESLUIT ................................................................................................. 9 7. NIET VOLDOEN AAN BETALINGSVERPLICHTING .................................................... 9 8. INWERKINGTREDING ..................................................................................................... 10 9. CITEERTITEL..................................................................................................................... 10
2
1. INLEIDING Terugvordering is in de Wet Werk en Bijstand (WWB) een bevoegdheid van het college. Dit in tegenstelling tot de oude bijstandswet (de Algemene bijstandswet, Abw), waarin terugvordering een verplichting was. De terugvorderingregels zijn opgenomen in de handhavingsverordening WWB. Deze verordening is verder uitgewerkt in beleidsregels, het zogeheten debiteurenplan WWB. Uit de praktijk is gebleken dat deze beleidsregels gedateerd zijn en vooral Abw gerelateerd. Daarom is er een nieuwe notitie ontwikkeld die het terugvorderingsbeleid van de gemeente actualiseert en verder gestalte geeft. Voor zover mogelijk is het bestaande beleid in deze nota het uitgangspunt geweest. Onderdelen uit het oude debiteurenplan zijn hierin opgenomen. Met de vaststelling van de onderliggende nota kan het debiteurenplan worden ingetrokken. Twee andere uitgangspunten die verwerkt zijn in deze notitie: -
-
in beginsel wordt in alle gevallen gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit. Dit gelet op de financiële verantwoordelijkheid die de gemeente met de inwerkingtreding van de WWB heeft gekregen. bijstandsfraude mag niet worden ´beloond´door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.
De wettelijke grondslag of bevoegdheid waarop het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit is gebaseerd op het artikel 54 lid 3 of 4 WWB. De wettelijke grondslag of bevoegdheid waarop terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand is gebaseerd op de artikelen: 58 tot en met 60 WWB.
2. HERZIENING OF INTREKKING VAN HET TOEKENNINGSBESLUIT Gelet op het bovengenoemde beleidsuitgangspunt maakt het college in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.
2.1 Intrekking / herziening als gevolg van onjuiste besluitvorming college Rechten kunnen niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of de belanghebbende had kunnen weten dat er iets mis was met de toekenning. Als dat niet het geval is, wordt ook niet met terugwerkende kracht ingetrokken/herzien. Het uitkeringsrecht zal dan uiterlijk met de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd. De belanghebbende moet wel hiervan tijdig op de hoogte worden gebracht. Als het college als gevolg van een grove fout een foutief besluit heeft genomen, komt dat niet voor rekening van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier om een grove fout gaat.
2.2 Intrekken / herziening als gevolg van onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking Indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hier gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als het CWI. Deze beleidsregel is identiek aan de bepalingen van artikel 54 lid 3 WWB.
Let op: indien wordt afgezien van herziening of intrekking, blijft het recht ongewijzigd bestaan, dat wil zeggen dat er geen terugvordering ontstaat, daar waar enkel tot
3
terugvordering kan worden overgegaan als het recht op bijstand met terugwerkende kracht is gewijzigd. Bij herziening of intrekking op bijstand moet de rechtsgrond in de beschikking worden genoemd. Als er op basis van artikel 54 lid 1 WWB wordt opgeschort (en op grond van lid 2 een hersteltermijn wordt gegeven) met de aankondiging dat bij het niet binnen de termijn overleggen van de gevraagde gegevens op basis van lid 3 de bijstand wordt beëindigd, dan kan dit alleen per de datum van opschorting. Dit laatste geldt uiteraard voor het geval dat de gegevens niet binnen de termijn worden overgelegd.
3. TERUGVORDERING 3.1 Terugvorderinggronden (artikel 58 WWB) Het college vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in artikel 58 van de WWB zijn aangegeven. Hoewel dus in de wet deze situaties als optioneel zijn opgenomen, wordt in onze verordening deze terugvorderingsgronden dwingend geformeerd. Hieronder de terugvorderingsgronden, overgenomen uit artikel 58 WWB. Het college vordert de bijstand terug van de belanghebbende als de deze bijstand: a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend; b. in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen; c. voortvloeit uit gestelde borgtocht; d. ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat; e. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat: - de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4. van de WWB kan beschikken - bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming. f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat: - de belanghebbende naderhand m.b.t. de periode waarover bijstand is verleend, over middelen kan beschikken als bedoeld in paragraaf 3.4 van de WWB. - bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
3.2 Terugvordering van gezinsleden (artikel 59 WWB) Volgens artikel 59 lid 2 kan de bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd. Deze gezinsleden zijn in deze situatie allebei hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dus: het gehele bedrag kan van elk worden teruggevorderd.
4. AFZIEN VAN TERUGVORDERING 4.1 afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit Als besloten wordt om geen terugvorderingsbesluit te nemen, komt er geen vordering tot stand. Dit is anders dan af te zien van verdere terugvordering in een later stadium, dit wordt in de volgende paragraaf behandeld en wordt ook wel kwijtschelding genoemd. Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:
4
a. b.
het terug te vorderen bedrag lager is dan € 45,00 hiertoe een dringende reden aanwezig is. Dringende reden: Onder dringende reden wordt verstaan: een acute situatie, te weten een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
Afzien van terugvordering kan verder alleen in incidentele gevallen, gebaseerd op een individuele afweging van relevante omstandigheden. Zowel financiële als niet-financiële (immateriële) omstandigheden kunnen een rol spelen. Uit jurisprudentie (CRvB) blijkt dat het toepassen van dringende reden in de praktijk haast nooit voor hoeft te komen; men wordt beschermd via beslagvrije voet.
4.2 Kwijtschelding In een later stadium kan er reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.
4.2.1 Kwijtschelding na voldoen betalingsverplichting Het college kan besluiten op individuele gronden af te zien van terugvordering of van verdere terugvordering indien de belanghebbende: a. gedurende 5 jaar volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan; b. gedurende 3 jaar volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, ingeval van leenbijstand; c. gedurende 5 jaar niet volledig heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting, maar het achterstallige bedrag over die periode vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog betaald heeft; d. gedurende 5 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat deze – gelet op de omstandigheden – op enig moment zal gaan verrichten.
4.2.2 Kwijtschelding wegens schulden In de volgende situaties kan het college besluiten om over te gaan tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand. a. indien redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met betalen van zijn schulden en b. redelijk te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers in gelijke rang. Inwerkingtreding besluit Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van terugvordering of tot het (gedeeltelijk) afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen. Daarvan dient de belanghebbende bewijsstukken over te leggen. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek Het besluit tot geheel of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand kan worden ingetrokken: - als de belanghebbende niet voldoet aan de schuldregeling of - als de belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
4.2.3 Géén kwijtschelding Géén kwijtschelding wordt gegeven indien: a. de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende
5
b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden. Verwijtbaar gedrag, zoals genoemd onder a, is bijvoorbeeld een schuld die ontstaan is door fraude.
5. AFLOSSINGSREGELS TERUGVORDERINGSSCHULDEN 5.1 Algemene regels voor het vaststellen van de aflossingshoogte In de beschikking moet het college op grond van artikel 60 lid 1 WWB aangeven binnen welke termijn of termijnen de belanghebbende, hetgeen van hem wordt teruggevorderd. Uitgangspunt is dat het terug te vorderen bedrag in één keer moet worden terugbetaald. In de praktijk is aflossing ineens vrijwel nooit mogelijk vanwege het niet beschikken over vermogen (bijvoorbeeld spaargeld) of vermogen vertegenwoordigende goederen (bijvoorbeeld een auto). De belanghebbende zal zijn schuld aan de gemeente doorgaans in maandelijkse termijnen moeten aflossen. Indien de omstandigheden van de betrokkene zich naderhand wijzigen, dient herziening van het besluit mogelijk te zijn. Een debiteurenonderzoek kan het college aanleiding geven te besluiten de betalings- en aflosverplichtingen te wijzigingen. Tegen een dergelijk besluit kan belanghebbende bezwaar en beroep instellen. Terugbetaling door belanghebbenden die nog steeds een WWB-uitkering (of IOAW of IOAZ) ontvangen, vindt plaats door middel van inhouding van het maandelijkse aflossingsbedrag op de algemene bijstand. Hiervoor is (formeel gezien) geen toestemming van de belanghebbende nodig. Belanghebbenden die geen algemene bijstand meer ontvangen van de gemeente, zullen maandelijks een afgesproken bedrag aan het college moeten overmaken. Bij weigering aan dit verzoek te voldoen, kan (vereenvoudigd) derden-beslag worden gelegd op loon of uitkering.
5.1.1 Hoogte aflossingsbedrag - algemene berekeningswijze Zoals in 5.1 staat vermeld, dient het aflossingsbedrag, zoals meegedeeld in het terugvorderingsbesluit. in principe in één keer te worden afgelost. Indien dat niet mogelijk is kan een regeling worden getroffen. De maandelijkse aflossing kan dan worden vastgesteld op:
6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm + de helft van het netto inkomen boven die norm indien er sprake is van een niet verwijtbare vordering. 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm + de helft van het netto inkomen boven die norm indien er sprake is van een verwijtbare vordering.
Gemotiveerd kan in specifieke individuele gevallen van bovenstaande berekeningswijze worden afgeweken, zowel naar boven als naar beneden toe. Hierbij valt bijv. te denken aan de ontstaansgrond van de terugvordering, de mogelijkheid van het treffen van een redelijke minnelijke terugbetalingsregeling in relatie tot de hoogte van de vordering en de looptijd van de aflossing en/of de betalingsbereidheid van betrokkene(n) in het verleden alsmede het nakomen van gemaakte terugbetalingafspraken. Indien het gemiddelde inkomen van de belanghebbende gedurende vijf aaneengesloten jaren van feitelijke invordering de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet te boven is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen na die vijf jaren lager vaststellen. Regels voor het vaststellen van de aflossingshoogte bij vorderingen ontstaan door verstrekken van onjuiste en/of onvolledige inlichtingen of fraude In afwijking van het bovenstaande geldt bij deze terugvorderinggronden voor bepaling van de aflossingscapaciteit in beginsel het volledige bedrag, waarmee het inkomen de voor betrokkene(n) van toepassing zijnde beslagvrije voet ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering overstijgt. 6
Voor zover bij echtparen het gezamenlijk inkomen niet bekend is en betrokkenen dit te verwijten valt, wordt tot halvering van de van toepassing zijnde beslagvrije voet overgegaan. Door middel van onderzoeken verricht het college onderzoek naar de hoogte van het inkomen, zie hoofdstuk 5.
5.2 Leenbijstand Voor bepaling van de aflossingscapaciteit bij leenbijstand geldt, behoudens bij aflossing ineens, in beginsel de berekeningswijze zoals in paragraaf 5.1.1.. Bij leenbijstand, verstrekt voor aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, geldt in de regel een aflossingstermijn van 3 jaar. Gedurende die periode geldt de algemene berekeningswijze onverkort. Afwijking van de ingevolge dat model geldende aflossingsverplichtingen is niet mogelijk. Gemotiveerd kan in specifieke individuele gevallen geaccepteerd worden dat aan de vastgestelde aflossingsverplichtingen op gematigder wijze voldaan hoeft te worden. De vastliggende aflossingsverplichtingen kunnen dan over een langere (feitelijke) betalingsperiode worden uitgesmeerd. Als leenbijstand wordt verstrekt, moet een leenovereenkomst worden opgesteld, waarin de afbetalingsafspraken worden opgenomen. Een lening is een civielrechtelijke rechtshandeling, vandaar het opstellen van een overeenkomst. De overeenkomst en de afspraken moeten ook in een beschikking geformaliseerd worden. Pas als de aflossingsverplichting niet wordt nagekomen is terugvordering aan de orde. In dat geval via artikel 58 lid 1 sub b WWB en niet via artikel 58 lid 1 sub f. Deze laatste terugvorderingsgrond geldt namelijk bij een (achteraf) verschuldigde betaling. Leenbijstand is niet onverschuldigd betaald, deze wordt doelbewust verstrekt. Op de terugvorderingsbeschikking hoeft ook niet aan het hoofd IN NAAM DER KONINGIN te staan. Pas als geëxecuteerd moet worden, moet een tweede afschrift van de beschikking dienen als grosse, waarbij wél aan het hoofd moet komen te staan IN NAAM DER KONINGIN.
5.3 Geldleningen verstrekt aan zelfstandigen Leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal Bij de verlening van bedrijfskapitaal op grond van de Bbz 2004 wordt door de debiteur een schuldbekentenis ondertekend. In deze schuldbekentenis is een aflossingsregeling opgenomen. Het aflossingsbedrag wordt meestal aan de hand van een IMK-advies vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met financiële omstandigheden van de debiteur. In het Bbz 2004 zijn specifieke bepalingen opgenomen voor wat betreft de wijziging van de aflossing, uitstel van betalingsverplichtingen en eventuele rentereductie en kwijtschelding: Terugvordering van bedrijfskapitaal is pas mogelijk nadat de debiteur twee keer is aangemaand. Artikel 20 van het Bbz luidt: De zelfstandige die niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, wordt door het college van de gemeente tot betaling gemaand. Indien de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet voldoet, worden het geleende bedrag en de achterstallige rente, beide verhoogd met de wettelijke rente teruggevorderd. Gelet op de soms vergaande gevolgen van een terugvorderingsbesluit, denk aan de gedwongen verkoop van een woning, acht de gemeente het wenselijk om deze bepaling ook op de terugvordering van de overige geldleningen toe te passen. De procedure is omschreven in paragraaf 7. Leningen ten behoeve van levensonderhoud Op grond van de Bbz 2004 kan aan een zelfstandige bijstand ter voorziening in de kosten van levensonderhoud worden verstrekt. Deze uitkering heeft het karakter van een voorschot en wordt daarom in de vorm van een geldlening verstrekt. Nadat het inkomen van de zelfstandige over het jaar waarover bijstand is verstrekt bekend is, wordt het recht definitief vastgesteld. Indien het inkomen van 7
de zelfstandige minder dan de voor hem geldende bijstandsnorm bedraagt, wordt de lening alsnog geheel of gedeeltelijk omgezet in bijstand om niet. Indien na de definitieve vaststelling nog een vordering resteert, wordt hiervoor bij de beschikking van de definitieve vaststelling een aflossingsregeling vastgesteld. Het Bbz 2004 bevat geen voorschriften ten aanzien van het vaststellen van een aflossingsregeling. Daarom wordt als regel gehanteerd dat een aflossingsregeling inzake een aan een zelfstandige verstrekte geldlening voor levensonderhoud, wordt vastgesteld conform het bepaalde in paragraaf 5.1 van deze nota.
5.4 Heronderzoek 5.4.1 Frequentie onderzoeken In de WWB zijn geen voorschriften opgenomen voor het uitvoeren van debiteurenonderzoeken. Het staat het college vrij om te bepalen of en op welke wijze debiteurenonderzoeken worden uitgevoerd. Ons beleid is gebaseerd op het uitgangspunt dat tenminste éénmaal per drie jaar een onderzoek wordt verricht naar de hoogte van het inkomen. Onderstaande tabel geeft aan of en met welke frequentie debiteurenonderzoeken worden uitgevoerd. Soort vordering Vorderingen die worden voldaan door middel van inhouding op de uitkering, of via een maandelijks afgesproken bedrag,
Frequentie heronderzoek 1 maal per 60 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossingstermijn voldaan moet zijn.
Leenbijstand, uitgezonderd de bijstand verstrekt aan zelfstandigen
1 maal per 36 maanden
Bijstand verstrekt onder verband van krediethypotheek
1 maal per 36 maanden
Verder geldt dat er een onderzoek wordt ingesteld na het volledig voldoen van de betalingsverplichting én bij wijziging in de inkomenssituatie, bijvoorbeeld als de belanghebbende uit de uitkering stroomt richting werk.
5.4.2 Te onderzoeken gegevens Een debiteurenonderzoek is gericht op de financiële omstandigheden van de betrokkene. Meer in het bijzonder dient het om zijn draagkracht vast te stellen. Er moet worden uitgerekend welk bedrag de belanghebbende beschikbaar heeft ter voldoening van zijn “schuld” aan de gemeente inzake terugvordering of verhaal. Het in te stellen onderzoek dient te bestaan uit de volgende onderdelen: a. het saldo van de vordering; b. de wijze van aflossing over de periode sedert het ontstaan van de vordering en/of het laatst uitgevoerde debiteurenonderzoek; c. de financiële positie van de debiteur; d. de mogelijkheid om de hoogte van de aflossing aan te passen aan de financiële positie van de debiteur. e. wanneer de debiteur een onderhoudsplichtige betreft, wordt tevens de mogelijkheid onderzocht om de hoogte van de verhaalsvordering aan te passen aan de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.
8
6. INVORDERINGSBESLUIT In de terugvorderingsbeschikking moet komen te staan (zie artikel 60 WWB). a. b. c. d.
Hetgeen teruggevorderd wordt (bedrag) Waarom (schending inlichtingenplicht bijv) Termijn(en) waarbinnen terug moet worden betaald ♦ Mededeling dat bij gebreke van tijdige betaling de vordering verhoogd wordt met wettelijke rente e.d. (artikel 58 lid 4 WWB) e. Mededeling hoe het terugvorderingsbesluit wordt uitgevoerd bij niet-betaling (beslag e.d.) f. Informatieplicht t.a.v. de terugvordering o.g.v. artikel 60 lid 2 WWB g. Mededeling dat het terugvorderingsbesluit een executoriale titel oplevert (artikel 60 lid 3 WWB). h. Mededeling dat nagegaan is of er dringende redenen bestaan die zouden kunnen lijden tot het afzien van terugvordering (dit is strikt genomen niet een verplichting).
♦ Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.
7. NIET VOLDOEN AAN BETALINGSVERPLICHTING Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit op een andere wijze ten uitvoer gelegd. Hiervoor geldt de volgende handelwijze: a. De administratie maant de debiteur aan, binnen vier weken, nadat de betaaltermijn is verstreken; b. Bij niet nakoming van de onder a gestelde betalingsverplichting wordt vervolgens overgegaan tot een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Procedure invordering geldleningen t.b.v. Bbz a. De debiteur die niet aan zijn aflossingsverplichting voldoet, wordt gemaand binnen 1 maand van verzending van de aanmaning tot correcte betaling over te gaan; b. Indien de debiteur na de eerste aanmaning niet tot betaling overgaat, wordt de debiteur opnieuw gemaand om binnen 1 maand na verzending van de aanmaning tot correcte betaling over te gaan; c. Indien de debiteur, na daartoe tweemaal te zijn aangemaand, zijn betalingsverplichting niet correct nakomt zal de gemeente een terugvorderingsbesluit nemen; d. De vordering zal vervolgens worden ingevorderd op de wijze als hierboven beschreven. Rente en kosten Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. De renteberekening gaat lopen vanaf de datum waarop de betaaltermijn genoemd in de aanmaningsbrief afloopt. Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging door een gerechtsdeurwaarder dan worden de bijkomende kosten van invordering door deze deurwaarder verhaald op de belanghebbende. Brutering Brutering is een bevoegdheid van de gemeente, zie artikel 58 lid 4 WWB. Door deze bepaling op te nemen in deze notitie brengen wij tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.
9
8. INWERKINGTREDING Deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften treden in werking met ingang van 1 maart 2007.
9. CITEERTITEL Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering WWB”.
10