1
Bedrijfsmethode. Winterperiode (December-Januari tot eind Februari). De bijen zijn nu goed afgedekt (rotswol, polyurethaan) en genieten van een volledige rust. De geringste rustverstoring door geluiden, trillingen, rookwalmen ( vuurtje stoken in nabijheid van bijenkasten) e.a. zijn nadelig. Elke bij die door een storing de tros verlaat is een dode bij. Verstoringen brengen ook een hogere voederopname teweeg met als gevolg: opstapelen van abnormaal grote hoeveelheden afvalstoffen in de endeldarm met als gevolg: diaree (roerziekte) en aanzet tot nosema-aantasting. Om de zuurstoftoevoer te bevorderen kan men de varroalade in de bodem open laten tot half januari. Het is wenselijk om, tijdens de winterperiode, éénmaal een weekje de natuurlijke varroaval te tellen om je een idee te geven van het aantal resterende mijten in het volk. Bij sneeuwval is het mogelijk dat de vlieggaten verstoppen door sneeuw. Ontstoppen, zonder de bijen te storen is onmiddellijk aangewezen en absoluut noodzakelijk bij gesloten bodems wegen kans op gebrek aan zuurstof voor de bijen. Muizen kunnen soms rustverstoorders zijn. Normaal kunnen ze niet door de vliegspleet (max. 7mm) maar vergeet niet dat het knaagdieren zijn. Afgeknabbelde raat op de vliegplank kan op de aanwezigheid van muizen wijzen. Deze knagers dient men dan met een metalen vlieggatschuif buiten te houden.
B. Voorjaar. Rond 20/25 februari, als de temperatuur stijgt tot ± 12° zullen de bijen hun eerste reinigingsvlucht uitvoeren. Nu kan men met deeg de koningin aanzetten tot grotere eileg. Hierbij zo weinig mogelijk storen en geen warmteverlies veroorzaken. De voederdeeg (1/4 kg) kan langs de voederopening van de dekplank ingebracht worden of platgerolde voederdeeg op een plastiekfolie boven op de toplatten leggen waarvoor enkel de dekplank efkens dient opgelicht. De samenstelling van deze deeg kan bv. zijn, 1kg vloeibare honing (van eigen oogst a.u.b.) + 3 kg bloemsuiker + 300gr magere melkpoeder + 100gr biergist. Vreest men voor nosema-aantasting (onderzochte bijen of andere aanwijzingen) dan kan men een deeg gebruiken waarbij fijngemalen stuifmeelkorrels zijn verwerkt. Stuifmeel halen is een absolute must voor de gezondheid van het volk een voor een goede ontwikkeling van het broed. Bij het ontbreken van natuurlijke stuifmeelleveranciers is het mogelijk deels te verhelpen met een aanbod van sojameel op een beschutte, droge plaats. Aan te raden is een aantal wilgensoorten met achtereenvolgende bloeiperiode aan te planten in de omgeving van de bijenhal. Twee maand lang wilgenbloei is dan geen uitzondering en de bijen zullen hun onontbeerlijke voorraad stuifmeel kunnen aanvullen. Bij goed weder als de temperatuur stijgt tot 15°C kan men buiten aanprikkelen met vloeibare invertsuiker (trimo-bee, apisuc) die met 10% drinkbaar water is verdund of nog beter vloeibare honing ( 1kg honing + 30cl drinkbaar water). Deze prikkelvoeding wordt in ledige opgewerkte raten aangeboden, een 15 tal meter van de bijenhal op een windvrije en zonnige plaats en geplaatst op plastiekzeil. Door de natuurlijke aanbreng van voedsel zal de koningin tot nog meer eileg worden geprikkeld. Deze prikkelvoeding kan men elke dag en gedurende meerdere weken bij goed weder ter beschikking stellen. Pas op: -zo’n aanbod van prikkelvoeding buiten is enkel toegelaten in het vroege voorjaar als je de volken wilt klaarmaken voor de voorjaarsdracht (fruit, paardebloem, koolzaad e.d.). Indien je dit zou toepassen later in het bijenseizoen, in volle zomer of najaar dan heb je vast problemen van roverij. -Aanprikkelen tot grotere eileg heeft geen enkel nut indien er geen voldoende voorraad stuifmeel voorhanden is in het volk. Deze stuifmeelvoorraad wordt aangelegd in het najaar. Aanplant van bloeiende klimop, doorbloeiende wilg, asters, gele mosterd e.a. kunnen daarbij zeer nuttig zijn. C. Voorjaarsinspectie. Kan gebeuren vanaf 1 maart als de temperatuur tot min. 15°C oploopt. Eerst nazien of de kast broed heeft. Volle ramen met voer worden weggenomen en vervangen door ledige opgewerkte raten. Alle verzegelde suikervoorraad bovenaan broedraten wordt opengekrabd met een onzegelvork. Naast het broedt langs beide zijden en eventueel in de twee bakken blijft een vol raam met voeder hangen. Bij dit werk de bodemplank reinigen. Rond 25-30 maart nieuwe, grondige inspectie bij een temperatuur van min. 15°C. Nu zal men nazien of de verschillende volken voldoende sterk zijn en een goede productieve koningin hebben. Hier wordt beoordeeld wie van de volken voldoet aan de term “produktievolk” en wie niet. Onvoldoende ontwikkelde volken worden later met sterke volken verenigd. Vanaf 15 maart kan men ook nog een varroabestrijding voorzien met behulp van mierenzuur indien noodzakelijk. Bierviltjes dan reeds wegnemen na 2 dagen. Indien uiterst noodzakelijk: herhalen na 10 dagen.
2 D. Kasten klaar maken voor de voorjaarsdracht. Vanaf 10 april kan men een mooie zonnige dag met temperaturen boven de 15°C afwachten om deze activiteit uit te voeren. De volken kunnen nu ook zoveel mogelijk op gelijke sterkte worden gebracht, door raten met broed met opzittende bijen te verhangen. ( later in het bijenseizoen kan men geen opzittende bijen meer zomaar in een vreemd volk inbrengen) Ook kan men enkele reservekoninginnen overhouden, deze worden dan in een drie- of zesramer onder gebracht. Het is gunstig deze over te houden met het oog op de koninginneteelt. Na deze grondige ingreep opnieuw goed afdekken. Bij de meeste imkers wordt 1 op de 5 volken onvoldoende sterk bevonden en verenigd. De kasten staan nu op twee rompen en er is veel broed aanwezig. Ik neem nu een derde romp, deze is grondig gereinigd samen met de moerrooster die ook nodig is. De twee rompen met bijen worden van elkander gezet. In de derde ledige romp, die het honinghoogsel zal worden, hang ik in het midden 5 à 6 ramen met gesloten broed en opzittende bijen maar zonder de koningin, daarnaast aan elke zijkant plaats ik een opgewerkte ledige raat en verder wordt aangevuld met waswafel. De bedoeling van deze kunstraat is de bijen tot bouwen stimuleren en zo de zwermneiging te verminderen. In de onderste bakken wordt aangevuld met een darrenraam (ledig raam met strookje waswafel) en waswafel. Het nog overblijvende wintervoer wordt opengekrabd, dit kan nog in de onderste rompen te vinden zijn. Het darrenraam wordt met een gekleurde duimspijker gemerkt. Volle raten met stuifmeel worden buiten het broednest gehangen. Stuifmeelraten kunnen het broednest in twee delen splitsen en zo zwermneiging in de hand werken. Tussen de tweede en de derde romp komt dan de koninginnerooster. Een 15tal dagen later kan voor het eerst na een gunstige weerperiode de darrenraat worden uitgesneden waardoor veel varroamijten uit het volk worden verwijderd. Persoonlijk hang ik de darrenraat in de tweede romp juist naast het broed. (1 of 2 raten) Nog tijdens de koolzaadbloei of fruitbloei wanneer het weder gunstig is zal geoogst moeten worden. Eén of meerdere volle uit de bovenste en uit de middelste romp worden en moeten vervangen worden door opgewerkte ramen en nog twee ramen met kunstraat. De volle ramen kunnen uitgeslingerd worden. Men kan ook één of meerdere volken een vierde romp geven waarin de volle ramen worden opgehangen. Zo kan de voorjaarsoogst in één en dezelfde activiteit geslingerd worden. Voorjaarshoning die tot juli in de kast blijft kan dan nog moeilijk uitgeslingerd worden. In het voorjaar kan men veel honing verwachten van sterke volken bij goed weder en sterke dracht. Rond 15 mei is de fruitdracht en eind mei de koolzaadbloei ten einde en kan alle voorjaarshoning geslingerd worden. Het regelmatig uitsnijden van gesloten darrenraat mag niet vergeten worden. Na de slingerbeurt moet men er op toezien dat steeds een hoeveelheid kunstraat ter beschikking is. De bijen worden dan gestimuleerd tot bouwen wat zwermneiging gunstig beïnvloedt. Rond 15 à 20 mei als de volken op volle sterkte zijn zal er wellicht bij sommige volken zwermneiging ontstaan. Rond 1 mei zal men de koninginneteelt starten. Dit is noodzakelijk vermits wij bij diverse zwermverhinderingsmethoden jonge koninginnen zullen nodig hebben. Over koninginneteelt komt later uitleg.
E.Zwermverhinderingsmethoden. 1.Hoe kan men zwermen zoveel mogelijk vermijden? a) Jonge koninginnen Het is raadzaam dat de volken een jonge koningin hebben, hiervoor heeft men in de voorgaande zomer gezorgd. Oude koninginnen (2 jaar of ouder) zijn doorgaans bij het carnica-ras meer zwermlustig. b) Voldoende ruimte geven Sterk ontwikkelde volken moeten over voldoende ruimte beschikken. Op mijn stand staan alle goede volken op drie rompen met elk 12 simplexramen. Het is zelfs reeds voorgekomen dat een vierde romp noodzakelijk was c) Gelegenheid tot bouwen waarborgen. Om zwermneiging zoveel als mogelijk te vermijden moet een voldoende hoeveelheid kunstraat in elk volk voorzien worden. Samen met de darrenraat schept kunstraat de gelegenheid tot bouwen waardoor de neiging tot zwermen vermindert. d) Moer opsluiten in kooitje en tussen de broedraten hangen. Van zodra speeldopjes te zien zijn mag men aannemen dat het volk zich aan het voorbereiden is om over te gaan naar zwermstemming. De moer wordt opgezocht en in een kooitje geplaatst zonder voeder. Het kooitje wordt tussen twee broedraten gehangen en de moer zal gevoed worden door de gaasdraad. (varroagaas is uiterst geschikt om zo’n kooitje te vervaardigen). Ofwel zetten de bijen nu redcellen aan, ofwel gebeurt er gewoon niets. Na een zeven à tien dagen kijkt men het volk na en laat de moer terug in het volk lopen na het wegbreken van de redcellen indien die aanwezig zijn. Wordt er bij de volgende controle vastgesteld dat de zwermnijging niet over is wordt de moer opnieuw voor dergelijke periode opgesloten. Na één of tweemaal opsluiting van de moer is over
3 e) Regelmatig controle op zwermcellen. Wil men het zwermen absoluut vermijden, dan moeten alle volken vanaf mei om de 10 dagen gecontroleerd worden op de aanwezigheid van zwermcellen. Zwermcellen in de kast moeten dan uitgebroken worden zonder één zwermcel te vergeten. De oude koningin moet dan zo vlug mogelijk door een jonge bevruchte moer vervangen worden. e) Afleggers maken. Als begin mei de koninginneteelt start heb ik een aantal afleggers of kunstzwermen nodig (zie verder moerteelt). Uit de zeer sterke volken worden afleggers gemaakt voor een zesramer. Uit andere volken voor een drieramer. Het wegnemen uit een productievolk van broed en een hoeveelheid jonge bijen kan positief werken bij het vermijden van zwermen. In de productievolken worden de weggenomen raten door kunstraat vervangen wat nog een bijkomende stimulans oplevert voor zwermvoorkoming. f) Oude koninginnen zo vlug mogelijk vervangen. Men kan alle koninginnen uit de volken wegnemen en in een kluisje boven het volk leggen. Het volk zet dan redcellen aan die na 10 dagen uitgebroken worden zonder er eentje te vergeten. De dag nadien kan men dan een jonge onbevruchte moer inbrengen met kluisje of samen met een aflegger (kunstzwerm). Naar behoefte kan men dan met de overige moer een nieuwe aflegger maken. 2. Zwermverhindering met separator. 1. Principe: het principe berust op het feit dat het volk in twee delen gesplitst wordt zonder dat hierdoor honingverlies ontstaat. 2. De separator: ik heb de separator gemaakt van multiplex van 18 mm dik. Deze plank fungeert aan de onderzijde als dekplank, aan de bovenkant als bodem- en vliegplank. In het midden is een vierkante of rechthoekige opening gezaagd dewelke langs onder en boven met bijengaas is afgesloten. 3. Werkwijze: Met oude moer onder separator. – Methode 1 De kast staat nu op drie rompen. Vooreerst wordt de koningin opgezocht en samen met de opzittende bijen en het broedraam waarop ze loopt uitgenomen. De drie rompen den de bodemplank worden gescheiden Men neemt een ledige romp, deze wordt op een bodem geplaatst. In deze romp komt het raam met de koningin en opzittende bijen. Hiernaast een raam met voeder, twee opgewerkte raten en de rest waswafels. Deze romp is nu volledig gevuld. Boven deze broedkamer komt de separator en boven de separator komen de drie bakken met bijen en broed in alle stadia. Alle vliegbijen zullen nu in de onderste romp onder de separator bij de koningin terechtkomen. De bijen vervliegen naar onder. Daarom noemt men deze methode ook “ Een vlieger maken”. Deze vlieger zal zich als een zwerm gedragen, de waswafels zullen uitgebouwd worden en er zal honing ingebracht worden. In de bovenste rompen zullen de bijen redcellen aanzetten. Hierbij zijn twee mogelijkheden. a) met jonge moer uit de redcellen. Na 13 à 14 dagen hoort men tuten en kwaken, er is dan één jonge moer uitgelopen. Men kan nu alle overblijvende redcellen uitbreken, maar meestal zijn die reeds door het volk zelf uitgebeten. b) met jonge omlarfmoer verder gaan. Men kan ook na 10 à 11 dagen alle redcellen uitbreken en dan een bevruchte, geselecteerde omlarfmoer inbrengen. Na het afvliegen van het volk zal men de ramen boven de separator herschikken. Er staan nog drie rompen boven de separator, veelal is herschikken in twee rompen waartussen een moerrooster is geplaatst aangewezen. Bij deze methode mag het volk nog geen zwermneiging hebben. Anders zal het volk op het broedraam opnieuw redcellen optrekken, de raten worden niet uitgebouwd, het volk blijft lui en zal toch zwermen. Deze methode enkel toepassen als een periode met goede dracht (bvb acacia) te verwachten is. Met deze opstelling kan men opnieuw twee kanten uit. 1. Men kan de oude koningin na een drietal weken, als de jonge moer boven de separator aan de leg is, wegnemen en verenigen, na wegnemen van de separator die men dan bij het verenigen vervangt door een blad doorprikt dagbladpapier. Het volk heeft nu een jonge moer, zal ijverig de zomeroogst binnen halen. 2. Men kan één van de volken naar een ander dachtgebied op min. 3km verhuizen. Het volk met de oude moer krijgt dan een tweede romp met moerrooster. De oude moer wordt dan nog door een jonge omlarfmoer vervangen. 4. Vlieger maken met oude moer boven de separator. – Methode 2 Neem een raam open broed met eitjes uit een zeer goed en raszuiver volk. (selectie). Dit gebeurt bij goed weder in de voormiddag. Dit broedraam in ledige romp hangen, aangevuld met nog een tweede broedraam met gesloten broed, een raam voeder, twee opgewerkte raten, aangevuld met kunstraat. Deze
4 is er onder de separator een jonge moer uitgelopen, hiervoor kun je ook een jonge omlarfkoningin gebruiken. De rest van de cellen in dien ze niet zijn uitgebeten wegbreken. Na 2 à 3 weken is deze jonge moer aan de leg, men kan ze nu merken en eventueel ook de vleugel knippen ( dit laatste is in de EEG verboden). Boven de separator kan men de oude koningin afvangen en in een kooitje boven het volk legen, na 9 à 10 dagen alle doppen breken en verenigen. 5. Vlieger maken op de plaats van het stamvolk. – Methode 3 Bij voldoende plaats en kasten kan men het stamvolk verplaatsen in de bijenhal en op de plaats van het stamvolk een ledige broedkamer plaatsen. Deze broedkamer kan als hierboven gevuld worden. In ieder geval met broed, een raam voeder enz. en met of zonder oude moer. De oude moer wordt dan nog door een jonge koningin vervangen. Bij deze methode zullen de volken tijdens de zomerdracht (bvb linde) een jonge leggende koningin hebben, ijverig zijn en veel honing binnenhalen. Zorg nu ook dat alle volken voldoende ruimte en bouwgelegenheid (kunstraat + darrenraat) krijgen.
F. Eenvoudige koninginneteelt met overlarfsysteem. 1. Teeltstof. Dit zijn kleine larfjes ( 1à 2 dagen oud) die men door overlarven op eigen stand kan bekomen. Maar persoonlijk verkies ik om teeltstof te halen bij ervaren imker-koninginneteler. Hij beschikt over geselecteerde, raszuivere stammoeren met de meest ideale eigenschappen. Overlarven op eigen stand betekent dat men teeltstof neemt uit een zachtaardig, zwermtraag volk met sterke haaldrift en een goede kweekactiviteit. Goede moeren kan men dus zelf op een eenvoudige manier kweken. 2. Koninginnen kweken met overlarfproject.
Opmerkingen. Men kan ook zesraamskastjes gebruiken met verluchtingsopening in de bodemplaat. Meestal gebruikt men drieraamskastjes. Persoonlijk gebruik ik als pleegvolk een volk dat op drie rompen staat en deze rompen volledig bezet. De moerrooster komt dan tussen de tweede en de derde romp, de koningin blijft onder de rooster en het teeltraam komt boven de moerrooster in de bovenste romp. In een periode met weinig dracht (even na de fruitbloesem bij minder gunstige weersomstandigheden) wordt het pleegvolk geprikkeld met zuivere honing. Meestal worden ook vooraf twee stuifmeelraten bij gehangen. Het is best om twee volken klaar te maken omdat pleegvolken die zwermcellen hebben aangezet niet kunnen gebruikt worden. Begin mei komt dit echter bij mij weinig voor dat een pleegvolk reeds zwermneiging vertoont. Twee weken vooraf wordt het pleegvolk reeds klaargemaakt. Bij het vullen van mijn zesramers gebruik ik 5 à 6 ramen jonge bijen zonder de koningin die ik dan uit zeer sterke volken haal, waardoor ik de zwermneiging tracht tegen te werken. Het totaal aantal kernvolkjes dat men nodig heeft is afhankelijk van het aantal moeren dat men wil bekomen. Afhankelijk ook van het aantal uitgebouwde moercellen dat wij vinden op het teeltraam op dag 2 of dag 3. Teeltramen nooit afschudden, steeds voorzichtig behandelen. Bijen hiervan met geduld bij middel van een zachte bijenborstel voorzichtig verwijderen. Mijn methode wordt gebruikt met simplexramen, allen met dezelfde afmetingen. Alhoewel ik meestal een sterk pleegvolk heb op drie rompen is het toch zo dat een pleegvolk op twee rompen ook goed kan zijn.
Slingeren van de lentehoning. Naargelang de weersomstandigheden wordt de lente- of voorjaarshoning geslingerd tussen 20 mei en 1 juni. Het is zeer voordelig als men met een bijendrijver kan werken. Deze wordt de avond voor de slingering geplaatst, ’s anderendaags is het hoogsel volledig bijenvrij. De bijendrijver komt dus tussen hoogsel en broedkamer, daar waar men de moerrooster lag om het hoogsel broedvrij te houden. Onder de rooster in de bovenste broedkamer kan men naast het broed ook volle honingramen vinden. Die worden in het volk gelaten maar later verplaatst naar het hoogsel bij het klaarmaken van de volken voor de zomerdracht.
5
Volken klaar maken voor de zomerdracht. Na het slingeren van de lentehoning is het honinghoogsel (honingzolder) lediggemaakt. Nu brengt men alle gesloten broed in dat hoogsel evenals de verzegelde kantraten met voorjaarshoning.. Tussen bovenste broedkamer en hoogsel komt de moerrooster. De koningin blijft onder de rooster. Ook nu moeten de bijen bouwgelegenheid krijgen. Hiertoe blijven we verder werken met het darrenraam dat gemerkt is (duimspijkers gebruiken) en dat om de twee weken wordt nagezien en als alle darrencellen gesloten zijn wordt uitgesneden. Ook vullen wij aan met waswafels in de broedkamers, in totaal een zestal. Bij verwisselen van raten moet men er op letten zoveel mogelijk oude donkerbruine raat te verwijderen. Dergelijke raten die broed bevatten worden daarom aan de buitenkant ofwel boven de rooster geplaatst. Bij het slingeren worden ze dan automatisch verwijderd en later gesmolten.
Slingeren van de zomerhoning. De laatste slingerbeurt wordt uitgevoerd rond 20 juli en hierna kan men voederen. Het hoogsel wordt bijenvrij gemaakt en geslingerd. De honing aanwezig is de broedkamers mogen de bijen behouden. Nu worden alle moeren gecontroleerd om hun voortbestaan te bestendigen. Zij die niet voldeden aan de verwachtingen, of te oud worden (+2 jaar) worden vervangen door jonge reservemoeren die ofwel op 3ramers ofwel op 6ramers verblijven. Te vervangen moer wordt weggenomen en het reservevolkje met jonge moer wordt met behulp van een doorprikte krant verenigd met het produktievolk.
Wintervoeding toedienen. s’Avonds na het slingeren krijgen de bijen reeds 1,5 l suikersiroop. Daarna om de twee dagen 1,5 l siroop geven. Verhouding 1 kg suiker op 0,6 liter water. Zo wordt verder gevoederd tot de bijen 12 kg suiker per volk of ongeveer 12+6= 18 liter siroop hebben opgeslagen.
Varroabestrijding van het najaar. Onmiddellijk na de zomerslinger worden de “Apivarstroken” ingehangen. Zij worden midden in het open broed gehangen. Soms is verplaatsen noodzakelijk. Ze blijven zes weken tussen het open broed hangen. Eind november wordt een eerste maal met Perizin behandeld en 7 dagen later nog eens. Ik behandel met Perizin als de temperatuur minstens 12° C is. In het voorjaar wordt dan nog eens behandeld met mierenzuur gedurende drie weken en vanaf April wordt de varroa bestreden met de darrenraammethode. Wilfried Demeester