Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
1
OBS DE VENEN
Inhoud Beleidsplan (Hoog) begaafdheid blz: 1 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.8 4.8.2 4.8.3 4.8.4 4.8.5 4.8.6 6 6.1 6.2
Doelgroep Signalering Doelstelling Procedure Wanneer? Tijdstip Verantwoordelijkheid Vervolgtraject Verslaglegging Diagnostiek Doelstelling Procedure Wanneer? Verantwoordelijkheid Vervolgtraject Verslaglegging Verwijzing van extern onderzoek Leerlingbegeleiding Opstellen handelingsplan Vervroegde doorstroming Criteria Sociaal-emotionele ontwikkeling Besluitvorming Voorbereiding Nazorg Compacting van de reguliere leerstof Richtlijnen Verantwoordelijkheid Verrijkingsaanbod Keuzemateriaal Begeleiding tweede leerlijn in de plusgroep Orthotheek Begeleiding in groep 1-2 Compacting Verrijkingsaanbod Planning leerstof Pedagogische begeleiding Begeleiding onderpresteerders Definitie Signalering en diagnostiek Begeleiding Model onderpresteren Randvoorwaarden begeleiding Planning leerstof Vermelding op rapport Registratie Coördinatie Verslaglegging Evaluatie Team Ouders
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
2
4 5 5 5 6 6 6 7 7 8 8 8 9 9 9 9 10 11 11 11 11 11 11 12 12 12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 14 14 15 15 16 16 16 16 16 16 17 17 17 OBS DE VENEN
6.3 6.4
Leerling Financieel
17 17
Bijlagen beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen; Materialenoverzicht Voorbeeld taakblad Aanleren goede werk- en leerstrategieën Model onderpresteren Kenmerken onderpresteerders Bijlage Stappenplan onderpresteren Beoordelingscriteria verrijkingsmateriaal
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
3
18,19 20 21 22 23 24 25
OBS DE VENEN
1
Doelgroep
Onze school richt zich met dit beleidsplan op leerlingen die behoefte hebben aan een aangepast leerstofaanbod, omdat het reguliere leerstofaanbod hen te weinig uitdaging biedt. In dit beleidsplan gaan we verder niet in op leerlingen binnen deze doelgroep waarbij sprake is van specifieke problematiek (zoals o.a. faalangst, sociaal-emotionele problematiek) of leerproblemen (zoals o.a. dyslexie, ADHD en een disharmonisch ontwikkelingsprofiel). Voor deze leerlingen wordt individueel bekeken welke maatregelen noodzakelijk zijn, eventueel in overleg met een externe deskundige.
Kenmerken (hoog)begaafde leerlingen: (Waarbij we rekening houden dat niet alle kenmerken voor hoeven te komen.) We maken onderscheid tussen: leereigenschappen (altijd in combinatie met hoge intelligentie) en persoonlijkheidseigenschappen (karakterafhankelijk) die daarbij voorkomen. Deze kenmerken zullen zich vanaf de kleutertijd steeds scherper gaan aftekenen: Leereigenschappen: Is snel van begrip Maakt grote (soms onverwachte)denk- en leerstappen Beschikt over een goed geheugen Heeft een brede algemene interesse en kennis Beschikt over een groot probleemoplossend vermogen Is in staat verworven kennis toe te passen Is in staat nieuwe kennis te integreren in oude kennis Beschikt over een groot analytisch vermogen Persoonlijkheidseigenschappen: Is taalvaardig en kan spelen met taal Komt met creatieve en originele oplossingen Is geestelijk vroegrijp Houdt van uitdagingen en experimenteren (nieuwsgierig) Beschikt over een groot doorzettingsvermogen Is op een gezonde manier perfectionistisch ingesteld Is veelal een intuïtieve denker Heeft zelfvertrouwen en behoefte aan een grote mate van autonomie Beschikt over het vermogen tot zelfreflectie Is sociaal competent (vaak al op zeer jonge leeftijd) NB 1 Begaafdheid is erfelijk (rekening mee houden bij oudergesprekken) NB 2 Zie ook bijlage: kenmerken onderpresteerders en dan de positieve kenmerken! * (Hoog) Begaafde kinderen zijn vaak allergisch voor autoriteit: dit lokt averechtse reacties uit. Maar omdat ze slecht structuur kunnen aanbrengen in gedachten en werk, is er duidelijk wel behoefte aan regels, die je echter NOOIT ter discussie moet stellen (eventueel alleen uitleggen). Zie blz 23 paarse boek Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
4
OBS DE VENEN
“Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs- door Sylvia Drent en Eleonoor van Gerven” 2
Signalering
2.1 Doelstelling Doelstelling van de module signalering is het opsporen van leerlingen die in aanmerking komen voor verder onderzoek. Wij vinden het belangrijk om (hoog)begaafde leerlingen zo vroeg mogelijk te signaleren, de nadruk van de signalering ligt dan ook op groep 1-2. Door leerlingen in een vroegtijdig stadium op te sporen kan er vanaf het begin worden ingespeeld op de mogelijkheden van deze leerlingen en kunnen problemen, zoals faalangst, onderpresteren, perfectionisme, zoveel mogelijk voorkomen worden. 2.2 Procedure Wij volgen binnen onze school voor de signalering de procedure die gehanteerd wordt in het Digitaal Handelingsprotocol hoogbegaafdheid. Stappenoverzicht: 1. Quikscan 2. Algemene indruk leerkracht 3. Signaleringslijst leerkracht 4. Algemene indruk ouders 5. Signaleringslijst ouders 6. Didactische gegevens 7. Overige bronnen 8. Interpretatie signaleringsprocedure Notabene: stap 2, 4 en 5 zijn noodzakelijk om een richtlijn van het protocol te krijgen. Als afsluiting van de signaleringsfase dient stap 7 doorlopen te worden.
Ad punt 6 Huidige didactische gegevens: Groep 1-2: De leerkracht maakt een inschatting van het ontwikkelingsniveau van de leerling op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Deze inschatting vindt plaats op basis van informatie vanuit ouders, vanuit peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, indruk leerkrachten en natuurlijk het beeld van het kind zelf.
Groep 3-8: De leerkracht noteert de resultaten van de laatst afgenomen toetsen van het leerlingvolgsysteem (LVS). De middentoetsen worden in januari en februari afgenomen en de eindtoetsen in juni. Het betreft de CITO-toetsen op de volgende vakgebieden: o o o o
Technisch lezen Spelling Begrijpend lezen Rekenen/wiskunde
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
5
OBS DE VENEN
Voor de leerstofgebieden waar geen CITO-toetsen voor worden afgenomen, geeft de leerkracht een inschatting van het niveau van de leerling op grond van prestaties van de leerling op de methodegebonden toetsen.
Hierbij wordt de volgende beoordeling gehanteerd: D/E zwak tot zeer zwak C benedengemiddeld; B gemiddeld; A goed; A+ zeer goed; (de bovenste helft van de A-interval) 2.3 Wanneer? De Quikscan vindt plaats 6 tot 8 weken na instroom van alle leerlingen in groep 1-2 en bij de instroom van nieuwe leerlingen groep 3-8 wanneer daar aanleiding toe is (zie hieronder). Wanneer er een duidelijk signaal is tijdens de verdere schoolloopbaan wordt in de meeste gevallen direct overgegaan tot de module diagnostiek. Bij positief advies van de quickscan ontvangen de ouders een vragenlijst. Hierbij worden in ieder geval de volgende vragen meegenomen: Heeft u de indruk dat er bij uw kind sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong? Heeft uw kind speciale interessen of hobby’s? Zijn er bijzonderheden te melden ten aanzien van de ontwikkeling van uw kind? Signalering verderop in de schoolloopbaan: Nadat de quickscan is afgenomen in groep 1-2 kan het zijn dat er aanleiding is om verderop in de schoolloopbaan opnieuw te kijken naar een leerling. Bij een signaal van één van de volgende bronnen: Leerkracht: observatie van kenmerken die duiden op begaafdheid; bij problemen die mogelijk verband kunnen houden met begaafdheid. Ouders: signaal van ouders; Didactische gegevens: leerlingen die overwegend scoren op A of A+niveau; wisselende schoolprestaties; Medeleerlingen: signaal van medeleerlingen.
2.4
Tijdstip
Ongeveer 6 tot 8 schoolweken na instroom vult de leerkracht van groep 1 de quikscan van het DHH in; als deze adviseert om verder te gaan met het DHH d.w.z. met de signaleringslijst of met de diagnostische lijst, worden de ouders daarvan op de hoogte gebracht via een brief (verzonden per mail) door de leerkracht of intern begeleider (hoog) begaafde leerlingen (IB-hb) en gevraagd om de vragenlijst voor hun kind in te vullen.
2.5 Verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid voor het opstarten van de signaleringsprocedure ligt bij de leerkracht. De controle hierover ligt bij de IB-hb. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de leerkracht zorgvuldig de verzamelde gegevens bekijkt en in overleg tot een oordeel komt of verder onderzoek wenselijk is met behulp van de richtlijn van het DHH. Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
6
OBS DE VENEN
2.6 Vervolgtraject Er is een indicatie voor verder onderzoek wanneer uit minimaal twee bronnen (leerkracht, didactische gegevens of ouders) een positief signaal komt. De ouders ontvangen een brief/mail over de uitkomsten van de signaleringsprocedure bij die leerlingen die positief uit de signaleringsprocedure komen (zie bijlage). Er zijn een aantal criteria waarmee de leerkracht aan de hand van het signaleringsverslag van het protocol grensgevallen kan opsporen. De leerkracht bepaalt in overleg met de intern begeleider of hij/zij deze grensgevallen meeneemt naar de fase diagnostiek. Bij het vermoeden van onderpresteren, leerstoornissen of ernstige gedragsproblematiek wordt geadviseerd om de fase signalering over te slaan en direct over te gaan naar de fase van diagnostiek. 2.7 Verslaglegging Het door de computer gegenereerde verslag naar aanleiding van de signaleringsprocedure wordt opgeslagen in Parnassys; eventueel aangevuld met aantekeningen van de leerkracht of aanvullende informatie.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
7
OBS DE VENEN
3.
Diagnostiek
3.1 Doelstelling Doelstelling van de procedure van intern onderzoek is meer duidelijkheid te krijgen over de begaafdheid van de leerling en het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van de onderwijsbehoeften. 3.2 Procedure Wij volgen binnen onze school voor de diagnostiek de procedure die gehanteerd wordt in het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Deze procedure wordt besproken met de ouders. Bij voorkeur worden alle stappen doorlopen. De leerlingvragenlijst (vanaf groep 5) wordt afgenomen bij de leerlingen waarbij de leerkracht de indruk heeft dat dit een goed idee is. Stappenoverzicht 1. Leerkrachtvragenlijst 2. Oudervragenlijst 3. Didactische gegevens 4. Leerlingvragenlijst (vanaf groep 5) 5. Overige bronnen 6. Uitprinten computergegenereerde verslag (alleen als school dat nuttig acht; bij bespreking met de ouders voldoet meestal de samenvatting met grafiek en toelichting met het complete verslag op de monitor van de computer. 7. Samenstellen gespreksformulier 8. Eindverslag schrijven 9. Advies vervolgtraject Notabene: stap 1, 2, 3 en 9 zijn noodzakelijk om een advies over het vervolgtraject te krijgen.
Ad punt 3 Huidige didactische gegevens: Voor het stellen van de diagnose door de computer zijn alleen de huidige didactische gegevens nodig (worden automatisch overgenomen uit de signaleringsfase).
Doortoetsen met toetsen van het LVS: De leerkracht bespreekt aan de hand van het door de computer gegenereerde verslag de uitkomsten van de diagnostiekprocedure met de intern begeleider. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt er doorgetoetst, bijv. in het geval van vervroegd doorstromen. Doortoetsen vindt plaats met de beschikbare toetsen van het LVS (liefst zo breed mogelijk doortoetsen). Er wordt begonnen met de eerstvolgende toetsen volgens het toetsschema en er wordt doorgetoetst zolang de leerling op A-niveau scoort. Wanneer een leerling op A-niveau heeft gescoord bij het doortoetsen, hoeft hij deze toets niet opnieuw te maken wanneer hij hem volgens het toetsschema moet maken, heeft hij lager dan A-niveau gescoord, dan wordt de toets wel meegedaan.
groep 1-2: CITO Ordenen CITO Taal voor Kleuters
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
8
OBS DE VENEN
groep 3-8: o Technisch lezen o Spelling o Begrijpend lezen o Rekenen/wiskunde
3.3 Wanneer? In principe doen we verder onderzoek bij alle leerlingen waarbij het DHH na de signaleringsprocedure aangeeft dat verder onderzoek wenselijk is en bij leerlingen waarvan de leerkracht ondanks een negatief advies van het DHH toch verder wil gaan. (bijvoorbeeld bij vermoeden van onderpresteren). 3.4 Verantwoordelijkheid Het interpreteren van de gegevens die worden verzameld in de fase van diagnostiek valt onder de verantwoordelijkheid van de IB-hb. De leerkracht zorgt voor het verzamelen van de gegevens. Samen bespreken zij het door de computer gegenereerde verslag. De IB-hb bepaalt in overleg met de leerkracht het vervolgtraject. Het is de bedoeling dat er een zorgvuldige analyse plaatsvindt van alle verzamelde gegevens en dat de richtlijnen van het DHH hierbij als ondersteuning gebruikt worden. 3.5 Vervolgtraject Nadat de diagnostiekfase is doorlopen worden de leerlingen die deel uitmaken van de doelgroep opgenomen in groep 3 van het didactisch groepsplan. Bij de keuze van het vervolgtraject wordt uitgegaan van de richtlijnen die gegeven worden door het DHH. Wanneer een leerling een didactische voorsprong heeft van minimaal zes maanden op meerdere leerstofgebieden, maakt de leerling automatisch deel uit van de doelgroep ongeacht de conclusie van het DHH. Bij deze leerlingen wordt indien wenselijk het adviestraject vervroegde doorstroming doorlopen. De leerkracht heeft een gesprek met de ouders naar aanleiding van het intern onderzoek. De IB-hb neemt daar zo nodig aan deel.
3.6 Verslaglegging Het door de computer gegenereerde verslag naar aanleiding van het intern onderzoek wordt samen met het door de intern begeleider geschreven eindverslag opgenomen in het leerlingdossier en gekoppeld aan Parnassys. Verslagen van leerlingen die verder niet begeleid worden volgens het DHH, worden gearchiveerd.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
9
OBS DE VENEN
3.7 Verwijzing van extern onderzoek In de volgende gevallen kan extern onderzoek wenselijk zijn: er is geen eenduidige conclusie mogelijk op grond van de gegevens uit het intern onderzoek; er zijn tegenstrijdige gegevens; bij het vermoeden van onderpresteren, leerstoornissen of ernstige gedragsproblematiek na een negatief advies van het DHH. De intern begeleider meldt de leerling aan voor verder onderzoek bij de OA of een extern deskundige. Wanneer de school de wenselijkheid van extern onderzoek niet onderschrijft, maar de ouders laten op eigen initiatief een onderzoek verrichten, zal de school in dat geval de uitkomsten van dat onderzoek wel serieus nemen en haar handelen afstemmen op de uitkomsten van het onderzoek. Adviezen van externe deskundigen worden opgevolgd, voor zover ze niet in strijd zijn met het door de school gevoerde beleid.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
10
OBS DE VENEN
4.
Leerlingbegeleiding
In dit deel van het beleidsplan wordt aangegeven welke begeleidingsmogelijkheden er op onze school zijn voor (hoog)begaafde leerlingen.
4.1 Klassenmanagement Bij een positieve uitslag van het DHH (eerste- of tweede leerlijn) wordt dit vermeld in het didactisch groepsplan. Deze kinderen worden ingedeeld in groep 3. 4.2
Vervroegde doorstroming
4.2.1 Criteria Na de fase van diagnostiek wordt voor een aantal leerlingen eerst het adviestraject vervroegde doorstroming van het DHH doorlopen. Ook kunnen we gebruik maken van de versnellingswenselijkheidslijst van de Universiteit van Nijmegen (ook op school aanwezig). Notabene: voor leerlingen die het adviestraject vervroegde doorstroming wordt doorlopen, moet de volledige diagnostiekfase zijn afgerond, inclusief het doortoetsen. Dit geldt voor leerlingen die voldoen aan de volgende criteria: De leerling behoort tot de doelgroep van dit protocol, dit komt naar voren uit de fase van diagnostiek of uit extern onderzoek; De leerling heeft een didactische voorsprong van meer dan 6 maanden op meerdere leerstofgebieden. Groep 1-2: In principe gaan wij voor elk kind uit van twee jaar kleuteronderwijs. Via het LVS en de registratie van Schatkist meten we de voorsprong. In uitzonderlijke gevallen stroomt de leerling door naar groep 3. (Zie ook procedure overganggroep 2 naar groep 3). Groep 3-8: Er moet tijdens het didactische onderzoek in de fase diagnostiek een didactische voorsprong zijn van minimaal een half jaar op de belangrijkste leerstofgebieden. 4.2.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling De school hanteert de registratie van Schatkist in de groepen 1 en 2 om de sociaalemotionele ontwikkeling in kaart te brengen. In het pedagogisch groepsoverzicht staat de sociaal emotionele ontwikkeling vermeld. Verder kan er extra geobserveerd worden en er kan eventueel extern advies aangevraagd worden. Wanneer de leerkracht twijfels heeft over de sociaal-emotionele ontwikkeling van een leerling waarbij een vervroegde doorstroming overwogen wordt, wordt de leerkracht gevraagd om aan te geven welke problemen hij ervaart in het functioneren van de leerling. 4.2.3 Besluitvorming De leerkracht doorloopt het adviestraject vervroegde doorstroming uit het DHH en bespreekt de uitkomst met de intern begeleider van de desbetreffende groep en de IB-hb. Daarna vindt een gesprek plaats met de ouders, de huidige leerkracht, de intern begeleiders en eventueel de toekomstige leerkracht (wanneer deze bekend is). In dit gesprek wordt de definitieve beslissing omtrent de vervroegde doorstroming genomen. De school geeft de wenselijkheid aan van dit besluit. In principe is vervroegde doorstroming op ieder moment mogelijk. In overleg wordt bekeken welk moment het meest wenselijk is. Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
11
OBS DE VENEN
4.2.4 Voorbereiding Aan de hand van de punten die eventueel naar voren zijn gekomen naar aanleiding van het adviestraject vervroegde doorstroming wordt bekeken welke aandachtspunten er zijn bij de voorbereiding op de vervroegde doorstroming. Zo wordt er per leerling de frequentie van proef draaien in de nieuwe groep bepaald. 4.2.5 Nazorg Wanneer ouders ondanks een positief advies van de school een vervroegde doorstroming niet wenselijk vinden, dan wordt de leerling in principe ingedeeld in de tweede leerlijn. In het leerlingdossier wordt deze besluitvorming schriftelijk vastgelegd en door de ouders ondertekend. Mocht er sprake zijn van een grote didactische voorsprong en de school acht een vervroegde doorstroming niet wenselijk, dan kan in overleg met de intern begeleider besloten worden tot het volgen van de eerste of tweede leerlijn. In principe starten leerlingen die vervroegd zijn doorgestroomd na enkele weken weer met een aangepast programma. Bij twijfel kan in overleg met de intern begeleider bekeken worden of een leerling start in de eerste of de tweede leerlijn. Mocht de leerkracht denken dat een aangepast leerstofaanbod op dat moment nog niet wenselijk is, dan wordt contact opgenomen met de intern begeleider.
4.3
Compacting van de reguliere leerstof
4.3.1 Richtlijnen Alle leerlingen die tot de doelgroep behoren, worden ingedeeld in de eerste of tweede leerlijn. Echter, wij compacten alle leerstof volgens de eerste leerlijn. In uitzonderlijke gevallen wordt er gecompact volgens de tweede leerlijn. (Als blijkt dat de leerstof in grote mate niet aansluit bij de leerstofbehoefte van de tweede leerlijner.) Om de leerlijnen in het vizier te houden maken we gebruik van een leerschrift waarin per leerjaar de basisstof vermeld staat. Compacting vindt plaats aan de hand van de compactingrichtlijnen van het DHH. Hierin staat per methode een handreiking om te compacten. In principe wordt op de leergebieden taal en rekenen gecompact, tenzij anders is afgesproken. Voor de leerlingen die zijn ingedeeld in de tweede leerlijn wordt ook op het gebied van wereldoriëntatie verrijkingsstof aangeboden. worden. 4.3.2 Verantwoordelijkheid De leerkracht is verantwoordelijk voor het compacten van de leerstof. In beginsel of bij vragen kan de intern begeleider begaafde leerlingen daarbij helpen.
4.4
Verrijkingsaanbod
In de tijd die vrijkomt door compacting wordt structureel verrijkingsstof aangeboden. Er wordt in principe niet vooruit gewerkt met de leerstof, tenzij anders is afgesproken in het handelingsplan. 4.4.1 Keuze materiaal Voor invulling van het structurele gedeelte van de weektaak op het gebied van de reguliere vakgebieden kiezen we zoveel mogelijk voor vaste materialen voor leerlingen in de eerste en tweede leerlijn. Voor rekenen gebruiken we als verrijkingsmateriaal Kien en voor de tweede leerlijners zo nodig Rekentijgers in de reguliere rekentijd. Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
12
OBS DE VENEN
Voor taal bekijkt de leerkracht per dag of het te maken werk zinvol is voor de leerling. Zo nodig maken zij een deel van de basisstof of slaan het onderdeel in zijn geheel over. Deze kinderen gaan werken aan de verrijkingsstof die kan bestaan uit: -Plustaak taal -Slimme taal van het SLO (kinderliteratuur, kranten en tijdschriften) -Taalopdrachten op Acadin -Nieuwsbegrip -Villa alfabet -Poëzie-opdrachten Een overzicht van materialen voor groep 1-2 en voor de groepen 3 t/m 8 is opgenomen in de bijlage. Het materiaal voor de groepen 1 en 2 staat in een centrale kast en wordt door een leerkracht beheerd. De leerkracht kan (via de intern begeleider) eventueel bij het onderdeel Suggesties voor verrijking van het DHH zoeken naar aanvullende suggesties voor verrijking per groep, per vakgebied en per leerlijn. 4.4.2 Begeleiding tweede leerlijn in de plusgroep De leerlingen die zijn ingedeeld in de tweede leerlijn werken vanaf groep 4 één keer per week met de IB-hb (plusgroep). Zij werken daar op allerlei vakgebieden met leerstof/ materiaal wat tegemoet komt aan de leerbehoeften van begaafde kinderen; soms kan dit werk worden voortgezet in de klas. Twee keer per jaar bespreekt de IB-hb de plusleerlingen met de leerkracht. Bespreekpunten zijn het functioneren in de klas en in de plusgroep. Daarnaast wordt de leerstofbehoefte van de leerling besproken en het aanbod geëvalueerd. 4.4.3 Orthotheek De materialen die kunnen worden ingezet voor eerste en tweede leerlijners zijn te vinden in de orthotheek. Deze wordt beheerd door de intern begeleider begaafde leerlingen. In de bijlage is een materiaallijst opgenomen.
4.5 Begeleiding in groep 1-2 4.5.1 Compacting We hanteren de uitgangspunten zoals die zijn opgenomen bij de beschrijvende richtlijnen voor compacting in groep 1-2 van het DHH. De belangrijkste punten zijn: Er wordt met de opdrachten en werkjes aangesloten bij het niveau van de leerling. Er worden grotere leerstappen genomen, opdrachten met een gelijke inhoud en/of doelstelling worden zoveel mogelijk vermeden; Per project wordt bekeken welke opdrachten zinvol zijn voor kinderen uit de doelgroep; Bij de methoden die gebruikt worden ter ondersteuning van het onderwijs wordt bekeken welke onderdelen zinvol zijn om mee te laten doen. 4.5.2 Verrijkingsaanbod Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Vanaf het moment dat duidelijk is dat er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong, wordt gestart met het aanbieden van verrijkingsopdrachten en verrijkingsmateriaal; Er worden drie verschillende niveaus aangeboden: 1, 2 en 3. Niveau 3 is bedoeld voor leerlingen die behoefte hebben aan extra uitdaging. Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
13
OBS DE VENEN
Er wordt verrijking aangeboden op zoveel mogelijk verschillende ontwikkelingsgebieden, dus zo breed mogelijk (meer dan alleen maar taal- en rekenactiviteiten!). Per project wordt gezocht naar verrijkingsmogelijkheden bij de verschillende onderdelen die aan bod komen; Er wordt verrijking gezocht die aansluit bij de verschillende manieren van leren die passen bij kinderen in deze leeftijdsfase (spelend leren, handelingsgericht leren, methodisch leren); Er wordt aangesloten bij de diverse werkvormen die gehanteerd worden (werken met ontwikkelingsmateriaal, spelen in hoeken, methodisch materiaal); Ontwikkelingslijnen worden uitgebreid naar boven toe. Bij projectwerk wordt ingespeeld op de ontwikkeling op het gebied van lezen en rekenen.
4.5.3 Planning leerstof In groep 1-2 maakt de leerkracht per project een planning van de opdrachten en activiteiten die aan de orde zullen komen. Vervolgens wordt bepaald welke opdrachten en activiteiten aan bod komen. Bij kinderen uit de doelgroep wordt bij het inplannen van opdrachten en activiteiten rekening gehouden met het niveau van de leerling en zullen naast reguliere opdrachten en activiteiten ook verrijkingsopdrachten ingepland worden. Hierbij wordt uitgegaan van de niveau-indeling van Schatkist.
4.6
Pedagogische begeleiding
Naast de didactische aanpassingen zijn er leerlingen die ook begeleiding nodig hebben omdat ze problemen hebben in het functioneren. Via de vragenlijst die door ouders en leerkracht is ingevuld in de diagnostiekfase kan bekeken worden op welke gebieden zich eventueel problemen voordoen. Vervolgens kan voor dat onderdeel gezocht worden naar suggesties voor de begeleiding bij het onderdeel Pedagogische handelingssuggesties van het DHH (zie bijlage).
4.7 Begeleiding onderpresteerders 4.7.1 Definitie Onderpresteren is langdurig minder presteren dan op grond van iemands capaciteiten verwacht zou mogen worden (Kaufmann, 1991). Absolute onderpresteerders zijn hoogbegaafde leerlingen, die niet alleen onder hun eigen niveau presteren, maar ook beneden het groepsgemiddeld. Relatief onderpresteerders zijn hoogbegaafde leerlingen die weliswaar beneden hun eigen capaciteiten presteren, maar die wel steeds rond het groepsgemiddelde of net erboven blijven hangen. (Deze vorm komt het meeste voor.) 4.7.2 Signalering en diagnostiek Onderpresteerders zijn leerlingen die onder het niveau presteren dat op grond van hun capaciteiten verwacht mag worden. Bij leerlingen waarvan het vermoeden bestaat dat ze onderpresteren wordt eerst een volledig intern onderzoek gedaan, zodat er duidelijkheid is over de begaafdheid. Bij leerlingen waarvan de leerkracht een sterk vermoeden heeft dat er sprake zou kunnen zijn van onderpresteren wordt ervoor gekozen om de signaleringsprocedure over te slaan en direct door te gaan naar module 2 Diagnostiek, omdat de kans dan groter is dat de eventuele Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
14
OBS DE VENEN
begaafdheid van de leerling ook naar voren komt. Mocht er daarna nog onvoldoende duidelijkheid zijn over de begaafdheid van de leerling, dan is extern onderzoek wenselijk. Soms geeft het DHH aan bij de factor onderpresteren aan dat er een gevaar is voor onderpresteren of vertoont de leerling uitval op meerdere clusters van de vragenlijst. Wanneer dit het geval is en de leerling valt buiten het protocol, dan wordt aangeraden om extern onderzoek te laten doen. De leerkracht moet alert blijven op de kenmerken van onderpresteerders, m.n. op het gebied van prestatiemotivatie en werk- en leersstrategieën. 4.7.3 Begeleiding Bij leerlingen die onderpresteren is het belangrijk om ze ondanks hun huidige prestaties, in te delen in een leerlijn. Daarnaast is de pedagogische begeleiding van deze leerlingen essentieel om een gedragsverandering teweeg te brengen. Een stappenplan hierbij is te vinden in de bijlage. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de pedagogische handelingssuggesties voor het omgaan met onderpresteren uit het DHH. Mocht er na het toepassen van de handelingssuggesties na enige tijd nog geen verbetering optreden in de situatie van de leerling, dan is het wenselijk om een extern deskundige te raadplegen. In de bijlage staan de positieve en negatieve kenmerken genoemd van onderpresteren. Ook is daar een lijst te vinden met naslagwerken rond dit thema.
Model onderpresteren • m
Inadequaat leerstofaanbod Houding t.o.v. school Leerkrachtattitude
Demotivatie:
Onderpresteren:
Zeer laag werktempo
Wisselend foutenpatroon vooral bij schriftelijke prestaties
Slechte concentratie
© Adviesbureau voor hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs – Drs. S. Drent
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
15
OBS DE VENEN
4.8 Randvoorwaarden begeleiding
4.8.1 Planning leerstof Wij kiezen ervoor om leerlingen met een aangepast programma te laten werken met een weektaak. Dit geeft overzicht voor de leerkracht en verhoogt de zelfstandigheid van de leerling. De weektaak wordt opgesteld door de leerkracht, volgens een vast formulier. Een voorbeeld hiervan is te vinden bij de bijlage. De leerkracht gebruikt de blokindeling (onderdeel van de compactingrichtlijnen) als ondersteuning bij het opstellen van de weektaak. Daarnaast wordt het aangevuld met verplichte verrijkingsstof en uitloopopdrachten.
4.8.2 Begeleiding Uitgangspunt hierbij is dat het vooral bij verrijkingswerk erg belangrijk is om het leerproces van de leerling te bewaken. Instructie hiervoor moet apart in het klassenmanagement worden ingepland. De nadruk van het begeleiden moet liggen bij de aanpak. Procesgericht boven produktgericht. Het werk wordt zoveel mogelijk door de leerling nagekeken en altijd door de leerkracht beoordeeld. De opdrachten worden beoordeeld volgens een procesgerichte benadering (zie bijlage beoordelingscriteria) en wordt weergegeven in een woordbeoordeling (onvoldoendevoldoende-goed). De leerkracht bespreekt de nagekeken opdrachten vervolgens ook na met de leerling, eventueel in een groepje. 4.8.3 Vermelding op rapport Op het rapport wordt naast een beoordeling voor de reguliere leerstof ook een beoordeling gegeven voor het verrijkingsmateriaal per vakgebied waar de leerling aan gewerkt heeft. Het functioneren in de plusgroep wordt beoordeeld en vermeld op het rapport. 4.8.4 Registratie Bij de overgang naar een volgende groep wordt bij de overdracht aangegeven aan welke verrijkingsstof de leerling gewerkt heeft en hoe ver hij gekomen is met de verschillende materialen. Per vakgebied wordt een beoordeling gegeven. 4.8.5 Coördinatie De coördinatie van de zorg voor hoogbegaafde leerlingen ligt bij de intern begeleider begaafde leerlingen. Zij is voor het team het eerste aanspreekpunt bij vragen rondom de begeleiding. 4.8.6 Verslaglegging Het advies van het DHH wordt opgenomen in Parnassys. Daarnaast staat de onderwijsbehoefte van het kind vermeld in het groepsoverzicht.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
16
OBS DE VENEN
6. Evaluatie 6.1 Team Iedere groepsleerkracht spreekt de (zorg-)leerlingen door met de intern begeleider. Samen bepalen zij hoe deze leerling begeleid moet worden. Bij het begeleiden van meerbegaafde leerlingen kan de leerkracht altijd overleg plegen met de intern begeleider begaafde leerlingen. Zonodig kan er via de intern begeleider hulp en advies geboden worden door de psycholoog van de schoolbegeleidingsdienst, de ambulant begeleider, de logopedist, de psychomotorische kindertherapeut, de schoolmaatschappelijke werker en/of de schoolarts. 6.2 Ouders Het advies van het DHH en het daaruit volgende aangepaste leerstofaanbod wordt met de ouders besproken. Bij deze besprekingen zijn de leerkracht, de ouders en eventueel intern begeleider begaafde leerlingen aanwezig. De rapportage hiervan wordt opgesteld door de leerkracht of de intern begeleider en bewaard in Parnassys. 6.3 Leerling Het is belangrijk om regelmatig even kort te evalueren met de leerling, zodat de leerkracht zicht houdt op het leerproces en aandacht besteedt aan de leerling. De leerkracht kan zelf bepalen hoe hij dit wil vormgeven, hierbij kan gebruik worden gemaakt van de suggesties voor evaluatie op korte termijn met de leerling van het DHH. Vanaf groep 5 kan de leerkracht eventueel gebruik maken van de leerlingvragenlijst die deel uitmaakt van module 4 van het DHH. 6.4 Financieel Er is een jaarlijks budget van x euro voor aanvullende materialen. Eventuele overschrijdingen worden besproken met de directie.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
17
OBS DE VENEN
Bijlagen Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
Materialenoverzicht plusgroep: Groep 1 en 2 (evt. 3): Lesideeën hoeken uit Passend onderwijs (onderdeel Slimme kleuters) Map Ontwikkelingsmaterialen Plus Katamino Tridio Tridio What’s next Magico Concentra (beeldpuzzel in sudoku-vorm) Paletti Dupolo mini Spectro mini Camouflage Hide and seek Go getter River crossing Tantrix Honderdbord (Montessori) met opdrachtkaarten Colour code Castle logix Groep 3 t/m 8: Taal: Plustaak Taal Plustaak Taal/lezen Villa alfabet Slimme taal (SLO) Acadin Poëzie Rekenen: Honderdbord (Montessori) Romeinse cijfers Spaans (groep 8) Plustaak Wereldoriëntatie Acadin Tridio Tridio moving cubes Tridio coöperatief leren Smart games: -Rush hour met uitbreiding -Camouflage -Airplane -Titanic -Cross the river Katamino Spektro Cuboro knikkerbaan 3D brick Tantrix Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
18
OBS DE VENEN
Tom Tect Geo-clix Schip in zicht Maak een landschap Cobra Cubes La strada coloretto La strada canaletto Zoek het zelf uitL zelfontdekkend leren bij de kennisgebieden
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
19
OBS DE VENEN
Hoe kan ik een leerling goede werk- en leersstrategieën aanleren?
Zorg dat u werkt met een zogenoemde effectieve instructie, waarbij u voor de hoogbegaafde leerlingen zo eenduidig en direct mogelijk de bedoeling van het werk of de introductie van het nieuwe leerelement naar voren brengt. Laat de leerling in eigen bewoordingen de opdracht samenvatten. Stel duidelijk vast waarop u de leerling gaat beoordelen (bijv.: Is je werk netjes en overzichtelijk gedaan? Is de kwaliteit van je werk goed? Heb je goed doorgewerkt?) Geef de leerling even de tijd om de taak te bekijken en vraag hem of hij weet hoe hij de taak kan aanpakken. Leer de leerling de verschillende mogelijkheden voor de taakbenadering van elkaar te onderscheiden. Laat de leerling bepalen wat in dit geval de meest handige benadering is. Laat de leerling vaststellen of hij denkt problemen tegen te komen, welke problemen hij verwacht en laat hem zelf op voorhand een suggestie doen voor de oplossing. Zoek een rustige werkplek voor de leerling. Neem in iedere fase van het werken even de tijd om te kijken of de leerling inderdaad zijn plan uitvoert. Spreek met de leerling af wanneer hij om feedback kan vragen en hoe u dit wil vormgeven. Bespreek samen met de leerling na afloop van het werk wat er goed ging en wat er ook nog anders had gekund. Bespreek of de leerling zijn problemen inderdaad vooraf goed had ingeschat en of zijn vooraf gekozen oplossingsstrategie inderdaad gewerkt heeft. Bekijk nu samen het resultaat en beoordeel samen of het werk aan de verwachtingen voldoet. Leer kinderen hun werk visueel te organiseren bijvoorbeeld door het maken van een mindmap. Geef geen open opdrachten voordat de leerling in staat is meer gesloten opdrachten zelfstandig te maken.
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
20
OBS DE VENEN
Beoordelingscriteria verrijkingsmateriaal
Bij het beoordelen van verrijkingsopdrachten kan gelet worden op de volgende aspecten:
Hoe was de inzet van de leerling?
Kan de leerling op een zelfstandige manier omgaan met de opdrachten?
Is de leerling in staat om zelf tot oplossingsstrategieën te komen?
Is de leerling in staat om samen met anderen tot een oplossing te komen (indien van toepassing)?
Is het werk binnen de gestelde tijd afgemaakt?
Voldoet het eindresultaat aan de verwachtingen?
Pakt de leerling eventuele aanwijzingen van de leerkracht goed op?
Is de leerling in staat tot zelfreflectie?
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
21
OBS DE VENEN
Taakblad rekenen Maandag
Dinsdag
week 2
Les gele boek les 6 blz. 66 en 67
Wat
Extra
som 1: samen som 3: op uitrekenblad alleen en de antwoorden in je schrift schrijven
Kien
bl. boek les 5: blz.44 blz. 45
som 1 en 3 som 4 helemaal som 6: helemaal opschrijven som 1 en 2 som 3: laatste rijtje en 10 keersommen maken som 1: helemaal; som 2 onderste 2 rijen som 3: laatste tabel
les 7: blz.46
werkschrift: blz 23
Woensdag
blok 5
Als je les 5 al meegedaan hebt met de klas, sla je hem natuurlijk over. gele boek les 8 blz.68
som 1 samen som 2 en 3 alleen
Kien
Kien
Donderdag Kien Vrijdag
bl.boek les 9 blz.47
som 1 helemaal som 2: alleen de tafel van 7 helemaal opschrijven. som 3: helemaal
werkschrift blz 24
som 1 en 2
les 10: blz.48
som 1: helemaal som 2: van alle rijtjes de onderste 2 sommen som 3: helemaal som 5: lijstje maken en tabellen maken. Klaar?! Als extra werk som 4 als je het leuk vindt.
blz. 49
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
22
Kien
OBS DE VENEN
Bijlage Kenmerken Onderpresteerders Kenmerken van onderpresteerders (Waarbij je rekening moet houden dat niet alle kenmerken voor hoeven te komen, maar wel altijd positieve en negatieve kenmerken samen!) Positieve kenmerken: Begrijpt en onthoudt moeilijke informatie wanneer hij geïnteresseerd is Leest veel of verzamelt in zijn vrije tijd op andere manieren veel informatie Presteert significant beter op mondelinge dan op schriftelijke overhoringen Kent veel feiten en heeft een grote algemene ontwikkeling Komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat Is creatief en heeft een levendige verbeelding Ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten Heeft een brede belangstelling en vindt het leuk om dingen te onderzoeken Is gevoelig Negatieve kenmerken: Presteert op school redelijk tot slecht Heeft zijn huiswerk niet of slecht gemaakt Is vaak ontevreden over zijn eigen prestatie Heeft een hekel aan automatiseren Vermijdt nieuwe leeractiviteiten uit angst om te mislukken Heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn Doet niet graag mee aan groepsactiviteiten;heeft het gevoel dat niemand hem mag Is minder populair bij leeftijdsgenootjes.Zoekt vrienden onder gelijkgestemden Doelen worden door dit kind te hoog gekozen zodat falen hieraan geweten kan worden Is snel afgeleid en impulsief Staat afwijzend of onverschillig tegenover school Wil niet geholpen worden; wil zelfstandig zijn. Neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden of wijt mislukken aan anderen Verzet zich tegen autoriteit Zie ook blz 113 van paarse boek: “Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs- door Sylvia Drent en Eleonoor van Gerven”
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
23
OBS DE VENEN
Bijlage Stappenplan onderpresteren
Stappenplan begeleiding onderpresteren (zie ook blz 114 van paarse boek:“Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs- door Sylvia Drent en Eleonoor van Gerven”.) Stap 1 Bepaal samen met de ouders de ernst van het onderpresteren. Dat hangt voornamelijk af van hoe het kind zich voelt in de klas. Stap 2 Zoek de reden van het onderpresteren op(bv leerstof niet op niveau) en maak met die wetenschap een handelingsplan Stap 3 Vaststellen van juiste didactische niveau van de leerling.(mbv mondeling toetsen en het doortoetsen) Stap 4 Stel een evenwichtig leerstof aanbod samen(les 3 en 4 paarse boek) Stap 5 Bekijk de gevolgde leersstrategieën en bied zonodig andere aan. Ook moet er op dit punt aandacht zijn voor faalangst, overmatig perfectionisme,een scheef zelfbeeld en gebrek aan mogelijkheden om met ontwikkelingsgelijken in contact te komen. Stap 6 Let op je houding als leerkracht naar deze leerling en de acceptatie van klasgenoten. Een beetje aandacht is nodig en doet vaak wonderen. LAATSTE HULP BIJ ONDERPRESTEREN ALS NIETS LIJKT TE WERKEN(blz 116) We gaan zoeken naar dat wat de leerling nog WEL wil. We nemen daar 10 weken voor Fase 1 Twee weken lang mag het kind zich in de klas bezighouden met wat het zelf wil. Mits het de anderen maar niet stoort. Fase 2 Om de tafel gaan zitten voor goed gesprek en oorzaak proberen te achterhalen. (mondeling)didactisch niveau toetsen en eisen stellen aan hetgeen de leerling nu doet en hem de gelegenheid geven dat te laten zien in de klas Fase 3 Zelfgekozen activiteiten worden langzamerhand gecombineerd met een(samen besproken) opgelegde taak van het dag/weekprogramma. Aandacht blijft nodig!
Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen
24
OBS DE VENEN