Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking
Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
Advies kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands beleid, Media en Toerisme advies gevraagd aan de SERV over het ontwerp van kaderdecreet inzake ontwikkelingssamenwerking. Het kaderdecreet geeft een wettelijke fundering aan de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking die sinds 1999 een afzonderlijke bevoegdheid is binnen de Vlaamse regering. In het kaderdecreet worden de visie, doelstellingen, criteria, instrumenten en evaluatiemechanismen vastgelegd. Voorafgaand aan het advies wijst de SERV erop dat reeds eerder een advies over een voorstel van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking werd verstrekt op 4 maart 2004 op verzoek van de Voorzitter van het Vlaamse Parlement. In 2004 namen de sociale partners de tijd om wat dieper in te gaan op hun visie en engagement inzake de ontwikkelingssamenwerking. Het was immers de eerste keer dat er een formeel advies over ontwikkelingssamenwerking voorlag en de SERV achtte het noodzakelijk het signaal te geven dat er een eensgezind standpunt was over ontwikkelingssamenwerking en solidariteit in het kader van de Noord-Zuid werking. Voor meer detail over de visie van de Vlaamse sociale partners die in fundamenteel opzicht dezelfde is gebleven, verwijst de SERV naar zijn advies van 4 maart 2004 (cf. bijlage). Het SERV advies over het thans voorliggende kaderdecreet bestaat uit 2 delen: de algemene bedenkingen bij het kaderdecreet en de artikelsgewijze bespreking.
2. Algemene bedenkingen bij het kaderdecreet 2.1. Vlaamse ontwikkelingssamenwerking: geen alleenstaand beleid De keuze voor een kaderdecreet wordt uitvoerig gemotiveerd in de memorie van toelichting. Belangrijke argumenten zijn onder andere: de grotere stabiliteit door de decretale verankering met daaraan gekoppeld aan de nodige flexibiliteit. Met het oog op de toekomst, namelijk een stijging van de middelen voor het Vlaamse ontwikkelingssamenwerking en een mogelijke transfer van middelen door de uitvoering van de defederalisering, zal het kaderdecreet de basis vormen voor een verdere uitbouw en is het aangepast aan nieuwe ( internationale zowel als Vlaamse) inzichten en initiatieven.
2
Advies kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
De SERV herinnert eraan dat het landschap van de ontwikkelingssamenwerking (internationaal, Europees, federaal en binnen Vlaanderen) overlappingen en dubbelwerk kan doen vermoeden. Vanuit Vlaanderen moet men de uitdaging opnemen om verspilling van beperkte middelen tegen te gaan en opbod te vermijden. De Vlaamse overheid moet dan ook goed voorbereid zijn om het debat aan te gaan en de defederalisering te anticiperen.
2.2. Sociaal overleg: een belangrijk thema De grondidee van de gemeenschappelijke visie van de Vlaamse sociale partners is dat een evenwichtig socio-economisch beleid de basis vormt voor het welzijn en de welvaart van de bevolking in de ontwikkelingslanden en dat sociale partners van zowel het zuiden als van het noorden daarbij een cruciale rol te spelen hebben. De Vlaamse sociale partners zijn verheugd dat het ontwerp van kaderdecreet de zogenaamde vierde pijler erkent als partner in de Noord–Zuid samenwerking. Los van de erkenning van de vierde pijler en verwijzingen naar de duurzame ontwikkeling betreurt de SERV dat de aandacht voor de sociaal-economische ontwikkeling en voor het sociaal overleg niet langer meer expliciet is terug te vinden in tekst van het kaderdecreet. Dit is jammer want de internationale trend, vooral in de vernieuwende vormen van ontwikkelingssamenwerking, gaat meer en meer in de richting van multistakeholderschap en aandacht voor PPS-partnerschappen. Aangezien het om een kaderdecreet gaat stelt de SERV voor om dit bij te sturen en zeker bij de uitvoering garanties in te bouwen voor een volwaardig sociaal-economisch luik, inclusief het sociaal overleg. De definitie van duurzame ontwikkeling kan hiertoe alvast als kapstok dienen (cf. artikel 2 3°).
2.3. Indirecte samenwerking: onduidelijkheden in het kaderdecreet De SERV staat volledig achter het concentratiebeleid dat in het kaderdecreet wordt vooropgesteld als één van de basisvoorwaarden voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. De beperkte middelen moeten efficiënt worden ingezet en versnippering absoluut vermeden. De SERV zou het evenwel betreuren dat de concentratie de indirecte samenwerking zou hypothekeren. Omdat de mogelijkheid bestaat dat de indirecte samenwerking in de toekomst (geheel of gedeeltelijk) wordt overgedragen aan de gemeenschappen vraagt de SERV dat het kaderdecreet hierop anticipeert en de bewegingsvrijheid van de indirecte actoren niet ongewild aan banden legt.
3
Advies kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
2.4. Overleg met de sociale partners: een meerwaarde De SERV is tevreden dat het ontwerp van kaderdecreet op verschillende plaatsen aangeeft open te staan voor dialoog met de actoren van het middenveld. In het kaderdecreet is er een verwijzing naar de Strategische adviesraad (landenstrategienota’s) en verklaart de memorie van toelichting dat er bewust gekozen wordt voor één SAR Internationaal Vlaanderen. De memorie licht verder toe dat de keuze voor een brede samenstelling van de SAR Buitenlands beleid, Buitenlandse Handel, Internationale Samenwerking en Toerisme wordt ingegeven door de zorg voor beleidscoherentie en de geïntegreerde benadering van het internationale optreden van de Vlaamse overheid. Zonder uitspraak te willen doen over de samenstelling van de SAR, herhaalt de SERV (cf. Advies 2004) dat het vanzelfsprekend is dat de vakbonden en de werkgeversorganisaties in het kader van ontwikkelingssamenwerking betrokken partij zijn en dus advies moeten kunnen verlenen over deze materie. De SERV vraagt zich overigens af of de verschillende beleidsdomeinen in deze SAR voldoende aan bod zullen kunnen komen.
3. Artikelsgewijze bespreking artikel 2 definities 2 3° De definitie van duurzame ontwikkeling luidt als volgt: “ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder de mogelijkheden tot behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in gevaar te brengen waarbij aandacht gegeven wordt aan de sociale, ecologische, de participatieve en de economische dimensie. De SERV merkt op dat het kaderdecreet afwijkt van de gebruikelijke definitie van duurzame ontwikkeling die enkel de economische, sociale en ecologische dimensie bundelt. In dit artikel wordt aan de klassieke dimensies een vierde dimensie toegevoegd, namelijk de participatieve. De SERV vindt dit niet bevorderlijk voor de duidelijkheid van de definities en pleit eerder voor het behoud van de internationaal aanvaarde definitie van duurzame ontwikkeling. Hij vraagt zich bovendien af wat precies bedoeld wordt met de participatieve dimensie en stelt voor om capaciteitsopbouw en democratische ontwikkelingen elders op te nemen in het kaderdecreet. Artikel 5 voorwaarden 5 2° De definitie van ongebonden hulp luidt als volgt: de financiële middelen die, in welke vorm ook, verstrekt worden in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking zijn vrij van enige verplichting tot besteding in goederen of diensten uit Vlaanderen.
4
Advies kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
In de memorie van Toelichting wordt uitgelegd dat de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking de eigen agenda niet opdringt en dat de richtlijnen van OESO/DAC in verband met ongebonden hulp zullen worden gerespecteerd. De SERV sluit zich aan bij het principiële uitgangspunt van de ongebonden hulp aan de Minst Ontwikkelde landen (MOL). Voor de andere ontwikkelingslanden verwijst de SERV naar zijn advies van 4 maart 2004 dat dieper ingaat op het tegengestelde beleid inzake gebonden hulp tussen Vlaanderen en onze belangrijkste handelspartners en de negatieve gevolgen ervan voor de Vlaamse bedrijven. Artikel 9 Sectorale afbakening De verschillende sectorale thema’s worden in overleg met het partnerland afgebakend. De SERV vindt dit een goede keuze want een beperking hoort niet thuis in een kaderdecreet. Wel moet verder uitgeklaard worden hoe de sectorale afbakening zich verhoudt tot de indirecte ontwikkelingssamenwerking. Artikel 10 Transversale thema’s Gender, HIV/AIDS en duurzame ontwikkeling zijn de drie transversale thema’s. De SERV vraagt zich af hoe deze in praktijk zullen moeten worden toegepast en of deze steeds in alle vormen van ontwikkelingssamenwerking moeten aan bod komen. Zonder afbreuk te willen doen aan de huidige urgentie vraagt de SERV zich af of de vastlegging van een beperkt aantal thema’s in een kaderdecreet de flexibiliteit ervan niet in het gedrang kan brengen. Daarom stelt de SERV voor dat de transversale thema’s bij het aantreden van de Vlaamse Regering worden vastgelegd en/of bevestigd in de beleidsnota. Artikel 13 Landenstrategienota De SERV vindt dat de beleidsdialoog ter voorbereiding van de landenstrategienota’s zowel met het partnerland als in Vlaanderen op een evenwichtige manier moet worden ingevuld en wijst op de voordelen van een proactieve aanpak. Artikel 23 0,7% norm De SERV ondersteunt deze betrachting die nu decretaal wordt vastgelegd.
5