Afzonderlijke reacties op gebiedsanalyses per provincie en gebied Deze zienswijzen van Natuurmonumenten op de gebiedsanalyses vormen een onlosmakelijk onderdeel van de algemene zienswijze op de PAS en herstelmaatregelen.
Provincie Drenthe Voor de natuurgebieden in Drenthe is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Erik Bethlehem 0655825195 E.Bethlehem@Natuurmonumenten Ik het kader van de Realisatiestrategie wil de provincie Drenthe komen tot een programmering van de totale Drentse natuuropgave. In het afgelopen jaar heeft Natuurmonumenten samen met alle andere betrokkenen ter voorbereiding op deze programmering een intensief traject doorlopen. Een onderdeel van dit traject waren de zogenaamde PAS-verfijningssessies. Tijdens deze besprekingen zijn alle PAS maatregelen per N2000 gebied besproken en op detailniveau verfijnd. De uitkomt van deze sessies zijn verwerkt in de verschillende maatregeltabellen per N2000 gebied. De met Natuurmonumenten gemaakte inhoudelijke afspraken zijn door de provincie vastgelegd in een aan Natuurmonumenten verzonden schrijven van 11 februari (kenmerk 7/PO/2015000876). Wij stemmen in met de inhoud van deze brief. De Realisatiestrategie omvat alle N2000 gebieden die in Drenthe gelegen zijn. Waarbij twee N2000 gebieden te weten; het Drents-Friese Wold (27) en het Fochteloërveen (23) voor een deel ook in de provincie Friesland zijn gelegen.
PAS Gebiedsanalyse Mantingerbos (31) In de gebiedsanalyse van het Mantingerbos wordt in de eerste periode uitsluitend ecohydrologisch onderzoek als herstelmaatregel opgevoerd. Natuurmonumenten is van mening dat alleen het uitvoeren van een dergelijk onderzoek in de eerste periode onvoldoende is om de staat van instandhouding niet verder achteruit te laten gaan bij de huidige lokale stikstofdepositiewaarden. De gestage achteruitgang als gevolg van verzuring en vermesting is recentelijk gedocumenteerd in Beusekom, C.F. van, en E. Hennipman, 2011; Kwaliteitsverlies van het Mantingerbos: analyse van tachtig jaar vegetatieopnamen. Wij zijn van mening dat het gebied dat nu betrekking heeft op het ecohydrologisch onderzoek te beperkt is begrensd (zie figuur 1 PAS Gebiedsanalyse).Naar onze mening dienen ook de omliggende inzijggebieden rondom het beekdal binnen de begrenzing van het onderzoek meegenomen te worden omdat herstel van de kwel in het beekdal in belangrijke mate kan bijdragen aan het herstel van de bossen (zie Everts, F.H., P.R. Nienhuis en N.P.J. de Vries. 2005. Herstelplan Mantingerbos en –weiden en de PAS Gebiedsanalyse Mantingerbos). Maatregelen die het herstel kunnen bevorderen en de effecten van de stikstofdepositie kunnen mitigeren zijn voldoende bekend: Natuurmonumenten werkt al jaren aan het hydrologisch 1
herstel van het bovenloopsysteem van het Oude diep, waar beide begrensde bossen deel van uit maken. Noodzakelijke maatregelen voor het herstel, die de hoogste prioriteit zouden moeten krijgen, zijn grondverwerving en inrichting/herstel van het beeksysteem als geheel. Herstel van de bossen is daarvan afhankelijk, zoals in de Gebiedsanalyse beschreven wordt. Een dergelijk herstelplan, opgesteld met het Waterschap ligt klaar en te wachten op uitvoering. We vragen u om de om noodzakelijke financiële middelen beschikbaar te stellen in de eerste periode van uitvoering. Wij voorzien wel degelijk achteruitgang van het in stand te houden habitattype wanneer bovengenoemde maatregelen niet in de eerste periode worden uitgevoerd.
2
Provincie Fryslân Voor de natuurgebieden in Fryslân is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Erik Bethlehem 0655825195 E.Bethlehem@Natuurmonumenten
PAS Gebiedsanalyse Duinen van Schiermonnikoog. De duinen van Schiermonnikoog vormen een uniek stukje natuur in Nederland met een bijzondere flora en fauna die zijn weerga niet kent. De depositie van stikstof vormt hier één van de belangrijkste bedreigingen om de Europese natuurdoelen te kunnen halen. Wij onderstrepen dan ook de nut en noodzaak van de door u genoemde maatregelen in de PAS gebiedsanalyse. Hierbij worden een aantal herstelmaatregelen benoemd die in het gebied zelf worden genomen en die tot doel hebben de effecten van de huidige depositie te mitigeren. Wij juichen toe dat er ook buiten de begrenzing van het natuurgebied gekeken gaat worden naar oplossingen om de effecten van de veel te hoge stikstofdepositie te verminderen. We zijn blij dat de landbouw op het eiland op korte termijn een stikstofreductieplan gaat opstellen. We hopen dat dit zal zorgen voor een duurzame oplossing voor het stikstofprobleem in het N2000gebied. Ook de verwerving en inrichting van een bufferzone van 32 ha kan in onze ogen onderdeel uitmaken van een duurzame oplossing. We hopen dat er samen met de landbouw een transitie plaats kan vinden naar duurzamere vormen van agrarisch ondernemen die enerzijds minder intensief en daarom minder belastend voor het aangrenzende natuurgebied is en anderzijds de eilander boeren een duurzaam toekomstperspectief bieden.
3
Provincie Overijssel Voor de natuurgebieden in Overijssel is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Er staat in het beheerplan van de Sallandse Heuvelrug op pagina 3: “Er wordt niet meer gedaan dan minimaal noodzakelijk is voor het zeker stellen van de Natura 2000-doelen en om maximaal ruimte te kunnen bieden aan economische ontwikkelingen”. In andere gebiedsanalyses staat een zin die net iets minder uitgesproken is: “Er wordt gedaan wat noodzakelijk is voor het zeker stellen van de Natura 2000 doelen, om maximaal ruimte te kunnen bieden aan economische ontwikkelingen. Wat ons betreft is zeker de formulering bij de Sallandse Heuvelrug erg exemplarisch voor de hele PAS. Daarbij is uitgangspunt dat in de 1 e periode tegengaan van verslechtering centraal staat. Dat kunnen wij ons voorstellen, gezien de huidige stikstoflast. Pas in de 2 e en 3e periode is sprake van kwaliteitsverbetering. Hiervoor moet naar onze mening de stikstof last meer dalen. De actuele kwaliteit van habitats en staat van instandhouding is niet altijd opgenomen in de beoordeling van de PAS-maatregelen in relatie tot het beoordelen van de ontwikkelruimte. Er wordt in veel plannen gesproken van een ‘expert judgement’. Nergens wordt aangegeven hoe dat tot stand is gekomen. Dus graag aangeven wie die expert(s) was (of waren). In de Rijntakken was de regio-ecoloog bij het expert judgement betrokken en deze is maar half overgenomen. De zorg over de kwaliteit van de oude stroomdalgraslanden bijvoorbeeld is ten onrechte weggelaten. Hoe zit het met de stikstofgevoelige habitats die wel voorkomen in een gebied, maar waarvoor een gebied niet is aangewezen. Deze zijn in de Aerius-analyse niet meegenomen. Is dat terecht? De tabellen van maatregelen zoals in elke gebiedsanalyse zijn opgenomen bevatten met grote regelmaat maatregelen die door de titel anders lijken dan de beschrijvende tekst weergeeft. Hierdoor ontstaan misverstanden. Uiteraard lijkt ons de (uitgebreide) tekst zelf leiden, maar wij stellen voor de maatregelentabel preciezer samen te stellen waardoor de titels daadwerkelijk de lading dekken. De uitgifte van ontwikkelruimte is gerelateerd aan het uitvoeren van de herstelmaatregelen. In Overijssel zijn dit vaak maatregelen die niet obstakelvrij omdat gronden niet beschikbaar zijn. Hoewel de uitvoering van deze maatregelen officieel geborgd is doordat de provincie zich hieraan heeft verbonden, is nu al te voorzien dat de uitvoering in de 1 e periode heel moeilijk of onmogelijk zal zijn. Monitoring van maatregelen en het direct koppelen daarvan van de uitgifte van ontwikkelruimte is dus van groot belang.
PAS Gebiedsanalyse Wieden (35) Algemeen 4
De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Defosfatering Het gebied Wieden en Weerribben is een sense of urgency-gebied voor waterkwaliteit. Zonder een goede waterkwaliteit is duurzame instandhouding van enkele habitattypen vrijwel uitgesloten. Dus er moeten concrete maatregelen opgenomen worden ter verbetering van de waterkwaliteit. Op pagina 70 van de gebiedsanalyse staat de huidige stand van zaken goed beschreven met betrekking tot de discussie omtrent defosfatering. Daaruit blijkt dat meer onderzoek niet nodig is maar wel besluitvorming. Voorstel: Vervangen M1 Onderzoek defosfatering vervangen door M1 Gedurende de eerste beheerplanperiode vindt besluitvorming over de gewenste defosfatering plaats en deze wordt ook uitgevoerd. Flexibel peilbeheer Bij alle partijen is overeenstemming dat het uitzakken in de zomer (bij grote droogte wordt aangevuld tot het laagste peil) kan leiden tot irreversibele schade aan semi terrestrische vegetaties, zoals Overgangs- en trilvenen. In eerste beheerplan als maatregel opnemen dat in dat gedurende droge zomers het peil niet meer te ver mag uitzakken, door eerder water in te laten. Voorstel: Nieuwe maatregel M: Het nemen van een peilbesluit met als doel het voorkomen van het te ver uitzakken van het zomerpeil. Maatvoering van de maatregelen onduidelijk. De maatvoering van verschillende maatregelen is in de tekst en de tabellen vaak onduidelijk. Wij zien de volgende maatvoering voor ons en stellen voor de tekst en de tabellen hierop gelijk te trekken c.q. te verduidelijken. - Maatregel M3 graven petgaten: De gebiedsanalyse gaat uit van 15 ha per jaar voor De Wieden (voor alle habitattypen samen). Dit blijkt niet goed uit de tabellen. Wij stellen voor om op dit punt de tabellen te verduidelijken. - Bij maatregel M12 wordt voorgesteld om zowel 8,3 ha bos te rooien t.b.v. veenmosrietland als t.b.v. trilvenen. Ook hierin zijn de tabellen onduidelijk. - Bij maatregel M14 selectief schrapen rietland veenmosrietland wordt voorgesteld om in totaal 20 ha te schrapen gedurende de 1 e beheerplan periode. Het gaat hierbij dus om veenmosrietland dat verdwenen is als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting en waar na schrapen weer veenmosrietland kan ontstaan en niet om alle veenmosrietlanden. Voorstel: verduidelijken tekst en tabellen op maatvoering maatregelen. Vernatten landbouwpercelen Zuidzijde De Wieden Ten noordoosten van Zwartsluis zijn in kader van PAS enkele percelen onterecht niet opgenomen in de maatregelen om verdroging van habitattypen tegen te gaan. Op bijgaand kaartje gaat het om de gearceerde percelen. De omringende grond (groen) is in beheer als natuurgebied, verreweg het grootste deel is eigendom van Natuurmonumenten. 5
Voorstel: nieuwe maatregel: MX Vernatten landbouwpercelen zuidzijde De Wieden binnen N2000 begrenzing, verwerven en inrichten. Toelichting: Zuidzijde De Wieden, gronden aan de Zomerdijk ten oosten van Beukers De aangrenzende N2000 habitattypen, waaronder top-trilveen met belangrijke aantallen groenknolorchis (De Vlakte), heeft veel last van verdroging. Dit is onder meer zichtbaar aan de sterke opkomst van haarmos. Vernatting van deze kleine landbouwenclave is van groot belang om deze verdrogingsgevoelige natuur in de directe omgeving op orde te krijgen. Naast de vegetatie gaat het hier ook om vogels, vlinders en andere insecten (soorten als grote vuurvlinder en zeggekorfslak) waarvoor belangrijke N2000 doelen gelden. Zuidzijde De Wieden, ten westen van Beukers Ook deze laatste percelen landbouwgrond hebben een sterk ongewenst effect i.v.m. vermesting en verdroging. In de directe omgeving is 10 hectare bos verwijderd om bijzondere hooilanden te ontwikkelen (N2000 doelen als veenmosrietland, trilveen, blauwgrasland. Schraalland in veengebieden is trilveen (vergraven) of blauwgrasland (onvergraven). Deze ontwikkeling is nog gaande. Geconstateerd wordt het verlandingsproces door verdroging niet optimaal verloopt; de trilveen fase wordt overgeslagen en er ontstaat te snel veenmosrietland. Een hydrologisch goed ingericht gebied is dus zeer belangrijk.
Overige opmerkingen De habitatkaart van De Wieden klopt niet. Er staat te veel hoogveenbos op. Het habitattype Ruigten en Zomen (H6430A) wordt aankomende zomer gekarteerd.
6
Het belang van een goede habitat kaart is voor De Wieden groot. Als de kaart niet klopt leidt dat tot onnodige discussie tijdens de vergunning aanvragen voor de verschillende herstelmaatregelen. Op pagina 53 bovenaan staat dat stikstof geen knelpunt is bij het op gang brengen van de successie. Vooral voor nieuwvorming van Overgangs- en trilvenen, trilvenen is stikstof zeker een probleem Voorstel: Deze zin schrappen.
PAS Gebiedsanalyse Sallandse heuvelrug (42) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Categorie-indeling Verreweg de grootste oppervlakte van N2000 habitattypes bestaat uit droge heide. Dit habitattype wordt ernstig bedreigd door N-depositie. De zuurgraad is extreem, entomo-fauna sterk negatief beïnvloed. De insectenetende tapuit is 5 jaar geleden uitgestorven. Het Korhoen en de wulp zijn eigenlijk ook al uitgestorven. Dit staat in schril contrast met de (onterechte) opmerking o.a. in H9 dat de kwaliteit van het habitattype stabiel is. Ook is te zien op pagina 8 dat de Staat van instandhouding slecht is en dat er zowel m.b.t. kwaliteit als kwantiteit een verbetering nodig is. Hierdoor is het logisch om dit gebied in categorie 1a te plaatsen en dus vanaf de eerste periode te werken aan verbetering van kwaliteit en vergroting van het oppervlak. Dit heeft uiteraard consequenties die door het hele rapport heenlopen m.b.t. planning van maatregelen (zie ook Korhoen en Overgangszones natte heide). Voorstel: Het plaatsen van de Sallandse Heuvelrug in categorie 1a en daarmee het eerder in de tijd nemen van maatregelen m.b.t. kwaliteit en kwantiteit. Omvang van de maatregelen De maatregel 3a (plaggen) beslaat 2 ha per jaar. Voor de totale Sallandse Heuvelrug is dit te weinig. Voor Natuurmonumenten (1/3 eigendom) is 2 ha per jaar alleen al nodig. Daarbij moet de maatregel worden aangevuld met maaien. Naast het bekalken van de ha’s onderdeel van maatregel 3a is het noodzakelijk om ook extra ha’s (30 ha eigendom Natuurmonumenten) te bekalken. Deze maatregel ontbreekt nog op de lijst. De maatregel schapenbegrazing (3c en 4b) zijn in de omvang te gering voor de gehele Sallandse Heuvelrug. Wij denken op dit moment aan 70 graasdagen per jaar voor ons eigendom. Bij de meeste maatregelen is het onduidelijk of de omvang slaat op het totaal of de omvang per jaar. Voor maatregel 3c/5b/5e gaan wij uit voor r het eigendom van Natuurmonumenten van 3-5 ha per jaar. Voorstel: ophogen omvang van de maatregel 3a, toevoegen maatregel bekalken en ophogen maatregel schapenbegrazing. Korhoen 7
Voor de duurzame instandhouding van het korhoen is het essentieel dat er een compleet pakket aan maatregelen wordt uitgevoerd (Jansman et al, 2014). Dit is terecht ook zo verwoord in het concept beheerplan. De PAS analyse voorziet hier nu niet in. Een van de essentiële zaken in dit pakket aan maatregelen is dat er uitzicht is op robuuste verbindingen van de Sallandse heuvelrug met de omliggende natuurgebieden, zoals De Borkeld en het Wierdense veld. Het inrichten van delen van de Zunasche heide, zoals genoemd in de PAS analyse, is slechts een klein onderdeel van het herstel van het leefgebied van het korhoen. De in paragraaf 8.4 (p92) gemaakte opmerking dat met de maatregelen het behoud en herstel van het leefgebied voor het korhoen zeker is, achten wij in het licht van het huidige pakket aan voorgestelde maatregelen, dan ook niet juist. Het bijplaatsen van korhoenders zien wij als overbruggingsmaartregel. Zonder uitzicht op een voldoende groot en kwalitatief goed leefgebied achten wij deze maatregel niet zinvol. Voorstel: De teksten en maatregelen zo aanpassen dat de complete set aan maatregelen welke essentieel zijn voor een duurzame instandhouding van de korhoen zijn opgenomen. Overgangszones natte heide. Terecht wordt in de analyse geconstateerd dat er als gevolg van ontginningen voor de landbouw er een gebrek is ontstaan aan overgangen van droog naar nat en van voedselarm naar voedselrijk. Met betrekking tot de westkant van het Natura 2000 gebied zijn hiervoor dan ook terecht maatregelen opgenomen. Dit heeft vooral betrekking op habitat Vochtige heide (categorie 1a). Bij Maatregel 2b is het verwijderen van bos (incl. bekalken en strooisel) alleen aan de orde als aanvulling op 2c. Dit betekent dat eerst 2c moet worden uitgevoerd en dan bekeken moet worden of en in hoeverre het verwijderen van bos nog nodig is. De rest van deze maatregel is akkoord. Bij maatregel 2c is het van belang om de gewenste grondwaterstand in de 1 e beheerplanperiode te realiseren. Voorstel: Van maatregel 2b wordt de wenselijkheid van de boskap bekeken na uitvoering van maatregel 2c. De uitvoering van 2c wordt reeds de 1 e beheerplanperiode gestart. Zure vennen - Eendenplas Wij steunen het maken van een venherstelplan maar gaan niet bij voorbaat akkoord met het verwijderen van oud baggermateriaal en het dichten van de bodem. Er zit een lokale kernpopulatie heikikkers die wij niet op het spel willen zetten voor een maatregel met een onzeker effect. De oevers (natte heide) kunnen in het kader van een venherstelplan wel geplagd worden.De betreding wordt reeds tegengegaan door een raster. Pas als na verdere vernatting van de westflank de populatie heikikkers duurzaam uitgebreid is, kan het baggeren van de Eendenplas overwogen worden. Voorstel: schrappen baggeren Eendenplas (in maatregel 1c) Overige opmerkingen Maatregelen 6 at/m c zijn in feite 1 inrichtingsplan/projecten moeten tegelijk uitgevoerd worden.
8
PAS Gebiedsanalyse Vecht- en Beneden Reggegebied (39) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] De laatste inzichten verwerken Voor de gebiedsdelen Landgoed Eerde (deels) en Eerder Achterbroek is geen gebruik gemaakt van de meest recente kennis (Bell &Van ’t Hullenaar, 2013). Natuurmonumenten stelt voor om op basis van dit onderzoek in overleg met de provincie en eventueel nader onderzoek de huidige lijst van maatregelen nader te beschouwen en bij te stellen, zodat recht wordt gedaan de recente inzichten waarbij ook de cultuurhistorische waarden meegenomen worden. Daarbij gaat het om het nader uitwerken van de maatregelen m.b.t. locatie en intensiteit in relatie tot het realiseren van de N2000 doelstellingen. Voorstel: opnemen maatregel hydrologisch onderzoek naar nut, noodzaak en maatvoering van maatregelen M1 en M3. *Overige opmerkingen: - Maatregel M4a (zomerbed Regge verontdiepen en kades verwijderen) is reeds uitgevoerd.
9
PAS Gebiedsanalyse Landgoederen Oldenzaal (50) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Eiken-haagbeukenbos Er is gelegenheid om ook al in de eerste termijn al aan de slag te gaan met de uitbreiding van het Eiken-haagbeukenbos, conform het aanwijzingsbesluit. Daartoe bieden de maatregelen (verwerven en herinrichten) alle kans. Deze moeten daarom niet per definitie uitgesteld worden naar de 2e periode. Stakenbeek Maatregel 2: Voor zowel de gronden binnen als buiten de N2000-begrenzing is verwerving en inrichting noodzakelijk. Dit is in de tekst onduidelijk opgeschreven. Dus voor beide deelgebieden geld verondiepen beek, geen bemesting, dempen sloten en greppels, verminderen toestroom nutriënten. Snoeyinksbeek Enkele percelen waarop de PAS maatregelen van toepassing zijn langs de Snoeyinksbeek ontbreken. Deze percelen zijn nodig voor het realiseren van deze PAS maatregelen. Op onderstaand kaartje zijn deze percelen aangegeven (nummer 1 en 2). Dit heeft betrekking op de volgende maatregelen 1. Maatregel M1a Herinrichting Snoeyinksbeek. Verwerven gronden westflank buiten Natura 2000. Geen bemesting en dempen sloten/greppels. 2. Maatregel M1c Herinrichting Snoeyinksbeek. Verwerven gronden oostflank buiten Natura 2000. Geen bemesting en dempen/verondiepen sloten en greppels. Betreft brongebied zijbeek Snoeyinksbeek.
10
PAS Gebiedsanalyse Springendal en Dal van de Mosbeek (45) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Aanpassing Erf Hazelbekke Het aanpassen van het Erf Hazelbekke is, zoals wordt voorgesteld in maatregel 38, is hard nodig. Een agrowadi om de eutrofiëring van de beek te stoppen is daarvoor volstrekt onvoldoende. Het grote knelpunt is hier de betonplaat middenin het beekdal. Deze zal verwijderd moeten worden. Het gaat hier niet alleen om verhogen beekprofiel, maar ook om herstel van het beekdal in zijn geheel. Voorstel: maatregel 38 omzetten in herstel beekdal door o.a. verwijderen betonplaat uit beekdal en verhogen beekprofiel. Niet alleen hoeveelheid maar ook waterkwaliteit Bij maatregel M40 wordt gezorgd voor de vermindering van pieken door het aanleggen van retentiebekkens. Dat is een goede maatregel. Deze moet echter aangevuld worden met maatregelen die ook de waterkwaliteit verbeteren c.q. de invloed van bemesting doen afnemen. Voorstel: aanvullen M40 met verbeteren waterkwaliteit. Functieverandering noodzakelijk 11
Voor het deelgebied Hazelbekke staan maatregelen beschreven die op de maatregelenkaart ook genoemd worden onder verwerven en inrichten. In de tekst bij de beschrijving (p 57) komen deze termen (of functieverandering) niet meer terug, terwijl dat wel nodig is. Voorstel: graag de termen verwerven/functieverandering en inrichting toevoegen aan de beschrijving van de maatregelen in het deelgebied Hazelbekke. .
PAS Gebiedsanalyse Buurserzand en Haaksbergerveen (53) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Maatregelen tegen verdroging. Voor de maatregelen M1+M2op gebiedsniveau is op pag. 43 voor scenario 4 gekozen: omdat dit minder landbouwgrond vernat dan het voor de natuur optimale scenario 1. Monitoring zal moeten uitwijzen of dit scenario met minder sterke ophoging van de Biesheuvelleiding en Hagmolenbeek inderdaad voldoende effect heeft en een gunstige waterhuishouding voor de aangewezen habitattypen oplevert. Deze hydrologische monitoring ontbreekt. Voorstel: toevoegen hydrologische monitoring van de maatregelen M1 en M2. Kleinschalig plaggen Er wordt gesproken van kleinschalig plaggen bij Maatregel 14 in zes verschillende habitats. De opgenomen oppervlakte bij de maatregel (pag.53/54) is gezien de omvang echter grootschalig. Dat is vanuit behoud biodiversiteit gezien onmogelijk en ongewenst veel. Bij deze maatregel Kleinschalig plaggen M14 moet het areaal drastisch worden verlaagd voor het gebiedsdeel Buurserzand naar in totaal 2 ha. plaggen per jaar, verdeeld over de betreffende habitats en in kleine stukken. Aan elke maatregel M14 Kleinschalig plaggen moet worden toegevoegd: in combinatie met bekalken. Ook voor bekalken moet geld gereserveerd worden. Voorstel: In maatregel 14 verlaging ha’s plaggen per jaar en het toevoegen van bekalken. Kleinschalig maaien Er wordt gesproken over maaien van verschillende habitattypes. De omvang van het maaien kan en mag voor de verschillende habitats bij elkaar 3 ha zijn. Voorstel: verlaging van het aantal ha’s maaien per jaar tot maximaal 3 ha totaal voor alle habitats. Niet overal plaggen Voor de habitats Jeneverbesstruweel en Kalkmoeras dient de maatregel M14 plaggen te worden geschrapt. Een jeneverbesstruweel kan niet worden geplagd zonder het habitattype te verwijderen, en het kalkmoeras (Meujenboersven) ligt op een al geplagde plek. Voorstel: schrappen M14 voor de habitattypen Jeneverbesstruweel en Kalkmoeras. Overige opmerkingen 12
Maatregel M8 (onderzoek naar effect greppel en stuw Meujenboersven is overbodig en dient geschrapt (zie ook p. 47). De stuw staat er, zodat de waterhuishouding beter kan worden ingesteld. Dit levert goede resultaten (zie plan Herstel omgeving Moyenboersven 2009 ’t Hullenaar). Voorstel: schrappen Maatregel 8 Verwerving en inrichting is genoemd in de tabel herstelmaatregelen (Tabel 4.1) bij alle deelmaatregelen van M6. Maar in de samenvattende tabel 4.3 bij maatregel M6d Landbouwpercelen De Knoef ontbreekt ‘verwerving/functieverandering en herinrichting’ en dient daar toegevoegd te worden. Voorstel: toevoegen verwerving/functieverandering en inrichting in tabel 4.3.
PAS Gebiedsanalyse Dinkelland (49) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Habitattypekaart onvolledig Er is onduidelijk welk habitattype naast de Snoeyinksbeek voorkomt. Staat nu als mogelijk pioniersvegetaties-H000 op de kaart. In eerste beheerplanperiode duidelijkheid hieromtrent verkrijgen. Maatregelen Snoeyinksbeek (zie ook Landgoederen Oldenzaal) Enkele percelen waarop de PASmaatregelen van toepassing zijn langs de Snoeyinksbeek ontbreken. Deze percelen zijn nodig voor het realiseren van deze PAS maatregelen. Op onderstaand kaartje zijn deze percelen aangegeven (zie op kaartje nummer 3). Dit heeft betrekking op de maatregel M6c. Voor deze maatregel geldt dat de percelen verworven moeten worden (en niet eventueel); functiewijziging is essentieel. Voorstel: toevoegen enkele percelen bij maatregel M6c en schrappen van het woord eventueel in de tabel. Ontbrekende maatregel De maatregel M6b ontbreekt op de maatregelenkaart.
13
PAS Gebiedsanalyse Witte Veen (54) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Maatregelen M1 en M2 Bij de hydrologische herstelmaatregelen buiten de eigendommen van Natuurmonumenten is verwerven en inrichten nodig. Dit staat wel in de tekst maar dient te worden toegevoegd aan de maatregeltabellen 4.2. en 4.3 Maatregel M22 – nader onderzoek. Herstel van de hydrologie is noodzakelijk voor het behoud van diverse habitats, zoals zure en gebufferde vennen. Het onderzoek zoals beschreven op p. 44 is daarvoor van groot belang. De onderzoeksopdracht moet naar onze mening aangescherpt worden omdat zaken ter discussie worden gesteld die al lang duidelijk zijn en daarmee zorgen voor onnodige uitstel. Het is van belang op het onderzoek toe te spitsten op de vraag of herstel van de waterhuishouding in de omgeving van de kern met hoogveen, genoeg bijdraagt aan het ontwikkelen van een gevarieerde randzone van het hoogveen met de andere habitats zoals (zwak) gebufferde vennen en een goed functionerende lagg-zone met uittredend grondwater. De genoemde ecohydrologische systeemanalyse moet zich met name richten op de omgeving van het N2000 gebied en hoeft zich niet te richten op de effectiviteit van de zuidelijke damwand en de percelen Jannink en maatregel M2a. De resultaten daarvan zijn al bekend. Voorstel: aanpassen in tekst en tabel dat M22 alleen betrekking heeft op M1b en niet mag leiden tot vertraging m.b.t. de geformuleerde maatregelen. 14
Herstelplan kwetsbare vennen Een herstelplan voor de vennen is gewenst met maatwerk op basis van hydrologie, standplaats en natuurwaarden per ven. Dit moet leidend zijn voor de uitvoering van de nu globaal benoemde ven-herstelmaatregelen: uitbaggeren M13, oevers kleinschalig plaggen M14 (niet volledig plaggen zoals nu uit tabel 4.3 blijkt), opslag verwijderen M16, maaien M17 en bekalken inzijggebied M21. Ook beide grensoverschrijdende vennen dienen opgenomen te worden in het ven-herstelplan. Het Nederlandse deel van het zuidelijk grensven ontbreekt nu ten onrechte op de habitattypenkaart. Dat stuk is thans een zuur ven (H3160). Voorstel: toevoegen als onderdeel van M13, 14, 15, 16 en 21 maken van een herstelplan vennen. Reeds gerealiseerd Maatregel M5, de aanleg van damwanden, kan verwijderd. Beide dammen zijn al jaren geleden aangelegd in nauwe afstemming met de Commissie van Deskundigen, zie ook paragraaf 4.1.1. Wat nodig is, is voortzetting van de monitoring of de damwanden en geleidelijke peilverhoging op zich voldoende effect hebben op hoogveenherstel. De eerste ontwikkelingen in de compartimenten zijn positief te noemen Overige opmerkingen De enclave Jannink (M2) is nog niet geheel verworven (zie p. 43) Figuur 4.1 suggereert ten onrechte dat alle herstelplan maatregelen van 2004 zijn uitgevoerd. Dat klopt niet. Natuurmonumenten heeft van dit herstelplan van Hullenaar (2004) allen de interne maatregelen in de hoogveen-kern kunnen uitvoeren. De externe hydrologische maatregelen moeten allemaal nog, via de PAS.
PAS Gebiedsanalyse Rijntakken (38) Algemeen De reactie op de gebiedsanalyse spitst zich toe op de maatregelen en de toelichting. Mochten n.a.v. de inspraak door derden overwogen worden maatregelen in terreinen in beheer bij Natuurmonumenten te wijzigen, gaan wij er van uit dat dit in overleg met Natuurmonumenten plaatsvindt. Voor dit natuurgebied is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Petra Ket 0655825139
[email protected] Belang van de Rijntakken en toevoegen PASmaatregel Voor het habitattype H6120 Stroomdalgrasland is de Rijntakken van essentieel belang voor het voorkomen van dit type in Nederland. De status van de verschillende maatregelen om zowel de oppervlakte als de kwaliteit te behouden en te versterken zijn onduidelijk. Er is nog steeds een sterk negatieve trend in de oppervlakte en kwaliteit van dit habitattype en daarmee zijn ook maatregelen voor uitbreiding noodzakelijk. Voor de maatregelen wordt verwezen naar tabel 2. De in die tabel genoemde maatregelen zijn niet bestempeld als PAS-maatregelen maar wel noodzakelijk voor het behoud van de kwaliteit. Daarom is het van belang deze maatregelen onderdeel te laten uitmaken van de set aan PASmaatregelen. Voor de Vreugderijkerwaard betreft dit de realisatie van de EHS in Overijssel (ook voor Glanshaverhooilanden) in de kerngebieden van de stroomdalgraslanden. Naar onze mening is deze uitbreiding van essentieel belang voor het behoud van de kwaliteit en daarmee een PAS-maatregel die
15
genomen moet worden in de 1 e periode. Deze ha’s vormen naar onze mening de ondergrens en noodzakelijk om het genoemde landelijke minimum te kunnen halen. Voorstel: realisatie EHS in Overijssel in de kerngebieden stroomdalgrasland toevoegen als PAS-maatregel.
Oude reservaten De oude reservaten als Vreugderijkerwaard zijn voor de bronpopulaties van de typische soorten van groot belang voor het behoud ervan. Maatregelen ter behoud hiervan ontbreken terwijl de kwaliteit enorm onder druk staat (zie ook boven). Voorstel:: toevoegen maatregel: een overlevingsplan typische soorten van de verschillende bronpopulaties in oude reservaten. Overige opmerkingen Een maatregelen in Vreugderijkerwaard, is ongewenst, dus schrappen van de kaart 24, blz 7,: uitkappen struweel t.b.v. bosrand’. Natuurmonumenten wil het struweel behouden vanwege de gewenste structuur in de uiterwaard. Voor dit gebied is geen habitattypekaart aanwezig.
16
Provincie Gelderland Voor de gebiedsanalyses in Gelderland is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Robert Ketelaar 06-52525664
[email protected]
PAS Gebiedsanalyse Bekendelle De analyse van knelpunten en maatregelen van Bekendelle dan Natuurmonumenten in algemene zin onderschrijven. Het is van belang te werken aan een natuurlijke afvoerverloop van Bekendelle, het terugdringen van vermestende invloeden, het verhogen van de grondwaterstand en het vergroten van het areaal met een beheer gericht op natuurwaarden. De voorgestelde maatregelen zijn echter niet voorzien van concrete doelen: welke verbetering moet aan het eind van de eerste beheerplanperiode gerealiseerd zijn? Omdat deze concrete doelen ontbreken is het ook niet mogelijk te onderbouwen dat de maatregelen zullen leiden tot behoud van de kwaliteit van de habitattypen. Wij vragen daarom om concrete doelen op te nemen op het gebied van: 1. 2. 3. 4.
Waterkwaliteit (N, P, S-last van het oppervlaktewater) Grondwaterstanden (GXG-waarden) Afvoerdynamiek (spreiding afvoerpiek, demping afvoerpiek) Bosbeheer (aantal hectare met omvorming uitheems naar inheems, structuur van het bos)
Op het punt van monitoring en trendanalyse verwijzen we naar de mogelijkheden om langjarige vegetatieopnamereeksen te gebruiken, en te beoordelen of gegevens die zijn verzameld in het kader van het bosreservatenonderzoek kunnen worden gebruikt. Onterecht wordt in de analyse gesteld (p21) dat er weinig gegevens over het gebied voorhanden. Ons inziens is er van de afgelopen tientallen jaren voldoende informatie beschikbaar om een langjarige inschatting te maken van de ontwikkelingen in het gebied. Deze informatie kan worden gebruikt om de ontwikkelingen in de afgelopen jaren te kunnen schatten, aangezien verwacht mag worden dat in de afgelopen geen opzienbarende trendbreuk zal zijn opgetreden. In de tabel op p.30 kloppen de opgegeven hectaren voor H91E0C niet.
PAS Gebiedsanalyse Korenburgerveen De analyse en het maatregelenpakket zijn goed onderbouwd en uitvoering zal leiden tot uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering van vrijwel alle habitattypen. Een belangrijk punt betreft echter de ontwikkeling in de kwaliteit van Actief Hoogveen. De maatregelen die reeds zijn uitgevoerd (met name de maatregelen die aan het begin van deze eeuw zijn getroffen) hebben positief uitgepakt, in de zin dat veenvormende veenmossen (met name Hoogveenveenmos en Wrattig veenmos) zich hebben uitgebreid, evenals enkele karakteristieke soorten van dit habitattype (Kleine veenbes, Lavendelhei). Eventuele uitbreiding in de toekomst is voorzien, maar het zal naar verwachting meer van hetzelfde zijn. Korstmosrijke hoogveenvegetaties, die in het verleden in Nederland niet ongewoon waren, 17
zullen niet tot ontwikkeling komen zonder een sterke teruggang van stikstofdepositie. Langetermijn effecten van stikstofdepositie op het hoogveenecosysteem kunnen dus niet meer worden gecompenseerd, noch gemitigeerd met hydrologische maatregelen of beheermaatregelen. Dat betekent dat het voorkomen van verdere achteruitgang in het Korenburgerveen alleen kan worden voorkomen met maatregelen ter reductie van de stikstofdepositie. In deze PAS analyse wordt hieraan voorbij gegaan en kan dus derhalve ook niet worden onderbouwd dat er ontwikkelruimte is. Ook het voorkomen van kwaliteitsverlies van Alluviaal bos (H91E0C) is niet voldoende gegarandeerd met het voorgestelde pakket aan maatregelen. De kwaliteit van dit habitattype gaat achteruit (pag. 40) en onduidelijk is waarop de uitbreiding in oppervlakte (pag 40, overgenomen uit analyses van de provincie) op is gebaseerd. Het grootste areaal H91E0C is te vinden in het benedenstroomse deel van de overgangsslenk aan de oostkant van het gebied (waardoorheen de Schaarsbeek en Parallelsloot zijn gegraven). In tegenstelling tot H7110A kunnen hydrologische maatregelen wel zorgen voor stabilisering van de kwaliteit. De hydrologische maatregelen die hier worden voorgesteld zijn echter in de tweede planperiode voorgesteld. Het is evident dat verder kwaliteitsverlies in de eerste beheerplanperiode dan niet kan worden voorkomen. Deze maatregel M1B2 moet dus in de eerste planperiode worden uitgevoerd. Zeer waarschijnlijk is bovenstaande ook van toepassing op Galigaanmoeras. Een recent knelpunt in het gebied betreft het optreden van ongewenst invasieve exoten als Watercrassula. Op tientallen plekken heeft deze exotische plant zich gevestigd. Het vormt een acute bedreiging voor de kwaliteit van de habitattypen H3130, H6410 (natte kant), H7140A, H7210 en de Kamsalamander H1166. Er zijn momenteel geen geschikte bestrijdingsmethoden beschikbaar om verdere uitbreiding te voorkomen. Wel kunnen de volgende algemene maatregelen worden genomen: 1. Onderzoek naar mogelijke bestrijdingsmaatregelen (aansluitend op lopende experimenten onder begeleiding van de NVWA). 2.
Verbod op de handel in deze invasieve exoot.
In de PAS-analyse wordt verondersteld dat de doelstellingen voor het gebied voor Actief Hoogveen behoud van kwaliteit en oppervlakte zal zijn (p5 en 6). Het ligt ons inziens meer voor de hand dat uitbreiding van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit doel zal worden. Op pagina 34 staat terecht genoemd dat de monitoring van macrofauna een belangrijk onderdeel moet vormen om de kwaliteit van het gebied (en daarmee de effectiviteit van de PASmaatregelen) te beoordelen. Deze monitoring is echter nog niet opgenomen in de monitoringparagraaf, graag hier duidelijk vermelden. Enkele kleinere opmerkingen: • blz. 5, toelichting en blz. 6 tabel: voor de typen H6230, H7110A en H7140A de doelstellingen eventueel in overeenstemming brengen met definitief aanwijzingsbesluit. •
blz. 12, 2e alinea: hier ontbreken Meddose- en Corlese Veen.
• blz. 20, laatste alinea: eerste tijdvak moet waarschijnlijk zijn 2014-2020. Zie ook blz. 24 en verderop in de rapporten. •
blz. 31, 2e aandachtsstreepje: KDW: 1071 (i.p.v. 10710). 18
• blz. 34, 4.6.A, 2e alinea: als Vragenderveen en Meddose Veen genoemd worden, dan ook Corlese Veen en Korenburgerveen s.s. noemen. Eventueel kaartje met toponiemen opnemen, het is nu niet altijd duidelijk om welk deel van het veengebied wordt gesproken. • Op pagina 34 staat terecht genoemd dat de monitoring van macrofauna een belangrijk onderdeel moet vormen om de kwaliteit van het gebied (en daarmee de effectiviteit van de PASmaatregelen) te beoordelen. Deze monitoring is echter nog niet opgenomen in de monitoringparagraaf, graag hier duidelijk vermelden. •
blz. 35, 2e alinea: Sprinkhaanzanger (i.p.v. sprinkhaanrietzanger).
•
blz. 40, 1e en 2e alinea: H91E0C; 29 of 31 ha??
• blz. 50, M1E: onze voorkeur gaat uit naar ringdrain om 2 woningen (aan oostzijde van weg). Op maatregelenkaart staat ook om de gebouwen aan de westzijde van de weg een ringdrain getekend. Dat is contraproductief: beter is het om het westelijk deel helemaal toe te voegen aan het hydrologisch systeem van het Korenburgerveen. • blz. 52, M2C: afkoppelingssloot blijft ook bij ophogen nodig om toestroom van voedselrijk water naar het natuurgebied te voorkomen. Als alternatief kunnen beperkingen gesteld worden aan het landgebruik van dit perceel, maar dit zal vermoedelijk duurder uitpakken. • blz. 59, monitoring: De jaarlijkse gebiedsrapportage goed laten aansluiten bij de monitoringsystematiek. Nu is niet duidelijk of het zin heeft deze jaarlijks op te stellen. • blz. 60, M10: De tekst is onduidelijk over de verantwoordelijkheden. Het provinciaal meetnet beoogt twee peilbuizen, wat onvoldoende is voor de beoordeling van het gebied. Het bestaande meetnet van Natuurmonumenten zal dus moeten worden opgenomen in de PASmonitoring en in onderling overleg geoptimaliseerd. • blz. 62, tabel 5.5: hier zou opgenomen moeten worden welke maatregelen reeds uitgevoerd zijn. •
blz. 71, tabel: idem; zie vorige opmerking.
•
blz. 71, tabel, legenda: responstijd: kort wordt niet uitgelegd in legenda.
•
blz. 72, tabel 8.4: Mate van bewijs is v ?
• blz. 74, laatste zin van 3e alinea: Hier wordt gesteld dat tijdelijke toename niet leidt tot ecologische verslechtering. Ten eerste wordt deze conclusie nergens onderbouwd: in het algemeen kan juist worden gesteld dat elke verhoging van depositie leidt tot vermindering van de kwaliteit. Zie ook hoofdopmerkingen eerder.
PAS Gebiedsanalyse Landgoederen Brummen Natuurmonumenten kan zich in grote lijnen vinden in de PAS-analyse. Ons grootste bezwaar is het ontbreken van maatregelen voor de vochtige alluviale bossen, terwijl er voldoende reden is deze wel in de eerste beheerplanperiode te treffen.
19
Categorie-indeling De vochtige alluviale bossen zijn ingedeeld in categorie 1b. Verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte kan in de gevallen waarin dit een doelstelling is in het tweede of derde tijdvak aanvangen. Het N2000 gebied als geheel valt daarmee ook in de categorie 1b. De verwachte ontwikkeling 3einde 1e beheerplanperiode t.o.v. 2014 staat voor dit habitattype op gelijk. Dit is onterecht. In de afgelopen periode was er sprake van een negatieve trend als gevolg van verdroging. Aangegeven (p.52) wordt dat in een aantal gebieden (Empese heide en Voorstonden noord) door de beschreven maatregelen de hydrologische condities voor de daar aanwezige alluviale bossen verbeteren en dat daarmee het behoud van het habitattype voor de eerste beheerplanperiode kan worden gegarandeerd. Dit is onterecht, aangezien in de aangegeven gebieden nauwelijks tot geen kwalificerend habitat alluviaal bos voorkomt. Daarmee is de verwachting dat in de eerste beheerplanperiode als gevolg van verdroging de negatieve trend zal voortzetten. De huidige negatieve trend kan goed worden afgeleid uit de recente kartering van Berglinde (in opdracht van de provincie Gelderland) en een vergelijk met oudere gegevens. Hieruit blijkt dat er sprake is van onverminderde achteruitgang van kenmerkende soorten van alluviale bossen zoals Zwartblauwe rapunzel en Dotterbloem. Dit betekent dat in de eerste beheerplanperiode maatregelen moeten worden getroffen om kwaliteitsbehoud te garanderen. Voorstel: Het plaatsen Landgoederen Brummen in categorie 1a en daarmee het eerder in de tijd nemen van maatregelen m.b.t. hydrologische condities. Gebiedsanalyse p.9 “Uit vroegere vegetatiegegevens blijkt echter dat er vroeger meer karakteristieke soorten voorkwamen dan nu nog aanwezig zijn. Een voorbeeld vormt de Beenbreek.” Deze soort is in 2014 opnieuw in het gebied aangetroffen, in het gedeelte waar geen inrichtingsmaatregelen hebben plaatsgevonden. Mogelijk is de soort al jaren over het hoofd gezien. Knelpunten • Te diepe ontwatering (K1): Binnen het N2000 gebied komen soms waterlopen voor die sterk drainerend werken. Dan worden voor Leusveld en Voorstonden twee beken genoemd uit de studie van Bell Hullenaar die een sterk drainerende werking hebben op het N2000 gebied, namelijk de sloot langs de Kaniestraat en de Nieuwe Haarsloot. Uit de GGOR-studie (Vermulst & Jansen 2009) blijkt dat ook de Rhiederensche beek en de Oekense beek een sterk drainerende werking hebben op Leusveld en Voorstonden. In de PAS zal dus, gelet op de huidige achteruitgang van de vochtige bossen, ruimte moeten worden gemaakt om een deel van deze maatregelen op korte termijn uit te voeren. • Te diepe ontwatering (K1): op de Empese en Tondense heide zijn al veel van de hydrologische maatregelen uitgevoerd. In H4 worden deze maatregelen consequent beschreven alsof deze nog uitgevoerd moeten worden. • Te diepe ontwatering (K1): voor de vochtige alluviale bossen ontbreken de belangrijkste drainerende waterlopen in de tekst, namelijk Oekense beek en Rhienderensche beek. Onderzoek naar het ecohydrologisch functioneren, zal worden uitgevoerd in de eerste beheerplanperiode, eventueel aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen zullen voor de volgende beheerplanperiode worden gepland. Het risico bestaat dat de achteruitgang in 20
kwaliteit dan zo groot is dat herstel niet of minder goed mogelijk is. Voorstel: uitvoering hydrologische maatregelen waar mogelijk reeds in de tweede helft van de eerste beheerplanperiode uitvoeren. • Dumpen tuinafval (K5): het probleem van invasieve soorten is veel groter dan hier genoemd. De habitattypen worden tevens bedreigd door soorten als Japanse duizendknoop, watercrassula en aster. Naast bedreiging van het habitattype alluviaal bos worden ook de blauwgraslanden en zwak gebufferde vennen door invasieve soorten bedreigd. Dit ontbreekt op diverse plekken in het rapport. Voorstel: integrale bestrijding van ongewenste exoten mogelijk maken in de eerste beheerplanperiode. • De kwaliteit van de alluviale bossen wordt tevens bedreigd door het oprukken van de ziekte essentaksterfte. Dit knelpunt wordt in de analyse niet genoemd. • H9120: bij de omvorming naar parkbos is op veel plekken voedselrijke grond toegepast, dit heeft een nadelige invloed op de ontwikkeling van gewenste bosondergroeisoorten uit dit habitattype. • Stikstofdepositie (K7, K8): de stikstofdepositie is wordt in de huidige situatie voor alle stikstofgevoelige habitattypen (fors) overschreden. De verwachting is dat ook in 2030 op de Empese en Tondense heide sprake zal zijn van een sterke overbelasting, voor de overige gebieden geldt een matige overbelasting. In het grootste deel van de Empese en Tondense heide zijn de PAS-maatregelen al uitgevoerd, het is voor dit gebied noodzakelijk om de stikstofbelasting verder terug te dringen om een verbetering van de kwaliteit van de stikstofgevoelige habitattypen te bereiken. Maatregelen • De beschrijving van de maatregelen in 5.2 komt niet overal overeen met het overzicht in tabel 5.1 • E&T heide: M1a/M1c het noordelijk deel van de Veldbeek zal in de eerste beheerplanperiode worden verlegd, waarna de oorspronkelijke loop zal worden gedempt. Maatregelen aan Zilvensche broekbeek en Oude Voorsterbeek zijn reeds uitgevoerd. • E&T heide: M9 kleinschalig plaggen t.b.v. pioniervegetaties (0,5 ha). Deze maatregel is in de eerste beheerplanperiode niet noodzakelijk, gelet op de uitgebreide aanwezigheid van pioniermilieus na de recente inrichting. • E&T heide: maatregel bestrijding invasieve exoten moet toegevoegd worden (v.b. Watercrassula). •
Voorstonden: M1a beschrijving Haarsloot vs Nieuwe Haarsloot is verwarrend
•
Voorstonden: M1c, onduidelijk is welke percelen bedoeld worden
• Voorstonden: M2, deze maatregel is deels uitgevoerd. Bovengrond verwijderen ter weerszijden van de Haarsloot; onduidelijk welk deel bedoeld wordt. • Voorstonden: M8. Hier wordt uit gegaan van een kwalificatie van het parkbos als H9120. Dit stuk is onderdeel van een sieraanleg rondom het landhuis en het beheer richt zich daar ook op. Er zijn overigens in de afgelopen veel beuken weg gehaald en soorten als es en linde terug 21
geplaatst ten behoeve van de cultuurhistorie en voorjaarsflora. Er is hier geen aanleiding om PAS-maatregelen te nemen aangezien het beheer zich hier richt op het • H91E0C: op p.43 wordt een broekbosje op de Empese heide genoemd, dit bosje is echter niet kwalificerend voor het habitattype en is terecht op de laatste versie van de habitattypekaart geschrapt. Daarmee is er echter ook geen voorkomen van verslechtering op korte termijn te verwachten, en is het behoud dus niet verzekerd! De kwalificerende bossen liggen met name in het westelijk deel van Voorstonden en in Leusveld. Om verslechtering op korte termijn te voorkomen is het noodzakelijk om reeds in de beheerplanperiode hydrologische maatregelen uit te voeren. • Drijvende waterweegbree: genoemd wordt (p.43) dat het merendeel van de nieuw gegraven poelen en vennen in voormalige landbouwgebieden op termijn minder geschikt worden voor drijvende waterweegbree als gevolg van verzuring en verarming. Ons inziens is dit meer afhankelijk van het beheer: het is een soort met een sterk pionierkarakter. Lichte vertrapping door vee of beschadiging van de oever zal positief uitwerken, er zal naar verwachting geen verdere verzuring van de vennen en poelen plaats vinden.
PAS Gebiedsanalyse Rijntakken De analyse van knelpunten en noodzakelijke maatregelen klopt in grote lijnen. Terecht wordt gesteld dat voor alle stikstofgevoelige habitattypen en soorten maatregelen nodig zijn om kwaliteitsverlies in de komende 6 jaar te voorkomen. De gebiedsanalyse stelt echter onterecht dat de maatregelen die voorgesteld zijn in het beheerplan voldoende borgen dat in de eerste periode dit kwaliteitsverlies wordt voorkomen, en dat daardoor geen PAS-maatregelen nodig zijn. Dit is een omkering van het principe van de PAS. De maatregelen die worden voorgesteld in het beheerplan dienen opgenomen te worden als PAS-maatregelen: dit is de enige weg om te borgen dat ze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Veel maatregelen zijn niet voorzien van concrete doelen, mede ook omdat de gebiedsanalyse terug grijpt op het concept-beheerplan. Dit concept-beheerplan is door ons niet in te zien, en daarom valt ook niet te controleren of deze voldoende concreet zijn. Ons voorstel is om de maatregelen (die ons inziens dus PAS-maatregelen zijn) ook voldoende te voorzien van concrete doelen, zoals de lengte van het verwijderen van stortsteen, de uitbreiding in hectaren van habitattypen per kerngebied, het aantal hectaren met aangepast cq. verbeterd beheer etc.
PAS Gebiedsanalyse Stelkampsveld Natuurmonumenten kan zich in grote lijnen vinden in de gebiedsanalyse voor het Stelkampsveld. Met name het treffen van hydrologische maatregelen, al dan niet in combinatie met uitbreiding van de bestaande natuur is een belangrijke sleutel bij het voorkomen van verdere achteruitgang in het gebied. De voorgestelde PAS-maatregel is echter niet volledig. Uit de GGOR-studies blijkt dat ook een deel ten noorden van de Borculoseweg vernat moet worden om voldoende hydrologisch herstel binnen het N2000-gebied te realiseren. Het gaat 22
dan om het kleine stuk vochtig alluviaal bos en aangrenzende vochtige graslandpercelen. Dit bos kwalificeert als H91E0C, maar ligt net buiten de N2000 begrenzing. Het is echter wel onderdeel van de kwelslenk waarin de meest kwetsbare natuur van het Stelkampsveld in ligt. Voorstel: neem de graslandpercelen rondom deze bossen volgend bijgaande begrenzing op binnen PAS-maatregel M3. Overigens is hier niet de relatief kostbare omvorming naar heide en/of schraalland nodig. Wel zijn deze gronden na vernatting niet meer geschikt voor regulier agrarisch gebruik, en ligt het doel kruiden- en faunarijk grasland voor de hand (natte variant).
PAS Gebiedsanalyse Veluwe Naar de mening van Natuurmonumenten schiet de gebiedsanalyse voor de Veluwe tekort. De gebiedsanalyses is voor het grootste deel een herhaling van informatie die is opgeschreven in de landelijke herstel strategieën. Hoewel deze informatie als zodanig over het algemeen juist is geformuleerd, is het manco van de gebiedsanalyse de uitwerking naar de Veluwe. Het is daarom onmogelijk om vast te stellen of de maatregelen wel het juiste resultaat zullen hebben. Vrijwel nergens worden concrete doelen genoemd, en kaarten met herstelmaatregelen ontbreken in het geheel (anders dan de zeer algemeen gestelde kaarten in de bijlagen). Hoewel de Veluwe een van de grootste N2000 gebieden is, betekent dit in onze ogen niet dat de uitwerking op een veel abstracter niveau kan worden afgehandeld dan in de gebiedsanalyses van kleinere N2000 gebieden. 23
Ons belangrijkste voorstel is om de gebiedsanalyse van een veel concretere uitwerking te voorzien, waardoor kan worden aangetoond dat minimaal behoud van de huidige kwaliteit minimaal geborgd is. Aan de hand van een paar voorbeelden zullen we onderbouwen dat met de maatregelen zoals die nu worden geformuleerd niet kan worden aangetoond dat behoud van kwaliteit geborgd is. 1. Als maatregelen M4d wordt de ontwikkeling van 200 hectare “heidecorridor” genoemd. Onduidelijk is of hiermee ook vergroting van bestaande open terreinen wordt bedoeld en waar die hectaren liggen die omgevormd moeten worden. De effectiviteit van deze maatregel is namelijk sterk afhankelijk van de plek waar deze wordt uitgevoerd. Belangrijk is dat op korte termijn vergroting en verbinding wordt gerealiseerd van de meest soortenrijke open vegetaties op de Veluwe. De provincie Gelderland heeft hiernaar bij het opstellen van het beheerplan en in het kader van soortbescherming diverse studies laten uitvoeren die hiervoor kunnen worden benut. 2. Bij de PAS-maatregelen voor de vennen worden diverse generieke maatregelen genoemd voor het herstel van vennen. Het is echter niet zo dat elke maatregel ook bij elk ven effectief is. Veel van de voorgestelde maatregelen kunnen zelfs leiden tot een sterke kwaliteitsafname in sommige vennen. Zo wordt voorgesteld om organisch sediment uit zure vennen te verwijderen. Dit is in slechts een klein deel van de zure vennen effectief, en daar waar het niet effectief is zelfs schadelijk omdat het kan leiden tot een verdere afname van de basenvoorziening in de vennen (en dus een verdere verzuring). Ook wordt voorgesteld om oevers extra te gaan plaggen, terwijl daar vaak juist relictpopulaties van aan vennen en venoevers gebonden soorten aanwezig kunnen zijn. Zonder gedegen vooronderzoek en een concreet herstelplan kunnen de maatregelen die nu worden voorgesteld dus leiden tot kwaliteitsverlies. Het is aannemelijk dat bij veel van de vennen op de Veluwe slechts in beperkte mate stikstof kan worden verwijderd (middels plaggen, kappen, baggeren). Daarmee is het onduidelijk of met beheermaatregelen wel voldoende kwaliteitswinst geboekt kan worden. 3. Bij heidevegetaties (habitattypen droge heide, stuifzandheide en vochtige heide) wordt voorgesteld om extra te plaggen. Onduidelijk is op welke schaal dit dient te gebeuren en daarmee is niet goed vast te stellen of voldoende rekening is gehouden met de wetenschappelijke inzichten dat plaggen in de voedselarmere delen van de Veluwe (en dat zijn de meeste heidevelden) juist contraproductief is. Daarmee schiet de uitwerking van de gebiedsanalyse ernstig tekort. 4. Voor de oude bossen wordt voorgesteld om strooiselroof toe te passen als manier om stikstof af te voeren. Ook hier is het niet te controleren over welke oppervlakten en waar dit zou moeten worden uitgevoerd, en doorgaans is ook deze maatregel in deze bossen contraproductief. Ook wordt hier voorgesteld om soorten aan te planten waarvan het strooisel makkelijker verteerd (o.a. lindes). Er wordt echter aan voorbij gegaan dat deze soorten veelal helemaal niet thuis horen op de droge en voedselarme Veluwe en dat deze maatregel op zeer kleine oppervlakten kan worden toegepast. En daarom is ook hier onduidelijk of de maatregelen wel tot het gewenste resultaat gaan leiden omdat de uitwerking ontbreekt. Zoals gezegd gaan bovenstaande opmerkingen op voor vrijwel alle voorgestelde maatregelen: drukbegrazing, exotenverwijdering, bosstructuurverbetering. Daarmee is deze gebiedsanalyse ruimschoots onvoldoende om als onderbouwing te kunnen dienen dat de kwaliteit minimaal gehandhaafd blijft. 24
Grote Eenheden Natuur en de PAS Er is een belangrijke relatie tussen de PAS en de aanwijzing van Grote Eenheden Natuur, bij Natuurmonumenten onder meer op Veluwezoom. In deze gebieden worden beheeringrepen door de mens tot een minimum beperkt en staan natuurlijke processen (begrazing, erosie, humusontwikkeling, stroming, aftakeling etc.) voorop. In deze gebieden kunnen veel van de voorgestelde PAS-maatregelen daarom niet worden uitgevoerd omdat ze haaks staan op deze beheerstrategie. Het aantasten van dit principe zal leiden tot kwaliteitsverlies van de natuurlijke kenmerken van de Veluwe, en dit is een van de kernopgaven voor het N2000 gebied als geheel. Ons voorstel is om de Grote Eenheden Natuur te excluderen van PAS-maatregelen, afgezien waar deze gericht zijn op herstel van natuurlijke dynamiek als overstroming, natuurlijke begrazing etc.
PAS Gebiedsanalyse Wooldse Veen De PAS-analyse van het Wooldse Veen gaat op een essentieel punt mis. Natuurmonumenten kan zich daarom niet vinden in de analyse zoals die er nu ligt. Het belangrijkste knelpunt voor het huidige veengebied is het grote peilverschil binnen de contouren van het hoogveenlandschap van het Wooldse Veen. De analyse richt zich alleen op de knelpunten en maatregelen aan de Nederlandse kant van de grens. In dit geval loopt de grens dwars door het landschapsecologisch samenhangde landschap van het Wooldse Veen / Burlo Vardingholter Venn. In Duitsland is een deel van het veen tot op de zandondergrond ontgonnen/geoxideerd. Dit leidt tot een groot peilverschil binnen het hoogveenlandschap. Hoewel een foliedam zorgt voor beperking van de wegzijging in die richting, staat of valt het herstel van het Wooldse Veen met de ontwikkeling van hoogveen in deze zone. Daar zijn een paar redenen voor. De eerste is dat hoogveenontwikkeling meer is dan alleen water vast houden: juist de overgangszone van veenwater naar iets basenrijker omgevingswater is een belangrijke aanjager van de veenmosgroei. Herstel van deze gradiënt aan Duitse kant (herstel van het hoogveenlandschap met bijbehorende hydrologische relaties) komt de kwaliteit van de hoogveenkern ten goede. Daarnaast is de huidige dam ook een risicofactor: bij calamiteiten kan deze doorbreken, waardoor de ontwikkeling in het veengebied onherroepelijk sterk achteruit zal gaan, ook als de breuk snel kan worden hersteld. Het genoemde knelpunt “groot intern peilverschil” dient te worden toegevoegd aan de knelpunten. De volgende maatregelen horen daarbij: 1.
Inrichting en vernatting gronden binnen het voormalige veenlandschap.
2. Experimentele versnelde ontwikkeling hoogveen middels enten van veenvormende veenmossen. Hiervoor moeten middelen worden vrijgemaakt voor monitoring en onderzoek. 3.
Op langere termijn verwijderen van de foliedam.
Deze maatregelen zijn beschreven in de rapportage van Bell & van ’t Hullenaar (2010). Overigens wordt in samenvattende zin (paragraaf 5.2) melding gemaakt van de noodzaak van deze maatregelen, maar is dit om onduidelijke en niet-valide redenen niet als PAS-maatregel opgenomen.
25
Detailopmerkingen: •
De tekst moet nog goed worden nagelopen op reeds uitgevoerde maatregelen.
•
M1a is deels in uitvoering, maar een deel van de gronden moet nog worden aangekocht.
• K2: toevoegen dat er nog steeds binnen een aantal compartimenten kortsluiting van het hydrologisch functioneren plaats vindt. Als maatregelen moet daarom worden toegevoegd dat ook het overige deel van de naast de foliedam liggende “gracht” moet worden gedempt. In het benedenstroomse deel is dat met groot succes gedaan, het bovenstroomse deel moet nu ook nog gedempt worden. • 4.2.B, analyse gaat hier mank. Het zijn geen depressies in de keileem waar hoogveenvorming is begonnen. Het hydrologisch systeem wordt begrensd door de keileemopduiking aan de noord- en westkant en de omarming van dekzandruggen aan de zuiden oostkant. Mede hierom is het ook zo belangrijk om het voormalige Duitse deel van het hoogveenveenlandschap te vernatten. • 4.2.C, aandachtspunt 2: ook tussen de compartimenten bestaan nog hoogteverschillen die in de toekomst langzaam moeten verdwijnen. • Onduidelijk is hoe de jaarlijkse rapportages en overleg tussen bevoegd gezag en belangrijkste partners aansluit bij de frequentie van monitoring. • blz. 7: De opmerking over het NSW-landgoed kan weg; dit slaat niet op particulier terrein, maar op NM-eigendom. • blz. 20, tabel: hier zijn de doelstellingen van H7110A en H7120 door elkaar gehaald. In de kolom trend idem dito. •
blz. 24, 4.3.A: In de eerste alinea onduidelijk stuk over H7210, past niet hier.
• M1d: toevoegen dat hier zo nodig (onderzoek vindt momenteel plaats) moet worden geplagd cq. maaiveld moet worden verlaagd.
26
Provincie Noord-Holland en Provincie Utrecht Voor de gebiedsanalyses in Gelderland is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten: Claudia van Holsteijn 06-12987823
[email protected]
Proces Inmiddels duurt het PAS-proces al enkele jaren, waarbij ongeveer om het jaar een bijstelling in de maatregelen en hectares kwam. Dit heeft geleid tot grote tijdsinvestering en ook onduidelijkheid bij de betrokkenen. Natuurmonumenten is blij dat de PAS nu definitief vastgesteld gaat worden en er duidelijkheid komt. We betreuren het echter dat de maatregelen en analyses zoals opgenomen in de gebiedsanalyses, ondanks het vele vooroverleg, nog fouten en onduidelijkheden bevatten. De laatste versies van de gebiedsanalyse zijn niet besproken, waardoor deze officiële zienswijze de eerste mogelijkheid is voor een reactie. Overzicht ontbreekt In de gebiedsanalyses ontbreekt een duidelijke weergave van de genoemde maatregelen op kaart. Het is wenselijk om met zoekgebieden vast te leggen waar bijvoorbeeld geplagd gaat worden en waar we extra gaan maaien. Alleen dan is een goede beoordeling mogelijk of dit praktisch uitvoerbaar en ecologisch wenselijk is. Ook ontbreekt een overzichtstabel van de maatregelen per beheerder, waardoor het niet altijd duidelijk is welke maatregelen op gebied van Natuurmonumenten uitgevoerd dienen te worden. Aangezien de provincies samenwerkingsovereenkomsten willen afsluiten per gebied, is het van belang dat dit overzicht er wel komt. Drie PAS periodes De gebiedsanalyses laten verschillen zien in mate van doorkijk naar de tweede en derde PAS periode. Zeker voor grootschalige maatregelen is een ‘masterplan’ voor alle maatregelen in de totale periode van 3x6 jaar vereist. Als voorbeeld de maatregelen in de Kennemerduinen. Daar staan voor elke PAS periode grootschalige ingrepen als het maken van stuifkuilen en plaggen opgenomen. Het is van groot belang om dit in de goede volgorde uit te voeren, rekening houdend met de logistiek van transportroutes, afvoer van materiaal, beperken van overlast voor recreanten en minimale verstoring van de natuur. Communicatie Communicatie is geen onderdeel van de gebiedsanalyses. We willen alvast benadrukken dat uitvoeren van de maatregelen in veel gebieden een enorme impact heeft, het gebied gaat helemaal op de schop. Grootschalig plaggen, bomenkap, graven van stuifkuilen, enzovoorts zijn maatregelen die een gebied tijdelijk het aanzien van een ‘bouwplaats’ geven, herstel van de natuur daarna heeft tijd nodig. We zien een enorm risico voor het draagvlak in de omgeving en daarmee voor de uitvoerbaarheid van de maatregelen. Het is essentieel dat de provincie een stevig communicatieplan uitvoert voor alle PAS maatregelen. Natuurmonumenten zal in de kostenberekening voor de maatregelen, ook de communicatiekosten opnemen. We pleiten ervoor om deze gigantische hersteloperatie te combineren met het afronden van de EHS waar dit nog van toepassing is, bijvoorbeeld in de Oostelijke Vechtplassen. Dan laten we de omgeving zien dat echt gewerkt wordt aan herstel van het totale ecosysteem, dit is veel beter uit te leggen. 27
Monitoring en tussentijds bijstellen Wat gebeurt er als de effectiviteit van de maatregelen achterblijft, hoe kunnen we de maatregelen bijstellen? Door de grote schaal van de maatregelen in een paar jaar tijd, kan bij tegenvallende resultaten, de instandhoudingsdoelstelling in gevaar komen. In een aantal gebieden, bijvoorbeeld Kennemerland-Zuid zijn de maatregelen zo omvangrijk dat we het risico lopen het gebied ‘kapot te beheren’. Zowel door teveel/te vaak maatregelen uit te voeren (gebied moet tijd hebben om weer te ontwikkelen na een ingreep), als door bijkomende zaken als transportroutes en verstoring in het gebied. Hierom moet bij tussentijdse evaluaties bijstelling kunnen plaatsvinden. Er moeten vervolgens afspraken komen dat wanneer de maatregelen (deels) niet uitvoerbaar blijken, er ook ontwikkelruimte afgaat. Archeologie Veel gebieden zijn archeologisch waardevol. In die terreinen is voor/na de maatregelen archeologisch onderzoek nodig. Dit speelt bijvoorbeeld in Kennemerland Zuid (Tweede wereld oorlog en Middeleeuwen) en in het Wormer- en Jisperveld (Middeleeuwen). Ook hiervoor is het nodig om flexibiliteit te houden in de uitvoering en daarover afspraken te maken in de SOK. Financiën In de gebiedsanalyses is niet altijd een financieel overzicht opgenomen. Natuurmonumenten wil graag inzicht in het budget voor het uitvoeren van de maatregelen per gebied. Er is veel veranderd ten opzichte van een eerdere versie van de gebiedsanalyses. Ook is niet duidelijk welke kosten meegenomen worden. Hierover zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden, dat valt buiten deze gebiedsanalyse.
PAS Gebiedsanalyse Botshol (83) In grote lijnen zijn de maatregelen voor Botshol uitvoerbaar, wel hebben we nog enkele vragen en staan er een aantal onjuistheden. Ook hier geldt dat de kaarten nog onvoldoende duidelijk zijn om de zoeklocaties van de maatregelen te kunnen aflezen. Op pagina 30 staat dat tussen 2007 en 2012 al 0,84 ha petgat is gegraven, dit getal klopt niet, dit moet 4,88 ha zijn, ook is het geplagde oppervlakte groter. Op de kaart staat gespecificeerd welke percelen worden omgevormd naar zomer maaibeheer. De aangewezen percelen, zoals die eerder zijn overlegd, zijn iets aangepast in verband met praktische uitvoerbaarheid. We zullen op aanvraag de juiste bestekkaarten toesturen, waarop de juiste/meest actuele percelen zijn aangegeven. Van belang is dat beheer in de toekomst gewijzigd moet kunnen blijven worden, naargelang ecologische ontwikkelingen hier aanleiding toe geven. In de monitoringtabel (p43) is opgenomen ‘Bodemonderzoek alvorens plaggen’, deze kan niet worden uitgevoerd en zal moeten worden geschrapt. Er wordt een petgaten onderzoek genoemd voor € 50.000,- die uit LIFE betaald zou worden, maar deze is niet opgenomen in LIFE. Hier moet dus een correctie plaats vinden. Ofwel andere financiering of schrappen. Tabel blz 45 ‘maatwerk maaibeheer galigaan’: mag eruit en worden vervangen door jonge boompjes verwijderen uit galigaan. 28
Tabel blz 46. ‘Baggeren’: Voor wie is dit? Dit bedrag is voldoende voor Natuurmonumenten om de vaarten te baggeren. Echter voor het baggeren van de defosfatering (verantwoordelijkheid Waternet) is het waarschijnlijk onvoldoende. Tabel blz 46. ‘herinrichting polder Botshol’: Hierbij moeten de formele kosten volgens de SKNL normering gesteld worden, dit bedraagt ongeveer 9500,- per ha. Het gaat om een oppervlakte van 14,5 ha. Het zoekgebied voor plaggen moet worden uitgebreid, zie bijgevoegde kaart (Definitief Ontwerp) uit LIFE.
29
30
PAS Gebiedsanalyse Zwanenwater (85) Habitattypen In de loop der jaren is een aantal keren de KDW, kwalificerende habitattypen en overschrijdende habitattypen aangepast. In tabel 1 is weergegeven wat de wijzigingen zijn van versie Aerius 1.6 ten opzichte van Monitor 2014.2. Natuurmonumenten vraagt zich af hoe deze wijzigingen tot stand zijn gekomen. Vooral het oppervlakte per habitattype dat boven de KDW zit, is flink gedaald of gelijk gebleven. Dat heeft aanzienlijke gevolgen voor de te nemen maatregelen. Natuurmonumenten ziet hier graag een onderbouwing voor. Bij de habitattypen H2130A, H2140A, H2140B en H2190C was in Aerius 1.6 sprake van 100% overschrijding, maar in Monitor 2014.2 is dat soms nog maar een fractie. Verder wijken de oppervlakten aanwezig habitat aanzienlijk af van de oppervlakten zoals die gehanteerd worden in het Natura 2000 beheerplan Zwanenwater & Pettemerduinen (concept 14 oktober 2014). Met name de oppervlakten van H2130A (-7,7ha) en H2130B (-16,4ha) en H2180 A (- 8,1 ha) zijn kleiner. Graag een correctie. Aerius 1.6 Monitor 2014.2 verschil aanw opp > %> aanw opp > %> aanw opp > habitattype opp kdw kdw opp kdw kdw opp kdw H2110 8,50 0,00 0,0 11,70 0,00 0,0 3,2 0,0 H2120 54,03 1,11 2,1 71,80 0,00 0,0 17,77 -1,1 H2130A 23,75 23,57 99,3 19,30 2,50 13,0 -4,45 -21,07 H2130B 169,92 169,92 100,0 153,50 153,5 100,0 -16,42 -16,42 H2140A 29,10 29,10 100,0 19,00 2,70 14,0 -10,1 -26,4 H2140B 64,03 64,03 100,0 73,00 19,00 26,0 9,0 -45,0 H2150 0,85 0,85 100,0 2,30 0,90 40,0 1,5 0,05 H2170 9,69 0,00 0,0 3,40 0,00 0,0 -6,3 0,0 H2180A 13,34 13,34 100,0 5,30 5,20 99,0 -8,0 -8,1 H2180B 36,49 0,00 0,0 37,10 0,00 0,0 0,6 0,0 H2190A 0,35 0,35 100,0 0,60 0,40 70,0 0,3 0,1 H2190B 3,86 0,47 12,2 3,40 0,00 0,0 -0,5 -0,5 H2190C 10,81 10,81 100,0 12,30 3,80 31,0 1,5 -7,01 H2190D 36,89 0,00 0,0 37,20 0,00 0,0 0,31 0,0 H6230 6,70 6,70 100,0 6,70 6,70 100,0 0,0 0,0 H6410 0,28 0,28 100,0 0,30 0,30 100,0 0,0 0,0 H7210 4,64 0,02 0,4 2,70 0,00 0,0 -1,9 0,0 TABEL 1 Wijzigingen oppervlakte en overschrijding kdw Aerius 1.6 ten opzichte van Monitor 2014.2 Trend en actuele kwaliteit H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) In de PAS-analyse staat op pagina 59 genoemd dat dit habitattype een overwegend goede kwaliteit heeft. Dit is echter niet het geval: momenteel groeit dit habitattype snel dicht met grauwe wilgen. De trend is dus ook niet stabiel, zoals staat aangegeven, maar negatief. In het beheerplan wordt het verwijderen van deze wilgen als maatregel genoemd. Maatregelen Kwelscherm/bufferzone 31
Om de aanwezigheid van kwel in het Zwanenwater te garanderen, staat op pagina’s 68 en 69 de aanwezigheid van een kwelscherm genoemd. Hier staat als opmerking dat het scherm momenteel goed functioneert, echter dat is absoluut niet met zekerheid te stellen. Er is hydrologisch onderzoek nodig om dit vast te kunnen stellen. Hiervoor kan de eerste planperiode benut worden. Het kwelscherm was een tijdelijke maatregel waarvan bekend is dat die uiteindelijk niet meer goed zal functioneren. Daarnaast is het nodig om in de eerste periode te starten met de verwerving van een hydrologische bufferzone, zoals in het Natura 2000 Beheerplan Zwanenwater& Pettemerduinen staat. Dan kan in de tweede periode de inrichting van deze zone kan plaatsvinden, zoals in de PAS gebiedsanalyse (samenvatting) staat. Deze maatregel is nodig ten gunste van de habitattypen H2190C, 2190D, H6410. Verwijderen struweel, opslag en exoten In de gebiedsanalyse wordt voorgenomen om 22,8 ha struweel en opslag te verwijderen in H2140B. Onze inschatting is dat dit aan de hoge kant is. Stuifkuilen De aanleg van stuifkuilen ziet Natuurmonumenten als goede maatregel. Het aantal kan echter pas worden bepaald nadat het in de PAS-analyse voorgestelde vooronderzoek is uitgevoerd. Immers, niet overal kan zomaar een stuifkuil worden aangelegd, hierbij moet rekening gehouden worden met geomorfologie en huidige vegetatie. De voorlopige inschatting is dat het voorgestelde aantal (120 stuifkuilen) te hoog is. Het plaggen van oude stuifkuilen geniet de voorkeur; ook deze oude stuifkuilen zullen eerst goed in kaart gebracht moeten worden. Plaggen Ook plaggen ziet Natuurmonumenten als goede maatregel voor de habitattypen grijze duinen. Deze maatregel staat wel genoemd onder beide habitattypen in de tekst, maar ontbreekt in tabel 7.2. In het Natura 2000 beheerplan is deze maatregel ook opgenomen (19 ha plaggen ten gunste van H2130B bij NM). Graag zien we deze ook in de lijst met uiteindelijke maatregelen in de PAS-analyse opgenomen. Een punt van aandacht is hierbij dat de plaggen afgevoerd worden en niet in het duin blijven liggen. Maaien Maaien ziet Natuurmonumenten als goede maatregel in o.a. kalkarm grijs duin (H2130B) en de kraaiheide habitattypen (H2140 A en B). De voorgenomen oppervlakte maaien (alleen 3 ha in H2140A) lijkt ons te krap. Wij zouden uitgaan van de oppervlakten zoals genoemd in het Natura 2000 beheerplan (13ha in H2130B, 6ha in H2140A en 6ha in H2140B). Aerius gebiedssamenvatting Naast het gebiedsplan is ook een Aerius gebiedssamenvatting beschikbaar voor het Zwanenwater. We hebben hierbij de volgende opmerkingen. In het overzicht van habitattypen op pagina 3 staat het instandhoudingsdoel H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) niet genoemd. De relevante gekarteerde hectares per habitattype op pagina 3 komen niet geheel overeen met de hectares genoemd in de PAS-analyse (dit geldt voor H2120, H2130B en H2170). In de samenvatting worden ecologische oordelen gegeven, maar deze zijn niet terug te vinden in de PAS-analyse waar het een samenvatting van zou moeten zijn. Natuurmonumenten ziet graag een uitleg of een aanvulling in de PAS-analyse. 32
In de samenvatting en de PAS gebiedsanalyse wordt aangegeven dat het ecologisch oordeel voor H6230 Heischrale graslanden '1a' is, dat houdt in dat de uitbreiding van de oppervlakte in het eerste tijdvak zal aanvangen. Natuurmonumenten ziet dat voor dit type niet zo rooskleurig en een ecologisch oordeel 1b lijkt beter op zijn plaats.
PAS Gebiedsanalyse Kennemerland-Zuid (88) Overschrijding KDW In de PAS Gebiedsanalyse KLZ (monitor 2014.2) is de overschrijding van de KDW voor een aantal habitattypen aanzienlijk minder dan in de vorige versie (Aerius 1.6). Dit geldt met name voor H2130A en H2190C. Natuurmonumenten ziet graag toegelicht welke factoren tot deze vermindering hebben geleid. Het heeft immers ook effect op de te nemen maatregelen. Oppervlakten habitattypen De oppervlakten 'aanwezig habitat' in de PAS gebiedsanalyse KLZ is voor alle habitattypen kleiner dan de oppervlakten zoals die gehanteerd worden in het Natura 2000 beheerplan Kennemerland Zuid (dd. 14 sept 2014). De verschillen zijn het grootst bij H2130A (- 181 ha), H2130B (- 281ha) en H2180A (- 113ha). Waarop zijn deze nieuwe oppervlakten gebaseerd? Natuurmonumenten heeft in 2014 een vegetatiekartering van NP Zuid Kennemerland (NM deel) laten maken. De gegevens hiervan zijn beschikbaar. Op basis hiervan kunnen de oppervlakten van de Habitattypen door de provincie gecontroleerd worden. Maatregelen Algemeen In grote lijnen staan we achter de voorgestelde maatregelen omdat ze naar onze inschatting gunstig en nodig zijn voor de realisatie van de Natura 2000 doelen op korte tot middellange termijn. Het is jammer dat de oppervlakten van de maatregelen niet meer uitgesplitst zijn naar beheerder, zoals in de vorige versie. Hierdoor is beoordeling of de maatregelen de juiste omvang hebben niet goed mogelijk. Graag zien wij een tabel met opsplitsing van de maatregelen per beheerder toegevoegd. Essentieel is dat de maatregelen kwalitatief goed uitgevoerd moeten kunnen worden. Anders worden doelen niet gerealiseerd of worden we geconfronteerd met (onnodig) langdurig duur nabeheer (en extra verstoring). Hierom is flexibiliteit in de werkwijze noodzakelijk. Stuifkuilen De aanleg van stuifkuilen ziet Natuurmonumenten als goede maatregel voor de instandhoudingsdoelen van de Grijze duinen. Het gewenste aantal/oppervlakte kan echter pas worden bepaald nadat het vooronderzoek is gedaan naar de mogelijkheden op basis van geomorfologie en huidige vegetatie, zoals ook in de Gebiedsanalyse wordt aangegeven (pag. 88). De voorlopige inschatting is dat het voorgestelde aantal voor de eerste periode haalbaar lijkt, doch voor de tweede en derde periode te hoog is. Een goede tussentijdse evaluatie is dus noodzakelijk. Ter toelichting: de analyse die ten grondslag ligt aan het streefbeeld (% verstuivingen per duinzone) van de Grontmij naar waar verwezen wordt is juist. Echter er kunnen praktische en ecologische beperkingen zijn om dit streefbeeld ook daadwerkelijk te realiseren. Het is onzeker of er voldoende geschikte locaties zijn. Zo kunnen er geen stuifplekken aangelegd worden op 33
reeds waardevolle locaties of op locaties die geomorfologisch ongeschikt zijn. Ook de bereikbaarheid kan beperkend zijn: transportroutes mogen geen onevenredige schade aan natuurwaarden doen. Verder moet er bij de gewenste omvang van de maatregelen rekening mee gehouden worden dat recent in het kader van LIFE Dutch Dune revival veel plekken open gemaakt zijn. Dit is nog niet meegenomen bij de uitgangssituatie van verstuifbaar zand en dient te worden toegevoegd. Ook de wijze van aanleg (ligging, omvang, diepte van ontgraven of plaggen) is afhankelijk van het vooronderzoek. Natuurmonumenten leest met instemming de ruime omschrijving van de maatregel op pag. 69/70. Nabeheer van stuifkuilen vindt niet altijd handmatig plaats zoals in de gebiedsanalyse staat (pag. 69), maar soms ook machinaal. Verwijderen struweel, opslag en exoten We zijn blij met de formulering 'en habitatvreemde soorten". In het open duin rekenen we hiertoe ook soorten als esdoorn en Corsicaanse den en ratelpopulier. Plaggen/struweel verwijderen In de tekst (pag. 70 en 71) wordt terecht aangegeven dat na het verwijderen van struweel/exoten het vaak nodig is om ook te plaggen (onder andere om de zaadbank te verwijderen). De geplande oppervlakte plaggen (33ha plaggen tegen 254ha struweel verwijderen) is daarvoor echter niet toereikend. Op pagina 78 staat juist dat 'het verwijderen van struweel/opslag/exoten op dezelfde oppervlakte 4 maal nodig is in 3 beheerplanperioden". Deze aanpak is in het algemeen niet gewenst. Liever zoals op pag. 70 gemeld plaggen of chopperen na het verwijderen van struweel. Dit levert een duurzamer resultaat, een betere uitgangssituatie voor open duin en brengt minder vaak terugkerende verstoring met zich mee. Opmerkingen bij de knelpunten analyse In de analyse worden terecht naast stikstofdepositie ook een aantal andere knelpunten genoemd, zoals gebrek aan verstuivingsdynamiek, achteruitgang van de konijnenpopulatie en de sterke toename van invasieve exoten als Amerikaanse vogelkers. We missen hierin echter dat deze knelpunten mede veroorzaakt worden door de stikstofdepositie. Gebrek aan dynamiek wordt mede veroorzaakt door stikstofdepositie, stuifplekken en andere open plekken groeien hier versneld dicht met algen en later grassen. Stikstofdepositie heeft de achteruitgang van konijnenpopulatie versterkt, vergrassing maakt hun leefgebied immers minder geschikt. De Amerikaanse vogelkers profiteert van de door de stikstofdepositie veroorzaakte verzuring.
PAS Gebiedsanalyse Wormer- en Jisperveld (90) Natuurmonumenten heeft geen opmerkingen bij de maatregelen zoals opgenomen in de gebiedsanalyse, deze lijken voor ons gebied uitvoerbaar en wenselijk. Grotendeels zijn deze maatregelen al in uitvoering in het kader van het Life-project. De maatregelen gaan over de eerste uitvoeringsperiode van de PAS (2015 – 2020). We willen benoemen dat ook in de tweede en derde PAS periode inrichtings- en beheermaatregelen nodig 34
zullen zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te garanderen. Op basis van een evaluatie van de uitgevoerde maatregelen uit de periode tot 2020 moeten nieuwe afspraken over maatregelen voor de periodes daarna gemaakt worden.
PAS Gebiedsanalyse Naardermeer (94) Algemeen De gebiedsanalyse is nog niet duidelijk genoeg over wat er allemaal moet gebeuren. Gewenst is een kaart waar de maatregelen opstaan. Op de kaarten in 6.4 staat de uitvoeringslocatie niet altijd goed omschreven, zoals Voormeer, Naardermeer-Oost. In de tabellen staat “oppervlakte per jaar”. Dit is soms op dezelfde locatie, soms cumulatief. Nu is niet duidelijk wat bedoeld wordt, graag verduidelijken in de tabellen. Nummering van de maatregelen klopt niet. Verwijzing naar maatregelen die niet voorkomen. (o.a. maatregel 14, 21 bestaan niet). Ook jaartallen in de tabellen kloppen niet, 2015 i.p.v. 2014. Graag aanpassen. Belangrijkste maatregelen zijn de kwelbevorderende maatregelen. Juist die zijn moeilijk uit te voeren. Het is van groot belang hier veel prioriteit aan te geven. Herstelplan Naardermeer is afgesloten. Wat wordt precies bedoeld met “afronding Herstelplan?”, graag corrigeren in de tekst. De gunstigste abiotische omstandigheden liggen allemaal in de kwelzone, een klein deel van het Naardermeer. Niet alles is hier mogelijk en het is niet zo dat voor de rest van het Naardermeer geen toekomst is. Graag de tekst hierover verbeteren. In het Naardermeer gaan we geen petgaten graven, die zijn hier nooit geweest. Deze maatregel schrappen. Blauwgraslanden Mr3: het beter benutten van kwelwater geldt ook voor Naardermeer-oost, waar blauwgraslanden de ambitie zijn. Verzoek dit toe te voegen aan de tekst. Mr4: Het plaggen in de Koeiemeent is al uitgevoerd. Het inrichtingsplan voor Naardermeer-Oost (vochtige hooilanden en blauwgraslanden) wordt genoemd, maar is niet goed overgenomen op de kaarten. Locaties van uitmijnen en plaggen kloppen niet. Verzoek om juiste kaart toe te voegen aan de tekst. Mr6: De oppervlaktes kloppen niet. We mijnen 30 ha uit, niet 2,5 ha, graag verbeteren. We missen hier ontpachting als maatregel, het gaat niet alleen over de aankoop van terreinen. Graag toevoegen dat ook ontpachting een maatregel is, indien dit via een ander traject loopt kan dit ook benoemd worden.
35
Paul Schot (universiteit Utrecht) en Arnaut van Loon (KWR) onderzoek naar “Effectief herstel van basenrijke omstandigheden in het Naardermeer”. Dit praktijkonderzoek willen we toevoegen als maatregel. Trilvenen Een mogelijke maatregel om verzuurd trilveen te “verjongen” is het water in de zomer enkele weken opzetten tot op het maaiveld, om vermossing tegen te gaan. Ad Bouman (2013). Het Naardermeer: twintig jaar monitoring in de oeverlanden aan de oostzijde van de Bovenste Blik schrijft: “In 1985 stonden de percelen ook in de zomer langdurig onder water en is de enigszins vervilte zode volkomen weggerot. Hierdoor waren er in 1986 op veel plaatsen weer open plekken aanwezig waarvan een aantal van deze soorten geprofiteerd hebben. Mogelijk dat door de gemiddeld hogere waterstand ook het kwelwater wat langer in de percelen aanwezig blijft.” In de PAS-analyse wordt de oever van de Laan als locatie aangewezen waar verlanding vanuit waterriet weer op gang kan komen. Echter, vanwege de heersende windrichting op de oever is het niet te verwachten dat bij de Laan vanuit het water de verlanding op gang zal komen. Trilveenachtige vegetaties kunnen wel beschut achter de oever ontstaan. Mr11b: Uit 24 ha trilveen moet bosopslag verwijderd worden. Er is maar 2 ha trilveen in het Naardermeer, verzoek dit te wijzigen. Mr25: het zoekgebied voor ontwikkeling bos aan de noordkant van het Naardermeer is te klein. Bufferbos langs de A1 moet verder doorlopen naar het zuidoosten, graag aanpassen op kaart. Veenmosrietlanden Hier wordt gesteld dat o.a. “een verminderde fosfaatconcentratie in het oppervlaktewater de hoogste prioriteit verdient”. Graag verduidelijken wat hiermee wordt bedoeld, waarschijnlijk de Bovenste Blik? Het inlaatwater wordt al gedefosfateerd. Veenmosrietlanden krijgen in de kwelzone prioriteit boven hoogveenbossen. De beste hoogveenbossen liggen in de kwelzone. Graag verduidelijken dat de bestaande Hoogveenbossen behouden blijven en dat het gaat om de ontwikkeling van nieuw veenmosrietland. Mr7: verwijderen sliblaag uit de Bovenste Blik. Vraag is of dit nog nodig is, toevoegen aan tekst dat na onderzoek van Waternet moet worden besloten of deze maatregel nodig is. De oppervlaktes in de maatregel tabel voor veenmosrietland zijn veel te groot, het lijkt of alle veenmosrietland als zoekgebied is aangegeven. De maatregel jaarlijks opslag verwijderen kan wel het totale oppervlak aanwezig veenmosrietland betreffen. Het moet nader bepaald worden voor welk deel van het veenmosrietland herfstmaaien van toepassing is, deels kan het veenmosrietland ook in wintermaaibeheer blijven. Voorstel om toe te voegen aan de tekst dat exacte locaties en omvang van de maatregelen nog moet worden bepaald. Hoogveenbossen Mr22: Het afsluiten van interne sloten wordt aangegeven als maatregel. Hier is juist de discussie over of dit wel de goeie maatregel is; verdroogt het bos en de veenmossen dan omdat 36
de sloten droog komen te staan door de verdamping? Misschien zijn de sloten juist nodig om tegendruk te geven en water aan te voeren. Om dit te bepalen, is een deskundigenbijeenkomst of nader onderzoek nodig. Het water in het Naardermeer is niet rijk aan fosfaat, het wordt gedefosfateerd. Dus geen probleem voor het veenbos. De verruiging langs de slootkanten in het bos komt door verdroging en mineralisatie van het veen, door schommeling van de waterstanden.
Zeggekorfslak In de analyse staat dat voor behoud van de soort het van belang is dat de strook met oever- en pluimzegge tussen de schraalgraslanden en de Wijde Blik niet wordt gemaaid. Als herstelmaatregel wordt aanbevolen om extra te maaien. Dat is tegenstrijdig.
PAS Gebiedsanalyse Oostelijke Vechtplassen (95) Algemeen De maatregelentabellen zijn erg onduidelijk en roepen veel vragen op. Bij veel maatregelen klopt het genoemde aantal hectares niet. Ook binnen het rapport komen opgegeven hectares niet met elkaar overeen. Ook is het onduidelijk of het aantal hectares het totaal per 6 jaar betreft of dat dit jaarlijks bedoeld is. Door deze onduidelijkheden hebben we geen overzicht van alle maatregelen en of dit past binnen het gebied. In deze reactie geven we zoveel mogelijk vragen en opmerkingen aan, maar het is nodig om alle oppervlakten te controleren. De habitatkaart waarop de gebiedsanalyse gebaseerd is, is verouderd. Er zijn betere kaarten beschikbaar, we vragen ons af hoe hiermee omgegaan wordt. We missen een duidelijke weergave van alle genoemde maatregelen op kaart. Het is noodzakelijk om goed vast te leggen (met zoekgebieden) waar bijvoorbeeld geplagd gaat worden en waar we extra gaan maaien. Alleen dan is een goede beoordeling mogelijk of dit praktisch uitvoerbaar en ecologisch wenselijk is. We missen een overzicht van alle maatregelen per beheerder. En er ontbreekt een overzicht van de maatregelen die nieuw worden afgesproken in het kader van de PAS en de maatregelen die genomen worden in het kader van Life+ of vallen onder regulier beheer. Het is onduidelijk wat er in het kader van de PAS gaat gebeuren in het Utrechtse deel van de OVP, dit blijkt niet uit de tabellen. We vragen de bestaande plannen en afspraken (in kader van het inrichtingsplan Noorderpark) te benoemen in de gebiedsanalyse en aan te geven in hoeverre dit maatregelen zijn voor de PAS of overige maatregelen. We verzoeken om de gebiedsanalyse te verbeteren en aan te vullen met onze opmerkingen en vragen. Daarna kan Natuurmonumenten beoordelen of de maatregelen uitvoerbaar zijn. Opmerkingen bij de tekst
37
P143 tweede alinea laatste zin: In de praktijk zullen maatregelen alleen worden uitgevoerd waar uit nader onderzoek blijkt dat het betreffende habitat daadwerkelijk voorkomt en dan toevoegen: of ontwikkeld gaat worden. Alle tabellen: de kolom ‘oppervlak per jaar’ roept verwarring op. Soms is het inderdaad oppervlak per jaar, soms is het totale oppervlak aanwezige habitat opgenomen waar niet jaarlijks gewerkt hoeft te worden. In de kolom ‘uitvoering’ staat nogmaals jaarlijks of een periode. We pleiten ervoor dit eenduidig op te schrijven. Eerst een kolom met het oppervlak en vervolgens bij uitvoering duidelijk aangeven wat de frequentie van de maatregelen is. Vochtige laagveenheiden H1ab: 2,5 ha is totale oppervlak, elke 2 jaar opslag verwijderen is voldoende. Blauwgrasland B1, B2 en B3: onduidelijk is ten opzichte van wat extra gemaaid gaat worden. Ten opzichte van het reguliere beheer onder SNL? De oppervlakten per jaar kloppen niet. Het totaal oppervlak te maaien blauwgrasland is alles wat voor Life+ wordt aangelegd (15 ha), plus wat wordt geplagd in de Oostelijke Binnenpolder plus het bestaande oppervlak. Dit is in elk geval veel meer oppervlak dan in de tabel staat aangegeven. B4: 4 ha plaggen klopt niet, we vermoeden dat het Utrechtse deel niet is opgenomen. B5: dit onderzoek is deels al gedaan. B6: waar komt deze 5,5 ha vandaan? Blauwgrasland kan juist ontwikkeld worden op lokaties waar nu niet meer blaugrasland aanwezig is. Trilvenen T1: het verwijderen van opslag in trilveen hoeft niet jaarlijks maar elke 2 jaar. In totaal is er 18,36 ha trilveen aanwezig (volgens de habitatkaart), dus jaarlijks moet daarvan in de helft opslag worden verwijderd. T2: er is geen 22,78 ha trilveen aanwezig maar ongeveer 18 ha. T5: onduidelijk is of deze 14 ha al onderdeel zijn van het Life+ programma of extra zijn. Jaarlijks plaggen is niet aan de orde, dat is een eenmalige maatregel. We willen ten opzichte van het oppervlak dat voor Life wordt geplagd nog extra plaggen, hoe groot oppervlak moeten we nader bekijken. T7: aanpassen van de maatregel naar ‘het graven van ondiepe petgaten’. T9: 2 ha bekalken (per jaar?) is te veel. T10: om voor 10 ha onderzoek te doen is teveel. We willen eerst nader onderzoeken of bekalken een goede maatregel is en op welk oppervlakte. S9: waar is dit baggeren? Ook in terrein van Natuurmonumenten? Is dit opgenomen in Life? Het is heel wenselijk om extra baggeren op te nemen. S10 + S13: hier is heel terecht opgenomen het verwerven van gronden, dit kan ook gaan om ontpachten. Graag toevoegen. Ook geld opnemen voor uitkoop en ontpachting. Na verwerving of ontpachting van gronden is geld nodig voor de inrichting, is dit opgenomen? S13: er is geen lokale bemesting en onderbemaling meer op gronden van NM, wel daarbuiten. S15: ook hier toevoegen verwerven ‘of ontpachten’ van gronden.
38
Veenmosrietland V1: totaal is er 18 ha (elders staat 19,51 ha) Veenmosrietland aanwezig. Van dit totale oppervlak moet jaarlijks in de helft opslag worden verwijderd. V2: kan geschrapt V3: juiste aantal hectares controleren V4: de 16,4 ha zijn onderdeel van Life, dit klopt. Dit moet ook in de winter gemaaid, is dit opgenomen bij maatregel V3? Galigaanmoerassen G1: in totaal is 4,4 ha Galigaanmoeras aanwezig. Wij betwijfelen of maaien een goede maatregel is en denken dat maaien praktisch niet mogelijk is. Dit moet eerst nader bekeken. G4 en G5: controleren of oppervlakte klopt, het lijkt te veel. Zeggekorfslak Z1: maatregel verwijderen. Dit is niet uitvoerbaar. Figuren: Vuntus en Weersloot zijn niet geel gekleurd, toevoegen. Ook dit zijn kansrijke locaties voor systeemgerichte maatregelen, waar al plannen voor zijn en aan de uitvoering wordt gewerkt.
Provincie Zuid-Holland Voor de natuurgebieden in Zuid-Holland is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Wouter van Steenis 0621218409
[email protected]
PAS Gebiedsanalyse Voornes Duin (100) Over de PAS-gebiedsanalyses weinig vragen. Alleen worden er nu al maatregelen uitgevoerd in het kader van een eerste uitvoeringsovereenkomst. Het is niet duidelijk welke maatregelen uit de gebiedsanalyse onderdeel zijn van deze eerste uitvoeringsovereenkomst en of er nog aanvullende maatregelen getroffen zouden moeten worden. Mochten er extra maatregelen nodig zijn, dan moet hier door provincie en Natuurmonumenten heel gedegen naar gekeken worden, aangezien de gebieden zowel ecologisch als qua beleving door bezoekers al heel stevig zijn aangepakt. Alleen met subtiel maatwerk zijn nog meer maatregelen in de gebieden uit te voeren.
PAS Gebiedsanalyse Duinen van Goeree & Kwade Hoek (101) Over de PAS-gebiedsanalyses weinig vragen. Alleen worden er nu al maatregelen uitgevoerd in het kader van een eerste uitvoeringsovereenkomst. Het is niet duidelijk welke maatregelen uit de gebiedsanalyse onderdeel zijn van deze eerste uitvoeringsovereenkomst en of er nog aanvullende maatregelen getroffen zouden moeten worden. Mochten er extra maatregelen nodig zijn, dan moet hier door provincie en Natuurmonumenten heel gedegen naar gekeken worden, aangezien de gebieden zowel ecologisch als qua beleving door bezoekers al heel stevig zijn aangepakt. Alleen met subtiel maatwerk zijn nog meer maatregelen in de gebieden uit te voeren.
PAS Gebiedsanalyse Nieuwkoopse Plassen & De Haeck (103)
39
Een gedegen gebiedsanalyse. De bijlagen in de gebiedsanalyse wijken echter enigszins af van de bijlagen bij de overeenkomst tussen provincie en Natuurmonumenten, met name wat betreft locatie van maatregelen. Wij gaan ervan uit dat de afspraken tussen ons en de provincie leidend zijn. In de gebiedsanalyse is het zoekgebied voor plaggen voor blauwgrasland te klein aangegeven. De ligging van de groene cirkel is goed, alleen moet hij zich uitstrekken tot aan de Meije. Nu stopt hij halverwege de Meijegraslanden.
Provincie Zeeland Voor de natuurgebieden in Zeeland is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Wouter van Steenis 0621218409
[email protected]
PAS Gebiedsanalyse Kop van Schouwen (116) De gebiedsanalyse van Kop van Schouwen is een gedegen en zeer vooruitziende gebiedsanalyse. We onderschrijven de analyse en de maatregelen die in ons gebied Zeepeduinen uitgevoerd moeten worden.
PAS Gebiedsanalyse Oosterschelde (118) De voorgestelde PAS-maatregelen hebben maar zeer beperkt relevantie voor Natuurmonumenten. Wij hebben hier verder geen opmerkingen op.
PAS Gebiedsanalyse Westerschelde (122) De voorgestelde PAS-maatregelen hebben maar zeer beperkt relevantie voor Natuurmonumenten. Wij hebben hier verder geen opmerkingen op.
Provincie Noord-Brabant Voor de natuurgebieden in Noord-Brabant is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Peter Voorn GSM: 0655825169
[email protected] Het proces Natuurmonumenten betreurt dat met name in het PAS-proces er te weinig ambtelijk overleg heeft plaats gevonden met duidelijke vraagstellingen en voldoende tijd om bijvoorbeeld maatregelen, maatregelenkaarten en habitatkaarten goed te kwantificeren en lokaliseren, dit heeft nu zijn weerslag op de kwaliteit van de gebiedsanalyses en overeenkomsten. Maatregelen als zodanig zijn vaak wel goed en globaal op de juiste zoeklocaties, maar om het SMART te maken voor locatie, fasering en omvang vergt dit nadere uitwerking en meer flexibiliteit. Analyses Kwaliteit over het algemeen goed en lijken ons redelijk compleet. Uitzondering vormen rijksplan De Plateaux (Groote Heide-Leenderbos) waar relatief meer onjuistheden geconstateerd worden.
40
Maatregelen Lijkt redelijk compleet maar geeft voor bepaalde gebieden zoals Kampina en Loonse Drunense Duinen wel de nodige vragen en zorgen. Hoe zijn oppervlaktes van maatregelen berekend c.q. met welke criteria kan NM zelf berekenen wat wij denken dat in een jaar/planperiode gewenst en uitvoerbaar is? NM verwacht dat in bepaalde gebieden de omvang en frequentie van maatregelen fors te groot is vanwege: draagkracht/verstoring gebied (natuur) en benodigde hersteltijd na ingrepen, draagvlak bezoekers uitvoeringscapaciteit capaciteit vervolgbeheer. Met name bij Kampina/Oisterwijkse vennen en bossen en Loonse en Drunense Duinen. Soms loopt of is voorzien dat er voor een herstelmaatregel project nog nader onderzoek nodig dan pas definitieve juiste keuze. Wat doen we met de vele herstelmaatregelen die onder de subsidieregelingen Life stuifzandherstel, venherstel en Leefgebiedenproject reeds zijn uitgevoerd maar die nog wel in het PAS document worden opgevoerd? In bepaalde gebieden kan de aanwezigheid van ganzen, de bever, exoten als watercrassula elk op eigen wijze een bedreiging vormen voor N2000 doelen. Buiten de ganzenstand op de vennen in Kampina/Oisterwijk wordt hier geen aandacht aan besteed. Risico al te statisch dwingend/bindend De beheerpraktijk heeft flexibiliteit nodig tav draagkracht natuur (m.n. fauna), draagvlak omgeving/bezoekers. Ruimte onderzoek en voortschrijdend inzicht t.a.v. beste beheerpraktijk, herstelmaatregelen. Monitoring De doelen waarop gemonitord zijn weliswaar omschreven maar de methodiek en het proces zijn nog niet in beeld. De belangen economisch- juridisch – ecologisch, zijn groot en de monitoring velt eindoordeel. Daarom lijkt ons een op de vraagstelling toegesneden monitoring waarbij ook het uitgebreidere hydrologisch meetnet van NM wordt betrokken van belang. Ook uitbreiding van het RIVM veldmeetnet naar habitats waar het model forse overschrijdingen berekend lijken ons noodzakelijk om werkelijke data te verzamelen op de plekken waar straks de discussie over zullen ontstaan. Voor herstel van verdroogde/verdrogingsgevoelige habitattypen is hydrologische systeemherstel (OGOR) van belang en dus ook een goede monitoring van de effectiviteit van dat herstel. Er is bezorgdheid t.a.v. de voor monitoring en rapportage gevraagde inspanningen en kosten. Deze zijn nog niet uitgewerkt maar lijkt dermate aanzienlijk te worden dat dit niet meer valt onder de omvang van “dat doen we er ook nog even bij”. Daarom willen we het signaal afgeven dat de huidige organisatie sinds 2013 in het kader van SNL al een forse verhoogde inspanning levert voor monitoring, databeheer en verwerking en niet of nauwelijks berekend is op nog eens een bijkomende zware monitoring en rapportageverplichting voor N2000 en PAS. Borging
41
Wat als er discussie ontstaat over trends in habitats versus emissiereductie. Wij zien dat er meer flexibiliteit nodig is en verwachten dat de omvang van de maatregelen in werkelijkheid beperkter zal worden en ook dat de effectiviteit van sommige maatregelen geringer is dan wenselijk is en/of de uitvoering getemporiseerd dient te worden. Vanuit de vraag om ontwikkelruimte kun je dan stevige discussie verwachten. Hoe wil de provincie daar mee omgaan? Gaan zorgvuldig verminderde en/of uitgestelde maatregelen (draagkracht, draagvlak, teveel kennisonzekerheden) dan alsnog geforceerd worden?
PAS Gebiedsanalyse Kampina/Oisterwijkse vennen en bossen Algemeen De kwaliteitsbeoordeling lijkt ons voor de habitattypen redelijk in lijn met onze inschatting. Onduidelijk is wat het criterium is geweest (vegetatie, percentage verdroogd/vergrast?, typische fauna?, structuurvariatie? En over welk oppervlaktepercentage? Waar liggen de klassegrenzen slecht- matig- goed?) De consequenties bij verschillende interpretatie tijdens een evaluatie kan zijn dat er discussie ontstaat aan zowel de emissie/ontwikkelruimtekant als aan de PAS herstelmaatregelen kant.
Wat betreft de maatregelen is een algemene vraag wat nu de peildatum is. Veel van de maatregelen zijn namelijk al uitgevoerd (in het kader van bijv. de NNP, Leefgebiedplan, LIFE, Venherstelregeling e.d.), denk aan de boskap bij de Huisvennen, boskap voor stuifzandheide bij Kogelvangersven, boskap in corridors waar droge heide of vochtige heide komt, kappen van bos in randen blauwgraslanden, herstel greppels blauwgraslanden, plaggen op diverse locaties, maar ook bijv. het LIFE project in de LDD etc. Is de datum van de ‘Overeenkomst uitvoering N2000….’, 19 mei 2014, bijv. de maatstaf? Of de start van het N2000 beheerplan in 2008? Als er een latere peildatum is, dan zijn aantallen en oppervlaktes soms wel heel hoog. Bij sommige maatregelen is de beoogde effectiviteit nog onderwerp van discussie/vergt nader onderzoek. Hierbij denken wij m.n. aan het baggeren van het Groot Middelste Achterste Kolkvennen (Oisterwijkse vennen) en het Galgenwiel (LDD, Plantloon).
Kwaliteitsbeoordeling: o Zie eerdere opmerking, hoe kom je tot kwalificatie goed, matig of slecht? o De trend voor de dodaars (pag. 5 en op diverse ander plaatsen in dit document) komt nog redelijk positief over, maar er is een achteruitgang van 9 broedparen op de Huisvennen. Voor het hele N2000 gebied kom ik op 24 broedparen (13 in de Kampina en 11 in de Oisterwijkse Vennen), wat ook duidelijk lager is dan het instandhoudingsdoel van 30 en het aantal dat er heeft gezeten. Een duidelijke achteruitgang van de populatie en het lijkt er op dat de kwaliteit van het habitat bij m.n. de Huisvennen achteruitgaat en daarmee ook het oppervlak. In de gebiedsanalyse (pag. 59) komt dit wel enigszins terug in de tekst, maar naar mijn idee niet in de tabel(len). PS. De gegevens van het totale aantal broedparen heb ik uit verschillende inventarisaties, Frans van Erve gaat dit jaar in het hele N2000 gebied onderzoeken.
Habitattypenkaart o De habitattypen op de kaart sluiten voor een deel niet aan bij de kartering van André Aptroot (2009, pag. 34). Bijvoorbeeld het Belversven, op de kaart in de PAS-analyse 42
o
alleen de oostkant zwak gebufferd ven, bij NM vegetatie- en florakartering is het gehele ven. Een ander voorbeeld zijn de Zandbergsvennen, een deel daarvan staat in de PAS-analyse als zwak gebufferd, maar is volgens NM kartering zuur ventype. Idem Groot Huisven PAS zeer zwak gebufferd maar resultaten blijven vooralsnog uit dus wellicht toch overstappen op zuur ven type zodat peilbeheer afgestemd kan worden op de andere zure vennen van het complex? Op het Banisveld: een deel als habitattype droge heiden is anders dan de SNL beheertypekaart momenteel aangeeft. Er komt in 2015 nieuwe vegetatiekartering
Maatregelen Blauwgraslanden, Alluviaal bos, vochtige heide in Smalbroeken- Kampina. Na 5 jaar onderzoek en discussie is er eind 2014 door de expertgroep w.o. provincie, waterschap en NM een voorkeurscenario voor systeemherstel besloten. De provincie past ook de tekst op dit onderdeel aan in het beheerplan.(Piera Fehres) De strekking luidt als volgt: Uit ecohydrologisch modelonderzoek is gebleken dat demping van de Heiloop resulteerd in een sterke grondwaterstandstijging en toevoer naar de (verdroogde) vochtige heide, alluviale bossen en blauwgraslanden in de Smalbroeken ten oosten van de Beerze. Door deze PASmaatregel neemt de overstromingsfrequentie toe van ongeveer 60 dagen huidige situatie tot ca 80 dagen na demping. De expertgroep is unaniem van mening dat de eutrofieringsrisico’s nauwelijks toenemen en niet opwegen tegen de voordelen van de vernatting. De reden daarvoor is dat de huidige overstromingen niet hebben geleidt tot verlies van soorten , oppervlakte noch kwaliteit van de blauwgraslanden. Dit komt doordat de waterkwaliteit van de Beerze sterk is verbeterd de afgelopen decennia en de verblijftijd en aanvoerroute via bergings- en overstromingsgebieden dermate lang is dat het organische slib al is bezonken en er relatief schoon en helder water de broekbossen en blauwgraslanden overstroomt. De expertgroep is dan ook van mening dat aan alle voorwaarden is voldaan om hydrologisch systeemherstel als maatregel hier uit te voeren.
(op basis van hfdst. 4, overzichtlijst vanaf pag. 83 niet nog extra doorgenomen): Hierbij gaat het om het totaal van de verschillende habitattypen waar het genoemd is (wat best zoeken is). misschien ook nog vermenigvuldigd moet worden?? Mogelijk betreft het deels oppervlaktes die al zijn gerealiseerd (afhankelijk van de peildatum Is de maatregelen kwantificering indicatief is of taakstellend? Als het indicatief is dan is er nog nadere uitwerking nodig temeer daar de gehanteerde eenheden wat ons betreft in bepaalde gevallen te groot zijn. Naar ons idee te hoog: o Oppervlak plaggen van diverse heide typen en voor blauwgraslanden o Oppervlakte chopperen (>13 ha is te hoog) o Oppervlak verwijderen van opslag in heide en venoevers o Oppervlak boskap t.b.v. uitbreiding heide typen (>32 ha is te hoog) o Meters sloot te dempen, afdammen e.d. o m3 te baggeren (daarvoor is ook nog nader onderzoek gewenst) o aantal en cultuurhistorische wenselijkheid veenputjes omgeving Huisvennen De opgetelde hectares, lengten, van dezelfde maatregel lopen nog niet synchroon in tekst en tabel. 43
Niet in alle gevallen is duidelijk of de eenheid voor de 1 e bpp geldt of ook voor 2 en 3 en of de eenheid per periode of over de 3 perioden geldt. Het schonen van venbodems/baggeren wordt voor verschillende vennen genoemd, maar uit onderzoek moet nog blijken of het opschonen van het Staalbergven, Kolkven en Voorste Goorven een zinvolle maatregel is (dat is dan ook mede bepalend voor het aan m3 aan bagger). De volgende maatregelen staan wel in de PAS-analyse (voor het 1e tijdvak), maar niet expliciet in de uitvoeringsovereenkomst: o Plaggen heidetypen en venoevers (3 typen) wordt alleen indirect benoemd als onderdeel maatregel ‘Verwijderen opslag’. o Boskap en plaggen t.b.v. blauwgraslanden (indirect misschien onder Herstel Smalbroeken) o Extra begrazen o Omleiden, afdammen, dempen watergangen (indirect misschien onder Herstel lokale hydrologie) o Maken van veenputjes (ook discussie over wenselijkheid (cultuurhistorisch verantwoord in dit gebied) en aantal) o
o
o o
o
De maatregel ‘extra drukbegrazing’ wordt genoemd bij een aantal habitattypen, maar niet overal is drukbegrazing gewenst/nodig: kan het niet gewoon overal worden ‘extra begrazing’? maar mag het ook ingezet voor uitbreidingslokaties ? Voor vochtige heiden staat de ‘extra begrazing’ genoemd voor slechts 5 ha en dan alleen in de 1e periode, waarom niet meer en langer? ‘Afdammen en dempen van (ontginnings)sloten en greppels’ staat bij een aantal habitattypen en komt op een behoorlijk aantal meters (hierbij is niet duidelijk of het steeds over de zelfde greppels en sloten gaat of om verschillende en het aantal meters dus moet worden opgeteld). Hoe dan ook veel greppel en sloten zijn de afgelopen jaren al afgedamd of gedempt (wat is de peildatum), het aantal genoemde meters is echt niet meer haalbaar. ‘Boskap’ wordt ook genoemd bij diverse habitattypen, veel hiervan is al gerealiseerd bij eerdere projecten. In de komende jaren is er niet echt ruimte voor het genoemde oppervlak (totaal 32 ha), ook hier dus weer wat is de peildatum. ‘Aanvoer grondwater’ wordt genoemd voor het Staalbergven, Winkelsven en Voorste Goorven als een maatregel die moet worden uitgevoerd. In geen van deze vennen is op dit moment de pH echter zodanig dat het de afgelopen jaren nodig is geweest (Voorste Goorven al vele jaren gestopt, Winkelsven gestopt in 2011, Staalbergven sinds 2013 geen inlaat geweest). Als fallback is het wel gewenst, maar nu staat het er als een soort verplichting. PS. Bij het Winkelsven kunnen/willen we op dit moment ook niet inlaten omdat de kwaliteit van het inlaatwater niet voldoende is en er is geen vergunning. ‘ baggeren, verwijderen sediment..’ staat voor heel wat m3 bij het zwakgebufferd ven (tabel pag. 65). 1. De effectiviteit staat hier ook +++ (groot), maar voor het Kolkven hebben wij daar behoorlijke twijfel over. Beter zou zijn ++ (matig) of wordt nog nader onderzocht nu onzeker.. 2. Het aantal m3 is waarschijnlijk voor een belangrijk deel gebaseerd op het Kolkven, maar het is nog niet zeker dat er wordt opgeschoond. Wat betekent het als dit uiteindelijk niet gebeurt? Aan de andere kant willen we natuurlijk ook dat het wel mogelijk is als we er toch toe besluiten. 44
o
o
‘plaggen, chopperen’ voor stuifzandheide, vochtige heiden en droge heiden staat er voor totaal ca. 13 ha, deels cyclisch voor het 1 e , 2e en 3e tijdvak. Gaat het nu om totaal 13 ha voor alle tijdvakken samen of komt er in 2 e en 3e nog een keer bijna 10 ha bij? Dan wordt het wel veel lijkt mij. Branden wordt nergens genoemd als maatregel! Terwijl juist de grote oppervlakte vergrassing Kampina en Loonse Drunense Duinen met een combinatie van jaarlijks 1-3 ha. Branden en daarna chopperen en of drukbegrazing de monotonie wellicht kan doorbreken. We willen hier graag mee experimenteren omdat er op de Strabrechtse heide met deze oeroude beheermaatregel goede resultaten behaald worden.
Maatregelen kaartjes (vanaf pag. 90): o Kaart 2, pag. 91: in het zoekgebied voor kap bomen voor uitbreiding H430 staat nog maar weinig bos, deels gerealiseerd en twijfel t.a.v. gezochte oppervlak. Geldt ook voor zoekgebied boskap t.b.v. uitbreiding ander habitattypen op andere kaartjes. o Kaart 5, pag. 94: ‘Boskap’ voor de blauwgraslanden zou volgens het zoekgebied op de kaart ten koste gaan van Vochtige alluviale bossen, maar daar is een instandhoudingsdoelstelling! Weliswaar gaat het vooral om de oude perceelsgrenzen weer vrij te stellen, maar er moet straks geen discussie over ontstaan. o Kaart 6, pag. 95: Als locaties voor ‘herstel gradiënt op landschapsniveau’ voor blauwgrasland ontbreken de Logtse Velden (oostflank) en de zuidkant van het Winkelsven. Monitoring (pag. 77): zie boven algemene opmerkingen..
Beoordeling effectiviteit, duurzaamheid, kansenrijkdom – H3130 Zwak gebufferde vennen (pzg. 79): Herstel van de Centrale vennen wordt in hfdst. 4 en ook hier weer gekoppeld aan herstel van doorstroming van gebufferd water vanuit de Kolkvennen. Bij ons is hier nog twijfel over, hoe hier mee om te gaan? Visiekaartje (pag. 75): dit kaartje komt niet overeen met de teksten, er staan maatregelen op die niet in de tekst staan en maatregelen uit de tekst komen niet terug. Tijdpad doelbereik (pag. 102): NM gaat uit van een inspanningsverplichting maar wenst flexibiliteit voor nader onderzoek, capaciteit beheerteams (fasering/temporisering), draagkracht natuur en draagvlak publiek. Eindconclusie (pag. 103): er is dus ontwikkelruimte? Het is niet duidelijk hoe de verwachte uitgifte hoeveelheid ontwikkelingsruimte is afgewogen tegen de maatregelen. Ook is niet aangegeven hoeveel de verwachte ontwikkelruimte is, of dat overal rondom het gebied gelijk is (sommige delen zijn nu al meer belast, zoals bijv. de hoge belasting bij de Huisvennen), etc.?
PAS Gebiedsanalyse Loonse en Drunense Duinen de oppervlakten plaggen en oevers vrijzetten/onderhouden van de zwak gebufferde vennen (Galgen- en Kikkerwiel). Door steeds meer kennis over heidebeheer blijkt plaggen op droge heide zelf onder bepaalde omstandigheden negatief te werken. Plaggen om de successie tegen te gaan kan, maar niet in de voorgestelde oppervlakten. Hierbij moet je vooral denken aan zeer kleinschalig plaggen in stukken van 10 X 10 meter. We zullen dan ook niet meer dan 2 ha. per jaar aanpakken. Voor de oevers van de vennen is de oppervlakte ook zeer ruim bemeten, 45
vermoedelijk is ook het wateroppervlak meegeteld. Ik kom zelf op een oppervlak van ca 3 ha. voor het Galgenwiel en het Kikkerwiel. Zwak gebufferde vennen In het document wordt gesproken over onderzoek en herstel van het Galgenwiel en het Kikkerwiel. Voor wat betreft het Galgenwiel zetten wij in de beheereenheid vraagtekens bij wat het oplevert aan natuurwaarden in verhouding tot de kosten ten behoeve van het herstel en het beheer. We zien graag dat het kosten aspect en de verwachting van de resultaten in het onderzoek worden meegenomen. Oude eikenbossen Op blz. 39 is sprake van een hoge tolerantie voor vrij aluminium bij eiken, hierbij wordt een rapport aangehaald van Den Ouden uit 2010, volgens mij is dit rapport niet goed gelezen want juist eiken zijn gevoelig voor vrij aluminium. Dit is zichtbaar in de matig tot slechte toestand van de oude eikenbossen in de Duinen. 4. Maatregelenpakketten “Branden is een onbewezen maatregel en wordt niet ingezet” Wij willen dat gaan inzetten in de duinen. In het document staat dat branden wel geschikt is voor zandverstuiving maar niet voor stuifzandheide. Ik weet niet hoe je zand moet laten branden maar wel hoe je heide moet branden. Is dit omgewisseld? Vraag is overigens al eerder gesteld. Op blz. 48 is sprake van branden als fall-back maatregel met max. 200 ha. nieuw stuifzand??? Onder de noemer Verstuiving op gang houden wordt zelfs 2000 ha. nieuw stuifzand genoemd!! Blz. 59 H2310 Hier wordt gesproken over 20 jaar lang elk jaar 50 ha. bos kappen; dit is niet uitvoerbaar!!! Blz. 61 en 23 tabel Zandverstuiving samen met H2310 uitbreiden tot 1300 ha. is niet uitvoerbaar!!!
PAS Gebiedsanalyse Brabantse Wal
Veel van het stuifzand is sterk humeus omdat hier bomen hebben gestaan. Dit kan alleen verwijderd worden door te zeven.
In het stuifzandgebied zijn in het verleden bomen verwijderd. Om enkele locaties zijn er nog stobben in de bodem aanwezig. Dit heeft een negatief effect op stuiven in het algemeen, maar ook bij het eggen levert dit problemen op.
Bij maatregel 4.1 H2310 wordt genoemd dat het verwijderen van opschot niet is opgenomen omdat dit al wordt verwijderd door te plaggen. Naar mijn mening is dit geen goede zaak omdat er natuurlijk ook opslag verwijderd dient te worden op plaatsen waar het niet wenselijk is om te plaggen, maar die wel dicht groeien.
Bij maatregel 4.3 H3130 is het verwijderen van (boom) opschot niet opgenomen, terwijl dit momenteel een van de grootste problemen is de verdroogde vennen.
46
Voor zowel de droge als de vochtige heiden is het raadzaam om chopperen op te nemen als expliciete maatregel om de vergrassing terug te dringen. Plaggen kan je natuurlijk niet overal doen en het herstellend vermogen na chopperen is vele malen groter, terwijl er veel biomassa wordt afgevoerd.
PAS Gebiedsanalyse Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek
De belangrijkste opmerkingen over de PAS gebiedsanalyse: De stikstofdepositiekaartjes in hoofdstuk 3 en 7 zijn erg klein afgedrukt, graag in de eindversie grotere kaartjes opnemen, zodat ze beter leesbaar en bruikbaar zijn.
De KDW van de habitatrichtlijnsoorten kleine en grote modderkruiper (3.7 en 3.8) is niet expliciet vermeld, graag wel opnemen, omdat dit relevant is voor de conclusie.
Bij 4.1 wordt aangegeven dat er een fallback optie is om de buffercapaciteit van de kranswierwateren te herstellen, wij denken echter dat dit mogelijk niet werkt ivm de hoge kweldruk. Daarnaast is het sterk van belang de verspreiding en trend van de kranswierwateren beter in beeld te brengen en daarmee op te nemen als onderzoeksmaatregel in de PAS. Temeer dit vooral in sloten voorkomt die veelal buiten de reguliere SNL monitoring vallen.
Bij 4.2 wordt als fallback maatregel het ondiep begreppelen in blauwgraslanden aangegeven. Dit is een goede maatregel die zelfs een regulier noodzakelijke maatregel is in de blauwgraslanden, en daarmee dus zeker geen fallback optie. Daarnaast wordt er bij het afgraven en inrichten van landbouwgronden tevens bekalkt.
Bij 4.5 is het van belang de verspreiding en trend van de drijvende waterweegbree beter in beeld te brengen en daarmee op te nemen als onderzoeksmaatregel in de PAS. Temeer dit vooral in sloten voorkomt die veelal buiten de reguliere SNL monitoring vallen.
In hoofdstuk 6 wordt over procesindicatoren geschreven, het blijft echter onduidelijk welke dit zijn. Wanneer wordt dit inzichtelijk gemaakt?
In hoofdstuk 7 bij de maatregelenkaarten: het verwijderen van organische sedimenten en het maaien van oevers geldt voor het gehele zoekgebied van de kranswierwateren (kaart 4).
PAS Gebiedsanalyse Plateaux/Malpie-Dommel (Leenderbos, Groote Heide, Plateaux) Algemeen De analyse mist nog de afgestemde diverse versies en ook inhoudelijk nog veel op aan te merken. Beheerplan en PAS-analyse stemmen niet over een. Informatie die wel in het beheerplan staat, staat niet altijd in de analyse. Goed voorbeeld is het voorkomen van exoten in zwakgebufferde 47
vennen (staat in het beheerplan) en wordt als knelpunt gezien maar komt niet terug in analyse. Helaas komen ook in andere habitats exoten voor maar daar wordt in het beheerplan niets van gezegd, en ook niet in de analyse. Is echt een probleem aan het worden voor kamsalamander door zonnebaars (en wellicht watercrassula) en voor alluviale bossen door reuzenbalsemien. In zijn algemeenheid is het opvallend dat de PAS-analyse klaar is terwijl het beheerplan nog door de adviesgroep moet, daar krijg je dus voorgaande zaken mee. Kan dit juridisch eigenlijk wel? Wat is dan leidend? Er wordt in de tekst een aantal keer met deelgebieden gesproken waarbij niet helemaal duidelijk wordt welk gebied ze nu bedoelen. Er wordt een aantal malen gesproken over deelgebied De Plateaux maar het blijkt dan te gaan over de Malpie(beemden). Verwarrend, kaart toevoegen is nodig. De Habitatkaart Kaart is al verbeterd maar nog veel onvolledig en onjuist. Ook is onduidelijk hoe de kaart nu wel tot stand is gekomen. Ik (M.Hendrix) had telefonisch overeenstemming met Dick Bal (Min.EZ) over bepaalde zaken, maar die zijn niet verwerkt. Stukken heide zijn niet ingetekend terwijl m.i. wel kwalificerend maar wellicht maar als ‘matig’. Andere stukken kwalificeren weer wel maar zijn dan het verkeerde type. (bijlage 1) kaart is niet de juiste! De juiste is vermoedelijk wel te vinden in het beheerplan. Op welke kaart zijn dan de maatregelen gebaseerd op de verkeerde of de juiste kaart kan erg vervelend m.b.t. juridische consequenties, borging, emissiediscussies als blijkt dat het de verkeerde kaart is geweest! Hydrologie Vooral de Alluviale broekbossen zijn gebaat bij een goed peilbeheer van de Dommel. Door het maaien van de Dommel wordt in dit gebied het peil voornamelijk beïnvloed. En juist dat maaibeheer wordt niet genoemd. Nu wordt er nog teveel ‘op gevoel’ gemaaid en dus afhankelijk van personen en de invloed die op die personen wordt uitgeoefend. Beter is om met vooraf gesproken peilen te werken waarbij maatwerk wordt gerealiseerd om een optimaal beheer te bereiken gericht op zo hoog mogelijk peil van de Dommel met minimale inundatie (zolang het water nog zo vuil is). MaaiBOS is daar wellicht een goed middel voor. Dit moet worden opgenomen in de PAS (en Beheerplan) zodat opvolging door waterschap ook geborgd is. Ook wordt een aantal malen gesteld dat er onderzoek nodig is voor het herstel van de kwelflux in de beekdalen. Voor de Dommel is dat al uitgebreid gedaan en komt het nu gewoon aan op uitvoering. Dit is onnodig uitstel. Daarnaast is voor verder hydrologisch herstel verwerving van EHS in de 1 e beheerplanperiode noodzakelijk en zal er volgens gekeken moeten worden naar verwerving van grond buiten de EHS om herstel van natte bossen verder mogelijk te maken. In het beheerplan wordt gesproken over verwerving van EHS in de analyse niet. En al zeker niet over verwerving van grond buiten de EHS
48
Exoten Zie ook ‘algemeen’. Exoten wordt in het concept beheerplan wel genoemd (maar te beperkt), in de analyse geheel niet! Is toch een groot probleem voor zowel habitats (zg vennen, alluviale bossen, pioniervegetaties met snavelbiezen) en soorten (kamsalamander). Concretisering In het hele document worden enkel op gebiedniveau maatregelen voor geschreven. Nergens wordt gekwantificeerd. Niet wat betreft behoud, noch herstel nog uitbreiding van de diverse habitats. De ondersteunende kaarten zijn te onduidelijk, en als ze al wel duidelijk zijn laten ze m.i. nog te veel ruimte om het meetbaar te maken. Wat betreft kosten wordt er niet over euro’s gesproken. Hier dus ook geen zicht op Monitoring Bovenop de reguliere monitoring zijn er nog een aantal extra monitoringsvragen opgesteld. Het totaal bedrag hiervoor is gering. Wordt enkel geld opgevoerd voor extra peilbuizen, geen idee of dat toereikend is (wat voor een buizen, digitale GSM uitlezing etc. etc?) Zie ook algemene opmerking m.b.t. monitoring smart, doelgerichtheid/geschiktheid, capaciteit en kosten.
49
Provincie Limburg Voor de natuurgebieden in Limburg is de contactpersoon vanuit Natuurmonumenten Frank Baselmans 06 5582 5161
[email protected]
Gebiedsanalvses algemeen De 7 PAS gebiedsanalyses waar Natuurmonumenten in Limburg bij betrokken is (SintJansberg, Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, Geleenbeekdal, Brunssummerheide, Geuldal, Noorbeemden & Hoogbos, Sint-Pietersberg & Jekerdal), zitten over het algemeen goed in elkaar. Het zijn duidelijke gebiedsanalyses met veel concrete en zinvolle beheermaatregelen, voortvloeiend uit de landelijke herstelstrategieën. Het overleg en de afstemming met Provincie Limburg over deze maatregelen (geschiktheid, wenselijkheid, hoeveelheid, locatie, frequentie, onderzoek, kaarten, etc) verliep en verloopt goed. Er is aan alle 7 PAS gebiedsanalyses in paragraaf 8.2 een besluit van de Regiegroep opgenomen over 35 mol middeling: "De beschikbare ontwikkelingsruimte wordt tijdens de vergunningenprocedure gehanteerd als een absoluut gegeven: indien door eerdere aanvragen de beschikbare ruimte is benut, worden geen nieuwe aanvragen meer gehonoreerd. Maar het bestuursorgaan dat het betrokken beheerplan vaststelt kan besluiten gebruik te maken van de mogelijkheid om op die hectare binnen het geldende tijdvak van het programma ten hoogste 35 mol extra ontwikkelings-ruimte (") toe te delen onder de navolgende voorwaarden: elders in het gebied wordt op een hectare van hetzelfde habitattype of leefgebied dezelfde hoeveelheid in mindering gebracht op de beschikbare ontwikkelingsruimte, niet ten koste van de gereserveerde ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten. Er wordt dus zodanig uitgemiddeld per habitattype en leefgebied van soorten in het Natura 2000gebied dat de gemiddelde afname van de depositie op het betreffende habitat even groot blijft; de toedeling van extra ontwikkelingsruimte leidt niet tot een stijging van de stikstofdepositie op de betreffende hectare ten opzichte van de stikstofdepositie op die hectare aan de start van het tijdvak van dit programma; de toedeling van extra ontwikkelingsruimte voor de desbetreffende hectare van het voor stikstof gevoelige habitat of teefgebied leidt niet tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied en evenmin tot tussentijdse verslechtering van de kwaliteit van het habitattype of leefgebied. *) Het maximum van 35 mol/ha/jaar is gebaseerd op het inzicht dat er ecologisch gezien geen aantoonbare verschillen in de kwaliteit van een habitat zijn door verschillen in depositie die kleiner zijn dan 1 kg/ha/jaar, hetgeen gelijk staat aan een depositie van 70 mol/ha/jaar. Vanuit het voorzorgsprincipe is in het programma een maximum aan ontwikkelingsruimte van 35 mol/ha/jaar gehanteerd." Deze'35 mol middeling' is voor ons een onbegrijpelijke en grote toevoeging van extra stikstofdepositie aan de PAS, waarmee alleen voordelen zijn voor de economie en alleen nadelen zijn voor de natuur. Aan deze saldering van extra stikstofdepositie over een habitattype voor een totaal Natura 2000 gebied hangen grote risico's van verlies van bestaande natuurkwaliteit en potenties van de N2000 instandhoudingsdoelstellingen. Deze natuurkwaliteit en potenties zijn namelijk nooit gelijk verdeeld over een habitattype en N2000 natuurgebied, waardoor een rekenkundige saldering vaak zal leiden tot achteruitgang of zelfs verlies van N2000 waarden en kenmerken, evenals extra versnippering of isolatie. 50
Daarnaast is 35 mol/ha tevens aan de hoge kant, afgezet tegen de beschikbare ontwikkelingsruimtes van deze 7 PAS gebiedsanalyses voor het eerste PAS tijdsvak: 64 mol/ha voor Sint-Jansberg, 52 mol/ha voor Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, 39 mol/ha voor Geleenbeekdal, 12 mollha voor Brunssummerheide,24 mollha voor Geuldal, 15 mol/ha voor Noorbeemden & Hoogbos, 12 mollha voor Sint-Pietersberg & Jekerdal. Graag zien we in alle PAS gebiedsanalyses dat de eenheid mol/ha/jaar consequent wordt gebruikt. Nu staan er ook mol of mol/ha vermeld en dat is onduidelijk (gaat het bijv over een jaar of een planperiode van 6 jaar?). Belangrijke toevoeging aan paragraaf 1.2 van alle 7 PAS gebiedsanalyses is dat de doelrealisatie niet alleen samenhangt met de maatregelensets (zoals nu verwoord in de tekst), maar tevens samenhangt met de brongerichte maatregelen. Nu lijkt in de tekst de focus alleen te liggen bij de herstelmaatregelen van natuur. Verslag overleg op 1 en 4 december 2014 tussen Provincie en Natuurmonumenten Het verslag van het overleg op 1 en 4 dec 2014 tussen Provincie Limburg en Natuurmonumenten is in deze zienswijze opgenomen. In dit verslag staan meerdere afspraken tussen Provincie Limburg en Natuurmonumenten die in dit verband belangrijk zijn. Een van de afspraken waar we veel waarde aan hechten en op vertrouwen is de toezegging van de Provincie Limburg om de besproken punten van 1 en 4 december 2014 van al deze 7 PAS gebiedsanalyses parallel aan de inzagetermijn nog te verwerken. Het gaat hierbij om tekstuele zaken, maatregelen en kaarten. Habitattypenkaarten en Habitatsoortenkaarten We hebben van Provincie Limburg begrepen dat de habitattypenkaarten en de habitatsoortenkaarten nog op onderdelen worden aangepast en dat dat binnenkort (voorjaar 2015) gaat gebeuren. Natuurmonumenten wil hier graag nauw bij betrokken zijn, omdat de habitattypen, habitatsoorten, zoekgebieden en hun locaties onlosmakelijk verbonden zijn met de stikstofdepositieberekeningen en de te treffen maatregelen. Monitorinq De monitoring van de PAS maatregelen met procesindicatoren is naar onze mening nog niet goed uitgewerkt om in de korte termijn van het eerste PAS tijdvak de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en habitatsoorten te monitoren. Er worden dadelijk veel emissievergunningen verleend: er komt aan het begin van het eerste PAS tijdvak extra stikstofdepositie vrij, waarbij het noodzakelijk is de vinger aan de pols te houden. Ook op korte termijn kunnen habitattypen en habitatsoorten verslechteren of verdwijnen. Er wordt bij de PAS monitoring met procesindicatoren in Limburg met name gesproken over het al bestaande OGOR meetnet (hydrologische monitoring). Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de reguliere SNL monitoring (met een langzamere frequentie, nl 1x per 6 jaar of 1x per 12 jaar). En een jaarlijks PAS veldbezoek, waarvan het detailniveau en de basis/feiten waarop conclusies worden getrokken ons nu niet duidelijk is. Een meer frequente of eerdere en toegespitste monitoring met goed gekozen procesindicatoren (zoals beschreven in bijlage 15 van Werkwijze Monitoring Beoordeling Natuurnetwerk N2000, 05032014) is voor ons belangrijk in het slagen van de PAS. Daarbij zien we Provincie Limburg als verantwoordelijke instantie. Het zou daarnaast goed zijn het hydrologisch meetnet van Natuurmonumenten ook in te zetten. Bever We lezen nergens iets over de bever. We kunnen PAS maatregelen uitvoeren, maar als bijvoorbeeld de bever vervolgens het water van de beek opzet waardoor voedselrijk water het 51
gebied instroomt en de uitgevoerde PAS maatregelen teniet worden gedaan, hoe wordt dan met het natuurherstel en de ontwikkelingsruimte die al vrijgegeven is, omgegaan? Dit is een calamiteit die (frequent) kan voorkomen en hoe wordt hierop gereageerd? Aanvullend punt De kaarten van de PAS gebiedsdocumenten Weerter- en Budelerbergen & Ringelsven, Geleenbeekdal en Geuldal zijn bijna allemaal te klein en daardoor niet leesbaar en bruikbaar. Graag groter en duidelijker opnemen in de definitieve documenten.
Definitief verslag Ambtelijk overleg PAS-maatregelen tussen Natuurmonumenten en de provincie Limburg op 1 en 4 december 2014 Natuurmonumenten: Cindy Burger, Linda Wortel, Bart van de Aa en Gaby Bollen Provincie Limburg: Anya van Beek, Leon Janssen, Jeroen Veldman, Margo Cadée, lnge Schugard en Leo Spoormakers. Algemeen Doel Doel van de bijeenkomst is tweezijdig: enerzijds een toelichting over de laatste stand van zaken op landelijk en provinciaal niveau en anderzijds een ambtelijke afstemming van de PASmaatregelen uit de PAS-Gebiedsanalyses en verbetering van de maatregelenpakketten en kaarten. Terinzaqeleqqinq PAS -documenten Het PAS-programma, de passende beoordeling voor de PAS, de plan m.e.r. voor de PAS en de PAS-gebiedsanalyses ( zowel van het Rijk als van de 12 provincies) worden door de landelijke organisatie (voortouwnemer: ministerie van EZ) op 10 januari 2015 digitaal ter inzage gelegd. Dit is besloten in het bestuurlijk overleg van 18 november 2014 tussen de minister van l&M, de staatssecretaris van EZ en de twaalf provincies. De inzage termijn is 6 weken. Aangezien de maatregelenkaarten al eind december moeten worden ingediend, worden de aanpassingen op deze kaarten tijdens de inspraakprocedure gedaan. De maatregelenkaarten die in het overleg zijn besproken, worden ongewijzigd (cruciale verbeteringen worden, voor zover mogelijk, nog wel verwerkt) ter inzage gelegd. De essentiële opmerkingen over de maatregelen en over de maatregelenkaarten worden gedurende de inspraakprocedure en voor de definitieve vaststelling van de gebiedsanalyses verwerkt. PAS-gebiedsanalvses zijn 'work-in-progress' Momenteel wordt nog aan de inhoud van de gebiedsanalyses gewerkt (tot de terinzagelegging). Er wordt gewerkt o.a. aan het verbeteren van de teksten en aan de vormgeving. Verder loopt nog een sessie met de LTTB over de landbouwaspecten in de gebiedsanalyses. De resultaten van deze sessie worden in de gebiedsanalyses op een zorgvuldige wijze verwerkt. Daarnaast is er nog een ontwikkeling gaande naar de nieuwe versie van AERIUS Monitor, versie 14.2. Afhankelijk van de uitkomsten AERIUS Monitor 14.2 worden de gebiedsanalyses vóór de terinzagelegging aangepast. Naar verwachting zullen deze aanpassingen minimaal zijn en er zullen voor de Limburgse gebieden geen nieuwe inzichten opleveren t.o.v. de versie AERIUS Monitor 14.1. 52
Communicatie Het Rijk is voornemens om per provincie een voorlichtingsavond PAS te organiseren. Voor Limburg zal deze avond op 5 februari2OlS in Roermond plaatsvinden. Mogelijk dat de provincie Limburg aanvullend daarop regionale bijeenkomsten organiseert. Natuurmonumenten ontvangen tijdig een informatie over deze voorlichtingsavond. PAS-maatregelen in uitvoering Natuurmonumenten is al gestart met uitvoering van een aantal PAS-maatregelen. Deze maatregelen blijven, ook al zijn ze al uitgevoerd, opgenomen in de gebiedsanalyses. De provincie geeft aan dat voortschrijdend inzicht, zowel wetenschappelijk als uitvoeringstechnisch, kan leiden tot aanpassingen in de maatregelen. Met de opmerking daarbij dat het huidige PAS-maatregelenpakket leidend is. De reguliere beheermaatregelen maken geen onderdeel van het PAS-maatregelenpakket; de PAS-maatregelen zijn aanvullend op de reguliere beheermaatregelen van Natuurmonumenten. NB-Wet vergunning en uitvoering PAS-maatregelen In de herstelstrategieën en de PAS-gebiedsanalyses zijn de (positieve)effecten van de herstelmaatregelen onderbouwd. Bepaalde herstelmaatregelen kunnen eerst een negatief effect hebben voordat het positieve effect plaatsvindt. Je kunt niet stellen dat tussentijds geen negatief effect plaatsvindt en er dus geen sprake is vergunningplicht. De ecologische onderbouwingen uit de gebiedsanalyses kunnen worden gebruikt om het traject van vergunningverlening/ vrijstelling voor uitvoering van de PAS-maatregelen versneld te doorlopen. Hierover wordt een tekst opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. Op grond van art. 19d Nb-wet 1998 zijn activiteiten verboden die een verslechterend of verstorend effect kunnen hebben. Als bepaalde herstelmaatregelen een (potentieel) negatief effect hebben, zullen deze moeten worden vergund. De provincie meldt dat in een landelijke werkgroep de procedure voor de vergunningverlening wordt uitgewerkt. Deze is gereed bij de inwerkingtreding van de PAS. Natuurmonumenten vindt het van belang dat voorkomen moet worden dat de uitvoering van de PAS maatregelen (ernstige)vertraging oploopt door (langlopende) vergunningprocedures. Natuurmonumenten doet een oproep om vooraf de uitvoering van deze maatregelen goed af te stemmen ook met waterschappen en gemeenten. Natuurmonumenten geeft aan dat het doorlopen van vergunningsprocedures geld kost en stelt daarbij de vraag of dergelijke kosten worden meegenomen als zijnde PAS-kosten. Hier komt de provincie later op terug. Resultaatmeting van de effectiviteit van de uitgevoerde maatregelen Er zijn nog geen vastgelegde afspraken over de verantwoordelijke voor het meten van de effectiviteit van de uitgevoerde maatregelen en wie dat gaat betalen. In de gebiedsanalyses is in paragraaf 7.2 wel aangegeven voor welke habitattypen extra aandacht nodig is m.b.t. monitoring. Hier komt de provincie later op terug. Natuurmonumenten geeft aan de behoefte te hebben resultaten te kunnen meten; ook de negatieve resultaten. Natuurmonumenten voert momenteel in haar terreinen vegetatiekarteringen uit ten behoeve van een nulmeting. Grondverwerving 53
Maatregelen waar grondverwerving voor nodig is, staan niet op de maatregelenkaarten. En als de gronden verworven moeten worden, dan duurt het lang voordat de procedure afgerond is en gestart kan worden met de uitvoering van de maatregelen. Een voorbeeld hiervan zijn de bufferstroken. Provincie: OBN doet onderzoek naar run off. De onderzoeksresultaten hieruit worden meegenomen bij het bepalen waar en op welke wijze bufferzones moeten worden ingericht. Indien wenselijk wordt t.z.t. een aparte sessie door de provincie georganiseerd. Flexibiliteit PAS-maatregelen Er bestaat een zekere mate van flexibiliteit ten aanzien van de spreiding van de uitvoer van de maatregelen over de zes jaar-periode. Voorwaarde is dat hierbij rekening wordt gehouden met een bepaalde prioriteitsvolgorde bijvoorbeeld bij habitattypen waar maatregelen op korte termijn moeten worden uitgevoerd, omdat deze onder druk staan en/of bij situaties waar eerst onderzoek moet worden uitgevoerd om vervolgens te kunnen vaststellen welke maatregelen moeten worden getroffen. Uitwerking van de opmerkingen gericht op de maatregelenkaarten De opmerkingen die in het kader van dit overleg ten aanzien van de maatregelenkaarten worden gemaakt worden verwerkt parallel aan de periode van de inspraakprocedure (vanaf 10/12 januari 2015 tot de inwerkingtreding van de PAS, vermoedelijk in maart-april 2015). Gezien de harde deadlines vanuit de landelijke organisatie en hoeveelheid handelingen die verwerking van de commentaren met zich meebrengen is het aanpassen van gebiedsanalyses aan de hand van de uitkomsten van de overleggen met de terreinbeheerders voorafgaand aan de ter inzagelegging niet mogelijk. Wel wordt nog vóór de terinzagelegging de unieke maatregelcode (K) kappen van bos zowel op de maatregelenkaarten als in de viewer aangepast. Deze wordt gesplitst in (Bi) Bosingrepen en (S) struweel terugzetten. Borging PAS-maatregelen ln een PAS uitvoeringsovereenkomst (nog in ontwikkeling) tussen Natuurmonumenten en provincie Limburg is het belangrijk om de maatregelenpakketten, de maatregelenkaarten, de financiering van de PAS-maatregelen (100%) en resultaatmeting goed te regelen. Natuurmonumenten merkt op dat ten aanzien van de maatregelen voor de uitvoerende instantie een resultaatsverplichting bestaat. Dit klopt en deze ziet op de uitvoering van de maatregel en niet op het effect van de maatregelen. Een concept uitvoeringsovereenkomst wordt in januari /februari 2015 met Natuurmonumenten besproken en vóór of uiterlijk bij de inwerkingtreding van de PAS tweezijdig ondertekend. Voor Natuurmonumenten is het van belang het te hebben over een inspanningsverplichting en niet over een resultaatverplichting. Financiering / PAS-kosten 100% PAS-financiering is geborgd: er is geen sprake van staatssteun. De financiering zal plaatsvinden op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten, eventueel wordt met voorschotten gewerkt. Nadere uitwerking van de wijze van financiering volgt nog. Natuurmonumenten geeft aan dat de kosten verbonden aan de PAS-maatregelen niet louter bestaan uit de uitvoering daarvan, maar dat daar ook allerlei bijkomende kosten komen, zoals voorbereiding en vooronderzoek, mogelijke aanbesteding, uitvoeringsbegeleiding, monitoring, administratieve verwerking etc.). Bij voorkeur worden deze zogenaamde overheadkosten ook in de overeenkomst opgenomen en meegefinancierd. Hierover zal provincie Natuurmonumenten t.z.t. informeren. 54
Daarnaast moet voor de overeenkomst duidelijk zijn hoe en door wie onderzoeks- en monitoringskosten worden gedragen. Dit wordt nog nader uitgewerkt en met elkaar afgestemd. DLG /EZ gebieden - overgang naar de provincie In 2015 zullen de PAS-gebieden Zeldersche Driessen, Bunder- en Elslooërbos, Kunderberg, Leudal en Savelsbos onder de bevoegdheid van Provincie Limburg komen. Dit is in het overleg niet verder aan de orde geweest. Buitenring Natuurmonumenten informeert voor het gebied Brunssummerheide en het gebied Geleenbeekdal naar de relatie tussen de PAS en de Buitenring (BPL). De provincie verklaart dat de maatregelen die eerst in de gebiedsanalyse waren opgenomen maar worden uitgevoerd in het kader van de Buitenring (manege en zure vennen) niet meer in de PAS thuishoren en daarom in de gebiedsanalyse zijn geschrapt. Natuurmonumenten vraagt wat er met deze maatregelen gebeurt in het geval de Buitenring niet doorgaat. De provincie geeft aan dat deze maatregelen later alsnog aan de PAS kunnen worden toegevoegd. Specifiek voor de Brunssummerheide en Geleenbeekdal is hieronder een korte toelichting van een jurist van Natuurmonumenten opgenomen: "In het PAS-programma waar wij het over hebben, wordt uitgegaan van de aanleg en de ingebruikname van de Buitenring Parkstad Limburg. Zoals U bekend zal zijn behoort de Vereniging Natuurmonumenten tot de partijen, die beroep hebben ingesteld tegen het inpassingsplan en de vergunning, die dat project mogelijk maken. Er loopt een procedure bij de Raad van State. Een uitspraak kan op zijn vroegst eind januari 2015 worden verwacht. Het is voorstelbaar, dat die uitspraak nog niet het laatste woord is over het project, als het bijvoorbeeld een tussenuitspraak zou zijn of een nieuwe vernietiging. De Vereniging Natuurmonumenten is en blijft bereid om deel te nemen aan het overleg over het PAS-programma waarin uitgegaan wordt van de Buitenring. Dat uitgangspunt is wat betref natuurmonumenten niet meer dan een veronderstelling die zij bereid is te delen om te kunnen deelnemen aan het overleg over het PAS-programma. Het mag niet worden begrepen als een aanvaarding, dat de Buitenring er komt of zou moeten komen." Onderzoeken Natuurmonumenten vraagt wie de trekker is van alle onderzoeken die in het kader van de PAS worden ingesteld. Landelijk is bij het OBN en Alterra de vraag uitgezet naar de onderzoeken in het kader van de PAS. Aan de hand daarvan wordt bekeken welke onderzoeken door deze 2 instituten worden opgepakt en wat er vervolgens overblijft. Voor dat laatste staat de provincie aan de lat, waarbij wordt nagegaan wat samen of in overleg met de gebiedspartners kan worden opgepakt. Natuurmonumenten geeft aan dat zij niet direct de mogelijkheid zien om bepaalde onderzoeken naar zich toe te trekken of zelfstandig onderzoek uit te voeren. Ontwikkelingsruimte Natuurmonumenten heeft behoefte aan inzicht in de hoeveelheid ontwikkelruimte die per locatie beschikbaar is. De vraag is of er een kaart gemaakt kan worden waarbij zichtbaar is hoeveel mol ontwikkelingsruimte op welke plek (hexagoon) te vergeven is. De provincie geeft aan dat een dergelijke kaart momenteel niet bestaat. De provincie zal bij de makers van AERIUS navragen of het mogelijk is een dergelijke kaart te vervaardigen. Inhoudelijke behandeling van de maatregelenkaarten van de Natuurmonumententerreinen op 1 december 2014 55
Besproken worden de maatregelenkaarten van de Sint Jansberg en Weerter- en Budelerbergen & Ringselven. Algemene punten die uit het bespreken van de maatregelenkaarten volgden: De maatregelenkaarten zijn volgens een landelijk model opgezet, waarin gewerkt wordt met hexagonen van 1 ha. In de online viewer van de provincie kan straks een selectie gemaakt worden per maatregelcategorie; Maatregelen buiten de begrenzing zijn nu niet in de maatregelenkaarten ingetekend. Ook onderzoek staat in de meeste gevallen niet op de kaart; De provincie Brabant heeft onlangs een kartering van het Ringselven laten uitvoeren. De provincie Limburg zal nagaan of deze kartering overeenkomt met haar eigen kartering. Dit blijkt zo te zijn. Jack Geraedts (Limburg) heeft in overleg met provincie NoordBrabant de opdracht uitgezet en Peter Eenhuistra heeft de kartering uitgevoerd. De gegevens zullen worden benut om de habitattypenkaart te actualiseren; Voor de Sint Jansberg is het van belang dat de maatregelen niet strijdig zijn met het behoud van het leefgebied van de zeggekorfslak; Voor de Sint Jansberg is de invulling van het NLP concreet gemaakt in een memo antiverdrogingsmaatregelen, opgesteld door Natuurmonumenten en Waterschap Peel en Maasvallei. Hierop berusten de hydrologische PAS-maatregelen. Inhoudelijke behandeling van de maatregelenpakketten en -kaarten van de terreinen van Natuurmonumenten binnen de Limburgse Natura 2000-gebieden op 4 december 2014. Besproken worden de maatregelenpakketten en -kaarten van Brunssummerheide, Noorbeemden & Hoogbos, Geleenbeekdal, Sint Pietersberg & Jekerdal en Geuldal Algemene punten die uit het bespreken van de maatregelenpakketten volgden: Natuurmonumenten heeft zich gefocust op de maatregelenpakketten. Naar de maatregelenkaarten hebben zij niet in detail gekeken, maar Natuurmonumenten kan zich in het algemeen vinden in de gepresenteerde maatregelenkaarten. Natuurmonumenten merkt op dat tabel 6.2 (trend en verwachte effecten van het maatregelenpakket niet eenduidig is. Rechts van de kolom trend wordt de verwachte ontwikkeling aan het einde van het eerste PAS-tijdvak resp. in 2030 gegeven. Als de huidige trend negatief is en in de kolom ontwikkeling aan het einde van het eerste PAS tijdvak staat een is gelijkteken (=), zou je kunnen lezen dat de trend gelijk blijft en dat de trend dus negatief blijft. Dit bedoelt de tabel niet te zeggen. Daarom is het beter de koppen van de laatste 2 kolommen aan te passen zodat duidelijk wordt dat het hier over de (ontwikkeling van de) staat van instandhouding gaat en niet de trend betreft. Natuurmonumenten geeft als tip mee om de onderzoeken in de maatregelentabellen bovenaan in die tabellen (dus als eerste maatregel) op te nemen in de tabel. Omdat je wat betreft de volgorde eerst de onderzoeken moeten worden uitgevoerd. Natuurmonumenten willen graag na de maatregelen een onderzoek doen naar de effectiviteit van de hydrologische maatregelen, met het oog op het nut van fase 2 kwelscherm. Het is wenselijk om de uitvoering van het onderzoek in overeenkomst tussen Provincie en Natuurmonumenten te benoemen en financieel te borgen. Voor Natuurmonumenten voert lvo Raemakers momenteel vegetatiekarteringen voor SNL uit in de Noorbeemden, op de Sint Pietersberg en bij Genhoes. Deze vegetatiekarteringen mogelijk gebruikt kunnen worden als nulmeting.
56
Natuurmonumenten voeren die nulmeting niet uit eigen initiatief uit, die verantwoordelijkheid ligt bij de Provincie. Verwerking van de besproken wijzigingen zowel in de tekst, maatregelentabellen, habitattypenkaarten en maatregelenkaarten van de PAS gebiedsanalyses. In afwijking van het overleg over de verwerking van de opmerkingen m.b.t. de o.a. maatregelenkaarten vóór terinzagelegging van de PAS, worden de uitkomsten van het overleg verwerkt parallel aan de inspraakprocedure (vanaf 10 januari tot en met 20 februari 2015). Dit gezien de harde deadlines vanuit de landelijke organisatie (inleveren van alle wijzigingen op 10 december 2014) en hoeveelheid handelingen die wij in een apart applicatieprogramma moeten doorvoeren. Onderzoeken Het voortouw van de uitvoering van (gebiedsgerichte) onderzoeken ligt bij de provincie, maar de feitelijke uitvoering van onderzoeken kan door de terreinbeheerder worden uitgevoerd. Momenteel is provincie bezig met inventarisatie van de (gebiedsgerichte) onderzoeken. Na inventarisatie zal blijken welke maatregelen door de terreinbeheerder en welke door de provincie uitgevoerd kunnen worden. Tijdens bespreking van een concept uitvoeringsovereenkomst PAS worden resultaten van deze inventarisatie met Natuurmonumenten besproken. Voor fase 2 kwelscherm is niet expliciet een onderzoek opgenomen in de PAS. Doorgevoerde wijzigingen voor de terinzagelegging van de PAS-gebiedsanalyses: a) Maatregelenkaarten en maatregelentabellen: De unieke maatregelcode (K) kappen van bos is aangepast, zowel op de maatregelenkaarten als in de viewer. Deze categorie is gesplitst in de categorie (Bi) Bosingrepen en (S) Struweel terugzetten. Deze zijn zowel op de PAS/maatregelenkaarten als in de maatregelentabellen in de GA's aangepast en terug te vinden in de stukken die ter inzage liggen. b) Een deel van inhoudelijke en tekstuele opmerkingen is verwerkt in de GA's en dus terug te vinden in de stukken die ter inzage liggen. Beoordeling en aanpassing van een deel van de opmerkingen tijdens de inspraakprocedure: a) Een deel van de (inhoudelijke) opmerkingen en aanpassing van de maatregelentabellen is nog in beoordeling bij de provinciale PAS-experts. b) De maatregelenkaarten worden tijdens de inspraakprocedure in de provinciale GIS/systeem ingevoerd en zoveel mogelijk verbetert c.q. geconcretiseerd, waarbij al zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de opmerkingen uit de besprekingen. c) Voorziene onderzoeken die in de tekst van de GA's genoemd zijn, maar die nu niet binnen de begrenzing vallen, worden niet op de maatregelenkaarten ingetekend. Hierbij wordt verwezen naar de teksten en maatregelentabellen in de GA's. Beoordeling en aanpassing van de overige maatregelen voor de inwerkingtreding van de PAS en/of in later stadium binnen het eerste PAS-tijdvak a) Aanpassing habitatkaarten De provincie onderscheidt het belang en de noodzaak van de aanpassing van de habitatkaarten. Momenteel worden tussen provincie en EZ gesprekken gevoerd over de noodzakelijke acties om dit te kunnen uitvoeren. Dit staat tevens hoog op de agenda bij de andere provincies. Het is niet uit te sluiten dat deze problematiek gezamenlijk met de andere provincies wordt opgepakt. 57
b) Maatregelen buiten begrenzing PAS Natura 2000-gebied Voorziene hydrologische aanpassingen die buiten begrenzing vallen, zoals een aanleg van de bufferzones bovenrand helling in Geuldal, worden na het uitvoeren van een onderzoek naar functionaliteit van bufferzones ingetekend. Uit het onderzoek zal blijken of deze maatregel effectief is. Voordat die op kaart komt, wordt in samenspraak met de terreinbeheerder een locatie bepaald voor de uitvoering van deze maatregel. Inhoudelijke reactie op de vragen PAS - gebiedsanalyse Sint-Jansberg zie in bijlage 1 bij dit verslag Einde verslag, 26 januari 2015, provincie Limburg
58