Achtergrond bij de aanslepende oorlog
Nadia Nsayi Beleidsmedewerker Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen Augustus 2015
Foto : Chrispin Mvano
Inleiding ..................................................................................................................................... 3 2 oorlogen, 2 vredesakkoorden en de eerste democratische verkiezingen ................................. 3 Volkerenmoord in Rwanda (1994) ......................................................................................... 3 Eerste oorlog in Zaïre (1996-1997) ........................................................................................ 4 Tweede oorlog in Congo (1998-2002) ................................................................................... 4 Vredesakkoorden in Lusaka (1999) en Pretoria (2002) ......................................................... 4 Overgangsperiode en ‘historische’ verkiezingen (2003-2006) .............................................. 5 De verkiezingen brengen geen vrede: nieuwe golven van geweld ............................................ 5 Oorlog van rebellengroep CNDP (2007-2009) ...................................................................... 5 Militaire operaties tegen Rwandese FDLR ............................................................................ 6 Fel gecontesteerde verkiezingen (2011) ................................................................................. 6 Oorlog van rebellengroep M23 (2012-2013) ......................................................................... 7 Een nieuw vredesakkoord en verkiezingen in 2016 ................................................................... 7 Kaderakkoord van Addis Abeba (2013) ................................................................................. 7 M23: een tikkende tijdbom? ................................................................................................... 9 Terreur in Beni: het werk van Oegandese rebellen? .............................................................. 9 Rwandese FDLR: sleutel tot vrede in Oost-Congo? ............................................................ 10 Congo in de ban van 2016: blijft Kabila? ............................................................................ 10 Conclusie .................................................................................................................................. 11
2
Sinds de jaren ’90 wordt de regio van de Grote Meren in Centraal-Afrika geconfronteerd met één van de bloedigste conflicten op het continent, en zelfs wereldwijd. Het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) vormt al 20 jaar het decor voor gewapende conflicten tussen Congolese en buitenlandse gewapende groepen die vaak betrokken zijn bij de illegale exploitatie en handel van natuurlijke rijkdommen. De burgerbevolking is het grootste slachtoffer van deze conflicten: meer dan 5 miljoen mensen kwamen om het leven, rechtstreeks of onrechtstreeks ten gevolge van het geweld. Bijna een half miljoen burgers vluchtten het land uit en 2 miljoen mensen moesten hun huizen verlaten. Verder is er sprake van grootschalige schendingen van mensenrechten en van het internationaal humanitair recht, veelvuldig gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen, kinderen èn mannen als oorlogswapen, rekrutering van kindsoldaten. Ondanks de steun van de internationale gemeenschap, waaronder de VN-vredesmissie MONUSCO, krijgt de Congolese staat de veiligheidssituatie, het klimaat van straffeloosheid en de humanitaire catastrofe niet onder controle. Wat is de achtergrond van de oorlog in Oost-Congo?
Volkerenmoord in Rwanda (1994) In april 1994 komen de Rwandese en Burundese presidenten bij een aanslag op hun vliegtuig om het leven. Dit is het startsein voor het begin van de genocide in Rwanda waarbij militairen van het Rwandese leger (Forces Armées Rwandaises) en Interahamwemilities (beiden voornamelijk Hutu’s) zowel Tutsi-burgers als gematigde Hutu-tegenstanders vermoorden. Tegelijk voeren de rebellen van het FPR (Front Patriotique Rwandais, voornamelijk Tutsi’s) een aanvalsoorlog uit op Rwanda, waarbij ook vele Hutu en Tutsi-slachtoffers vallen. Wanneer de FPR-troepen eind juni 1994 het land zo goed als volledig dreigen in te nemen, vluchten vele honderdduizenden (vooral) Hutu’s, onder begeleiding van de internationale gemeenschap (VN-troepen), naar de Kivu-streek in Oost-Zaïre (nu DR Congo). Onder de vluchtelingen bevinden zich vele gewone burgers, maar ook leden van het FAR en de milities die zich hebben bezondigd aan de gruwelijke moordpartijen in hun thuisland. De komst van deze zogenaamde ‘génocidaires’ in een gebied met een aanzienlijke Tutsi-bevolking, militariseert de vluchtelingenkampen en wordt al snel een destabiliserende factor voor de fragiele Zaïrese staat en de hele regio van de Grote Meren.
3
Eerste oorlog in Zaïre (1996-1997) Ondertussen kwam in Rwanda het FPR aan de macht, met Paul Kagame, die in 2000 president wordt, als belangrijkste figuur. In oktober 1996 valt de alliantie AFDL (Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo-Zaïre), gesteund door Rwanda, Oeganda, Burundi en – in een latere fase - Angola Oost-Zaïre binnen. De woordvoerder van deze alliantie is de Congolees Laurent-Désiré Kabila, rebel en opposant van het Mobutu-regime. Tijdens de opmars van de militaire alliantie worden de kampen met de Hutu-vluchtelingen hardhandig ontmanteld. Met weinig tegenstand van het zwakke Zaïrese leger verovert de alliantie de belangrijkste steden op haar pad en neemt uiteindelijk de hoofdstad Kinshasa in. In mei 1997 vlucht president Mobutu het land uit, waarna Kabila zichzelf uitroept tot de nieuwe president van de ‘Democratische Republiek Congo’.
Tweede oorlog in Congo (1998-2002) In 1998 komt het tot een breuk tussen president Kabila en zijn vroegere bondgenoten. In augustus vallen Rwanda en Oeganda opnieuw Oost-Congo binnen. Deze nieuwe oorlog leidt tot de balkanisering van het Congolese grondgebied en wordt, door de betrokkenheid van verscheidene Afrikaanse actoren (nationale legers en rebellengroepen), de ‘Eerste Afrikaanse wereldoorlog’ genoemd. Congo krijgt hulp van bondgenoten Angola, Namibië en Zimbabwe. Rwanda, Oeganda en Burundi bieden steun aan twee nieuwe rebellengroepen: RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie) en MLC (Mouvement pour la Libération du Congo), die respectievelijk het oosten en het noorden van het land controleren. Ondertussen blijven ook de zogenaamde lokale Maï-Maïmilities en de FDLR (Forces Démocratiques de libération du Rwanda), de restanten van het oude Rwandese regime en opposanten van het nieuwe regime, militair actief in de regio.
Vredesakkoorden in Lusaka (1999) en Pretoria (2002) In juli 1999 tekenen binnen- en buitenlandse gewapende partijen een vredesakkoord in Lusaka (Zambia). Het militaire luik voorziet een staakt-het-vuren, de neutralisering van negatieve krachten, de terugtrekking van alle buitenlandse troepen (vijanden en bondgenoten) en de komst van een VN-vredesmacht. Het politieke luik omvat het opstarten van een Intercongolese dialoog en het herstel van de staatsautoriteit over het gehele grondgebied. Al snel blijkt dat de aanwezigheid van de VN-vredesmissie MONUC (Mission de l’Organisation des Nations Unies en République Démocratique du Congo), goed voor het grootste aantal VN-blauwhelmen ter wereld in één missie, geen einde maakt aan de gevechten. In januari 2001 wordt president Kabila vermoord en opgevolgd door Joseph Kabila. De jonge president zorgt voor een versoepeling van de relaties tussen Congo en de internationale gemeenschap. Hij aanvaardt een Intercongolese dialoog die in december 2002 tot de ondertekening van vredesakkoorden in Pretoria (Zuid-Afrika) leidt.
4
Overgangsperiode en ‘historische’ verkiezingen (2003-2006) Het Pretoria-akkoord betekent officieel het einde van de oorlog en legt de basis voor de overgangsperiode. De transitie start in juni 2003 en wordt gekenmerkt door machtsdeling tussen president Kabila, vier vice-presidenten (vertegenwoordigers van gewapende en niet-gewapende groepen) en het middenveld. De hoofddoelstellingen van de overgang zijn de eenmaking en pacificatie van het land, de vorming van een nationaal leger en de installatie van een democratische politieke orde na verkiezingen. Met de hulp van internationale donoren (o.a. België) en Afrikaanse landen (Zuid-Afrika, Angola) start Congo met de vorming van legereenheden voor het nieuwe nationale leger: Forces Armées de la République Démocratique du Congo (FARDC). De zwakte van dat leger wordt zichtbaar wanneer dissidente Tutsi-militairen, waaronder Laurent Nkunda, onder het oog van de VNblauwhelmen in 2004 de provinciehoofdstad Bukavu (Zuid-Kivu) innemen. Na de goedkeuring bij referendum van de nieuwe grondwet, kent de transitie in 2006-2007 een hoogtepunt met de organisatie van de eerste vrije presidents-, parlements- en provinciale verkiezingen in meer dan 40 jaar. De lokale verkiezingen worden uitgesteld. Het verkiezingsproces wordt mee mogelijk gemaakt door de massale steun van internationale donoren, waaronder de Europese Unie. Na een tweede stemronde komt de zittende president Kabila als overwinnaar uit de bus. Zijn tegenstander Jean-Pierre Bemba vlucht het land uit en wordt in 2008 in België aangehouden en overgedragen aan het Internationaal Strafhof in Den Haag voor misdaden gepleegd door zijn troepen in buurland de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Oorlog van rebellengroep CNDP (2007-2009) De start van de Derde Republiek, bij de eedaflegging van president Kabila op 6 december 2006, luidt helaas niet het einde in van de oorlog. Congolese en buitenlandse rebellengroepen blijven actief in Oost-Congo. Al snel breken in de Kivu-provincies nieuwe gevechten uit tussen het regeringsleger en de rebellengroep CNDP (Congrès pour la Défense du Peuple) van de dissidente Generaal Laurent Nkunda (ex-RCD). Hij profileert zich als de beschermheer van de Congolese Tutsi’s. In de loop van 2007 faalt de poging om Nkunda’s rebellen in het nationale leger te integreren. Wanneer in januari 2008 in Goma (Noord-Kivu) een conferentie voor vrede, veiligheid en ontwikkeling in de Kivu’s plaatsvindt, laait de hoop op vrede voor de regio op. De conferentie resulteert in de ondertekening van een vredesakkoord (Acte d’Engagement) door de Congolese regering, het CNDP en andere strijdende partijen zoals Maï Maï. De uitvoering van het akkoord
5
komt onder toezicht van het Amani-programma, dat later wordt opgevolgd door het plan STAREC (Plan de Stabilisation et Reconstruction de l’Est du Congo). In de loop van 2008 verlaat het CNDP het vredesproces, en wanneer de rebellen in oktober een belangrijke militaire basis in Noord-Kivu in beslag nemen, escaleert het conflict. Tienduizenden mensen slaan op de vlucht. Het offensief van het CNDP brengt de rebellen, met nauwelijks tegenstand van de regeringssoldaten en de blauwhelmen, tot aan de poort van de provinciehoofdstad Goma. Onder druk van de internationale gemeenschap en na de publicatie van een VN-rapport waarin Rwanda beschuldigd wordt van steun aan het CNDP, komt een alliantiewissel in de regio: Congo en Rwanda zoeken diplomatieke toenadering. Dit heeft gevolgen voor de top van het CNDP. Begin januari 2009 wordt Laurent Nkunda opzij gezet, gevangen genomen in Rwanda en vervangen door de militieleider Bosco Ntaganda, tegen wie op dat moment nog een internationaal aanhoudingsbevel loopt. De Congolese regering en het CNDP tekenen de vredesakkoorden van 23 maart 2009. Het akkoord houdt onder meer in: integratie van het CNDP binnen het nationale leger en de nationale politie, de terugkeer van Congolese vluchtelingen uit Rwanda, de deelname van CNDP aan de militaire operaties tegen de Rwandese Hutu-rebellen van het FDLR en de omvorming van het CNDP tot een politieke partij. In december 2010 geeft het CNDP officieel zijn steun aan de meerderheid rond president Kabila.
Militaire operaties tegen Rwandese FDLR Daarnaast heeft de alliantiewissel een ander gevolg. In het kader van het Nairobi communiqué (getekend in 2007 ter bestrijding van het FDLR) starten Congo en Rwanda in januari 2009 de verrassende militaire operatie ‘Umoja Wetu’ tegen de Hutu-rebellen in Noord-Kivu. Na de officiële terugtrekking van het Rwandese leger worden de operaties voortgezet onder de naam ‘Kimia II’ in Zuid-Kivu, ditmaal met de logistieke steun van de VN-vredesmissie MONUC. Na kritiek over de schendingen van mensenrechten, koppelt de missie haar steun aan FARDC-eenheden die zich niet bezondigen aan mensenrechtenschendingen. Begin 2010 lanceert Congo een nieuwe operatie: ‘Amani Leo’ in Noord- en Zuid-Kivu. In datzelfde jaar, waarin Congo zijn vijftigste onafhankelijkheidsverjaardag herdenkt, wordt de VNvredesmacht omgedoopt in MONUSCO (Mission de l’Organisation des Nations Unies en RD Congo). De kerntaak van de missie is de bescherming van de burgerbevolking. In 2011 wordt Amani Leo verder gezet. De militaire operaties hebben vooral een negatieve impact op de situatie van de burgerbevolking en leiden niet tot de volledige ontmanteling van het FDLR.
Fel gecontesteerde verkiezingen (2011) 2011 is opnieuw een verkiezingsjaar. Bij het begin van dat jaar brengt de presidentiële meerderheid het kiessysteem voor de presidentsverkiezingen terug tot één stemronde. Na een snelle en vaak
6
slordige voorbereiding slaagt de nieuwe, maar gepolitiseerde, kiescommissie (Commission Electorale Nationale Indépendante) erin presidents- en parlementsverkiezingen te organiseren in november 2011. Ditmaal financiert de Congolese overheid grotendeels de verkiezingen. De media, het gerechtelijk- en het veiligheidsapparaat worden ook gebruikt ten voordele van de presidentskandidaat van de meerderheid. In december 2011 wordt Joseph Kabila officieel tot winnaar van de presidentsverkiezingen uitgeroepen. Zijn rivaal en opposant Etienne Tshisekedi (UDPS) is tweede. Voormalig Kamervoorzitter Vital Kamerhe (UNC) eindigt derde. In de Kivu’s staat Kabila op kop, maar in vergelijking met 2006 verliest hij er veel aan populariteit. De partij van Kabila (PPRD) wint ook de parlementsverkiezingen. UDPS wordt de tweede grootste partij in het parlement. In lijn met de internationale observatoren en de politieke oppositie bekritiseren Congolese middenveldorganisaties het gebrek aan geloofwaardigheid van de verkiezingen. Ondanks de officiële electorale winst komt het Kabila-kamp verzwakt uit de recente verkiezingen. De ‘slecht verkozen’ Kabila legt op 20 december 2011 de eed af. De Zimbabwaanse president Mugabe is de enige staatshoofd die deelneemt aan de plechtigheid. Kabila staat voor de grote uitdaging om op korte termijn zijn interne legitimiteit, zijn internationale reputatie en de geloofwaardigheid van het verkiezingsproces te herstellen (er moeten nog provinciale en lokale verkiezingen plaatsvinden) en de mensenrechten- en veiligheidssituatie te verbeteren.
Oorlog van rebellengroep M23 (2012-2013) Onder internationale druk na de verkiezingen, zet Kabila de deur op een kier om generaal Ntaganda te arresteren. Vanaf eind maart verlaten CNDP-militairen en aanhangers van Ntaganda hun posities binnen het nationale leger. Begin mei 2012 richten de muitende soldaten een nieuwe rebellengroep op: Mouvement du 23 mars (M23). De initiatiefnemers willen een gesprek met de Congolese regering over de uitvoering van de bovenvermelde vredesakkoord tussen Congo en CNDP. Op 20 november kunnen MONUSCO en het Congolese leger niet verhinderen dat M23 Goma verovert. De internationale gemeenschap veroordeelt M23 en sanctioneert zijn leiders. Een rapport van de VN-expertengroep bewijst de steun van Rwanda en Oeganda aan M23 en andere rebellengroepen in Oost-Congo. Rwanda en Oeganda ontkennen dit met klem.
Kaderakkoord van Addis Abeba (2013) Als reactie op de M23-oorlog ondertekenen op 24 februari 2013 11 Afrikaanse landen (w.o. Congo, Rwanda en Oeganda), twee regionale organisaties, de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties in Addis Abeba (Ethiopië) het Kaderakkoord vrede, veiligheid en samenwerking in Congo en de regio. Het akkoord vermeldt België en de Europese Unie expliciet als betrokken actoren. Na de
7
ondertekening worden op drie niveaus initiatieven genomen die hoopvol zijn voor het vredesproces in 2013. Op internationaal niveau benoemen de VN in maart 2013 de Ierse Mary Robinson tot speciaal VNgezant voor de regio van de Grote Meren. De gezant moet de uitvoering van het Kaderakkoord begeleiden. In dezelfde maand keurt de VN-Veiligheidsraad resolutie 2098 goed. Hiermee geeft de Raad groen licht voor de ontplooiing van een speciale interventiebrigade ter versterking van de VN-vredesmissie MONUSCO. Omwille van de steun aan M23, volgen er internationale sancties tegen Rwanda. Belangrijke donorlanden zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk schorten gedeeltelijk en tijdelijk hun ontwikkelings- en/of militaire hulp aan Rwanda op. België schort de militaire samenwerking met Rwanda op en onthoudt zich wel bij de stemming over de toetreding van Rwanda tot niet-permanent lid van de VN-veiligheidsraad eind 2012. Op Afrikaans niveau zien we de verhoogde betrokkenheid van twee regionale organisaties: CIRGL, met Rwanda en Oeganda als leiders, en SADC, met Zuid-Afrika en Tanzania als trekkers. In het begin van de M23-crisis neemt CIRGL een voortrekkersrol in Oost-Congo, maar moet die al snel afstaan aan SADC. De SADC-betrokkenheid is niet enkel diplomatiek, maar ook militair. ZuidAfrika en Tanzania leveren het grootste deel van de troepen voor de speciale VN-brigade. Door de internationale kritiek voor de steun aan M23, komt Rwanda onder druk. Het land wordt verplicht om M23 te laten vallen. M23-leider Bosco Ntaganda geeft zich aan en wordt in maart 2013 uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof in Den Haag. Zijn proces zo in juni 2015 starten. De verminderde Rwandese steun, de uitlevering van Ntaganda en interne tegenstellingen verzwakten M23 aanzienlijk. Het Kaderakkoord werd ondertekend door 11 Afrikaanse landen, maar alle ogen zijn eigenlijk gericht op Congo. President Joseph Kabila moet op Congolees niveau zijn goodwill tonen om zijn verbintenissen in het akkoord uit te voeren. Op militair vlak is de herstructurering van de bevelstructuur van het Congolese leger een belangrijke maatregel. De goede samenwerking tussen bepaalde legereenheden (waaronder de door België opgeleide Congolese militairen) en de speciale VN-brigade leidt in november 2013 tot de militaire nederlaag van M23. De onderhandelingen tussen de Congolese overheid en M23 worden eind december officieel afgesloten met de ondertekening van een ‘verklaring’ in Nairobi (Kenia). De Congolese overheid engageert zich om een amnestiewet te stemmen en een ontwapenings- en re-integratieprogramma voor rebellen op touw te zetten. M23 moet op zijn beurt de gewapende strijd stopzetten en via politieke weg zijn strijd verder zetten. Op politiek vlak wordt het verkiezingsproces weer opgestart. Na de controversiële verkiezingen van 2011 is een hervorming van de kiescommissie noodzakelijk. Een nieuwe kiescommissie legt de eed af. Een andere belangrijke maatregel van Kabila is de organisatie van een nationaal overleg door het parlement in eind 2013. Dit is een manier om de nationale cohesie en de positie van president Kabila te versterken. Vertegenwoordigers uit meerderheid, oppositie en middenveld nemen deel aan de werkzaamheden. Het initiatief mist echter draagvlak door de boycot van belangrijke oppositiepartijen zoals UDPS van Etienne Tshisekedi en UNC van Vital Kamerhe.
8
De nederlaag van M23 eind 2013 is een hoopvol moment. Congolese autoriteiten tonen eindelijk de politieke wil om de rebellen aan te pakken, militairen gedragen zich doeltreffend en de bevolking gelooft weer in vrede. In 2014 is de situatie al veel minder hoopvol. Het vredesproces van Addis Abeba zit in een slop. VN-gezante Mary Robinson kiest voor een andere internationale functie. Dit wordt geïnterpreteerd als een gebrek aan vooruitgang in de uitvoering van het Kaderakkoord. Haar opvolger, de Algerijn Saïd Djinnit, kon nog geen grote vooruitgang boeken. Volgens een recent VN-rapport terroriseren rebellengroepen nog steeds gebieden in de provincies Noord-Kivu, ZuidKivu, Orientale en Katanga. Ze onderhouden nauwe contacten met politieke leiders, begaan mensenrechtenschendingen en blijven betrokken in de illegale handel van grondstoffen en andere producten. Dit gebeurt vaak in samenwerking met elementen van het Congolese leger.
M23: een tikkende tijdbom? In februari 2014 keurt de Congolese regering een amnestiewet goed. Ongeveer 500 leden van M23 kregen amnestie. M23 blijft evenwel een bedreiging voor het vredesproces in Oost-Congo. Leiders en strijders van M23 verblijven nog in Rwanda en Oeganda sinds de militaire nederlaag eind 2013. Honderden leden ontsnapten er uit de kampen. De M23-rebellen werden nog niet ontwapend en gerepatrieerd naar Congo. De vrees bestaat dat M23 vanuit de buurlanden een nieuwe militaire actie start in Oost-Congo. Al maanden kibbelen Congo en de buurlanden over de repatriëring van M23-leden en de uitlevering van de leiders die internationaal gezocht worden voor oorlogsmisdaden. Daarnaast lopen de spanningen tussen Congo en M23 ook op. Beide partijen verwijten elkaar het akkoord van 2013 niet na te leven.
Terreur in Beni: het werk van Oegandese rebellen? Na het militair terugdringen van M23 start het Congolese leger operaties tegen de Oegandese rebellen van het ADF-NALU (Allied Democratic Forces-National Army for the Liberation of Uganda) in het noorden van de provincie Noord-Kivu (streek Beni). Die operaties worden begin januari 2014 opgeschort nadat kolonel Mamadou Ndala op mysterieuze manier om het leven kwam. Samen met de ondertussen ook overleden generaal Lucien Bahuma, militaire chef van de regio Noord-Kivu, speelde Ndala een belangrijke rol in de nederlaag van M23. Het wegvallen van deze twee militairen heeft het Congolese leger en de militaire operaties tegen rebellengroepen in Noord-Kivu verzwakt. Sinds oktober 2014 leeft de bevolking in Beni onder terreur. Meer dan 400 mensen werden op gruwelijke wijze afgeslacht. Volgens de Congolese regering is dit het werk van het ADF-NALU. Mensenrechtenactivisten en politici spreken van een politieke strijd tussen plaatselijke voor- en tegenstanders van president Joseph Kabila, met betrokkenheid van Oeganda. De Oegandese rebellen van het ADF-NALU zijn verzwakt maar nog niet overwonnen. Daarom start het Congolese leger nieuwe militaire operaties begin 2015.
9
Rwandese FDLR: sleutel tot vrede in Oost-Congo? Na de M23-nederlaag zijn de ogen opnieuw gericht op de Rwandese rebellen van het FDLR. In 2014 stelt de internationale gemeenschap een ultimatum van zes maanden dat afloopt op 2 januari 2015. Tegen dan moet het FDLR de wapens vrijwillig neerleggen, anders zou de ontwapening afgedwongen worden met een militaire actie. Zoals gevreesd gebeurt de vrijwillige ontwapening niet. Volgens experts van de VN blijft het FDLR in 2014 nieuwe leden rekruteren. Onder internationale druk kondigt het Congolese leger eind januari 2015 een militaire operatie tegen het FDLR aan. Opmerkelijk is dat Congo de operatie alleen wilt uitvoeren, zonder MONUSCO. De officiële reden: de VN-vredesmissie wil niet samenwerken met twee Congolese generaals die beschuldigd worden van oorlogsmisdaden. Officieel lopen de operaties nog verder, maar het FDLR gaat de confrontatie met het Congolese leger niet aan, en verschuilt zich eerder tussen de bevolking.
Congo in de ban van 2016: blijft Kabila? Na het volksprotest in januari 2015, publiceert de kiescommissie een kieskalender. Ze plant lokale en provinciale verkiezingen in oktober 2015 en parlementaire en presidentsverkiezingen in november 2016. Het kostenplaatje bedraagt ongeveer 1 miljard dollar. De kalender is erg ambitieus en de uitvoering ervan vraagt een zware investering. Dat vereist van het parlement, de regering en de president duidelijke politieke daadkracht om de nodige wetten te stemmen en te bekrachtigen en financiële middelen vrij te maken. Indien de lokale en provinciale verkiezingen niet plaatsvinden zoals gepland, lopen we het risico dat de nationale verkiezingen in 2016 uitgesteld worden. Een dergelijk scenario is gevaarlijk en dreigt nieuwe protesten uit te lokken. Kabila’s mandaat loopt af eind 2016. Volgens de grondwet mag hij zich niet meer kandidaat stellen voor een nieuw mandaat. Maar in 2013 hebben leden van de presidentiële meerderheid het debat rond een eventuele grondwetsherziening gelanceerd. De tegenkanting in Congo zelf is duidelijk. Niet enkel bij de oppositie, het middenveld of de katholieke kerk, maar ook binnen het Kabilakamp. Coalitiepartners en partijgenoten van Kabila kanten zich duidelijk tegen een derde mandaat. Daarnaast hebben parlementaire en juridische obstakels en de kritische posities van de VS en Frankrijk twijfels gezaaid bij de machthebbers in Kinshasa. Het lijkt erop dat de revolutie en machtswissel in Burkina Faso in 2014 de grondwetsherziening (even) op een zijspoor hebben gezet. Dit betekent echter niet dat het Kabila-kamp de macht na 2016 zomaar wil verlaten. Het wetsvoorstel voor de nieuwe kieswet, met name de koppeling van een volkstelling en verkiezingen, was een nieuwe manier om verkiezingen uit te stellen. Maar het volksprotest, de tegenstellingen binnen de presidentiële meerderheid en de internationale druk dwongen het regime een stap achteruit te zetten en het wetsvoorstel aan te passen. Het Kabila-kamp heeft een nederlaag moeten incasseren. De kiescommissie plant presidentsverkiezingen in november 2016. Volgens de kieskalender moet de verkozen president de eed afleggen in december 2016. Maar een uitstel van de verkiezingen is niet uit te sluiten. Wat dan wellicht neerkomt op een verlenging van het mandaat van president Kabila.
10
Congo blijft een zwakke staat die zich in een multidimensionele crisis bevindt. Sinds de controversiële verkiezingen van 2011 kampt president Joseph Kabila met een probleem van politieke legitimiteit. Die wordt nog versterkt door de schrijnende socio-economische omstandigheden waarin de grote meerderheid van de bevolking in Congo leeft. Het gebrek aan een krachtdadige aanpak van de aanslepende onveiligheid in Oost-Congo blijft ook een oorzaak van Kabila’s impopulariteit. Terwijl hij de stilte bewaart over zijn politieke toekomst, lijken zich twee kampen te vormen binnen de presidentiële meerderheid: voor- en tegenstanders van de verlenging van Kabila’s mandaat. Belangrijke coalitiepartners, oppositiepartijen, middenveldorganisaties en de katholieke kerk roepen de president op om de grondwet te respecteren. Meer dan ooit moet Kabila ook rekening houden met volksprotesten. Deze ongunstige interne context maakt het voor de president erg moeilijk om aan de macht te blijven na 2016, tenzij door het gebruik van buitensporig geweld door veiligheidstroepen. De houding van buurlanden, Afrikaanse spelers zoals Zuid-Afrika en Tanzania en internationale partners zoals de VS en de EU zal ook bepalend zijn voor Kabila’s politieke toekomst. Congo bevindt zich in een cruciale pre-electorale periode. De politieke situatie in Kinshasa blijft instabiel. In het oosten van het land zijn meerdere rebellengroepen, met politieke contacten in Kinshasa, nog steeds actief. Politieke chaos, rebellen en een gespannen verkiezingsperiode vormen een explosieve cocktail voor het kwetsbare vredesproces. Er is een breed politiek en maatschappelijk draagvlak voor de organisatie van verkiezingen met respect voor de grondwet. Indien er geen democratische en vreedzame machtsoverdracht plaatsvindt in 2016, dreigt het vredesproces in Congo te ontaarden in een nieuwe, diepe crisis.
11