Airconditioningsystemen
Airconditioningsystemen
TECHNISCH HANDBOEK SPLIT EN MULTISPLIT
TECHNISCH HANDBOEK
www.airview.nl
TECHNISCH HANDBOEK 1
Inhoudsopgave technisch handboek
• Voorwoord
3
• Standaard aansluitschema’s single- en multisplit DC Inverter
4
• Standaard aansluitschema’s single split aan/uit
9
• Storingsdiagnose DC Inverter
12
• Bedieningsvoorschriften: RC4 RC7 RC08A RCW2
33 43 48 60
• Retourgoederen procedure
67
• Voorbeeld retourformulier
68
2 TECHNISCH HANDBOEK
Voorwoord Voor u ligt het technisch handboek van Airview Luchtbehandeling BV. Dit handboek bevat praktische informatie over het werken met Airwell airconditioning apparatuur. Het handboek is een naslagwerk en dient ter ondersteuning wanneer u werkt aan een Airwell single- of multisplit installatie. RAADPLEEG ALTIJD DE MEEGELEVERDE INSTALLATIE HANDLEIDING
LET OP: Het apparaat moet volledig worden uitgeschakeld voordat aan de elektrische aansluitingen wordt gewerkt. AANBEVELINGEN VOOR VEILIGHEID • Bij werkzaamheden aan het materiaal moeten de geldende veiligheidsmaatregelen worden genomen • De installatie en het onderhoud van het materiaal moet uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd, volgens de regels en de geldende instructies en normen • Controleer of de elektrische voeding en de frequentie overeen komen met die van het apparaat WAARSCHUWING • Schakel de hoofdschakelaar uit voordat aan het apparaat wordt gewerkt • De fabrikant/leverancier wijst alle verantwoordelijkheid af en de garantie vervalt indien de installatie instructies niet worden opgevolgd Het boek is met de grootste zorg samengesteld maar er zullen altijd zaken zijn die er niet in verwerkt zijn. Mocht u tegen problemen aanlopen en u komt er zelf niet uit dan kunt u altijd contact opnemen met de service afdeling van Airview.
Service nummer: 078 - 652 18 00 Wanneer u een storing heeft en onze service afdeling belt, dient u het Model, Productnummer en Serienummer van de betreffende unit bij de hand te hebben voor een snelle afhandeling. Deze gegevens staan op de sticker die op ieder binnen- en buitendeel geplakt is. Zie afbeelding:
PRODUCTNUMMER
MODEL
SERIENUMMER TECHNISCH HANDBOEK 3
INDOOR AND OUTDOOR UNIT
Single Split DCI / elektrische aansluitingen Elektrische aansluitingen De airconditioner dient te worden aangesloten op een betrouwbare stroomvoorziening en dient afgezekerd te worden met een trage zekering (conform typeplaatje op de unit). De voedingsspanning mag maximaal ±10% fluctueren. De airconditioner dient altijd geaard te worden. 1. Voor het aansluiten van het binnendeel en het buitendeel dient u onderstaande kabeldiameters te gebruiken: voedingskabel: 3 x 1,5 mm2 verbindingskabel tussen binnen- en buitendeel: 4 x 1,5 mm2 2. Prepareer de kabeluiteinden zoals in figuur 2a en 2b staat aangegeven
Voedingskabel
8
8 100
40
A
Verbindingskabel L 30 m
8
8 100
40
Fig.2b
A
3. Sluit de kabeluiteinden aan op de klemmenstroken van het binnen- en buitendeel zoals in figuur 3
B
Fig.2a
Fig.2 A = buitenunit
B
B = binnenunit
4. Draai de trekontlasting goed aan
1 ESF-PWR
3
COOL ESF-EN HEAT RESET
MODE
C/5 L/4 N L
2
Figuur 1: 1 = klemmenstrook buitendeel 2 = afdekkap 3 = trekontlasting
N C/5 N/3 L/4
6
A
B
5 4
Fig. 3 Fig. 1 A = buitenunit
B = binnenunit
Figuur 3: OPMERKING: De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden.
1. klemmenstrook binnendeel 2. aarde draad 3. verdamper 4. verbindingskabel 5. trekontlasting 6. klemmenstrook buitendeel (voedingskabel op binnenunit staat niet afgebeeld) De verbinding tussen binnen- en buitendeel bestaat uit: Fase (L/4), Nul (N/3), Aarde ( )en Communicatie (C/5)
4 TECHNISCH HANDBOEK
Standaard aansluitschema DC Inverter Voorbeeld van aansluitschema plafond/wandmodel SX 9-18 DC Inverter
OFAN
1 2 3 4 5 6
P17 P18 P21 P22
JP9
Geel / Groen
Bruin
Rood
P2
OAT
P19
1 2
P20
1 2
P8
1 2
OCT CTT SUCT
Blauw
Bruin
Rood
Geel / Groen
P6 1 2 3 4
megatool
1 2
N/3
L/4
C/5
EEV
6 5 4 3 2 1
P16
P12
1 2 3 4 5 6
FUSE
magnetic ring
EARTH
EMI f i l t er PCB
L
COM
AARDE AARDE NCOM COM N-F N
P7
elektrisch schema buitenunit
2
heater
Base
P1
1
Reverse valve
P4
1 2
V dc
Printplaat buitenunit L N COM N-COM
Geel/Groen Geel/Groen
Zwart Rood Blauw
L-F
FG Blauw
Choke coil
Blauw
P14
Geel
COMP
U V W
Wit
P3 P9 P11 P13
Oranje
Zwart
P10
Aarde V cc V sp
Rood
Blauw
Rood Bruin
Display
voedingsspanning
Rood
Geel / Groen
Bruin
Blauw
binnendeel
De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden.
TECHNISCH HANDBOEK 5
Voorbeeld van aansluitschema wandmodel HDD 9/12 DC Inverter
De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden.
6 TECHNISCH HANDBOEK
Standaard aansluitschema DC Inverter Multisplit DUO DCI / elektrische aansluitingen • Voedingskabel De airconditioner dient te worden aangesloten op een betrouwbare stroomvoorziening en dient afgezekerd te worden met een trage zekering (conform typeplaatje op de unit). De voedingsspanning mag maximaal ±10% fluctueren. De airconditioner dient altijd geaard te worden.
8
8 100
40
A
Fig6a
1. Verwijder de voedingskabel van de binnendelen (indien aanwezig) 2. Voor het aansluiten van het binnendeel en het buitendeel dient u onderstaande kabeldiameters te gebruiken: Voedingskabel: 3 x 1,5 mm2 verbindingskabel tussen binnen- en buitendeel: 4 x 1,5 mm2 3. Prepareer de kabeluiteinden zoals in figuur 6a en 6b staat aangegeven
B
• Verbindingskabel L
30 m
8
8 100
40
A Figuur 6: A = buitenunit
4. Sluit de kabeluiteinden aan op de klemmenstroken van het binnen- en buitendeel zoals in figuur 7 Let op; sluit de verbindingskabel van ieder binnendeel aan op de overeenkomstige klemmenstrook op het buitendeel
Fig6b
B
B = binnenunit
PNX
K, DLF SX
5. Draai de trekontlasting goed aan
Figuur 5: 1. klemmenstrook buitendeel 2. trekontlasting 3. koeltechnische afsluiters
1
2 3
Fig 5
OPMERKING: De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden.
Fig7 Figuur 7: 1. klemmenstrook binnendeel 1 3. klemmenstrook binnendeel 5. trekontlasting 7. verbindingskabels A = buitenunit B = binnenunit
2. voedingskabel binnendeel 1 4. klemmenstrook buitendeel 6. voedingskabel
De aansluiting tussen binnen- en buitendeel bestaat per binnendeel uit: Fase (L1/2), Nul (N1/2), Aarde ( )en Communicatie (C1/2)
TECHNISCH HANDBOEK 7
Standaard aansluitschema DC Inverter Multisplit TRIO/QUATTRO/CINCO DCI / elektrische aansluitingen • Verbindingskabel
De airconditioner dient te worden aangesloten op een betrouwbare stroomvoorziening en dient afgezekerd te worden met een trage zekering (conform typeplaatje op de unit). De voedingsspanning mag maximaal ±10% fluctueren. De airconditioner dient altijd geaard te worden. 1 Verwijder de voedingskabel van de binnendelen (indien aanwezig)
QUATTRO / CINCO UNIT
2. Voor het aansluiten van het binnendeel en het buitendeel dient u onderstaande kabeldiameters te gebruiken: voedingskabel: 3 x 2,5 mm2 verbindingskabel tussen binnen- en buitendeel: 4 x 1,5 mm2
N
3. Prepareer de kabeluiteinden zoals in figuur 6a en 6b staat aangegeven 4. Sluit de kabeluiteinden aan op de klemmenstroken van het binnen- en buitendeel zoals in figuur 7 Let op; sluit de verbindingskabel van ieder binnendeel aan op de overeenkomstige klemmenstrook op het buitendeel
K, DLF, SX
PNX
Unit B
L
Unit D
K, DLF, SX
PNX
5. Draai de trekontlasting goed aan Figuur 5: 1. klemmenstrook buitendeel 2. trekontlasting
Unit A
Unit C
TRIO UNIT
PNX
K, DLF, SX
OPMERKING: De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden. • Voedingskabel
Unit B
PNX
Unit A
8 TECHNISCH HANDBOEK
Unit D
Figuur 7 1. klemmenstrook binnendeel (PNX) 2. trekontlasting 3. klemmenstrook binnendeel (K, DLF en SX) 4. voedingskabel 5. verbindingskabels 6. voedingskabel binnendelen (verwijderen) Fig7
CONNECT THE CABLE TO THE INDOOR AND OUTDOOR UNIT Standaard aansluitschema Single Split aan/uit Single split aan/uit / elektrische aansluitingen Elektrischedient aansluitingen De airconditioner te worden aangesloten op een betrouwbare stroomvoorziening en dient afgezekerd te worden De airconditioner dient te worden aangesloten met een trage zekering (conform typeplaatje op de unit). De op een betrouwbare stroomvoorziening en dient airconditioner dient altijd geaard te worden.
• Verbindingskabel Voedingskabel
afgezekerd te worden met een trage zekering
1. Voor het aansluiten van het (conform typeplaatje opbinnendeel de unit). en het buitendeel dient onderstaande kabeldiameters te gebruiken: De uvoedingsspanning mag maximaal
±10% fluctueren. De airconditioner dient Voedingskabel: 3 xworden. 1,5 mm2 altijd geaard te
8
8
Fig.2
100
A
B
Fig.2a
verbindingskabel tussen binnen- en buitendeel: 5 x 1,5 mm2 (indien voeding op binnendeel) 1. Voor het aansluiten van het binnendeel verbindingskabel tussen binnen- en buitendeel: en het buitendeel dient u onderstaande 6 x 1,5 mm2 (indien voeding op buitendeel)
kabeldiameters te gebruiken: voedingskabel: 3 x 1,5 mmin2 figuur 2a 2. Prepareer de kabeluiteinden zoals verbindingskabel tussen binnen- en staat aangegeven buitendeel: 4 x 1,5 mm2
40
Verbindingskabel L 30 m
3. Sluit de kabeluiteinden aan op de klemmenstroken van het binnenen buitendeel zoals in figuur 3zoals in 2. Prepareer de kabeluiteinden
figuur 2a en 2b staat aangegeven
4. Prepareer de los meegeleverde 2-aderige sensorkabel zoals in figuur staat aangegeven 3. Sluit de 2b kabeluiteinden aan op de
8
8 100
40
Fig.2b
A
klemmenstroken van het binnen- en
Fig.2 A = buitenunit 5. Verwijder de weerstand (5) van de 2-aderige sensorkabel buitendeel zoals in figuur 3 op de binnenunit (3) en sluit de los meegeleverde 2-aderige sensorkabel op deze connector aan
B
B = binnenunit
4. Draai de trekontlasting goed aan
6. Sluit het andere uiteinde van de 2-aderige sensorkabel (6) aan op de sensor connector op het buitendeel (9) 1
7. Draai de trekontlastingen van de kabels goed aan
ESF-PWR
3
COOL ESF-EN HEAT RESET
MODE
C/5 L/4 N L
Figuur 1: Figuur 1: buitendeel 1. klemmenstrook 2. afdekkap 1 = klemmenstrook buitendeel 3. trekontlasting 2 = afdekkap 3 = trekontlasting
2
N C/5 N/3 L/4
6
A
B
5 4
Fig. 1
OPMERKING: De kleuren van de bedrading mogen Opmerking: door de installateur bepaald worden. 1. De kleuren van de bedrading mogen door de installateur bepaald worden
Figuur Fig. 3 3. 1. klemmenstrook binnendeel 7. verbindingskabel 2. aarde draad A = buitenunit 8. trekontlasting B= binnenunit 3. 2-aderige sensorkabel 9. connector buitendeel Figuur 3: binnendeel 10. verse buitenlucht 1. klemmenstrook binnendeel 4. verdamper kabel (optie) 2. aarde draad 5. weerstand 11. verse buitenlucht 3. verdamper 6. 2-aderige kabel (los) connector (optie) 4. verbindingskabel A = buitenunit B = binnenunit 5. trekontlasting 6. klemmenstrook buitendeel (voedingskabel op binnenunit staat niet afgebeeld)
De verbinding tussen binnen- en buitendeel bestaat uit: Fase (L/4), Nul (N/3), Aarde ( )en Communicatie (C/5)
TECHNISCH HANDBOEK 9
Standaard aansluitschema Single Split aan/uit Voorbeeld van aansluitschema single aan/uit unit Binnendeel
Buitendeel Voedingsspanning op binnendeel of
voedingsspanning op buitendeel
Zekering (niet meegeleverd)
2-aderige sensorkabel
De verbinding tussen binnen- en buitendeel bestaat uit: Aarde L Fase 3N Nul 4 koelcommando 5 omkeerklep (verwarmingscommando) 6 condensorventilator Out 2-aderige connector t.b.v. sensor
10 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter
WAARSCHUWING: Wanneer er spanning op de buitenunit staat heeft u te maken met HOOG VOLTAGE (400VDC). Open nooit een unit zonder het uitschakelen van de buitenunit. Wanneer de voeding is uitgeschakeld staat er nog steeds spanning op de print in de unit. Het zal ongeveer 2 minuten duren voordat de spanning is weggevloeid uit de print. Mocht u binnen deze 2 minuten de print aanraken riskeert u een elektrische schok.
TECHNISCH HANDBOEK 11
Storingsdiagnose DC Inverter
INHOUDSOPGAVE
1. Algemene storingdiagnose Single split DCI units 1.1 controle koudemiddel systeem 1.2 beoordeling diagnose binnen/buitenunit 1.3 tabel diagnose binnenunit 1.4 binnenunit diagnose en oplossing 1.5 tabel diagnose buitenunit 1.6 buitenunit diagnose en oplossing 1.7 diagnose en oplossing via binnendeel HDD
2. Algemene storingdiagnose Multisplit DCI units 2.1 controle koudemiddel systeem 2.2 DUO DCI diagnose en oplossing 2.3 TRIO en QUATTRO DCI diagnose en oplossing 2.4 tabel diagnose binnenunit multisplit DCI 2.5 binnenunit diagnose en oplossing multisplit DCI
12 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter 1. Algemene storingsdiagnose single split DCI units Nr. Storing
Probleem
Oplossing
1
De POWER LED (rood) gaat niet branden.
Geen voeding.
Controleer de voeding. Indien deze OK is controleer de display en de bedrading van de display. Indien deze ook goed zijn vervang dan de print.
2
Unit reageert niet op de afstandbediening.
Afstandbediening is buiten bereik van de unit.
Controleer de batterijen. Indien deze OK controleer de display of deze een uitlezing geeft. Indien deze ook goed is, vervang de afstandbediening.
3
Unit reageert op de afstandbediening maar OPERATE LED (groen) gaat niet branden.
Problemen met de infrarood ontvanger.
Vervang de infrarood ontvanger. Indien het probleem nog niet is verholpen vervang dan de print.
4
Ventilator van de binnenunit gaat niet draaien. De luchtschoepen zijn wel geopend en de groene LED brandt.
Unit is in HEAT MODE en de batterij is niet warm.
Selecteer de COOL MODE en controleer de werking.
Problemen met de print of condensator.
Selecteer de hoogste snelheid en controleer: - of de voeding hoger is dan 130 V (voor triac gestuurde motor) - of hoger dan 220V voor motor met vast toerental. Indien alles goed is vervang de condensator. Indien het probleem blijft vervang dan de print.
5
Ventilator binnenunit blijft draaien wanneer de unit is uitgeschakeld en de ventilator snelheid is niet veranderd door middel van de afstandbediening.
Print probleem.
Vervang de print.
6
Compressor start niet.
Elektronica of een beveiliging probleem .
Doe de diagnose test (Zie 1.3), en volg de beschreven acties.
7
Compressor stopt tijdens het in bedrijf zijn en de groene LED blijft branden.
Elektronica of voeding probleem.
Doe de diagnose test (Zie 1.3), en volg de beschreven acties.
8
Compressor draait en de condensor ventilator draait niet.
Problemen met de elektronica of de fanmotor van de buitenunit.
Controleer de fanmotor, indien deze goed werkt vervang dan de print.
9
Unit heeft een verkeerde werking. (Koelen in plaats van verwarmen of verwarmen in plaats van koelen)
Elektronica of voeding aansluiting naar RV (omkeerklep).
Controleer de aansluitingen van de RV voeding. Indien deze goed blijkt te zijn controleer dan de werking van de RV door er direct 230V op aan te sluiten. Indien deze RV goed blijkt te werken vervang dan de print.
10
Alle onderdelen werken naar behoren, maar unit gaat niet koelen of verwarmen.
Koudemiddel lekkage.
Controleer lekdichtheid systeem.
11
Compressor is oververhit en voldoet niet meer aan de capaciteit.
Elektronische Expansie Ventiel (EEV) probleem.
Controleer de EEV.
12
Unit stopt in beveiliging zonder zichtbare reden.
Regelprint probleem of koudemiddel probleem.
Start diagnose test (zie 1.3)
13
Compressor motor maakt een abnormaal geluid en geen zuigdruk in systeem.
Fase aansluiting van compressor is verkeerd. Controleer compressor aansluitingen op mogelijke fase verdraaiing.
14
Water lekkage bij binnenunit.
Binnenunit condenswater afvoer niet goed.
15
Bevriezing van de buitenunit in HEAT MODE en buitenunit bodem is bedekt met ijs.
16
Unit werkt met verkeerde ventilator snelheid of verkeerde frequentie.
Controleer de afvoerslang. Sluit bodem verwarming aan.
Verkeerde ‘Jumper’ instellingen.
Start diagnose test (zie 1.3) en controleer of de unit wel werkt met de EEPROM parameters.
1.1 Controle koudemiddel systeem Controleer de drukken in het systeem. Andere temperatuur metingen dienen te worden gedaan wanneer het systeem in Test Mode is (in Test Mode werkt de unit binnen vaste condities). Het beginnen met de Test Mode: Selecteer de settings Cool/ 16°C/ Hoogste ventilator snelheid of Heat/ 30°C/ hoogste ventilator snelheid en selecteer vervolgens de diagnose mode op de buitenunit.
TECHNISCH HANDBOEK 13
Storingsdiagnose DC Inverter 1.2 Beoordeling diagnose binnen/buitenunit Om in de diagnosetest te komen drukt u gedurende 5 seconden de MODE knop in, ongeacht in welke mode de unit zich bevindt. Dit wordt bevestigd door 3 korte geluidsignalen en de LEDS COOL en HEAT gaan branden. Door hierna de mode knop telkens kort in te drukken, kunt u kiezen tussen de binnen en buitenunit diagnose. Uw keuze wordt dan bevestigd door 3 korte piep signalen en het branden van de LEDS COOL en HEAT. Tijdens de diagnose van de buitenunit zullen de LEDS van de binnenunits, STBY, OPERATE, FILTER en TIMER, knipperen. Tijdens de diagnose van de binnenunits zullen dezelfde 4 LEDS continu branden. Wanneer het systeem in de diagnose mode gaat, wordt er maar één foutcode gemeld. De volgorde van prioriteit is van laag naar een hoger nummer. De diagnose duurt zolang de voeding is aangesloten. Gedurende de test zal het systeem de ingestelde mode behouden. Als er zich geen storing heeft voorgedaan, zal er geen foutcode getoond worden tijdens normaal bedrijf. Indien de storing is verholpen onthoudt het systeem de laatste storing. De laatste foutcode zal worden gewist na het verlaten van de diagnosetest. In de diagnosetest wordt de foutcode getoond door middel van het knipperen van de LEDS COOL en HEAT. Dit gaat als volgt: De HEAT LED knippert 5 maal in 5 seconden, hierna stopt de LED met knipperen voor 5 seconden. De COOL LED knippert, indien de unit in storing is, op één of meer van de 5 keren dat de HEAT LED knippert. Bijv. de COOL LED knippert op de 3e maal van de HEAT LED mee. Dit betekent dat de foutcode van de binnenunit nummer 4 van toepassing is en dat de RT-2 kortgesloten is (zie onderstaande tabel).
1.3 Tabel diagnose BINNENUNIT Nr.
Probleem
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
RT-1 is niet aangesloten RT-1 is kortgesloten RT-2 is niet aangesloten RT-2 is kortgesloten RGT is niet aangesloten (indien ingeschakeld) Gereserveerd Verkeerde communicatie Geen communicatie Geen omvormer Gereserveerd Buitenunit in storing Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Invries beveiliging Ontdooi beveiliging Buitenunit beveiliging Verdamper hoge druk beveiliging Overbelasting beveiliging Gereserveerd Gereserveerd EEPROM niet goed ‘geupdated’ Slechte EEPROM Slechte communicatie Gebruiken EEPROM Data MODEL A MODEL B MODEL C MODEL D
14 TECHNISCH HANDBOEK
LED No. 1 On Off On Off On On Off On On On Off On Off On Off On Off On Off On Off On
2 Off On On Off Off On Off Off On Off On On Off Off Off Off On On Off Off On On
3 Off Off Off On On On Off Off Off Off Off Off On On Off Off Off Off On On On On
4 Off Off Off Off Off Off On On On Off Off Off Off Off On On On On On On On On
5 Off Off Off Off Off Off Off Off Off On On On On On On On On On On On On On
Storingsdiagnose DC Inverter 1.4 Binnenunit diagnose en oplossing Nr. Storing
Probleem
Oplossing
1
Alle sensor storingen
Controleer de sensor of vervang deze.
2
Verkeerde communicatie
De versie van de binnen- en buiten print komen niet overeen.
Vervang print binnenunit.
3
Geen communicatie
Communicatie of de aarde is niet goed aangesloten.
Controleer bedrading tussen de binnenen buitenunit, alsmede de aarde contacten.
4
Geen omvormer
Binnenunit elektronica of motor.
Controleer bedrading motor. Indien ok; vervang de motor. Nog niet ok, vervang de print van de binnenunit.
5
Buitenunit storing
Probleem met de print van de buitenunit.
Schakel naar buitenunit diagnose.
6
EEPROM niet goed ‘geupdated’
Systeem gebruikt ROM parameters i.p.v. EEPROM parameters.
Geen actie, tenzij er speciale parameters benodigd zijn voor een goede werking.
7
Slechte EEPROM
8
Slechte communicatie
Communicatie is van slechte kwaliteit. Controleer bedrading tussen de binnenen buitenunit, almede de aarde contacten.
9
Gebruik EEPROM data
Geen probleem. Systeem gebruikt EEPROM data.
Geen actie, tenzij er speciale parameters benodigd zijn voor een goede werking.
TECHNISCH HANDBOEK 15
Storingsdiagnose DC Inverter 1.5 Tabel diagnose BUITENUNIT
Nr.
Probleem
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
OCT is niet aangesloten OCT is kortgesloten CCT is niet aangesloten CCT is kortgesloten HST is niet aangesloten (indien ingeschakeld) HST is kortgesloten (indien ingeschakeld) OAT is niet aangesloten (indien ingeschakeld) OAT is kortgesloten (indien ingeschakeld) TSUC is niet aangesloten (indien ingeschakeld) TSUC is kortgesloten (indien ingeschakeld) IPM Slechte EEPROM DC te laag voltage DC te hoog voltage AC te laag voltage Binnen- en buitenunit verkeerde communicatie Geen communicatie Illegaal buitenunit model Slechte MSMP EEPROM Print buitendeel te hoge temperatuur Ontdooien Compressor te hoge temperatuur Compressor te hoge stroom Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Slechte communicatie
LED No. 1 On Off On Off On Off On Off On Off On Off On Off On Off On Off On Off On Off On On
Er wordt maar 1 code getoond. Volgorde van prioriteit is 1-24. Diagnose is continu AAN zolang de voeding is aangesloten.
16 TECHNISCH HANDBOEK
2 Off On On Off Off On On Off Off On On Off Off On On Off Off On On Off Off On On On
3 Off Off Off On On On On Off Off Off Off On On On On Off Off Off Off On On On On Off
4 Off Off Off Off Off Off Off On On On On On On On On Off Off Off Off Off Off Off Off On
5 Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off Off On On On On On On On On On
Storingsdiagnose DC Inverter 1.6 Buitenunit diagnose en oplossing Nr. Storing
Probleem
Sensor problemen IPM storing
Controleer de sensor aansluitingen of vervang de sensor. Elektronisch probleem hardware.
Slechte EEPROM
DC onder/over Voltage
Oplossing
Controleer alle bedrading en jumper settings, indien OK vervang de elektronica (print). Geen actie, tenzij speciale parameters benodigd zijn om de unit in bedrijf te stellen.
Elektronisch probleem hardware.
AC onder Voltage
Controleer de voeding van de buitenunit. Controleer de voeding van de buitenunit.
Binnen- en buitenunit verkeerde communicatie
Binnen / buiten print zijn van verschillende versie.
Vervang print van binnenunit.
Geen communicatie
Communicatie of aarde bekabeling is niet goed.
Controleer bedrading tussen de binnen en buitenunit, alsmede de aarde contacten.
Compressor ‘Lock’ Slechte communicatie
Schakel de unit op STBY en start opnieuw op. Communicatie is van slechte kwaliteit.
Controleer bedrading tussen de binnen en buitenunit, almede de aarde contacten.
TECHNISCH HANDBOEK 17
Storingsdiagnose DC Inverter 1.7 Diagnose en oplossing via binnendeel HDD
[RUN] indicatie: 1. Licht op als de airconditioning unit is voorzien van een voeding en de unit op Stand-By staat. 2. Als de unit wordt ingeschakeld, licht de [RUN] LED samen met de status, welke dan wordt weergegeven in de display. [COOL] indicatie, [DRY] indicatie, [HEAT] indicatie: 1. Licht op tijdens de gekozen mode.
18 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter Als het probleem na 4 minuten nadat de unit is gestopt nog steeds aanwezig is wegens een compressor probleem, zal er een alarm code worden weergegeven in de display. In andere situaties, kan de alarm code worden opgeroepen door op de afstandsbediening de ‘LIGHT’ knop 6 maal binnen 4 sec in te drukken. De alarm codes worden dan getoont op de Display van het binnendeel. Knipperen van de LED’s (RUN,COOL,HEAT) op het binnendeel kan deze informatie ook geven. Bij model 18/24 kan ook via het buitendeel de diagnose worden uitgelezen in combinatie met de LED’s op de controller.
- LED UIT /
Diagnose Binnendeel (IDU) 2* 7 segment s
LEDs (RUN,COOL,HEAT)
Buitendeel (ODU) D40
D41
D42
- LED AAN /
Foutmelding
- LED KNIPPERT Mogelijke reden / Actie
D43
E1
RUN UIT 3s en knippert 1 keer
HP beveiliging
•Te veel koudemiddelinhoud •Slechte warmteoverdracht of verstopping •Te hoge omgevingstemperatuur
E2
RUN UIT 3s en knippert 2 keer
Vorstbescherming binnendeel
•Te weinig lucht over verdamper •Ventilatorsnelheid te laag •Verdamper is vervuilt
E4
RUN UIT 3s en knippert 4 keer
Compressor maximaal temperatuur
•EEV verbinding is niet goed of verbroken •Koudemiddel lekkage •Slechte warmteoverdracht
E5
RUN UIT 3s en knippert 5 keer
Te hoge stroomopname
•Voeding is niet stabiel / te laag / te hoog •Voltage is te laag of opgenomen vermogen te hoog
E6
RUN UIT 3s en knippert 6 keer
Communicatie storing
•Fout in bedrading •IDU of ODU PCB probleem
E8
RUN UIT 3s en knippert 8 keer
IDU batterij / ODU batterij te hoge temperatuur melding
•Te hoge omgevingstemperatuur •Slechte warmteoverdracht of verstopping
U8
RUN UIT 3s en knippert 17 keer
Zero-crossing bescherming (IDU)
•IFAN motor beschadigd •Zero-crossing circuit beschadigd op de IDU PCB
H6
RUN UIT 3s en knippert 11 keer
Geen terugmelding van de IDU motor
•IFAN motor beschadigd •IFAN motor staat vast •IDU PCB probleem
C5
RUN UIT 3s en knippert 15 keer
Storing van de jumper
Slechte connectie van de jumper op IDU PCB.
TECHNISCH HANDBOEK 19
Storingsdiagnose DC Inverter
Diagnose
- LED UIT /
Binnendeel (IDU) 2* 7 segment s
LEDs (RUN,COOL,HEAT)
Buitendeel (ODU) D40
D41
D42
- LED AAN /
Foutmelding
- LED KNIPPERT Mogelijke reden / Actie
D43
F1
COOL UIT 3S en knippert 1 keer
RAT Foutmelding
F2
COOL UIT 3S en knippert 2 keer
ICT Foutmelding
F3
COOL UIT 3S en knippert 3 keer
OAT Foutmelding
F4
COOL UIT 3S en knippert 4 keer
OCT Foutmelding
F5
COOL UIT 3S en knippert 5 keer
CTT Foutmelding
F6
COOL UIT 3S en knippert 6 keer
HZ down wegens te hoge belasting
•Te hoge omgevingstemperatuur •Slechte warmteoverdracht
F8
COOL UIT 3S en knippert 8 keer
Hz down wegens te hoge stroomopname
•Voltage is te laag of opgenomen vermogen te hoog •Te hoge persdruk of temperatuur
F9
COOL UIT 3S en knippert 9 keer
Hz down wegens hoge temperatuur
•Overbelasting of temperatuur is te hoog •Te weinig koudemiddelinhoud •EEV Probleem
PH
COOL UIT 3S en knippert 11 keer
DC voltage te hoog
•AC voeding is hoger dan 265V •ODU PCB circuit storing, vervang de PCB.
U5
COOL UIT 3S en knippert 13 keer
AC stroomopname probleem
•ODU PCB circuit storing, vervang de PCB.
Diagnose
- LED UIT /
Binnendeel (IDU) 2* 7 segment s
LEDs (RUN,COOL,HEAT)
Buitendeel (ODU) D40
D41
D42
•Sensor beschadigd of gebroken •PCB temperatuur detectie circuit probleem
- LED AAN /
Foutmelding
- LED KNIPPERT Mogelijke reden / Actie
D43
P5
COOL UIT 3S en knippert 15 keer
Compressor DC voltage te hoog
•Afwijkend voltage. •Compressor elektrisch fout aangesloten. •Vloeistof en gas afsluiter nog dicht •EEV beschadigd of werkt niet goed •Slechte warmteafgifte •Koudemiddel vulling te hoog
H1
HEAT UIT 3S en knippert 1 keer
Ontdooiing
•Normaal tijdens verwarmingsmode
H2
HEAT UIT 3S en knippert 2 keer
Electrostatisch filter beveiliging
H3
HEAT UIT 3S en knippert 3 keer
Compressor overbelast
•Compressorbeveiliging is los (de weerstand over deze aansluiting moet minder dan 1 Ohm zijn) •EEV beschadigd of werkt niet goed •Koudemiddel lekkage
H4
HEAT UIT 3S en knippert 4 keer
Systeem is abnormaal
•Slechte warmteoverdracht of verstopping •Te hoge omgevingstemperatuur
IPM beveiliging
•Afwijkend voltage. •Compressor elektrisch fout aangesloten. •Vloeistof en gas afsluiter nog dicht •EEV beschadigd of werkt niet goed •Slechte warmteafgifte •Koudemiddel vulling te hoog
H5
HEAT UIT 3S en knippert 5 keer
20 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter
Diagnose
- LED UIT /
Binnendeel (IDU) 2* 7 segment s
HC
LEDs (RUN,COOL,HEAT)
Buitendeel (ODU) D40
D41
D42
- LED AAN /
Foutmelding
- LED KNIPPERT Mogelijke reden / Actie
D43
HEAT UIT 3S en knippert 6 keer
PFC storing
•PFC module probleem. •Slechte warmteafgifte of ‘Heatsink’ •PFC reactor probleem. •Afwijkend voltage
H7
HEAT UIT 3S en knippert 7 keer
Synchroon storing van de compressor
•Afwijkend voltage. •Compressor elektrisch fout aangesloten. •Vloeistof en gas afsluiter nog dicht •EEV beschadigd of werkt niet goed •Slechte warmteafgifte •Koudemiddel vulling te hoog
H0
HEAT UIT 3S en knippert 10 keer
HZ down wegens te hoge temperatuur IDU
•Slechte warmteoverdracht of verstopping •Te hoge omgevingstemperatuur
Lc
HEAT UIT 3s en knippert 11 keer
Start-up foutmelding
•Compressor elektrisch fout aangesloten. •Overvulling van het systeem •Systeem niet gebalanceerd voordat de compressor is gestart •Compressor probleem
U1
HEAT UIT 3s en knippert 13 keer
Storing van de fase controle van de compressor
•Fase controle PCB probleem.
EE
HEAT UIT 3s en knippert 15 keer
EEPROM foutmelding
•Vervang de IDU PCB
PU
HEAT UIT 3S en knippert 17 keer
Condensator opladen in storing
•Condensator defect •Relais voor opladen op PCB defect.
Diagnose
- LED UIT /
Binnendeel (IDU) 2* 7 segment s
LEDs (RUN,COOL,HEAT)
Buitendeel (ODU) D40
D41
D42
- LED AAN /
Foutmelding
- LED KNIPPERT Mogelijke reden / Actie
D43
P7
HEAT UIT 3s en knippert 18 keer
HST foutmelding
•Vervang de PCB in het buitendeel
P8
HEAT UIT 3s en knippert 19 keer
HST te hoge temperatuur
•Te weinig pasta tussen de heatsink en de PCB •Slechte verbinding tussen de heat sink en de PCB •Vervang de PCB in het buitendeel
U3
HEAT UIT 3s en knippert 20 keer
Storing voltage op de DC BUS
•Voeding is niet stabiel / te laag / te hoog
PL
HEAT UIT 3S en knippert 21 keer
DC voltage te laag
•AC voltage is minder dan 150V •Vervang de PCB in het buitendeel
EU
Stop rise/HZ down omdat HST te hoge temperatuur heeft
•Te weinig pasta tussen de heatsink en de PCB •Slechte verbinding tussen de heat sink en de PCB •Vervang de PCB in het buitendeel
U7
De RV werkt niet goed
•AC voltage is minder dan 175V •Bedrading van de RV is los of gebroken •RV is beschadigd
U9
Zero-crossing protection (ODU)
•Vervang de PCB in het buitendeel
FH
Stop rise/HZ down wegens IDU in ontdooi beveiliging
•Te weinig lucht over verdamper •Ventilatorsnelheid te laag •Verdamper is vervuilt
TECHNISCH HANDBOEK 21
Storingsdiagnose DC Inverter 2. Algemene storing diagnose multisplit DCI units Nr. Storing
Probleem
Oplossing
1.
Indicatie “POWER LED” (rode LED) op het binnendeel licht niet op
Geen voedingsspanning
Controleer voeding spanning. Indien OK, controleer display en bedrading, indien OK, vervang regelprint
2.
Binnen unit reageert niet op de commando’s van de Infrarood afstandbediening
De infrarood signalen bereiken de binnen unit niet
Controleer de batterijen van de afstandbediening. Indien OK, controleer display en bedrading, indien OK, vervang display print. Indien nog niet OK vervang ook de regelprint
3.
Binnen unit reageert wel op de commando’s van de Infrarood afstandbediening maar “Operating” indicatie (groene LED) licht niet op
Probleem met de display print
Vervang display print. Indien nog niet OK vervang ook de regelprint
Unit draait in warmtepomp bedrijf en de batterij is nog niet warm
Schakel over naar koel modus
Buitendeel staat in de tegenovergestelde modus
Schakel over naar een andere modus
4. Ventilator in het binnendeel draait niet (lamellen zijn geopend en de groene LED is verlicht)
Probleem met regelprint of condensator
Schakel de ventilator over naar hoogtoeren en controleer of de spanning over de ventilator hoger is dan 130 VAC (voor een triac gestuurde motor) of hoger dan 220VAC voor motoren met een vast toerental, indien OK vervang condensator, indien niet OK vervang regelprint
5.
Binnnen ventilator blijft draaien ondanks dat de unit uit staat. De binnen unit reageert niet meer op de afstandbediening
Probleem regelprint
Vervang regelprint
6.
Water lekkage vanuit binnenunit
Condens water afvoer verstopt
Controleer condenswater afvoer
7.
Een of meerdere binnen units draaien in koelmodus zonder capaciteit en andere units hebben water lekkage of invries problemen
De communicatie draden zijn verwisseld
Controleer bedrading en wijzig indien nodig
Geen voedingsspanning
Controleer de elektrische aansluitingen en de bedrading op de klemmenstrook, repareer indien nodig.
Overbruggingsweerstand
Controleer of de overbruggingsweerstand is aangesloten
Zekering defect
Controleer de 20 A zekering
8.
Display op het buitendeel en de LEDS zijn uit
22 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter
Nr. Storing
Probleem
Oplossing
9
Elektronisch expansie ventiel (EEV)
Controleer EEV
Lekkage koudemiddel
Controleer koudemiddelinhoud
Verdamperbatterij verstopt
Reinig de filters en verdamper batterij
Condensor batterij verstopt
Reinig de batterij en vermijd kortsluiting van de lucht
Lekkage koudemiddel
Controleer koudemiddelinhoud
Verdamperbatterij verstopt
Reinig de filters en verdamper batterij
Condensor batterij verstopt
Reinig de batterij en vermijd kortsluiting van de lucht
Elektronische regeling
Doorloop de diagnose functie
Lekkage koudemiddel
Controleer koudemiddelinhoud
Compressor draait maar 1 of meerdere binnenunits geven geen koelvermogen af
10. Compressor is oververhit en geeft geen vermogen af
11. Compressor stopt tijdens draaien van de unit
12. Niet alle units functioneren
Communicatie problemen
13. Compressor start niet
Elektrisch probleem of een beveiligings probleem
Doorloop de diagnose functie
14. Unit draait in verkeerde modus Elektrisch probleem of een probleem (koeling ipv verwarming of andersom) met de omkeer klep
Controleer de koeltechnische omkeerklep
15. Alle componenten functioneren maar toch geeft de unit geen vermogen af
Lekkage koudemiddel
Controleer koudemiddelinhoud
16. Compressor draait wel maar genereert geen drukverschil
Fase aansluiting op compressor niet in orde
Controleer fase aansluitingen op de compressor
17. Bevriezing van de buitenunit in warmtepomp modus en de bodem van buitendeel zit gedeeltelijk in het ijs 18. Unit stopt abrupt tijdens het draaien
Controleer ontdooicyclus plaats eventueel een heater op de bodemplaat EMC storingen naar de A/C unit
Controleer op EMC problemen
20. Overige huishoudelijke apparatuur geven storing (zoals ruis op radio en TV)
EMC storing vanuit A/C unit
Controleer op EMC problemen
21. Al het overige
Speciale problemen met binnenen buiten units
Doorloop de diagnose functie
19. LEDS op de binnen unit knipperen
2.1 Controle koudemiddel systeem Controleer de drukken in het systeem. Andere temperatuur metingen dienen te worden gedaan wanneer het systeem in Test Mode is (in Test Mode werkt de unit binnen vaste condities). Het beginnen met de Test Mode: Selecteer de settings Cool/ 16°C/ Hoogste ventilator snelheid of Heat/ 30°C/ hoogste ventilator snelheid en selecteer vervolgens de diagnose mode op de buitenunit.
TECHNISCH HANDBOEK 23
Storingsdiagnose DC Inverter 2.2 DUO DCI diagnose en oplossing Nr. Storing
Probleem
Oplossing
1
Indicatie “POWER LED” (rode LED) gaat niet branden
Geen voeding aanwezig
Controleer voeding spanning. Indien OK, controleer display en bedrading, indien OK, vervang regelprint
2
Ventilator in het binnendeel draait niet (lamellen zijn geopend en de groene LED is verlicht)
Unit draait in warmtepomp bedrijf en de batterij is nog niet warm
Schakel over naar koel modus
Buitendeel staat in de tegenovergestelde mode
Schakel over naar een andere modus
Probleem met regelprint of condensator
Schakel de ventilator over naar hoogtoeren en controleer of de spanning over de ventilator hoger is dan 130 VAC (voor een triac gestuurde motor) of hoger dan 220VAC voor motoren met een vast toerental, indien OK vervang condensator, indien niet OK vervang regelprint
3
Compressor start niet
De jumper settings van de buitenunit zijn niet correct
Doorloop de diagnose functie
4
Eén binnenunit draait in koelmodus zonder capaciteit en de andere unit heeft waterlekkage/invries problemen
De communicatie draden van 2 binnenunits zijn verwisseld
Controleer de bedrading van de communicatie alsmede de aansluitingen
6
Compressor functioneert maar geeft geen capaciteit
Elektronische Expansie Ventiel (EEV) is defect en staat volledig geknepen
Controleer EEV
7
Er functioneert maar 1 unit
Communicatie problemen
Doorloop de diagnose functie
8
Al het overige
Specifieke problemen van de binnen of buitenunit
Doorloop de diagnose functie en volg de aanbevolen oplossing van de single split units
24 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter 2.3 TRIO, QUATTRO en CINCO DCI diagnose en oplossing Nr. Storing
Probleem
Oplossing
1
OCT slecht
Thermistor niet aangesloten of beschadigd
Controleer Thermistor
2
CCT slecht
3
HST slecht
4
OAT slecht
5
TSUC slecht
6
RGT slecht
7
OFAN/Compressor geen communicatie
OFAN/ Compressor bedrading slecht of IPM is slecht of de compressor functioneert niet naar behoren
Controleer OFAN motor en compressor. (buiten ventilator)
8
OFAN - IPM storing
Te hoge stroom / te hoge temperatuur van de OFAN - IPM
Controleer of er geen obstructie is naar de luchtopening van de print. Controleer de OFAN motor. Controleer of het motor type overeenkomt met jumpers op de print.
9
OFAN geblokkeerd
OFAN functioneert niet
Controleer de OFAN
10
OFAN- Vospd over limiet
Overschrijdt het maximale toerental
Controleer of motortype overeenkomt met jumpers op de print. Maak de nodige aanpassingen aan de buitenunit om harde wind over de ventilator te voorkomen.
11
Compressor- IPM fout
Compressor oververhit of te hoog amperage
Controleer compressor
12
Compressor staat vast
Compressor draait niet
Controleer compressor
13
Compressor- Vospd over limiet
Overschrijdt het maximale toerental
Nogmaals proberen en anders de regelprint vervangen.
14
Compressor- Foldback
Hoge druk / lager amperage en compressor toert af
Controleer compressor
15
DC voltage te laag
DC voltage is onder de limiet
Vervang regelprint
16
DC voltage te hoog
DC voltage overschrijdt maximum
Controleer of de voedingspanning niet hoger is dan 270 VAC, indien niet het geval vervang de regelprint. Is dit wel het geval, unit uitschakelen en klant verzoeken het spanning probleem op te lossen.
17
AC voltage te laag
AC voltage is onder de limiet
Controleer of de voedingspanning niet lager is dan 170 VAC, indien niet het geval vervang de regelprint. Is dit wel het geval, unit uitschakelen en klant verzoeken het spanning probleem op te lossen.
18
Geen communicatie A
Geen signaal in A
Controleer communicatie
19
Geen communicatie B
Geen signaal in B
20
Geen communicatie C
Geen signaal in C
21
Geen communicatie D
Geen signaal in D
22
Compressor- illegaal toerental
Te laag toerental
zie # 13
23
Systeem Configuratie veranderd
Communicatie lijnen gewijzigd
Geen probleem alleen een melding
24
Problemen systeem configuratie
Er zijn niet de juiste binnen units aangesloten op A,B,C of D. Of de totale capaciteit van de binnendelen is groter dan die van de buitenunit
Verander de configuratie indien nodig
25
Heat sink / oververhitting fout of beveiliging
Compressor stopt ivm een te hoge temperatuur op de printplaat in het buitendeel
Controleer of er voldoende vrije ruimte rondom de buiten unit is zodat er een goede luchtdoorstroming mogelijk is. Controleer of de ventilator niet aanloopt
26
Ontdooi beveiliging
Tijdens ontdooien
Geen actie benodigd
27
Compressor over verhittings beveiliging
Compressor stopt ivm oververhittings beveiliging
Controleer koudemiddelinhoud
28
Systeem vermogens beveiliging
Compressor stopt ivm een vermogens beveiliging
Geen actie benodigd
29
Slechte EEPROM
EEPROM werkt niet
Harde reset. (Vervang de controller alleen wanneer een EEPROM nodig is)
30
Niet geconfigureerd
Kan de regeling niet opstarten
Harde reset, indien niet OK, vervang de regel print
TECHNISCH HANDBOEK 25
Storingsdiagnose DC Inverter 2.4 Tabel diagnose voor de binnenunit multisplit DCI Druk de MODE toets gedurende 5 seconde in om in de diagnose te komen. Zodra u in het menu bent wordt dit bevestigd door 3 korte geluid signalen en de LEDS COOL en HEAT gaan branden. Wanneer de binnenunit in de diagnose is branden alle 4 de LEDS (STBY, OPERATE, FILTER, TMR). Indien u in het diagnose menu gaat wanneer de unit in STBY mode is kunt u alleen de status bekijken. In de diagnose mode wordt de foutcode getoond door middel van het knipperen van de LEDS COOL en HEAT. Dit gaat als volgt: De HEAT LED knippert 5 maal in 5 seconden, hierna stopt de LED met knipperen voor 5 seconden. De COOL LED knippert, indien de unit in storing is, op één of meer van de 5 keren dat de HEAT LED knippert. Vervolgens kijkt u in het tabel naar de aangegeven storingscode.
Nr. Problem 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
RT-1 is niet aangesloten RT-1 is kortgesloten RT-2 is niet aangesloten RT-2 is kortgesloten Gereserveerd Gereserveerd Verkeerde communicatie Geen communicatie Geen omvormer Gereserveerd Buitenunit in storing Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Gereserveerd Invries beveiliging Ontdooi beveiliging Buitenunit beveiliging Verdamper hoge druk beveiliging Overbelasting beveiliging Gereserveerd Gereserveerd EEPROM niet goed ‘geupdated’ Slechte EEPROM Slechte communicatie Gebruiken EEPROM Data Model A Model B Model C Model D
LED No. 1 On Off On Off On Off On On On Off On Off On Off On Off On Off On Off On
Diagnose is continu AAN zolang de voeding is aangesloten.
26 TECHNISCH HANDBOEK
2 Off On On Off On Off Off On Off On On Off Off Off Off On On Off Off On On
3 Off Off Off On On Off Off Off Off Off Off On On Off Off Off Off On On On On
4 Off Off Off Off Off On On On Off Off Off Off Off On On On On On On On On
5 Off Off Off Off Off Off Off Off On On On On On On On On On On On On On
Storingsdiagnose DC Inverter 2.5 Binnenunit diagnose en oplossing Nr.
Storing
Probleem
Oplossing
1-4
Defecte sensor
Sensor niet aangesloten of beschadigd
Controleer de aansluitingen of vervang de sensor
7
Communicatie problemen
Binnen- en buitendelen hebben verschillende regelprint versies
Vervang de regeling van het binnendeel
8
Communicatie problemen
De bedrading of aarde van unit niet in orde
Controleer bedrading en aarde van binnen- en buiten unit
9
Geen omvormer
Electronika binnendeel of motor
Controleer bedrading van de motor, indien OK vervang de motor, indien nog niet OK vervang de regelprint van de binnenunit
11
Unit fout buitendeel
Probleem regelprint buitendeel
Doorloop diagnose functie buitendeel
17-21 Beveiliging
Ter info
Geen actie
24
EEPROM niet geupdate
Systeem gebruikt ROM parameters en geen EEPROM parameters
Geen actie, alleen wanneer er speciale parameters nodig zijn voor juist functioneren van de unit
25
Slechte EEPROM
26
Communicatie problemen
Kwaliteit van de communicatie is laag en niet betrouwbaar
27
Gebruik EEPROM data
Geen probleem
28-31 IDU model
Geen actie, alleen wanneer er speciale parameters nodig zijn voor juist functioneren van de unit Controleer bedrading en aarde van binnen- en buiten unit
Indicatie : DCI-9, 12, 18, 24
TECHNISCH HANDBOEK 27
Storingsdiagnose DC Inverter Algemene beschrijving display Display Board
In de buitendelen van de TRIO, QUATTRO en de CINCO DCI multisplit units bevindt zich een display. Deze display dient als interface tussen de technicus en de unit.
Display Board
Up
De display bevat 4 toetsen. • “Up” en “Down” – hiermee scrollt u tussen de opties • “Select” – hiermee selecteert u een optie • “Escape” – hiermee gaat u één stap terug in het menu
Up Esc
Select
Esc
Select Down DownRibbon Connector
Instellen werkingsmode
Ribbon Connector
Er zijn 2 mogelijkheden om de werkingsmode van de unit te selecteren. Door het instellen van de mode (koelen of verwarmen) op de binnenunit of door middel van de geforceerde modus (‘forced mode’).
Prioriteitsinstelling Indien één van de binnenunits als prioriteitsunit wordt gedefinieerd dan zal de werkingsmodus van de unit worden bepaald door de modus die de prioriteitsunit heeft (koelen of verwarmen). Als er geen prioriteitsunit is gedefinieerd (standaard) wordt de werkingsmodus van de unit bepaald door de eerste binnenunit die ingeschakeld wordt. Display menulijst Display menulijst Display Board
Modus ( Cl/Ht/Sb) Modus ( Cl/Ht/Sb) Technician Test (tt) Technician Test (tt)
Display Board
2. Select 2. Select
Up Up
1. Scroll Esc 1. Scroll Down Down
Esc
Select Select
Installation Test (it) InstallationDiagnostics Test (it) (dia) Diagnostics (dia)
Down Down
1. Scroll met de “Down” knop tot de setup 1. Scroll met dein“Down” tot de setup (Stp display)knop is bereikt. (Stp in display) is bereikt.op de “Select” knop. Druk vervolgens Druk vervolgens op de “Select” knop. 2. Scroll met de “Down” knop om de prioriteitsunit 2. Scroll met de “Down” en knop omvervolgens de prioriteitsunit te selecteren druk op de “Select” knop. te selecteren en druk vervolgens op de “Select” knop.
Set Up (Stp) Set Up (Stp)
a. Geen prioriteitsunit gedefinieerd; in display verschijnt: “idU” (standaard afgedefinieerd; fabriek) a. Geen prioriteitsunit in display verschijnt: “idU” (standaard af fabriek) b. Unit A is prioriteitsunit; in display verschijnt: “A-P” b. Unit A is prioriteitsunit; in display verschijnt: “A-P” c. Unit B is prioriteitsunit; in display verschijnt: “b-P” c. Unit B is prioriteitsunit; in display verschijnt: “b-P” d. Unit C is prioriteitsunit; in display verschijnt: “C-P” d. Unit C is prioriteitsunit; in display verschijnt: “C-P” e. Unit D is prioriteitsunit; in display verschijnt: “d-P” e. Unit D is prioriteitsunit; in display verschijnt: “d-P” f. Geforceerde modus ingeschakeld; in display verschijnt: “FrC” f. Geforceerde modus ingeschakeld; in display verschijnt: “FrC”
28 TECHNISCH HANDBOEK
Technician Test Cool (ttC) TechnicianTechnician Test Cool Test (ttC) Heat (ttH) Technician Test Heat (ttH)
Outdoor Unit (oxx) Indoor Unit A (axx) Outdoor Unit (oxx) Unit B (bxx) Indoor UnitIndoor A (axx) Unit C (cxx) Indoor UnitIndoor B (bxx) Unit D (dxx) Indoor UnitIndoor C (cxx) Indoor Unit D (dxx)
First IDU Wins (idu) IDU A(idu) is master (a-p) First IDU Wins IDU B (a-p) is master (b-p) IDU A is master IDU C (b-p) is master (c-p) IDU B is master IDU D (c-p) is master (d-p) IDU C is master 'Forced(d-p) mode' input (Frc) IDU D is master 'Forced mode' input (Frc)
Storingsdiagnose DC Inverter
Geforceerde modus Indien één van de binnenunits als prioriteitsunit wordt gedefinieerd dan zal de werkingsmodus van de unit worden bepaald door de modus die de prioriteitsunit heeft (koelen of verwarmen). Als er geen prioriteitsunit is gedefinieerd (standaard) wordt de werkingsmodus van de unit bepaald door de eerste binnenunit die ingeschakeld wordt. Met de geforceerd modus (‘forced mode’) kan de unit geforceerd worden om in een bepaalde modus te werken (koelen of verwarmen). Om de geforceerde modus te gebruiken dient het (potentiaalvrije) contact op de buitenunit te worden gebruikt; ❍ Contact open: koelmodus ❍ Contact gesloten: verwarmingsmodus
geforceerde modus
Extra contacten De units zijn uitgerust met een aantal extra potentiaalvrije contacten. Onderstaand volgt de uitleg van deze contacten. De contacten dienen door een externe schakeling (relais of schakelaar) bediend te worden om de werking te activeren of deactiveren. Gebruik hiervoor kabels met massieve kern tot 0,5 mm2. Let op: GEEN spanning op deze contacten zetten!
Nachtmodus (“Night”) Wanneer het “night” contact wordt gesloten, zal de unit in een speciaal nachtprogramma werken en zal het toerental van de compressor en de condensorventilator worden gereduceerd voor een extra stille werking. Deze nachtmodus werkt alleen in koelbedrijf. ❍ Contact open: normaal bedrijf ❍ Contact gesloten: nachtmodus
nachtmodus
Stand-by modus Wanneer het “Stand-by” contact gesloten wordt, zal de unit stoppen en in de stand-by stand blijven staan. ❍ Contact open: normaal bedrijf ❍ Contact gesloten: unit in stand-by
stand-by contact
TECHNISCH HANDBOEK 29
Storingsdiagnose DC Inverter
Power Shedding Wanneer het “Power shedding” contact gesloten wordt, zal de unit het maximaal opgenomen vermogen reduceren. Hiermee neemt het energie verbruik af, echter ook het koel- en verwarmingsvermogen neemt af. ❍ Contact open: normaal bedrijf ❍ Contact gesloten: power shedding
power shedding
Alarm Het alarm contact wordt gebruikt om een indicatie te geven wanneer er een probleem met de unit is of als er een storing is. Een intern relais wordt gesloten om een extern circuit te activeren (eventueel met externe voeding). Het externe circuit kan een lampje of geluidsignaal bevatten. Wanneer er een probleem of storing plaatsvindt zal het “Alarm” contact gesloten worden. Wanneer er geen storing is, zal het contact geopend zijn.
alarm contact
❍ Contact open: geen alarm ❍ Contact gesloten: alarm signaal
Uitgang: maximaal 240 Volt AC, maximaal 1.0 Ampere Gebruik kabels met massieve kern tot 1,5 mm2.
30 TECHNISCH HANDBOEK
Storingsdiagnose DC Inverter
Airwell Buitenventilator controleren Stekker loshalen en Voltage (V) meten: Tussen 1 en 3: 310 VDC Tussen 3 en 4: 15 VDC Tussen 3 en 6: 15 VDC Als de meting veel te laag is, Vervang de PCB.
Airwell Compressor controleren Stekker loshalen en Weerstand (Ohm) meten: Tussen L1 en L2: ong. 0,788 Ohm Tussen L1 en L3: ong. 0,788 Ohm Tussen L2 en L3: ong. 0,788 Ohm Stekker vastmaken en Amperage (A) meten Kijk op typeplaat voor Imax in A en vergelijk. Indien Imax wordt overschreden de compressor vervangen
TECHNISCH HANDBOEK 31
Storingsdiagnose DC Inverter Installatie test Voor een goede werking van de installatie is het van belang dat alle communicatiekabels op de corresponderende binnendelen worden aangesloten. Dit betekent dat de communicatiekabels Ca, Cb, Cc en Cd moeten worden aangesloten op respectievelijk de binnendelen A, B, C en D. Om te controleren of de communicatiekabels op de juiste manier zijn aangesloten heeft deze unit een zogenaamde “Installatie Test Modus”. Wanneer deze modus wordt geactiveerd, controleert de unit of de communicatiekabels op de juiste manier zijn aangesloten. Opmerking; 1. De Installatie Test Modus kan niet worden uitgevoerd bij buitenluchttemperaturen lager dan 5°C. In dit geval geeft het display de volgende code: “OAt”.
1. Buitenluchttemperatuur onder 5°C 1. Buitenluchttemperatuur onder 5°C
2. Unit fout (voorbeeld: code O01) 2. Unit fout (voorbeeld: code O01)
2. De Installatie Test Modus kan niet worden uitgevoerd wanneer er onderdelen van de installatie niet werken. In dit geval verschijnt de foutcode “xxx” inonder het display. 2. Unit fout (voorbeeld: code O01) 1. Buitenluchttemperatuur 5°C 3. De binnendelen zullen automatisch in de test modus geactiveerd worden. Het is niet nodig om de binnendelen aan te zetten.
Procedure: 1. Zorg ervoor dat alle koeltechnische en elektrische aansluitingen goed zijn aangesloten 2. Schakel de voedingsspanning in 3. Activeer de Test modus. Druk op de “Down” knop tot “it”(installation test) in het display verschijnt en druk Display Board Menu list dan op de “select” knop om de test modus te activeren.
Display Board Menu list
Display Board Menu list
Technician Test (tt) Technician Test (tt) Display Board Display Board
Technician Test Cool (ttC) Technician Test Cool Technician Test Heat (ttH) (ttC) Technician Test Cool (ttC) Technician Test Heat (ttH)
Technician Test (tt)
Technician Test Heat (ttH)
Display Board
Installation Test (it) Installation Test (it) Test (it) Diagnostics (dia) 2. Select Installation Diagnostics (dia) 2. SelectDiagnostics (dia) 2. Select
Up
Up Up
1. Scroll ScrollEscEsc Esc 1.1.Scroll Down Down Down
Outdoor Unit (oxx)
Outdoor UnitIndoor (oxx) Outdoor Unit (oxx) Unit A (axx) Indoor Unit A (axx)Indoor Unit A (axx) Indoor Unit B (bxx) Indoor Unit B (bxx)Indoor Unit B (bxx) Indoor Unit CIndoor (cxx) Unit C (cxx) Indoor Unit C (cxx) Indoor Unit DIndoor (dxx) Unit D (dxx)
Select Select
Select
Indoor Unit D (dxx)
Down Down Down
Installatie test selecteren
Installatie test selecteren Installatie test selecteren
Set UpSet (Stp) Up (Stp)
Set Up (Stp)
First IDU Wins (idu) First IDU Wins (idu) IDU A is master (a-p) IDU Wins IDU(b-p) AFirst is master (a-p)(idu) IDU B is master A is master IDU(c-p) BIDU is master (b-p) (a-p) IDU C is master B is master IDU D is master IDU(d-p) CIDU is master (c-p) (b-p) C is master 'Forced mode' input (Frc) IDU DIDU is master (d-p) (c-p)
IDUmode' D is master (d-p) 'Forced input (Frc) 'Forced mode' input (Frc)
4. Gedurende de Installatie Test Modus werkt de installatie zonder tussenkomst van de technicus. De compressor, de condensorventilator en de binnenventilatoren zullen automatisch worden aan- en uitgeschakeld volgens een voorgeprogrammeerde procedure. E.e.a. kan worden waargenomen. 5. Het systeem kan uit de Installatie Test Modus worden gehaald door het continu indrukken van de “escape”knop gedurende 5 seconden. Of wanneer de installatie de gehele procedure heeft doorlopen, beëindigt de installatie zelf de test modus. (de volledige test modus kan 20 tot 40 minuten duren). 6. Nadat de Installatie Test Modus is beëindigd, stopt de installatie gedurende 5 minuten en vervolgt daarna zijn normale werking. De code in het display geeft het resultaat van de Installatie Test weer: “pass” of “fail” (goed of fout) Installatietest met succes voltooid
7.
Installatietest met succes voltooid Installatietest met succes voltooid
Installatietest gefaald
Installatietest gefaald Installatietest gefaald
Aan de hand van het resultaat dient, indien nodig, de communicatiebekabeling gecorrigeerd te worden.
32 TECHNISCH HANDBOEK
RC 4 Bedieningsvoorschriften
RC 4 - Bedieningsvoorschriften
15
14
13
I FEEL
AAN / UIT toets
Keuze toets voor: koelen, verwarmen, automatisch omschakelen koelen/verwarmen, ventilatie en ontvochtiging.
“I-FEEL” toets; temperatuurmeting op de afstandsbediening. Ventilator toerental regeling; hoog, midden, laag en automatisch
4 1 1 2 Wk
3
6
Ruimte temperatuur instelling “+”
5
2
17
16
10
7
Ruimte temperatuur instelling “-” Nachtstand Automatisch bewegende lamellen
+
8
Automatisch bewegende lamellen 11
9
Timer programma toets 12
19
18
“+” toets; tijdsinstelling “-” toets; tijdsinstelling
RESET FUNCTIE: 1) Verwijder één batterij 2) Druk onderstaande toetsen tegelijk in totdat de symbolen op het display niet langer zichtbaar zijn 3) Plaats de batterij terug
LCD display “I-FEEL” temperatuur opnemer Infrarood signaal
SET
HOUR
CLR
Deze toetsen tegelijk indrukken
OPMERKING: Open het klepje aan de voorzijde om de functie toetsen te bedienen
Weergave actuele ruimte temperatuur SET toets; vastleggen timer programma’s CLEAR toets; wissen van de timer programma’s Blokkeer toets; toetsen blokkering
TECHNISCH HANDBOEK 33
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC RC44--Bedieningsvoorschriften Bedieningsvoorschriften
DISPLAY DISPLAYINFORMATIE INFORMATIE WERKING, FUNCTIES EN TOEPASSINGEN
WERKING, FUNCTIES EN TOEPASSINGEN
KOELEN KOELEN Koelt, ontvochtigt en filtert de ruimte.
Koelt, ontvochtigt en filtert de ruimte.
VERWARMEN VERWARMEN Verwarmt en filtert de ruimte.
Verwarmt en filtert de ruimte.
AUTOMATISCH De airconditioner schakelt automatisch naar de juiste modus (koelen of verwarmen). Niet mogelijk AUTOMATISCH bijDe modellen met elektrische airconditioner schakeltverwarming. automatisch naar de juiste modus (koelen of verwarmen). Niet mogelijk
bij modellen met elektrische verwarming.
ONTVOCHTIGEN Ontvochtigt de ruimte en koelt zachtjes. Deze functie is aan te bevelen wanneer de luchtvochtigheid ONTVOCHTIGEN hoog is en de temperatuur Ontvochtigt de ruimte enlaag. koelt zachtjes. Deze functie is aan te bevelen wanneer de luchtvochtigheid
hoog is en de temperatuur laag.
VENTILEREN De ruimtelucht wordt gefilterd zonder temperatuur regeling.
VENTILEREN De ruimtelucht wordt gefilterd zonder temperatuur regeling. AUTOMATISCH TOERENTAL Het toerental van de ventilator wordt automatisch geregeld op basis van de ingestelde en actuele AUTOMATISCH ruimte temperatuur.TOERENTAL Bij het starten van de airconditioner zal de ventilator op hoog toeren draaien. Het toerental van de ventilator wordt automatisch op basis vanafnemen. de ingestelde en actuele Naarmate de ingestelde temperatuur bereikt wordt, zalgeregeld de ventilator snelheid ruimte temperatuur. Bij het starten van de airconditioner zal de ventilator op hoog toeren draaien. Naarmate de ingestelde temperatuur bereikt wordt, zal de ventilator snelheid afnemen. TIMER Programmeerbare timer die de airconditioner automatisch in- en/of uitschakelt.
TIMER Programmeerbare timer die de airconditioner automatisch in- en/of uitschakelt. NACHTSTAND Met de nachtstand bespaart u energie zonder dat dit ten koste gaat van het comfort. NACHTSTAND Met de nachtstand bespaart u energie zonder dat dit ten koste gaat van het comfort. AUTOMATISCH BEWEGENDE LAMELLEN VERTICAAL (OPTIONEEL)
De lamel beweegt in verticale richting heen en weer en zorgt voor een optimale luchtverdeling in de ruimte.
AUTOMATISCH BEWEGENDE LAMELLEN VERTICAAL (OPTIONEEL) De lamel beweegt in verticale richting heen en weer en zorgt voor een optimale luchtverdeling AUTOMATISCH in de ruimte. BEWEGENDE LAMELLEN HORIZONTAAL (OPTIONEEL) De lamellen bewegen in horizontale richting heen en weer en zorgen voor een optimale luchtverdelin g in de ruimte. AUTOMATISCH BEWEGENDE LAMELLEN HORIZONTAAL (OPTIONEEL) De lamellen bewegen in horizontale richting heen en weer en zorgen voor een optimale luchtverdelin g “I – FEEL” FUNCTIE in de ruimte. De temperatuur opnemer op de afstandsbediening is ingeschakeld. Hiermee wordt de gewenste temperatuur bereikt op de plaats waar de afstandsbediening zich bevindt.
“I – FEEL” FUNCTIE
De temperatuur opnemer op de afstandsbediening is ingeschakeld. Hiermee wordt de gewenste RUIMTE TEMPERATUUR temperatuur bereiktopophet dedisplay plaats staat, waar wordt de afstandsbediening bevindt. weergegeven. Wanneer dit symbool de actuele ruimtezich temperatuur RUIMTE TEMPERATUUR
FILTER INDICATIE Wanneer dit symbool op het display staat, wordt de actuele ruimte temperatuur weergegeven. Wanneer deze LED op het binnendeel brandt, dient u het filter te reinigen. Door daarna op de reset knop op het binnendeel te drukken zal de LED uitgaan.
FILTER INDICATIE
GELUIDS WanneerINDICATOR deze LED op het binnendeel brandt, dient u het filter te reinigen. Door daarna op de reset knop Bijop ieder de afstandsbediening klinkt er een signaal vanuit het binnendeel. Dit bevestigt het commando binnendeelvan te drukken zal de LED uitgaan. de ontvangst van een commando.
GELUIDS INDICATOR
OPTIONEEL commando van klinkt er een signaal vanuit het binnendeel. Dit bevestigt • Bij ESFieder = Elektrostatisch filterde in-afstandsbediening of uitschakelen de ontvangst van een commando. • ION= Ionisator in- of uitschakelen
34 TECHNISCH
OPTIONEEL • ESF = Elektrostatisch filter in- of uitschakelen HANDBOEK • ION= Ionisator in- of uitschakelen
RC 4 Bedieningsvoorschriften
RC 4 - Bedieningsvoorschriften
ACTUELE TIJD INSTELLEN
ONTDOOI CYCLUS
1.
Wanneer de buitenlucht temperatuur laag is, kan er rijp of ijsvorming op de warmtewisselaar van het buitendeel ontstaan. Dit heeft een nadelige invloed op de verwarmingscapaciteit. Wanneer dit gebeurt, schakelt de microprocessor het systeem over in de ontdooi stand. De ventilator van het binnendeel zal stoppen met draaien en het OPERATION lampje op het binnendeel zal gedurende de ontdooi cyclus knipperen. Na enkele minuten zal de airconditioner de verwarmingsfunctie weer hervatten (deze tijd is afhankelijk van de ruimte- en buitenlucht temperatuur).
2. 3.
Druk de SET toets 5 seconden in. De tijdsaanduiding gaat knipperen. Druk op de + of – toetsen om de actuele tijd in te stellen. Druk nogmaals op de SET toets om de tijd vast te leggen. De tijdsaanduiding stopt met knipperen.
KOELEN Opmerking: Controleer of de airconditioner een voedingsspanning heeft. Het STAND-BY lampje op het binnendeel moet branden. 1.
Selecteer met de MODE toets de stand koelen:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
3.
Druk op de temperatuur instel toetsen (5 & 6) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C).
4.
VERWARMINGS CAPACITEIT Een airconditioner met warmtepomp functie verwarmt een ruimte door warmte aan de buitenlucht te onttrekken. De verwarmingscapaciteit neemt af naarmate de buitenlucht temperatuur lager is. Wanneer de airconditioner niet voldoende verwarmingscapaciteit levert, dient er een secundaire verwarmingsbron in combinatie met de airconditioner te worden gebruikt.
AUTOMATISCHE FUNCTIE
Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren.
VERWARMEN 1.
Selecteer met de MODE toets de stand verwarmen:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
3.
Druk op de temperatuur instel toetsen (5 & 6) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C).
4.
1.
Selecteer met de MODE toets de stand Automatisch:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
3.
Druk op de temperatuur instel toetsen (5 & 6) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C).
Wanneer deze functie is geselecteerd, meet de microprocessor het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de werkelijke temperatuur en past automatisch de juiste functie (koelen of verwarmen) toe. 4.
Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren.
Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren.
Voorbeeld van de werking in Auto mode ingestelde temperatuur van 23 °C.
met een
Opmerking: Bij het inschakelen van de verwarmingsfunctie zal de ventilator van het binnendeel pas na enkele minuten, als de warmtewisselaar voldoende is opgewarmd, beginnen met draaien. Dit is om tochtverschijnselen te voorkomen.
5 TECHNISCH HANDBOEK 35
RC 4 Bedieningsvoorschriften
ONTVOCHTIGEN
LET OP!
1.
Selecteer met de MODE toets de stand ontvochtigen:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan. Druk op de temperatuur instel toetsen (5 & 6) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen. (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C)
Bovenstaande werking geldt wanneer de temperatuur sensor van de afstandsbediening is ingeschakeld. Wanneer de sensor op het binnendeel van de airconditioner is ingeschakeld kan de werking enigszins afwijken.
3.
HANDMATIG
Wanneer u zelf de ventilatorstand wilt bepalen kiest u eenvoudigweg de door u gewenste stand: Hoog toeren
Opmerkingen: • • • •
Gebruik de ontvochtigingsfunctie wanneer u de vochtigheidsgraad in de ruimte wilt reduceren. Wanneer de ingestelde temperatuur wordt bereikt, zal de airconditioner automatisch uit- en aanschakelen. Gedurende de ontvochtigingsfunctie schakelt de ventilator automatisch over op laag toeren of stopt geheel met draaien om onderkoeling te voorkomen. De ontvochtigingsfunctie is niet mogelijk bij een ruimtetemperatuur van 15 °C of lager.
VENTILEREN Wanneer u de airconditioner wilt laten draaien zonder temperatuur instelling dient u als volgt te werk te gaan: 1.
Selecteer met de MODE toets de stand “FAN”:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
Midden toeren
Laag toeren
NACHTSTAND Met de nachtstand bespaart u energie zonder dat dit ten koste gaat van het comfort. •
Selecteer met de MODE toets de stand koelen, verwarmen of ontvochtigen
•
Druk op de SLEEP toets
•
Het symbool verschijnt op het display (door nogmaals op de SLEEP toets te drukken verlaat u de nachtstand).
Hoe werkt de nachtstand? In deze stand koelt of verwarmt de airconditioner de ruimte tot de gewenste temperatuur, waarna de unit ca. 1 uur wordt uitgeschakeld. Na ongeveer 1 uur schakelt de airconditioner automatisch weer in en zal de ingestelde temperatuur volgens onderstaande tabel aanpassen: FUNCTIE
TEMPERATUUR VERANDERING
Automatisch
Verwarmen Koelen en ontvochtigen
1 °C lager 1 °C hoger
Opmerking:
Wanneer de ruimte temperatuur de nieuwe waarde bereikt, zal de airconditioner weer gestopt worden. Na ca. 1 uur wordt de ingestelde ruimte temperatuur wederom met 1 °C verhoogd (in koel stand) of met 1 °C verlaagd (in verwarmingsstand). Dit heeft een energie besparing tot gevolg zonder dat het ten koste gaat van het comfort.
VENTILATORSNELHEID AANPASSEN Zet de ventilator stand op In deze stand regelt de microprocessor de juiste ventilatorstand. Bij het starten van de airconditioner wordt het verschil tussen de ruimte temperatuur en de ingestelde temperatuur gemeten en de microprocessor regelt de ventilator in de meest ideale stand.
In de “ventilatie” stand wordt de ventilator op dezelfde manier geregeld als in de “koel” stand.
Verwarmen ingestelde temperatuur
ruimte temperatuur
VERSCHIL TUSSEN RUIMTE TEMPERATUUR EN INGESTELDE TEMPERATUUR VENTILATORSTAND Koelen en ontvochtigen: 2°C of meer tussen 2 en 1°C minder dan 1°C
HOOG TOEREN MIDDEN TOEREN LAAG TOEREN
Verwarmen:
HOOG TOEREN MIDDEN TOEREN
2°C of meer minder dan 2°C
1 uur
1 uur
TIJD
Koelen en ontvochtigen ruimte temperatuur
ingestelde temperatuur
TIJD 1 uur
36 TECHNISCH HANDBOEK
1 uur
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC 4 - Bedieningsvoorschriften
TIMER FUNCTIE GEBRUIKEN Met de afstandsbediening kunnen vier timers worden geselecteerd. Twee dag timers (aangeduid met T1 en T2) en twee optionele weekend timers (WKT1 en WKT2). Iedere timer kan met de TIMER toets geselecteerd worden. De in- en uitschakeltijden van de twee dag timers T1 en T2 kunnen onafhankelijk van elkaar worden geprogrammeerd. De instellingen blijven gehandhaafd totdat een nieuwe instelling wordt ingevoerd. De twee weekend timers WKT1 en WKT2 werken hetzelfde als de dag timers echter voor twee achtereenvolgende dagen. Deze timers werken op de dag van instellen en de dag hierop volgen d (de weekend timers dienen handmatig geactiveerd te worden). Om 24.00 uur van de tweede dag treedt de (eventuele) dag timer weer in werking. WKT1 - actief op de eerste dag van instellen WKT2 - actief op de tweede dag na instellen Opmerking: 1. Wanneer WKT1 en WKT2 actief zijn, zijn de dag timers T1 en T2 uitgeschakeld 2. De weekend timers moeten voor elk weekend ingeschakeld worden.
TIMER PROGRAMMEREN Druk op de TIMER toets (10) om een programma te selecteren. Druk nogmaals op deze toets om één van de vier timers op het LCD display te zien.
1.
Druk op de TIMER toets om het dagelijks programma T1 te selecteren. Symbool 1 van de timer T1 knippert
I FEEL
1 2 Wk
2.
Druk op de TIMER toets om het dagelijks programma T2 te selecteren. Symbool 2 van de timer T2 knippert
3.
Druk op de TIMER toets om het weekend programma WKT1 te selecteren. Symbool 1 van de timer WK knippert
4.
Druk op de TIMER toets om het weekend programma WKT2 te selecteren. Symbool 2 van de timer WK knippert
I FEEL
1 2 Wk
I FEEL
1 2 Wk
I FEEL
1 2 Wk
7 TECHNISCH HANDBOEK 37
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC 4 - Bedieningsvoorschriften
INSTELLEN VAN DE INSCHAKELTIJD Na het kiezen van een timer programma (T1, T2, WKT1 of WKT2), volgt u onderstaande aanwijzingen om de inschakeltijd aan te passen. VOORBEELD: De airconditioner moet om 10.30 uur inschakelen
1.
Druk op de SET toets. Het ON symbool en de inschakeltijd gaan knipperen.
2.
Om de uren en minuten van de inschakeltijd in te stellen, drukt u net zolang op de hour “+” of hour “-” toetsen totdat de juiste inschakeltijd zichtbaar is.
I FEEL
1 2 Wk
+
I FEEL
1 2 Wk
+
I FEEL
3.
Druk op de SET toets. Nu is de inschakeltijd ingesteld. Het ON symbool is nu constant op het scherm zichtbaar. Het OFF symbool en de uitschakeltijd knipperen.
4.
Druk op de CLEAR toets. Het OFF symbool en de uitschakeltijd zijn nu niet langer meer te zien op het display.
1 2 Wk
+
OPMERKINGEN: 1. De standaard in- en uitschakeltijd zijn resp. 7.00 uur en 18.00 uur. 2. Het programma zal altijd de laatste in- en uitschakeltijden op het display weergeven.
airconditioning
aan
uur
38 TECHNISCH HANDBOEK
8
I FEEL
1 2 Wk
+
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC 4 - Bedieningsvoorschriften
INSTELLEN VAN DE UITSCHAKELTIJD Na het kiezen van een timer programma (T1, T2, WKT1 of WKT2), volgt u onderstaande aanwijzingen om de inschakeltijd aan te passen. VOORBEELD: De airconditioner moet om 18.30 uur uitschakelen
I FEEL
1. 1 2 Wk
Druk op de SET toets. Het ON symbool en de inschakeltijd gaan knipperen.
+
I FEEL
2.
Druk op de CLEAR toets. Het ON symbool en de inschakeltijd zijn nu niet langer meer te zien op het display. Het OFF symbool en de uitschakeltijd gaan knipperen.
1 2 Wk
+
I FEEL
1 2 Wk
3.
Om de uren en minuten van de inschakeltijd in te stellen, drukt u net zolang op de hour “+” of hour “-” toetsen totdat de juiste inschakeltijd zichtbaar is.
+
I FEEL
4.
Druk op de SET toets. Nu is de uitschakeltijd ingesteld. Het OFF symbool is nu constant op het scherm zichtbaar.
1 2 Wk
+
OPMERKINGEN: 1. De standaard in- en uitschakeltijd zijn resp. 7.00 uur en 18.00 uur. 2. Het programma zal altijd de laatste in- en uitschakeltijden op het display weergeven.
airconditioning
UIT
TIJD
TECHNISCH HANDBOEK 39
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC 4 - Bedieningsvoorschriften
INSTELLEN VAN DE IN- EN UITSCHAKELTIJD Na het kiezen van een timer programma (T1, T2, WKT1 of WKT2), volgt u onderstaande aanwijzingen om de in- en uitschakeltijd aan te passen. VOORBEELD: De airconditioner moet om 10.30 uur inschakelen en om 18.30 uur uitschakelen.
1.
Druk op de SET toets. Het ON symbool en de inschakeltijd gaan knipperen.
2.
Om de uren en minuten van de inschakeltijd in te stellen, drukt u net zolang op de hour “+” of hour “-” toetsen totdat de juiste inschakeltijd zichtbaar is.
I FEEL
1 2 Wk
+
I FEEL
1 2 Wk
+
3.
Druk op de SET toets. Nu is de inschakeltijd ingesteld. Het ON symbool is nu constant op het scherm zichtbaar. Het OFF symbool en de uitschakeltijd knipperen.
4.
Om de uren en minuten van de uitschakeltijd in te stellen, drukt u net zolang op de hour “+” of hour “-” toetsen totdat de juiste inschakeltijd zichtbaar is.
I FEEL
1 2 Wk
+
I FEEL
1 2 Wk
5.
I FEEL
Druk op de SET toets. Nu is de uitschakeltijd ingesteld. Het OFF symbool is nu constant op het scherm zichtbaar.
1 2 Wk
+
OPMERKINGEN: 1. De standaard in- en uitschakeltijd zijn resp. 7.00 uur en 18.00 uur. 2. Het programma zal altijd de laatste in- en uitschakeltijden op het display weergeven. 3. Wanneer de CLEAR toets (18) vijf seconden wordt ingedrukt, worden alle instellingen en de timer aanduiding op het display gewist.
UIT
air conditionning
AAN
TIJD
40 TECHNISCH HANDBOEK
10
+
RC 4 Bedieningsvoorschriften RC 4 - Bedieningsvoorschriften
WISSEN VAN DE IN- EN UITSCHAKELTIJD
I FEEL
1.
Druk op de TIMER toets om de gewenste timer te selecteren. Het geselecteerde timer symbool knippert en de bijbehorende in- en uitschakeltijden verschijnen op het display.
2.
Druk op de CLEAR toets om alle instellingen van het geselecteerde programma te wissen.
1 2 Wk
+
I FEEL
1 2 Wk
+
Spanningsuitval tijdens bedrijf In geval van een spanningsuitval wanneer de unit in bedrijf is, zal de unit stoppen. Wanneer de spanning weer hersteld is, zal de unit automatisch herstarten na 3 minuten.
Onderhoud WAARSCHUWING Zet de airconditioner uit en onderbreek de spanning voordat u de unit reinigt. Gooi geen water op het binnendeel. Dit zal de interne componenten beschadigen en kan een elektrische schok tot gevolg hebben. OMKASTING EN AANZUIGROOSTER Reinig de omkasting m.b.v. een stofzuiger met zachte borstel of wrijf de unit schoon met een schone doek met eventueel een niet-agressief schoonmaak middel. Opmerking: Gebruik geen chemische reinigingmiddelen. Reinig het plastic alleen met lauw water. Sommige metalen delen zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Ga voorzichtig te werk bij het reinigen van deze delen. De warmtewisselaar en andere componenten dienen jaarlijks gereinigd te worden. Vraag uw installateur naar de mogelijkheden van een service- en onderhoudscontract.
11
TECHNISCH HANDBOEK 41
RC 4 Bedieningsvoorschriften
CONFIGURATIE VAN DE RC4 AFSTANDBEDIENING
Het wijzigen van de configuratie:
DIP SWITCHES
1 - Verwijder de batterijen 2 - Wijzig de DIP-switches 3 - Druk eenmaal op de reset-knop
RESETKNOP
4 - Plaats de batterijen terug
Mode
Alleen koelen
Warmtepomp (zonder auto. functie verwarmen en koelen)
Warmtepomp (Alle functies beschikbaar)
Automatisch verwarmen of koelen of alleen ventilatie
= dipswitch 42 TECHNISCH HANDBOEK
Lamellen stand
Display verlichting
RC 7 Bedieningsvoorschriften RC 7 Bedieningsvoorschriften - NL
DISPLAY Informatie die wordt weergegeven wanneer de afstandsbediening is ingeschakeld
automatisch
Zichtbaar bij signaal verzenden en indien afstandsbediening geblokkeerd
Infrarood signaal
Sensor Sensor t.b.v. “I FEEL” functie
koelen verwarmen ontvochtigen ventileren
Temperatuur instel toetsen
Type Timer
- = kouder
Timer niet actief
Timer functie geactiveerd
+ = warmer
Ingesteldeof ruimte temperatuur
Klok uren:min.
Ventilatorstand automatisch
Ruimte temperatuur weergave
Nachtstand Automatisch bewegende lamellen ingeschakeld
hoog toeren midden toeren
“I FEEL” functie actief
automatisch
laag toeren
Ventilatorstand indicator
SET toets Druk op deze toets om:
hoog toeren midden toeren laag toeren
-De actuele tijd in te stellen -De timer functie te activeren / stoppen
°
Voor instructies zie het hoofdstuk: “Actuele tijd instellen” en “Timer functie gebruiken”
AAN/UIT toets
Timer en tijd insteltoetsen
Hiermee start en stopt u de airconditioner
Door op de + en – toetsen te drukken kunt u de actuele tijd en de in- en uitschakeltijden van de timer functie instellen
MODE toets
TIMER toets
Door op deze toets te drukken selecteert u de modus van de airconditioner: Automatisch Aan de hand van het setpoint, regelt de airconditioner automatisch de juiste stand (koelen of verwarmen)
“I FEEL” toets Druk op de “I FEEL” toets om de temperatuur sensor in de afstandsbediening te activeren
Afstandsbediening blokkeren
Verwarmen De airconditioner verwarmt de ruimte Ontvochtigen De airconditioner vermindert het vochtgehalte in de ruimte Koelen
Ruimte temperatuur Druk op de ROOM toets om de actuele ruimte temperatuur weer te geven
De airconditioner koelt de ruimte Ventileren De airconditioner laat de ruimtelucht circuleren
Druk op de TIMER toets om de in-en uitschakeltijden van de timer te programmeren. Voor details zie “Timer functie gebruiken”.
Door op deze toets te drukken wordt de huidige instelling van de afstandsbediening vastgehouden. Wanneer dit symbool in het display aanwezig is kunt u de airconditioner NIET met de afstandsbediening controleren. Om deze stand op te heffen drukt u nogmaals deze toets in.
CLEAR toets Druk op de CLEAR toets om alle timer functies te wissen
Nachtstand
Automatisch bewegende lamellen Met deze toets kiest u de instelling voor de bewegende lamellen:
Voor details zie “Nachtstand”. In de standen Koelen, Verwarmen of Ontvochtigen verschijnt dit symbool in het display. De microprocessor past de ingestelde temperatuur aan om zodoende energie te besparen.
De lamellen bewegen automatisch Met iedere druk op de knop bewegen de lamellen met één stap tegelijk
3
TECHNISCH HANDBOEK 43
RC 7 Bedieningsvoorschriften
ONTDOOI CYCLUS
ACTUELE TIJD INSTELLEN 1.
Druk de SET toets 5 seconden in. De tijdsaanduiding gaat knipperen.
2.
Druk op de + of – toetsen om de actuele tijd in te stellen.
3.
Druk nogmaals op de SET toets om de tijd vast te leggen. De tijdsaanduiding stopt met knipperen.
Wanneer de buitenlucht temperatuur laag is, kan er rijp of ijsvorming op de warmtewisselaar van het buitendeel ontstaan. Dit heeft een nadelige invloed op de verwarmingscapaciteit. Wanneer dit gebeurt, schakelt de microprocessor het systeem over in de ontdooi stand. De ventilator van het binnendeel zal stoppen met draaien en het OPERATION lampje op het binnendeel zal gedurende de ontdooi cyclus knipperen. Na enkele minuten zal de airconditioner de verwarmingsfunctie weer hervatten (deze tijd is afhankelijk van de ruimte- en buitenlucht temperatuur).
KOELEN
VERWARMINGS CAPACITEIT
Opmerking: Controleer of de airconditioner een voedingsspanning heeft. Het STAND-BY lampje op het binnendeel moet branden. 1.
Selecteer met de MODE toets de koel stand:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan. Druk op de temperatuur instel toetsen (3) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen. (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C)
3.
Een airconditioner met warmtepomp functie verwarmt een ruimte door warmte aan de buitenlucht te onttrekken. De verwarmingscapaciteit neemt af naarmate de buitenlucht temperatuur lager is. Wanneer de airconditioner niet voldoende verwarmingscapaciteit levert, dient er een secundaire verwarmingsbron in combinatie met de airconditioner te worden gebruikt.
AUTOMATISCHE FUNCTIE
In het display verschijnt de ingestelde temperatuur 4. 5.
3.
4. 5.
Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren. Druk op de Lamellen toets om de gewenste luchtrichting in te stellen (zie “ aanpassen van de luchtrichting”)
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
3.
Druk op de temperatuur instel toetsen (3) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C).
4.
Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren.
Voorbeeld van de werking in Auto mode ingestelde temperatuur van 23 °C.
Selecteer met de MODE toets de stand verwarmen: Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan. Druk op de temperatuur instel toetsen (3) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C). Druk op de Ventilator toets om de gewenste ventilator snelheid te selecteren. Druk op de Lamellen toets om de gewenste luchtrichting in te stellen (zie “aanpassen van de luchtrichting”)
Opmerking: Bij het inschakelen van de verwarmingsfunctie zal de ventilator van het binnendeel pas na enkele minuten, als de warmtewisselaar voldoende is opgewarmd, beginnen met draaien. Dit is om tochtverschijnselen te voorkomen.
4
44 TECHNISCH HANDBOEK
Selecteer met de MODE toets de stand Automatisch:
Wanneer deze functie is geselecteerd, meet de microprocessor het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de werkelijke temperatuur en past automatisch de juiste functie (koelen of verwarmen) toe.
VERWARMEN 1. 2.
1.
met een
RC 7 Bedieningsvoorschriften RC 7 Bedieningsvoorschriften - NL
ONTVOCHTIGEN
LET OP!
1.
Selecteer met de MODE toets de stand ontvochtigen:
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan. Druk op de temperatuur instel toetsen (3) om de gewenste ruimte temperatuur in te stellen (het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30°C en minimaal 16°C).
Bovenstaande werking geldt wanneer de temperatuur sensor van de afstandsbediening is ingeschakeld. Wanneer de sensor op het binnendeel van de airconditioner is ingeschakeld kan de werking enigszins afwijken.
3.
HANDMATIG
Wanneer u zelf de ventilatorstand wilt bepalen kiest u eenvoudigweg de door u gewenste stand: Hoog toeren
In het display verschijnt de ingestelde temperatuur
Midden toeren
Laag toeren
NACHTSTAND Met de nachtstand bespaart u energie zonder dat dit ten koste
Opmerkingen: • • • •
gaat van het comfort.
Gebruik de ontvochtigingsfunctie wanneer u de vochtigheidsgraad in de ruimte wilt reduceren. Wanneer de ingestelde temperatuur wordt bereikt, zal de airconditioner automatisch uit- en aanschakelen. Gedurende de ontvochtigingsfunctie schakelt de ventilator automatisch over op laag toeren of stopt geheel met draaien om onderkoeling te voorkomen. De ontvochtigingsfunctie is niet mogelijk bij een ruimtetemperatuur van 15 °C of lager.
•
Selecteer met de MODE toets de stand koelen, verwarmen of ontvochtigen
•
Druk op de SLEEP toets
•
Het symbool verschijnt op het display (door nogmaals op de SLEEP toets te drukken verlaat u de nachtstand).
Wanneer u de airconditioner wilt laten draaien zonder temperatuur instelling dient u als volgt te werk te gaan:
Hoe werkt de nachtstand? In deze stand koelt of verwamt de airconditioner de ruimte tot de gewenste temperatuur, waarna de unit ca. 1 uur wordt uitgeschakeld. Na ongeveer 1 uur schakelt de airconditioner automatisch weer in en zal de ingestelde temperatuur volgens onderstaande tabel aanpassen:
1.
Selecteer met de MODE toets de stand “FAN”:
FUNCTIE
TEMPERATUUR VERANDERING
2.
Door nu op de AAN/UIT toets te drukken zet u de airconditioner aan.
Verwarmen Koelen en ontvochtigen
1 °C lager 1 °C hoger
VENTILEREN
Wanneer de ruimte temperatuur de nieuwe waarde bereikt, zal de airconditioner weer gestopt worden. Na ca. 1 uur wordt de ingestelde ruimte temperatuur wederom met 1 °C verhoogd (in koel stand) of met 1 °C verlaagd (in verwarmingsstand). Dit heeft een energie besparing tot gevolg zonder dat het ten koste gaat van het comfort.
VENTILATORSNELHEID AANPASSEN Automatisch
Zet de ventilator stand op In deze stand regelt de microprocessor de juiste ventilatorstand. Bij het starten van de airconditioner wordt het verschil tussen de ruimte temperatuur en de ingestelde temperatuur gemeten en de microprocessor regelt de ventilator in de meest ideale stand.
Koelen en ontvochtigen ingestelde temperatuur
ruimte temperatuur
Opmerking: In de “ventilatie” stand wordt de ventilator op dezelfde manier geregeld als in de “koel” stand.
TIJD
VERSCHIL TUSSEN RUIMTE TEMPERATUUR EN INGESTELDE TEMPERATUUR VENTILATORSTAND
1 uur
1 uur
Verwarmen
ingestelde temperatuur
Koelen en ontvochtigen: 2°C of meer tussen 2 en 1°C minder dan 1°C
HOOG TOEREN MIDDEN TOEREN LAAG TOEREN
Verwarmen:
HOOG TOEREN MIDDEN TOEREN
2°C of meer minder dan 2°C
1 uur
5
ruimte temperatuur
1 uur
TIJD
TECHNISCH HANDBOEK 45
RC 7 Bedieningsvoorschriften RC 7 Bedieningsvoorschriften - NL
TIMER FUNCTIE GEBRUIKEN
C)
Instellen van dag programma
Met de afstandsbediening kunnen vier timers worden geselecteerd. Twee dag timers (aangeduid met T1 en T2) en twee optionele weekend timers (WKT1 en WKT2). Iedere timer kan met de TIMER toets geselecteerd worden.
1.
6.
Druk op de TIMER toets om de gewenste timer te selecteren. Druk op de SET toets tot het ON symbool gaat knipperen. Druk op de + of – toets (HOUR) totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. Druk op de SET toets, het OFF symbool gaat nu knipperen. Druk op de + of – toets (HOUR) totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. Druk op de SET toets om de timer te activeren.
D)
Wissen van de timer functie
1. 2.
Druk op de TIMER toets om de timer te selecteren Druk op de CLEAR om de instellingen van de geselecteerde timer te wissen.
2. 3.
De in- en uitschakeltijden van de twee dag timers T1 en T2 kunnen onafhankelijk van elkaar worden geprogrammeerd. De instellingen blijven gehandhaafd totdat een nieuwe instelling wordt ingevoerd.
4. 5.
De twee weekend timers WKT1 en WKT2 werken hetzelfde als de dag timers echter voor twee achtereenvolgende dagen. Deze timers werken op de dag van instellen en de dag hierop volgend (de weekend timers dienen handmatig geactiveerd te worden). Om 24.00 uur van de tweede dag treedt de (eventuele) dag timer weer in werking. WKT1 - actief op de eerste dag van instellen WKT2 - actief op de tweede dag na instellen Opmerking: 1. Wanneer WKT1 en WKT2 actief zijn, zijn de dag timers T1 en T2 uitgeschakeld. 2. De weekend timers moeten voor elk weekend ingeschakeld worden.
A)
Instellen van de inschakeltijd
1.
Druk op de TIMER toets om de gewenste timer te selecteren. Druk op de SET toets; het ON symbool gaat knip.peren. Druk op de + of – toets (HOUR) totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven Druk op de SET toets om de timer te activeren. Druk op de CLEAR toets; de ingestelde tijd is niet langer zichtbaar.
2. 3. 4. 5.
Opmerking: Wanneer tijdens het instellen van de timer niet met de SET toets wordt afgesloten, zal na 15 seconden de oude instelling worden hervat.
Aanpassen van de luchtrichting Horizontaal (handmatig) De horizontale luchtrichting kan aangepast worden door de verticale lamellen handmatig naar links of naar rechts te bewegen. (zie onderstaande figuur)
rechts
B)
Instellen van de uitschakeltijd
1.
Druk op de TIMER toets om de gewenste timer te selecteren. Druk op de SET en CLEAR toetsen tot het OFF symbool gaat knipperen. Druk op de + of – toets (HOUR) totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. Druk op de SET toets om de timer te activeren.
2. 3. 4.
Verticale lamellen
!
LET OP!
Wanneer de vochtigheidsgraad in de ruimte erg hoog is, dient u de verticale lamellen naar voren te plaatsen in de koel en ontvochtigings stand. Wanneer de lamellen uiterst links of rechts staan gedurende deze stand, bestaat de kans op condensvorming op de lamellen met als gevolg lekkage.
6
46 TECHNISCH HANDBOEK
links
RC 7 Bedieningsvoorschriften RC 7 Bedieningsvoorschriften - NL
Aanpassen van de luchtrichting (vervolg)
Bediening zonder afstandsbediening
Verticaal (met afstandsbediening)
Wanneer de afstandsbediening niet meer werkt of kwijt is geraakt kunt u de airconditioner als volgt bedienen:
De verticale luchtrichting kan op twee manieren worden aangepast met behulp van de afstandsbediening. 1.
Druk op de toets om de lamel automatisch te laten bewegen. Wanneer u nogmaals op deze toets drukt, stopt de lamel met bewegen.
1.
Druk op de te laten bewegen.
!
1.
DE AIRCONDITIONER STAAT UIT Wanneer u de unit wilt aanzetten, drukt u met een pen op de MODE knop op de unit om de gewenste modus te selecteren.
Opmerking:
toets om de lamel stap voor stap
De airconditioner zal starten met automatische ventilator snelheid en automatisch bewegende lamellen (sweep functie). De ingestelde temperatuur voor koelen is 22°C en voor verwarmen 26 °C.
LET OP! 2.
Beweeg de lamel niet met uw handen wanneer de airconditioner aanstaat!
DE AIRCONDITIONER STAAT AAN Wanneer u de unit wilt uitzetten, drukt u met een pen op de MODE knop op de unit tot het COOL of HEAT lampje uitgaat.
Lamel
MODE knop
Uitblaas rooster
Spanningsuitval tijdens bedrijf In geval van een spanningsuitval wanneer de unit in bedrijf is, zal de unit stoppen. Wanneer de spanning weer hersteld is, zal de unit automatisch herstarten na 3 minuten.
Onderhoud WAARSCHUWING Sweep functie
Zet de airconditioner uit en onderbreek de spanning voordat u de unit reinigt.
De lamel beweegt automatisch heen en weer en zorgt voor een optimale luchtverdeling.
Gooi geen water op het binnendeel. Dit zal de interne componenten beschadigen en kan een elektrische schok tot gevolg hebben.
Opmerkingen: - De lamel sluit wanneer de airconditioner wordt uitgeschakeld.
OMKASTING EN AANZUIGROOSTER Reinig de omkasting m.b.v. een stofzuiger met zachte borstel of wrijf de unit schoon met een schone doek met eventueel een niet-agressief schoonmaak middel.
- In de verwarmingsstand zal de ventilator langzaam draaien en zal de lamel in horizontale positie staan. Wanneer de lucht voldoende is opgewarmd zullen de ventilatorsnelheid én de lamel stand de ingestelde waarden innemen die met de afstandsbediening zijn ingegeven.
!
Wanneer u het uitblaasrooster reinigt, let er op dat u de lamellen niet forceert. Het aanzuigrooster kan worden gedemonteerd om deze met water te reinigen.
LET OP !
Gebruik de FLAP toets op de afstandsbediening om de lamel positie te veranderen. Wanneer u dit met de hand doet, kan de actuele positie van de lamel afwijken met de ingestelde waarde van de afstandsbediening. Wanneer dit toch gebeurt dient u de unit uit te schakelen, wacht tot de lamel dicht gelopen is om vervolgens de unit weer starten.
Opmerking:
Zet de lamel tijdens koelen niet naar beneden. Er bestaat de mogelijkheid dat condensvorming optreedt met als gevolg lekkage.
De warmtewisselaar en andere componenten dienen jaarlijks gereinigd te worden. Vraag uw installateur naar de mogelijkheden van een service- en onderhoudscontract.
Gebruik geen chemische reinigingmiddelen. Reinig het plastic alleen met lauw water. Sommige metalen delen zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Ga voorzichtig te werk bij het reinigen van deze delen.
7
TECHNISCH HANDBOEK 47
RC08 A OVERZICHT Bedieningsvoorschriften
DISPLAY
Informatie die wordt weergegeven wanneer de batterijen van de afstandsbediening . niet leeg zijn.
Modus
Automatisch Verwarmen Koelen Ventileren Ontvochtigen Zichtbaar wanneer er een signaal verzonden wordt Klok (Programmeren van uren en minuten) Timer functie actief en geprogrammeerd Timer functie niet actief en geprogrammeerd Schone lucht functie actief Nachtfunctie Ionisator actief Energie besparing functie Stel temperatuur in of maak kamertemperatuur zichtbaar Ruimtetemperatuur weergave Geeft aan dat de I FEEL functie actief is
Automatische horizontale luchtstroomvariatie actief (afhankelijk van type)
Automatisch bewegende lamellen ingeschakeld
Beschrijving van detectie lege batterijen
• De lege batterij indicator op de afstandsbediening zal blijven knipperen wanneer de batterijen bijna leeg zijn. Het kan de overbrengingsafstand van de afstandsbediening verkleinen en het display vervagen. Vervang de batterijen. • De lege batterij indicator zal verdwijnen nadat de batterijen zijn vervangen
laag toerental
Ventilatorstand indicator
hoog toerental
midden toerental turbo functie
automatisch toerental
Aan / uit toets Met deze knop schakelt u de airconditioner aan en uit.
Mode toets
Door op deze toets te drukken selecteert u de modus van de airconditioner.
(Automatisch) Wanneer deze functie is geselecteerd, berekent de airconditioner het verschil tussen de ingestelde en de kamertemperatuur en schakelt automatisch naar de juist stand (koelen, ontvochtigen of verwarmen). (Verwarmen ) De airconditioner verwarmt de ruimte. Ontvochtigen (droog) De airconditioner vermindert het vochtgehalte in de ruimte. (Koelen ) De airconditioner koelt de ruimte (Ventileren) De airconditioner laat de ruimtelucht circuleren. koelen / ontvochtigen / verwarmen
1
48 TECHNISCH HANDBOEK
Nachtstand
Druk deze knop in om de nachtstand aan of uit te schakelen. Voor meer details zie de ‘nachtstand’ beschrijving.
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Zender
Wanneer u de knoppen van de afstandsbediening indrukt, verschijnt op het display om de gewijzigde instellingen naar de airconditioner te sturen.
SENSOR
De luchttemperatuur sensor in de afstandsbediening detecteert de kamertemperatuur op de locatie van de afstandsbediening
Temperatuur instelknoppen
- (kouder)druk deze knop in om de ingestelde temperatuur te verlagen.
+ (warmer)druk deze knop in om de ingestelde temperatuur de verhogen. Druk de - en + knop tegelijkertijd in om het toetsenbord te vergrendelen of ontgrendelen.
Ventilatorstand
De ventilatorstand wordt automatisch geselecteerd bij de microcomputer
laag toerental hoog toerental
stil toerental midden toerental turbo functie
Klokstand
Druk deze toets in tot de huidige tijd. Voor meer details zie ‘Hoe de huidige tijd instellen’.
Timer instellen
Druk op de aan en uit toetsen om de in- en uitschakeltijden van de timer te programmeren. Voor meer details zie ‘De timer instellen’.
Clean toets
Deze toets schakelt de clean functie aan en uit in de koeling en ontvochtingsstand.
Swing toets Druk deze toets in om de bewegende lamellen te activeren naar verschillende posities of naar de automatische beweging. Voor meer details zie ‘De richting van de luchtstroom aanpassen’.
I Feel toets Druk deze toets in om de temperatuur sensor in de afstandsbediening te activeren.
Eco toets Druk deze toets in om de afstandsbediening de temperatuur te laten aanpassen naar een energiebesparende stand. Het temperatuur display zal ‘SE’ laten zien.
ION (naar keuze) Druk deze toets in om de Ionizer te activeren en de binnenlucht te reinigen.
Temp toets Druk deze toets in om de ingestelde, de binnen of de buiten temperatuur weer te geven. Light toets Druk deze toets in om het display van de binnenunit aan of uit te schakelen.
2
TECHNISCH HANDBOEK 49
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Voor gebruik Het installeren van de batterijen • Verwijder het deksel aan de achterzijde van de afstandsbediening. • Plaats de twee AAA alkaline batterijen (1,5V-DC). Zorg ervoor dat de batterijen in de juiste richting (+/-) geplaatst worden. • Plaats het deksel terug.
Het verwijderen van de batterijen • Verwijder het deksel aan de achterzijde van de afstandsbediening. • Duw de batterijen richting het veertje aan de – zijde van de batterijen en haal de batterij eruit zoals op onderstaande afbeelding. • Herhaal deze stap voor de andere batterij.
Algemene opmerkingen: • Verwijder de batterijen wanneer het display van de afstandsbediening niet meer oplicht, wanneer de unit niet meer op de signalen van de afstandsbediening reageert en wanneer het batterijstatus symbool wordt weergegeven. • Verwijder de batterijen wanneer u de afstandsbediening langer dan een maand niet gebruikt. De batterijen hebben een gemiddelde levensduur van 6 maanden (afhankelijk van hoe vaak u de afstandsbediening gebruikt). • Batterijen bevatten zware metalen en mogen niet worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. U dient de lege batterijen als klein chemisch afval in te leveren.
3
50 TECHNISCH HANDBOEK
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Selectie van de temperatuursensor • Onder normale omstandigheden wordt de temperatuur gemeten en gecontroleerd door de temperatuursensor in het binnendeel van de airconditioner. • Druk op de ‘I FEEL’ toets van de afstandsbediening om de ingebouwde temperatuursensor van de afstandsbediening te activeren. Deze functie is ontworpen om ervoor te zorgen dat de gewenste temperatuur bereikt wordt op de locatie waar de afstandsbediening zich bevindt. Voor een optimale werking dient de afstandsbediening voor het instellen van deze functie gericht te zijn op het binnendeel van de airconditioner. Omdat de afstandsbediening gebruik maakt van een infraroodsignaal is het belangrijk dat er zich geen obstakels bevinden tussen de afstandsbediening en de binnenunit*. *opmerking: De afstandsbediening zendt iedere twee minuten een signaal uit naar het binnendeel van de airconditioner. Wanneer dit signaal langer dan 5 minuten niet door het binnendeel wordt ontvangen, schakelt de temperatuurregeling automatisch terug naar de sensor in het binnendeel. In dit geval kan de temperatuur in de omgeving van de afstandsbediening afwijken van de temperatuur die de airconditioner detecteert.
Gebruik van de afstandsbediening Controleer of de voedingsspanning aanwezig is; het STAND BY lampje op de airconditioner moet branden. Wanneer u de afstandsbediening gebruikt dient u de infraroodzender aan de bovenzijde van de afstandsbediening te richten op de infraroodontvanger van de airconditioner.
Het aanzetten van de airconditioner Druk op de aan/uit toets om de airconditioner aan te zetten. Op de airconditioner gaat het lampje ‘OPERATION’ branden, waarmee aangeven wordt dat de unit werkend is.
Het instellen van de klok 1. Druk op de toets ‘CLOCK’. Het klokje voor de tijdsaanduiding begint vervolgens te knipperen. 2. Druk op de + of – toets om de klok in te stellen. 3. Druk nogmaals op de toets ‘CLOCK’ om de tijd vast te leggen.
4
TECHNISCH HANDBOEK 51
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Koelen Controleer of de airconditioner aangesloten is, het STANDBY lampje moet branden. 1. Selecteer met de toets ‘MODE’ de stand koelen 2. Zet de airconditioner aan door op de aan/uit ( ) toets te drukken. 3. Druk op de + of – toets om de gewenste temperatuur te selecteren. Het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30ºC en minimaal 16ºC.
In het display verschijnt de ingestelde temperatuur
4. Druk op de ventilator toets om de gewenste ventilatorsnelheid te selecteren.
Verwarmen 1. Selecteer met de toets ‘MODE’ de stand verwarmen 2. Zet de airconditioner aan door op de aan/uit ( ) toets te drukken. 3. Druk op de + of – toets om de gewenste temperatuur te selecteren. Het temperatuurbereik ligt tussen maximaal 30ºC en minimaal 16ºC. 4. Druk op de ventilator toets om de gewenste ventilatorsnelheid te selecteren.
In het display verschijnt de ingestelde temperatuur
5
52 TECHNISCH HANDBOEK
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Opmerkingen: Bij het inschakelen van de verwarmingsfunctie zal de ventilator van het binnendeel pas na enkele minuten, als de warmtewisselaar is opgewarmd, beginnen met draaien. Dit om tochtverschijnselen te voorkomen.
Ontdooicyclus Wanneer de buitenluchttemperatuur laag is kan er rijp of ijsvorming op de warmtewisselaar van het buitendeel ontstaan. Dit kan resulteren in een teruglopende verwarmingscapaciteit. Wanneer dit gebeurt schakelt de microprocessor het systeem automatisch over in ontdooistand. De ventilator van het binnendeel zal automatisch stoppen met draaien totdat de ontdooicyclus voltooid is. Deze tijd is afhankelijk van de ruimte- en buitenluchttemperatuur.
Verwarmingscapaciteit Een airconditioner met warmtepomp functie verwarmt een ruimte door warmte aan de buitenlucht te onttrekken. De verwarmingscapaciteit neemt af naarmate de buitenlucht temperatuur lager is. Wanneer de airconditioner niet voldoende verwarmingscapaciteit levert, dient er een secundaire verwarmingsbron in combinatie met de airconditioner te worden gebruikt.
Automatische functie In de automatische functie selecteert het systeem zelf de modus waarin de airconditioner werkt (Koelen/Verwarmen/Ventileren) op basis van de ruimtetemperatuur. Tussen het wisselen van modus zit 30 seconden wachttijd. 1. Selecteer met de MODE toets de stand AUTO 2. Zet de airconditioner aan door op de aan/uit ( ) toets te drukken. 3. Het systeem selecteert zelf de modus, volgens onderstaand overzicht: • Bij ruimtetemperaturen boven 25°C wordt de stand koelen geactiveerd • Bij ruimtetemperaturen beneden 22°C wordt de stand verwarmen geactiveerd • Bij ruimtetemperaturen tussen 22°C en 25°C wordt de stand ventileren geactiveerd
o
In het display verschijnt de standaard ingestelde temperatuur van 23 C. 4. Druk op de ventilator toets om de gewenste ventilatorsnelheid te selecteren.
6
TECHNISCH HANDBOEK 53
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Ontvochtigen 1. Selecteer met de MODE toets de stand ontvochtigen. 2. Zet de airconditioner aan door op de aan/uit ( ) toets te drukken. Druk op de + of – toets om de gewenste temperatuur te selecteren. Het temperatuurbereik ligt tussen minimaal 16ºC en maximaal 30ºC.
In het display verschijnt de ingestelde temperatuur
Opmerkingen • Gebruik de ontvochtigingsfunctie wanneer u de vochtigheidsgraad in de ruimte wilt reduceren. • Wanneer de ingestelde temperatuur wordt bereikt, zal de airconditioner automatisch aan- en uit schakelen. • Gedurende de ontvochtingsfunctie schakelt de ventilator automatisch over op laag toeren of stopt geheel met draaien om onderkoeling te voorkomen. • De ontvochtigingsfunctie is niet beschikbaar bij een ruimtetemperatuur van 15 ºC of lager.
Ventileren Wanneer u de airconditioner wilt laten draaien zonder temperatuur instelling dient u als volgt te werk te gaan: 1. Selecteer met de MODE toets de stand ‘FAN’: 2. Zet de airconditioner aan door op de aan/uit ( ) toets te drukken.
Ventilatorsnelheid aanpassen Automatisch Zet de ventilator stand op . In deze stand regelt de microprocessor de juiste ventilatorstand. Bij het starten van de airconditioner wordt het verschil tussen de ruimte temperatuur en de ingestelde temperatuur gemeten en de microprocessor regelt de ventilator in de meest ideale stand.
7
54 TECHNISCH HANDBOEK
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Handmatig Wanneer u zelf de ventilatorstand wilt bepalen, kiest u eenvoudigweg de door u gewenste stand. Elke keer dat de toets wordt ingedrukt, verandert de ventilatorsnelheid in de volgende volgorde:
(Laag)
(Hoog)
(Middel)
(Turbo)
(Auto)
Turbo functie De turbo functie zal de unit, wanneer in koeling- of verwarmingsstand, op een zeer hoge ventilatorsnelheid laten koelen of verwarmen om snel de ingestelde temperatuur te bereiken.
Nachtstand De nachtstand zorgt voor energiebesparing. 1. Selecteer met de MODE toets de stand koelen, verwarmen of ontvochtigen. 2. Druk op de SLEEP toets. 3 Het symbool verschijnt op het display. Door nogmaals op de SLEEP toets te drukken verlaat u de nachtstand.
Hoe werkt de nachtstand? In deze stand koelt of verwarmt de airconditioner de ruimte tot de gewenste temperatuur. Na ongeveer 1 uur schakelt de airconditioner automatisch weer in en zal de ingestelde temperatuur volgens onderstaande tabel aanpassen.
FUNCTIE
TEMPERATUUR VERANDERING
Verwarmen
1ºC Lager
Koelen en ontvochtigen
1ºC Hoger
8
TECHNISCH HANDBOEK 55
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Wanneer in de koelings- of ontvochtingsstand, zal de ingestelde temperatuur na 1 uur worden verhoogd met 1ºC. 2 uur later zal de ingestelde temperatuur worden verhoogd met 2ºC en na 3 uur zal de ingestelde temperatuur niet meer veranderen.
Wanneer in de verwarmingsstand, zal de ingestelde temperatuur na 1 uur worden verlaagd met 1 ºC. 2 uur later zal de ingestelde temperatuur worden verlaagd met 2ºC en na 3 uur zal de ingestelde temperatuur niet meer veranderen.
I FEEL Druk de I FEEL toets om de I FEEL functie te activeren. Een thermometer icoon zal op het LCD bedieningsdisplay verschijnen . . Selecteer een gepaste temperatuur instelling. Zorg ervoor dat de afstandsbediening op de airconditioner is gericht. Voorkom dat de I FEEL sensor wordt beïnvloed door hitte bronnen zoals lampen, verwarmings, directe zon etc. of door de luchtstroom van de airconditioner. Dit kan tot het verkeerd overbrengen van temperatuur data leiden en daardoor de werking van de I FEEL functie verstoren.
Vergrendeling Door de – en + toetsen tegelijkertijd in te drukken wordt het laatste bedieningsprogramma vergrendeld. Al de functie toetsen zullen buiten werking worden gesteld, inclusief de aan/uit toets. Door beide toetsen weer in te drukken zal de afstandsbediening weer worden ontgrendeld.
9
56 TECHNISCH HANDBOEK
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Timer De timer kan worden geselecteerd door de TIMER ON toets in te drukken. De in- en uitschakeltijden van de dagtimers kunnen onafhankelijk worden ingesteld voor 2 verschillende periodes. De instellingen blijven gehandhaafd totdat een nieuwe instelling wordt ingevoerd. A) Instellen van inschakeltijd 1. Druk op de TIMER ON toets om de gewenste timer te selecteren. 2. Druk op de TIMER ON toets totdat het ON symbool gaat knipperen. 3. Druk op de + of – toets totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. 4. Druk op de TIMER ON toets om de timer te activeren.
B) Instellen van uitschakeltijd 1. Druk op de TIMER OFF toets om de gewenste timer te selecteren. 2. Druk op de TIMER OFF toets totdat het OFF symbool gaat knipperen. 3. Druk op de + of – toets totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. 4. Druk op de TIMER OFF toets om de timer te activeren.
10
TECHNISCH HANDBOEK 57
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies C) Instellen van een dagprogramma 1. Druk op de TIMER OFF toets om de gewenste timer te selecteren. 2. Druk op de TIMER OFF toets totdat het ON symbool gaat knipperen. 3. Druk op de + of – toets totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. 4. Druk weer op de TIMER OFF toets totdat het OFF symbool gaat knipperen. 5. Druk op de + of – toets totdat het gewenste tijdstip wordt weergegeven. 6. Druk op de TIMER OFF toets om de timer te activeren.
Aanpassen van de luchtrichting Druk op de toets om de ventilatie lamellen naar automatisch te activeren, als u de toets nogmaals indrukt zullen de lamellen onmiddellijk stoppen. Druk tegelijkertijd op en de CLEAN toets om de horizontale lamellen te activeren. Als u deze tegelijkertijd nogmaals in drukt zullen deze onmiddellijk stoppen. (alleen van toepassing bij bepaalde modellen)
Waarschuwing Wanneer de relatieve vochtigheid in de ruimte erg hoog is, dient u de verticale lamellen naar voren te plaatsen in de koel en onvochtigingsstand. Wanneer de lamellen uiterst links of rechts staan gedurende deze stand, bestaat de kans op condensvorming op de lamellen met als gevolg lekkage.
11
58 TECHNISCH HANDBOEK
RC08 A Bedieningsvoorschriften
Bedieningsinstructies Waarschuwing
Raak de lamellen niet aan met uw handen als de airconditioner aanstaat.
Waarschuwing Gebruik de toets op de afstandsbediening om de lamelpositie te veranderen. Wanneer u dit met de hand doet, kan de actuele positie van de lamel afwijken met de ingestelde waarde van de afstandsbediening. Wanneer dit toch gebeurt dient u de unit uit te schakelen, te wachten tot de lamel dicht gelopen is en vervolgens de unit weer starten.
Opmerking
Sommige functies van de afstandsbediening zullen niet beschikbaar zijn als de unit deze niet ondersteunt. Om de afstandsbediening te resetten dient u de batterijen voor 10 seconden te verwijderen. Door tegelijkertijd de en de toets in te drukken, kunt u tussen temperatuurweergave in oC of Fahrenheit kiezen, wanneer de unit uitgeschakeld is.
12
TECHNISCH HANDBOEK 59
RCW II Bedieningsvoorschriften
Algemeen --- Weekklok met 2 programmeerbare werkingsDe AIRWELL RCW II bediening is ontworpen periodes (aan/uit) per 24 uur. voor het beheer van de werking en de temperatuurscontrole van zowel individuele als gecentraliseerde systemen. --- Werkingsmodus (koelen, verwarmen, automaHet systeem laat op een eenvoudige manier tisch koelen of verwarmen, ontvochtigen). het beheer toe van maximaal 32 binnenunits, verdeeld over 1 tot 15 verschillende zones. --- Instelling van gewenste temperatuur en ventilatiesnelheid. De gebruiker kan, via de RCW II, voor elke zone individuele instellingen en werkingsprogramma’s instellen :
Omschrijving
1 2
3
1
4
2 3
4
Beeldscherm Verhogen of verlagen van de gewenste temperatuur Instelling van de ventilatie : Lage snelheid Midden snelheid Hoge snelheid AUTO : automatische snelheidskeuze AAN/UIT Toegang tot de tijdsinstelling Vooruitgaan in de ingestelde tijd Achteruitgaan in de ingestelde tijd Wissen van de tijdsprogrammering Knop voor het selecteren van de dag van de week of selecteren van de ingebouwde temperatuurvoeler; I Feel Programma toets Kopie toets : maakt het mogelijk om de zoneparameters te kopiëren Mode toets NACHT toets Actueel ingestelde zone : zone hoger Actueel ingestelde zone : zone lager Luchtdeflectie : stappen of horizontaal Luchtdeflectie : verticaal
Pagina 3
60 TECHNISCH HANDBOEK
RCW II Bedieningsvoorschriften
Basisinstellingen Indien de RCW II reeds geïnstalleerd en aangesloten is en u wilt het uur, de dag en de basisinstellingen aanpassen, volg volgende procedures :
Druk op de toets dagwaarde begint te knipperen.
De dagen van de week worden getoond als volgt : Mon
: Maandag
Tue
: Dinsdag
Wed
: Woensdag
Thu
: Donderdag
Fri
: Vrijdag
Sat
: Zaterdag
Sun
: Zondag
Druk op de toets gedurende enkele seconden om de instelling te valideren, of wacht 20 seconden zonder het toetsenbord aan te raken.
Instellen van het uur. of Om het uur in te stellen, druk op de toets met vermelding van "HOUR" om de tijd te vervroegen of te verlaten.
Nu zijn het uur en de dag ingesteld. Herhaal deze procedure voor veranderingen betreffende zomertijd of wintertijd of in geval er een stroomonderbreking is geweest van langer dan 24 uur.
Instellen van de gewenste temperatuur. Om de gewenste temperatuur van de zone afgebeeld op het scherm in te stellen, druk op en . De zone wordt geselecteerd d.m.v. de toetsen en met vermelding "UNIT".
Tip : bij het constant indrukken van de toets of zal de instelling sneller gebeuren doordat het uur automatisch begint te verlopen. De tijd is ingesteld op een 24-uren basis. Indien de dag reeds is ingesteld, druk opnieuw op de gedurende enkele seconden om de insteltoets ling te valideren, of wacht 20 seconden zonder toetsenbord te raken. Zoniet, vervolg de procedure.
Instellen van de dag.
Indien u eenzelfde gewenste temperatuur wilt instellen voor alle units (van alle zones) volstaat het de gewenste temperatuur in te stellen in zone 0.
Instel temperatuur
actuele zone
Om de dag in te stellen moet men op de toets drukken om de overeenstemmende dag op het scherm te laten verschijnen. De dag van de week knippert gedurende de instelprocedure.
TECHNISCH HANDBOEK 61
RCW II Bedieningsvoorschriften
AAN/UIT tijdsprogrammering Voorbeeld : In bedrijven met volgende openingsuren : Voormiddag : 9u tot 12u - Namiddag : 15u tot 20u Gewenste tijdsprogrammering in de zomer : ˚C OFF
De toets "kopieer/plakken" is een handig hulpmiddel om de instellingen van dagen met identieke werkingsuren te herhalen :
CAS ZONE 1
ON 9
12
15
20 21 22 horaires
Het is best mogelijk om 2 tijdsperiodes met 2 verschillende gewenste temperaturen in te stellen. Om een werkingsprocedure zoals hierboven te te krijgen moet men de volgende procedure volgen : Om toegang te krijgen tot de reeks tijdsinstellingen moet toets drukken. men gedurende 3 seconden op de U heeft vervolgens toegang tot de volgende instellingen : Selecteer ZONE 1 door te drukken op de toetsen . UNIT Stap 1 :
AAN : 9u
Stap 3 :
AAN : 15u Stap 4 : UIT : 20u
Stap 2 : UIT : 12u
Selecteer ZONE 0 door te drukken op de toetsen . UNIT Stap 5 :
UIT : 21u
Stap 6 :
UIT : 22u
Om het uur te regelen druk op de toesten en tot de gewenste tijd bereikt is. Om elke stap te valideren moet men op de toets drukken en kan men naar de volgende stap gaan. Voor stap 1 en 3, overeenstemmend met het startpunt van een tijdscyclus, dient u de overeenstemmende gewenste temperatuur in te stellen voor elk programma (koelen en verwarmen of automatisch). Om dit te doen verwijzen we naar pagina 43 "Instellen van de gewenste temperatuur". Indien iemand langer dient te blijven dan de normale werkuren (vb. blijven van 20u tot 21u) kan men de individuele afstandsbediening gebruiken om de standaardinstelling bij te stellen gedurende de periode na de geprogrammeerde werkingsperiode. Om te vermijden dat de bijgestelde gewenste temperatuur gedurende de hele nacht actief blijft programmeert men best enkele uitschakelingen (zie ons voorbeeld
62 TECHNISCH HANDBOEK
20, 21 en 22 uur). Deze instellingen dienen te worden geprogrammeerd voor elke zone en dag in overeenstemming met de gewenste tijdsperiodes.
Bijvoorbeeld, u hoeft alleen de parameters voor maandag in zone 1 in te brengen en dan drukt u op de toets . Dan verschijnt het symbool dat aanduidt dat alle instellingen voor de zone en de dag van de week in het geheugen werden opgeslagen. Er zijn verschillende manieren van plakken. u kunt alleen een dag of een hele zone plakken door op dezelfde toets te drukken.
Bijvoorbeeld, indien u wenst de aan/uit programmering instellingen te kopiëren voor maandag in zone 1 naar dinsdag in zone 2 : Eerste stap : Wanneer u in het programma bent, hoeft u enkel naar zone 1 / dinsdag te gaan d.m.v. de "zone" en "dag" toetsen. Tweede stap : Druk op de "kopieer/plakken" toest. Dan verschijnt op het beeldscherm. Alle instellingen van de zone en de dag zijn gekopieerd. Derde stap : Gebruik de "zone" en "dag" toetsen om naar zone 2 op dinsdag te gaan en druk dan op " kopiëren /plakken". WAARSCHUWING : Gedurende de derde stap, dient u speciale aandacht te schenken aan de knipperende zone. Wanneer het woord ZONE aan het knipperen is, zullen alle zone programma's voor alle dagen worden gekopieerd. Daarentegen zouden, indien u bv. enkel 1 dag wenst te kopiëren, de DAG en AAN boodschappen dienen te knipperen. Om uit de programmering te gaan, blijft u op de drukken tot het programmeerscherm toets verdwijnt en het controlescherm op het beeld verschijnt (2 seconden).
Na 20 seconden van inactiviteit zal de unit automatisch overschakelen naar het controlescherm. Nadat er naar dit scherm werd overgeschakeld, zal de unit automatisch naar de laatst gecontroleerde zone gaan en zal de status hiervan op het beeldscherm verschijnen.
RCW II Bedieningsvoorschriften
Opvragen van de instellingen Waarschuwing ! De hieronder beschreven procedures zijn enkel toegankelijk met de control unit AAN/UIT controle in de UIT positie (er mag geen temperatuuraflezing verschijnen op het LCD scherm). Om toegang te krijgen tot de verschillende parameter gelijken instellingen druk op de toetsen tijdig gedurende 5 seconden. Stop met drukken zodra het scherm zwart wordt (al de symbolen verschijnen op het scherm).
Instellen van de tijd. Om de tijd in te stellen druk op de toetsen met vermelding "HOUR" om de tijd te vervroegen of te verlaten.
en
Tip : bij het constant indrukken van de toets of zal de instelling sneller gebeuren doordat het uur automatisch begint te verlopen. De tijd is ingesteld op een 24-uren basis.
Instellen van de dag. Om de dag in te stellen moet men op de toets drukken om de overeenstemmende dag op het scherm te laten verschijnen.
! Waarschuwing! Indien u niet stopt met drukken
nadat het scherm zwart wordt, zal de RCW2 control unit terug naar het begin gaan en alle vorige opgeslagen instellingen zullen verloren zijn. Nu heeft u toegang tot de volgende parameter instellingen : Tijd op een 24-uren basis Dag van de week Toegang tot de time mode Toegang tot de AAN/UIT mode Toegang tot de luchtverdelingsmode Toegang tot hoorbare waarschuwingsfuncties Aantal zones gecontroleerd door het systeem Type van units gecontroleerd door het systeem Toegangsmode U kunt teruggaan naar de verschillende instellingen door toetsen en gelijktijdig een 5-tal seconden op de te drukken. De timer blijft voortdurend knipperen in de parameter instellingsmode. Om uit deze mode te gaan, hoef je enkel geen toetsen aan te raken voor 20 seconden of op de toets te drukken voor een aantal seconden.
De dagen van de week worden getoond als volgt : Mon
: Maandag
Tue
: Dinsdag
Wed
: Woensdag
Thu
: Donderdag
Fri
: Vrijdag
Sat
: Zaterdag
Sun
: Zondag
AAN/UIT programmering. Door 1 maal te drukken verschijnt het symbool tweede druk laat het verdwijnen.
, een
afgebeeld is heeft de gebruiker Als het symbool toegang tot de tijdsprogrammatie instellingen.
TECHNISCH HANDBOEK 63
RCW II Bedieningsvoorschriften
Configureren van de RCW II bedieningsunit (vervolg) Nachtstand Men kan de "nacht stand" activeren of deactiveren door te drukken op de toets .
verschijnt kan de eindgebruiker de nachtAls symbool stand gebruiken. Indien dit niet geactiveerd wordt zal de eindgebruiker de nachtstand niet kunnen gebruiken (Bij CAC regelaars kan deze functie nooit geactiveerd worden.
Horizontale airsweep functie. Afhankelijk van het gebruikte type binnenunit, kan men de horizontale airsweep activeren of deactiveren via de toets.
Hoorbare waarschuwingsfunctie. Men kan de geluidswaarschuwingsfunctie activeren of te drukken. deactiveren door op de toets
Elke keer dat er op één van de control unit toesten wordt gedrukt produceert dit een hoorbare waarschuwing De geluidswaarschuwingsfunctie is geactiveerd wanneer het symbool
verschijnt.
Aantal zones en type van de unit. Deze 2 functies zijn direct afhankelijk van de installatie en de opbouw van de installatie. Eerst moet het aantal zones in het regelnetwerk bepaald worden, bv. panden met verschillende bezettingsperiodes (bv. kantoorblokken en opslagplaatsen). Ook het type binnenunit moet bepaald worden: koudwater of directe expansie.
64 TECHNISCH HANDBOEK
Het aantal te beheren zones kan ingesteld worden toetsen met de vermelding en door de "UNIT". Het aantal zones kan ingesteld worden tussen tussen 1 en maximaal 15 .
Het type binnentoestel kan ingebracht worden door op de toets herhaaldelijk te drukken : 00_ Residentiële unit (directe expansie), 1 temperatuur instelpunt.
De werkingsfunctie kan bepaald worden door te drukken. herhaaldelijk op de toets
De mogelijke werkingsfuncties zijn : koeling verwarming automatische werking alleen ventilatie ontvochtiging Per toepassing kunnen bepaalde werkingfuncties geactiveerd en gedesactiveerd worden : - Alle functies geactiveerd - Alle functies behalve ontvochtiging (CAC en RAC). - Alleen koelen en ventilatie actief - Alleen verwarmen en ventilatie actief
«I Feel» functie - Lokaal temperatuur. Deze functie kan alleen gebruikt worden als er maar 1 zone is. Door op de toets "LOCAL" te drukken verschijnt het symbool en maakt de regeling gebruik van de temperatuursonde in de RCW II. NB : Als deze functie geactiveerd is in de parameter instelling kan de gebruiker deze functie niet verwijderen. LET OP: bij deze functie dienen de betreffende binnenunits ook op de juiste zone ingesteld te worden.
RCW II Bedieningsvoorschriften
Algemene opmerkingen Achtergrondverlichting.
Wijzigen van de ventilator werkingsfunctie.
Het LCD display licht op als men in de configuratie / initialisatie functie zit en wanneer een toets wordt ingedrukt. De achtergrondverlichting schakelt uit als 20 seconden geen toets ingedrukt wordt.
Herhaaldelijk op de FAN toets drukken of blijven drukken.
Foutmelding. In geval van een abnormaliteit zal het LCD scherm tijdelijk leeg zijn en de melding CLR zal verschijnen in plaats van RTC, met een foutmeldingscode op de plaats van de temperatuur. Deze melding blijft 2 seconden op het display. Wanneer dergelijke foutmeldingen zich voordoen moet uw installateur gecontacteerd worden.
Batterij. -
-
Wanneer de 12V voeding onderbroken is zal de RCW2 gevoed worden door de batterij. Nu verschijnt het BATTERIJ icoon op het display en de POWER lichtdiode knippert om dit aan te geven. De batterijen zijn van het herlaadbare type en moeten dus in normale omstandigheden niet vervangen worden. Indien dit toch moet gebeuren, gebruik enkel NIMH 1,2 V herlaadbare batterijen.
-
De gebruikte batterijen moeten op de daarvoor bestemde plaatsen ingeleverd worden.
-
De RCW2 unit kan apart gevoed worden via een onafhankelijke 12V, 100mA, DC voeding tussen de klemmen GND(-) en +12 V (+).
Reïnitialiseren van de software. Om de bediening te reïnitialiseren druk gelijktijdig op de toetsen SET, CLEAR, HOUR + en HOUR -. Opgelet : Deze handeling zal enkel de tijd- en daginstelling verwijderen.
Het toetsenbord blokkeren. Het toetsenbord kan geblokkeerd worden (met uitzondering van de reïnitialisatietoetsen) door gelijktijdig te drukken op de toetsen en . Er volgt een aantal geluidssignalen en de driehoek is continu weergegeven. Door deze handeling te herhalen wordt het toetsenbord gedeblokkeerd.
4 functies zijn mogelijk : -
Lage ventilatiesnelheid
-
Midden ventilatiesnelheid
-
Hoge ventilatiesnelheid
-
Automatische werking
NB : In ontvochtigingsfunctie (DRY) zal de ventilatiesnelheid automatisch op lage snelheid geschakeld worden (dit kan niet gewijzigd worden).
Zone in werking. Van een zone in werking kan volgende informatie afgelezen worden : -
Tijd
-
Zone nummer
-
Lokaal temperatuur of ingestelde temperatuur
-
Ventilatie status
- Werkingsmodus en, afhankelijk van de configuratie, I FEEL, nachtverhoging en deflectoren. Het signaal komt tevoorschijn om een boodschap aan te geven.
AAN/UIT door gebruik te maken van de commando's voor alle zones (zone 0). Wanneer het commando voor alle zones is ingeschakeld (zone 0), door directe activatie op de RCW2 of via programmering, zal het woord "SET" tevoorschijn komen i.p.v. de tijd. In dit geval worden alle boodschappen stapsgewijs naar alle zones verstuurd. Zodra deze handeling is afgewerkt zullen de tijd en de actieve zone (0) terug op het display verschijnen. Gedurende deze tijd (ong. 1 seconde per zone) ontvangt de RCW2 geen andere instructies van de gebruiker. Het stapsgewijs versturen, zone na zone, vermijdt gelijktijdig opstarten van de compressoren.
TECHNISCH HANDBOEK 65
Aansluitingen
RCW II Bedieningsvoorschriften
Centrale RCW II GND12 V RS485
L max = 1000 m Aantal unitis max = 32 15 zones max
2 aderige kabel getorst tussen 0.12 en 0.3 mm² GND12 V RS485
Unit 1
GND12 V RS485
Unit 2
GND12 V RS485
Unit 3
N
Pagina 9
RCW II adres configuratie procedure. 1. CAC regelaar voor rooftops en andere industriële splitsystemen. Het adres wordt geconfigureerd via de DIP switches S9, S10, S11 en S12.
2. 10V4, 10V5 Storm regelaars voor kanaal-, wand- en cassette units. Volgende procedure moet gevolgd worden voor het inbrengen van de adressen in het geheugen : 1. Installeer de RCW II en sluit hem aan. 2. Bij alle binnenunits die tot de zone "1" behoren moet de "MODE" toets gedurende 5 seconden ingedrukt gehouden worden. De "MODE" toets vind je op de wand- en cassette toestellen en op de infrarood ontvanger voor de kanaliseerbare toestellen. 3. Met de UNIT
of
wordt het adres ingegeven (bv. "1").
4. Druk 2 maal op de AAN/UIT schakelaar op de RCW II. 5. Het adres is nu opgeslagen in het geheugen. 6. Unit 1 kan aangeschakeld worden. 7. Herhaal dezelfde procedures voor al de andere zones.
66 TECHNISCH HANDBOEK
Retourgoederen procedure Retourgoederen procedure Indien er een onderdeel van uw Airwell installatie defect raakt, neem dan contact op met Airview Luchtbehandeling BV. Zorg ervoor dat u het productnummer en het serienummer van de betreffende unit bij de hand heeft. Aan de hand van deze gegevens kan er precies bepaald worden om welk onderdeel het gaat en zal altijd het juiste onderdeel verzonden worden. Indien het onderdeel defect raakt binnen de garantietermijn, starten wij een garantieprocedure. Hiervoor wordt een aparte order aangemaakt met een uniek garantienummer. Wij zullen aan de hand van de door u verstrekte gegevens (productnummer, serienummer) het juiste onderdeel aan u versturen. Bij dit onderdeel worden een retourformulier en twee retour stickers meegeleverd, voorzien van dit unieke garantienummer (zie voorbeeld blz. 68). Om in aanmerking te komen voor garantie dient u het defecte onderdeel te voorzien van een retoursticker en samen met het retourformulier binnen 2 werkweken franco aan ons te retourneren (de 2e sticker kan eventueel op de verpakking worden geplakt). Zodra wij het defecte onderdeel, met bijbehorend retourformulier, hebben ontvangen, krijgt u van ons een melding en zullen wij u uiterlijk binnen 2 werkweken uitsluitsel geven over de garantieclaim. Indien de garantieclaim terecht is, zijn er geen kosten verbonden aan de levering van het onderdeel. Alle retourzendingen dient u altijd vooraf aan ons te melden.
Adres: Airview Luchtbehandeling BV Noordeinde 114 3341 LW Hendrik-Ido-Ambacht (078 - 652 18 00)
Voorwaarden; • Speciaal voor u bestelde artikelen (geen standaard voorraad artikelen) worden niet retourgenomen. • De retourgoederen dienen goed verpakt in de onbeschadigde, originele verpakking retour gezonden te worden. • Alleen de bijgeleverde stickers op de verpakking en artikel plakken. Niet schrijven op de verpakking. • Retourzendingen op onze kosten zullen worden doorbelast. • Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, behouden wij het recht om uw retourzending niet te behandelen.
TECHNISCH HANDBOEK 67
Voorbeeld retourformulier
Airview Luchtbehandeling BV Noordeinde 114 3341 LW Hendrik-Ido-Ambacht
68 TECHNISCH HANDBOEK
TECHNISCH HANDBOEK 69
Airview Luchtbehandeling BV Noordeinde 114, 3341 LW Hendrik-Ido-Ambacht Postbus 299, 3340 AG Hendrik-Ido-Ambacht Telefoon: 0031 - 78 - 652 18 00, Fax: 0031 - 78 - 652 18 01 E-mail:
[email protected], Internet: www.airview.nl
70 TECHNISCH HANDBOEK