Beheer en onderhoud in het ontwerpproces met bouwinformatiemodellering Innovaties in de bouw. Deelonderzoek V Henk de Wilde
Innovaties in de bouw Een succesvol ontwerp- en realisatieproces kan niet zonder een scherp gedefinieerd doel, dat aansluit bij de wensen van de eindgebruiker. Want het maakt veel uit of het gaat om een constructief innovatief gebouw, een gebouw met optimale energieprestatie of minimale onderhoudslasten. Met een gedeelde missie maakt bouwinformatiemodellering werkelijke innovatie in de bouw mogelijk. Technologische ontwikkelingen maken een nieuwe manier van ontwerpen en realiseren van gebouwen mogelijk. Om innovatieve of energiezuinige gebouwen te realiseren die voldoen aan de wensen van gebruikers, is een optimale informatieuitwisseling nodig. De toepassing van bouwinformatiemodellering is onvermijdelijk. De nieuwe generatie studenten bouwkunde wordt hiervoor opgeleid om bij te dragen aan een praktijk die volwaardig ontwerpt en realiseert met Bouw Informatie Model (BIM). Voor een goed ontwerp- en realisatieproces zijn maatwerkafspraken nodig over de te gebruiken softwarepakketten, het modelleren en de gegevensuitwisseling. De verantwoordelijkheid voor BIMdatamanagement moet helder belegd zijn in het bouwteam of andere samenwerkingsvormen. Het energieconcept en het installatieontwerp moeten in een vroege fase van het ontwerp worden bepaald. Vroege interactie met leveranciers van componenten maakt de toepassing van innovaties mogelijk en vermindert fouten.
Beheer en Onderhoud in het ontwerpproces Colofon Auteur: Henk de Wilde Studentonderzoekers: Jorg de Haan, Robin Sinkeler, Davey de Nekker, Robin Zuijderwijk Partners: Balance & Result, NIAG BV, Openbaar belang, Trebbe, Witteveen +Bos Vormgeving: Lieke Koot Projectassistentie: Annet van Woerdekom Supervisie: Willem Buunk Uitgave: Lectoraat Area Development, Windesheim Februari 2016
| DEELONDERZOEK V_BEHEER EN ONDERHOUD |
Inhoudsopgave Voorwoord.............................................................................................................................................................. 3 Lijst van begrippen en afkortingen ...................................................................................................................... 4 1
2
3
4
5
Inleiding........................................................................................................................................................... 6 1.1
Aanleiding .................................................................................................................................................... 6
1.2
Onderzoek in het kader van ‘Innovaties in de bouw’ ................................................................................... 6
1.3
Deelonderzoek V Beheer en Onderhoud in het bouwinformatiemodel ........................................................ 7
Theoretische verdieping ................................................................................................................................ 9 2.1
Meerjaren onderhoudsplanning ................................................................................................................... 9
2.2
Het bouwinformatiemodel .......................................................................................................................... 10
2.3
Het ontwerpproces, voorlopig ontwerp en de ontwerpvarianten. ............................................................... 11
Onderzoeksmethode .................................................................................................................................... 12 3.1
Analyse- en onwerpexperimenten in vijf stappen ...................................................................................... 12
3.2
Afbakening en operationalisatie ................................................................................................................ 13
3.3
Casusgebouw ............................................................................................................................................ 14
3.4
Procedures ................................................................................................................................................ 14
Resultaten en analyse experimenten.......................................................................................................... 17 4.1
Analyse software pakketten meerjarenonderhoudsplanning ..................................................................... 17
4.2
Het 3D Informatiebronmodel als basis voor meerjarenonderhoudsplan .................................................... 18
4.3
Ontwerpexperimenten met raamkozijnen .................................................................................................. 25
4.4
Terugkoppel-experiment van TCO-informatie naar het bouwinformatie-model. ........................................ 36
Conclusies .................................................................................................................................................... 37 5.1
Haperende informatie uitwisseling ............................................................................................................. 37
5.2
Reflectie op het onderzoek en de gebruikte software ................................................................................ 39
5.3
Suggesties voor vervolgonderzoek............................................................................................................ 40
6
Literatuurlijst ................................................................................................................................................ 42
7
Bijlagen ......................................................................................................................................................... 43
| DEELONDERZOEK V_BEHEER EN ONDERHOUD |
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Voorwoord Na jarenlang als architect te hebben gewerkt met bouwinformatiemodellen kreeg ik twee en een half jaar geleden de mogelijkheid om praktijkgericht onderzoek te doen naar de mogelijkheden die een bouwinformatiemodel biedt voor het innoveren van de bouwsector. Ondanks mijn kennis van de sector en mijn ervaring op het gebied van bouwinformatiemodellen is het een ware ontdekkingstocht geworden. Een tocht die leidde langs nieuwe routes, soms eindigend op een open plek in het bos, dan weer eindigend bij een dichte bosschage en in een enkel geval op een heuvel met een veelbelovend uitzicht. Ik bedank iedereen die mij op deze tocht heeft vergezeld. Een aantal wil ik hier bij name noemen. De medewerkers van de projectpartners; Daniel van der Voort (Wittenveen+Bos), Arthur van Wijk (NIAG BV), Edwin de Graaf (Trebbe), Willem Pel (Balance & Result) Ronald van Lith (Openbaar Belang) voor de prettige samenwerking. Mijn collega’s van het Lectoraat Area Development; Willem Buunk, Wiechert Eschbach en Siebe Baints. Willem, Wiechert en Siebe voor de feedback en adviezen bij de voorbereiding en uitvoering van het onderzoek, het vertrouwen en de collegialiteit. Annet van Woerdekom en Gertine Nakken voor de voortreffelijke projectondersteuning die onontbeerlijk was voor het onderzoek en natuurlijk alle gezellige momenten. Lieke Koot voor vragen en adviezen over de vormgeving. Mijn kamergenoten die mochten meegenieten van hoogte en dieptepunten. En niet in de laatste plaats de studenten van Windesheim Zwolle en Windesheim Flevoland waarmee ik dagelijks het BIM Innovatie Centrum mee deelde. Jorg de Haan, Robin Sinkeler, Davey de Nekker, en Robin Zuijderwijk, hartelijk dank. Het was een feest om deze tocht met jullie te maken. De Stuurgroep bedank ik voor alle raad en richting die zij hebben gegeven. Kubus Informatiesystemen voor het belangeloos beschikbaar stellen van Archicad, Solibri en Simple-BIM. Rick van Leeuwen voor het beschikbaar stellen van Artra. HFB voor de medewerking die zij hebben verleend bij het uitvoeren van de experimenten met Artra. Bureau Jansma voor het beschikbaar stellen van het casusmateriaal. Tot slot wil ik Alexander Janssen, directeur van TechForFuture en opdrachtgever van dit project, hartelijk danken voor het vertrouwen dat je in mij gesteld hebt. Als ik nog eenmaal achterom kijk zie ik het getrokken spoor, voor me, het vergzicht met ongekende mogelijkheden. Op de plek waar ik nu sta ligt het resultaat van de ontdekkingstocht voor u. Ik hoop dat het mag bijdragen aan een omgeving die nog beter beantwoord aan de eisen die u en ik eraan stellen en zo mag bijdragen aan ons geluk. Henk de Wilde
3
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Lijst van begrippen en afkortingen Dit praktijkgerichte onderzoek sluit zo nauw mogelijk aan bij gangbare begrippen en definities, in het bijzonder bij de RVB BIM-norm. Gaandeweg de ontwerpexperimenten werd duidelijk dat aanpassing en aanscherping van begrippen nodig is om de uitwisseling van informatie over een gebouw gedurende het ontwerpproces goed te kunnen benoemen. De volgende begrippen worden gehanteerd. Aspectmodel:
een 3D Informatiebronmodel dat een afzonderlijk aspect van het bouwwerk beschrijft, zoals gemodelleerd door een discipline.
BIG BIM:
volwaardige ontwerp- en realisatieprocessen gebaseerd op de uitwisseling BIMinformatie in een bouwinformatiemodel gerelateerd aan BIM-objecten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de OPEN BIM-standaarden van Building SMART.
BIM:
bouwinformatiemodel, soms ook als bouwwerkinformatiemodel omschreven.
BIM-extracten:
de bouwwerkinformatieproducten die uit het BIM afgeleid of geëxporteerd worden.
BIM-object:
iedere entiteit in het BIM die informatie van het bouwwerk bevat of beschrijft, al dan niet met een geometrische representatie.
BIM-object-ID:
vrij te kiezen, doch unieke identificatiecode van een BIM-object.
Bouwlaag:
de groepering van alle bouwwerkelementen die bij een te onderscheiden verdieping van het bouwwerk behoren.
Bouwinformatiemodel:
het integrale 3D Informatiebronmodel van het bouwwerk zoals dit met BIM-objecten opgezet wordt in en BIM-modelleerapplicatie. Het BIM kan uit meerdere afzonderlijke modellen bestaan, onder meer omwille van uitsplitsing op basis van de verschillende disciplines. Het BIM omvat alle relevante bouwwerkinformatie die benodigd is om de vereiste BIM-extracten te produceren.
Bouwwerk:
het geheel aan bouwwerkelementen.
Bouwwerkelement:
een ruimtelijk of materieel onderdeel van het bouwwerk. Dit zijn onder meer de ruimtelijke, bouwkundige, constructieve, installatietechnische en werktuigbouwkundige elementen of componenten, alsook inventaris-, uitrustings- en inrichtingselementen.
Bouwwerkinformatieproducten:
de (combinaties van) bestanden en documenten die het bouwwerk beschrijven, bijvoorbeeld 3D-modellen, 2D-tekeningen en producten die gebruik maken van bouwwerkgegevens, zoals uit-trekstaten, meetstaten, berekeningen etc.
Component:
eenduidige gebouw- of installatiedeel, zoals kozijnen, wanden, vloeren, een ventilatorbox, etc.
Data:
gegevens die in een bepaalde context of bewerking hun betekenis hebben voor het 3D Informatiebronmodel:
De verzameling integrale BIM-objecten beschreven in een
BIM-modelleerapplicatie. Het 3D Informatiebronmodel omvat alle relevante bouwwerkinformatie die benodigd is om de vereiste BIM-extracten te produceren. Disciplinemodel: 3D Informatiebronmodel:
een (combinatie van) 3D Informatiebronmodel(len) waar een discipline mee werkt. De verzameling integrale BIM-objecten beschreven in een BIM-modelleerapplicatie. Het 3D Informatiebronmodel omvat alle relevante bouwwerkinformatie die benodigd is om de vereiste BIM-extracten te produceren.
3D-model:
een digitaal bestand, deel uitmakend van de bouwwerkinformatieproducten dat een bouwwerk beschrijft.
3D-rekenmodel:
draadmodel geschikt voor het berekenen van de constructie van een gebouw.
EPG:
EnergiePrestatie Gebouw.
Gesloten BIM:
uitwisseling van BIM-extracten op basis van een, voor de applicaties exclusief dataformaat.
4
| BEHEER EN ONDERHOUD | HDC:
Hoofd Draag Constructie.
IFC:
Industry Foundation Classes. Een neutraal dataformaat voor het beschrijven, uitwisselen en delen van informatie voornamelijk gebruikt in bouw en facilitymanagement. IFC is de internationale standaard voor OpenBIM en geregistreerd door de International Standardization Organisation ISO onder nummer ISO 16739:2013.
IFC-model:
3D-BIM-extract als het totaal van IFC-objecten in een IFC-bestand dat voldoet aan de in de Rgd BIM Norm gestelde specificatie. Het IFC-model kan bestaan uit meerdere onderling gecoördineerde deel of aspectmodellen.
IFC-object:
de entiteit uit het IFC-model die ontstaat door de extractie (i.c. export) van het overeenkomstig BIM-object uit het BIM volgens de gestelde IFC specificaties.
IFC-object-ID:
vrij te kiezen, doch unieke identificatiecode van het IFC-object, met IFC-object-ID = BIM-object-ID.
Informatie:
data waaraan in de context van een referentiekader of bewerking betekenis is gegeven voor het ontwerp van een gebouw.
Information Take Off:
het onttrekken van informatie aan een 3D Informatiebronmodel of van een van haar
Laag of Layer:
categorie op basis waarvan BIMobjecten naar hun functie, constructiemethode en
extracten. materiaal worden ingedeeld. Een BIM-object “staat” op een bepaalde layer of laag. LOD:
Level of Detail. Het relatieve detailniveau van een BIM-object, uitgedrukt in een honderdtal van 100 (minst gedetailleerd) tot en met 600 (meest gedetailleerd).
Modelleur:
maker van het bouwinformatiemodel. Dit kan zowel een bouwkundige als een specialistische modelleur zijn. De modelleur moet de kennis en vaardigheden hebben om componenten van de gevraagde informatie te voorzien.
NEN:
Nederlandse Norm vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut.
Open BIM:
uitwisseling van BIM-extracten op basis van de standaarden van Building SMART.
RVB:
Rijks Vastgoed Bedrijf.
SDC:
Secundaire draagconstructie.
TCO:
Total Cost of Ownership.
5
| BEHEER EN ONDERHOUD |
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Door de toenemende mate van specialisatie, de toepassing van nieuwe technieken en materialen, andere contractvormen en veranderende gebruikswensen is de complexiteit van de bouw toegenomen. Om al deze veranderingen het hoofd te bieden kan het gebruik van een bouwinformatiemodel uitkomst bieden. Het effectief toepassen van de ICT-systemen en de kansen die dit biedt voor de praktijk geeft aanleiding tot het doen van een praktijkgericht onderzoek. In het kader van het onderzoek “Innovaties in de bouw” wordt daarom een vijftal deelstudies uitgevoerd gericht op het ontwerpen, beheren en realiseren van gebouwen met een bouwinformatiemodel.
1.2 Onderzoek in het kader van ‘Innovaties in de bouw’ Voor de deelstudies geldt een overkoepelende onderzoeksvraag: “Wat is een efficiënt ontwerp- en realisatieproces dat de meerwaarde van een bouwinformatiemodel effectief benut?” In deze onderzoeksvraag staat het proces van ontwerp en realisatie van gebouwen centraal, maar wordt nadrukkelijk ook gekeken naar de exploitatiefase. Het onderzoek is ingericht aan de hand van vijf thema’s die zijn ontleend aan de uitdaging die de betrokken partners in de dagelijkse praktijk ervaren. De thema’s liggen op het brandpunt van informatiestromen tussen rollen binnen de processen en geven aanleiding om kansrijke innovaties te vermoeden. De thema’s zijn: 1.
Constructie
2.
Bouwcomponenten
3.
EPG en Energieconcepten.
4.
Energiesimulaties
5.
Beheer en onderhoud
Per thema wordt een aantal deelstudies uitgevoerd waarbij telkens drie aspecten worden onderzocht. Deze aspecten zijn de informatie in het bouwinformatiemodel, de rollen en interacties van partijen in het proces en de fasering van het proces van ontwerp en realisatie van gebouwen. Het onderzoek levert inzichten op voor een effectief gebruik van bouwinformatiemodellen, waarmee innovaties in de bouw kunnen worden gerealiseerd. Deze inzichten worden waar mogelijk vastgelegd in nieuwe protocollen die een meerwaarde opleveren voor de betrokken partners en die ook voor algemeen gebruik in de praktijk toepasbaar zijn. Op basis van de te onderzoeken aspecten, informatie-uitwisseling, rollen en interacties en fasering zijn in het hoofdonderzoek 3 onderzoeksvragen geformuleerd. Onderzoeksvraag 1:
Wat is een optimale informatie-uitwisseling in een ontwerp, realisatie of beheerproces met een bouwinformatiemodel?
Voor de optimalisatie van het uitwisselen van informatie is onderzoek noodzakelijk naar de informatiebehoefte van de betrokken partners. Er wordt onderzocht hoe deze informatie kan worden uitgewisseld met een bouwinformatiemodel. Het effectief inzetten van het bouwinformatiemodel zal afhankelijk zijn van de mogelijkheden die dit geeft voor uitwisseling, de gebruikte software en het doel waarmee het bouwinformatiemodel is vervaardigd. De informatiebehoefte van de betrokken partijen is afhankelijk van het door de partij beoogde doel. Dit doel kan liggen in het toevoegen of verfijnen van data of het analyseren van het model op zijn specificaties. De tools die partners gebruiken om hun doel te verwezenlijken stellen eisen aan de soort en de vorm van de data in het ontwerp-, realisatie- en beheerproces.
6
| BEHEER EN ONDERHOUD | Onderzoeksvraag 2:
Welke rollen en interacties veranderen in een ontwerp-, realisatie- of beheerproces waarbij het primaire proces wordt ondersteund vanuit een bouwinformatiemodel.
Door de toepassing van een bouwinformatiemodel kan informatie eerder, eenvoudiger en doelmatiger worden gedeeld met de betrokken partijen. Hierdoor ontstaan zinvolle mogelijkheden tot interactie die in een traditioneel proces later in het proces plaatsvinden of een minder betrouwbare sturing konden geven op te nemen ontwerpbeslissingen. Door te onderzoeken welke informatie beschikbaar is in het bouwinformatiemodel, welke informatie optimaal beschikbaar zou moeten zijn voor zinvolle interactie ten behoeve van gegevensanalyse, berekeningen en / of simulaties kunnen er nieuwe protocollen ontwikkeld worden. De innovatie komt dan tot stand als het bouwinformatiemodel effectief ingezet kan worden waardoor processen doelmatiger worden doorlopen en er daarmee kwalitatief betere en goedkopere producten kunnen worden gerealiseerd. Onderzoeksvraag 3:
Wat is de fasering van een vernieuwend ontwerp-, realisatie- of beheerproces met een bouwinformatiemodel?
Uit onderzoeksvraag 2 komt naar voren dat de geometrische informatie eerder, eenvoudiger en doelmatiger kan worden gedeeld met de betrokken partijen. Het eerder kunnen ontsluiten van informatie zal kunnen resulteren in een andere fasering van het proces. Mogelijk kunnen beslismomenten hierdoor verschuiven en kunnen fase-documenten of delen daarvan eerder worden vastgesteld. Door onderzoek te doen naar de kwaliteit van de informatie en daarmee de betrouwbaarheid te meten die noodzakelijk is voor een bepaald moment in het ontwerp-, realisatie- of beheerproces kunnen nieuwe fasering- en beslismomenten worden gedefinieerd. De innovatie ligt in het beheersbaar maken van het proces en daarmee de kwaliteit en kosten voor de te ontwikkelen projecten doelmatig te kunnen garanderen. De meerwaarde die dit geeft is de beperking van de risico’s bij het ontwikkelen van projecten. De gezamenlijke deelstudies worden gebruikt om antwoordt te geven op de onderzoeksvragen. In het hoofdrapport zullen de onderzoeksvragen worden beantwoord en leidt een samenhangende analyse tot aanbevelingen voor het toepassen van een bouwinformatiemodel.
1.3 Deelonderzoek V Beheer en Onderhoud in het bouwinformatiemodel Het voorliggend deelonderzoek beoogt kennis te ontwikkelen over het beheer en onderhoud in het ontwerpproces met bouwinformatiemodellering. Dit is het vijfde themagebied uit het hoofdonderzoek naar innovaties in de bouw. Op basis van het TCO-principe is het wenselijk om tijdens elke ontwikkelingsfase van een project inzicht te hebben in de invloed die keuzes hebben op de totale kosten van een project. Tijdens de gebruiksfase van een bouwwerk wordt een belangrijk deel van de totale kosten besteed aan het gebouwonderhoud. Daarom is het belangrijk om onderhoudskosten, als ontwerpcriterium, op te nemen in het ontwerpproces. Het berekenen van de onderhoudskosten voor diverse varianten is een tijdsintensieve klus. Dit houdt het gebruik van onderhoudskosten als ontwerpcriterium tegen. Het deelonderzoek naar een ontwerpproces dat rekening houdt met beheer en onderhoud van een gebouw is gericht op de meerwaarde van een bouwinformatiemodel voor het wegen van ontwerpvarianten op basis van de onderhoudskosten. Daarmee wordt het gebruik van onderhoudskosten als ontwerpcriterium bevorderen.
Probleemstelling Op basis van de benadering van de Total Cost of Ownership is het wenselijk dat de te verwachten onderhoudskosten bij de ontwikkeling van een bouwwerk als ontwerpcriterium mee te wegen. Dit wordt mogelijk door de onderhoudskosten van de te berekenen voor diverse varianten van het bouwwerk of onderdelen daarvan. Deze berekening, in de vorm van een meerjarenonderhoudsplan, is arbeidsintensief en wordt daardoor niet altijd ingezet bij ontwerpbeslissingen. Veelal wordt het proces dan op ervaring gestuurd. Het probleem dat optreedt, bestaat eruit dat het maken van een meerjarenonderhoudsplan duur en tijdrovend is waardoor er geen optimale keuzes gemaakt kunnen worden die zouden moeten leiden tot betere gebouwen, lagere gebruikskosten en een betere kwaliteit voor de gebruiker.
7
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Doelstelling Het onderzoek wil een oplossing bieden het mogelijk maakt om een meerjarenonderhoudsplan op eenvoudige en snelle wijze te genereren. Het doel is een werkmethodiek die op eenvoudige wijze leidt tot een meerjarenonderhoudsplan zodat betere afwegingen kunnen worden gemaakt tussen ontwerpvarianten, waardoor de eindgebruiker profijt heeft van een beter gebouw voor lagere totaalkosten.
Onderzoeksvraag Door de toepassing van bouwinformatiemodellen bij het ontwerpen van bouwwerken is het mogelijk om informatie over ontwerpen digitaal met bouwpartners te delen. Door deze werkwijze kan de bouwwerkinformatie door projectpartners worden gebruikt voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Naar verwachting zal de toepassing van een bouwinformatiemodel leiden naar de doelstelling van het onderzoek. Om deze vooronderstelling te toetsen is noodzakelijk om antwoorden te vinden op de volgende deelonderzoekvraag: Op welke wijze kan de juiste informatie aan een bouwinformatiemodel worden onttrokken om, binnen een TCObenadering, een meerjarenonderhoudsplan te kunnen genereren? Ten eerste zijn er vragen over de relatie tussen het meerjarenonderhoudsplan en het bouwinformatiemodel: a.
Welke applicaties zijn er geschikt voor het maken van een onderhoudsplan gebruikmakend van een bouwinformatiemodel?
b.
Welke informatie dient het bouwinformatieproduct (extract) te bevatten voor het maken van een onderhoudsplan?
Ten tweede zijn er vragen over de geschiktheid van een bruikbaar 3D Informatiebronmodel: a.
Welke BIM-objecten en/of datalinken moet het bouwinformatieproduct omvatten om informatie voor onderhoud te kunnen koppelen?
b.
Welke informatie moet er aan deze objecten en datalinks zijn gekoppeld?
c.
Welke discipline levert de informatie?
d.
Welke discipline voegt de informatie op welke plek toe?
e.
Op welk moment wordt de informatie toegevoegd?
Ten derde zijn er vragen over de uitwisseling van informatie: a.
Welk dataformaat garandeert een eenduidige, betrouwbare uitwisseling van informatie?
b.
Hoe dienen de BIM-objecten te zijn gecodeerd, zodat ze eenduidig gecommuniceerd en leesbaar zijn voor een onderhoudsapplicatie?
c.
Wat is een modelleerprotocol dat leidt tot een bouwinformatiemodel, waaruit effectief het voor onderhoud benodigde informatieproduct kan worden onttrokken?
Ten vierde zijn er vragen over de bruikbaarheid van het meerjarenonderhoudsplan, tot stand gekomen met een bouwinformatiemodel, in een TCO-analyse: a.
Op welk moment in het ontwerpproces bevat een bouwinformatiemodel de juiste gegevens, zodat een bouwinformatieproduct kan worden gemaakt dat als input kan dienen voor het maken van een TCO-analyse?
b.
Kan de benodigde informatie in een eerder stadium worden toegevoegd, waardoor eerder sturing van het proces plaats kan vinden?
8
| BEHEER EN ONDERHOUD |
2 Theoretische verdieping 2.1 Meerjaren onderhoudsplanning Onze samenleving kent een diversiteit aan bouwwerken op zeer uiteenlopende locaties. Van binnenlandse, zoals zuid Limburg, tot aan de kust met zijn zilte klimaat. De bouwwerken zijn allen anders van vorm, verschillend gematerialiseerd en verschillend georiënteerd. Dit zijn allemaal invloeden die gevolgen hebben voor de onderhoudsbehoefte van bouwwerken. Het groot aantal invloeden en een diversiteit aan vormen en materialen maken onderhoud een specialistisch vakgebied. Ook wordt er onderscheid gemaakt in onderhoud op basis van de doelstelling. De volgende categorieën van onderhoud kunnen worden onderscheiden: •
Lange termijn onderhoud, planmatig onderhoud
•
Correctief onderhoud
•
Gebruiksmutaties
•
Meerjarenbegroting – jaarbegroting
•
Prestaties
De hoofdvraag van het onderzoek heeft betrekking op onderhoudsplannen voor planmatig lange termijn onderhoud die ten grondslag ligt aan de meerjarenbegroting of jaarbegroting. De keuze voor het meerjarenonderhoudsplan kan worden verklaard door haar planmatige karakter. Correctief onderhoud, gebruiksmutaties en prestatie-upgrades zijn onvoorspelbaar en hangen niet, of in mindere mate, samen met ontwerpkeuzes. Hierdoor zijn ze als ontwerpparameter minder relevant. Juist de mate van planmatig onderhoud heeft een relatie met ontwerpkeuzes. Dit maakt de ontwikkeling van een werkwijze, waarin ontwerpkeuzes mede op basis van de mate van planmatig onderhoud worden gebaseerd van groot belang. Het meerjarenonderhoudsplan wordt omschreven als een plan dat de maatregelen omvat die nodig zijn om gedurende de gebruiksduur van de planperiode het prestatieniveau van het bouwwerk op het gewenste niveau te houden. De maatregelen uit het meerjarenonderhoudsplan kunnen worden vertaald in een meerjarenbegroting die bij het gebruikdsdeel horen van de kosten van de Total Cost of Ownership. De stichtingskosten en kapitaallasten spelen als vanzelfsprekend al een belangrijke rol in het ontwerpproces. Het ontwerpproces sturen op basis van TCO betekent dus ontwerpkeuzes maken mede op basis van onderhoudskosten. Dit vraagt om een werkwijze of instrument waarmee het ontwerpteam in staat wordt gesteld om de onderhoudskosten van ontwerpvarianten te berekenen, waarbij het bouwinformatiemodel de hiervoor benodigde informatie moeten kunnen leveren. De meerjarenonderhoudsbegroting wordt omschreven als de begroting voor het uitvoeren van de in het meerjarenonderhoudsplan beschreven onderhoudsmaatregelen. Voor het opstellen van een meerjarenonderhoudsbegroting heeft de onderhoudsdeskundige twee soorten gegevens nodig. Hij moet kunnen beschikken over informatie van de toegepaste bouwdelen en over informatie die de onderhoudskosten en onderhoudsfrequentie van de toegepaste materialen beschrijft. Het onderzoek richt zich op de uitwisseling van de gegevens over de toegepaste bouwdelen. Deze informatie moet worden beschreven in eenheden die geschikt zijn voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Om de informatie in een bouwinformatiemodel te kunnen beoordelen op volledigheid wordt een checklist opgesteld. Hierin wordt vastgelegd waaraan de aan de 3D Informatiebronmodellen onttrokken informatie moet voldoen om bruikbaar te zijn voor een meerjarenonderhoudsplan.
9
| BEHEER EN ONDERHOUD |
2.2 Het bouwinformatiemodel Het bouwinformatiemodel wordt in dit onderzoek gezien als een uniform uitwisselplatform voor informatie, waarbij op disciplines gebaseerde 3D Informatiebronmodellen in onderlinge samenhang de informatie voor een bouwwerk beschrijven. De 3D Informatiebronmodellen, bestaand uit BIM-objecten, kunnen in diverse modelleerapplicaties zijn opgebouwd. In de praktijk worden de 3D Informatiebronmodellen vaak aangeduid als een BIM of een bouwinformatiemodel. Het onderzoek hanteert hierbij de definitie van de RVB BIM-norm die spreekt over 3D Informatiebronmodellen. In onderstaand schema is het bouwinformatiemodel samen met vijf andere onderdelen weergeven. Het schema laat de relatie zien tussen het bouwinformatiemodel, de toe te voegen data, de uit te voeren bewerking (maken van een meerjarenonderhoudsplan), het exporteren van een meerjarenonderhoudsplan, het exporteren van de gebruikte data en de verzamelde informatie, het aggregatiemodel. Belangrijk om te benoemen is dat de informatie aan het bouwinformatiemodel wordt toevoegt op het niveau van het 3D Informatiebronmodel. Ook is het belangrijk om te weten dat de uitwisseling van informatie tussen onderhoudsapplicatie en de het bouwinformatiemodel in twee richtingen plaatsvindt. Het aggregatiemodel moet worden gezien als een centrale plek waar de gebruikte informatie wordt vastgelegd, wat uiteindelijk moet resulteren in een complete beschrijving van het bouwwerk. FIGUUR 1 BEWERKEN EN UITWISSELEN VAN INFORMATIE VOOR ONTWERPPROCESSEN
10
| BEHEER EN ONDERHOUD |
2.3 Het ontwerpproces, voorlopig ontwerp en de ontwerpvarianten. Dit deelonderzoek richt zich in hoofdzaak op het uitwisselen en bewerken van informatie tijdens het ontwerpproces. Het ontwerpproces wordt beschreven in De Nieuwe Regeling (DNR2011, BNA), Hierna worden de fasen beschreven waarin het ontwerpproces van een gebouw is verdeeld. Voor het beoordelen van de faseovergangen zijn producten beschreven en die tot stand komen door het uitvoeren van standaard taken. Deze zijn beschreven in de Standaard Taak Beschrijving (STB2009, BNA). Tijdens de diverse ontwerpfasen wordt het gebouwontwerp in steeds uitgebreidere vorm beschreven. In de context van dit onderzoek vindt de beschrijving plaats door het vastleggen van geometrie en gebouw- en materiaalkenmerken in een 3D Informatiebronmodel. Voor een faseovergang is worden de prestaties van het gebouw berekend, in dit geval het meerjarenonderhoudsplan in de vo-fase. De gebouwprestatie is op voorhand vaak al bepaald of er is door de opdrachtgever een richtlijn gegeven. In veel gevallen kan niet met een berekening of ontwerpslag worden voldaan aan deze richtlijn en wordt er een ontwerploupe doorlopen, waarbij de beschrijving wordt aangepast en de berekening opnieuw wordt uitgevoerd of de berekening richting geeft aan de ontwerpbeschrijving. De ontwerpiteratie is de ontwerploupe, waarbij informatie wordt uitgewisseld tussen een of meerdere 3D Informatiebronmodellen en de discipline die het meerjarenonderhoudsplan maakt. Dit iteratieve proces vraagt om een efficiënte uitwisseling tussen gebouwbeschrijving (3D Informatiebronmodel) en de bewerking (het genereren van een meerjarenonderhoudsplan)
11
| BEHEER EN ONDERHOUD |
3 Onderzoeksmethode 3.1 Analyse- en onwerpexperimenten in vijf stappen In dit deelonderzoek worden analyse- en ontwerpexperimenten uitgevoerd, waarin een meerjarenonderhoudsplan wordt gemaakt en de daarin gemaakte keuzes worden uitgewisseld met de ontwerpende disciplines. Als casus voor dit deelonderzoek dient het bestaande kleinschalige zorggebouw “De Boterbloem”. De zorgorganisatie die eigenaar is van De Boterbloem wil het beheer en onderhoud verzakelijken en werkt aan het opstellen van een beheer en onderhoudsplan. Daarvoor is het pand volledig gemodelleerd en dit materiaal is beschikbaar gesteld voor het onderzoek. De ontwerpexperimenten moeten leiden tot nieuwe kennis en inzichten over het toepassen van het bouwinformatiemodel en praktische oplossingen bieden voor de toepassing van het bouwinformatiemodel bij het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Met de analyse experimenten wordt getracht om de voor een meerjarenonderhoudsplan noodzakelijke informatie aan een bouwkundig 3D Informatiebronmodel te onttrekken. De bewerkingsexperimenten zijn erop gericht om een meerjarenonderhoudsplan op te stellen. Door het bewerkingsexperiment voor verschillende ontwerpvarianten uit te voeren kan een keuze worden gemaakt voor de variant met het goedkoopste meerjarenonderhoudsplan. Het terugkoppelen van de informatie over de goedkoopste oplossing geeft inzicht in de functie van een bouwinformatiemodel bij een TCO-benadering. Voor de terugkoppeling van de informatie uit de variantenstudie wordt een terugkoppelingsexperiment uitgevoerd. Om te komen tot het terugkoppelingsexperimenten is het onderzoek verdeeld in vier stappen en aanvullend onderzoek. In de eerste stap is een selectie gemaakt uit de beschikbare software voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. In de tweede stap is het basismateriaal op kwaliteit onderzocht. Hiervoor is een Information Take-off uitgevoerd. Hierbij worden voor meerjarenonderhoud relevante BIM-objecten uit het 3D Informatiebronmodellen onderzocht op de door haar beschreven informatie. Hiermee wordt inzicht opgebouwd in de mogelijkheden voor het onttrekken van informatie die nodig is voor het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan en de kwaliteit van de onttrokken informatie. Het moment waarop de informatie beschikbaar is, is een indicatie voor de relevantie van de informatie waarbij het ontwerpproces op basis van de TCO-benadering wordt gestuurd. Om te bepalen in welke fase de voor een meerjarenonderhoudsplan benodigde informatie beschikbaar is, wordt er een inventarisatie gemaakt van de minimaal vereiste informatie per fase. Hierbij is gebruik gemaakt van de DNR-2011, de STB 2009 en het onderzoek RBB130. In de derde stap van het onderzoek worden analyse experimenten uitgevoerd, waarin informatie wordt onttrokken aan een 3D Informatiebronmodellen. Om ontwerpvarianten te simuleren wordt voor de opbouw van het 3D Informatiebronmodellen met twee parameters gevarieerd. Om de informatie te kunnen beoordelen is een checklist opgesteld. Voor de onderzochte BIM-objecten worden bepaald in welke fase ze aanwezig zouden kunnen zijn in het ontwerpproces. In de eerste serie wordt er gevarieerd met het kozijnmateriaal. In de tweede serie wordt er met de indeling van het kozijn gevarieerd. Hierdoor ontstaat inzicht in de complexiteit van het onttrekken van informatie aan een 3D Informatiebronmodellen. De verkregen informatie wordt getoetst met de eerder vervaardigde checklists voor informatie benodigd voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. In de vierde stap van het onderzoek worden experimenten uitgevoerd om te bepalen hoe de adviezen van de onderhoudsdeskundige terug kunnen worden gekoppeld naar het bouwinformatiemodel. Hierbij wordt de informatie vanuit een onderhoudsadvies voor een raamkozijn overgebracht naar het bouwkundig 3D informatiebronmodel. Ook wordt geëxperimenteerd met het terugkoppelen van informatie over BIM-objectgroepen met de ontwerpende partij. Deze vierde stap is erop gericht om kennis op te bouwen over de mate waarin het mogelijk is om op basis van de TCO-filosofie informatie, via het bouwinformatiemodel terug te koppelen naar de ontwerpende discipline. De teruggekoppelde informatie beoogd bij te dragen aan een gebouw met lagere onderhoudskosten waardoor op basis van de TCO een betere afweging van alternatieven tot stand kan komen met prestaties die beter aansluiten bij de wensen van de gebruiker.
12
| BEHEER EN ONDERHOUD | Beheer- en onderhoudskosten hebben een grote invloed op de TCO. Het gebruik van 3D Informatiebronmodellen binnen een bouwinformatiemodel toegepast op beheer en onderhoud is nog relatief onbekend. Daarom is naast de experimenten in de eerste vier delen van het onderzoek naar het koppelen van informatie in de ontwerpfase aan meerjaren onderhoudsplanning nog een aantal aanvullende en verkennende experimenten verricht voor de gebruiks- en beheerfase van een gebouw. Hiervoor is een extra experiment toegevoegd en zijn de hiervoor beschreven experimenten met een aantal, voor de beheerfase relevante, aspecten uitgebreid. Dit aanvullende experiment is uitgevoerd parallel aan het tweede deel van het onderzoek en richt zich op de mogelijkheid om een mutatieplan te maken op basis van het 3D Informatiebronmodellen dat is opgebouwd voor beheer en onderhoud. Dit parallelle onderzoek is als inzet opgenomen in de rapportage. Het geeft een indruk van de complexiteit van een 3D Informatiebronmodellen en het verschil tussen een 3D Informatiebronmodellen tijdens het ontwerpproces en een 3D Informatiebronmodellen tijdens de beheerfase. De vijfde stap bevat de terugkoppeling van de informatie vanuit een meerjaren onderhoudsplan naar het ontwerpproces en wordt uitgevoerd als afzonderlijk afstudeerproject en er wordt een parallelstudie verricht.
3.2 Afbakening en operationalisatie De experimenten uitgevoerd in dit onderzoek richten zich op het maken van een meerjarenonderhoudsplan, het vergelijken van alternatieve oplossingen op basis van deze meerjarenonderhoudsplannen en het uitwisselen van informatie over deze bevindingen. De experimenten beperken zich tot het extraheren van de juiste hoeveelheden uit een 3D Informatiebronmodel en de invoer hiervan in een onderhoudsapplicatie. Het deelonderzoek wil in het kader van de TCO-filosofie informatie uitwisselen over de ontwerpvariant met de laagste onderhoudskosten. De informatie hierover moet worden uitgewisseld tussen de onderhoud specialist en de ontwerpende disciplines. Op basis van de TCO-filosofie vindt de vergelijking plaats op basis van kosten maar het onderzoek richt zich op het uitwisselen van informatie. Daar waar de onderhoudskosten in de praktijk worden bepaald met een onderhoudsapplicatie wordt hier een aanname gedaan. Het bepalen van de kosten is niet relevant voor het onderzoek. Ook wordt het 3D Informatiebronmodel hierbij niet gezien als een ideale vorm voor de opslag van kostengegevens. Om de hoeveelheid data tijdens de experimenten te beperken worden alleen delen van het 3D Informatiebronmodel gebruikt. Voor de Information-Take -Off wordt gebruik gemaakt van het linkerdeel van het 3D Informatiebronmodel. Na de Information-Take-Off spits het onderzoek zich toe op gevelkozijnen en met name op het topgevel kozijn. Het onderzoek concentreert zich daarmee op de terugkoppeling van informatie over beheer en onderhoud op basis van een TCObenadering. Deze benadering heeft met name betekenis voor de voorontwerp- en definitieve ontwerpfase. Het onderzoek zal zich daarom richten op de voorontwerpfase. Om de experimenten te kunnen beoordelen is een kader nodig. Het kader wordt gevormd door de bruikbaarheid van informatie van het bouwkundig 3D Informatiebronmodel die uitgewisseld, wordt voor vervolgstappen in het ontwerpproces een meerjarenonderhoudsplan. Het ontwerpproces van bouwwerken heeft een iteratief karakter en het automatiseren van processen waarbij informatie volgens een standaard kan worden uitgewisseld kan voordeel opleveren in tijd, betrouwbaarheid en kwaliteit. Dit iteratieve karakter stelt dus ook eisen aan de benutten van het 3D Informatiebronmodel voor andere stappen in het ontwerpproces en vice versa. De energie die het vergt om het 3D Informatiebronmodel op te bouwen en tijdens elke iteratie aan te passen moet dan wel kleiner zijn dan de voordelen die het uiteindelijk oplevert in het benutten van die informatie voor die vervolgstappen in het ontwerpproces, omdat anders beter in een keer gericht informatie verzameling en modellering kan worden uitgevoerd. In de context van dit deelonderzoek zal moeten blijken of het bouwen van een 3D Informatiebronmodel voor het afwegen van materiaalkeuzes voldoende voordelen oplevert. De bruikbaarheid van het 3D Informatiebronmodel voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan kan als positief worden beoordeeld wanneer er op basis van het 3D Informatiebronmodel hoeveelhedenstaten, met totale hoeveelheden voor productgroepen, kan worden opgebouwd en deze kunnen worden ingelezen in een planningsprogramma voor de (bouw en-)onderhoudskosten. De mogelijkheid om informatie over totalen van kozijnen die geschilderd moeten worden en ramen die gelapt moeten worden zijn belangrijk voor het bepalen van onderhoudskosten.
13
| BEHEER EN ONDERHOUD | Daarbij hoort informatie over oriëntatie (zuid- of noordligging bijvoorbeeld) die doorgerekend kan worden voor meerjarenonderhoudsplanning. Het verkrijgen van dit type informatie uit een bouwinformatiemodel, in het bijzonder het bouwkundige 3D Informatiebronmodel, moet het mogelijk maken om met succes ontwerpvarianten te kunnen beoordelen.
3.3 Casusgebouw Het onderhoud van zorggebouwen is een belangrijke kostenpost voor zorginstellingen. Door het voorspellen van de onderhoudskosten kunnen budgetten doelmatiger worden ingezet en kunnen betere afwegingen worden gemaakt tussen investeringskosten en exploitatiekosten. Deze afweging heeft ertoe geleid dat bouwkundig bureau Jansman uit Hardenberg opdracht heeft gekregen om voor alle zorggebouwen van de stichting Baalderborg meerjarenonderhoudsplannen op te stellen. Voor het vastleggen van de informatie uit de gebouwopnames van de bestaande zorggebouwen heeft Jansma gebruik gemaakt van een 3D Informatiebronmodellen. In de voorliggende studie is gebruik gemaakt van een van het 3D Informatiebronmodel voor het zorggebouw “De Boterbloem”. Het is een van de eerste 3D Informatiebronmodel die Jansman heeft voltooid. Het geselecteerde gebouw is een groepswoning en heeft een afmeting van 15 meter diep en 21,9 meter breed. Op de begane grond biedt het ruimte aan 4 cliëntenkamers, 2 woonkamers een keuken met bijkeuken en voorraadkast als ook aan een badkamer, 3 toiletten en een wasruimte. Op de verdieping onder de kap bevinden zich nog eens 7 cliëntenkamers, een personeelsruimte en een ruimte voor het hoofd, 2 toiletten en 2 douches. De complexiteit op het gebied van bouwkunde en technische installaties alsook op het gebied van bouwregelgeving is voldoende groot om deze casestudy naar een meerjarenonderhoudsplan op te baseren. FIGUUR 2 RENDERING VAN ZORGGEBOUW “BOTERBLOEM”.
Voor het bouwen van de 3D Informatiebronmodellen is gebruik gemaakt van de modelleerapplicatie Archicad 17. Het 3D Informatiebronmodel dient als basismateriaal waarmee de diverse experimenten zijn uitgevoerd. Een documentatie van het model is opgenomen in bijlage I. Daarnaast is gebruik gemaakt van de door partnerbedrijven beschikbaar gestelde en gehanteerde formulieren en schema’s voor het maken van meerjarenonderhoudsplannen en begrotingen. Zo is gebruik gemaakt van de meerjarenonderhoudsplannen van woningcorporatie Openbaar Belang, de meerjarenonderhoudsbegroting van Bouwbedrijf Trebbe Zwolle. Ook zijn de meerjarenonderhoudsplannen vergeleken met een voorbeeldplan van IBIS-Main.
3.4 Procedures Aan het onderzoek Innovaties in de bouw is deelgenomen door werknemers van partnerbedrijven, studenten van Windesheim en onderzoekers van Lectoraat Area Development. Voor het deelonderzoek naar ontwerpen gericht op beheer en onderhoud is er uit de groep partnerbedrijven een “kerngroep beheer en onderhoud” gevormd. De deelnemende bedrijven zijn zelf actief in het beheer en onderhoud of hebben hierin een adviserende rol. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de deelnemende bedrijven, haar betrokken discipline en de rollen die de deelnemers zelf binnen de discipline vervullen.
14
| BEHEER EN ONDERHOUD | TABEL 1 BETROKKEN BEDRIJVEN, HUN DISCIPLINES EN ROLLEN EN DE BIJ HET DEELONDERZOEK BETROKKEN MENSEN Partner
Discipline
Rol
Namen
Balance & Result
Organisatieadvies
BIM-adviseur
NIAG
Installatie ontwerp
Installatieadvies
Arthur van Wijk
Openbaar Belang
Woningcorporatie
Vastgoedbeheer
Ronald van Lith
Trebbe
Bouwonderneming
Uitvoering
Edwin de Graaf
Witteveen+Bos
Advies beheer en onderhoud
Adviseur
Lectoraat Area Development Windesheim
Onderzoek
Onderzoeker
Henk de Wilde
Onderzoeker stagiair Onderzoeker Stagiair Onderzoeker Stagiair
De experimenten zijn uitgevoerd op twee locaties. De voorbereidingen van de experimenten en de verwerking van de resultaten zijn verricht in het BIM-Innovatie Centrum van het lectoraat Area Development. Het Centrum beschikt over de benodigde softwareapplicaties en hardware om uitgebreid onderzoek mogelijk te maken. Voor het uitvoeren van het experiment met ARTRA is uitgeweken naar HFB in Rotterdam. Hiervoor waren een aantal overwegingen. De eerste reden was een praktische van aard. Doordat de installatieprocedure van ARTRA niet goed werkte, was de applicatie niet beschikbaar bij het BIM Innovatie Centrum. De tweede reden was de kennis waarover HFB beschikt en waarvan gebruik is gemaakt tijdens het experiment. Het risico dat het experiment mislukte door het ontbreken van professionele templates en instellingen is hierdoor verkleind, waardoor een betrouwbaarder resultaat ontstaat. Bij de bouw van de 3D Informatiebronmodellen en de uitvoering van de experimenten is er gebruik gemaakt van diverse softwareapplicaties. De keuze voor de diverse softwareapplicaties is gemaakt op basis van de beschikbaarheid ervan bij Windesheim of bij haar projectpartners en de deskundigheid om de softwareapplicatie te kunnen gebruiken. In onderstaand overzicht zijn de gebruikte softwareapplicaties weergegeven. •
Voor de bouw van de varianten van het bouwkundig 3D Informatiebronmodellen is gebruik gemaakt van een commerciële Archicad 17 licentie.
•
Voor het onderzoeken van het basismateriaal is gebruik gemaakt van een studentenversie Archicad 18.
•
Voor het beoordelen van 3D Informatiebronmodellen is gebruik gemaakt van de modelchecker van Solibri.
•
Voor het maken van een ITO vanuit Archicad is gebruik gemaakt van Excel 2011
•
Voor het bewerken van informatie is gebruik gemaakt van Artra.
Voor elk experiment is een afzonderlijk schema gemaakt, waarin is vastgelegd welk product er tijdens het experiment wordt gemaakt, welke software daarbij wordt toegepast en wat de rol van de deelnemers is. Deze schema’s zijn opgenomen bij de resultaatbeschrijvingen in hoofdstuk 4. Van de diverse experimenten wordt een registratie gemaakt. Voor de registratie van het Artra experiment is gebruik gemaakt van beeld en geluidregistratie. Voor de overige experimenten is gebruik gemaakt van screen-shots die met korte beschrijvingen zijn opgenomen in verslagen.
15
| BEHEER EN ONDERHOUD | De experimenten zijn uitgevoerd in 2 fasen. De eerste fase beoogt kennis op te doen van het basismateriaal en de minimale informatiebehoefte. Tijdens de tweede fase wordt kennis opgebouwd over het onttrekken van de hoeveelhedenstaten, benodigd voor het berekenen van de onderhoudskosten. Parallel aan de fasen wordt breder naar het beheer en onderhoud gekeken. Hierbij wordt een experiment uitgevoerd, waarbij de gegevens voor een mutatie worden onttrokken aan een 3D Informatiebronmodel. Bij het onderzoek zijn naast de onderzoekers van het lectoraat Area Development en de medewerkers van de partnerbedrijven ook studenten van de opleiding bouwkunde betrokken. Door de omvang van dit deelonderzoek zullen de werkzaamheden zich over meerdere semesters spreiden. Door de wisseling van studentonderzoekers bij een semesterovergang is er gekozen om de faseovergang daarmee gelijk te laten vallen.
16
| BEHEER EN ONDERHOUD |
4 Resultaten en analyse experimenten 4.1 Analyse software pakketten meerjarenonderhoudsplanning Voor de eerste stap in het onderzoek is een keuze voor een softwareapplicatie voor meerjarenonderhoudsplannen bepaald door te experimenteren met mogelijkheden van informatie-uitwisseling. Voor het berekenen en plannen van de noodzakelijke werkzaamheden zijn in de onderhoudsbranche meerdere softwareapplicaties in gebruik. Een aantal veelgebruikte softwareapplicaties is onderzocht op hun mogelijkheden om informatie uit te wisselen, in de open data standaard van IFC, met andere applicaties. Van de volgende softwareapplicaties zijn de mogelijkheden geïnventariseerd: •
Archi-FM
•
IBIS-Main
•
O-Prognose
•
Planon
De experimenten laten zien dat geen van de softwareapplicaties over een mogelijkheid beschikte om op basis van de IFCstandaard informatie uit te wisselen; een belangrijk uitgangspunt van het onderzoek. Dat is niet verrassend, omdat de software niet met dat doel is ontworpen. Om toch tot een aantal experimenten te komen die zicht bieden op de mogelijkheden voor andere manieren van het bewerken en de uitwisseling van informatie van een bouwinformatiemodel, zijn de genoemde applicaties nader bekeken. Uit een eerste inventarisatie bleek dat Archi-FM, IBIS-Main en Planon beschikten over invoermogelijkheden op basis van Microsoft-Excel. O-prognose vormde een uitzondering doordat OPrognose ook een koppeling heeft gebouwd voor het onttrekken van informatie aan een Revit 3D Informatiebronmodel. Tijdens het onderzoek was de oplossing van O-prognose nog in een experimenteel stadium, waarbij de ontwikkelaar het niet verantwoord vond om de applicatie in het onderzoek op te nemen. Planon is een facilitair managementinformatiesysteem. Het bestaat uit een basis-applicatie die met modules voor diverse facilitaire bewerkingen kan worden uitgebreid, waarvan de meerjarenonderhoudmodule er een is. Tijdens het onderzoek was het niet mogelijk om te beschikken over de volledig ingerichte module meerjarenonderhoud en was het voor de leverancier ondoenlijk om voldoende scholing te verzorgen voor studenten en onderzoekers. Ondanks de welwillendheid van de leverancier bood de softwareapplicatie van Planon daardoor geen mogelijkheden voor een experiment. Ook de beschikbaarheid van Archi-FM en van IBIS-Main bleken bij nader onderzoek niet afdoende voor het uitvoeren van een experiment. Pogingen om bedrijven bij het onderzoek te betrekken die over de software en de expertise beschikken, hebben niet geleid tot de gewenste experimenten. Omdat is gebleken dat geen van de softwareapplicaties, binnen de operationele mogelijkheden van het onderzoek, geschikt is voor een succesvol experiment dat zou moeten leiden tot een meerjarenonderhoudsplan is het onderzoek voortgezet op basis van analyse-experimenten. De analyse experimenten hebben tot doel om, op basis van het IFCformaat, informatie aan een 3D Informatiebronmodel te onttrekken. Bij het onttrekken van de minimaal voor een meerjarenonderhoudsplan benodigde informatie wordt het experiment als geslaagd beschouwd. Door de steeds vorderende ontwikkeling van software en het ontdekken van tot dan toe onbekende softwareapplicaties is in een later stadium van het project Artra en Ticon aan de lijst van softwareapplicaties toegevoegd. Na de analyse experimenten is met Artra een verkennend bewerkingsexperiment uitgevoerd om zicht te krijgen op de mogelijkheden voor het bewerken en uitwisselen van informatie op basis van het IFC-formaat. Het experiment is uitgevoerd ondanks het feit dat tijdens de voorbereiding van het experiment bekend werd dat het moederbedrijf van Artra was verkocht en de softwareapplicatie niet doorontwikkeld zou worden. De functionaliteit van Artra leek dermate uniek dat experimenten inzicht konden bieden op de mogelijkheden die softwareapplicaties geven wanneer zij informatie uitwisselen op basis van het IFC-formaat. Bij de beschrijving van de experimenten worden deze inzichten toegelicht.
17
| BEHEER EN ONDERHOUD | Tijdens de bewerkingsexperimenten bleek ook dat Artra uiteindelijk niet echt geschikt is voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan, maar dit stond het onderzoek naar toepassingsmogelijkheden en informatie-uitwisseling niet in de weg. In het eindstadium van het onderzoek is ook Ticon van softwarehuis Van Meijel nog getest. Deze applicatie is net als Artra in staat om, op basis van het IFC-formaat, informatie uit te wisselen. De softwareapplicatie is, door tijdsgebrek, niet gebruikt bij een analyse of bewerkingsexperiment maar moet hier wel worden genoemd, omdat de mogelijkheden uitgebreider zijn dan die van Artra. Daar waar met Artra geen meerjarenonderhoudsplan kon worden opgesteld, lijkt dit met Ticon wel te kunnen. De belangrijkste overeenkomst tussen beide applicaties is de mogelijkheid om tags toe te voegen aan IFC-Objecten waardoor IFC-objecten met informatie kunnen worden verrijkt en er nieuwe selecties van IFC-Objecten mogelijk worden.
4.2 Het 3D Informatiebronmodel als basis voor meerjarenonderhoudsplan In de tweede stap van het onderzoek is het 3D Informatiebronmodel onderzocht op kwaliteit en beschikbaarheid van informatie die relevant is voor beheer en onderhoud. Deze analyse is nodig, voordat de variantstudies kunnen worden uitgevoerd. De analyse experimenten moeten de extractie van informatie aan het bouwinformatiemodel mogelijk maken, dat bruikbaar is voor het maken van meerjarenonderhoudsplannen. Het analyse-experiment is in het bijzonder gericht op de samenstelling van het bouwkundige 3D Informatiebronmodel en in de mate waarin de informatie betrouwbaar aan dit 3D Informatiebronmodel kan worden onttrokken. Op basis van de Archicad BIM-objecten is gekeken naar de mate waarin de informatie in het 3D Informatiebronmodel aanwezig is en in de mate waarin zij correct is. Vervolgens is een information-take-off op basis van het IFC-formaat gemaakt en zijn de gegevens van het 3D Informatiebronmodel en het extract met elkaar vergeleken. Dit geeft inzicht in de mate waarin de informatie op basis van IFC aan het 3D Informatiebronmodel kan worden onttrokken en daarmee de mate waarin het uitgewisseld kan worden en of de onttrokken informatie correct is. Hoewel het zorggebouw relatief beperkt van omvang is, blijkt het door Jansman gebouwde 3D Informatiebronmodel te omvangrijk voor de beoogde analyse-experimenten. Voor de verdere analyse-experimenten is daarom een voor meerjarenonderhoudsplannen relevante BIM-objecten uit de buitenschil van het gebouw geselecteerd: •
Boeiboorden bij hellende daken
•
Dakranden en overstekken
•
Raamkozijnen
•
Deurkozijnen
•
Dakramen
•
Goten en hemelwaterafvoeren
Bij de analyse van de BIM-objecten blijkt een eigenschap van de software waarmee ze gebouwd zijn het correct genereren van informatie in de weg te staan. Bij het modelleren van de BIM-objecten wordt de uiterste omvang van de vorm beschreven in een rechthoekig volume, de bounding box genaamd. Bij de bepaling van de maten voor onderdelen van een BIM-object maakt de modelleersoftware in specifieke gevallen geen onderscheid tussen de maten van de bounding box en de te meten onderdelen. Voorbeelden hiervan zijn de breedte maatvoering van de bakgoot, de breedte maatvoering van de hemelwaterafvoer, de maten van het boeiboord en de maten van een raam- en deurkozijn. Ook blijkt het toevoegen van BIM-objecten, die niet behoren bij het vakgebied van de modelleur, te leiden tot onbetrouwbare informatie. Een voorbeeld hiervan is de door de bouwkundig modelleur toegevoegde hemelwaterafvoer.
18
| BEHEER EN ONDERHOUD | Vanuit het perspectief van de beschikbaarheid van informatie in de voorontwerpfase kan worden gesteld dat niet alle informatie tijdens de voorontwerpfase beschikbaar is om op basis van een TCO-benadering uitspraken te kunnen doen over de onderhoudsbehoefte van de onderzochte BIM-objecten. Hierbij springt de maatvoering van de boeiboorden en de dak overstekken in het oog. Tabel 2 geeft een overzicht van de bevindingen over de correctheid en bruikbaarheid van de informatie. In de navolgende paragrafen worden de analyses van de BIM-objecten beschreven.
Bakgoten en boeiboorden In het 3D Informatiebronmodel is de boeiboord als afzonderlijk BIM-object gemodelleerd. Hierdoor kunnen zowel in Archicad als in Solibri de voor een meerjarenonderhoudsplan benodigde maten aan het 3D Informatiebronmodel worden onttrokken. Vanuit de ontwerppraktijk moet worden geconstateerd dat een boeiboord in het voorontwerpstadium nog niet als apart BIM-object wordt gemodelleerd. Het verkrijgen van de voor een meerjarenonderhoudsplan benodigde informatie vraagt in dit geval dus om een extra inspanning van de bouwkundig modelleur. Hoewel de maatvoering dus correct is, is de beschikbaarheid niet vanzelfsprekend. De boeiboord is een bouwkundig element. Er kan dus worden gesteld dat het BIM-object met de juiste kennis en ervaring door een bouwkundig modelleur in het bouwkundig 3D Informatiebronmodel is gemodelleerd. NB: daar waar in de huidige bouw kunststof boeien worden toegepast is het mogelijk dat de boeien in een ander aspectmodel worden ontworpen. Doordat de modelleur gebruik heeft gemaakt van het juiste Archicad object kan het dak-gereedschap de voor onderhoud correcte gegevens aan het BIM-object onttrekken. Hoe kritisch dit aspect van het modeleren van BIM-objecten is, toont het draaien van het BIM-object. Bij het draaien van het boeideel verandert in Solibri de dikte in de breedte en zijn de maten dus onbetrouwbaar. Dit geeft aan hoe cruciaal de expertise is die waarover een modelleur moet beschikken om BIMobjecten zo te kunnen modelleren dat het onttrekken van de juiste gegevens voor het maken van een meerjarenbegroting mogelijk is. Het experiment laat zien dat het dus mogelijk is om een boeiboord te modelleren waarvan de juiste gegevens zijn te onttrekken. Dit heeft geen betekenis voor andere bewerkingen die wellicht andere gegevens vragen. FIGUUR 3 BOEIBOORD MET INFORMATIE ONTTROKKEN IN SOLIBRI, DIKTE IS 18 MM.
FIGUUR 4 BOEIBOORD MET INFORMATIE. ONTTROKKEN IN SOLIBRI, DIKTE 509 MM
De analyse van dak overstekken en aan elkaar gekoppelde boeiboorden laat zien dat de uitwisseling van maatgegevens niet automatisch vanuit het 3D Informatiebronmodel kunnen worden gegenereerd (zie figuur 5). Solibri berekent de oppervlakken vanuit de bounding box. Door de hellingshoek van het dak en omdat de maat van de zijkant van de boeiboord gemeten moet worden, is het niet mogelijk om het oppervlak automatisch te genereren. Handmatig toevoegen van deze informatie is nodig en mogelijk, maar omdat het in dit onderzoek de wens is om met het bouwinformatiemodel ontwerpiteraties te ondersteunen, is het handmatig toevoegen van informatie om te komen tot een informatie-uitwisseling voor een meerjarenonderhoudsplan geen wenselijke oplossing. De bouwkundig modelleur zou dus, voor het modelleren van een dakoverstek met informatie die uitwisselbaar is voor het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan, eigenlijk specifieke kennis moeten hebben van de te genereren informatie voor een meerjarenonderhoudsplan. Het is de vraag of dit verlangd kan worden van een bouwkundig modelleur. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van informatie over beheer en onderhoud zal uiteindelijk toch bij de betreffende deskundige moeten blijven liggen.
19
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 5
In groen is een 2 meter lang boeiboord aan de zijkant van het dak gemoduleerd. Deze is 2m lang, 509mm breed en 18mm dik. In Solibri is de boeiboord 1,77m lang en 1,77m hoog. Dit zijn de horizontale en verticale maten. De oppervlakte van hoog. Dit zijn de horizontale en verticale maten. De oppervlakte van het boeiboord is in Solibri 0,04m². Dit is de bovenkant van de boeiboord (0,018x2).
Andere problemen in de informatie-overdracht blijken te ontstaan bij het bepalen van de juiste maten van de bakgoot; ook een voor beheer en onderhoud relevant onderdeel van een gebouw. Bij het bepalen van de diepte van de bakgoot geen onderscheid gemaakt met de diepte van de gootbeugel die de diepte van de bounding box bepaald. Als de optie gootbeugels in het BIM-object worden uitgezet verdwijnen deze uit het BIM-object en wordt vanuit de rechthoekige doorsnede van de goot de correcte maat gegenereerd (zie afbeelding 6 en 7). Omdat voor het berekenen van de onderhoudskosten de gootlengte maatgevend is, vormt het voor het bepalen van een meerjarenonderhoudsplan geen probleem. Vanuit het perspectief van rollen en verantwoordelijkheden kan worden gesteld dat de goot door de bouwkundig modelleur is toegevoegd waarmee de plek en de afmeting vallen binnen de juiste rol waardoor hij op basis van zijn kennis ook de verantwoordelijkheid kan nemen voor de genomen beslissingen. Het uitschakelen van de gootbeugels heeft geen gevolgen voor het bepalen van het meerjarenonderhoudsplan. Het probleem van de afwijkende maatbepaling doet zich vaker voor. Daar waar de uiterlijke vorm van het BIM-object niet overeenkomt met de bounding box ontstaat een afwijkende maat. FIGUUR 6 BIM-OBJECT BAKGOOT ZONDER BEUGELS.
FIGUUR 7 BIM-OBJECT BAKGOOT MET BEUGELS
Bij het bepalen van de afmetingen van de hemelwaterafvoer treedt het probleem op zodra de beugels van het BIM-object worden gebruikt. De breedte maat van de hemelwaterafvoer met beugels is 180 mm en zonder beugels is deze 100 mm (zie afbeelding 8 en 9).
20
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 8 HEMELWATERAFVOER ZONDER BEUGELS
De breedte wordt bepaald door de totale breedte van de bounding box die gelijk is aan de breedte van de hemelwaterafvoer.
FIGUUR 1: HEMELWATERAFVOER MET BEUGELS
De breedte wordt bepaald door de totale breedte van de bounding box die ongelijk is aan de breedte van de hemelwaterafvoer.
Ook hier is de breedtemaat niet maatgevend, dus zal er voor het meerjarenonderhoudsplan in eerste instantie geen probleem ontstaan. De lengtemaat wordt zowel in Archicad als na de ITO in Solibri bepaald op 2,97 m1. Deze maat wordt correct gemeten en uitgewisseld. Vanuit het perspectief van de rollen en verantwoordelijkheden moet er een kanttekening worden geplaatst bij deze maat. Het 3D Informatiebronmodel is door een bouwkundig modelleur opgebouwd waarbij de lengte van de hemelwaterafvoer het gevolg is van een opname tot op het maaiveld. Voor dat deze informatie kan worden gebruikt, zal de lengte tot op de aansluitende grondleiding bepaald moeten worden. Feitelijk blijkt in het experiment dat de informatie onvolledig is, waardoor zij zonder verdere toelichting onjuist kan worden geïnterpreteerd. Het bouwkundig 3D Informatiebronmodel lijkt een compleet beeld te geven van het gebouw, maar door het onjuist toevoegen van installatie BIM-objecten door de bouwkundig modelleur ontstaat een vertekend beeld dat tot verkeerde verwachtingen kan leiden.
Kozijnen en deuren Ook bij kozijnen komt de uitdaging van goede informatie-uitwisseling aan het licht. In Archicad worden kozijnen gemodelleerd met de kozijnen-module. Deze module beschikt over de mogelijkheden om naast het kozijn ook rollagen, raamdopelstenen, vensterbanken en ventilatieroosters op te nemen in een BIM-object. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om kozijnen eenvoudig en snel te modelleren. Dit is een belangrijke kwaliteit voor een ontwerpinstrument dat een ontwerpproces moet ondersteunen. Het gemodelleerde kozijn wordt in het 3D Informatiebronmodel opgenomen door deze te plaatsen in een BIM-object ”Wall”. Het kozijn kan dus niet zelfstandig worden geplaatst. Een andere wijze om een kozijn te modelleren bestaat uit het toepassen van een Curtain-wall. Deze werkwijze vertoond overeenkomsten met de werkwijze van Revit waarbij een kozijn wordt opgebouwd uitafzonderlijke onderdelen en informatie over deze onderdelen afzonderlijk aan het 3D Informatiebronmodel zijn te onttrekken. Over de voor en nadelen van beide werkwijzen later meer. Het 3D Informatiebronmodel van het zorggebouw “de Boterbloem” is opgebouwd met BIM-objecten gemaakt met de kozijn-module. In de onderstaande figuren is weergegeven hoe de informatie kan worden onttrokken. In figuur 10 is een screenshot uit Solibri weergegeven. Het laat rechts, in de groene kleur, het kozijn zien zoals dit in Archicad is gemodelleerd. Aan de linkerzijde zijn tabbladen te zien waar gegevens over het BIM-object kunnen worden gevonden. De afbeelding laat het tabblad “Quantities” zien. Daarin worden de buiten maten van het BIM-object weergegeven. De oppervlaktemaat “area” wordt hierin berekend inclusief de rollaag en is daardoor onbruikbaar als informatie voor het meerjarenonderhoudsplan.
21
| BEHEER EN ONDERHOUD | In figuur 11 is ook een screenshot uit Solibri weergegeven. Rechts is weer het kozijn te zien zoals dit is Archicad is gemodelleerd. Aan de linkerzijde is nu het tabblad “IFC Dimensions” te zien. Hierin worden de maten voor de hoogte “hight” en de breedte “Width” beschreven. Deze maten kunnen met een tussenstap leiden tot de oppervlaktemaat benodigd voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Deze tussenstap kan plaatsvinden in de softwareapplicatie voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan of als afzonderlijke tussenstap in bijvoorbeeld MS-Excel. FIGUUR 10
In groen wordt het raamkozijn weergegeven. In de linker kolom zijn de gegevens uit het tabblad “Quantities” te zien. Zij beschrijft de maten van de BoundingBox, de rechthoekige beschrijving van de buitenmaten van het BIM-object.
FIGUUR 11
In groen wordt het raamkozijn weergegeven. In de linker kolom zijn de gegevens uit het tabblad “IFC-Dimensions” te zien. Zij beschrijft de hoogte- en breedtemaat van het kozijn. Dit zijn de netto kozijnmaten exclusief de rollaag.
In figuur 12 is een laatste screenshot uit Solibri weergeven. Ook hier rechts het kozijn en links de informatie. Deze informatie is gevonden onder het tabblad “Pset_WindowCommon” en beschrijft het glasoppervlak. Een oppervlaktemaat die niet direct bruikbaar is voor een meerjarenonderhoudsplan maar eventueel wel bruikbaar voor het berekenen van beheerkosten zoals bijvoorbeeld kosten voor het bewassen van de beglazing. Uit het analyse experiment wordt duidelijk dat het kozijnoppervlak niet direct aan het 3D Informatiebronmodel kan worden onttrokken. Hiervoor is een tussenbewerking nodig of moet de softwareapplicatie voor meerjarenonderhoudsplanningen in staat zijn om het kozijnoppervlak te berekenen vanuit de kozijnafmetingen. De analyse van het deurkozijn leidt tot dezelfde bevindingen. In figuur 13 is een screenshot uit Solibri weergegeven. Rechts is het deurkozijn te zien zoals dit is Archicad is gemodelleerd. Aan de linkerzijde is nu het tabblad “IFC Dimensions” te zien. Hierin worden de maten voor de hoogte “hight” en de breedte “Width” beschreven. Net als bij het raamkozijn kunnen deze maten, met een tussenstap, leiden tot de oppervlaktemaat benodigd voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Deze tussenstap kan plaatsvinden in de softwareapplicatie voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan of als afzonderlijke tussenstap in bijvoorbeeld MS-Excel.
22
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 12
FIGUUR 13
In groen wordt het deurkozijn weergegeven. In de linker
“Pset_WindowCommon” te zien. Zij beschrijft het oppervlak
kolom zijn de gegevens uit het tabblad “IFC-Dimensions” te
van de beglazing. In groen wordt het raamkozijn
zien. Zij beschrijft de hoogte- en breedte-maat van het kozijn.
weergegeven. In de linker kolom zijn de gegevens uit het
Dit zijn de netto kozijn maten exclusief de rollaag
tabblad
De resultaten van dit analyse experiment met de diverse BIM-objecten is weergeven is de tabel 2. Het valt op dat er weinig bruikbare informatie beschikbaar is voor het samenstellen van een meerjarenonderhoudsplan. Dat ondanks het feit dat het gebruikte 3D Informatiebronmodel juist met dit doel is opgebouwd. De praktijk is natuurlijk anders dan het experiment gericht op het ontwerpproces. Het casusmodel is bedoeld voor een meerjarenonderhoudsplan dat door Bureau Jansman zelf wordt samengesteld in de applicatie MS-Excel. Dit geeft hen vrijheid om de genoemde tussenstap te maken die nodig is voor het berekenen van de oppervlakken. Het meerjarenonderhoudsplan is dus niet gebaseerd op het uitwisselen van informatie op basis van het IFC-formaat, dat in dit onderzoek wordt beproefd. TABEL 2 RESULTATEN VAN HET ANALYSE-EXPERIMENT WAARBIJ DE UITWISSELING VAN INFORMATIE OP BASIS VAN HET IFC-FORMAAT VOOR DIVERSE BIM-OBJECTEN IS GETEST. BIM-objecten
Eenheid
Archicad
IFC
Correct?
Bruikbaar
Opmerkingen
Boeiboord goot
M2
1,02
1,02
Ja
Ja
Het modelleren van het BIM-object dat de juiste gegevens genereerd in Solibri is sterk afhankelijk van de expertise van die de modelleur heeft.
Dak overstek
M2/M1
1,02
-
Nee
Nee
Deze maten zijn niet in een voorontwerp aanwezig en kunnen niet in Solibri worden uitgelezen.
Goten
M1
5,7
5,7
Ja
Ja
Dieptemaat afhankelijk van instellingen BIMobject maar irrelevant.
HWA
M1
2,97
2,97
Ja
Nee
De breedtemaat is afhankelijk van de instellingen in het BIM-object maar irrelevant. De lengtemaat is bepaald door de bouwkundig modelleur en onbruikbaar.
Raamkozijn
M2
1,352
-
Nee
Nee, mits
De buitenmaten van het kozijn kunnen worden onttrokken aan het model. Een tussenstap kan leiden tot de oppervlakteberekening.
Deurkozijn
M2
2,544
1
Nee
Nee, mits
De buitenmaten van het kozijn kunnen worden onttrokken aan het model. Een tussenstap kan leiden tot de oppervlakteberekening.
23
| BEHEER EN ONDERHOUD | Vanuit het perspectief van de rollen en verantwoordelijkheden voor de ontwerpende disciplines, kan worden geconcludeerd dat een de aard van de te modelleren BIM-objecten en de eigenschappen van de uit te wisselen informatie moeten aansluiten bij de kennis en kunde van het vakgebied van de modelleur. Naast de verantwoordelijkheid die de modelleur moet kunnen nemen voor de door hem gemodelleerde BIM-objecten zou hij, wil hij ook verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de uitwisseling van de informatie voor het meerjarenonderhoudsplan, kennis moeten hebben van de invoerspecificaties voor een meerjarenonderhoudsplan. Dit is een belangrijke constatering omdat hier juist kennis en kunde wordt vereist die niet vanzelfsprekend is. Afstemming tussen de, in dit geval, bouwkundig modelleur en de onderhoudsexpert zal moeten leiden tot bruikbare informatie. Vanuit het perspectief van het volwaardig benutten van het bouwinformatiemodel in het ontwerpproces kan worden geconcludeerd dat het handmatig toevoegen van informatie aan het 3D Informatiebronmodel als compensatie van het tekortschieten van de berekening van afmetingen in de BIM-objecten onwenselijk is. Het handmatig toevoegen van informatie kost veel tijd en energie en het vergroot de kans op faalkosten. Dit gaat ten koste van de innovatiekracht die in het bouwinformatiemodel schuil gaat. Om tot inzicht te komen hoe de analyse-experimenten een licht werpen op een vernieuwende fasering van het ontwerpproces, zijn de BIM-objecten beoordeeld op de waarschijnlijkheid waarmee ze voor zouden komen in een voorontwerpfase. De beoordeling heeft plaats gevonden op basis van een checklist die is ontstaan uit een vergelijking van de DNR2011, de STB2009, de RBB 130 en de NEN-2574. Deze normen en richtlijnen beschrijven de door diverse ontwerpende disciplines te leveren bouwinformatieproducten ingedeeld naar de gebruikelijke ontwerpfasen. Tabel 3 laat een overzicht zien van de onderzochte BIM-objecten en de fase waarin deze volgens de checklist, op basis van de door hen beschreven informatie voor zouden moeten komen. TABEL 3 BESCHIKBAARHEID VAN INFORMATIE PER FASE BIM-objecten
Structuur
Voor
Definitief
ontwerp.
ontwerp
ontwerp
Boeiboord goot
Nee
Nee
Ja
Vanuit het bouwkundig 3D-IBM
Dak overstek
Nee
Nee
Ja
Vanuit het bouwkundig 3D-IBM
Ja
Vanuit het Bouwkundig of werktuigbouwkundig
Goten
Toelichting
Nee
Ja
HWA
Nee
Nee
Ja
Vanuit het werktuigbouwkundig 3D-IBM
Raamkozijn
Nee
Ja
Ja
Vanuit het bouwkundig 3D-IBM
Deurkozijn
Nee
Ja
Ja
Vanuit het bouwkundig 3D-IBM
3D-IBM
De fase waarin de informatie beschikbaar is bepaald de mate waarin de informatie kan worden gebruik om het ontwerpproces te sturen. Voor de BIM-objecten is onderzocht in welke fase ze volgens de in de bouw gebruikte richtlijnen en normen aanwezig moeten zijn.
Tabel 3 laat zien dat alle informatie in de definitieve ontwerpfase in enig bouwinformatieproduct beschreven zou moeten zijn. Bij het gebruik van een bouwinformatiemodel zou de beschrijving plaats moeten vinden in een van de 3D Informatiebronmodellen. Indien het mogelijk is om de correcte informatie uit te wisselen zou deze fase geschikt zijn om een meerjarenonderhoudsplan op te stellen. Met het oog op innovatie en het sturen van het ontwerpproces heeft het maken van een meerjarenonderhoudsplan weinig meerwaarde. Bij het beëindigen van deze fase zijn de belangrijkste ontwerpbeslissingen al genomen en is er relatief weinig ruimte voor ontwerpaanpassingen zonder dat er veel energie verloren gaat. Vanuit het perspectief van innovatie kan worden geconcludeerd dat het belangrijk is om te onderzoeken wanneer gegevens er beschikbaar zijn in het voorontwerp en hoe de niet beschikbare gegevens in het voorontwerp beschikbaar gemaakt kunnen worden, waarbij uiteraard het gebruik van 3D Informatiebronmodellen het uitgangspunt is.
24
| BEHEER EN ONDERHOUD |
4.3 Ontwerpexperimenten met raamkozijnen Omdat er geen mogelijkheid blijkt te zijn om de aan het 3D Informatiebronmodel onttrokken informatie te importeren in een geschikte softwareapplicatie kan de onttrokken informatie niet worden getest. Daarom is getracht om informatie die aan het bouwinformatiemodel wordt onttrokken te beoordelen op bruikbaarheid voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Hiervoor zijn ontwerpexperimenten met raamkozijnen uitgevoerd. Om de onttrokken informatie van ontwerpvarianten te kunnen analyseren en beoordelen op bruikbaarheid voor meerjarenonderhoudsplannen, is een checklist opgesteld. Hiervoor is een meerjarenonderhoudsplan van woonstichting Openbaar Belang en van bouwbedrijf Trebbe geanalyseerd. Deze analyse is vergeleken met een voorbeeld meerjarenonderhoudsplan van IBIS-Main. De analyses hebben geleid tot een checklist waarin de onttrokken informatie kan worden vermeld. Bij het samenstellen van de checklist is rekening gehouden met de in het zorggebouw aanwezige bouwelementen.
Checklist informatie voor meerjarenonderhoudsplan De analyse van de meerjarenonderhoudsplannen laat zien dat de informatie in een bepaalde structuur aanwezig moet zijn. De structuur bestaat uit de groep van bouwdelen waarbij de informatie geselecteerd moet kunnen worden op basis van een aantal kenmerken. Ook moet de informatie op basis van specifieke eenheden beschikbaar zijn. Tabel 4 geeft aan welke bouwelementen relevant zijn, welke kenmerken er voorhanden moeten zijn en op basis van welke eenheid de informatie beschikbaar moet zijn. TABEL 4 CHECKLIST VOOR DE HET BEOORDELEN VAN DE ONTTROKKEN INFORMATIE OP HAAR BRUIKBAARHEID VOOR HET MAKEN VAN EEN MEERJARENONDERHOUDSPLAN Aspect
Eenheid
Opmerkingen
Hoeveelheid
M2/M1
Totale oppervlak per Object
Oriëntatie
Windrichting
Op basis van 45 graden verdeling
Peilmaat
mm
Bovenkant BIM-object
Materiaal
Beschrijving/code
Mogelijk NL-SFB
Afwerking
Beschrijving/code
Mogelijk NL-SFB
Glasoppervlak
M2
Totale glasoppervlak per Object
Kozijnlengte
M1
Totale lengte kozijnhout per Object
Per BIM-object moet de informatie zijn voorzien van de in de tabel genoemde aspecten. In het roze gekleurde deel zijn aspecten opgenomen die niet direct van belang zij voor de voorontwerpfase maar in een later stadium bruikbaar zijn.
De aspecten moeten bekend zijn om de onderhoudskosten te kunnen berekenen en de werkzaamheden in de tijd te kunnen plannen. De afzonderlijke aspecten vragen om enige toelichting. De hoeveelheid is nodig om de hoogte van de onderhoudskosten op te baseren en liggen aan de basis van de doorlooptijd voor het onderhoudsplan. De oriëntatie is van invloed op de verouderingssnelheid van materialen en systemen en daarmee de frequentie van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden. De peilmaat heeft is vooral van invloed op de kosten die de uitvoering van het onderhoud met zich meebrengen. Hoger gelegen gebouwonderdelen vragen inzet van extra materieel zoals steigers en/of hoogwerkers of zijn voor het ontwerpen van een glazenwassysteem van belang. Het materiaal en de afwerking van het materiaal zijn van invloed op de onderhoudskosten en de frequentie. Het onderzoek richt zich op het terugkoppelen van ontwerpkeuzes op basis van de onderhoudskosten in het voorontwerpstadium. In deze ontwerpfase wordt er, voor het bepalen van kosten, gerekend met eenheidsprijzen per vierkante meter. In latere fasen worden kosten berekend op basis van strekkende meters en stuks.
25
| BEHEER EN ONDERHOUD | In de zijlijn van het onderzoek wordt doorlopend geïnventariseerd welke implicaties het gebruik van een 3D Informatiebronmodel kan hebben voor de beheer- en onderhoudsfase. Hierdoor zullen naast de genoemde aspecten, daar waar mogelijk ook de aspecten behorend bij de beheerfase worden onderzocht. De aanvullende aspecten voor het analyse-experiment voor de kozijn-varianten zijn het glasoppervlak en de berekening van de strekkende meters kozijn. Daar waar in de ontwerpfase wordt gerekend met onderhoudsbudgetten vraagt de beheerfase om kostenberekening van de onderhoudskosten. Het onttrekken van de strekkende meters kozijn en het glasoppervlak worden dan relevant. De aanvullende aspecten zijn in tabel 4 in het gearceerde deel opgenomen. Naast de genoemde aspecten en de aanvullende aspecten worden de analyse-experimenten met de kozijnen beoordeeld op basis van de beschikbaarheid en de correctheid ervan. De correctheid van de informatie wordt gecontroleerd door het handmatig narekenen van de onttrokken informatie. De checklist in tabel 5 is daarom uitgebreid met de kolommen voor informatie in Archicad, in IFC en een kolom om aan te geven of de informatie correct is. Deze tabel beschrijft de eisen waaraan de informatie voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan aan moet voldoen. TABEL 5 CHECKLIST VOOR AANWEZIGHEID EN CORRECTHEID VAN INFORMATIE Aspect
Eenheid
Archicad
IFC
Correct
Opmerkingen
Hoeveelheid
M2/M1
Totale oppervlak per Object
Oriëntatie
Windrichting
Op basis van 45 graden verdeling
Peilmaat
mm
Bovenkant BIM-object
Materiaal
Beschrijving/code
Mogelijk NL-SFB
Afwerking
Beschrijving/code
Mogelijk NL-SFB
Glasoppervlak
M2
Totale glasoppervlak per Object
Profiel lengte
M1
Totale lengte kozijnhout per Object
Na de inventarisatie van de softwareapplicaties, de analyse van het 3D Informatiebronmodel van het zorggebouw “de Boterbloem” en het opstellen van de checklists zijn ontwerpexperimenten met raamkozijnen uitgevoerd. De ontwerpexperimenten laten zien dat het genereren van een meerjarenonderhoudsplan op basis van een 3D Informatiebronmodel niet mogelijk is zonder tussenbewerkingen.
Ontwerpexperimenten met kozijnen Het doel van het genereren van een meerjarenonderhoudsplan is het sturen van het ontwerpproces op basis van de onderhoudskosten. Een eerste vereiste hierbij is de aanwezigheid van de informatie in het 3D Informatiebronmodel in de voorontwerpfase. Uit de analyse van het 3D Informatiebronmodel van het zorggebouw blijken met name de BIM-objecten van de raam- en deurkozijnen in de voorontwerpfase aanwezig te zijn. De keuze om met een van deze BIM-objecten verder te experimenteren ligt dus voor de hand. De keuze is gevallen op het raamkozijn in de topgevel van het zorggebouw (zie figuur 14). FIGUUR 14
Voor het analyse-experiment wordt gebruik gemaakt van het met de rode cirkel aangeduide raamkozijn in de topgevel van het zorggebouw.
26
| BEHEER EN ONDERHOUD | De ontwerpexperimenten beogen informatie te onttrekken aan een 3D Informatiebronmodel, waarbij er op basis van twee variabelen met ontwerpvarianten van kozijnen worden geanalyseerd. De eerste reeks met kozijnen bevat verschillende basismaterialen en wordt hierna aangeduid met variantenstudie “materiaal”. De tweede reeks kozijnen varieert in de verdeling van het glas en wordt hierna aangeduid als variantenstudie “indeling”. De verschillende sets van informatie beschrijven daarbij kozijnvarianten waarover de onderhoudsspecialist, op basis van een meerjarenonderhoudsplan, uitspraken zou kunnen doen over de onderhoudskosten. Het verschil in de onderhoudskosten is gebaseerd op het verschil in de onttrokken informatie. Het analyse-experiment zal deze verschillen moeten aantonen Voor de variantenstudie “materiaal” is het raamkozijn uit het zorggebouw viermaal in een muurstuk geplaatst (zie figuur 15). Deze raamkozijnen zijn de standaard raamkozijnen uit de kozijnmodule van Archicad 17. Het eerste kozijn is het kozijn uit het zorggebouw. De drie volgende kozijnen zijn respectievelijk voorzien van de materialen aluminium, hout en kunststof. Ook is er een extra raamkozijn geplaatst uit de standaard kozijnmodule van Archicad 18. FIGUUR 15
De vijf muurstukken waarin de variant raamkozijnen zijn geplaatst. De raamkozijnen waarmee is gevarieerd zijn aangeduid met een rode cirkel.
27
| BEHEER EN ONDERHOUD | Met het plaatsen van dit extra kozijn wordt inzicht verkregen over de invloed die de modelleersoftware heeft op de informatie-uitwisseling en met name over de invloed van de functionaliteit van het BIM-object zelf. Tabel 6 geeft de kozijnmerken weer die aan de diverse kozijnen zijn gegeven. De kozijnmerken verwijzen naar de bron van het geplaatste kozijn, 0 als het uit het zorggebouw boterbloem afkomstig is en 1 voor het Archicad 18 kozijn. Ook is bij kozijn 2, 3 en 4 het toegepaste materiaal aan het merk toegevoegd. In de kolom release is het Archicad release nummer weergegeven waaruit het kozijn-object afkomstig is. Tot slot geeft de kolom bewerking in het BIM-object de bewerking weer die is uitgevoerd om het materiaal overdraagbaar te maken bij een informatie-uitwisseling op basis van het IFC-formaat. TABEL 6: KOZIJNEN VOOR VARIANTENSTUDIE “MATERIAAL” Nr
Kozijnmerk
Bron
Materiaal
Release
Bewerking in BIM-object
1
Merk 0
3D-IBM Boterbloem
Default
17
Standaard
2
Merk 0 alu
3D-IBM Boterbloem
Aluminium
17
Parameter materiaal toegevoegd
3
Merk 0 hout
3D-IBM Boterbloem
Hout
17
Parameter materiaal toegevoegd
4
Merk 0 kunst
3D-IBM Boterbloem
Kunststof
17
Parameter materiaal toegevoegd
5
Merk 1
Archicad 18
Default
18
Standaard
De diverse raamkozijnen volgend uit de variatie van het basismateriaal die gebruikt gaan worden in het analyse-experiment “materiaal”. De raamkozijnen zijn te herkennen aan het kozijn-merk en onderscheiden zich naast het materiaal door de Archicad release van de gebruikte kozijn-module.
In eerste instantie is gekozen voor het variëren in het materiaal van het kozijn. Om direct meer gevoel te krijgen voor de energie die het kost om parameters te wijzigen in het BIM-object zijn bij kozijn 2,3 en 4 ook de kleur van het kozijn gewijzigd en is de glassoort gewijzigd in zelfreinigend glas. Deze extra aspecten zijn in de eerder ontworpen tabel 5 toegevoegd. Het bewerken van de BIM-objecten bleek vrij eenvoudig te zijn. Het Archicad raam-object bevat een aantal parameters. Grofweg kunnen deze worden verdeeld in twee soorten. De ene soort wordt door de software voorzien van een waarde en de andere soort moet handmatig van een waarde worden voorzien. Beide soorten kunnen via het IFC-formaat worden uitgewisseld door de Archicad parameter te koppelen aan een IFC-parameter. Een belangrijk verschil tussen de twee soorten is de bruikbaarheid binnen het ontwerpproces. De soort parameters die automatisch door Archicad wordt berekend is bruikbaar bij ontwerpiteraties, de andere soortkost veel energie omdat deze na elke iteratie gecontroleerd en eventueel aangepast moeten worden. Dit is een belangrijk bezwaar tegen het handmatig invullen van waarden voor parameters.
Varianten materiaal kozijnen Het eerste ontwerpexperiment betreft een variantenstudie naar materiaal voor kozijnen. Dit experiment moet laten zien dat het mogelijk is om materiaaleigenschappen via het IFC-formaat aan het 3D Informatiebronmodel te onttrekken. Figuur 16 toont een voorbeeld van een Information Take-Off in Solibri waarbij o.a. de verdieping (is een indicatie voor de peilmaat van het BIM-object), de kozijnkleur en de oriëntatie aan de BIM-objecten zijn onttrekken. Op basis van de in paragraaf 4.3 opgestelde checklist is de Information Take-Off van elk van de vijf varianten beoordeeld.
28
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 16
Tabel 7 geeft een voorbeeld van de variant “merk 0 alu” waarbij met uitzondering van de kozijnprofiel lengte, de peilmaat en de hoeveelheid, alle gegevens zijn uitgewisseld. De prameters die in Archicad handmatig van informatie zijn voorzien zijn in de kolom “Archicad” rood gearceerd. Deze gegevens zijn dus wel uitwisselbaar maar minder geschikt om op deze wijze uit te wisselen binnen een ontwerpproces. TABEL 7 CHECKLIST VOOR KOZIJN MERK 0ALU, GEBRUIKT VOOR HET BEOORDELEN VAN DE INFORMATIE ONTTROKKEN AAN DE HET KOZIJN MERK 0ALU UIT DE VARIANTSTUDIE “MATERIAAL”. Aspect
Eenheid
Archicad
IFC
Correct
Opmerkingen
Hoeveelheid
M2/M1
1,352
-
Nee
Totale oppervlak per Object
Oriëntatie
Windrichting
Oost
Oost
Ja
Peilmaat
Mm
-
Zolder
Nee
Niet mogelijk
Materiaal
Beschrijving/code
Aluminium
Aluminium
Ja
Geen NL-SFB-code getest
Afwerking
Beschrijving/code
-
-
Glasoppervlak
M2
0,821
0,821
Ja
Profiel lengte
M1
-
-
Nee
Glassoort
Beschrijving/code
Zelf
Zelf
Ja
Handmatig toegevoegd
reinigend
reinigend
Wit
Wit
Ja
Handmatig toegevoegd
Niet getest
Handmatig toevoegen niet uitgevoerd.
Kleur
Beschrijving/code
Het exporteren van informatie uit Solibri naar MS-Excel blijkt zonder problemen te verlopen. Het na bewerken van de informatie door bijvoorbeeld informatie in EXCEL te herschikken is een extra processtap waarbij het 3DInformatieBronBestand niet meer fungeert als informatiedrager en de data wordt geanalyseerd en/of bewerkt op basis van discipline specifieke kennis. Het samenstellen van kozijngroepen op basis van oriëntatie is hier een voorbeeld van. De resultaten van deze processen dienen door de discipline te worden teruggekoppeld. De effectiviteit en efficiëntie van de bewerking/analyse en de terugkoppeling van haar resultaten zijn medebepalend voor de innovatiekracht van het bouwinformatiemodel. Voor de oorzaak van de noodzakelijke nabewerking van de informatie moet worden gekeken naar enerzijds de beperkte mogelijkheden van datakoppeling in de modelleersoftware en anderzijds naar de structuur van het 3D Informatiebronmodel.
29
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Varianten kozijnvormen Voor een ontwerpexperiment is een variantenstudie gemaakt waarbij een raamkozijn driemaal in een muurstuk is geplaatst (zie figuur 17). De variatie is aangebracht door kozijnen anders in te delen. Kozijn nummer 1 heeft een kozijnkader met vast glas. Kozijn 2 heeft een vast kader, een tussenstijl en 2 delen vast glas. Kozijn 3 heeft een vast kader, een tussenstijl, een deel vast glas en een draairaam. FIGUUR 2
De kozijnen uit de variantenstudie voor het analyse-experiment “indeling”. Van links naar rechts het kozijn met vast glas, het kozijn met vast glas en een tussenstijl en he kozijn met vast glas en een draairaam.
Tabel 8 beschrijft de Archicad release waarvan het kozijn-object is gebruikt. Hierbij is gekozen voor de laatste Archicad release omdat het analyse-experiment “materiaal” aantoonde dat de functionaliteit van het kozijn-object kan leiden tot een grotere hoeveelheid informatie en daardoor medebepalend is voor het succesvol uitwisselen van informatie in een ontwerpproces. Naast de Archicad release wordt de indeling omschreven en de bewerking in het BIM-object. TABEL 8 EEN OVERZICHT VAN DE KENMERKEN VOOR DE DRIE KOZIJNVARIANTEN ZOALS DE ZIJN GEBRUIKT IN HET ANALYSE-EXPERIMENT “INDELING”. Nr.
Kozijnmerk
Bron/release
Indeling
Bewerking in BIM-object
1
1-delig vast
Archicad 18
Vast glas
Standaard
2
2-delig vast/vast
Archicad 18
Vast glas met tussenstijl
Standaard
3
2-delig vast/draai
Archicad 18
Vast glas en een draairaam
Standaard
Na het uitvoeren van het analyse-experiment bleek deze in verband met gelijkblijvende oppervlakken geenbetekenis te hebben voor het samenstellen van een meerjarenonderhoudsplan. Desondanks kunnen een aantal lessen worden getrokken die betekenis hebben voor beheer en onderhoud in het algemeen. De functionaliteit van de modelleerapplicatie en de intelligentie van het BIM-object spelen een cruciale rol als het gaat om de mogelijkheden die het bouwinformatiemodel biedt bij het tot stand komen van de berekening van de profiellengte. De analyse-experimenten waarbij in Archicad 18 is gevarieerd met de indeling van een raamkozijn tonen dit aan. Op basis van een enkelvoudig raam met vast glas was de modelleerapplicatie in staat om de juiste gegevens voor het glasoppervlak in IFC te genereren. Door in MS-Excel het kozijnoppervlak met het glasoppervlak te reduceren is het mogelijk gebleken om het oppervlak van het kozijnprofiel en de lengte van het kozijnprofiel te berekenen.
30
| BEHEER EN ONDERHOUD | Bij het toevoegen van een tussenstijl was de modelleerapplicatie nog steeds in staat om het juiste glasoppervlak te genereren. Een nabewerking in MS-Excel kan nog steeds leiden tot een totaaloppervlak van het kozijnprofiel en tot de lengte van het kozijnprofiel. Als aan dit kozijn een draairaam wordt toegevoegd ontstaat er een nieuwprobleem. In de vorige gevallen leidde de deling van het kozijnprofieloppervlak met de profielbreedte nog tot een totale lengte van het kozijnprofiel. In de nieuwe situatie is er geen eenduidige profielbreedte, waardoor een exacte bepaling van de profiellengte niet meer mogelijk is. Alleen als de data handmatig wordt berekend en handmatig aan het 3D Informatiebronmodel zou worden toegevoegd is de informatieoverdracht voor het exact bepalen van de profiellengte te gebruiken. Zonder handmatige toevoeging van de profiellengte is het berekenen van de onderhoudskosten, binnen een ontwerpproces, niet mogelijk en bied het bouwinformatiemodel geen directe meerwaarde voor innovatieve processen binnen het beheerproces. Voor eenvoudige raamobjecten is nabewerking van informatie, bijvoorbeeld in MS-Excel, noodzakelijk om de onttrokken informatie te gebruiken voor de beoogde bewerking. Het vooraf instellen van een waarde voor de kozijnlengte biedt een oplossing, maar ook dit is voor een innovatief gebruik van het 3D Informatiebronmodel niet wenselijk omdat dit niet de ontwerpvrijheid ondersteunt die in dit onderzoek wordt beoogd. De andere oorzaak die nabewerking van informatie noodzakelijk maakt, ligt in de opbouw van het 3D Informatiebronmodel in 3D BIM-objecten die niet aansluit bij de schematische opbouw van meerjarenonderhoudsplan. Het meerjarenonderhoudsplan bestaat uit een onderhoudsplanning voor bouw-elementgroepen. Een van deze bouwelementgroepen kan zijn de kozijnen op de 3e verdieping van een gebouw. Van zo’n specifieke groep moet het totale oppervlak, de oriëntatie en de plaats/verdieping bekend zijn. Wil het 3D Informatiebronmodel informatie leveren voor het genereren van een meerjarenonderhoudsplan, dan zal deze aan moeten sluiten bij de door de meerjarenonderhoudsplan gebruikte schematisering. De opbouw van een 3D Informatiebronmodel is anders van aard en een laat zich niet zomaar vertalen naar een direct bruikbaar IFC-extract voor een meerjarenonderhoudsplan. Een 3D Informatiebronmodel benadert de realistische opbouw van de te gebruiken bouwelementen. Daar waar het meerjarenonderhoudsplan vraagt om een totaal oppervlak van een groep kozijnen kan het 3D Informatiebronmodel de oppervlakken van de afzonderlijke kozijnen genereren. Een totaaloppervlak op basis van het meerjarenonderhoudsplan schematisering is zeer bewerkelijk en in het licht van ontwerpiteraties onwenselijk. Het onttrekken van informatie aan een 3D Informatiebronmodel voor een meerjarenonderhoudsplan vraagt daarom om een extra nabewerking
Toevoegen van informatie voor ontwerpiteraties Tijdens de experimenten bleek het aanlokkelijk om naast BIM-object eigenschappen ook discipline-specifieke informatie toe te voegen of om de schematisering voor het meerjarenonderhoudsplan op te nemen in het 3D Informatiebronmodel. Deze processtappen zijn niet in de experimenten doorgevoerd. Het weerspiegelt wel de innerlijke drang van veel modelleurs/bouwkundigen om te kiezen voor praktische oplossingen. Het praktisch oplossen van problemen door veel informatie toe te voegen aan BIM-objecten kent een drietal problemen. Ten eerste kan worden gesteld dat het toevoegen van coderingen voor bijvoorbeeld de kozijngroepen, gebaseerd op het meerjarenonderhoudsplan schema leidt tot een verantwoordelijkheid voor de bouwkundig modelleur, waarbij hij informatie verwerkt die buiten zijn kennisgebied ligt. Ten tweede is er naast het aansprakelijkheidsprobleem een vergrote foutkans. Door het toevoegen van informatie waarvan de Modelleur te weinig kennis heeft kunnen er inschatting- en beoordelingsfouten ontstaan. Door de data eerst te exporteren en daarna te laten interpreteren door de deskundige kan dit worden voorkomen. Het indelen van de kozijnen in de juiste groepen voor het uitvoeren van onderhoud is hiervan een voorbeeld. Deze keus is bijvoorbeeld afhankelijk van de inzet van materieel. De specialist op het gebied van onderhoud beslist over de inzet van een rolsteiger, vaste steiger of hoogwerker. De groepering van de kozijn oppervlakken is hiervan afhankelijk en kan daardoor niet door de Modelleur worden bepaald en vastgelegd. Ten derde is het ondoenlijk om voor elke bewerking extra informatie aan welk 3D Informatiebronmodel dan ook toe te voegen. Deze overkill aan informatie zou een 3D Informatiebronmodel opleveren met extreem veel data waardoor het inefficiënt in gebruik zou worden.
31
| BEHEER EN ONDERHOUD | Voor het effectief gebruik van een bouwinformatiemodel om het toepassen van varianten van materialen en systemen in het ontwerpproces te overwegen gericht op het beperken van onderhoudskosten, bleek ook de kennis en ervaring van de modelleur van grote betekenis. Een bouwinformatiemodel maakt het mogelijk om, bij voorkeur op basis van de IFCstandaard, informatie wordt uitgewisseld tussen 3D Informatiebronmodellen en voor bewerkings- en analyseapplicaties. De taken die de rol van bouwkundig modelleur hierbij vervuld zijn het opbouwen van een bouwkundig 3D Informatiebronmodel, het vastleggen van de data in het 3D Informatiebronmodellen, en het exporteren van de bouwwerkinformatieproducten (bijvoorbeeld een geveltekening). Voor het opbouwen van een doelmatig 3D Informatiebronmodel heeft de modelleur specifieke kennis nodig. Deze kennis betreft niet alleen de discipline specifieke kennis, in dit geval bouwkundige kennis, maar ook; kennis over het correct modelleren van BIM-objecten zodat de juiste informatie kan worden vastgelegd en kan worden onttrokken aan het 3D Informatiebronmodel; hoe informatie doelmatig kan worden vastgelegd en hoe data-uitwisseling plaats vindt. Het vraagt diepgaande kennis van de modelleerapplicatie, de applicaties voor model-checking en de discipline eigen applicaties. Bij een effectief en efficiënt gebruik van het bouwinformatiemodel kan de informatie uitwisseling ertoe leiden dat ontwerpmarges eerder in het proces kunnen worden verkleind waardoor een doelmatiger ontwerpproces mogelijk wordt. De experimenten met het enkelvoudig kozijnen laten zien dat wanneer informatie correcte aan het 3D Informatiebronmodel kan worden onttrokken de mogelijkheid ontstaat om vroegtijdig een Meerjarenonderhoudsbegroting te genereren. Mits in deze voorwaarden wordt voorzien biedt dit bijvoorbeeld de mogelijkheid om vroegtijdig in het ontwerpproces de berekening voor een meerjarenonderhoudsbegroting uit te voeren. Dit kan een hulpmiddel zijn om ontwerpkeuzes op te baseren. FIGUUR 18 INFORMATION TAKE-OFF IN SOLIBRI
Van links naar rechts zijn de drie raamkozijnen met de verschillende indelingen weergegeven. De gegevens onder de kozijnen laten in de kolom Pset_WindowCommon het glasoppervlak zien. Deze worden correct uitgewisseld maar kunnen door het gebrek aan informatie over het kozijnoppervlak en het kozijnprofiel ook in een nabewerking met MS-Excel niet leiden tot de lengte van het kozijnprofiel
Gegroepeerde bouwelementen met Curtain-wall in plaats van enkelvoudige kozijnen Aanvullend op het analyse-experiment is ook een experiment met Revit uitgevoerd. De verwachting is dat de Curtain-wall, die in Revit veel wordt gebruikt om kozijnen mee te modelleren, meer informatie genereert waardoor de totale lengte van het kozijnprofiel wel kan worden uitgewisseld. De Curtain-wall kent ook een Archicad variant. Hiervan is bekend dat deze in tegenstelling tot een Archicad kozijn zonder wand kan worden geplaatst. Het schijnbare voordeel van de vrije plaatsing is een groot nadeel omdat de Curtain-wall geen relatie aangaat met een wand en daar dus geen gat in knip waardoor er handmatig een gat in de wand moet worden gemaakt. Deze extra handeling is voor het ontwerpproces zeer nadelig. In Revit is de Curtain-wall een veel gebruikte tool en daarom relevant om een analyse-experiment mee uit te voeren.
32
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 19 DE CURTAIN-WALL GEMODELLEERD IN REVIT MET LINKS EEN EENVOUDIG RAAMKOZIJN EN RECHTS EEN RAAMKOZIJN MET EEN TUSSENSTIJL.
De Curtain-wall wordt door de modelleerapplicatie uit losse onderdelen opgebouwd. Hierdoor kunnen ze apart worden benoemd en door de modelleerapplicatie automatisch worden berekend. In feite kan een Curtain-wall worden gezien als een samenstel van enkelvoudige BIM-objecten met kun eigen kenmerken. Enkelvoudig in de zin van blokken waarvan de modelleer applicatie de dimensies kan bepalen en waarvan de eigenschappen eenduidig zijn. Een voorbeeld hiervan is een houten kozijnstijl met de afmetingen van 67 x 114 mm. Een nadeel van deze opbouw is de hoeveelheid energie die het vraagt om een Curtain-wall op te bouwen doordat een grote hoeveelheid parameters moet worden gedefinieerd. Dit heeft haar weerslag op de ontwerpvrijheid tijdens het ontwerpen van het gebouw. Het experiment laat zien dat de toepassing van de Curtain-wall een belangrijk voordeel heeft, dat niet kan worden benut voor het ontwerpproces en daarmee niet relevant is voor de onderzoeksvragen, maar wel genoemd moet worden. Daar waar in de ontwerpfase wordt gewerkt met onderhoudsbudgetten, biedt het onderhoudsbedrijf in de beheerfase een offerte aan die is gebaseerd op een kostencalculatie. Voor de calculatie wordt gebruik gemaakt van de strekkende meter kozijnprofiel. Hierbij heeft de toepassing van de Curtain-wall het voordeel dat deze informatie aan het 3D Informatiebronmodel kan worden onttrokken. Elk kozijnprofiel van het kozijn, de stijlen, dorpels en het raamhout worden apart geëxporteerd. Feitelijk gaat het hier om een andere bewerking met een ander eindproduct die een andere dataset uit het 3D Informatiebronmodel verlangt. Voor het genereren van een onderhoudsbegroting heeft de toepassing van een Curtain-wall dus grote voordellen. Helaas zijn in het 3D Informatiebronmodel het BIM-object kozijn niet uitwisselbaar met een Curtain-wall. FIGUUR 3 EEN INFORMATION TAKE-OFF VAN DE CURTAIN-WALL UIT REVIT WAARIN DE MATEN VAN DE DIVERSE ONDERDELEN EN HAAR EIGENSCHAPPEN UITGEWISSELD KUNNEN WORDEN.
33
| BEHEER EN ONDERHOUD | Ook het experiment met de Curtain-wall als alternatief voor het kozijn-object bevestigt dus de eerdere conclusies. Het toepassen van een Curtain-wall in plaats van een kozijn leidt tot een toename van het aantal automatisch gegenereerde waarden voor de kozijnparameters. Hierdoor kan meer informatie worden overgedragen. In een ontwerpproces is het toepassen van een Curtain-wall zowel in Revit als in Archicad minder efficiënt doordat aanpassingen van een Curtain-wall over het algemeen meer energie kost. Samengestelde BIM-objecten zoals een Curtain-wall benadert de werkelijkheid van het gerepresenteerde bouwelement beter dan het kozijn-object. Dit heeft tot gevolg dat de Curtain-wall geschikter is voor het berekenen van de onderhoudskosten (gebruikte dimensie m1) maar minder geschikt is voor het ontwerpproces tijdens de voor- en definitiefontwerpfase. Het kozijn-object is geschikter als BIM-object voor de voor- en definitiefontwerpfase en sluit beter aan bij de schematische indeling van het meerjarenonderhoudsplan dat is gebaseerd op budgetten (gebruikte dimensie m2)
Problematische informatie uitwisseling Uit de voorgaande ontwerpexperimenten is gebleken dat het uitwisselen van informatie voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan de nodige problemen kent. De problemen kunnen worden verdeeld in twee categorieën. Enerzijds zijn er de problemen met de juistheid en volledigheid van de informatie en anderzijds zijn er de problemen met de informatiestructuur. De analyse-experimenten laten ook zien dat er een spanningsveld bestaat tussen het op eenvoudige wijze van vastleggen en wijzigen van informatie in een 3D Informatiebronmodel, nodig voor een efficiënt ontwerpproces en de volledigheid van informatie die nodig is voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. In het laatste analyse-experiment is er gezocht naar een oplossing voor dit probleem door op een andere manier BIM-objecten in te zetten met een andere functionaliteit. Uit de ontwerpexperimenten bleek ook dat de bruikbaarheid van informatie in sterke mate afhangt van de mate waarin de informatie die uitgewisseld moet worden aansluit bij de structuur van de uit te voeren bewerking. Bij de uitwisseling van informatie voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan leidt dit tot een nabewerking van de informatie in bijvoorbeeld MS-Excel. Deze oplossing heeft als bezwaar dat een directe relatie tussen de informatie grotendeels verloren gaat en dat visuele bewerking niet mogelijk is. In het volgende experiment wordt de nabewerking uitgevoerd in Artra. Artra is een softwareapplicatie die de mogelijkheid biedt om IFC-extract van een 3D Informatiebronmodel in te voeren. Artra zet dit IFC-extract om naar haar eigen databasestructuur waardoor de onderlinge relatie van informatie behouden blijft. In Artra is het mogelijk om de BIM-objecten te voorzien van unieke kenmerken, er informatie toe te voegen en de informatie te herstructureren. Artra heeft een visuele interface die het mogelijk maakt het mogelijk om BIM-objecten visueel te selecteren. Dit maakt dat het werken met Artra aansluit bij de dagelijkse praktijk van modelleurs.
Herstructureringsexperiment Hoewel veel niet mogelijk is zonder nabewerking, is goed inzicht verkregen in de randvoorwaarden voor informatie uitwisseling uit een bouwinformatiemodel ten behoeve van het opstellen van meerjarenonderhoudsplanning als deel van het ontwerpproces. Een aanvullend bewerkingsexperiment is daarom uitgevoerd, waarin de informatie uit het bouwinformatiemodel is geherstructureerd voor de stap naar een meerjarenonderhoudsplan. Het experiment bestaat uit het importeren van het 3D Informatiebronmodel, het toevoegen van tags voor de onderhoudskosten, het toevoegen van onderhoudskosten, het herstructureren van de informatie voor de verdieping en het bepalen van het totaal oppervlak en de onderhoudskosten van de kozijnen op de 1e verdieping aan de noordzijde.
34
| BEHEER EN ONDERHOUD | FIGUUR 21 EEN SCREENSHOT VAN ARTRA MET IN HET MIDDEN DE ONDERZOCHTE KOZIJNEN.
Het bewerkingsexperiment laat zien dat nabewerking van informatie op basis van een database grote
Mutatie tijdens de beheer en onderhoudsfase
voordelen heeft. Op basis van de nieuwe tags kan informatie doelmatig geherstructureerd worden. De
Het deelonderzoek heeft zich gericht op het sturen van het
kozijnen aan de noordzijde konden door zowel
ontwerpproces door op basis van de informatie uit een
visuele selectie als door het opgeven van tags in een
bouwinformatiemodel een meerjarenonderhoudsplan te genereren.
groep worden samengevoegd. De BIM-objecten zijn voorzien van de nieuwe voor beheer en onderhoud
In de praktijk komt het sporadisch voor dat in de beheer en
belangrijke tags blijven gerelateerd aan het IFC-
onderhoudsfase een bestaand 3D Informatiebronmodel wordt
extract. Daardoor kan de Artra database aan de hand van een nieuwe versie van het IFC-extract geüpdatet worden.
gebruikt voor het maken van een meerjarenonderhoudsbegroting, een meerjarenonderhoudsplan of voor het beheer van gebouwmutaties. Om een indruk te krijgen in de mogelijkheden die dit ideaalbeeld biedt is een parallelexperiment uitgevoerd op basis van de badruimte uit het zorggebouw “de bloem ”. Met het
Ondanks de succesvolle bewerking van de informatie
experiment is getracht de informatie van een badkamerverbouwing,
was het niet mogelijk om op eenvoudige wijze
met een 3D Informatiebronmodel over te dragen aan een aannemer.
hoeveelheden samen te voegen. Samenvoegen van
Hierbij is gebruik gemaakt van de het basismateriaal, het 3D
de oppervlakte en kostenhoeveelheden is wel
Informatiebronmodel van de “Boterbloem”, speciaal gemodelleerd
eenvoudig te realiseren door de lijst uit te voeren in het MS-Excel formaat en deze in MS-Excel te totaliseren. De grote winst van een applicatie als
voor beheer en onderhoud en een daarop gebaseerd 3DInformatieBronModel met daarin verwerkt de badkamermutatie. Het experiment geeft een aantal opmerkelijke inzichten: •
Bij het bepalen van de juiste hoeveelheden blijkt de
Artra bestaat uit de mogelijkheid om een de database
plaatsbepaling van BIM-objecten, behorend bij de badruimte
van een IFC-extract te koppen aan de Artra
voor de nodige problemen te zorgen. Er is geen eenduidige
database, daaraan informatie toe te voegen voor het
methode gevonden om alle oppervlakken en eigenschappen van de BIM-objecten te genereren.
maken van een meerjarenonderhoudsplan en de mogelijkheid om de informatie op basis van de structuur, nodig voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan, te herstructureren.
•
De status van data is onduidelijk doordat naast ingestelde data ook default data aanwezig is. Dit leidt tot dusdanig veel twijfel dat derden niet op eigen risico gebruik maken van de informatie.
35
| BEHEER EN ONDERHOUD | Een belangrijke les voor het benutten van het bouwinformatiemodel is dat door de koppeling van de IFC-database aan de database voor het bewerken van informatie, de structuur van het 3D Informatiebronmodel blijft bestaan. De relatie tussen de informatie vastgelegd in de BIM-objecten blijft bestaan en daardoor kan onderling samenhangende informatie worden benut voor het analyseren en bewerken. Artra is alleen niet in staat was om de laatste stap niet kon zetten die belangrijk is voor meerjarenonderhoudsplanning, namelijk het totaliseren informatie. Hoe belangrijk het aan elkaar relateren van informatie voor het ontwerp- en realisatieproces is wordt ook duidelijk uit een analyse-experiment, waarbij informatie uit een 3D Informatiebronmodel wordt onttrokken om dit te gebruiken voor een gebouwmutatie. Uit dit experiment wordt duidelijk dat zonder de relatie tussen objecten, het bouwinformatiemodel bleek niet in staat om de relatie te leggen tussen raamobjecten en een ruimteobject, er geen betrouwbare specifieke informatie beschikbaar is voor het maken van een mutatieplan.
4.4 Terugkoppel-experiment van TCO-informatie naar het bouwinformatiemodel. Het deelonderzoek beheer en onderhoud richt zich op het genereren van een meerjarenonderhoudsplan om het ontwerpproces in de voorontwerpfase te sturen. In de voorgaande experimenten is getracht om een meerjarenonderhoudsplan te maken. Door informatie te onttrekken aan het
Terugkoppelen van informatie uit het
bouwinformatiemodel en dit te bewerken is inzicht
meerjarenonderhoudsplan naar het
ontstaan in de mogelijkheden en beperkingen van het
bouwinformatiemodel.
bouwinformatiemodel. In de laatste stap wordt getracht om informatie ontstaan bij het bewerken van
Bij de terugkoppeling van informatie wordt onderscheid gemaakt in de
de informatie terug te koppelen naar het
volgende categorieën:
bouwinformatiemodel.
Materiaal gegevens.
Deze studie is niet uitgevoerd door onderzoekers en werknemers van partner bedrijven maar ondergebracht in een afstudeerproject uitgevoerd door een student Bouwkunde van Windesheim. Bij
•
Hoeveelheden/oppervlakte informatie.
•
De plaats van de objecten ten opzichte van peil.
•
De oriëntatie van de objecten.
Over elk van de categorieën kan de onderhoudsspecialist in min of meerdere mate een advies geven aan de ontwerpende discipline. In
het opstellen de rapportage van het deelonderzoek
het afstudeerproject wordt geëxperimenteerd met het uitwissel van
beheer en onderhoud is het afstudeerproject nog in
informatie over materialen door met Simple BIM de IFC-Database te
volle gang en is het niet mogelijk om de uitkomsten
wijzigen. Hierbij wordt uitdrukkelijk gekeken naar raamkozijnen
van het project op te nemen. De inzet op deze pagina
bestaand uit meerdere materialen. Voor de overige categorieën wordt
beschrijft de experimenten die in het
geëxperimenteerd door met BIM-Collaboration de informatie uit te
afstudeeronderzoek worden uitgevoerd. Deze moeten inzicht geven op welke wijze de informatie van de
wisselen. Hierbij ligt de nadruk op de mogelijkheid om informatie over objectgroepen (voortkomend uit de schematisering van het meerjarenonderhoudsplan) uit te wisselen.
onderhoudsspecialist wordt uitgewisseld met de ontwerpende partijen en welke rol het bouwinformatiemodel daarbij kan spelen.
36
| BEHEER EN ONDERHOUD |
5 Conclusies In dit deelonderzoek naar beheer en onderhoud in het ontwerpproces met een bouwinformatiemodel is diepgaand onderzocht op welke manier informatie een 3D Informatiebronmodel onttrokken kan worden voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Bij de uitgevoerde experimenten is gebruik gemaakt van het 3D Informatiebronmodel van het zorggebouw “de boterbloem”. Dit 3D Informatiebronmodel is door bouwkundig bureau Jansma opgebouwd aan de hand van de opnames van het bestaande zorggebouw “De boterbloem” ten behoeve van het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan. Het bouwinformatiemodel is gebruikt als ware het ontwerpproces voor een nieuwgebouw. De leidende gedachte voor dit deelonderzoek is dat een relatief eenvoudige en snelle tussentijdse doorrekening van onderhoudskosten in een ontwerpproces de mogelijkheid zou bieden om ontwerpkeuzes te maken met oog op de Total Cost of Ownership van een gebouw. Het meerjarenonderhoudsplan is als maat genomen om het ontwerpproces te kunnen sturen op onderhoudskosten waardoor een eindproduct kan ontstaan dat beter aansluit bij de behoefte van de gebruiker. Het deelonderzoek is uitgevoerd in het kader van het onderzoek Innovaties in de bouw, dat gericht is op het volwaardige benutten van bouwinformatiemodellen voor het ontwerpen en realiseren van gebouwen. In elk van de ontwerpexperimenten die voor dit onderzoek zijn uitgevoerd, is gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van informatie uitwisseling met een bouwinformatiemodel en naar de veranderende rollen van disciplines in het ontwerpproces en de consequenties voor de fasering van het ontwerp- en realisatieproces. In dit deelonderzoek is vrijwel alle aandacht uitgegaan naar de mogelijkheden voor en beperkingen van informatie uitwisseling op basis van het bouwinformatiemodel. Dat blijkt op grote beperkingen te stuiten, die allemaal oplosbaar lijken maar ten koste van veel handmatige bewerking of toevoeging van informatie die nodig is voor doorrekening van beheer en onderhoud. Een efficiënt en effectief benutten van een bouwinformatiemodel voor het beoordelen van Total Cost of Ownership van ontwerpvarianten lijkt daarmee nog ver weg in de praktijk. Het deelonderzoek was feitelijk al moeilijk uitvoerbaar vanwege beperkingen van beschikbare software waarmee een dergelijke snelle tussentijdse doorrekening mogelijk zou zijn. Toch heeft het deelonderzoek veel waardevolle inzichten opgeleverd.
5.1 Haperende informatie uitwisseling Het bouwinformatiemodel bestaat uit onderling samenhangende 3D Informatiebronmodellen. Deze 3D Informatiebronmodellen beschrijven het gebouw op basis van BIM-objecten. De structuur van het 3D Informatiebronmodel, opgebouwd uit unieke BIM-objecten sluit niet aan bij de structuur van het meerjarenonderhoudsplan. Dit heeft tot gevolg dat de informatie uit het bouwinformatiemodel voordat het gebruikt kan worden voor het genereren van een meerjarenonderhoudsplan geherstructureerd moet worden. De huidige software voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan is nog niet geschikt om de informatie te herstructureren. De uitgevoerde analyse- en ontwerpexperimenten hebben uiteindelijk laten zien dat telkens een tussenstap in de bewerking van de informatie nodig blijft voor de uitwisseling vanuit het bouwinformatiemodel naar het doorrekenen van een meerjarenonderhoudsplan. De uitgevoerde analyse- ontwerp- en bewerkingsexperimenten hebben een divers karakter, waarbij telkens op andere manier een stapje verder is gegaan in het verkennen van de mogelijkheden en beperkingen van de benodigde informatie uitwisseling. Elk van de experimenten en de voorbereidende analyses hebben inzicht gegeven in de aard en structuur van informatie die een bouwinformatiemodel zou moeten bevatten, om de doorrekening van beheer en onderhoudskosten mogelijk te maken. Er is een analyse-experiment uitgevoerd door een Information Take offs van het basis 3D Informatiebronmodel te analyseren op de voor een meerjarenonderhoudsplan relevante informatie. Met hetzelfde doel zijn twee analyse-experimenten uitgevoerd waarbij er op basis van BIM-objecten is gevarieerd met de materialen en de indeling van een gevelkozijn.
37
| BEHEER EN ONDERHOUD | Met een analyse-experiment van een Revit raamkozijn is kennis opgedaan over alternatieve BIM-objecten voor raamkozijnen op basis waarvan meer informatie kan worden uitgewisseld. Met Artra is een uitwisselings- en herstructureringsexperiment uitgevoerd waarbij de informatiestructuur van het 3D Informatiebronmodel is omgezet naar de informatiestructuur van een meerjarenonderhoudsplan. In een nog lopend afstudeerproject wordt een terugkoppelexperiment uitgevoerd. Hierin wordt informatie uit het meerjarenonderhoudsplan teruggekoppeld naar het 3D Informatiebronmodel van de ontwerpende discipline. Naast deze experimenten die gericht waren op de ontwerpfase is een aanvullend experiment gedaan gericht op de beheerfase. Dit analyse-experiment beoogt informatie aan het 3D Informatiebronmodel te onttrekken waarbij de relatie tussen de gebruiksruimte, (plaatsbepaling binnen het 3D Informatiebronmodel) en de informatie uit de omliggende BIM-objecten in stand blijft zodat dit de basis kan vormen voor een mutatieplan. Voor de tussenstap van informatiebewerking die nodig blijkt, is uiteindelijk nog een laatste experiment uitgevoerd met Artra. Artra is een softwareapplicatie die op basis van een IFC-extract een eigen database opbouwt met een visuele 3D interface. Dit experiment laat zien dat het herstructureren van informatie wel lonend is. Artra behoudt daarbij de relatie tussen de IFC-database en de Artra-database waardoor de informatie in de nieuwe structuur aan de hand van een nieuwe gebouwversie up-to-date kan worden gehouden. Dit is een belangrijke toegevoegde waarde van ten opzichte van MSExcel die ook de mogelijkheid van herstructurering geeft maar daarbij de onderlinge relatie grotendeels verliest. Hoewel de marktontwikkeling van software leveranciers ten tijde van het onderzoek betekent dat Artra niet verder ontwikkeld zal worden, geeft het experiment aanleiding om softwareontwikkeling te stimuleren die gebruik maakt van de IFC-datastructuur en verbinding legt met een eigen datastructuur die geschikt is voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan. Ticon en Simple-BIM kunnen hierbij worden genoemd als in ontwikkeling zijnde applicaties waarbij, op het moment van het schrijven van deze rapportage, de experimenten met Simple-BIM nog niet zijn afgerond en hier niet opgenomen kunnen worden. Bij de analyse-experimenten is gebleken dat de informatie die de modelleersoftware genereert en vastlegt in de BIMobjecten voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan in een aantal gevallen onvolledig of onjuist is. Dat staat een geautomatiseerde doorrekening van beheer en onderhoudskosten voor het ontwerpproces in de weg, zeker in de voorontwerpfase. Bij de experimenten is getracht om informatie uit te wisselen over de materiaalsoort, de hoeveelheid, de plaats van het BIM-object in het 3D Informatiebronmodel en de oriëntatie van die objecten. Bijvoorbeeld bij dakoverstekken komt de hoeveelheid materiaal niet overeen met de bounding box en wordt de hoeveelheid materiaal niet correct gegenereerd. Bij kozijnen ontstaat een ander probleem. Het BIM-object kozijn is samengesteld uit het kozijnframe met daaraan gekoppeld een latei, raamdorpelsteen en vensterbank. Dit geeft de bouwkundig modelleur in de ontwerpfase grote voordelen bij het maken van varianten. Doordat het BIM-object raamkozijn onvoldoende informatie genereert over de beschreven deelobjecten, is het zonder extra uitwisselprotocol voor de modelleur niet mogelijk om de modelleervoordelen te behouden en de informatie over het raamkozijn nodig voor het maken van een meerjarenonderhoudsplan uit te wisselen. Een efficiënt BIM-object voor raamkozijnen genereert ook informatie over deelobjecten. Voor het uitwisselen van de benodigde informatie kunnen de deelobjecten worden uitgeschakeld, waardoor toch de juiste informatie kan worden uitgewisseld. Aan het einde van de fase “definitief ontwerp” blijkt het voor een groot aantal gebouwonderdelen mogelijk om de voor een meerjarenonderhoudsplan benodigde informatie aan het 3D Informatiebronmodel te onttrekken. Maar net als in de voorontwerpfase dit niet mogelijk zijn voor dakoverstekken. Het handmatig toevoegen van informatie aan BIM-objecten in de modelleerapplicatie kan alleen efficiënt zijn als er beperkt wijzigingen worden aangebracht in de ontwerp iteraties. De inschatting kan voornamelijk worden gemaakt voor de informatie waarover de discipline zelf de regie voert. Een voorbeeld hiervan is de kozijnkleur die met name door de architect wordt beïnvloed en ook in het architectonische of bouwkundig model wordt beschreven.
38
| BEHEER EN ONDERHOUD | Het variëren in materialen om te komen tot alternatieven voor een meerjarenonderhoudsplan is bij het handmatig invoeren van de parameters in het BIM-object tijdrovend en leidt niet tot het beoogde effect namelijk, sturing van het ontwerpproces op onderhoudskosten door het afwegen van onderhoudskosten op basis van diverse varianten die zijn gebaseerd op kennis over onderhoudskosten van diverse materialen en systemen. Varianten die tot stand komen vanuit het 3D Informatiebronmodel zijn door de aard van het BIM-object te bewerkelijk om efficiënt te zijn of ineffectief omdat de modelleur veelal niet beschik over de benodigde kennis over onderhoudskosten. Het is niet mogelijk gebleken om op basis van één methodiek alle voor een ruimtemutatie benodigde BIM-objecten te relateren aan deze ruimte zoals deze wordt beschreven door het object “space” en of de juiste informatie hiermee aan het 3D Informatiebronmodel te onttrekken. Voor het maken van een mutatieplan van de badkamer in het zorggebouw is het noodzakelijk om specifieke informatie van deze ruimte aan het 3D Informatiebronmodel te onttrekken. Uit het experiment is gebleken dat niet alle BIM-objecten aan de ruimte gerelateerd kunnen worden waardoor niet alle informatie in het IFCformaat kan worden uitgelezen. Een 3D Informatiebronmodel voor het beheren van gebouwen, gericht op ruimtemutaties moet minutieus worden opgebouwd. Het verdient aanbeveling om afzonderlijke materialen afzonderlijk, waarheidsgetrouw te modelleren waardoor de te onttrekken informatie betrouwbaar wordt. Het analyse-experiment geeft aanleiding om duidelijk onderscheid te maken in de status van de informatie. Default-informatie in BIM-objecten en installatie-objecten zoals closetpotten met een verkeerde uitloop geven dusdanig veel verwarring dat de juistheid van de overige informatie ook in twijfel wordt getrokken. De effectiviteit en efficiëntie van de bewerking/analyse en de terugkoppeling van haar resultaten zijn medebepalend voor de innovatiekracht van het bouwinformatiemodel. De functionaliteit van de modelleerapplicatie en de intelligentie van het BIM-object spelen hierbij een cruciale rol. Het is niet mogelijk om binnen een ontwerpproces, voor het genereren van een meerjarenonderhoudsplan, efficiënt de juiste gegevens aan een 3D Informatiebronmodel te onttrekken. De efficiëntie kan worden bereikt door het verbeteren van de modelleersoftware en met name de functionaliteit van de BIM-objecten. Voor het genereren van een meerjarenonderhoudsplan moet de aan het 3D Informatiebronmodel onttrokken data efficiënt en effectief worden omgezet naar de voor een meerjarenonderhoudsplan juiste schematisering. Deze bewerking moet worden uitgevoerd door de onderhoudsspecialist en moet onder zijn verantwoordelijkheid vallen. De efficiëntie en effectiviteit van deze bewerking is medebepalend voor het volwaardig benutten van het bouwinformatiemodel. Om te voorkomen dat de (bouwkundig)modelleur verantwoordelijk wordt voor informatie die buiten zijn kennisgebied valt, is het onwenselijk om andere informatie dan bouwdiscipline-, materiaal- of geometrische eigenschappen toe te voegen aan een discipline specifiek 3D Informatiebronmodel. Voor het modelleren van correcte 3D Informatiebronmodellen is het noodzakelijk dat modelleurs vergaande kennis hebben van de te gebruiken modelleer-, modelcheck- en bewerkingssoftware alsook van de uitwisseling van het IFC-dataformaat.
5.2 Reflectie op het onderzoek en de gebruikte software Bij de opzet van het hoofdonderzoek is gekozen voor het uitvoeren ontwerpexperimenten, een goede keuze voor praktijkgericht onderzoek maar ook een keus waar tijdens de voorbereiding en uitvoering van de experimenten haken en ogen aan bleken te zitten. Bij de experimenten werd snel duidelijk dat de beschikbaarheid van de softwareapplicaties problemen gaf. Ook de kennis en kunde van de betrokken studenten en de betrokken deskundige onderzoekers en praktijkpartners bleek ontoereikend voor het optimaal gebruik van de softwareapplicaties.
39
| BEHEER EN ONDERHOUD | Over het algemeen zijn softwareleveranciers bereid om de gevraagde/benodigde applicaties beschikbaar te stellen. Maar in dit geval bleek de installatie en met name het gebruiksklaar maken van de softwareapplicaties door het inregelen van templates tijdrovend en dus kostbaar te zijn. De softwareapplicaties zijn zo specifiek dat het enige dagen zou duren om deze in het Windesheim BIM-Innovatiecentrum te installeren. Bij de installatie van Artra bleek met name de combinatie tussen de infrastructuur van het BIM-Innovatiecentrum en de eisen die het pakket stelde voor onoverkomelijke problemen te zorgen. Door de complexiteit van de softwareapplicaties bleken de betrokken studenten, onderzoekers en partners niet in staat om de softwareapplicaties te gebruiken. Enerzijds is dit het gevolg van het werken met innovatieve vooruitstrevende softwareapplicaties en anderzijds is het een gevolg van de diversiteit aan softwareapplicaties op de markt. Tijdens het onderzoek zijn de problemen met de ontbrekende kennis en met de beschikbaarheid van software opgelost door het inkopen van kennis. In de praktijk werden de experimenten uitgevoerd bij bedrijven die de softwareapplicaties in gebruik hadden maat niet bij de partnergroep waren aangesloten. Een verbetering van het onderzoek kan erin bestaan om eerder op basis van het te ontwerpen experiment onderzoek te doen naar de softwareapplicaties, leveranciers eerder te betrekken en met name bedrijven die met de beoogde applicatie werken bij de partnergroep te betrekken. Het risico hiervan is de afnemende betrokkenheid van de student bij de uitvoering van de experimenten. Dit kan worden opgelost door de studenten enige tijd ervaring, met de beoogde softwareapplicatie, te laten opdoen bij het partnerbedrijf. Hierdoor kan de rol van de studenten bij het uitvoeren van de experimenten alsnog worden benut.
5.3 Suggesties voor vervolgonderzoek Uit het onderzoek is gebleken dat voor het genereren van een meerjarenonderhoudsplan de aan het 3D Informatiebronmodel onttrokken data efficiënt en effectief moet worden omgezet naar een juiste schematisering voor een meerjarenonderhoudsplan. Deze bewerking moet worden uitgevoerd door de onderhoudsspecialist en zou onder diens verantwoordelijkheid moeten vallen. De efficiëntie en effectiviteit van deze bewerking is medebepalend voor het volwaardig benutten het bouwinformatiemodel in het ontwerpproces. Deze schematisering is een belangrijk aanknopingspunt voor vervolgonderzoek. Daarbij moet worden gekeken naar de werking en mogelijkheden van softwareapplicaties die informatie filteren. De verwachting is dat het gebruik van bijvoorbeeld Simple BM grote efficiëntie voordelen geeft waarmee de innovatieve kracht van het bouwinformatiemodel kan worden vergroot. In de huidige praktijk wordt informatie op basis van de modelleerapplicatie of op basis van een modelchecker zoals Solibri, door de bouwkundig modelleur, aan het 3D Informatiebronmodel onttrokken. Deze applicaties werken beide op basis van de analyse van de in het 3D Informatiebronmodel aanwezige 3D BIM-objecten. De experimenten tonen aan dat dit een omslachtig en tijdrovend pad is dat onvolledige en zelfs onjuiste informatie genereert voor de beoogde bewerking. Door de bewerkingsapplicatie en de daarin benodigde informatie als uitgangspunt te nemen kan een andere werkwijze ontstaan die een aantal problemen oplost. Ten eerste moet de bewerkingsapplicatie in staat zijn om een IFC-extract te analyseren op basis van de voor de bewerking benodigde informatie. De expert op het gebied van de bewerking heeft daarmee de volledige controle over de informatie die hij gebruikt. Hij kan daardoor volledig verantwoordelijkheid nemen voor zijn bewerking en dus zijn advies voor de volgende ontwerpiteratie. Ten tweede kan worden gesteld dat de voorgestelde oplossing leidt tot exclusief eigenaarschap van 3D Informatiebronmodellen, inclusief de daarin beschreven informatie, voor elke discipline waardoor transparantie ontstaat over aansprakelijkheden. Hierbij wordt de status van een aspectmodel van een discipline of de status van 3D-BIMobjecten belangrijk. Elke discipline zal bij de overdacht van een 3D Informatiebronmodel duidelijk moeten maken welke objecten definitief zijn binnen een ontwerpfase en welke nog kunnen wijzigen. Deze status moet worden aangestuurd door de ontwerpers van de diverse bouwwerkonderdelen op basis van de te realiseren gebouwspecificaties.
40
| BEHEER EN ONDERHOUD | Ten derde ontstaat door de voorgestelde werkwijze de mogelijkheid om informatie uit 3D Informatiebronmodellen te gebruiken in de beheerfase. In de huidige praktijk wordt in veel gevallen speciaal voor de beheerfase een nieuw 3DInformatieBrionModel gebouwd. Hiermee wordt het spanningsveld tussen informatie benodigd voor het beheerproces en een efficiënte toepassing van het 3D Informatiebronmodel in het ontwerpproces (waarbij informatie niet wordt toegevoegd omdat dit het iteratief proces bemoeilijkt) opgelost. In geval van een bestaand gebouw waarbij geen “As-Built” 3D Informatiebronmodellen bestaan is dit noodzakelijk en biedt het een prima oplossing. Bij een nieuw bouwwerk dat op basis van 3D Informatiebronmodellen is ontwikkeld, kost dit veel tijd en geld en bovendien nemen de faalkosten door het opnieuw modelleren weer toe. De voorgestelde werkwijze ondervangt het dilemma dat ontstaat in het iteratief proces en bied de mogelijkheid om ook in het beheerproces informatie te delen en te bewerken op basis van de “As-built” 3D Informatiebronmodellen. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of er analyseapplicaties voorhanden zijn om IFC-modellen efficiënt en effectief te analyseren om het bruikbaar benutten van informatie in het ontwerpproces mogelijk te maken.
41
| BEHEER EN ONDERHOUD |
6 Literatuurlijst Algemene lijst van gebruikte literatuur en onderliggende documenten Doelstelling Building SMART Building SMART WWW (z.d.) Verkregen op 20-10-2014, http://www.buildingsmart.nl/site/(Building SMART WWW, z.d.). Het detailniveau (DN) van BIM-objecten is afhankelijk van de specifieke analyse. Detailniveau BIM per fase, Versie 6 – 20 februari 2012(Dick Spekkink, 2012 pag17). Afgeleide doelstelling Building SMART Building SMART WWW (z.d.), verkregen 20-10-2014, http://www.buildingsmart.nl/site/waarom-zou-ik-lid-worden.html( Building SMART WWW, z.d.). Definitie van een BIM-extract Rijks Vastgoed Bedrijf (2013), RvB BIM-norm versie 1.1, D. Van Rillaer, J. Burger, V. Mitossi(Rijks Vastgoed Bedrijf,2013), later (RVB,2013). Fasering voor de beheersing van bouwprojecten. BNA-ONRI, 2009, De Nieuwe Regeling 2011(BNA-ONRI, 2009. Definitie BIM, Bouw Informatie Raad. RBB-bouwrapport 130, kwaliteit van tekenwerk in de bouw Stichting Research Rationalisatie bouw, 2007(RBBbouwrapport 130, kwaliteit van tekenwerk in de bouw.)
42
| BEHEER EN ONDERHOUD |
7 Bijlagen Bijlage 1 Documentatie 3D Informatiebronmodel C3-1 zorggebouw Boterbloem. 3D-informatiebron C3-1 is een BouwInformatieModel van een zorggebouw specifiek gemodelleerd ten behoeve van het maken van een onderhoudsplan. Het zorggebouw maakt deel uit van een complex aan zorggebouwen in het oosten van het land. In het kader van het vernieuwen van de onderhoudsplannen voor het gehele complex is het gebouw door een bouwkundig facilitair bureau ingemeten en met foto’s gedocumenteerd. Op basis van deze documentatie is een 3D Informatiebronmodel gemaakt. De data die deze modellen bevatten is afgestemd op de onderhoudseisen die aan de gebouwen worden gesteld. Deze zijn in een eerder stadium het facilitair bureau bepaald en over genomen door de opdrachtgever. De navolgende data zijn, als gevolg van de eisen gesteld aan het onderhoud opgenomen in het model of op basis van de structuur van de BIM-objecten uit het 3D Informatiebronmodel te onttrekken: •
Het type kozijn
•
De Verdieping van het kozijn
•
Layer van het kozijn
•
Aantal kozijnen
•
Breedte van het kozijn
•
Hoogte van het kozijn
•
Oppervlakte van het kozijn
•
Profiel diepte
•
Profiel breedte
•
Kleur van het kozijn
•
Sponning breedte
•
Deur breedte
•
Deur hoogte
•
Draairichting
•
WBDBO van het kozijn
•
M1 kozijnhout
•
Materiaal kozijn
•
Schilderbreedte kozijn
•
M² glas
•
Materiaal glas
•
M² deur netto
•
Materiaal deur
•
M² paneel
•
Materiaal paneel
•
M kozijndorpel
•
Materiaal kozijndorpel
•
M1 latei
•
Materiaal latei
•
M1 ventilatierooster
•
Type ventilatierooster
•
H&S werk
43
| BEHEER EN ONDERHOUD |
44
| BEHEER EN ONDERHOUD |
45
| BEHEER EN ONDERHOUD |
46
| BEHEER EN ONDERHOUD |
47
| BEHEER EN ONDERHOUD |
48
| BEHEER EN ONDERHOUD |
49
| BEHEER EN ONDERHOUD |
50
| BEHEER EN ONDERHOUD |
51
| BEHEER EN ONDERHOUD |
52
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Bijlage 2 Matrix onderzoeksinstrumenten in relatie tot onderzoeksvragen Hoofdvraag
Onderzoeksvragen
Kernbegrippen
Onderzoeksmethode
Op welke
1.Deelvragen met betrekking tot onderhoudsplan:
manier
1a)Welke eisen worden er gesteld aan een onderhoudsplan?
Onderhoudsplan. Programma van eisen Onderhoudsapplica tie Dataformaten (IFC?) Informatie Bouwinformatiepro duct Onderhoudsbehoeft e en Invloed factoren Conditiemeting Registratie
Literatuurstudie en analyse onderhoudsplannen. Expertmeting partners Literatuurstudie Experiment met applicaties
Bronmodel BIM-objecten Bouwinformatiepro duct Datalinken Informatie Parameters
Ontwerpexperiment Literatuurstudie
2c) Welke discipline levert deze informatie?
Discipline Aspectmodel
Literatuurstudie
2d) Welke discipline voegt deinformatie op welke plek toe?
Discipline BIM-object en data link
Literatuurstudie
2 )Op welk moment wordt de informatie toegevoegd?
Fasering
Literatuurstudie Ontwerpexperiment
2f) Hoe kan informatie voor een conditiemeting worden toegevoegd?
Conditiemeting Informatie Parameters
Literatuurstudie
3a) Welk dataformaat garandeert een eenduidige, betrouwbare uitwisseling van gegevens?
Dataformaat Datacommunicatie
Ontwerpexperiment
3b) Hoe dienen de BIM-objecten te zijn gecodeerd zodat ze eenduidig gecommuniceerd en leesbaar zijn voor een onderhoudsapplicatie?
Codering BIM-objecten Applicaties Bouwinformatiepro duct Protocol Modelleren Informatieproduct Effectief
Literatuurstudie Ontwerpexperiment
kunnen de juiste gegevens worden onttrokken
1b)Welke applicaties zijn er geschikt voor het maken van een
onderhoudsplan,
gebruikmakend
van
een
BouwInformatieModel?
aan een
1c)Welke
BouwInformat
(extract)
ieModel voor
onderhoudsplan?
informatie te
dient
bevatten
het
voor
bouwinformatieproduct
het
maken
van
een
een onderhoudspl an en een
1d) Welke informatie bevat een conditiemeting en hoe kan
bijbehorende
deze worden vastgelegd?
TCO-
2. Deelvragen met betrekking tot het BouwInformatieModel:
analyse?”
2a)
Welke
BIM-objecten
bouwinformatieproduct
en/of
omvatten
datalinken om
moet
informatie
het voor
onderhoud te kunnen koppelen?
2b) Welke informatie moet er aan deze objecten en datalinks zijn gekoppeld?
e
Ontwerpexperiment Literatuurstudie en interview
Literatuurstudie
Ontwerp experiment
Deelvragen met betrekking tot uitwisseling van informatie:
3c) Wat is een modelleerprotocol dat leidt tot een BouwInformatieModel waaruit effectief het voor onderhoud benodigde informatieproduct kan worden onttrokken?
Literatuurstudie Ontwerpexperiment
53
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Aanvullend op de hoofdvraag wil de casestudy antwoord geven op de vraag: Op welk moment in het ontwerpproces bevat een BouwInformatieModel de juiste gegevens zodat een bouwinformatieproduct kan worden gemaakt dat als input kan dienen voor het maken van een TCO-analyse? aan de informatie benodigd voor een onderhoudsplan?
TCO-analyse Onderhoudsplan
Literatuurstudie Experiment
b) Is er aanvullende informatie noodzakelijk voor TCO-
TCO-analyse
Experiment
a) Is de benodigde informatie voor een TCO-analyse gelijk
analyse? Fasering Bouwinformatiemod el TCO-analyse Fase documenten TCO d) Kan de benodigde informatie in een eerder stadium worden Fasering Bouwinformatiemod toegevoegd waardoor eerder sturing van het proces kan el plaatsvinden? TCO-analyse Fase documenten TCO Dataformaat e) Welk dataformaat garandeert een eenduidige, Datacommunicatie betrouwbare uitwisseling van de informatie voor een TCOc) Op welk moment in het proces zijn alle voor TCO-analyse benodigde data te genereren uit het BouwInformatieModel?
Experiment Testrun C3-3 fase meerdere fase modellen
Experiment
Protocol
analyse en is dit gelijk aan de dataformaat voor het bouwinformatieproduct voor een onderhoudsplan?
54
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Bijlage 3 3D Informatiebronmodellen en extracten Het basismodel voor de experimenten is het 3D Informatiebronmodel C03-0, gemodelleerd om de bestaande toestand van zorggebouw “de Boterbloem” vast te leggen. Hiermee heeft bouwbureau Jansma getracht om een solide basis te leggen van het informatiebeheer voor het beheer en onderhoud van het zorggebouw. Om gedurende het onderzoek geen misverstanden te laten ontstaan over de gebruikte 3D-InformatiebBronmodellen en de daaraan onttrokken extracten, zijn deze allen gecodeerd. De 3D Informatiebronmodellen alsook de onttrokken extracten voor deze derde casus binnen het onderzoek “Innovaties in de bouw” hebben een code “C3” meegekregen. Voor elke nieuw bewerkt 3D Informatiebronmodel is er een cijfer toegevoegd. Als er sprake is van een IFC-extract is er in de naam de toevoeging IFC opgenomen. De modellen worden beschreven aan de hand van de bewerking ten opzichte van het bronbestand, het platform waarop het gemaakt is, het formaat, de gebruikte applicatie, het specifieke aspect van het model, de modelleur en de doelstelling van het specifieke 3D Informatiebronmodel of extract. De volgende 3D Informatiebronmodellen en extracten zijn gebruikt:
C03-0 Bronmodel Boterbloem Platform
Archicad
Formaat
PLN
Applicatie
Archicad 17
Aspect
Bouwkundig/Installatie
Modelleur
Bouwbureau Jansma
Doel
Beheer en onderhoud
Opmerkingen :C03-0 is het bronbestand van Bouwbureau Jansma.
55
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Bijlage 4 Betrokken projectpartners Dit is een korte beschrijving van de partners die deel hebben genomen aan dit deelonderzoek. Voorde beschrijvingen hebben de websites van de bedrijven als bron gediend.
Balance & Result Balance & Result Organisatie Adviseurs B.V. is een toonaangevend organisatieadviesbureau voor de bouw en toelevering. Dit heeft in de afgelopen twintig jaar bewezen met een actiegerichte, praktische aanpak een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de ambities van organisaties. De adviseurs van Balance & Result willen hun klanten inspireren en bijdragen aan hun succes.
NIAG Wij zijn een betrouwbare partner als het gaat om ontzorgen van opdrachtgevers bij het realiseren van een gezond en comfortabel binnenklimaat (ventilatie, verwarming etc.). Daarbij zijn wij specialist en deskundig in ons vak. Onze opdrachtgevers schakelen ons in voor deskundig advies. Met als doel een prettig woon-, werk- of leefklimaat te realiseren.
Openbaar Belang Openbaar Belang wil zorgen voor een goede kwaliteit van wonen en samenleven in ‘onze’ wijken en buurten in Zwolle. Ons doel is om duurzaam waarde toe te voegen aan de woonsituatie van mensen. Om die ambitie waar te maken moeten we onze klanten goed leren kennen. Wij staan dichtbij hen en gaan het liefst een persoonlijke relatie met ze aan. Zo weten we wat er leeft en wat de wensen en eisen zijn van onze huurders. Deze wensen zetten we om in concrete acties. Onze dienstverlening sluit daardoor precies aan bij wat de huurders van ons verwachten.
Trebbe Trebbe is een dienstverlenende bouwer. Van planontwikkeling tot en met oplevering en meerjarig onderhoud. Van nieuwbouw tot renovatie in woningbouw en utiliteitsbouw. We werken aan resultaten die voldoen aan de verwachting van onze klanten. De kracht en ervaring van ruim een eeuw bouwhistorie gebruiken wij als fundament voor een toekomst waarin mensen, materialen en hun omgeving in balans zijn. We kijken voortdurend naar de wereld om ons heen en passen onze werkwijze daaropaan. Dat noemen wij bouwen met perspectief!
Wittenveen+Bos Wittenveen+Bos is een ingenieursbureau gespecialiseerd in constructies. Het ingenieursbureau levert haar opdrachtgevers waardevolle adviezen in de sectoren water, infrastructuur, milieu en de bouw. Wittenveen+Bos heeft 6 kantoren in Nederland en 10 in het buitenland. De wereld heeft duurzame ontwikkelingen omarmd. Wittenveen+Bos wil daar een bijdrage aan leveren. Ze houden zich dan ook bezig met belangrijke thema’s zoals als duurzaamheid, energie en Cradle to Cradle.
56
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Bijlage 5 Checklist voor beschikbaarheid van informatie per ontwerpfase. Deze bijlage bevat de checklists voor het beoordelen van de information take offs op haar beschikbaarheid in de voorontwerpfase. De informatie is gerangschikt naar de te leveren bouwInformatieproducten beschreven in de DNR 2011, waarbij alleen de relevante producten zijn opgenomen. Deze worden gevormd door: •
Plattegronden
•
Gevels
•
Doorsneden
•
Deeldoorsnedes
•
Gevelfragmenten
57
| BEHEER EN ONDERHOUD |
58
| BEHEER EN ONDERHOUD |
59
| BEHEER EN ONDERHOUD |
60
| BEHEER EN ONDERHOUD |
61
| BEHEER EN ONDERHOUD |
Bijlage 6 Checklist voor beschikbaarheid van informatie per ontwerpfase. De diverse experimenten worden uitgevoerd door verschillende projectdeelnemers. Voor het deelonderzoek beheer en onderhoud zijn de experimenten hoofdzakelijk door studenten uitgevoerd. In onderstaande schema’s zijn de bewerkingen en de betrokken deelnemers weergegeven. Organisatie Analyse experimenten
Model
C03-1
Bewerking
Rol
Deelnemer
Applicatie
Product
Importeren van het 3D
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
Geïmporteerd 3D
Informatiebronmodelle
Informatiebronmodelle
n
n
ITO maken
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
Excel bestand
IFC-extract maken
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
C04-0-IFC
ITO maken
Modelleur
Bouwkunde student
Solibri
Excel bestand
Rapporteren
Waarnemer
Onderzoeker
Word
Rapport
Organisatie Analyse experiment Artra
Model
C03-1
Bewerking
Rol
Deelnemer
Applicatie
Product
Importeren van het 3D
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
Geïmporteerd 3D
Informatiebronmodelle
Informatiebronmodelle
n
n
ITO maken
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
Excel bestand
IFC-extract maken
Modelleur
Bouwkunde student
Archicad 18
C04-0-IFC
ITO maken
Modelleur
Bouwkunde student
Solibri
Excel bestand
Rapporteren
Waarnemer
Onderzoeker
Word
Rapport
62
Met dank aan de meewerkende partners in dit project:
Alferink-Schieveen, Arcadis, Balance & Result, BIMming Business HvA, Bouwbedrijf Broekman, Bouwen.nl, CAD Service Buro, Cadac Group, Dantuma Wegkamp, De Haan Ec, Goudstikker de Vries, Grontmij, Hogeschool Zeeland, Kubus, Meijer & Joustra, Nederlandse Installatie Adviesgroep, Nieman Raadgevende ingenieurs, Oadis BIMlab, Openbaar Belang, Pionplus, Roelofs, Rollecate, Schutte Bouwbedrijf, van der Sluis, Smelt Architecten, STUMICO, Syntens, Ter Steege Bouw, Trebbe, Unica Installatie Techniek, Veccins 3d, Witteveen en Bos, Zeep Architecten en Zehnder.
Postbus 10090 8000 GB Zwolle Bezoekadres Windesheim Campus 2-6 8017 CA Zwolle
Postbus 7000 7500 KB Enschede Bezoekadres M.H. Tromplaan 28 7500 KB Enschede
www.windesheim.nl/area-development
www.techforfuture.nl
Met TechForFuture maakt Oost-Nederland haar innovatie- en groeiambities in HTSM waar 48 •
TechForFuture, een initiatief van Saxion en Windesheim