Adviesrapport ‘Hoe geeft Nederland’
Right To Play Nederland Sport, Management en Ondernemen; Hogeschool van Amsterdam; Marloes van der Linden; 1011-038; juni 2011
‘Hoe geeft Nederland’ Afstudeerproject: 1011-038 Afstudeerdocent: Henk Hille Meelezer: Jacco Bergsma
Auteur:
Opdrachtgever:
Marloes van der Linden
Right To Play Nederland
Alberdingk Thijmstraat 30-3
Joke Snelders
1054 AK Amsterdam
Laan van NOI 123 2593 BM Den Haag
Pagina | 1
Dankwoord Amsterdam, juni 2011
Voor u ligt een onderzoek dat is uitgevoerd als afstudeeropdracht voor de opleiding Sport, Management en Ondernemen (SM&O) aan de Hogeschool van Amsterdam. De afstudeerstage is vervuld bij de organisatie Right To Play te Den Haag in de periode van februari tot en met juni 2011.
Voor de functionele stage is er voornamelijk samengewerkt met Joke Snelders van Right To Play. Joke Snelders is evenementenmanager bij de organisatie en tevens opdrachtgever van dit onderzoek. Door haar heb ik veel ervaring gekregen op het gebied van evenementenmanagement in een non-profit organisatie. Vanuit de Hogeschool van Amsterdam werd ik begeleid door Henk Hille, hij heeft veel energie in mijn afstuderen gestopt en mij bruikbare feedback gegeven.
De gehele stageperiode is erg leerzaam geweest. Ik ben veel te weten gekomen over de organisatie Right To Play en door het uitvoeren van dit onderzoek ben ik ook wijzer geworden over het onderwerp fondsenwerving en hoe dit bij Right To Play is georganiseerd.
Ik wil dan ook zowel Joke Snelders als Henk Hille hartstikke bedanken voor de goede begeleiding en de prettige samenwerking. Ook wil ik George Ooms van War Child, Esther Bilgic van de Johan Cruyff Foundation en Merel Nieuwenhuis van het NSGK bedanken voor de input die ze hebben gegeven.
Marloes van der Linden
Pagina | 2
Samenvatting Fondsenwerving is een veel besproken onderwerp en op het gebied van particuliere fondsenwerving is Right To Play nog niet ver ontwikkeld. Er komen donaties binnen, maar er is geen duidelijke structuur voor de werving. Vandaar dat er een onderzoek is gedaan, waar uiteindelijk een advies uit voortkomt over hoe Right To Play het beste te werk kan gaan op het gebied van particuliere fondsenwerving.
Dit advies is ontwikkeld door het aansnijden van verschillende onderwerpen. Zo wordt er gekeken naar hoe Right To Play is georganiseerd en wat er momenteel aan fondsenwerving wordt gedaan. Verschillende goede doelen dragen, door middel van eerder afgenomen diepte-interviews, bij aan het onderzoek. Deze organisaties laten zien dat er verschillende mogelijkheden zijn om particuliere fondsenwerving tot een succes te maken. Dit blijkt ook uit de gemaakte concurrentie-analyse. Door het bestuderen van de SWOT-analyse wordt duidelijk wat de sterke en zwakke punten van de organisatie zijn en waar de kansen en bedreigingen liggen. Naamsbekendheid blijkt een zwak punt en ook aan de professionaliteit van de organisatie kan gewerkt worden.
Er zijn verschillende theorieën over fondsenwerving en door middel van het uitvoeren van een literatuuronderzoek blijkt dat de fondsenwervingspiramide de meest bruikbare theorie voor Right To Play is. Ook kan een voorbeeld genomen worden aan de fondsenwerving in de Verenigde Staten, hier wordt het namelijk op een professionele manier aangepakt. Desktop research laat zien dat sommige concurrenten ver gevorderd zijn als het gaat om structurele, particuliere fondsenwerving. Anderen staan op hetzelfde niveau als Right To Play.
Er zijn veel kansen als het gaat om het werven van particuliere donateurs, maar deze kansen moeten gegrepen willen worden. Voor de organisatie zal het rust geven als structureel financiën binnenkomen en ook de positie in vergelijking met andere goede doelen zal hierdoor vergroot kunnen worden. Om de fondsenwerving te laten slagen zal er onder andere geïnvesteerd moeten worden op het gebied van professionaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan het uitbreiden van het personeelsbestand met een fondsenwerver, het ontwikkelen van een database en het opstarten van wervingscampagnes. Verder moet er intern samen gewerkt worden aan de fondsenwerving. Dit alles kost erg veel tijd, geld en energie, maar levert nog meer op.
Keywords: Particuliere fondsenwerving, naamsbekendheid, professionaliteit, fondsenwervingspiramide, kansen Pagina | 3
Summary Fundraising is a hot topic and in private fundraising, Right To Play is fairly basic. There are donations, but there is no clear structure for fundraising. That’s why this research was done, which ultimately concluded in an opinion about the best way how Right To Play can work in private fundraising.
This advice was developed by different subjects. First, it looks at how Right To Play is organized and what they currently do with fundraising. Some charities contributed to the research through earlier interviews. These organizations show that there are several possibilities for private fundraising success. Also the competitive analysis shows this. The SWOT analysis shows the strengths and weaknesses of the organization and also the opportunities and threats. Brand awareness appears to be a weak point and also the professionalism of the organization could be better.
There are several theories about fundraising. Literature research shows that the fundraising pyramid is the most useful theory for Right To Play. Right To Play can also look at fundraising in the United States, because they deal with it professionally. Internet research shows that some rivals are well advanced in terms of structural, private fundraising. Others are at the same level as Right To Play.
There are many opportunities when it comes to fundraising from private donors, but these opportunities need to be taken. The organization will be glad if structural finances enter the organization and also the position of Right To Play, compared to other charities, will be enhanced by fundraising. In order to be successful, the organization should invest in professional fundraising. This consists in bringing an addition to the Right To Play team in the form of a professional fundraiser, develop a database and launching fundraising campaigns. Also, the staff must work together to make fundraising successful. It takes time, money and energy, but is even more rewarding.
Keywords: Private fundraising, brand awareness, professionalism, fundraising pyramid, opportunities
Pagina | 4
Inhoudsopgave Dankwoord ............................................................................................................................................. 2 Samenvatting ........................................................................................................................................ 3 Summary ................................................................................................................................................ 4 1. Inleiding.............................................................................................................................................. 6 1.1 Doelstelling ................................................................................................................................................. 6 1.2 Werkwijze ................................................................................................................................................... 6
2. Right To Play Internationaal ........................................................................................................... 8 2.1 Geschiedenis ............................................................................................................................................. 8 2.2 De organisatie ............................................................................................................................................ 9
3. Right To Play Nederland ............................................................................................................... 11 3.1 Geschiedenis ........................................................................................................................................... 11 3.2 De organisatie .......................................................................................................................................... 11 3.3 Huidige fondsenwerving ......................................................................................................................... 12 3.4 SWOT-analyse ........................................................................................................................................ 13 3.5 Bouwstenen voor het advies.................................................................................................................. 15
4. Theorieën en feiten fondsenwerving en geefgedrag ................................................................ 16 4.1 Fondsenwerving ...................................................................................................................................... 16 4.2 Geefgedrag .............................................................................................................................................. 19 4.3 Bouwstenen voor het advies.................................................................................................................. 23
5. Concurrentie-analyse..................................................................................................................... 25 5.1 Desktop research .................................................................................................................................... 25 5.2 Diepte-interviews ..................................................................................................................................... 30 5.3 Bouwstenen voor het advies.................................................................................................................. 31
6. Consumentenonderzoek ............................................................................................................... 32 6.1 Probleemstelling ...................................................................................................................................... 32 6.2 Opzet en uitvoering ................................................................................................................................. 33 6.3 Resultaten ................................................................................................................................................ 38 6.4 Bouwstenen voor het advies.................................................................................................................. 45
7. Advies .............................................................................................................................................. 46 Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 50 Bijlagen................................................................................................................................................. 54 Bijlage 1: Enquête .......................................................................................................................................... 55 Bijlage 2: Codeerschema SPSS .................................................................................................................. 57 Bijlage 3: Tabellen consumentenonderzoek .............................................................................................. 59 Bijlage 4: Tijdsschema fondsenwerving ..................................................................................................... 63
Pagina | 5
1. Inleiding 1.1 Doelstelling Binnen elke non-profit organisatie zijn mensen tegenwoordig op zoek naar geld. Om dit te vinden, zal er creativiteit moeten zijn binnen de organisatie. Het zoeken naar de juiste manier van fondsenwerving kost vaak ook veel tijd en deze kan bespaard worden als duidelijk is op welke manier men het beste geld kan werven. Ook Right To Play kan er veel baat bij hebben als er meer duidelijkheid komt over een goede manier van geld werven. In dit rapport wordt beschreven hoe Right To Play het beste te werk kan gaan ten aanzien van fondsenwerving op de particuliere markt.
1.2 Werkwijze Het rapport begint met wat Right To Play Internationaal is en wat ze doen. De geschiedenis en de missie, visie en waarden worden hier verteld. Dit alles is te vinden in hoofdstuk 2 en is tot stand gekomen door desktop research.
In hoofdstuk 3 komt de Nederlandse organisatie van Right To Play aan bod. Ook hier wordt de geschiedenis en de organisatie toegelicht. Verder wordt de huidige fondsenwerving bekeken en is er een SWOT-analyse van de organisatie gemaakt. Deze SWOT-analyse is tot stand gekomen door het observeren van de organisatie, het bestuderen van anderen onderzoeken en het luisteren naar medewerkers. Het hoofdstuk wordt afgesloten met verschillende bouwstenen voor het advies.
Hoofdstuk 4 gaat over de theorieën en feiten van fondsenwerving en geefgedrag. Hier komen verschillende theorieën van fondsenwerving aan bod die bruikbaar zijn voor Right To Play. Ook wordt de fondsenwerving in de Verenigde Staten toegelicht en komen de feiten, motieven en trends over het geefgedrag van de Nederlander aan bod. Dit alles is tot stand gekomen door het uitvoeren van een literatuuronderzoek. Net zoals voorgaand hoofdstuk sluit dit hoofdstuk af met de bouwstenen voor het advies.
In hoofdstuk 5 wordt de concurrentie bekeken. Dit wordt gedaan door een concurrentieanalyse die is voortgekomen uit desktop research op basis van websites en jaarverslagen van UNICEF, War Child, Johan Cruyff Foundation, NSGK en het Jeugdsportfonds. Hiernaast is er e-mailcontact geweest met een aantal van deze goede doelen. Verder zijn er conclusies getrokken door het uitvoeren van een eigen analyse van bestaand materiaal over de
Pagina | 6
concurrentie van Right To Play. Dit hoofdstuk wordt ook afgesloten door bouwstenen voor het advies.
In hoofdstuk 6 komt het consumentenonderzoek aan bod. De probleemstelling, de opzet en de uitvoering, van de onder particulieren afgenomen enquête, wordt toegelicht. Ook zijn de uitkomsten van de enquête te lezen en hier volgen uiteindelijk bevindingen uit. Als laatste komen de bouwstenen voor het advies aan bod.
Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, laat het advies zien. Dit is een advies aan Right To Play en is gevormd op basis van de SWOT-analyse, het theoretisch onderzoek, de concurrentieanalyse en het consumentenonderzoek.
Pagina | 7
2. Right To Play Internationaal In dit hoofdstuk komt de internationale organisatie van Right To Play aan bod. Hier kan worden gelezen hoe Right To Play is ontstaan, wat ze doen en wat hun missie, visie en waarden zijn. Als laatste is te lezen hoe de organisatie is samengesteld.
2.1 Geschiedenis De organisatie Right To Play is over de hele wereld actief (www.righttoplay.nl). Het is opgericht in 1992 door het Olympisch Organisatie Comité van Lillehammer in de voorbereidingen op de Olympische Winterspelen van 1994 en is begonnen onder de naam ‘Olympic Aid’. De meest vooraanstaande sportambassadeur was de Noorse schaatser Johann Olav Koss. Hij doneerde een groot deel van zijn prijzengeld aan Olympic Aid en daagde andere atleten en toeschouwers over de hele wereld uit om geld te doneren voor iedere gewonnen gouden medaille. Hier kwam uiteindelijk een ongekend hoog bedrag uit.
Right To Play zet zich in voor het recht van kinderen om te sporten en te spelen. Elk kind heeft het recht om te spelen en Right To Play wil deze kinderen de kans geven om deelnemers van de maatschappij te worden, ongeacht demografische factoren. Door middel van sport en spel dragen ze bij aan sociale veranderingen in gemeenschappen die getroffen zijn door oorlog, ziekte of door armoede. Iedere week doen meer dan 688.000 kinderen mee aan de sport- en spelactiviteiten en in 2012 moeten de programma’s een totaal van meer dan een miljoen kinderen bereiken met zowel de reguliere programma’s als de speciale sportevenementen en festivals. Dit is mede mogelijk gemaakt door de meer dan 15.000 Coaches, Teachers en Leaders.
Right To Play is actief in landen over de hele wereld. De landenkantoren verzorgen de coördinatie van de Right To Play projecten. Verder zijn ze verantwoordelijk voor het leveren van kwaliteitsprogramma’s en bouwen ze relaties op met lokale partners en ministeries. Ook onderzoeken ze binnenlandse uitbreidingsmogelijkheden en werken ze aan een grotere naamsbekendheid van Right To Play. Op dit moment heeft Right To Play programma’s in de volgende landen: Benin, Botswana, Burundi, China, Ethiopië, Ghana, Jordanië, Kenia, Libanon, Liberia, Mali, Mozambique, Pakistan, Palestijnse gebieden (West Bank en Gaza), Peru, Rwanda, Soedan, Tanzania, Thailand en Oeganda.
Pagina | 8
2.2 De organisatie Missie De missie van Right To Play is zoveel mogelijk kinderen in de meest achtergestelde gebieden ter wereld de kans te geven op een beter leven. Right To Play gebruikt hiervoor speciale sport en spelprogramma’s die dienen als middel voor persoonlijke ontwikkeling en om gezondheid en vrede te bevorderen. Maximale lokale betrokkenheid bij de uitvoering en het betrekken van ieder kind uit de gemeenschap ongeacht sekse, ras, geloof of lichamelijke of geestelijke beperkingen, zijn hierbij belangrijke uitgangspunten (www.righttoplay.nl).
Visie Right To Play streeft naar het creëren van een veiligere, gezondere wereld. Right To Play is ervan overtuigd dat sport en spel krachtige instrumenten zijn voor de persoonlijke ontwikkeling en de gezondheid van kinderen (www.righttoplay.nl). Waarden De waarden van Right To Play geven de krachtige potentie van sport en spel weer.
CO-OPERATION (samenwerking) HOPE (hoop) INTEGRITY (integriteit) LEADERSHIP (leiderschap) DEDICATION (toewijding) RESPECT (respect) ENTHUSIASM (enthousiasme) NURTURE (opvoeding) (www.righttoplay.nl)
Right To Play International is gevestigd in Toronto, met afdelingen op het gebied van programma’s monitoring en evaluatie, beleid en onderzoek, corporate communicatie, internationale vrijwilligers en financiën. Er werken 51 medewerkers. Daarnaast zijn er zes nationale kantoren in de Verenigde Staten, Canada, Noorwegen, Zwitserland, Engeland, en Nederland met een eigen bestuur. In totaal werken er 32 mensen verdeeld over deze kantoren. De belangrijkste taken van deze kantoren zijn fondsenwerving en het vergroten van het draagvlak en naamsbekendheid. In elk van de 23 landen waar Right To Play werkt zijn veldkantoren gevestigd met lokale staf en projectcoördinatoren. Right To Play Nederland kan de service van het hoofdkantoor inroepen. Dit bespaart veel kosten. Uitgaven naar de Pagina | 9
projecten worden gecoördineerd door het hoofdkantoor. Het geld dat Right To Play Nederland ophaalt wordt, bij grote projecten, geoormerkt overgemaakt aan Right To Play International. In het jaarverslag van Right To Play Nederland wordt gerapporteerd over de resultaten van de gesteunde projecten. Right To Play International 1 hoofdkantoor Canada Toronto (Programmacoördinatie) 51 werknemers 6 Nationale kantoren
23 Lokale kantoren
Doel: fondsenwerving en bekendheid
(In de projectgebieden zelf)
32 werknemers
Doel: Project coördinatie, contact onderhouden met partner organisaties, coördineren van de programma’s 416 werknemers Bron: Right To Play jaarverslag 2010
Pagina | 10
3. Right To Play Nederland Right To Play Nederland is een fondsenwervend kantoor waar een aantal medewerkers en vooral veel vrijwilligers actief zijn. Hieronder is de geschiedenis van Right To Play Nederland te lezen en ook wordt duidelijk hoe de organisatie in elkaar steekt. De huidige fondsenwerving van Right to Play komt aan bod en ook is onderzocht wat de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen voor Right To Play Nederland zijn. Dit alles wordt afgesloten met de bouwstenen voor het advies.
3.1 Geschiedenis Sinds 2002 heeft Right To Play een kantoor in Nederland, eerst nog onder de naam Olympic Aid (www.righttoplay.nl). Tegenwoordig zit dit kantoor gevestigd aan de Laan van NieuwOost Indië te Den Haag. Hier is een ruimte beschikbaar gesteld door het bedrijf Meeùs. In 2004 werd Right To Play Nederland als stichting ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De reden van een vestiging in Nederland was tweeledig. De goede contacten van Johann Olav Koss in de Nederlandse schaatswereld en de overeenkomst met NOC*NSF openden mogelijkheden voor Right To Play om een groot (sport)publiek aan te spreken. Daarnaast was een kantoor in Nederland een logische vervolgstap op de financiële bijdrage van €5 miljoen die het hoofdkantoor kreeg van toenmalig Staatssecretaris van Sport, mevrouw Vliegenthart, tijdens de Olympische Winterspelen in 2002.
3.2 De organisatie Right To Play is een informele organisatie die geleid wordt door inhoudelijke en financiële normen (Right To Play, 2010). Het gaat hier om een zeer platte organisatiestructuur. De organisatie draait op onderling vertrouwen, eigen initiatief en resultaatgerichtheid.
In het bestuur van Right To Play zitten zeven personen uit de sport en/of het bedrijfsleven. Eén van hen is de oprichter, Johann Olav Koss. Bij Right To Play werken momenteel zeven vaste medewerkers. De directeur, Karijn Akkerman, gaat over de dagelijkse leiding van Right To Play Nederland. Alle overige afdelingen zijn gelijkwaardig aan elkaar en werken samen toe naar de doelen van Right To Play.
Pagina | 11
Right To Play Nederland is in het bezit van een CBF-Keur. Het CBF-Keur is ingesteld door het Centraal Bureau Fondsenwerving en wordt toegekend aan fondsenwervende organisaties die zich op verantwoorde wijze bezighouden met het inzamelen van geld voor een ‘goed doel' (www.cbf.nl).
Right To Play heeft drie taken waar ze zich op richt (Right To Play, 2010): Fondsenwerving bij bedrijven, verenigingen, onderwijs en overheid. Ook treedt Right To Play op als charity partner bij verschillende evenementen en verkopen ze verschillende artikelen als merchandise. Dit alles doet Right To Play om financiële ondersteuning te bieden aan Right To Play projecten in de projectlanden. Draagvlak en betrokkenheid creëren voor sport, ontwikkeling en het werk van Right To Play. Ook het creëren van naamsbekendheid valt hieronder. Dit gebeurt op verschillende manieren, onder andere door het inzetten van vrijwilligers en ambassadeurs, het gebruik maken van de verschillende communicatiemiddelen en het inzetten van lespakketten op scholen. Capaciteitopbouw in projectlanden. Hierbij kan gedacht worden aan projectbezoeken door ambassadeurs en het inzetten van Nederlandse vrijwilligers in de projectlanden.
3.3 Huidige fondsenwerving Binnen de fondsenwerving ligt de doelstelling van Right To Play voor 2011 vooral op het vergroten van ongeoormerkte fondsen (Right To Play, 2010). Volgens de doelstellingen moet een bedrag van €1.468.000 aan geoormerkte en ongeoormerkte fondsen opgehaald worden. Men gaat zich richten op de volgende drie pijlers. Zakelijke markt Meer partnerships met bedrijven creëren en de partnerships die er zijn goed onderhouden. Hierbij wordt gestreefd naar een hoge klanttevredenheid en een bijdrage aan de doelstellingen van deze bedrijven. Overheid/Institutioneel Hierbij wordt vooral gekeken naar het goed afronden van huidige overheidssubsidies, er komen geen nieuwe subsidies beschikbaar. Ook is er gekeken om beneficiant te worden van de Nationale Postcode Loterij. Na vijf jaar is dit gelukt en dus is deze doelstelling al behaald.
Pagina | 12
Consumentenmarkt Dit is de belangrijkste markt voor dit onderzoek. Er lopen verschillende projecten met verschillende namen binnen de consumentenmarkt. Zo is het overall thema ‘Doe mee voor Right To Play’. Hiermee wil men door middel van social media de particuliere acties en de acties bij onderwijspartners stimuleren. Verder wil Right To Play aanhaken bij verschillende evenementen als charity partner en de bedrijfsevenementen stimuleren. Ook loopt een project met de naam ‘Scoor Mee’. Dit wordt in 2011 uitgezet bij sportverenigingen door heel Nederland. Sportverenigingen kunnen meedoen door middel van het laten sponsoren van het aantal gescoorde punten. Het opgehaalde bedrag komt dan ten goede aan Right To Play. Verder wordt gekeken hoe de merchandise het beste verkocht kan worden. Er is momenteel veel overschot aan spullen. Deze spullen raken overjarig en hier wil men graag vanaf. Als laatste wil Right To Play particuliere donateurs werven door gebruik te maken van bovenstaande leidraden. Right To Play haalt geen inkomsten uit mailings, nalatenschappen of collecten. De grootste inkomsten komen van giften/schenkingen en donaties. Verder komt er ook vanuit loterijen of eigen acties geld binnen.
3.4 SWOT-analyse Onderstaande SWOT-analyse is uitgevoerd door het observeren van de organisatie, het lezen van voorgaande onderzoeken en het luisteren naar medewerkers.
Sterktes Ambassadeurs. Er zijn ongeveer zestig ambassadeurs actief voor Right To Play Nederland. Het zijn topsporters die verschillende sporten beoefenen op het hoogste niveau in Nederland, Europa of de wereld. Rode bal. De rode bal is hét symbool van Right To Play die goed kan worden ingezet in communicatie-uitingen. Sterk merk. Right To Play heeft een CBF-keur en is aangesloten bij de Nationale Postcode Loterij. Enthousiaste medewerkers. Er werken mensen die altijd de Right To Play gedachte bij zich dragen en die deze met veel enthousiasme willen overdragen. Vrijwilligers. Bij de organisatie zijn ongeveer tweehonderd vrijwilligers aangesloten die zich graag willen inzetten voor Right To Play. Unieke boodschap. Right To Play richt zich volledig op de ontwikkeling van kinderen door middel van sport- en spelactiviteiten. Dit doen zij als enige stichting in Nederland.
Pagina | 13
Zwaktes Internationale organisatie. Doordat Right To Play een internationale organisatie is, is er sprake van veel verschillende culturen, waardoor er weleens misverstanden ontstaan en de communicatie niet altijd soepel verloopt. Naamsbekendheid. De organisatie is binnen de sport redelijk bekend. Toch is de geholpen naamsbekendheid in Nederland maar 16% en de spontane naamsbekendheid maar 1%. Mediapartner. De naamsbekendheid is klein en doordat er geen mediapartner is, zal deze ook niet snel vergroot worden. Database. Er wordt weinig gebruik gemaakt van het CRM-systeem om gegevens in op te slaan, waardoor nog geen grote groepen mensen geworven kunnen worden via bijvoorbeeld straatwerving. Structuur. Er wordt op veel gebieden niet gewerkt met een duidelijke structuur of een beleid. Denk hierbij aan vrijwilligers, merchandise en fondsenwerving. Webshop. Er wordt geen gebruik gemaakt van een webshop, terwijl er veel merchandise is dat een aantal jaren oud is.
Kansen Steeds meer mogelijkheden om particuliere donateurs te werven. Denk aan smsacties, directmailing en online werving. Social media. Tegenwoordig is er een groot gebruik van social media onder de Nederlanders en hiermee zijn veel mogelijkheden. Sport is belangrijk. Sport wordt steeds belangrijker in de maatschappij, men ziet het nut van sporten en wil zich hieraan verbinden. Globalisering. Door het gebruik van internet, Skype en dergelijke, kan het contact met overige Right To Play kantoren drastisch verbeteren. Gift of Play. Er wordt sinds kort hiermee gewerkt en dit toont aan waar de inkomsten aan besteed worden. Bedreigingen Subsidie. De overheid wil de komende jaren geen subsidie verlenen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar ook Right To Play onder valt. Concurrentie. Er zijn in Nederland zoveel goede doelen dat men niet meer weet aan wie ze het beste geld kunnen geven en dus minder open staan voor het geven aan onbekendere goede doelen.
Pagina | 14
Recessie. De kredietcrisis is zich aardig aan het herstellen, maar nog steeds ligt het op een lager niveau dan de jaren voor de recessie.
3.5 Bouwstenen voor het advies De SWOT-analyse laat zien dat Right To Play veel sterke punten heeft. Daar tegenover staan een aantal zwakke punten en vooral de naamsbekendheid springt hier uit. Ook zijn er steeds meer kansen voor particuliere fondsenwerving door de opkomst van social media en Internet. Ook het opstellen van een Gift of Play is een kans wat uitgebreid kan worden. Verder blijkt dat er nog veel gestructureerd moet worden, voordat de organisatie verder kan. Hierbij kan gedacht worden aan het vrijwilligersbeleid, de merchandiseverkoop en het fondsenwervingsbeleid. Zodra dit alles is gestructureerd kan ingespeeld worden op de kansen, vooral de social media en globalisering van de wereld kan een positieve invloed op (de naamsbekendheid van) Right To Play hebben.
Pagina | 15
4. Theorieën en feiten fondsenwerving en geefgedrag Fondsenwerving is een veel onderzocht onderwerp. Er zijn verschillende theorieën over fondsenwerving en een aantal hiervan worden hieronder toegelicht. Ook is te lezen hoe in de Verenigde Staten wordt omgegaan met fondsenwerving en worden de feiten, motieven, ontwikkelingen en trends over het geefgedrag van de Nederlander toegelicht. Uiteindelijk wordt afgesloten met de bouwstenen voor het advies.
4.1 Fondsenwerving Definities Fondsenwerving ‘Het geheel van activiteiten dat erop gericht is om de financiële middelen te werven voor de organisatie. Fondsenwerving heeft het werven van donateurs tot doel’ (Verstegen, 2009).
Donatie (giften) ‘Ondersteuning die wordt gegeven zonder dat een evenwaardige tegenprestatie wordt verlangd. Er kan wel sprake zijn van een soort tegenprestatie, maar deze is dan te zien als een bijkomstigheid en is niet bepalend voor de schenker. Het gaat hierbij om financiële steun’ (Verstegen, 2009).
Ongeoormerkte fondsen ‘Geld dat niet van tevoren is bestemd voor één specifieke situatie’ (www.artsenzondergrenzen.nl). Fondsenwervingspiramide Uit de vele theorieën staat in het boek Handboek sponsoring en fondsenwerving, voor nonprofit organisaties de best toepasbare theorie voor Right To Play. Dit boek is een veel gebruikt boek bij de cursussen die gegeven worden over fondsenwerving. Om succesvol fondsen te werven betoogt Hans van der Westen (2010) in zijn boek dat er een aantal punten van belang is.
Om particuliere donateurs te werven en vooral te houden bestaat de zogenaamde fondsenwervingspiramide die op de volgende pagina is weergegeven. Deze piramide laat de ontwikkeling zien van donateurs vanaf de eerste gift tot de laatste. Wie eenmaal gegeven heeft en tevreden is over de besteding van het geld en de relatie met de organisatie, is eerder bereid om weer iets/iets extra’s te geven.
Pagina | 16
Suspects Ten eerste moet gekeken worden naar gebiedsafbakening, de zogenoemde suspects. Binnen deze groep mensen moet worden gezocht naar mensen waarbij de kans van geven hoger is, omdat zij specifieke motieven hebben om aan de organisatie bij te dragen. Het is van belang om een gerichte doelgroepenlijst op te stellen van kansrijk naar minder kansrijk. Nadat dit gebeurd is moeten de namen en adressen van deze zogenaamde prospects verzameld worden.
Prospects Zodra de namen van de prospects bekend zijn, kunnen ze worden benaderd. Hierbij kan het best worden gevraagd om een eenmalige gift. Dit omdat mensen dan sneller geneigd zijn om te geven en de bedragen gemiddeld hoger zullen liggen. Binnen een aantal maanden na de eerst gegeven gift kan er om een herhaalde, eenmalige gift gevraagd worden. Onder alle mensen die eenmalig schenken zijn er een aantal die goed benaderbaar zijn om vast donateur te worden. De geefbereidheid is al gebleken en het enthousiasme en de commitment zijn groot. Iemand die uiteindelijk al een jaar lang trouw geeft, kan benaderd worden om iets meer te geven, de hogere gift. Bron: Van der Westen (2010)
Speciale gift Na verloop van tijd ontstaat er een betere band tussen de mensen die blijven geven en de organisatie. De echt betrokken mensen komen naar, door de organisatie georganiseerde, dagen en vertellen wat ze ervan vinden. Door de gevers goed in de gaten te houden en regelmatig te bevragen op hun tevredenheid en wensen ontstaat er gaandeweg een groep vaste mensen met wie het de moeite waard lijkt om persoonlijk contact te onderhouden. Zodra er vertrouwen is en de passie voor de visie, missie en doelen van de organisatie wordt gedeeld, zal de ander snel helpen met een grote bijdrage.
Nalatenschap Als laatste zijn er mensen die hun hele leven aan een bepaald goed doel hebben gegeven en op allerlei manieren betrokken zijn bij de organisatie. Zij gaan bij het maken van de balans van hun leven bepalen wat er met het bezit moet gebeuren als hij/zij er niet meer is.
Pagina | 17
Mensen hebben soms teveel reserve en willen dit na hun dood graag doneren, zodat hun naam blijft doorleven. Succesvol fondsenwerven Volgens Van der Westen (2010) zijn er verschillende punten die een organisatie in het achterhoofd moet houden om de fondsenwerving een succes te laten worden.
1. De bereidheid en behoefte vanuit particulieren om een organisatie te helpen, begint bij inspiratie en gevoel van urgentie. Hoe groter, aansprekender en urgenter de ambities, hoe meer mensen een organisatie willen steunen. 2. Het binnenhalen van structurele giften kost veel ontwikkelingstijd en er moet planmatig worden gewerkt. Intern moet duidelijk zijn dat er niet snel geld binnenkomt en dat het geld dat via kleine projecten binnenkomt veel tijd kost. 3. Fondsenwerven doe je niet alleen. Intern moet duidelijk zijn wie van elkaar afhankelijk is en dat de fondsenwerver er niet alleen voor staat. 4. Benader particulieren niet op basis van geldnood, maar op basis van een goede analyse van wat de organisatie te bieden heeft. 5. Actieve betrokkenheid en eigen bijdragen van direct betrokkenen kunnen heel overtuigend zijn om anderen te mobiliseren om ook te geven. Zodra de fondsenwerver bij de meest betrokken mensen begint en de resultaten vermeldt als de volgende groepen benaderd wordt, dan wordt de respons hoger. 6. Geef de doelgroep de tijd om kennis te nemen van de organisatie. Eerst kennis laten maken, dan een positieve grondhouding creëren en uiteindelijk richten op geefgedrag.
De doelgroep benaderen Volgens het trendonderzoek ‘Dialoog Media’ uitgevoerd door DDMA (2010), willen de donateurs het liefst via e-mail en geadresseerde post benaderd worden. Ook wanneer een persoon nog geen donateur is, wil men op deze manieren geïnformeerd worden. Als het gaat om het informatie zoeken over een goed doel vanuit de persoon zelf, wordt dit meestal gedaan via een website. De consument oriënteert zich dus grotendeels via het internet. Maar zodra men een vraag heeft over een goed doel, zal deze telefonisch gesteld worden.
Helaas loopt de effectiefste manier van donateurs werven niet in één lijn met wat de mensen het liefst zouden zien. Zo is collecte aan de deur het meest effectief, maar zoals hierboven vermeld, worden mensen liever via de e-mail of geadresseerde post voor het eerst benaderd. Pagina | 18
Verenigde Staten In zijn boek Mede mogelijk gemaakt door... licht Verstegen (2009) de fondsenwerving in de Verenigde Staten uitgebreid toe. De fondsenwerving, ook wel fundraising genoemd, wordt in de VS op een professionele manier aangepakt. Jonge mensen worden gestimuleerd om in fondsenwerving hun toekomst te zoeken, het is een echt beroep geworden. Verschillende fondsenwervers strijden met elkaar en de concurrentie is hevig. Rondom de fundraising is een hele industrie ontstaan. Zowel televisiemaatschappijen, adviesbureaus en reclamebureaus profiteren van deze concurrentie.
Naar mate de tijd vordert verandert de particuliere gever verandert zowel in de VS als in Nederland. Vroeger gaf men nog uit goodwill, tegenwoordig zijn de donateurs steeds kritischer. Ze willen graag weten waar hun geld in gestoken wordt en willen achteraf verantwoording van de bestedingen. Ook het profiel van de donateurs is aan het veranderen. Zo is steeds vaker de vrouw in het huishouden verantwoordelijk voor de giften en ook etnische groepen worden steeds belangrijker. In de VS wordt 90 % van de fondsenwerving bij de particulieren vandaan gehaald. Uit onderzoek blijkt dat goede doelen in de VS, maar ook steeds meer in Europese landen hun pijlen richten op het zogenoemde major giving. Het gaat hier om het vragen naar grote giften bij minder mensen. Relationship fundraising is ook een nieuwe trend. De persoonlijke benadering is hierbij belangrijk, dit in tegenstelling tot het vroeger veel gebruikte direct mail. Goede public relations wordt steeds belangrijker. Ook is er een ontwikkeling gaande waarbij steeds meer donateurs zich gaan bundelen in community funds. Deze fondsen adopteren één of meer projecten en onderhouden daarmee intensieve contacten.
Gisela Keller (2007) zegt in het artikel Major Giving International dat van bestuursleden van goede doelen wordt verwacht dat zij zich zo verantwoordelijk voelen voor het doel, dat ze zelf nieuwe fondsen werven. In Amerika voelen ze zich dus verantwoordelijk voor de inkomsten van de goede doelen. In Europa is dit veel minder van toepassing, hier worden bestuursleden niet gekozen om hun fondsenwervende kwaliteiten. Ze vinden het zelfs vaak gênant om geld te vragen.
4.2 Geefgedrag Vanuit het onderzoek Geven in Nederland 2009, het Centraal Bureau voor Fondsenwerving en op basis van diverse websites en artikelen, zijn verschillende gegevens bekend over het geefgedrag van particulieren. Hieronder worden de feiten, motieven en ontwikkelingen genoemd. Pagina | 19
Feiten In 2007 wordt in Nederland veel aan goede doelen gegeven, maar liefst 4,3 miljard euro, waarvan 1945 miljoen euro (45 %) gegeven wordt door huishoudens (Schuyt, 2009). Ongeveer 520 miljoen euro van de totale fondsenwerving wordt uitgegeven aan de internationale hulp. Hiervan wordt weer 298 miljoen euro ontvangen vanuit de huishoudens.
Feit is echter dat huishoudens elk jaar minder geld doneren aan goede doelen en dat de bedrijven dit percentage compenseren door meer te geven (www.cbf.nl). Als er wordt gekeken naar de uitgaven aan collectes per provincie is te zien dat de huishoudens in ZuidHolland met kop en schouders het meest vrijgevig zijn. Daarna volgen de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Noord-Holland.
Het percentage dat de Nederlander afdraagt aan het goede doel ligt in vergelijking met bijvoorbeeld de Verenigde Staten erg laag. In Nederland ligt dit namelijk op 0,8 % van het BBP, terwijl de VS rond de 2 % schommelt. Toch is de Nederlander best vrijgevig, via de belasting dragen ze namelijk een groot deel bij aan goede doelen.
Een ander interessant feit is dat niet elk doel dezelfde gevers heeft (Schuyt, 2009). Zo geven bedrijven vooral geld uit aan sport & recreatie. De goede doelen in de gezondheidszorg moet het hebben van huishoudens en nalatenschappen en de maatschappelijke/sociale doelen vooral van vermogensfondsen. De goede doelen die zich richten op internationale hulp, zoals Right To Play, ontvangen het geld voornamelijk van de goede doelen loterijen en huishoudens.
Ondanks dat er altijd wordt gezegd dat de crisis van invloed is op het geefgedrag van zowel particulieren als bedrijven, beweert Professor Schuyt van de werkgroep Geven in Nederland toch het tegenovergesteld. Men is niet minder gaan geven door de crisis. Er is een groot geefpotentieel aanwezig en grote giften zijn zeldzaam. Wat verder een interessant gegeven is, is dat allochtonen geefgraag zijn. Motieven Er zijn een aantal motieven die te maken hebben met geefgedrag van de Nederlander (Maerten & Verstegen, 1992). Schuldgevoel, men heeft ergens spijt van en wil iets goed maken. Uit eigenbelang steunt men een goed doel. Pagina | 20
Verbondenheid en sympathie met het doel. De goede ervaringen van de wervende organisatie. Men vindt het een aansprekend doel. Vanuit zakelijk belang. Geld geven omdat het een goed gevoel geeft.
Er zijn verschillen tussen huishoudens als het gaat om de hoeveelheid geld die ze doneren aan het goede doel (Maerten & Verstegen,1992). Ook dit is weer afhankelijk van een aantal factoren:
Kosten. Naarmate men meer inkomsten heeft, geeft men (niet evenredig) ook meer geld aan goede doelen. Het geld geven kost geld, wanneer deze kosten lager zijn, geven mensen meer. (bijv. door belastingaftrek) Behoeften. Hoe groter de behoefte voor steun aan het goede doel, hoe groter de kans op een gift. Deze behoeften moeten zichtbaar zijn en dat gebeurt door mediaaandacht, schuldvraag en sociale afstand. Gevraagd worden. De belangrijkste reden om te geven is gevraagd worden. De relatie tussen de geldvrager en de gever is een erg belangrijke factor. Reputatie. Men geeft omdat ze dan gezien worden als een goed en verantwoordelijk persoon. Wereldverandering. Men kan het gevoel krijgen dat ze bijdragen aan een betere wereld. Identiteit. Geven betekent dat je, door aan anderen te geven, een goed mens bent. Dit wil de gever ook zijn en uitstralen. Effectiviteit. Men wil alleen geven als ze weten dat het geld ook op de goede plek terecht komt.
Ontwikkelingen Binnen Nederland zijn er veel ontwikkelingen gaande die invloed kunnen hebben op het geefgedrag van mensen. 84% van de Nederlanders in 2010 geeft geld aan goede doelen (Verstegen, 2009). Gemiddeld geeft men €100,- per jaar en tweederde geeft een bedrag tot €50,-. Naarmate de jaren vorderen is het voor goede doelen steeds lastiger om donateurs en sponsors aan zich te binden. De geeftrouw is verminderd vergeleken met het verleden. Men heeft minder vertrouwen in de organisaties en gaat tegenwoordig steeds meer uit van het belang dat zij zelf hebben bij de doelen waarvoor hun steun gevraagd wordt. Ook heeft men
Pagina | 21
tegenwoordig moeite met het geven aan een algemeen plan. Men wil geven aan specifieke doelen en niet aan onduidelijke plannen. Algemene trends Vergrijzing. Door de vergrijzing zullen er steeds meer mensen sterven. Deze mensen hebben de mogelijkheid om een nalatenschap/schenking achter te laten en dus betekent dit op dat gebied meer inkomsten voor goede doelen (www.fundsmagazine.nl). Multiculturele samenleving. In Nederland wonen steeds meer allochtonen, in 2010 zo’n 3,36 miljoen (Volkskrant, 2010). Uit onderzoek blijkt dat deze personen gullere gevers zijn dan autochtone mensen, maar er is nog niet goed onderzocht hoe deze personen het beste te benaderen zijn (Schuyt, 2009). Economische crisis. Er werd verwacht naar aanleiding van onderzoeken tot 40 jaar terug, dat de economische crisis geen invloed heeft op het geefgedrag van de Nederlander. Toch zegt de Nederlander minder te willen geven nu de economische crisis plaats heeft gevonden (Oneworld, 2009). Social media. De manieren van communiceren worden steeds verder uitgebreid. Zo kun je tegenwoordig met elkaar in contact blijven door middel van Facebook, Twitter of LinkedIn (www.whizpr.nl). De handgeschreven brief is ouderwets en hier moeten goede doelen op inspelen. Met de tijd meegaan is belangrijk voor een organisatie, zo trek je meer personen naar je toe. Specifieke trends Mensen geven steeds meer geld aan goede doelen die zijn opgericht door mensen uit hun eigen omgeving (NCDO, 2010). Professionaliteit en creativiteit. Er komen steeds meer goede doelen die allemaal naar hetzelfde geld zoeken. Mensen moeten dus op een originele manier worden overgehaald om voor dat bepaalde doel te doneren. Maar ook kan dit komen te vervallen, omdat fondsenwerving steeds meer ‘big buisiness’ wordt. Kritischer publiek. Doordat er verschillende incidenten zijn geweest in het verleden onder de goede doelen, wordt het publiek steeds kritischer. De goede doelen moeten zorgen dat ze betrouwbaar zijn en het vertrouwen winnen van de potentiële donateurs. Relationship fundraising. De relatie met de donateur wordt steeds belangrijker, met name bij grote giften. Ook de betrokkenheid van het bestuur en de directie speelt een steeds grotere rol. Pagina | 22
Agressieve wervingsmethode. De organisaties zullen, onder invloed van de concurrentie, op een steeds agressievere wijze fondsen gaan werven (Maerten & Verstegen, 1992).
4.3 Bouwstenen voor het advies Er zijn verschillende theorieën over het onderwerp fondsenwerving. Voor Right To Play is er één theorie duidelijk toepasbaar als het gaat om het werven van donateurs. Dit is de zogenaamde fondsenwervingspiramide. Om de werving tot een succes te krijgen zijn er verschillende punten waar over nagedacht moet worden. De belangrijkste die hieruit naar voren komt is dat het intern duidelijk moet zijn dat fondsenwerving lang duurt en dat elke werknemer hier aan bij moet dragen.
Om donateurs te werven is het van belang dat de website duidelijk en gestructureerd is, toekomstige donateurs halen hier namelijk de meeste informatie vanaf. Het gebruik maken van collecte aan deuren kan zorgen voor veel donateurs, maar deze zijn vaak niet structureel en mensen vinden het meestal vervelend om zo benaderd te worden.
In de VS wordt de fondsenwerving op een professionele manier aangepakt. De goede doelen in de Verenigde Staten richten zich met name op major giving en 90% van de fondsenwerving wordt bij particulieren vandaan gehaald. Een persoonlijke benadering is erg belangrijk en ook wordt verwacht dat bestuursleden zich inzetten voor de fondsenwerving. De laatste trend die in de VS is opgedoken, zijn de community funds.
Als het gaat om het geefgedrag van de Nederlander blijkt dat de meest vrijgevige huishoudens in Zuid-Holland wonen en allochtoon zijn. De goede doelen gericht op internationale hulp ontvangen het geld voornamelijk van de huishoudens en goede doelen loterijen.
Er zijn verschillende motieven die gelden als het gaat om het geven van geld aan een organisatie als Right To Play. Zo hebben mensen verbondenheid met de organisatie, omdat ze bijvoorbeeld zelf ooit in een ontwikkelingsland hebben gezien wat er allemaal nodig is. Ook is er vaak sympathie voor een internationale hulporganisatie, omdat iedereen het waardeert dat je iets voor een ander doet. Verder is het belangrijk dat er goede ervaringen zijn met Right To Play en dat het imago positief is bij iedereen. Al deze punten zijn belangrijk om mee te nemen voordat er gestart gaat worden met fondsenwerving.
Pagina | 23
Niet elk huishouden geeft hetzelfde bedrag. Dit bedrag is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe meer men geeft. Ook zijn er een aantal trends in Nederland die de hoeveelheid fondsenwerving bepalen. Zo is er steeds meer vergrijzing en is er een multiculturele samenleving ontstaan. Bovendien heeft de economische crisis weinig invloed gehad en worden de manieren van communiceren steeds verder uitgebreid door social media. Dit alles zorgt voor een vergroting van de giften, maar er zijn ook factoren die ervoor zorgen dat het fondsenwerven steeds lastiger wordt. Er kan dan gedacht worden aan de groei van de concurrentie, het kritische publiek en de relatie hiermee.
Pagina | 24
5. Concurrentie-analyse In dit hoofdstuk is een concurrentie-analyse uitgevoerd door middel van het raadplegen van websites, het stellen van vragen via e-mail en het bestuderen van jaarverslagen van de organisaties UNICEF, War Child, Johan Cruyff Foundation, NSGK en het Jeugdsportfonds. Al deze goede doelen hebben op een bepaald vlak een link met Right To Play. Ook is er een analyse gemaakt op grond van bestaand materiaal dat is voortgekomen uit diepte-interviews. Het hoofdstuk wordt weer afgesloten met de bouwstenen voor het advies.
5.1 Desktop research UNICEF UNICEF is een internationale organisatie die zich inzet voor de rechten van het kind (www.unicef.nl). Ze zorgen ervoor dat kinderen armoede, ziekte, geweld en discriminatie kunnen overwinnen. Dit doen ze door kinderen in te enten en de kans te geven om naar school te gaan. Ook werkt UNICEF hard aan de bestrijding van de aidsepidemie en helpt kinderen die er het slachtoffer van zijn geworden. UNICEF is bij rampen en oorlogen direct ter plaatse en zorgt ervoor dat kinderen en hun families kunnen overleven. Kinderen die er alleen voor staan, krijgen van UNICEF bescherming tegen geweld, misbruik en uitbuiting. UNICEF is actief in 190 landen en opgericht in 1955.
Fondsenwerving Het aantal mensen dat UNICEF steunt neemt elk jaar toe (www.cbf.nl). In 2009 hadden ze dan ook 309.664 donateurs. Om nieuwe donateurs binnen te halen wordt er in Nederland gebruik gemaakt van mailings, oproepen op websites, tv en radio. Ook door middel van telefonische werving, werving in winkelcentra en werving bij evenementen worden er donateurs binnengehaald. De herkomst van de opbrengsten van UNICEF Nederland is zeer divers. Er wordt gebruik gemaakt van vaste donateurs. Het gaat hier om een groep mensen (310.000) die in 2009 met 15.000 mensen is gestegen. Al deze donateurs leverden 29,85 miljoen euro op. Ook was er sprake van mensen die een eenmalige gift doneerden. Hierbij gaat het om een bedrag van 4,5 miljoen euro en dit is voornamelijk gekomen door een nieuw opgezette sms-actie. Uiteindelijk is een groot deel van deze eenmalige gevers overgegaan tot een structureel donateurschap. Verder haalt UNICEF geld uit nalatenschappen. In 2009 ging het hier om een bedrag van 6,2 miljoen euro. De opbrengsten vanuit evenementen was te optimistisch begroot. Het is uiteindelijk geëindigd op 0,86 miljoen euro en dit ligt 64% onder de begroting. De grootste inkomsten binnen de evenementen komen uit de UNICEF loop, hier wordt namelijk 0,6 miljoen euro opgehaald. Verder is er te zien dat UNICEF niet Pagina | 25
aan collecteren doet, ze halen bijna 4,5 miljoen euro op uit mailingacties en door middel van loterijen, prijsvragen en eigen andere acties wordt er bijna 6,3 miljoen euro opgehaald (www.cbf.nl). War Child War Child is een internationale organisatie die zich inzet voor kinderen in oorlogsgebieden. Ze streven verschillende doelen na. Zo willen ze kinderen beschermen tegen gewapende conflicten en geweld wat daaruit voortkomt, de psychologische en sociale ontwikkeling van kinderen stimuleren, onderwijs organiseren en ervoor zorgen dat de stem van de kinderen gehoord wordt (www.warchild.nl).
Fondsenwerving In 2009 genereerde War Child €14.334.357 aan inkomsten, een toename van 4% vergeleken met 2008. 70% werd gerealiseerd door War Child’s eigen fondsenwerving. Het merendeel van deze inkomsten kwam uit private donoren, zij zijn verantwoordelijk voor een inkomen van in het totaal €7.031.000. Hiervan is €6.331.000 structureel en €385.000 incidenteel. Het overige bedrag komt voort uit acties en dit komt neer op een bedrag van €315.000. Er is een medewerker die zich fulltime op het gebied fondsenwerving richt en de beste manier voor War Child om donateurs te werven is via door-to-doorwerving. Verder brachten bedrijven en de zogenaamde andere acties ook veel geld op. Als we gaan kijken naar fondsenwerving die niet vanuit War Child is georganiseerd, kan er gedacht worden aan de Postcode Loterij en subsidies van de overheid en instituties. Gezamenlijk kwam daar een bedrag naar voren van bijna 4,5 miljoen euro, dit is meer dan 30% van de totale inkomsten (www.warchild.nl).
Johan Cruyff Foundation De Johan Cruyff Foundation richt zich op het bevorderen van het geestelijk en lichamelijk welzijn van kinderen door middel van (www.cruyff-foundation.nl):
Het aanbieden en stimuleren van sport en bewegingsactiviteiten; Het financieel ondersteunen van projecten en organisaties met eenzelfde doelstelling; Sport in combinatie met onderwijs te stimuleren; Sport in combinatie met gezondheidszorg te stimuleren;
Pagina | 26
Voor het belang van kinderen en jongeren die het minder getroffen hebben op te komen; Samenwerking te stimuleren tussen verschillende soortgelijke organisaties in Nederland en daarbuiten; Integratie te stimuleren tussen de verschillende doel- en bevolkingsgroepen.
Fondsenwerving De foundation ontvangt op verschillende manieren gelden die besteed kunnen worden aan de doelstelling (www.cruyff-foundation.nl). Allereerst gebeurt dit door werving in het bedrijfsleven. Hier ligt de focus en er wordt dan ook niet actief onder particulieren geworven. De enige mogelijkheid voor particulieren is het doneren via de website. Binnen de foundation is geen specifieke fondsenwerver aanwezig. De office manager regelt alles rondom particuliere donaties. Vanuit de particuliere donateurs kwam ongeveer €60.000 binnen in 2010. Hierbij gaat het om 527 structurele en 2597 eenmalige donateurs, waaronder ook een aankoop in de webshop valt. De totale inkomsten eigen fondsenwerving in 2009 bedroeg €1.801.524. Dit bedrag is aanzienlijk lager dan de €2.100.000 die de foundation had begroot. Voornaamste reden van dit verschil is het minder succesvol werven van fondsen onder het bedrijfsleven, mede als gevolg van de financiële crisis.
Ook wordt er geld ontvangen via fondsenwerving door derden: de bijdrage van de Sponsor Bingo Loterij, een belangrijke en trouwe partner die al meer dan tien jaar het werk van de foundation ondersteunt. In 2009 bedroeg deze ondersteuning €2.201.469. In 2009 hebben twee acties plaatsgevonden voor geoormerkt werven, met Texaco en New York Pizza. Deze hebben €554.245 opgebracht. NSGK voor het gehandicapte kind Het NSGK is een Nederlandse organisatie die kinderen met een handicap daadwerkelijk wil laten meedoen (www.nsgk.nl). Ze willen bijdragen aan de kwaliteit van leven door materiële en immateriële belemmeringen die kinderen en jongeren met een handicap in het dagelijks leven tegenkomen, zoveel mogelijk weg te nemen. Zodat zij een leven kunnen leiden als ieder ander kind in Nederland.
NSGK ondersteunt projecten voor kinderen en jongeren met een handicap tot 30 jaar in Nederland (www.nsgk.nl). NSGK richt zich daarbij op kinderen en jongeren met alle vormen
Pagina | 27
van handicaps, lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke en meervoudige, evenals op kinderen en jongeren met een chronische ziekte of een ontwikkelingsachterstand.
Fondsenwerving Het NSGK is een onafhankelijke organisatie en ontvangt geen overheidssubsidie (NSGK, 2009). Er wordt gebruik gemaakt van een aantal vaste fondsenwervers en ze halen dan ook veel geld uit donaties en giften, verder zijn ook erfstellingen erg belangrijk qua inkomstenbron. De totale inkomsten uit eigen fondsenwerving komen neer op €3.775.000. Ook wordt het NSGK gesteund door de Sponsor Bingo Loterij. Het NSGK maakt gebruik van verschillende wervingsacties voor nieuwe donateurs. Zo is er in 2009 gekozen voor persoonlijke deur-tot-deurwerving, internet en direct mail met aangekochte adressen. De totale inkomsten uit deur-tot-deurwerving waren €53.779, vanuit internet €13.029,80 en via direct mail werd er €14.040 opgehaald. Jeugdsportfonds Het motto van het Jeugdsportfonds is: ‘Alle kinderen moeten kunnen sporten (www.jeugdsportfonds.nl)!’ Ze creëren sportkansen voor kansarme kinderen. Kinderen tot 18 jaar die in gezinnen leven met weinig geld kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning. Echter, de leeftijdsgrens kan per lokaal fonds verschillen. Ze betalen contributies en benodigde attributen tot een maximaal bedrag van €225 per jaar.
Fondsenwerving In 2009 hebben de jeugdsportfondsen gezamenlijk 12.000 aanvragen gehonoreerd van kinderen om te gaan sporten (Jeugdsportfonds, 2009). Dit is een stijging van 50% ten opzichte van 2008. Dankzij de ondersteuning van het VSBfonds van €1.000.000 voor drie jaar kon in 2009 vanuit het Jeugdsportfonds Nederland €350.000 verdeeld worden onder de lokale en provinciale jeugdsportfondsen. Dankzij een projectsubsidie van het Ministerie van VWS tot half 2009 van bijna €900.000, kon er met extra input gewerkt worden aan een landelijke implementatie en professionalisering. In 2009 is inzet gepleegd om de Sponsor Bingo Loterij te verbinden aan het Jeugdsportfonds Nederland. Dit met dank aan het Nationaal Fonds Kinderhulp. In 2010 kan het Jeugdsportfonds €200.000 verdelen over de lokale en provinciale Jeugdsportfonds ten behoeve van het honoreren van aanvragen. Het Jeugdsportfonds Nederland heeft in totaal €43.591,75 aan donaties is ontvangen waarvan €27,441,75 gestort is op het Gironummer. Zodra de organisatie in 2009 10 jaar Pagina | 28
bestond ontvingen ze bijzondere giften van het NOC*NSF, Stichting Doen, Davilex en Stichting MIEP.
113
-Geen
Opvallend
werving
Soort
200
donateurs
Wereld
vrijwilligers Aantal
Aantal
Right To Play
Werkgebied
Concurrentie-matrix
Geen particuliere werving
War Child
Wereld
72
125.000
- Telemarketing
Grote eigen acties,
- Straatwerving
bijv. actie met Radio
- Door-to-
538 en de Friend for
doorwerving
War Child concerten
- Online werving - Events - TV/radio UNICEF
Wereld
4300 310.000
- Mailing
Grote eigen acties,
- Website
bijv. UNICEF-loop
- Media - Telefonisch - Straat - Events NSGK
Nederland
7500 37.714
-Direct Dialogue -Internet
Vrijwilligers worden alleen ingezet voor collecte
-Direct Mail Cruyff
Nederland
200
3124
-Geen
Foundation Jeugdsportfonds
Geen particuliere werving
Nederland
-
-
-Onbekend
Geen particuliere werving
Pagina | 29
5.2 Diepte-interviews In onderstaand stuk komen verschillende conclusies aan bod die ontstaan zijn door een eigen analyse uit diepte-interviews met goede doelenorganisaties Cordaid, SOSKinderdorpen, Terre des Hommes, War Child en het Wereld Natuur Fonds. Donateurs binnenhalen en behouden Het is tegenwoordig lastiger om geld te krijgen van particulieren dan een aantal jaren terug. Vroeger steunde men hetzelfde doel als hun ouders en dit werd gedaan uit loyaliteit. Tegenwoordig is men steeds bewuster van de uitgaven en moet eerst aan de eerste levensbehoeften voldaan worden. Organisaties zijn daarom vooral op zoek naar structurele giften, waarvan het bedrag dan lager ligt per persoon. Hierdoor is er meer garantie dat voor langere tijd inkomsten worden genereerd.
Om donateurs te behouden of te werven zijn een aantal dingen van belang. Ten eerste is een goed welkomstpakket een must voor goede doelen. Hiermee merken de donateurs dat ze belangrijk zijn en kan meteen worden verteld wat de organisatie precies doet. Daarnaast moet er af en toe een nieuwsbrief uit en is een bedankkaart niet overbodig. Ook is het mogelijk om te proberen het bedrag wat wordt gestord te upgraden. Dit wil zeggen dat de donateurs worden gevraagd om een hoger bedrag te doneren voor het goede doel. Verder moet er verschil worden gemaakt tussen grote en kleine donateurs. De grote donateurs brengen meer geld binnen en dus moeten ze ook meer betrokken worden. De kleine donateurs hoeven alleen maar op de hoogte gehouden te worden, bijvoorbeeld door middel van nieuwsbrieven. Het is echter wel veel werk om dit te segmenteren. Uiteindelijk, als men het donateurschap wil opzeggen, moet geprobeerd worden om hen toch te behouden. Dit kan bijvoorbeeld door een lager bedrag te vragen.
Om de donateurs goed te kunnen informeren, is een goede database nodig. Deze database kan via verschillende bedrijven verkregen worden. Belangrijk is dat de database de informatie kwijt kan die bij de organisatie past. Ook moet worden gelet op de prijs, want hier zijn veel verschillen in. Vaak kan er meegedraait worden op de database van een hoofdkantoor, dit scheelt veel geld. Manieren van fondsenwerving Binnen de manier van fondsenwerving heeft een verandering plaatsgevonden. Vanaf 1990 werd vooral gebruik gemaakt van brieven, later werd er een intrede gemaakt met tv- en radio-spotjes. Ook maken veel goede doelen gebruik van van straatwerving, dit zorgt voor Pagina | 30
een groot deel van de particuliere inkomsten. Het is prijstechnisch goedkoop, want je krijgt er veel voor terug. Een tv-spotje is erg duur en hier krijg je weinig voor terug. Toch zijn er ook goede doelen die wel gebruik maken van tv-, radio- en billboard reclame. Dit wordt gedaan omdat hierdoor de boodschap goed overgebracht kan worden. Ook wordt gezorgd dat goede doelen aan een bepaald groot evenement gekoppeld worden, zodat het zowel veel naamsbekendheid als geld oplevert. Verder zijn er nog mogelijkheden om een sms-actie op te zetten, zowel via GoedeDoelenSMS als een zelf georganiseerde. Wel wordt gezegd dat bij de GoedeDoelenSMS veel aan de strijkstok blijft hangen. Als laatste is er de mogelijkheid om een bumper page op de website te plaatsen. Dit is een pagina die men als allereerst te zien krijgt, nog voordat ze de officiële website bezoeken. Hier kunnen mensen zich aanmelden als donateur, het is bedoeld om de drempels weg te nemen. Tips Communicatie naar de donateurs is erg belangrijk. De particuliere donateurs moeten worden behouden en onder andere de communicatie speelt een grote rol. Hier moet wel een goede balans in te vinden zijn, want teveel communicatie kan men afschrikken. Ben niet dwingend en benader mensen niet als ze dit niet willen. Verder is het van belang om klachten vanuit donateurs op een snelle en juiste manier af te handelen en toegankelijk te zijn voor iedereen.
5.3 Bouwstenen voor het advies Right To Play zou meer aandacht kunnen besteden aan een eigen, groot evenement. Momenteel wordt hier nog weinig aandacht aan besteed en zijn er mogelijkheden genoeg om hier meer geld uit te halen.
Door de particuliere fondsenwerving groots aan te pakken, kan Right To Play altijd verzekerd zijn van inkomsten en dit is een goed basis om op te bouwen. Daarom is het slim om te zoeken naar structurele donateurs. De beste manier hiervoor is straatwerving. Verder is het belangrijk om de donateurs die er zijn goed te informeren en erbij te blijven betrekken.
Opvallend is dat Right To Play de fondsenwerving nog niet heeft geprofessionaliseerd en het blijkt dat dit wel een belangrijk punt is om aan te pakken. Goede doelen die actief gebruik maken van particuliere fondsenwerving hebben hier erg veel baat bij.
Pagina | 31
6. Consumentenonderzoek In dit hoofdstuk komt het consumentenonderzoek aan bod. Voordat het onderzoek wordt toegelicht, is de probleemstelling geformuleerd. De enquête is opgesteld met een aantal voorwaarden en deze zijn te lezen in de paragraaf opzet en uitvoering. Hierna zijn de uitkomsten van de afgenomen enquête te vinden en uiteindelijk worden ook verschillende bevindingen toegelicht. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de bouwstenen voor het advies.
6.1 Probleemstelling De probleemstelling van dit onderzoek is: Wat is het geefgedrag van de Nederlander aan goede doelen?
Deze probleemstelling wordt door middel van verschillende deelvragen bekeken. De deelvragen luiden als volgt: Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en leeftijd? Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en geslacht? Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en provincie? Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en opleiding? Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en inkomen? Is er een samenhang tussen de hoeveelheid geld en het geven bij collecte? Is er een samenhang tussen de geefreden en de omgeving? Deelproblemen en analysetechnieken Vragen
Deelprobleem
Analysetechniek
Type
Meetniveau
vraagstelling 3 + 15
Geld en leeftijd
Somers’ d
Samenhang
Ordinaal
3 + 14
Geld en geslacht
Somers’ d
Samenhang
Ordinaal
3 + 16
Geld en provincie
Goodman & Kruskal tau
Samenhang
Nominaal
3 + 17
Geld en opleiding
Goodman & Kruskal tau
Samenhang
Nominaal
3 + 18
Geld en inkomen
Somers’ d
Samenhang
Ordinaal
3+8
Geld en collecte
Cramers V
Samenhang
Nominaal
3+
Geefreden en
Goodman & Kruskal tau
Samenhang
Nominaal
(10+11+13) omgeving
Pagina | 32
6.2 Opzet en uitvoering Doelgroep De populatie die met dit onderzoek bereikt dient te worden is erg groot. In principe kunnen alle Nederlanders die mogen beslissen over de besteding van hun geld worden benaderd. Er is gekozen om het kwantitatief onderzoek te richten op de Nederlanders in de omgeving van de onderzoeker. Deze Nederlanders verschillen dan van leeftijd, woonplaats en geslacht, maar het merendeel is tussen de twintig en veertig jaar oud, woont in Noord-Holland/NoordBrabant en het geslacht verschilt. De respondenten worden benaderd via websites zoals Facebook, Hyves en LinkedIn, maar ook wordt gebruik gemaakt van e-mail. Er is gekozen voor een kwantitatief onderzoek, omdat uitspraken worden gedaan over het totale onderzoeksveld aan de hand van een steekproef. Steekproeftrekking Right To Play is nog niet bezig met de actieve particuliere fondsenwerving. Er is dus nog geen strategie waar de organisatie mee werkt. Elke Nederlander die mag beslissen over het besteden van eigen geld behoort tot de populatie. De enquête is afgenomen in de periode van week 15 tot en met week 18. Doordat de vragenlijst per Internet/e-mail wordt verstuurd, bestaat de kans dat de respondenten de vragenlijst niet serieus invullen, of de link/e-mail niet openen. Het is wel een goede manier om een zo groot mogelijk spreidingsgebied te hebben van de respondenten. Verder is het een goede manier om de kosten laag te houden. Voordat geënquêteerd werd is gekeken hoeveel respondenten de vragenlijst in moesten vullen. Uit deze berekening kwam dat minstens 267 Nederlanders de enquête moesten invullen en hier gaat het dan om een foutmarge van 5% en een betrouwbaarheidsniveau van 90%.
De kans op een non-respons wordt erg groot geschat, omdat alles via het Internet gaat. Men kan een e-mail met opzet niet beantwoorden, kan een ander e-mailadres gekregen hebben of de e-mail kan in de spambox terecht komen. Ook via het Internet kan de link niet geopend worden, of men kan de enquête vergeten in te vullen. Er is niemand die controleert of ze de vragenlijst beantwoorden, dus het is eenvoudig om het niet te doen. Vandaar dat het lastig wordt om een grote respons te krijgen. Er kan wel gezorgd worden dat de enquête ingevuld wordt door hem een aantal keer te sturen, zodat ze deze bijna niet kunnen mislopen. De betrouwbaarheid van het onderzoek neemt af naar mate je minder persoonlijk bent. De manier waarop in dit onderzoek de enquête wordt beantwoord is dan ook niet erg betrouwbaar, omdat het onpersoonlijk is. Men kan de vragenlijst invullen met verzonnen antwoorden. Toch gaan we ervan uit dat ze de vragenlijst serieus invullen, aangezien we hier geen controle op hebben. Pagina | 33
Non-respons Non-respons ontstaat door het niet bereiken van een potentiële respondent, waardoor de vragenlijst niet ingevuld wordt. Het is ook mogelijk dat een respondent gegevens vergeet in te vullen in de vragenlijst. Zodra er twee of meer vragen niet beantwoord zijn, worden de vragenlijsten niet meegenomen in het verwerkingsprogramma SPSS. Het is dan ook een vereiste dat zoveel mogelijk vragen worden ingevuld. Wanneer sprake is van een niet ingevulde vragenlijst wordt deze ook niet meegenomen.
Steekproefkader Hieronder de criteria waar een geënquêteerde aan moet voldoen om in de steekproef opgenomen te worden. - Wonend in Nederland - Het hebben van een inkomen - Het mogen beslissen over de besteding van eigen geld - Het hebben van een e-mailadres of Internet met Facebook, Hyves of LinkedIn.
Steekproefgrootte De steekproefgrootte is bepaald door middel van een formule. Het is helaas niet gelukt om de desbetreffende 267 respondenten te verkrijgen. Daarentegen hebben 218 respondenten de enquête ingevuld, waarvan er 206 geschikt waren voor de verwerking. Validiteit en betrouwbaarheid Bij validiteit gaat het erom of datgene wat men meet ook datgene is wat men wilde meten. Er is veel aandacht aan het opstellen van de vragenlijst besteed, maar nadat de testversie aangepast was, is hij meteen verzonden naar de potentiële respondenten. Het was goed geweest om hem nog een keer in te laten vullen door een aantal personen, om te kijken of hij nu volledig beantwoord kon worden. Nadat een aantal respondenten gereageerd had, werd het duidelijk dat de vragenlijst toch goed was opgesteld. De enige vrees die er was, was dat mensen die niets aan goede doelen geven dit hier niet duidelijk kunnen vermelden. De meeste vragen die gesteld werden, waren niet van toepassing op mensen die niets geven. Het blijkt dat er weinig mensen zijn die niet aan goede doelen geven en dus kon de vragenlijst door ongeveer iedereen worden ingevuld. Er bestaat een kans dat mensen sommige vragen anders geïnterpreteerd hebben, waardoor de vragen minder valide zijn. Ook bestaat de kans dat de respondenten de vragenlijst niet betrouwbaar ingevuld hebben, omdat ze bij desbetreffende vragen gewoon maar wat verzonnen hebben. Pagina | 34
De betrouwbaarheid betreft de mate waarin bij herhaling van het onderzoek onder dezelfde of vergelijkbare omstandigheden ook dezelfde resultaten worden bereikt. Bij dit onderzoek is het lastig te zeggen hoe groot de betrouwbaarheid is, aangezien niet duidelijk is waar de respondenten precies vandaan komen, maar de gewenste betrouwbaarheid was 90% en deze is niet gehaald. De betrouwbaarheid is uiteindelijk 85% geworden. Hypothese Door middel van dit onderzoek wordt bekeken wat het geefgedrag van de Nederlander aan goede doelen is. Er wordt onderzocht waarom ze geven en wat dit voor verband houdt met de demografische factoren. De vragenlijst is dan ook opgebouwd uit vragen die te maken hebben met het geefgedrag van de Nederlander.
De hypothese voor het onderzoek luidt als volgt: H0: Mensen wonend in Zuid-Holland met een boven modaal inkomen besteden het meeste geld aan goede doelen. Dit omdat uit verschillende andere onderzoeken blijkt dat mensen wonend in Zuid-Holland het meest vrijgevig zijn en hoe hoger het inkomen, hoe meer er aan goede doelen wordt besteed.
H1: De personen die in een andere provincie dan Zuid-Holland wonen geven het meest aan goede doelen. Zij hebben een lager dan modaal inkomen. Vragenlijst Het onderzoek is gedaan door middel van een vragenlijst. Deze vragenlijst bestaat uit vragen die samen het antwoord op de hoofdvraag moeten geven. Het laatste deel van de vragenlijst bestaat uit algemene vragen. Hier gaat het om de onderwerpen inkomen, opleiding, woonplaats, leeftijd, geslacht en leefsituatie. Deze vragen zijn nuttig omdat verder in het onderzoek verbanden kunnen worden gelegd tussen de specifieke vragen gericht op geefgedrag en de algemene vragen gericht op demografische factoren.
Naast de algemene vragen bestaat de enquête uit 13 specifieke vragen. Deze vragen hebben betrekking tot het gevoel en gedrag tegenover een goed doel en het geven aan een goed doel. Het was de bedoeling dat de respondenten alle vragen beantwoorden. De vragen die zijn gesteld in de enquête zijn niet allemaal meegenomen in de verwerking van de enquêtes. Dit komt omdat achteraf bleek dat niet alle vragen belangrijk waren voor het
Pagina | 35
onderzoek. De totale enquête is te vinden in bijlage 1 en de uitleg van de verwerkte vragen is hieronder te lezen.
Specifieke vragen: - Noem drie goede doelen die als eerst in u opkomen. Deze vraag is gesteld als een open vraag met als doel om te kijken wat de spontane naamsbekendheid van Right To Play is.
- Waar kent u deze goede doelen van? Deze vraag is gesteld om te kijken wat de juiste manier is om de naamsbekendheid te vergroten. De vraag is gesteld als gesloten vraag, maar er waren meerdere antwoorden mogelijk.
- Hoeveel euro geeft u (ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Deze vraag is gesteld om te kijken wat de gemiddelde uitgave aan goede doelen is. Dit omdat het belangrijk is om te weten hoeveel men gemiddeld aan goede doelen geeft. De vraag is gesteld als gesloten vraag.
- De belangrijkste reden waarom u aan het goede doel geeft is? Deze vraag is gesteld om te kijken naar de belangrijkste beweegreden van mensen. Hier zijn al verschillende onderzoeken naar gedaan. Om te kijken of dit onderzoek betrouwbaar is, wordt gekeken of de antwoorden vergelijkbaar zijn met andere onderzoeken. De vraag is als gesloten vraag gesteld.
- Hecht u er waarde aan dat een ander aan een goed doel geeft? Deze vraag is gesteld om te kijken of de respondenten worden beïnvloed door hun naasten. Ook deze vraag is als gesloten vraag gesteld.
- Hoe vindt u het om op straat aangesproken te worden door een goed doel? Deze vraag is als gesloten vraag gesteld en hij is verwerkt om te kijken welke manier van fondsenwerving het best voor Right To Play zou kunnen werken.
- Geeft u geld als er aan de deur gecollecteerd wordt? Deze vraag is als gesloten vraag gesteld en wordt gesteld om te kijken hoe Nederlanders reageren op deze goed werkende manier van fondsenwerving.
Pagina | 36
Stellingen: Ik geef het liefst als: 1. Ik aan een specifiek project doneer – Ik aan een algemene organisatie doneer 2. Het kinderen zijn die me aanspreken – Het volwassenen zijn die me aanspreken 3. Ik via de radio/tv word benaderd om geld te doneren – Ik op evenementen word benaderd om geld te doneren 4. Het ten goede komt aan iemand die me nader staat – Het ten goede komt van iemand die ver van me af staat 5. Ik kans heb om iets te winnen – Ik iets terug krijg in de vorm van merchandise 6. Ik op de hoogte word gehouden wat er met mijn geld gebeurt – Ik niet op de hoogte word gehouden wat er met mijn geld gebeurt 7. Mijn gift anoniem is – Mijn gift niet anoniem is Deze tegenstelling zijn allemaal gesteld om te kijken waar de respondenten hun voorkeur aan geven en dus waar Right To Play het beste op kan inspelen. Over sommige stellingen bestaat al een bepaalde theorie, over andere stellingen niet. De vragen zijn allemaal gesloten gesteld.
- De meeste mensen in mijn omgeving geven aan goede doelen. Ook deze vraag is gesteld om te kijken of respondenten beïnvloed worden door hun omgeving. De vraag is gesloten gesteld.
- De meeste mensen in mijn omgeving waarderen het als ik aan goede doelen geef. Deze vraag is gesteld om erachter te komen of mensen zich bewust zijn wat anderen van hun geefgedrag denken. De vraag is gesloten gesteld.
- Ik ben bereid om 1% van mijn salaris af te staan aan het goede doel. Deze vraag is gesteld om te kijken hoe vrijgevig mensen zijn als het gaat om een standaard te doneren bedrag. Deze vraag is ook gesloten gesteld.
- Mensen in mijn directe omgeving zouden het raar vinden als ik niet aan goede doelen zou geven. Ook deze vraag is gesteld om te kijken of mensen zich bewust zijn wat anderen van hun geefgedrag denken. De vraag is gesloten gesteld.
Pagina | 37
Antwoordmogelijkheden De vragenlijst is opgesteld door middel van zowel open als gesloten vragen. Er is gekozen om zoveel mogelijk gesloten vragen te stellen, zodat het makkelijker te verwerken is in SPSS en duidelijkere verschillen te zien zijn. Ook moest de vragenlijst snel en gemakkelijk in te vullen zijn, wat een reden is om te kiezen voor het merendeel gesloten vragen. Er is slechts één vraag die volledig open te beantwoorden is, namelijk de vraag ‘Noem drie goede doelen die als eerst in u opkomen’. Deze vraag is zo gesteld, omdat het nu om spontane naamsbekendheid en anders zou het om geholpen naamsbekendheid gaan. De overige vragen zijn meerkeuzevragen. Ze hebben allemaal een verschillende manier van beantwoording, maar het blijft wel eenvoudig. Men hoeft er niet lang over na te denken, omdat de antwoordmogelijkheden al voorgeschreven zijn. Test vragenlijst Voordat de enquête verzonden werd naar de potentiële respondenten is hij eerst getest. Nadat de testversie gemaakt was, is de vragenlijst door een aantal personen ingevuld. Er kwam uit dat de beantwoording niet helemaal lekker liep en dus moesten er aanpassingen gedaan worden aan de vraagstellingen en antwoorden. De antwoorden op vraag twee, vier, zes, zeven en elf moesten worden aangepast. De vraagstelling van vraag zes werd ook aangepast.
6.3 Resultaten De resultaten die uit het onderzoek kwamen zijn hieronder per onderwerp weergegeven in tabellen. Het gaat om de vragen die meegenomen zijn in het onderzoek. Aan de hand hiervan zijn constateringen geformuleerd.
Leeftijd Als er wordt gekeken naar de leeftijd van de respondenten blijkt dat het grootste deel tussen de 21 en 40 jaar oud is. In het totaal hebben 206 respondenten antwoord gegeven op deze vraag, waarvan 130 personen in deze leeftijdscategorie vallen, dit is ruim 63 procent.
Pagina | 38
Woonplaats In totaal hebben 206 respondenten antwoord gegeven op de vraag ‘In welke provincie woont u?’. Het blijkt dat 61 respondenten (26,6 %) in Noord-Holland wonen, 50 (24,3%) in NoordBrabant en 27 (13%) respondenten komen uit Zuid-Holland.
Naamsbekendheid Right To Play heeft een lage naamsbekendheid. Dit feit is al naar voren gekomen uit voorgaande onderzoeken. Ook uit dit onderzoek blijkt weer dat Right To Play weinig wordt genoemd. Bij vraag één, waar spontane naamsbekendheid centraal staat, wordt de organisatie door dertien respondenten genoemd. Dit houdt in dat de spontane naamsbekendheid 6,1 procent is. Naar de geholpen naamsbekendheid is in dit onderzoek niet gevraagd.
Als het gaat om de mogelijkheid tot vergroten van de naamsbekendheid kan gekeken worden naar de vraag ‘Waar kent u deze goede doelen van?’. Maar liefst 73,24 procent van de respondenten herkent goede doelen van reclame via media. Hierbij kan gedacht worden aan reclame in dagbladen/weekbladen, op de radio, televisie of het Internet. Ook blijkt dat er veel goede doelen herkend worden van collecte aan de deuren, want ook hier reageren veel respondenten positief op als het om naamsbekendheid gaat. Verder geven 35 mensen aan dat ze goede doelen via een ander medium kennen. Een aantal reacties hierop zijn: via school, via de studievereniging, zelf opgericht, via familie/kennissen of via zakelijk contact.
Pagina | 39
Geld Natuurlijk wordt er door middel van de enquête ook onderzocht hoeveel geld de Nederlander aan goede doelen geeft en welke factoren eventueel van invloed zijn op het geefgedrag. Frequency Valid
Valid Percent
111
52,1
51 - 100
42
19,7
101 - 150
18
8,5
151 - 200
12
5,6
201 - 250
6
2,8
24
11,3
213
100,0
0 - 50
251 - hoger Total
Wat blijkt is dat de grootste groep (52,1%) 0 tot 50 euro per jaar uitgeeft aan het goede doel. Dit is gedeeltelijk in overeenstemming met uitkomsten van andere onderzoeken. Hier komt namelijk uit voort dat de Nederlander gemiddeld 0 - 100 euro per jaar uitgeeft aan het goede doel.
Ook is er een vraag gesteld of er bereidheid is tot het afstaan van één procent van het salaris. Hier reageerde 37,3 procent op met ‘eens’ en 45,5 procent met ‘oneens’. Ook waren er een aantal (17,2 %) die geen keus konden maken. Eén procent van het salaris lijkt heel weinig en is in vergelijking met bijvoorbeeld de Verenigde Staten ook heel weinig. Toch blijkt dat de Nederlander het er niet over eens is of ze een vast bedrag willen afstaan. Het neigt ernaar dat ze dit niet willen.
Belangrijkste geefreden De enquête laat zien dat de belangrijkste reden om te geven voornamelijk het krijgen van een goed gevoel is. 26,51 procent zegt dat ze dit de belangrijkste reden vinden. Ook worden er veel andere redenen gegeven. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Ik heb het, dus ik wil anderen helpen; uit persoonlijk belang of voor de familie; ik vind het belangrijk om anderen te Pagina | 40
steunen; ik ken de noodzaak en ben bang voor wat er zou gebeuren als ik het niet doe; de collectanten zijn bekenden en hen wil ik graag helpen. Maar natuurlijk zijn er ook mensen die vrees hebben voor wat er gebeurt met hun geld. Zo zijn er mensen die bang zijn dat er slecht met het geld wordt omgegaan en een aantal vindt het jammer dat er geen direct resultaat te zien is van de gift.
Manier van collecteren Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlander het niet fijn vindt om op straat aangesproken te worden door een goed doel.
Het merendeel van de respondenten loopt het liefst door als iemand hem/haar probeert aan te spreken. Ook zijn er veel mensen die het vervelend vinden, maar toch luisteren naar het goede doel. Verder zijn maar weinig mensen die het echt heel fijn vinden, er graag naar luisteren en er zelfs nog wat voor over hebben. Als het gaat om collecte aan de deuren, wordt een stuk positiever gereageerd. Zo geeft het grootste deel van de respondenten (62,79%) altijd iets als iemand van het goede doel voor de deur staat. Het gaat hier vaak om een klein bedrag, maar het is wel een donatie.
Het blijkt dus dat mensen het vervelend vinden om op straat aangesproken te worden, maar toch laten andere onderzoeken zien dat door middel van straatwerving veel nieuwe donateurs geworven worden. Het verschil tussen op straat aangesproken worden en aan de deur collecteren kan zitten in het idee dat mensen over deze manieren van fondsenwerving hebben. Mensen kunnen bang zijn om bij straatwerving voor langere tijd ergens aan vast te zitten, terwijl ze weten dat huis-aan-huis collecte eenmalig is.
Pagina | 41
Omgeving Als we het hebben over mensen in de directe omgeving van de respondenten kan gedacht worden aan familie, vrienden of kennissen. Het blijkt dat maar liefst 119 (57,8%) van de 206 respondenten denken dat de meeste mensen in hun omgeving aan goede doelen geven.
Frequency Valid
119
55,9
Neutraal
67
31,5
Oneens
23
10,8
209
98,1
4
1,9
213
100,0
Eens
Total Missing Total
Percent
System
Als het gaat om de gedachte van anderen over het gedrag van de respondenten, reageren de respondenten wat neutraler. Zo antwoorden 113 (54,85%) mensen op de stelling ‘De meeste mensen in mijn omgeving waarderen het als ik aan goede doelen geef’ neutraal. Wel denkt het merendeel van de respondenten dat de omgeving het niet raar zou vinden als hij/zij niet aan goede doelen geeft. Ook bij deze vraag hebben veel respondenten neutraal geantwoord.
Stellingen In het onderzoek is gevraagd om een aantal stellingen te beantwoorden. Hierbij ging het om tegenstellingen, waaruit uiteindelijk moest blijken wat voor de mensen het beste werkt. Zo werd er gevraagd of mensen liever aan specifiek project willen doneren, of aan een algemene organisatie. Hieruit blijkt dat het merendeel van de mensen voor het specifieke project gaat. Verder blijkt uit dit onderzoek dat mensen het liefste geld geven aan iemand die hen nader staat dan aan mensen die ver van ze af staan. Ook willen ze graag op de hoogte worden gehouden over wat er met hun donatie gebeurt. Het maakt voor de respondenten niet zoveel uit of er kinderen of volwassenen hen voor het goede doel aanspreken en ook is er geen verschil in mening als het gaat om het krijgen van merchandise of het winnen van een prijs. Een grote groep mensen willen het liefst dat hun gift anoniem is, maar ook veel mensen maakt dit niets uit. Als laatste blijkt dat mensen die op evenementen worden
Pagina | 42
aangesproken voor het goede doel, sneller geneigd zijn om te doneren, dan wanneer ze een radio-/tv-commercial zien. Dit verschil is echter niet heel groot. Bevindingen Eerst wordt gekeken of het geven van de hoeveelheid geld in verband hangt met de demografische factoren. Daarna wordt er gekeken of er een samenhang is tussen de hoeveelheid geld dat gegeven wordt en het geven aan de collectant. Als laatste komt de invloed van de omgeving op het geefgedrag van de Nederlander aan bod. De uitwerkingen van deze bevindingen zijn te vinden in bijlage 3: Tabellen consumentenonderzoek. Bevinding 1: Hoeveelheid geld – Leeftijd Als er wordt gekeken naar het verband tussen leeftijd en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt, kan er geconcludeerd worden dat er een redelijk sterke positieve samenhang is tussen leeftijd en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt (Somers’ d = 0,462, n = 206). De oudere respondenten in het onderzoek geven meer geld aan goede doelen dan de jongeren respondenten. Bevinding 2: Hoeveelheid geld – geslacht Bij deze bevinding wordt gekeken naar de samenhang tussen de hoeveelheid geld die gegeven wordt aan goede doelen en het geslacht. Dit geslacht is achteraf naar ratio niveau omgezet. Man heeft de waarde nul gekregen en vrouw de waarde één. Hierdoor kan een Somers ’d test gedaan worden. Het blijkt dat er een zwakke negatieve samenhang is tussen geslacht en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt (Somers’ d = -0,116, n = 206). De mannen in het onderzoek geven dus iets meer geld aan goede doelen dan de vrouwen. Bevinding 3: Hoeveelheid geld – provincie Deze bevinding laat zien of er een samenhang is tussen woonplaats en de hoeveelheid geld dat men uitgeeft aan goede doelen. Deze test is gedaan omdat er uit andere onderzoeken blijkt dat de mensen wonend in Zuid-Holland het meest vrijgevig zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat er een zeer zwakke samenhang is tussen de provincie waarin men woont en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt (Goodman & Kruskal tau = 0,069, n =206). Dit houdt in dat provincie dus geen goede voorspeller is voor de hoeveelheid geld dat iemand geeft. Informatie over de provincie waar men woont, geeft geen voorspellingsverbetering ten opzichte van de randtotalen om de hoeveelheid geld dat gegeven wordt te voorspellen.
Pagina | 43
Bevinding 4: Hoeveelheid geld – opleiding Door middel van deze bevinding wordt gekeken of er samenhang is tussen de opleiding die men heeft afgerond en de hoeveelheid geld dat men per jaar aan een goed doel geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat er een zeer zwak verband is tussen opleiding en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt (Goodman & Kruskalls tau = 0,033, n = 206). Dit betekent dat opleiding dus geen goede voorspeller is voor de hoeveelheid geld dat iemand aan het goede doel geeft. Bevinding 5: Hoeveelheid geld – inkomen Bij deze bevinding wordt gekeken naar de samenhang tussen het inkomen per jaar en de hoeveelheid geld dat per jaar wordt gegeven aan goede doelen. Uit dit onderzoek blijkt dat er een redelijk sterke negatieve samenhang is tussen het inkomen en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt (Somers’ d = -0,404, n = 206). De respondenten in het onderzoek die minder verdienen, geven meer aan goede doelen dan de respondenten die meer verdienen. Dit is een opvallende bevinding, aangezien uit andere onderzoek blijkt dat de hoeveelheid geld dat gegeven wordt aan een goed doel sterk afhankelijk is van de hoogte van het inkomen. Nederlanders willen eerst in hun eerste levensbehoefte voorzien en daarna denken ze pas aan anderen. Bevinding 6: Hoeveelheid geld – collecte Bij deze bevinding wordt gekeken naar het verband tussen mensen die wel/geen geld geven aan de collectant die langs de deuren komt en de hoeveelheid geld dat men per jaar aan goede doelen geeft. Het blijkt dat er een zwak verband is tussen het geven van geld aan een collectant en de hoeveelheid geld dat gegeven wordt aan goede doelen (Cramers V = 0,203, n = 206). Ook is te zien dat mensen die altijd geld geven aan een collectant, per jaar ongeveer tussen de 50 en 150 euro uitgeven aan het goede doel. Iemand die nooit geld geeft aan een collectant, geeft gemiddeld ongeveer 0 tot 50 euro uit aan het goede doel. Dit houdt dus in dat iemand die altijd aan de collectant geeft, gemiddeld meer aan het goede doel geeft dan iemand die nooit aan de collectant geeft. Ook houdt het in dat iemand die gemiddeld meer aan het goede doel geeft, altijd aan de collectant geeft. Bevinding 7: Geefreden – omgeving Bij deze variabele wordt gekeken of de omgeving invloed heeft op de geefreden van mensen. De variabele omgeving bestaat uit de vragen: - De meeste mensen in mijn omgeving vinden het raar als ik niet aan goede doelen geef - De meeste mensen in mijn omgeving geven aan goede doelen Pagina | 44
- De meeste mensen in mijn omgeving waarderen het als ik aan goede doelen geef De antwoorden die hierop gegeven kunnen worden zijn: eens, neutraal of oneens.
Het blijkt dat er een zeer zwakke samenhang is tussen de geefreden van mensen en de gedachte die mensen over hun omgeving hebben (Goodman & Kruskal tau = 0,046, n = 206). De omgeving is dus geen goede voorspeller voor de geefreden van iemand. Wel kan gezegd worden dat mensen die de bovenstaande drie vragen met eens beantwoorden, voornamelijk geven doordat ze een goed gevoel ervan krijgen. Het kan dus zo zijn dat deze mensen geven omdat ze weten dat anderen hier positief op reageren en hier krijgen ze een goed gevoel van.
6.4 Bouwstenen voor het advies De betrouwbaarheid van het onderzoek ligt iets lager dan normaal, namelijk op 85%. De probleemstelling ‘Wat is het geefgedrag van de Nederlander?’ kan beantwoord worden met het volgende antwoord.
Uit het onderzoek blijkt dat personen tussen de 21 en 40 jaar het liefst een laag bedrag uitgeeft aan goede doelen, namelijk 0 tot 50 euro per jaar. De belangrijkste geefreden is dat men er een goed gevoel van krijgt en mensen vinden het niet fijn om op straat aangesproken te worden door een goed doel. Wel geeft het grootste deel van de respondenten geld als een collectant langs de deuren komt. Reclame via media blijkt de beste manier om naamsbekendheid van een goed doel te verhogen. De respondenten doneren liever aan een specifiek project en aan iemand die hen nader staat. Ook willen mensen op de hoogte gehouden worden wat er met hun geld gebeurt en zodra ze op een evenement worden aangesproken geven ze sneller dan wanneer ze via de media een commercial zien.
Verder kan gezegd worden dat oudere respondenten meer geld geven dan jongere respondenten. Bovendien kan er met weinig overtuiging gezegd worden dat mannen vrijgeviger zijn dan vrouwen. De provincie, omgeving en opleiding zijn geen goede voorspeller voor de hoeveelheid geld dat men per jaar aan het goede doel geeft. Wel blijkt dat mensen met een hoger inkomen minder geld geven dan mensen met een lager inkomen.
Pagina | 45
7. Advies Right To Play doet op dit moment niets met particuliere fondsenwerving. Uit onderzoek blijkt dat Right To Play een gat in de markt laat liggen. Het advies is dat Right To Play zo snel mogelijk moet beginnen met het werven van particuliere donateurs. Right To Play Nederland is een fondsenwervend kantoor en zal dus alles op alles zetten om zoveel mogelijk inkomsten te genereren. Het zal niet makkelijk zijn om de resultaten binnen korte tijd aan te tonen, dus in het achterhoofd moet worden gehouden dat fondsenwerving veel tijd in beslag zal nemen. In Bijlage 4: Tijdsschema fondsenwerving is een voorbeeld gemaakt van een tijdsschema. Voorafgaand aan de fondsenwerving Om verder te kunnen is het noodzakelijk dat de organisatie professioneler en gestructureerder te werk moet gaan. Momenteel worden er al aanzetten gemaakt voor de voorbereiding van fondsenwerving, zoals onder andere het opstellen van de Gift of Play. Het is raadzaam om hier de komende jaren mee verder te gaan en dit te professionaliseren. Alle partijen binnen Right To Play Nederland zullen bij de fondsenwerving betrokken worden. Een voorbeeld is dat de afdeling communicatie de website up-to-date, duidelijk en eenvoudig moet houden. Mensen blijken de meeste informatie van de website te halen voordat ze beslissen welk goed doel ze gaan steunen.
Om volledige aandacht en inzet te krijgen voor het onderwerp fondsenwerving, is het raadzaam om een vacature open te stellen voor fondsenwerver. Hij/zij kan zich dan volledig bezig houden met de particuliere fondsenwerving en kan hierbij de fondsenwervingspiramide gebruiken. Deze piramide laat zien dat eerst een groep geselecteerd moet worden om te benaderen. Zodra deze personen benaderd zijn moeten ze warm gehouden worden en daarna kan op een voorzichtige manier aan ze gevraagd worden of ze meer willen bijdragen. Hierna kan dan een onderverdeling worden gemaakt tussen de kleine (structurele) gevers tot aan de grote (structurele) gevers. Het zal een aantal jaren duren voordat de fondsenwervingspiramide volledig ingevuld kan worden. Het is lastig om particuliere donateurs te vinden, dus een advies is om op zoek te gaan naar structurele donateurs. Zij geven een lager bedrag per keer en dit spreekt mensen vaak erg aan. Ook geven zij voor een langere tijd, waardoor Right To Play verzekerd is van inkomsten. Door de opzet van de fondsenwervingspiramide aan te houden, onstaat uiteindelijk een structurele basis voor Right To Play.
Pagina | 46
Strategie Vanuit verschillende motieven geven mensen geld aan een organisatie zoals Right To Play. Zo is er een verbondenheid met de organisatie, omdat ze bijvoorbeeld zelf ooit in een ontwikkelingsland hebben gezien wat er allemaal nodig is. Ook is er vaak sympathie voor een internationale hulporganisatie, omdat iedereen het waardeert dat je iets voor een ander doet. Daarnaast is het belangrijk dat er goede ervaringen zijn met Right To Play en dat het imago over het algemeen positief is. Een ander motief voor het geven is het krijgen van een goed gevoel. Al deze punten zijn belangrijk bij het ontwikkelen van een fondsenwervingsstrategie en het in spelen op de motieven van mensen.
Ook zijn er een aantal trends in Nederland die positief kunnen uitpakken voor de fondsenwerving en waar Right To Play op in kan spelen. Zo is er steeds meer vergrijzing en de mensen die al structurele gever zijn kunnen benaderd worden of ze een nalatenschap willen doen. Vaak gaat het over grote bedragen en willen structurele gevers hierover nadenken. Mensen zijn sneller bereid om te geven aan een specifiek project zodra ze persoonlijk benaderd worden. Nederland wordt steeds meer een multiculturele samenleving en hierdoor kunnen meer allochtonen benaderd worden. Zij zijn vrijgeviger dan de autochtone Nederlanders. Gebleken is dat de economische crisis weinig invloed heeft op het geefgedrag van mensen. Verder blijkt de rol van social media erg belangrijk binnen de communicatie. Door optimaal gebruik te maken van deze mogelijkheden kan een vergroting van de giften ontstaan. Ook zijn er factoren die ervoor zorgen dat fondsenwerven steeds lastiger wordt en waar Right To Play dus rekening mee zou kunnen houden, zoals de groei van de concurrentie, het kritische publiek en de relatie hiermee.
Het is raadzaam om te gaan zoeken naar oudere mensen (tussen de 40 en 60 jaar) met hoge inkomens, wonend in Zuid-Holland. Het blijkt uit andere onderzoeken dat personen wonend in Zuid-Holland vrijgeviger zijn dan anderen. Verder blijkt uit andere onderzoeken, in tegenstelling tot de uitkomsten van de enquête uit dit onderzoek, dat mensen met een hoger inkomen ook meer doneren dan mensen met een lager inkomen. Deze conclusie wordt aangehouden omdat de betrouwbaarheid van de andere onderzoeken groter is. Ook blijkt uit het consumentenonderzoek dat ouderen vrijgeviger zijn dan jongeren. Dit zijn dus drie punten om eventueel de strategie op aan te passen.
Start van fondsenwerving Als eenmaal begonnen wordt met particuliere fondsenwerving, is het aannemelijk om aan collecte aan de deuren te denken. Dit omdat bijna iedereen via deze manier geld doneert. Pagina | 47
Hier ontstaan echter geen structurele giften uit. Straatwerving is de beste manier om structurele donateurs te werven. Uit de antwoorden die voortkomen uit de enquête blijkt echter dat mensen het wel erg vervelend vinden om op straat aangesproken te worden. Hier dient dus een keuze te worden gemaakt tussen imago en inkomsten.
Zodra de fondsenwervingsstrategie ontwikkeld is, kan ingespeeld worden op de kansen. Vooral de social media en globalisering van de wereld kan een positieve invloed op (de naamsbekendheid van) Right To Play hebben. Het is raadzaam om de donaties die gevraagd worden aan een specifiek project te koppelen, mensen herkennen zich hier sneller in. Als mensen eenmaal structureel doneren, willen ze graag op de hoogte gehouden worden over de besteding van hun geld. Naamsbekendheid Particuliere donateurs geven pas geld als ze weten waaraan het besteed wordt. Naamsbekendheid is dus van levensbelang. De naamsbekendheid van Right To Play is momenteel erg laag. Uit voorgaande onderzoeken bleek de spontane naamsbekendheid op 1% te liggen, uit dit onderzoek blijkt het 6% te zijn. Dit is nog steeds erg laag en daar moet duidelijk verbetering in komen. Zodra er met fondsenwerving van start wordt gegaan zal de naamsbekendheid direct verhogen. Een andere manier om de naamsbekendheid te vergroten is gebruik maken van de media. De respondenten van de enquête geven aan dat ze veel goede doelen kennen van commercials op tv, radio en/of internet. Wel zijn deze commercials erg duur om te maken en uit te zenden, ook hier zal weer een keuze gemaakt moeten worden. Kiest Right To Play ervoor om de naamsbekendheid drastisch te verhogen, of mag hier geen geld aan uitgeven worden?
Overige opties Veel trends komen overgevlogen vanuit de Verenigde Staten en ook bij de fondsenwerving kunnen we een voorbeeld aan de Verenigde Staten nemen. In de VS heeft fondsenwerving een veel professioneler punt bereikt. Zo kan door Right To Play gekeken worden of er mogelijkheden zijn tot het samenwerken met partijen die community funds hebben opgericht. Ook kan door de zakelijke afdeling gezocht worden naar grote giften, de zogenoemde major giving. Verder is het een goed idee om de bestuursleden actief te laten deelnemen in de fondsenwerving, zij hebben een grote kennissenkring waar misschien wel veel geld in omgaat.
Pagina | 48
Naast het binnenhalen van particuliere fondsenwerving, blijkt uit de concurrentie-analyse dat het ook zeker zinvol is om een groot, eigen evenement te organiseren. Hier zijn al beginnende stappen voor gemaakt, maar er kan zeker meer uitgehaald worden. Ook is het inspelen op goede doelen loterijen een belangrijk punt, want zij geven graag geld aan goede doelen gericht op internationale hulp.
Al met al zal het werven van particuliere donateurs een grote investering van tijd, energie en geld kosten, maar uiteindelijk verdient het alles dubbel en dwars terug.
Pagina | 49
Literatuurlijst Artikelen: Keller, Gisela (2007). Major Giving Internationaal. New York. Gedownload van: http://www.gkcommunications.com/lib/download.php?file=1_5_2
NCDO (2010). Motivatie en geefgedrag. Gedownload van: http://www.ncdo.nl/docs/uploads/onderzoekssamenvatting%2014.pdf
Oneworld (2009). Kredietcrisis treft geefgedrag. Amsterdam Gedownload van: http://www.oneworld.nl/Nieuws/Actueel/article/15511/Kredietcrisis_treft_geefgedrag
Dr. J.M.C. Schijns (2003). Ontwikkelingen op het gebied van geefgedrag in Nederland. Gedownload van: http://gamemachine.bertrutjens.nl/articles/geefgedrag_funds_dec2003.pdf
Synovate BV (2010). Trendonderzoek Dialoog Media. Amsterdam. Gedownload van: http://ddma.nl/wp-content/uploads/downloads/2011/01/Samenvatting-TrendonderzoekDialoogmedia.pdf
Volkskrant (2010). Aantal allochtonen in Nederland toegenomen. Gedownload van: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/983967/2010/03/18/Aantalallochtonen-in-Nederland-toegenomen.dhtml
Whiz pr (2010). Mobillion maakt laagdrempelig collectanten werven via social media mogelijk. Gedownload van: http://www.whizpr.nl/persberichten/7439
Boeken: Drs. Maerten & C.G. Verstegen (1992). Fondsenwerving, een handleiding voor lokale organisaties, stichtingen en verenigingen. Bergen: Publimix.
Sanders, G. (2006). Fondsen werven de relatiegerichte aanpak. Assen: Van Gorcum.
Schuyt, Th.N.M. (2009). Geven in Nederland 2009. Amsterdam: Reed Business bv. Verstegen, C.G. (2009). Mede mogelijk gemaakt door…. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg.
Pagina | 50
Westen, Hans van der (2010). Handboek sponsoring en fondsenwerving voor non-profit organisaties. Zutphen: Walburg Pers. Internet: www.artsenzondergrenzen.nl Artsen zonder grenzen. Artsen zonder grenzen is geen lid van de SHO. http://www.artsenzondergrenzen.nl/over-ons/geen-lid-van-de-sho.aspx (bezocht op 6 mei 2011)
www.cbf.nl CBF (2010). Criteria voor het CBF-keur. http://www.cbf.nl/CBF-Beoordelingen/criteria-keur.php (bezocht op 30 maart 2011)
CBF (2010). Jaarverslag 2009. http://www.cbf.nl//Uploaded_files/Jaarverslagen/Jaarverslag2009Unicef1279203750.p df (bezocht op 13 april 2011)
CBF (2010). Profiel van: Unicef, St. Nederlands Comité. http://www.cbf.nl/Instelling-financien-uitgebreid/3810/Unicef-St-Nederlands-Comit (bezocht op 13 april 2011) Cruyff Foundation Jaarverslag Cruyff Foundation (2010). Jaarverslag 2009. http://www.cruyfffoundation.org/Download/Jaarverslagen/Financieel%20jaarverslag%20JCF%202009. pdf (bezocht op 14 april 2011)
www.cruyff-foundation.nl Cruyff Foundation. Missie. http://www.cruyff-foundation.org/smartsite.net?id=222 (bezocht op 14 april 2011) Jeugdsportfonds Jaarverslag Jeugdsportfonds (2010). Jaarverslag 2009. http://www.jeugdsportfonds.nl/index.jsp?id=5509 (bezocht op 14 april 2011)
Pagina | 51
www.jeugdsportfonds.nl Jeugdsportfonds. Ook in 2011 moeten alle kinderen kunnen sporten. http://www.jeugdsportfonds.nl/ (bezocht op 14 april 2011) NSGK Jaarverslag NSGK (2010). Jaarverslag 2009. http://dev.treehugger.nl/nsgk/ (bezocht op 14 april 2011)
www.nsgk.nl NSGK. Over ons. http://www.nsgk.nl/over-ons (bezocht op 14 april 2011)
NSGK. Missie en doelstelling. http://www.nsgk.nl/over-ons/missie-doelstelling (bezocht op 14 april 2011) Right To Play Jaarverslag (2011) Right To Play (2010). Jaarverslag 2009. http://www.righttoplay.com/netherlands/news-andmedia/Documents/jaarverslag_2009.pdf (bezocht op 22 maart 2011) www.righttoplay.nl Right To Play. About us. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/AtAGlance.aspx (bezocht op 22 maart 2011)
Right To Play. About us, mission. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/mission.aspx (bezocht op 22 maart 2011)
Right To Play. About us, vision. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/mission.aspx (bezocht op 22 maart 2011)
Right To Play. About us, where we work. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/WhereWeWork.aspx (bezocht op 22 maart 2011) Pagina | 52
Right To Play. About us, history. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/History.aspx (bezocht op 22 maart 2011)
Right To Play. About us, history. http://www.righttoplay.com/netherlands/about-us/Pages/History.aspx (bezocht op 22 maart 2011)
www.unicef.nl UNICEF. Wat doet UNICEF. http://www.unicef.nl/wat-doet-unicef.aspx (bezocht op 13 april 2011) War Child Jaarverslag War Child (2010). Annual Report War Child. http://www.annualreportwarchild.org/Downloads/War%20Child%20jaarverslag%2020 09.pdf (bezocht op 13 april 2011)
www.warchild.nl War Child. Over War Child, onze missie. http://www.warchild.nl/over-warchild/onze-missie/ (bezocht op 13 april 2011)
Pagina | 53
Bijlagen
Pagina | 54
Bijlage 1: Enquête Enquête over het geefgedrag van de Nederlander 1. Noem drie goede doelen die als eerste in u opkomen (open vraag).
2. Waar kent u deze goede doelen van? (meerdere antwoorden mogelijk) Buitenreclame Evenement Mond-tot-mondreclame Straatwerving Collecte aan huis Media Anders, namelijk:... 3. Hoeveel euro geeft u (ongeveer) per jaar aan goede doelen? 0 – 50 51 – 100 101 – 150 151 – 200 201 – 250 251 of meer 4. Wat is de belangrijkste reden dat u aan het goede doel geeft? Ik zie het als een verplichting De ontvangers me overhalen Ik hierdoor een goed gevoel krijg Ik kan geen gegronde reden bedenken om niet te geven Vanwege mijn religie Ik geef geen geld aan goede doelen Anders: ... 5. Bent u vrijwilliger van een goed doel? Ja Nee 6. Hecht u er waarde aan dat een ander aan een goed doel geeft? Ja, ik hecht hier veel waarde aan Ja, maar ik vind het niet heel belangrijk Niet belangrijk, niet onbelangrijk Nee, ik hecht hier geen waarde aan 7. Hoe vindt u het om op straat aangesproken te worden voor een goed doel? Dit vind ik een goede zaak Ik luister altijd, maar uiteindelijk ga ik hier niet op in Ik vind het verveld, maar luister wel altijd Ik loop altijd door als iemand me probeert aan te spreken Anders, namelijk… 8. Geeft u geld als er aan de deur gecollecteerd wordt? Altijd Soms Nooit 9. Stellingen: Wanneer geeft u geld aan goede doelen? Als het gaat om een specifiek doel Als het kinderen zijn die me benaderen Als het via radio/tv wordt gevraagd Als het ten goede komt aan een naaste Als ik iets terugkrijg in de vorm van merchandise Als ik op de hoogte word gehouden van de besteding Als mijn gift anoniem is
Als het gaat om een algemeen doel Als het volwassenen zijn die me benaderen Op een evenement Als het ten goede komt aan iemand ver van me af Als ik de kans heb om iets te winnen Als ik niet op de hoogte word gehouden van de besteding Als mijn gift niet anoniem is
Pagina | 55
10. De meeste mensen in mijn directe omgeving geven aan goede doelen. Eens Neutraal Oneens 11. De meeste mensen die ik ken waarderen het als ik geld geef aan goede doelen. Eens Neutraal Oneens 12. Ik ben bereid om 1% van mijn salaris aan goede doelen af te staan. Eens Neutraal Oneens 13. Mensen in mijn directe omgeving zouden het raar vinden als ik niet aan goede doelen gaf. Eens Neutraal Oneens 14. Wat is uw geslacht Man Vrouw 15. Wat is uw leeftijd Jonger dan 21 21 – 40 41 – 60 61 – 80 81 en ouder 16. In welke provincie woont u? Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Zeeland Noord-Brabant Limburg Gelderland Overijssel Flevoland Drenthe Groningen Friesland 17. Wat is uw hoogst genoten opleiding? Geen afgeronde opleiding VMBO HAVO VWO MBO HBO WO 18. Wat is uw inkomen per jaar? (modaal = € 33.000) Boven modaal Modaal Beneden modaal 19. Welke situatie is op u van toepassing? Alleenstaand Getrouwd Relatie, niet samenwonend Samenwonend (ongehuwd) Weduwe
Pagina | 56
Bijlage 2: Codeerschema SPSS Vraag
Variabele SPSS
Antwoordmogelijkheden
Meetniveau
Goededoelen
Open vraag
Nominaal
Kennen
1 = Buitenreclame
Nominaal
Specifieke vragen Noem drie goede doelen die als eerste in u opkomen. Waar kent u deze goede doelen van?
2 = Evenement 3 = Mond-tot-mondreclame 4 = Straatwerving 5 = Collecte aan huis 6 = Media 7 = Anders, namelijk…
Hoeveel euro geeft u (ongeveer)
Geld
1 = 0 – 50
Ordinaal
2 = 51 – 100
per jaar aan goede doelen?
3 = 101 – 150 4 = 151 – 200 5 = 201 – 250 6 = 251 of meer Wat is de belangrijkste reden
Reden
dat u aan het goede doel geeft?
1 = Ik zie het als een verplichting
Nominaal
2 = De ontvangers halen me over 3 = Ik krijg hierdoor een goed gevoel 4 = Ik kan geen gegronde reden bedenken om niet te geven 5 = Vanwege mijn religie 6 = Ik geef geen geld aan goede doelen 7 = Onbekend
Bent u vrijwilliger van een goed
Vrijwilliger
doel? Hecht u er waarde aan dat een
1 = Ja
Nominaal
2 = Nee Waarde
ander aan een goed doel geeft?
1 = Ja, ik hecht hier veel waarde aan
Nominaal
2 = Ja, maar ik vind het niet heel belangrijk 3 = Niet belangrijk, niet onbelangrijk 4 = Nee, ik hecht hier geen waarde aan
Hoe vindt u het om op straat
Aanspreken
1 = Dit vind ik een goede zaak
aangesproken te worden door
2 = Ik luister altijd, maar uiteindelijk ga ik hier niet
een goed doel?
op in
Nominaal
3 = Ik vind het vervelend, maar luister wel altijd 4 = Ik loop altijd door als iemand me probeert aan te spreken 5 = Anders, namelijk… Geeft u geld als er aan de deur
Collecte
gecollecteerd wordt?
1 = Altijd
Ordinaal
2 = Soms 3 = Nooit
Ik geef het liefst geld als:
SpecifiekAlgemeen
1 = Zeker …
Tegenstellingen
KindVolwassene
2 = Wel …
RadiotvEvenement
3 = Neutraal
NaasteVeraf
4 = Niet …
WinnenMerchandise
5 = Zeker niet …
Nominaal
OphoogteNietophoogte AnoniemNietanoniem
Pagina | 57
Vraag
Variabele SPSS
Antwoordmogelijkheden
Meetniveau
De meeste mensen in mijn
Omgevinggeeft
1 = Eens
Nominaal
directe omgeving geven aan
2 = Neutraal
goede doelen De meeste mensen in mijn
3 = Oneens Omgevingwaardering
1 = Eens
directe omgeving waarderen het
2 = Neutraal
als ik aan goede doelen geef
3 = Oneens
Ik ben bereid 1% van mijn
Salaris
salaris af te staan aan het
Nominaal
2 = Neutraal
goede doel Mensen in mijn directe
1 = Eens
Nominaal
3 = Oneens Omgevingraar
1 = Eens
omgeving zouden het raar
2 = Neutraal
vinden als ik niet aan goede
3= Oneens
Nominaal
doelen geef Algemene vragen Wat is uw geslacht?
Geslacht
0 = man
Ratio
1 = vrouw Wat is uw leeftijd
Leeftijd
1 = Jonger dan 21
Ordinaal
2 = 21 – 40 3 = 41 – 60 4 = 61 – 80 5 = 81 of ouder In welke provincie woont u?
Provincie
1 = Noord-Holland
Nominaal
2 = Zuid-Holland 3 = Utrecht 4 = Zeeland 5 = Flevoland 6 = Noord-Brabant 7 = Limburg 8 = Gelderland 9 = Overijssel 10 = Drenthe 11 = Friesland 12 = Groningen Wat is uw hoogst genoten
Opleiding
opleiding?
1 = Geen opleiding afgerond
Nominaal
2 = VMBO 3 = HAVO 4 = VWO 5 = MBO 6 = HBO 7 = WO
Wat is uw inkomen per jaar?
Inkomen
1 = Beneden modaal
Ordinaal
2 = Modaal 3 = Boven modaal Welke situatie is op u van toepassing?
Leefsituatie
1 = Alleenstaand
Nominaal
2 = Getrouwd 3 = Relatie, niet samenwonend 4 = Samenwonend (ongehuwd) 5 = Weduwe
Pagina | 58
Bijlage 3: Tabellen consumentenonderzoek Bevinding 1 Directional Measures Value Ordinal by Somers' d Ordinal
Asymp. Std. Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
,405
,051
7,355
,000
Euro Hoeveel geld
,462
,057
7,355
,000
,360
,049
7,355
,000
geeft u (ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Leeftijd Wat is uw leeftijd? Dependent a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
Bevinding 2
Directional Measures Asymp. Std. Value Ordinal by Ordinal
Somers' d
Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
-,097
,063
-1,531
,126
Euro Hoeveel geld geeft u
-,116
,076
-1,531
,126
-,084
,055
-1,531
,126
(ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Geslachtnieuw Geslacht recode Dependent a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
Pagina | 59
Bevinding 3
Directional Measures Asymp. Std. Value Nominal by
Lambda
Nominal
Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
,033
,036
,908
,364
Euro Hoeveel geld geeft
,040
,031
1,270
,204
,028
,056
,485
,627
,069
,016
,078
c
,030
,010
,123
c
u (ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Provincie In welke provincie woont u? Dependent Goodman
Euro Hoeveel geld geeft
and Kruskal
u (ongeveer) per jaar uit
tau
aan goede doelen? Dependent Provincie In welke provincie woont u? Dependent
a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c. Based on chi-square approximation
Pagina | 60
Bevinding 4 Directional Measures Asymp. Std. Value Nominal by Lambda Nominal
Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
,009
,011
,818
,413
Euro Hoeveel geld geeft u
,010
,010
1,002
,316
,008
,018
,447
,655
,033
,009
,293
c
,018
,008
,835
c
(ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Opleiding Wat is uw hoogst genoten opleiding? Dependent Goodman and Euro Hoeveel geld geeft u Kruskal tau
(ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Opleiding Wat is uw hoogst genoten opleiding? Dependent
a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c. Based on chi-square approximation
Bevinding 5 Directional Measures Value Ordinal by Ordinal
Somers' d
Asymp. Std. Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
-,368
,058
-6,071
,000
Euro Hoeveel geld geeft
-,404
,063
-6,071
,000
-,337
,054
-6,071
,000
u (ongeveer) per jaar uit aan goede doelen? Dependent Inkomen Wat is uw inkomen per jaar? (Modaal inkomen = € 33.000) Dependent
a. Not assuming the null hypothesis.
Pagina | 61
Bevinding 6 Symmetric Measures Value Nominal by Nominal
Approx. Sig.
Phi
,288
,062
Cramer's V
,203
,062
N of Valid Cases
213
Bevinding 7 Directional Measures Value Nominal by Lambda Nominal
Asymp. Std. Error
a
b
Approx. T
Approx. Sig.
Symmetric
,071
,034
2,045
,041
Reden De belangrijkste
,058
,043
1,318
,187
,084
,043
1,873
,061
,046
,013
,013
c
,040
,011
,055
c
reden waarom u aan het goede doel geeft is? Dependent Omgeving Hoe denkt de omgeving Dependent Goodman and Reden De belangrijkste Kruskal tau
reden waarom u aan het goede doel geeft is? Dependent Omgeving Hoe denkt de omgeving Dependent
a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
Pagina | 62
Bijlage 4: Tijdsschema fondsenwerving Datum Augstus 2011
Duur 12 weken
Taak Vacature uitzetten particuliere fondsenwerver
Verantwoordelijk Directeur
Voorbereidingen particuliere fondsenwerving starten December 2011
4 weken
Strategie bepalen op basis van doelen,
Fondsenwerver
motieven en trends Januari 2011
3 weken
Opstellen suspects op basis van strategie
Fondsenwerver
Januari 2012
4 weken
Database aanschaffen en opstarten voor
Fondsenwerver
verwerking toekomstige donateurs Februari 2012
1 week
Indeling donateurs maken, gericht op grootte
Fondsenwerver
van de gift Februari 2012
12 weken
Communicatie-middelen opstellen -
Website richten op donateurs
-
Opzet nieuwsbrieven
-
Gebruik maken van (social) media
Communicatie
Februari 2012
4 weken
Welkomstpakketten opstellen
Communicatie/fondsenwerver
Februari 2012
4 weken
Straatwervingsbureau aanschrijven (offertes
Fondsenwerver
aanvragen, keuze maken) Fondsenwerving starten Maart 2012 –
24 weken
Straatwerving
Straatwervingsbureau
April 2012
Eerste donateurs melden zich (prospects)
Fondsenwerver
April 2012
Welkomstpakketten uitsturen
Fondsenwerver
Juli 2012
Tussentijdse evaluatie
Kantoor + Straatwervingsbureau
Juli 2012
Nieuwsbrief sturen
Communicatie
Augstus 2012
Vragen om een herhalingsgift
Fondsenwerver
Oktober 2012
Nieuwbrief sturen
Communicatie
November 2012
Organiseren van donateursdag
Fondsenwerver
Januari 2013
Bedankkaart/nieuwsbrief sturen
Communicatie
Februari 2013
Vragen om een hogere gift
Fondsenwerver
April 2013
Nieuwsbrief sturen
Communicatie
Mei 2013
Vragen om een speciale gift
Fondsenwerver
Juli 2013
Nieuwsbrief sturen
Communicatie
Augustus 2013
Beslissen over doorgaan of stoppen
Kantoor
September 2012
Pagina | 63