BASISINVENTARISATIE Achtergrondinformatie beoordeling risicofactoren klauwgezondheid Basisinventarisatie Voor een systematische aanpak van klauwgezondheid is het belangrijk dat zowel de bevindingen als de gegeven adviezen en gemaakte afspraken worden vastgelegd. Tijdens de 1e keer dat de klauwgezondheid op een bedrijf volgens de geïntegreerde aanpak wordt beoordeeld kunnen een aantal “vaste” gegevens worden genoteerd. Bij een volgend beoordelingsmoment hoeven alleen eventuele veranderingen hierin te worden vastgelegd. Het aantal melkkoeien en aantal ligboxen (eventueel aantal m2 ligruimte) is van belang om de bezettingsgraad in de stal te beoordelen. Bovendien geeft het samen met de andere basisgegevens een eerste indruk van het bedrijf. Bij gesloten bedrijven en gebruik van bedrijfskleding is het risico dat klauwaandoeningen van buiten het bedrijf worden ingesleept minimaal. De gezondheidsstatus voor BVD is voor klauwgezondheid van belang: BVD-vrije bedrijven hebben een betere klauwgezondheid. Voor andere infectieziekten is dat niet aangetoond, terwijl IBR-vrije bedrijven geen betere klauwgezondheid hebben dan niet-vrije bedrijven. Daarom wordt alleen de status voor BVD vastgelegd. Voor de verdere beoordeling en follow up zijn objectieve gegevens over klauwgezondheid feitelijk onmisbaar. Indien een erfbetreder oordeelt dat de klauwgezondheid op een bedrijf aandacht verdient of indien de veehouder wel klachten heeft over kreupelheid, klauwgezondheid of locomotie, maar er zijn geen gegevens over het voorkomen van klauwaandoeningen dan is een eerste aanbeveling om een koppelbekapping te laten uitvoeren en de klauwaandoeningen systematisch te laten beoordelen en vastleggen door getrainde klauwverzorgers. De in de risico-inventarisatie weergegeven normen zijn bedoeld als richtlijnen bij de beoordeling van de risico’s. Bijvoorbeeld waar het gaat om afmetingen van ligboxen geldt dat deze normen niet hard zijn, maar ook samenhangen met de grootte van de dieren. De relatie tussen aanbevolen afmetingen en dierkenmerken is vastgesteld door de CIGR, een Nederlandse vertaling van de rapportage is te vinden op de website http://lv.vlaanderen.be/nlapps/default.asp (publicatie no. 31). Op grond van deze inzichten en gemiddelde maatvoeringen van melkvee in Nederland hebben GD, WUR en DLV adviesmaten voorgesteld die afhangen van schofthoogte en romplengte (Holzhauer en Vos, 2009). Welke norm er ook gebruikt wordt bij de beoordeling van ligplaatsen, het gaat er om dat hier geen knelpunt is indien de dieren gemakkelijk kunnen gaan liggen en opstaan (zonder met ijzerwerk in aanraking te komen of uit te glijden) op een voldoende zacht ligbed.
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 1 of 12
HYGIENE VAN DE LOOPVLOEREN No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Indien de poten vuil zijn dan is aannemelijk dat ook de loopvloeren vuil zijn. De klauwen zijn dan veel in contact met mest en vocht. Daardoor kan de matige hygiëne een belangrijke oorzaak zijn van de geconstateerde infectieuze klauwproblemen. In dergelijke gevallen is het zinvol om nader te onderzoeken waardoor de hygiëne niet goed is, opdat adequate maatregelen kunnen worden geadviseerd om deze te verbeteren. Indien de poten wel vuil zijn maar de vloeren niet dan is de mest mogelijk erg plakkerig als gevolg van veel bestendige koolhydraten in het rantsoen. Indien de poten schoon zijn dan is niet aannemelijk dat verbetering van de hygiëne tot een betere klauwgezondheid zal leiden. Indien de mestschuif weinig frequent rondgaat wordt per keer een grote hoeveelheid mest meegenomen. Ook zal er dan tussen de schuifbeurten relatief veel mest op de vloeren liggen. Dit is nadelig voor de hygiëne. Aanbevolen wordt om de schuif iedere 2 uur (12*/dag) te laten schuiven. Dit bevordert de hygiëne en beperkt de ammoniakemissie. Een slechte werking van de mestschuif is een mogelijke oorzaak voor niet goede hygiëne van de vloeren. Indien de vloer op zich goed wordt geschoven maar er blijft aan de uiteinden een hoeveelheid mest achter voor de afstort dan is dat eveneens een risico voor verspreiding van infectieuze klauwaandoeningen. Indien er vloerdelen zijn waar de schuif niet komt (bijvoorbeeld tussengangen) dan kan zich daar mest ophopen. Regelmatig schoonschuiven verbetert de hygiëne. Dunne mest kan meer opspatten en het extra vocht maakt het hoorn zachter. Het kan samenhangen met voedings- of verteringsproblemen.
2
3 4
5 6
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 2 of 12
LIGPATROON MELKKOEIEN No
Toelichting beoordelingscriterium
1a
Weinig ligplekken vergroten de kans dat dieren niet kunnen liggen wanneer ze dat zouden willen. Dit gedwongen staan in een vuile omgeving veroorzaakt een verhoogde klauwbelasting en een grotere kans op klauwbesmetting. Een ruim aanbod van ligplaatsen verlaagt de kans dat dieren gedwongen staan. (norm: 10% meer ligplaatsen dan dieren) Een krappe potstal heeft soortgelijk effect als een ligboxenstal met overbezetting: met name ranglage dieren ondervinden beperkingen bij het liggen en kunnen dan veel gedwongen staan. Als gevolg van de zachte ondergrond is het negatieve effect op klauwgezondheid (o.a. zoolbloedingen) echter veel minder groot. Bovendien is voor potstallen niet te verwachten dat zich bij voldoende ligruimte ten aanzien van criterium 2a of 2b knelpunten voordoen. De interpretatie is afgeleid van de criteria in de Maatlat Duurzame Veehouderij. Lange duur om te gaan liggen is een aanwijzing voor onvoldoende ligcomfort. Dit kan onder meer veel staan tot gevolg hebben. De definitie en interpretatie zijn ontleend aan Welfare Quality (assessment protocol for cattle). Dit criterium neemt niet alleen het ligbed mee maar ook grip, ruimte e.d. die allemaal een rol spelen. Als dit normaal blijkt dan hoef je vervolgens niet allerlei maten op te meten, als het niet goed is komt dat pas aan de orde. Met dit criterium moet je wel opletten als er verschillende soorten/maten boxen in de stal zijn, maar dat geldt ook voor de maatvoeringen. Bij aanwijzingen dat het ligcomfort onvoldoende is moet nader worden onderzocht wat het daadwerkelijke knelpunt is. Uit onderzoek van o.a. Cook et al. (2005) blijkt dat de Cow Comfort Index (CCI) een maat is voor het ligcomfort. Indien minder dan 80% van de dieren die zich in de boxen bevinden ook echt ligt is dit een aanwijzing dat het ligcomfort niet goed is. Bij bepaling van de CCI is de timing wanneer je gaat scoren van groot belang: de beste voorspelling werd gevonden indien 2 uur voor het melken werd gescoord. Hakbeschadigingen zijn een signaal van een ontstekingsreactie. De oorzaak moet gezocht worden in te krappe boxafmetingen in combinatie met een harde ondergrond of gevoelige klauwen waardoor de dieren niet soepel gaan liggen. De norm voor interpretatie is ontleend aan de weerstandsindex van UGCN (www.ugcn.nl). Koeien liggen het liefst op een zacht ligbed. Dit kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld goed ingestrooide ligboxen, zachte matrassen of zand. Onjuiste maatvoering van de ligboxen bemoeilijkt het voor de dieren om gemakkelijk en op de juiste positie te gaan liggen. (zie pag. 1 van dit doc.) Naast te krappe afmetingen bemoeilijkt ook een onjuiste afstelling van de ligboxen het voor de dieren om gemakkelijk en op de juiste positie te gaan liggen. Indien er een schoftboom is moet deze niet te laag zijn geplaatst. Is de schoftboom echter ver naar voren geplaatst in combinatie met een knieboom dan is lagere plaatsing dan in de norm mogelijk. (zie pag. 1 van dit doc.). Indien er koeien in de loopgangen liggen is dit een aanwijzing dat de ligboxen niet voldoen, met name indien het meer dan één of enkele individuele dieren betreft. Soms hebben dieren deze gewoonte tijdens de opfok aangeleerd. Dit criterium geeft nog geen directe aanwijzing waar het knelpunt precies zit. Veel botsingen met boxconstructies duiden er op dat de boxafmetingen te krap zijn. Het kan worden beoordeeld tegelijkertijd met het timen van de duur nodig om te gaan liggen, een alternatief is het beoordelen van beschadigingen van de rug (zie Welfare Quality; assessment protocol for cattle). Veel dieren die gedeeltelijk buiten de boxen liggen vormen een aanwijzing dat deze te kort zijn of dat de schoftboom niet juist is afgesteld (zie Welfare Quality (assessment protocol for cattle).
1b
2a
2b
3
4 5 6
7
8
9
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 3 of 12
STAAN EN STRESS No
Toelichting beoordelingscriterium
1
6
Lang staan in de wachtruimte verhoogt de belasting van de klauwen en beperkt bovendien de tijd die over blijft voor andere activiteiten. Een zachte ondergrond (bijv. rubber) in de wachtruimte beperkt het negatieve effect van lang staan. Indien er geen aanwijzingen zijn dat ranglage dieren (bijvoorbeeld vaarzen in een koppel met ook oudere koeien) meer problemen hebben dan is het onwaarschijnlijk dat de factor staan en stress een belangrijke rol speelt. Bij te smalle vreetplaatsen kunnen niet alle vreetplekken goed worden benut. Het vergroot de kans op verjagingen aan het voerhek. Bovendien kunnen beperkingen in vreetmogelijkheden (geldt ook voor 3b t/m 3d) leiden tot sneller vreten en grotere maaltijden, met als gevolg meer schommeling van de pens-pH. Dit verhoogt weer de kans op sub-acute pensverzuring. Ook de frequentie van aanschuiven van voer is van belang: vaak aanschuiven verbeterd de beschikbaarheid van het voer. Naast de breedte speelt ook het aantal vreetplekken een rol. Dit kan niet los worden gezien van de voermethode: bij beperkte groepsvoedering is er meer kans op competitie dan bij onbeperkte voorraadvoedering. De norm is gebaseerd op de brochure “Moderne huisvesting melkvee”. Een aspect van de wijze van voeren wat nog niet tot uiting komt in het vorige criterium is of de dieren kunnen selecteren. Dat is het geval indien verschillende voedermiddelen worden gevoerd die niet of onvoldoende zijn gemengd. Dit zorgt naast onrust ook voor mogelijk ongebalanceerd voeren. Als de koeien niet goed bij het voer kunnen dan is dat een directe risicofactor voor klauwaandoeningen, met name aan de voorpoten. Ook kunnen beschadigingen aan de nek of het kossum het gevolg zijn. De vereiste maatvoering moet in samenhang met de grootte van de dieren worden beoordeeld. (zie brochure “Moderne huisvesting melkvee”). Beperking van de mogelijkheid om te drinken vergroot de kans op gedwongen wachten en confrontaties. Des te ruimer het aanbod van drinkplekken des te lager de kans hierop. De norm is gebaseerd op de maatlat duurzame veehouderij. Bij niet afsluitbare krachtvoerboxen is de kans op verjaging groot. Indien er geen krachtvoerboxen worden gebruikt dan speelt verjaging geen rol. Krachtvoerboxen kunnen overigens wel helpen om de dieren individueel op de norm te kunnen voeren. Een smalle loopgang beperkt de passeermogelijkheden en vergroot de kans op confrontaties.
7
Zie toelichting bij 6
8
Ook lang staan in de separatiestal verhoogt de belasting van de klauwen. Omdat de dieren hier minder vaak verblijven dan in de wachtruimte is het een minder belangrijke risicofactor. Voor vastzetten aan het voerhek geldt hetzelfde, dit is in de praktijk een aandachtspunt.
2
3a
3b
3c
3d
4
5
9
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 4 of 12
INSLEEP INFECTIEUZE AANDOENINGEN No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Aankoop van vee geeft een relatief grote kans op insleep, die door controle kan worden verkleind. Niet aanvoeren geeft echter de kleinste kans op insleep (zie proefschrift van G. van Schaik). Ook direct diercontact met dieren van andere bedrijven zonder dat er sprake is van aankoop geeft een relatief grote kans op insleep van infecties, al is de kans op insleep van klauwaandoeningen via deze route gering. Professionals zoals de dierenarts, de inseminator en de klauwverzorger die op meerdere bedrijven direct met de dieren in contact komen kunnen bij onvoldoende voorzorgsmaatregelen eveneens besmettelijke aandoeningen inslepen. Door consequent gebruik van bedrijfskleding en reiniging van gebruikte materialen (bijvoorbeeld een bekapbox) wordt dit risico sterk beperkt. (zie proefschrift van Gerdien van Schaik.
2
3
VERSPREIDING INFECTIES BINNEN HET BEDRIJF No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Recent onderzoek heeft aangetoond dat dieren die als jongvee Mortellaro hebben gehad na de 1e afkalving vatbaarder zijn voor herinfectie met deze aandoening (Holzhauer et al., artikel in voorbereiding). Daarom draagt het voorkomen van besmetting van jongvee bij aan het terugdringen van Mortellaro. Indien de aandoeningen zich beperken tot de melkgevende en droogstaande dieren dan speelt verspreiding geen rol. Indien er desondanks geregeld Mortellaro voorkomt bij pas gekalfde vaarzen dan kunnen ze tijdens de transitieperiode zijn besmet. Indien niet alleen bij het melkvee maar eveneens bij het jongvee infectieuze klauwaandoeningen voorkomen is dat een sterke aanwijzing dat er binnen het bedrijf verspreiding plaatsvindt van de ene diergroep naar de andere. Contact van jongvee met mest van oudere koeien wordt gezien als één van de belangrijkste risicofactoren voor verspreiding. Een mestschuif die zowel bij het jongvee als de melkgevende dieren wordt gebruikt is een belangrijke besmettingsbron voor het jongvee. Indien hiervan sprake is dan hebben andere maatregelen zoals werken van jong naar oud en gebruik van schoon schoeisel weinig zin. Behalve de mestschuif zijn er nog andere manieren waarop het jongvee met mest van oudere koeien in contact kan komen.
2
3
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 5 of 12
GEBRUIK VOETBADEN No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Voetbaden, mits op de juiste manier gebruikt, zijn een goed instrument om het optreden van besmettelijke aandoeningen te beheersen (Holzhauer et al., 2008). Vaak vormt met name het jongvee als het gaat om klauwgezondheid een vergeten groep. Omdat het gebruik van voetbaden meestal is gekoppeld aan het melken worden ook de droogstaande dieren hier niet altijd consequent doorheen geleid. Gebruik van voetbaden bij de melkgevende dieren betekent daarom niet dat bij deze diergroepen ook voetbaden worden toegepast. Richtlijnen voor het goed gebruiken van voetbaden (zie: www.GDdeventer.com).
2
3 4 5
6 7 8 9
Indien de koeien met vuile klauwen het voetbad instappen zal de desinfectie minder effectief zijn doordat de vloeistof snel vervuilt. Indien de dieren over of langs het voetbad kunnen stappen kunnen de klauwen onvoldoende in contact komen met de werkzame vloeistof en kan de effectiviteit van het voetbad tegenvallen. Normafmetingen zijn: 2.5 (L) * 0.8 (B) * 0.2 (H) m. Ook indien het vloeistofniveau te laag (<15 cm) is kunnen de klauwen onvoldoende in contact komen met de werkzame vloeistof en kan de effectiviteit van het voetbad tegenvallen. Indien de koeien na het voetbad op een vuile vloer komen zal de effectiviteit van desinfectie snel verminderen doordat de vloeistof onvoldoende kan inwerken. Indien het voetbad onvoldoende wordt ververst zal de effectiviteit van desinfectie verminderen. Gebruik van een smerig voetbad kan zelfs negatief zijn. Er zijn verschillende effectieve middelen die gebruikt kunnen worden. Een te hoge concentratie kan desastreuze gevolgen hebben, bij een te lage concentratie zijn de middelen onvoldoende effectief.
STALKLIMAAT EN WEERSTAND No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Een warm en vochtig stalklimaat vormt een goed milieu voor ziektekiemen. Daarnaast kan een slecht stalklimaat indirect de weerstand van de dieren verlagen. De UGCN Weerstands-check inventariseert door middel van enkele vragen of er een reëel risico is dat de weerstand van de dieren verlaagd is. Een BVD-besmetting (zie de basisinventarisatie) kan hiervan mede een oorzaak zijn. Alleen indien hiervoor aanleiding is wordt aangeraden vervolgens de uitgebreidere Weerstands-index in te vullen. De UGCN Weerstands-index geeft aanwijzingen waardoor de weerstand mogelijk verlaagd kan zijn, en geeft daarmee dus ook richting aan voor het nemen van maatregelen.
2
3
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 6 of 12
MONITORING KLAUWGEZONDHEID No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Indien op een objectieve manier en consequent wordt vastgelegd welke aandoeningen tijdens het preventief bekappen worden geconstateerd dan kan gebaseerd op de belangrijkste aandoening gericht advies worden uitgebracht over mogelijke verbeteringen van preventie en behandeling en kan het verloop van de klauwgezondheid worden bewaakt. Als er geen gegevens zijn over klauwaandoeningen dan kan een eerste advies zijn om een koppelbekapping te laten uitvoeren waarbij alle aandoeningen worden geregistreerd met Digiklauw. Pas indien er regelmatig systematisch naar de vastgelegde gegevens wordt gekeken kunnen indien nodig gerichte maatregelen worden getroffen. Bovendien kan dan worden ingeschat of eerder genomen maatregelen effectief waren. Het is praktisch ondoenlijk om frequent de klauwen van alle koeien te inspecteren. Veel aandoeningen ontstaan echter geleidelijk en gaan niet direct gepaard met klinische kreupelheid. Tijdig ontdekken van aandoeningen is van wezenlijk belang om te voorkomen dat ze dermate ernstig en pijnlijk worden dat het dier klinische kreupelheid vertoont of onnodig lang subklinisch aanwezig blijven. Regelmatig scoren van de locomotie is hierbij een goed hulpmiddel, omdat vaak wel kleinere veranderingen in het loopgedrag optreden. Er kan overigens ook gebruik gemaakt worden van hulpmiddelen zoals stappentellers. Er zijn meerdere systemen voor locomotiescoren in omloop (zie o.a. www. Zinpro.com)
2
3
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 7 of 12
BEHANDELING EN KLAUWVERZORGING No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Des te sneller een aandoening wordt behandeld des te groter is de kans op een spoedig en volledig herstel. Indien reeds is vastgesteld dat de controle van klauwgezondheid te wensen over laat dan zal meestal te laat worden ingegrepen. Indien niet snel wordt ingegrepen kan het zijn dat goede voorzieningen hiervoor ontbreken. Dit hoeft niet te worden geïnventariseerd indien er wel tijdig wordt ingegrepen. Weinig herhalingsgevallen duiden er op dat de toegepaste behandelingen effectief zijn. Indien het percentage herhalingsgevallen hoog of onbekend is kunnen de criteria 2a en 2b worden beoordeeld. Een mogelijke oorzaak van onvoldoende effectiviteit van toegepaste behandelingen is dat niet gericht wordt behandeld. Een onderbouwd behandelplan verkleint dat kans dat niet effectief wordt behandeld. Dit moet dan wel consequent worden gebruikt. Onderdeel van het behandelplan is ook het maken van een inschatting of niet beter afgevoerd kan worden. De effectiviteit van de toegepaste behandelingen kan bovendien periodiek worden geëvalueerd, dit kan aanleiding zijn om het behandelplan bij te stellen. Regelmatig preventief klauwverzorgen is eigenlijk een voorwaarde om goed inzicht te krijgen in klauwgezondheid. Tweemaal per jaar bekappen is de norm, maar op bedrijven met een zeer goede klauwgezondheid kan soms met een lagere frequentie worden volstaan. Er zijn verschillende strategieën mogelijk: strategisch bekappen, waarbij vaker een deel van de veestapel wordt bekapt of koppelbekappen waarbij de gehele koppel tegelijk wordt bekapt (bij voorbeeld aan het begin en eind van de weideperiode). Het is op voorhand niet goed aan te geven wat de optimale methode is voor een individueel bedrijf. Indien niet regelmatig preventief wordt bekapt kan worden geadviseerd om dat te gaan doen. Ook kan beoordeeld worden of de gevolgde strategie moet worden bijgesteld. Indien er wordt bekapt dan kunnen ook de punten 3a t/m 3c worden beoordeeld. Bekappen met een verkeerde methode heeft niet het gewenste effect. Er wordt van uitgegaan dat een gediplomeerde klauwverzorger die zich ook regelmatig bijschoolt goed werk aflevert. Indien de ingehuurde klauwverzorger niet gediplomeerd of bijgeschoold is moet kritisch worden gekeken naar de manier van bekappen. Indien koeien door de veehouder of een medewerker worden bekapt bestaat eveneens het gevaar dat hierbij niet de juiste techniek en materialen worden gebruikt. Indien deze personen niet voldoende recent hebben deelgenomen aan een (opfris)cursus moet kritisch worden gekeken naar de manier van bekappen. Indien er is deelgenomen aan een erkende cursus dan hebben ze hiervan een bewijs van deelname ontvangen. Een goede methode om de vaardigheden te beoordelen is de veehouder of medewerker een koe te laten bekappen. Vooral in de transitieperiode zijn de dieren vatbaar voor onder andere klauwaandoeningen. Om deze periode zo goed mogelijk door te komen wordt sterk aangeraden de klauwen en locomotie op de genoemde momenten te controleren.
1a 2 2a
2b 3
3a
3b
3c
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 8 of 12
FOKKERIJ No
Toelichting beoordelingscriterium
1
De nakomelingen van stieren met een bovengemiddelde fokwaarde voor klauwgezondheid zijn gemiddeld minder vatbaar voor klauwaandoeningen en die van stieren met een lager dan gemiddelde fokwaarde zijn vatbaarder dan nakomelingen van stieren met een gemiddelde fokwaarde voor klauwgezondheid. Aangeraden wordt om bij vragen over het gebruik van de fokwaarden voor klauwgezondheid een fokkerijspecialist te raadplegen. Hoewel er geen fokwaarden voor koeien worden gepubliceerd (vanwege de te lage betrouwbaarheid) geven ook die hun genen door aan de nakomelingen. In het algemeen zullen koeien met een goede klauwgezondheid ook een betere genetische aanleg hebben. De actuele stierkeuze en aanhoudingsbeleid hebben pas in de toekomst invloed op de klauwgezondheid van het melkvee. Door beoordeling van de gemiddelde fokwaarden van de aanwezige veestapel kan een inschatting worden gemaakt van de huidige genetische aanleg voor klauwgezondheid. Is deze laag dan is dat een mogelijke oorzaak voor de geconstateerde klauwproblemen.
2
3
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 9 of 12
NIET INFECTIEUZE AANDOENINGEN TOESTAND VAN DE STALVLOER (INCL WACHTRUIMTE) No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Oneffenheden, obstakels, te ruwe vloeren of beschadigingen kunnen aanleiding geven tot beschadiging van de klauwen. Een gladde vloer vergroot de kans op slippartijen, waarbij de klauwen beschadigd kunnen raken. Voor de beoordeling kan worden gescoord of er koeien slippen wanneer ze om hun eigen as moeten draaien, als dat vaker dan incidenteel gebeurt dan is de begaanbaarheid slecht. Indien de observator zelf slipt op de loopvloer is dat ook een indicatie voor een slechte begaanbaarheid. Scherpe randen hebben vergelijkbare effecten als beschadigingen. Zeker als er ook slippartijen voorkomen kunnen hierdoor hoornbeschadigingen optreden. Door gebruik van een zachte toplaag vermindert de kans op beschadiging van de klauwen.
2
3 4
PADEN EN ENTREE VAN WEILANDEN No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Puin en ander oneffen ruw materiaal geeft een relatief grote kans op beschadiging van de klauwen, met name als de dieren worden opgedreven. Steile afstapjes, scherpe bochten en vernauwingen vergroten de kans op beschadiging van de klauwen. Des te breder de paden des te beter de koeien zelf hun weg kunnen zoeken en hun eigen tempo aanhouden. Dit verkleint het risico op klauwbeschadigingen. Afleggen van een grote afstand over een harde ondergrond betekent dat er een relatief grote kans is dat de klauwen overmatig slijten of beschadigen. Indien water op de paden blijft staan wordt het hoorn zacht en kwetsbaar, en kan een koe niet goed beoordelen waar ze haar poten neerzet.
2 3 4 5
KOEVERKEER IN DE STAL No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Hoge op- en afstapjes zijn een risico voor bijv. teennecrose beter is om geleidelijke overgangen te maken. Scherpe bochten zijn een risico voor klauwbeschadiging.
2 3
In doodlopende delen kunnen dieren gedwongen zijn scherp te draaien om te ontkomen aan bijv. een bespringende tochtige koppelgenoot of een ranghoger dier.
OPDRIJVEN VAN KOEIEN No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Opdrijven van koeien in de wachtruimte kan resulteren in ontwijkend gedrag en draaien op de klauwen. Bij onvoldoende ruimte zullen de koeien bovendien de koppen liften en daarmee zijn zij niet in staat te kijken waar ze hun poten plaatsen, wat de kans op klauwbeschadigingen vergroot. Indien de koeien bij het ophalen uit de weide sterk worden opgejaagd dan zullen ze de koppen opheffen en niet kijken waar ze hun poten plaatsen, wat de kans op klauwbeschadigingen vergroot. Indien de koeien in de stal sterk worden opgejaagd dan zullen ze niet kijken waar ze hun poten plaatsen. Bovendien neemt de kans op uitglijden toe, wat de kans op klauwbeschadigingen vergroot.
2 3
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 10 of 12
TRANSITIEMANAGEMENT EN VOEDING No
Toelichting beoordelingscriterium
1
Een hoog percentage melkziekte is een aanwijzing voor een niet optimaal rantsoen in de transitieperiode. Het gaat hierbij vooral om de gehalten aan calcium, magnesium en kalium. Veel dieren die aan de nageboorte blijven staan zijn een aanwijzing voor niet optimaal management in de transitieperiode en met name rond het afkalven. Gedacht kan worden aan stress rond het afkalven, een niet goed uitgebalanceerd rantsoen (o.a. wat betreft selenium en vitamine E) of onvoldoende hygiëne. Niet alleen zwaar afkalven, maar ook aan de nageboorte blijven staan, onvoldoende hygiëne rond het afkalven en stofwisselingsstoornissen door een sterk negatieve energiebalans vergroten de kans op baarmoederontsteking. Ter controle op baarmoederontsteking kunnen de verse koeien dagelijks worden getemperatuurd. Veel verse dieren met een laag eiwitgehalte duidt op een relatief groot energietekort na afkalven en is een aanwijzing voor slepende melkziekte. Dit kan met onder andere rantsoenaanpassingen worden aangepakt. Ook veel dieren met een hoog vetgehalte geven een aanwijzing voor slepende melkziekte. De norm is gebaseerd op een Holstein veestapel bijvoorbeeld bij een veestapel met Jerseys moet een hoger vetgehalte worden aangehouden. Veel verse dieren met een matige pensvulling is een aanwijzing voor een te lage ruwvoeropname na het afkalven, dit kan samengaan met een lage energieopname. Dit kan met onder andere rantsoenaanpassingen worden aangepakt. Een groot verlies in conditiescore is eveneens een aanwijzing dat er een te groot energietekort is na het afkalven. Het kan zijn dat de dieren met een te royale conditie de droogstand ingaan, maar voor gerichte maatregelen moet het conditieverloop vanaf het eind van de lactatie tot circa 3 maanden na afkalven worden beoordeeld. Zowel te dikke als te dunne mest is ongewenst, de optimale mestscore is 3.
2
3
4
5
6
7
8 9 10
11 12 13 14 15
16
17
Vaarzen vormen een extra kwetsbare groep. Door ze apart als groep te houden verkleint de kans op klauwaandoeningen (Livesey and Laven, 2007). Onderscheid binnen zowel de droogstaande als melkgevende groep maakt het beter mogelijk de dieren op de norm te voeren en daarmee klauwaantasting als direct of indirect gevolg van stofwisselingsproblemen te minimaliseren. Huisvesten op stal geeft meer mogelijkheden om het rantsoen te sturen dan in de weide, maar afzondering kan stress opleveren. Door gericht beleid kan de overgang van de afkalf- of ziekenstal naar de melkgevende koppel met minimale stress verlopen, wat aantasting van de klauwen beperkt. Indien de rantsoensamenstelling mogelijk niet juist is, dient deze te worden gecheckt en evt. te worden bijgesteld. Raadpleeg voor beoordeling een voerspecialist. Indien er aanwijzingen zijn dat het rantsoen qua minerale samenstelling niet juist is, dient dit te worden gecheckt en evt. worden bijgesteld. Raadpleeg hiervoor een voerspecialist. Indien er geen of onvoldoende voerresten zijn kunnen de dieren zodra er vers voer beschikbaar is in korte tijd te veel voer opnemen. Dit komt de vertering niet ten goede en geeft o.a. kans op pensverzuring. Volgens een vastomlijnd schema opbouwen van de krachvoergift geeft de pensmicroben de tijd om zich aan te passen. Te snel opbouwen kan onder andere stofwisselingsstoornissen zoals pensverzuring en diarree veroorzaken. Schimmels produceren toxines, deze kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken.
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 11 of 12
LINKS NAAR GEBRUIKTE INFORMATIE:
Maatlat Duurzame Veehouderij: http://www.smk.nl/nl/s417/SMK/Programma-s/Maatlat-Duurzame-Veehouderij/Certificatieschema-s/c383Melkveestallen Brochure “Moderne huisvesting melkvee”: http://www.asg.wur.nl/NL/nieuwsagenda/archief/nieuws/2009/Brochure_Huisvesting_melkvee.htm Proefschrift Gerdien van Schaik (Risk and economics of disease introduction into dairy farms): http://edepot.wur.nl/138700 Rapport “Preventieve maatregelen voor een gezonde bedrijfsvoering”: http://edepot.wur.nl/34460 Proefschrift Menno Holzhauer (Claw health in dairy cows in the Netherlands): http://igitur-archive.library.uu.nl/dissertations/2006-0920-200928/UUindex.html Richtlijnen GD voor gebruik van voetbaden: http://www.gddeventer.com/nl/25222685-%5BLink_page%5D.html?opage_id=1168797&location=1083501812489521,1071250 Weerstands-check en Weerstands-index UGCN: http://www.ugcn.nl/templates/dispatcher.asp?page_id=viewitem&opage_id=25222887&itemid=1130637 Locomotiescore zoals beschreven op website Zinpro: http://www.zinpro.com/ASPX_Main/en-US/pdf/Locomotion%20scoring%20guide.pdf Achtergrondinformatie over fokwaarden klauwgezondheid: https://www.cr-delta.nl/nl/fokwaarden/pdf/E30.pdf Adviezen voor management in de transitieperiode: http://edepot.wur.nl/49286
5 - Achtergrondinformatie klauwgezondheid GoK
Page 12 of 12