Correspondentie-adres Ruig 22 4455 AE Nieuwdorp Tel. 0113413680 na 18.00 uur
[email protected] www.dekaloot.nl
Statengriffie t.a.v. Provinciale Staten Postbus 6001 4330 LA Middelburg
Nieuwdorp, 28 oktober 2009 Aanvullende rapporten MER Aanleg WCT en Natuurcompensatie voor de WCT
Betreft:
Geachte darnesheren, Vereniging Redt de Kaloot is zo vrij u de volgende inventarisatie rapporten te sturen: 2001 KALOOT FLORA rapport Raad - Kattenwinkel 2002-2006 inventarisatie Kaloot WCT reactie MER plangebied detinitief 2002 2005 De Kaloot paddestoelen rapport 2004-05-26 Inventarisatie Bodemdieren etc. Kaloot plus bijlagen 2004-2005 Kaloot Landslakken in beeld 2004 DE NATüüR VAN DE KALOOT IN CIJFERS 2005-2006 Inventarisatie Fauna aan De Kaloot 2005 Flora Kaloot aanvullende inventarisatie 2005 reactie rapport Jeuken W C T conclusies rapport oktober 2005 2007 Kaloot duinvorming en behoud 2007 def. 2009 Kaloot duinvorming en behoud aanvulling 2009 definitief Hoofdpunten MER WCT van ZSP
Zij bevatten een overzicht van ruim 8 jaar observeren en registreren van natuurwaarden aan de Kaloot. Graag een korte ontvangstbevestigingvan deze rapporten per e-mail naar onze secretaris, Frieda Weers,
[email protected], Kopieën verzonden aan:
Min. LNV den Haag en Distr. Zuid Cornrn. MER EC Enviro Brussel
Hoogachtend,
Freddy van Nieulande, voorziiter Bijlagen: cd-rom
Vereniging Redt de Kalnot ingeschreven onder niimmer 22046938 hii de kamer van knnnhmriel Zeeland te Middelhiir~
(RAPPORT - 15-9-2001) ENKELE GEGEVENS OVER DE FLORA VAN DE KALOOT AANLEIDING Reden voor het doen van een (helaas beperkte) flora-inventarisatie is het aandragen van gegevens, die de discussie over de natuurwaarden van het gebied kunnen ondersteunen. In het MER-Westerschelde Container Terminal (Zeeland Seaports, 2001) worden de natuurwaarden omschreven als: "In het plangebied komen geen bijzondere vegetaties of plantensoorten voor, anders dan een enkel exemplaar van de hieronder genoemde soorten." Er wordt gewezen op soorten die in het nabijgelegen "vegetatiekundig interessante" gebied Slufter Kaloot tussen de in- en uitlaat van de electriciteitscentrales voorkomen: Zilte rus, Zeepostelein, Gelobde Melde, Zeewinde en Blauwe zeedistel. Het bagatelliseren van de natuurwaarden van de Kaloot behoort bij de wens hier ongestoord een containerhaven te kunnen aanleggen. Deze strategie werd ondergetekende pas laat in het groeiseizoen duidelijk, waardoor er geen complete inventarisatie meer gehouden kon worden. De karakteristieke floraelementen van vloedmerken, de spatzone en primaire duintjes (zoutverdragende planten) zijn echter tot laat in het seizoen bloeiend aan te treffen, waardoor nog een goed beeld van dat aspect verkregen werd. Voor de flora van de droge duinvegetaties was het helaas te laat. INVENTARISATIES Op 12 en 14 september 2001 is het deel van de Kaloot bekeken dat tot het plangebied van de WCT behoort. Het gaat om de dijk/duinstrook aan de zuidwestzijde van het industriegebied Vlissingen-Oost. De inventarisatie is deels uitgevoerd volgens de FLORON-methode, die uitgaat van waarnemingen per kilometerhok (Amersfoort coördinaten). Het WCT-plangebied valt in 5 hokken. De soorten worden aangekruist op een voorgedrukte plantenlijst, de streeplijst. Er zijn op die manier twee delen van het gebied geïnventariseerd: een hok in het uiterste westen en een hok in het oosten ter hoogte van de duinovergang, respectievelijk de hokken 36385 en 38-384. Er is vanaf de vloedlijn gekeken, zo ook in de duintjes en op de dijk. Van twee andere hokken, 37-384(ged.) en 38-383, werd wandelend langs de vloedlijn een indruk opgedaan, maar er werden geen totaallijsten gemaakt. Hok 37-385, waarin circa 500 meter dijk/duin voorkomt, is niet bezocht. RESULTATEN In de bijlage is een een lijst van de gevonden soorten gegeven. Er zijn totaal 65 plantensoorten aangetroffen. Voor het bepalen van de floristische waarde van het gebied zijn analysetechnieken beschikbaar, maar omdat het hier slechts een beperkte inventarisatie betreft is de toepassing daarvan weinig zinvol. Met een kwalitatieve benadering, een beschrijving van de gesignaleerde waarden, is echter al een helder beeld te geven van de botanische kwaliteiten. Het aantal gevonden soorten is relatief hoog: er is een beperkte oppervlakte bekeken met slechts enkele terreintypen. Bij de Kaloot gaat het om grasland, ruigte en een strook weinig gedifferentieerd, kalkrijk duin. Ter referentie mag dienen dat een gemiddeld kilometerhok in Zeeland 150-200 soorten bevat (FLORBASE, zie: Groen & Van der Slikke, 2000). Daarin zijn vaak meer terreintypen te vinden, die alle hun specifieke soorten bevatten. Grote, goed ontwikkelde duinterreinen komen ver boven het gemiddelde door de kleinschalige gradiënten hoog-laag, nat-droog, etc. Deze grote differentiatie zorgt behalve voor veel soorten ook voor veel bijzondere soorten. Schorgebieden kennen daarentegen niet veel soorten vanwege de dominerende zoutinvloed, maar daar gaat het wel om heel specifieke, en dus
bijzondere planten. Deze voorbeelden laten zien dat enkel het aantal soorten in een gebied nog niet alles zegt over de aanwezige natuurwaarden. De belangrijke aspecten van de Kaloot moeten niet in de grote aantallen gezocht worden, wat bij de korte beschrijvingen van de terreintypen zal blijken. Bij die karakteristiek worden de vegetatiezones vanaf de vloedlijn tot aan de kruin van het dijklichaam behandeld. Dat zijn: vloedmerkzones, primaire duintjes, helmduin, grasruigte en bloemrijk grasland. Op de delen waar het droge strand ontbreekt gaat het natte strand meteen over in een dijktalud met een glooiing van zetsteen. Afhankelijk van de hoogte waar opgewaaid zand tot rust komt, zien we de betreffende zonering starten met een vegetatie die op die hoogte thuishoort. Vloedmerkzone: De vloedmerkzone is de hoogste zone van het strand, vaak op de overgang naar de duinen. Deze zone kenmerkt zich door een ijle vegetatie van veelal eenjarige plantensoorten, waaronder: loogkruid, meldes en zeeraket. De vegetaties zijn goed ontwikkeld op de brede, droge strandgedeelten. De vegetaties zijn kenmerkend, maar niet zeldzaam. Wel ontbreken goed ontwikkelde vegetaties op grote delen van het Nederlandse strand door het intensieve gebruik (strandrecreatie) en beheer (traditioneel zeereepbeheer en verwijderen van aanspoelsel). Primaire duintjes Tegen de duinvoet aan liggen bulten met opgestoven zand. We zien hier het begin van duinvorming, met als pionier het biestarwegras. Deze meerjarige plant is in staat het zand blijvend te binden, tenzij najaarsstormen te zeer toeslaan. We kunnen de planten van de vloedmerkzone hier nog wel aantreffen, omdat het zeewater ook hier stikstofrijk aanspoelsel achterlaat. De vegetatie is open, zeker bij actieve overstuiving. De vegetaties zijn kenmerkend, maar niet zeldzaam (zie hierboven). In deze zone stond een vreemde 'gast': de late stekelnoot. Het is een plant van de grote rivieren, groeiend op rivierstranden met duintjes. Het is verrassend om deze plant hier op een vergelijkbare, maar dan wel zilte plek langs de Westerschelde te vinden. Eén fiere plant slechts; wellicht als drijfzaad vanuit de zoete delen bovenstrooms aangevoerd. Deze waarneming is bijzonder voor de zoute delta. Het geeft ook aan dat de Kaloot in het traject van zoet naar zout, van Schelde naar Noordzee, een eigen rol speelt. Helmduin In de duinen gaan andere grasachtigen overheersen, we zien Zandhaver en Helm. De begroeiing wordt dichter, maar stuivend zand bepaalt het beeld nog helemaal. Bloemplanten zijn er niet veel, bijvoorbeeld: akkermelkdistel, akkerdistel, Canadese fijnstraal en bezemkruiskruid. Op de open plekken aan de basis van deze zone kunnen we de zeldzame blauwe zeedistel aantreffen, vooral in het middengedeelte van de Kaloot. Het gaat daarbij niet om een verloren individu, maar (al) om een aardige populatie. Wij vonden met gemak zo'n vijftien planten. De helmvegetatie heeft een natuurlijk karakter, zeker ook door de aanwezigheid van zandhaver, wat een fraai mozaïek oplevert. De aandacht die er voor deze natuurlijke begroeiingen is bij het huidige zeereepbeheer langs de Noordzeekust, maakt dat de bijzondere waarde van deze strook helmduin niet ter discussie staat. De blauwe zeedistel accentueert deze waarde nog eens extra. Grasruigte Hoog op de helling/talud, boven de helmzone, wordt de vegetatie dicht door aanvulling met andere hoge grasachtigen. Er zijn slechts weinig breedbladige kruiden. De vegetatie wordt gedomineerd door strandkweek, kweek, riet en helm. Hier en daar staan akkerdistel, akkermelkdistel, bijvoet, spiesmelde, heggenrank en bitterzoet. In deze zone zijn op twee plekken lage bomen ontwikkeld: struikvormen van Canadapopulier en schietwilg. Het zijn wellicht uitlopers van lang verdwenen stuifschermen. Bij de westelijke groep is ook opslag van gewone vlier te vinden.
De vegetaties van de grasruigte zijn landschappelijk aardig, maar hebben geen botanische waarde. Op een plaats waar de kale glooiing overgaat in de grasruigte is zeevenkel gevonden. Deze zeldzame soort van zuidelijke herkomst is aangewezen op stenige milieus. In Zeeland wordt deze plant daarom wel eens aangetroffen op dijkglooiingen, hetgeen hier dus ook het geval is. De Kaloot kan zich nu scharen in de korte rij van vindplaatsen van deze soort in Nederland. Bloemrijk grasland Het grasland op de kruin van het dijklichaam en op het binnentalud heeft een afwisselend karakter, afhankelijk van de de intensiteit van het recreatieve gebruik en het karakter van de bodem (ingestoven zand). We vinden er relatief veel plantensoorten, hetgeen eigen is aan dit terreintype. De bodem is matig voedselrijk tot voedselrijk. Soorten van wat schralere bodem zijn biggekruid, gevlekte rupsklaver, duizendschoon, teunisbloem en koningskaars. Deze soorten geven meteen ook het zandige karakter aan. Het voorkomen van hazenpootje duidt op ontkalking, wat een aspect toevoegt aan de differentiatie van het grasland. Op zich zijn deze graslanden niet zeldzaam. Door hun bloemenrijkdom en de wat ijlere begroeiing zijn ze voor insecten van groot belang. Het schralere grasland is een goede nektarbron en de zode warmt snel op, hetgeen goed is voor de ontwikkeling van sprinkhanen en mieren. ZORG VOOR NATUURWAARDEN In het voorgaande is reeds duidelijk gemaakt dat de Kaloot botanisch gezien actuele waarden heeft die niet gebagatelliseerd hoeven te worden. Deze beperkte inventarisatie laat zien dat er vegetaties voorkomen die het behouden waard zijn. In deze vegetaties zijn blauwe zeedistel en zeevenkel als Rode Lijstsoorten te noemen (Van der Meijden cs., 2000). De Zeeuwse Rode lijst (Jacobusse & Hemminga, 2001) geeft naast deze twee soorten ook nog andere soorten van het WCT-plangebied: strandmelde, zeeraket, zeevenkel, strandkweek en gevlekte rupsklaver. In deze provinciale lijst staan veel soorten die mogelijk actueel en in ieder geval potentieel aanwezig kunnen zijn; het gaat dan met name om zoutverdragende planten. Zo groeien zeewinde en gelobde melde al naast het plangebied WCT in de Slufter Kaloot. In de Nota Soortenbeleid (Provincie Zeeland, 2001) wordt de zorg voor de kustplanten in een actieprogramma uitgewerkt. De "aanspoelselplanten" en de "duingraslandplanten" moeten het dan voornamelijk hebben van een niets-doen beheer. De vegetaties moeten worden veiliggesteld, er wordt niets opgeruimd en de verstuiving mag zijn gang gaan. Lettend op de acties voor het behoud van de Kaloot kon de Provincie het niet beter formuleren. De oeverstrook van de Kaloot heeft niet alleen actuele waarden, maar ook een duidelijke rol in groter verband. Pal oostelijk van het gebied ligt de Slufter Kaloot en westelijk het natuurgebied Rammekenshoek. Als geheel vormt dit kustgebied een stuk robuuste natuur. Grote eenheden zijn gunstig voor de kwaliteit van de natuur, vooral met betrekking tot de diversiteit aan soorten. De kwaliteit van het WCT-plangebied moet daarbij vooral gezocht worden in natuur met een hoog dynamisch karakter: de buitenzone van dit complex met zijn lange oeverzone. De andere delen van het complex liggen meer in de luwte en de natuurwaarden hebben daar weer andere accenten. Als dan ook nog blijkt dat het strand van het gebied Slufter Kaloot schoongemaakt wordt ten behoeve van de recreatie (Van der Jagt, 2001), dan mag duidelijk zijn dat de vegetaties van "aanspoelselplanten" hier niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Reden te meer om het WCT plangebied als Kaloot te behouden! Bronnen: Groen, Kees (C.)L.G. & Wout J. van der Slikke, 2000. Naar een landsdekkend flora-bestand. Gorteria 26(2/3): 40-48. Jagt, Mieke van der, 2001. Eindelijk weer een schoon strandje. Provinciale Zeeuwse Courant, 14 juni 2001.
Jacobusse, CH. & M.A. Hemminga, 2001. Zeldzaam Zeeuws: Bijzondere planten en dieren in Zeeland. St. Het Zeeuwse Landschap, Heinkenszand. Meijden, Ruud van der, Baudewijn Odé, Kees (C.)L.G. Groen, Flip (J.-P.)M. Witte & Dick Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26(4): 87-208. Provincie Zeeland, 2001. Nota soortenbeleid. Flora en fauna van Zeeland. Provincie Zeeland, Middelburg. Zeeland Seaports, 2001. Milieu-effectrapport Westerschelde Container Terminal, Hoofdrapport.
Harry Raad Aqua & Flora
-
Kruiningen, 16 september 2001
Bijlage: FLORA KALOOT Achillea millefolium - Duizendblad Ammophila arenaria - Helm Arctium minus - Gewone klit Atriplex littoralis - Strandmelde Atriplex patula - Uitstaande melde Atriplex prostrata - Spiesmelde Bromus hordeaceus - Zachte dravik Bryonia dioica - Heggenrank Cakile maritima - Zeeraket Centaurea jacea - Knoopkruid Cerastium fontanum - Gewone hoornbloem Chenopodium album - Melganzenvoet Cirsium arvense - Akkerdistel Cirsium vulgare - Speerdistel Convolvulus arvensis - Akkerwinde Conyza canadensis - Canadese fijnstraal Crepis capillaris - Klein streepzaad Crithmum maritimum - Zeevenkel Daucus carota - Peen Elytrigia atherica - Strandkweek Elytrigia juncea - Biestarwegras Elytrigia repens - Kweek Equisetum arvense - Heermoes Eryngium maritimum - Blauwe zeedistel Festuca rubra - Rood zwenkgras Galium aparine - Kleefkruid Glechoma hederacea - Hondsdraf Honckenya peploides - Zeepostelein Hypochaeris radicata - Gewoon biggekruid Lamium album - Witte dovenetel Leymus arenarius - Zandhaver Lolium perenne - Engels raaigras Medicago arabica - Gevlekte klaver Oenothera erythrosepala - Grote teunisbloem Phragmites australis - Riet Plantago lanceolata - Smalle weegbree Plantago major maj. - Grote weegbree Poa annua - Straatgras Polygonum aviculare - Gewoon varkensgras Populus x canadensis - Canadapopulier Rosa rugosa - Rimpelroos Potentilla anserina - Zilverschoon Pulicaria dysenterica - Heelblaadjes Rumex crispus - Krulzuring Salix alba - Schietwilg Salsola kali kali - Stekend loogkruid Sambucus nigra - Gewone vlier Sedum acre - Muurpeper Senecio inaequidens - Bezemkruiskruid Senecio jacobaea jac. - Jacobs kruiskruid Senecio vulgaris - Klein kruiskruid Sisymbrium officinale - Gewone raket Solanum dulcamara - Bitterzoet Sonchus arvensis - Akkermelkdistel Sonchus asper - Gekroesde melkdistel Sonchus oleraceus - Gewone melkdistel Taraxacum officinale - Paardebloem Tragopogon pratensis prat. - Gele morgenster Trifolium arvense - Hazenpootje Trifolium pratense - Rode klaver Trifolium repens - Witte klaver Tripleurospermum maritimum - Reukeloze kamille Urtica dioica - Grote brandnetel Verbascum thapsus - Koningskaars
Xanthium strumarium – Late stekelnoot Inventarisatie: H.J. Raad (12-9-2001) L. Kattenwinkel & H.J. Raad (15-9-2001)
Inventarisatie en overzicht van veldwaarnemingen aan De Kaloot 2002-2006
De Kaloot
Significant of verwaarloosbaar?
F.A.D. van Nieulande Scheldepoortstraat 56 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland
Alweer een herstart met een nieuw plan, nu met een ingekorte versie van de Westerschelde Container Terminal. Volgens enkele geëerde geleerden is het huiswerk over de WCT deze keer goed gedaan. Het huiswerk misschien wel, maar het veldwerk zeker niet. Vanachter het kille bureau met starre rekenmethoden heeft men vastgesteld dat de duinen aan De Kaloot behouden kunnen blijven en er zodoende geen significante gevolgen zijn voor de natuur, die de totale vernietiging van de rest van het strand in de weg staan. Bovendien beweert men nog steeds; de natuurwaarden van zijn te verwaarlozen in vergelijking met andere stranden aan de Westerschelde. De dagelijkse praktijk leert echter het tegendeel, De Kaloot is absoluut waardevol, leeft en zal overleven, maar dat kan alleen als het strand blijft in de natuurlijke staat, zoals die nu is. Al eerder is er op gewezen dat het rapport Sistermans et all, 2001 Uitermate onvolledig en irrelevant is, temeer daar er alleen steekproeven gedaan zijn in de wintermaand December, waarin relatief minder bodembewoners te verachten zijn dan in andere jaargetijden. Ook nu wordt in het (‘Hoofdstuk Natuur MER, tevens Passende Beoordeling’ *) weer beweerd men nog steeds dat de biomassa vele malen lager is dan in andere delen van de Westerschelde. * “citaat” Uittreksel uit Bijlage 6d effecten op aandachtsoorten Aquasense, 2006 Dit zou impliceren dat voor het bodemleven op een schaal van de Westerschelde nauwelijks ernstige effecten te verwachten zijn. Ook wordt dus beweerd dat het bodemleven arm is in het studiegebied. Dit laatste is aan de hand van de monitoring rapportage uit 2004 niet verifieerbaar. Wel lijkt het duidelijk dat het ondiepe areaal bij de Kaloot nogal klein is en relatief hoogdynamisch. Dit lijkt ook bevestigd te worden door de dieptegegevens zoals gepubliceerd in de monitoring rapportage van het NIOO uit 2004 (zie figuur 1). Het grootste deel van het ondiepe areaal bevindt zich elders in de Westerschelde, buiten het studiegebied. De nabijheid van een grote geul en de positie van het studiegebied (recht op de overheersende windrichting) het aannemelijk maakt dat de ondiepe delen in het studiegebied een hoogdynamisch karakter zullen hebben en daarmee een relatief lage biomassa bodemdieren. Een punt van discussie vormt de rapportage van het NIOO uit 2001. Hierin is een zeer lage biomassa bodemdieren gevonden (ca 2,2 gr asvrijdrooggewicht per m in het Sloegebied, terwijl in de Westerschelde als geheel in dergelijke biotopen tussen 10 en 20 gr/m normaal is (zie ook de monitoring van NIOO uit 2004). Opvallend in die studie in het Sloegebied was het ontbreken van de wadpier, waarvan tevens geconcludeerd is dat die ook niet verwacht mocht worden in het Sloegebied. Desondanks blijkt uit diverse andere waarnemingen dat de wadpier wel degelijk aanwezig is in het studiegebied en het Sloegebied zelf. Geconcludeerd mag dan ook worden dat de bemonstering door het NIOO niet representatief is voor de werkelijke situatie in het studiegebied. Desondanks blijft de conclusie overeind dat de biomassa bodemdieren in het studiegebied relatief laag is, mede omdat het gebied een hoogdynamisch karakter heeft en de sedimenten ter plekke van het studiegebied nogal fijnzandig zijn.
Deze bewering dat de bodemfauna 7 tot 8 keer minder waarde heeft dan aan andere stranden in de Westerschelde, heeft natuurlijk ten doel, aan te geven dat er geen significante gevolgen zijn bij de aanleg van de WCT
Hoe anders is de dagelijkse praktijk; de waarnemingen in 2005 en 2006 geven de volgende resultaten te zien: 1. de Wadpier Arenicola marina komt veelvuldig voor in hoge concentraties in grote delen van het plangebied. (a tot en met g) 2. Daarnaast komen in de lager gelegen delen, (die alleen bij extreem laag water bereikbaar zijn) forse concentraties van de Schelpkokerworm Laniche conchilega (1.2 en 3)
Overzicht inventarisatie gebied Kaloot
Inventarisatie 2005-2006 •
Waarnemingen van de laatste jaren hebben aangetoond, dat niet alleen het aantal wadpieren, maar ook andere bodembewoners alleen maar in aantallen toenemen. Zie hoofdstuk 1
•
Deze uitbreiding van de bodemfauna is het gevolg is van een toenemende aanwas van zand, deze veldwaarnemingen staan lijnrecht tegenover de berekeningen en verwachtingen van het rapport van Delft Hydrolics waarin met juist uitgaat van zandverlies en van toenemende erosie van het strand. Door het regelmatig waarnemen en vastleggen van de dynamiek van het strand door middel van fotografische opnamen over een langere periode is aan te tonen dat bovenvermelde verwachte gegevens in het rapport vooralsnog onjuist zijn. Zie hoofdstuk 2
•
Ook het feit dat de duinen aan beide zijden van de geplande terminal in natuurlijke staat in stand gehouden kan worden volgens voornoemd rapport is niet te handhaven. Ook al is de windrichting jaarrond gemiddeld haaks op de ligging van het strand. Herhaaldelijke waarnemingen van zandverplaatsing door wind over het strand tonen aan, dat in het algemeen juist bij diagonaal of bijna evenwijdige op het strand gerichte wind er ook daadwerkelijk een positieve zandaanwas plaatsvindt in jonge en oudere duinen. Als er door de WCT geen of een te smalle vooroever is en er onvoldoende ruimte van het strand is, zal de aanvoer van stuivend zand te weinig of onmogelijk geworden zijn om deze duinen in “natuurlijke staat” te behouden. Zie hoofdstuk 3
•
Tevens geld voor de bewering, dat er slechts een beperkt deel van de blauwe zeedistels ten gronde gaat bij het verwijderen van de zeedijk, is een ongeloofwaardig verhaal. Recente waarnemingen tonen aan, dat vooral hier in het middendeel van de dijk vele honderden planten verloren gaan. Want immers juist op de zeedijk komen de meeste planten voor in vergelijking met de duinen aan beide zijden van het strand. In het MER wordt dit gebied niet meegeteld, omdat het geen Habitatgebied zou zijn, maar ook direct aangrenzende gebieden vallen onder de bescherming van H en R lijnen. Zie hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 1 Wadpieren Wadpieren, na eerdere inventarisatie (Inventarisatie Kaloot 2004 van Nieulande en de Wolf) blijkt niet alleen het toenemen in aantallen van de wadpieren, maar ook een uitbreiding van het areaal. In 2005 hebben we in het westelijk deel bij de kleibanken slechts sporadisch wadpieren waargenomen nu echter zijn ook hier al dichtheden van 15 tot 25 per M² en meer. Ook zijn hier boven de kleibanken in het onlangs met vers sediment (niet meer dan ca. 15 cm dik op harde klei!) opgevulde lagere deel tussen de kleilaag en de zeedijk pieren waargenomen densiteit ca 5 tot 10 per M² ) elders (nabij de Roeper zijn gemiddelden waargenomen van 25 tot >35 per M². Totaalgemiddelde ca 25 per M² = gemiddeld 250.000 wormen per Ha. De wormen komen voornamelijk voor in habitattype 1130 Estuaria de totale oppervlakte meer dan 55 ha van dit habitattype aan de Kaloot gaat verloren bij de aanleg van de WCT. Bijna de helft van deze oppervlakte wordt bewoont door wadpieren, ongeveer 25 ha. Dat betekent, dat ruim 6.250.000 wadpieren vernietigd worden door deze ingreep.
Veldwaarnemingen Ter vergelijking zijn er een aantal foto’s van diverse waarnemingen in de verschillende perioden weergegeven.
Kaloot Westelijk deel
21-06-2006
21-06-2006 Wadpieren tot aan de kleibanken
21-06-2006 opgevulde geul achter kleibanken
21-06-2006 Dunne (nieuwe) sedimentlaag met wadpieren, de maataanduiding is 30 cm
21-06-2006 volwassen wadpieren en gestippelde dieseltreinworm (uiterst rechts) uit bovenvermelde laag.
Kaloot Middendeel bij de kleine strekdam
05-05-2004
01-08-2005
Oostelijk deel bij de Roeper
17-09-2004
01-08-2005
02-07-2006 Hoezo, geen significante gevolgen?
Hoofdstuk 2 zandaanwas. Uit ingewikkelde berekeningen, (welke voor geen enkele gemiddelde bezoeker van dit strand begrijpbaar zijn) komt men tot de conclusie dat er steeds meer zand verdwijnt van dit onder getijdeninvloed staande strand. Volgende foto’s van diverse waarnemingen in opeenvolgende jaren geven een heel ander beeld van erosie en zandaanwinst.
Westelijk deel bij de kleibanken
14-02-2005 erosiegeul voor de kleibanken
02-06-2006 opgevulde geul voor de kleibanken
14-02-2005 erosiegeul tussen de kleibanken en de dijk
14-02-2005 erosiegeul tussen de kleibanken en de dijk
21-06-2006 opgevulde geul achter kleibanken
Middendeel bij de kleine strekdam
01-08-2005 kniediep water tot de strekdam en geëxposeerde kleien
eien
14-02-2005 aanvulling van zand op de geëxposeerde kleibank
1-06-2006 volledig dicht geslibde geul en zand met wadpieren op de volledig afgedekte kleibank.
16-07-2006 Aanzanding tot op de kleine strekdam.
1 6-07-2006 Volledig met zandgevulde geul en aanzanding tot bovenop de kleine strekdam
Oostelijk deel bij de Roeper
19-09-2004 Abrasie vlakte bij de kleibank
19-09-2004 erosie bij de kleibank westzijde naast de Roeper
26-10-2004 geleidelijke opvulling met sediment van het erosievlak voor de kleibank
11-08-2005 invulling van het erosievlak door schelprijk zand.
11-08-2005 de erosiegeul nagenoeg opgevuld tot de bovenzijde van de kleibanken.
08-12-2004 weinig schelprijk zand op ontsloten kleibanken
15-08-2005 lichte toename schelprijk zand
02-07-2006 Dicht geslibd en vol met wadpieren
Hoofdstuk 3 instandhouding duinen Bij een aan beide zijden ingekorte kade zouden de kwetsbare duinen in stand gehouden kunnen worden?. Citaat: Hoofdstuk Natuur MER etc. pag. 32 DUINEN KALOOT De ontwerpen voor de WCT zijn in het kader van de WL-studie (WL, november 2005) zodanig vormgegeven dat verlies aan duinhabitattypen in de SBZ Westerschelde ter plaatse van de Kaloot minimaal is en de duinvormingsprocessen in stand blijven. Het alternatief Midden is zelfs zo vorm gegeven dat alle aanwezige duinhabitats geheel gespaard blijven. De twee andere alternatieven zijn zo ingevuld dat aan de westelijke (alternatief Oost) of de oostelijke zijde (alternatief West) van de terminal het bestaande duinhabitat gespaard blijft. Het verlies betreft in de alternatieven West en Oost duinhabitattypen met pioniervegetatie: Embryonale wandelende duinen (2110) en Wandelende duinen op de strandwal met Helm (2120), die vaak samen voorkomen, In tabel 5.13 is de omvang van het areaalverlies weergegeven. Volgens de WL-studie neemt het areaal duinhabitat (2110 en 2120) in het plangebied van de WCT momenteel al af als gevolg van natuurlijke processen (het westelijk gelegen duin erodeert sneller dan het oostelijk gelegen duin) en zal naar verwachting het areaal duinhabitat op termijn zonder menselijk ingrijpen geheel verdwijnen (WL, november 2005). De aanleg van de WCT zal de autonome erosie van het westelijk duin nog iets versnellen, waardoor het zonder maatregelen binnen l0jaar al verdwenen zal zijn. De autonome erosie van het oostelijke duin zal door de WCT iets vertragen, waardoor het tenminste tot 2050 deels stand weet te houden zonder aanvullende maatregelen (WL, november 2005). De oppervlaktes duinhabitattypen zijn door WL zo nauwkeurig mogelijk aangegeven. Een exacte opgave is echter niet mogelijk aangezien de ligging van de habitattypen niet precies is te begrenzen, omdat grenzen niet scherp zijn en door interpretatieverschillen, onnauwkeurigheden van luchtfoto’s en karteringen. Om een zo goed mogelijk inzicht te geven in de huidige oppervlaktes inclusief de marges zijn door het WL voor de duinen van de Kaloot per deelgebied voor elk duinhabitattype drie waarden gegeven: - best guess, de meest waarschijnlijke omgrenzing; - minimaal oppervlak waarbij alleen die gebieden zijn omgrensd waarvan met zekerheid is te zeggen dat ze tot één van de habitattypen behoren; - maximaal oppervlak waarbij de gebieden ruim zijn omgrensd, dus inclusief gebieden waar de classificatie tot één van de habitattypen minder helder is, en waarbij ook de begrenzing ‘duinen’ en ‘aangestoven dijk’ ruim is genomen. In tabel 5.13 zijn alleen de ‘best guess’ waarden weergegeven. Dit geldt ook voor het areaal duingebied elders in de SBZ Westerschelde. Onderstaande oppervlaktes zijn gebaseerd op meermalig veldbezoek plus diverse analyses van kaarten, luchtfoto’s etc. van het plangebied en eenmalig veldbezoek van de rest van de SBZ. Daardoor zijn ze te beschouwen als accurater dan de ramingen in Alterra 2004, waar geen veldbezoek aan te grondslag lag. Arcadis
32
Uit vele veldwaarnemingen en ruim veertig jaar Kaloot ervaring blijkt, dat de grootste verstuiving van zand en dus ook aanwas van de duinen plaatsvindt bij wind die nagenoeg evenwijdig of licht diagonaal met lengterichting van het strand blaast.
Waarnemingen, waarbij de wind haaks op het strand gericht is levert over het algemeen weinig winst aan nieuw duinzand op, maar veroorzaakt veelal afslag van reeds eerder gewonnen zand en brede diepe geulen voor de hoogwaterlijn.
Westelijk duin bij het havenhoofd
20-11-2004
12-10-2005
21-05-2006 Westelijk duin met paraboolduintjes
21-05-2006 Duin Westzijde paraboolduintjes
21-05-2006 Paraboolduintjes.
Middendeel langs de dijk
21-05-2006 0ndergestoven Blauwe Zeedistels
21-05-2006 0ndergestoven Blauwe Zeedistels
21-05-2006 De nieuw zandaanwas heeft de afslag welke veroorzaakt was in de wintermaanden weer geheel opgevuld.
Oostelijk strand en duin bij De Roeper
29-09-2005 Massale zandverplaatsing over de volle lengte van het strand bij Noordwestenwind
29-09-2005 Aangroei duin in het oosten bij De Roeper.
29-09-2005 De Zeeraket als belangrijke zandvanger.
20-11-2004 Volop aanwas van duinzand
20-11-2004 Zandverplaatsing over de volle lengte van het strand en aangroei tegen de dijk.
20-11-2004 Zand voldoende.
20-11-2004 Aanwas in het oudere duin.
21-05-2006 Opnieuw zandaanwas, met veel glaukonietzand.
21-05-2006 Weer diagonaal gerichte wind op het strand, nu vanuit het Zuidwesten
21-05- 2006 Zeeraket nagenoeg bedolven onder aanstuivend zand.
Hoofdstuk 4. Blauwe zeedistel. In het nieuwe rapport beweert men dat slechts een (beperkt) deel van het areaal van de Blauwe Zeedistel verloren gaat. Citaat: Hoofdstuk Natuur MER etc. pag. 48 Blauwe Zeedistel Met het WCT-project zal in alle inrichtingsalternatieven een (beperkt) deel van de groeiplaats van de Blauwe zeedistel verloren gaan. Ook indien mitigerende maatregelen worden getroffen om duinvormingsprocessen te behouden (zie alternatief Midden). Voor de aantasting is dus in ieder geval een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist. Daarbij zal het project ‘licht getoetst‘ worden. Zolang het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt zal (normaal gesproken) een ontheffing afgegeven worden. Omdat ter plaatse van de terminal een deel van de groeiplaatsen onaangetast blijft, is de gunstige staat van instandhouding niet in het geding. In het alternatief Midden zijn de voorwaarden overigens het meest gunstig voor een levensvatbare populatie, doordat de duinvormingsprocessen blijven bestaan. Alternatief West is ook relatief gunstig omdat de omvangrijke groeiplaats in het oostelijke duingebied gespaard blijft, Met betrekking tot de Blauwe zeedistel scoort het alternatief Oost het minst gunstig. Ook hier zal de gunstige staat van instandhouding niet direct in het geding zijn. Daarbij dient wel aangetekend te worden dat pas een ontheffing wordt afgegeven als alle mogelijke maatregelen worden getroffen om ‘schade’ te voorkomen. Daarmee kunnen we indirect concluderen dat alternatief Midden - met de nodige mitigerende
Dijk Kaloot middengedeelte
Ondanks alle andere beweringen is het middendeel van de dijk, (vanaf de kleibanken in het westen, tot de Roeper in het oosten) bijzonder rijk aan groeiplaatsen van de Blauwe Zeedistel het aantal individuele planten overtreft meer dan honderden exemplaren. Soms in grote clusters bijeen en soms in kleinere groepen afgezonderd. Merendeel voorkomen tussen de stenen net onder het met zand onder gewaaide bovendeel van de dijk. Maar ook in het hogere niveau tussen helm en zandhaver zijn meerdere exemplaren geteld Hierna voorbeelden van enkele groeiplaatsen op het middendeel van de dijk, beginnende vanaf het Westelijk deel bij de kleibanken en uitstrekkend tot aan de Roeper in het Oosten.
Blauwe Zeedistel Westelijk deel nabij de kleibanken opnamen 16-07-2006
1a
1b
1c
1d
2a
2b
3a
3b
3c
4a
4b
4c
5a
5b
5c
6a
6b
7a
7b
7c
8a
8b
9a
9b
10 a
10 b
11 a
11 b Einde van het geïnventariseerde traject bedreigde zeedijk vanaf het duin in het Westen tot nabij De Roeper in het Oosten de totale lengte ruim 2,2 km Dit is het gedeelte zeedijk, dat volledig verdwijnt door de eventuele aanleg van de WCT. Significante gevolgen? Jazeker want dit habitat met Blauwe Zeedistels gaat hier geheel verloren!
Conclusie Het strand De Kaloot is een dynamisch geheel met een wellicht wankel evenwicht, maar het is zeker niet zo, dat strand duin en natuurwaarden in de direct nabije toekomst door erosie bedreigd worden, althans niet volgens de regelmatige waarnemingen in het veld. De dynamiek van aanwas en erosie ken ik intussen al ruim veertig jaren van dit strand. Uiteraard is er in het westelijk deel een stukje van de (onderwater)vooroever geërodeerd. Bedreigend voor de toekomst van dit strand is dat zeker niet. Deze vorm van erosie is immers de laatste jaren gestabiliseerd. Volgens metingen van RWS over de laatste 44 jaren is de steile vooroever door uitbochting van de Honte met iets meer dan 40 meter naar het noorden geërodeerd , dat is ongeveer 1 meter per jaar en dat is zekerniet verontrustend met een vooroever die nog minsten 300 to 350 meter uit de zeewering in de Schelde steekt Dat er een dreigende situatie is van verdwijnend zand op het strandplateau zou zijn, word door de waarnemingen van de laatste jaren en ook in dit rapport duidelijk weerlegd. Immers te zien is dat er steeds meer zand op het strand aanwezig is, waardoor de wadpieren zich uitbundig kunnen vermeerderen en de duinen meer aangroeien dan ooit. Een volwaardig gerijpt natuurgebied, (de vruchtbare rente van het niets doen in de natuur) dat vele jaren verstoken was en vergeten. Ook door recreanten, die het maar niets vonden om nabij de
kerncentrale te recreëren. Maar nu het volop in de belangstelling staat is het geliefd door velen die dit strand wel op haar waarde weten te schatten Het zijn immers dergelijke ondiepe en vooral zandige getijdengebieden die steeds meer verdwenen zijn in de Westerschelde en nu door diverse maatregelen onder andere het ontpolderen weer kansen zouden kunnen krijgen. Het is mede daarom onbegrijpelijk dat er toch nog steeds geprobeerd wordt dit gebied voorgoed en onherstelbaar aan het toch al langs alle zijden bedreigde estuarium te onttrekken. Men doet zogenaamd zijn uiterste best om de kwaliteit van het estuarium te verbeteren, een aantal geplande ingrepen o.a. juist het teruggeven aan land aan het water stuit op onoverkomelijk verzet bij de burgerbevolking. Bewaar daarom eerst die zeldzame natuur die we nu nog hebben, te beginnen bij De Kaloot. Kortom in de nu voorliggende rapporten en plannen word ons nu een doembeeld voorgeschoteld, van een toch al ten dode opgeschreven strand, dat allen te redden schijnt te zijn door de aanleg van de WCT. Immers de compensatie levert meer natuur op dan er hier verdwijnt, zegt men? Gemakshalve gaat men er aan voorbij, dat er in het compensatie gebied, tijdens de aanleg een grote oppervlakte aan rijp slik en schor verloren gaat, om de Schorerpolder onder water te kunnen laten lopen. Een groot gebied aan slijkgras word aangetast en ook een mogelijk nog groter biotoop van de wadslak (Hydrobia ulvae) zal door deze ingreep (aanleggen van de in en uitwateringsgeul) verdwijnen. Als men weet, dat er per dm2 wel meer dan 50 van deze diertjes leven, dan zullen er hier vele miljarden om zeep gebracht worden. Dat op een plaats die geacht word juist voor deze slakjes geschikt te zijn en tevens een van de weinige plaatsen in de Westerschelde is, waar ze (nu nog) zo talrijk voorkomen. Ook een deel van het laatste hoog gelegen schor in het Sloegebied gaat teloor door het ontmantelen van de zeewering en de vooroever. De nieuwe inlands aan te leggen zeewering zal tevens een belangrijk historisch monument (deel van de Atlantikwal) voorgoed aan het zicht ontnemen of zodanig verminken dat de historische waarde in ieder geval zal worden aangetast. Citaat: De enige manier om de ‘no net loss’ doelstelling te bereiken bij mitigatieprojecten is door vervangbiotopen te verstrekken die even functioneel zijn als degene die vernietigd zuilen worden, en dit vooraleer de vernietiging toegestaan is. Gezien de tijd die nodig is om de ecologische functionaliteit van een hersteld of gecreëerd gebied op te bouwen (zie verder) is ‘no net loss’ quasi onhaalbaar bij mitigatie (Zedler & Langis. 1991; Taussik, 1999). (Literatuur 1) Literatuur:
1. Literatuuronderzoek naar estuariene herstelmaatregelen. Dick van Oevelen, Erika Van den Bergh, Tom Ysebaert & Patrick Meire Rapport IN.R. 2000. 4 Maart 2000 2. Rendeert natuurcompensatie? Aris Gaaff Janneke Vader. Projectcode 20389 November 2005 Rapport 6.05.19 LEI, Den Haag
3. Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot Bemonstering 26 mei 2004 en 10 juni 2004. F.A.D. van Nieulande en L. de Wolf. (Intern rapport; Vereniging Redt de Kaloot)
F.A.D. van Nieulande Scheldepoortstraat 56 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland Oktober 2006
Inventarisatie Paddestoelen De Kaloot 2002-2005 F.A.D. van Nieulande* en H. Remijn**
Inleiding Deze inventarisatie vindt plaats in het kader van de bedreiging van het gebied De Kaloot door een geplande aanleg van de Westerschelde Container Terminal (WCT) Extra aandacht wordt hierbij geschonken aan het gebied dat grenst aan het Habitatgebied Westerschelde in het bijzonder het duin in het westelijk deel van De Kaloot, de aangrenzende dijk, de wegberm en het grazige veld naast de bocht aan het eind van de Europaweg zuid. Het betreft hier kilometerhok 036-385, zie kaartje overzichtsgebied. Niet alleen het duin is een belangrijk habitattype, maar het omliggende gebied is een kleine natuurlijke oase in het steeds verder opdringende industriegebied en zal onherstelbaar verdwijnen als aan deze wegzijde een spoorbundel wordt aangelegd ten behoeve van de geplande WCT. Vooral de wegberm en het grazige veld is een uitermate geschikt biotoop voor vele paddestoelen, waaronder enkele rode lijst soorten. Ook de dijk is/was erg interessant voor paddestoelen, alleen zou er na het maaien ook het maaisel opgeruimd moeten worden, om verschraling te bewerkstelligen.. Jammer, dat door het maaien veel van de oorspronkelijke begroeiing (St. Jacobskruiskruid) bijna volledig is uitgeroeid waardoor de Jacobsvlinder de laatste jaren erg zeldzaam is geworden. Dit is ook ten koste gegaan van het voorkomen van een aantal aan De Kaloot waargenomen zijdebijen; 1. Colletes fodiens, duinzijdebij Deze soort is vooral bekend van het St. Jacobskruiskruid. 2. Colletes daviesanus, wormkruidbij. Deze soort komt in het westen van het land niet zoveel voor. 3. Colletes marginatus, donkere zijdebij. Deze bij komt bijna alleen langs de kust voor. Het zou ten zeerste aan te bevelen zijn, om dit doodlopende weggedeelte volledig voor (auto) verkeer af te sluiten. Hiermede zou dan tevens voorkomen kunnen worden, dat er met auto’s tot op de dijk gereden word, wat nu ten koste gaat van de aanwezige flora en fauna. Als er nog al schaarse rupsen van de St. Jacobsvlinder aanwezig zijn, worden er in een dergelijke actie honderden gelijktijdig gedood. In 2002 zijn hier meerdere soorten van paddestoelen aangetroffen o.a. de zwartwordende wasplaat.
Terrein omstandigheden 1.
2.
3. 4.
* **
Het grazige veld, het braakliggende terrein in de bocht van de weg tot aan de Sloehaven is op dit moment een optimaal biotoop niet alleen voor paddestoelen, maar ook voor mossen en korstmossen, mede vanwege een aantal betonnen platen, die daar als een pad in het veld liggen. De berm, tussen de weg en de afrastering van het terrein van Sea Way (voormalig Hoeghst) is een rijk paddestoelen biotoop. Alleen ter hoogte van de wilgenstruiken die op de dijk staan is er in de berm naast de weg een toenemende begroeiing van Helm waar te nemen (handmatig) verwijderen van een deel hiervan kan dichtgroeien van de berm voorkomen. De dijk, aan de wegzijde leverde dit jaar minder paddestoelen waarnemingen op als bij vorige keren. Wel veel aanwezig het Piekhaarzwammetje Het duin, is onder te verdelen in vier zones, a. het jonge (embryonale) duin net boven de hoogste hoogwaterlijn, met Zeeraket, Zeepostelein en Biestarwegras. Hierin zijn nog geen Paddestoelen aangetroffen. b. het dynamische duin, waar dagelijks aangroei en verstuiving plaatsvindt met jonge helm en Zandhaver. c. het oudere duin met matige verstuiving en hoge Helmgroei (grijze duinen) d. de verstuiving met Helm en Wilgenbosjes op de dijk Scheldepoortstraat 56 4339 BN Nieuw en Sint Joosland,
[email protected] Vereniging Redt de Kaloot; tevens fotoverantwoording Poolsterstraat 14 4356 BT Oostkapelle
[email protected] Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging; verzorgde de determinatie.
Overzichtskaart uit Het Natuurloket
Overzicht Kaloot –Oost, naar Luchtfotoatlas Zeeland (detail) uitgeverij 12 Provinciën 2003
Kaloot Westzijde Km hok 036-385 Vermelding rode lijst soorten: Ernstig bedreigd Bedreigd Kwetsbaar Gevoelig
afkorting EB BE KW GE
Bestand:Kaloot Datum: 4-12-2002
21-01-2003
1 Vlissingen Oost Remijn, H. (Oostkapelle) Nieulande F. (Nieuw en St-Joosland) Duin, dijk berm en grazig veld bij het fossielenstrand ter hoogte van het havenhoofd X= 1-10 ex. xx= 10-50 ex. xxx = >50 ex.
afbeelding
1veld
2berm
Bolbitius vitellinus dooiergele mestzwam
x
x
Clitocybe rivulosa weide trechterzwam
xx
x
Crinipellis scabellus piekhaarzwammetje
xx
xx
x
Entoloma sericeum bruine satijnzwam
x
xx
x
Hygrocybe unguinosa grauwe wasplaat
x
soort
Lepista nuda paarse schijnridderzwam
Lepista saeva paarsteelschijnridderzwam
xxx
3dijk
4duin b,c, of d
Rode lijst
KW
xxx
x
x
KW
afbeelding
soort
1veld
Arrhenia retiruga gerimpeld mosoortje
xx
Marasmius oreades weidekringzwam
xxx
2berm
4duin b,c, of d
xx
xx b-c
Melanoleuca polioleuca zwartwitte veldridderzwam
x
Omphalina pyxidata roodbruin trechtertje
x
Panaeolus fimicola grauwe vlekplaat
xx
x
Pholiota conissans grasbundelzwam
x
Lycoperdon molle zachtstekelige stuifzwam
x
Rode lijst
GE
Melanoleuca cinereifolia Duinveldridderzwam
Bestand: Kaloot Datum: 12-12-2004
3dijk
Remijn, H. (Oostkapelle) Nieulande F. (Nieuw en St-Joosland) Duin, dijk berm en grazig veld bij het fossielenstrand ter hoogte van het havenhoofd -------------------------------------------------------------------------------X= 1-10 ex. xx= 10-50 ex. xxx = >50 ex. afbeelding
soort
1veld
2berm
3dijk
Clitocybe rivulosa giftige weidetrechterzwam
xx
Crinipellis scabellus piekhaarzwammetje
xxx
xx
xxx
x
x
x
Entoloma sericeum bruine satijnzwam
Inocybe squamata populiervezelkop
4duin b,c, of d
Rode lijst
x
Lepista nuda paarse schijnridderzwam
xxx
Arrhenia retiruga gerimpeld mosoortje
xx
xx
x
GE
Mycena adscendens suiker mycena
xx
Omphalina pyxidata roodbruin trechterzwammetje
x
X b
afbeelding
soort
Panaeolus foenisecii gazonvlekplaat
1veld
2berm
Rode lijst
xx b-c
x
Lycoperdon lividum melige stuifzwam
xxx
Tulostoma brumale gesteelde stuifbal
xx
Vascellum pratense afgeplatte stuifzwam
x
x
???
x
Bjerkandera fumosa rookzwam
x c
xx
Dacrymyces stillatus ss. lat., oranje druppelzwam
Nectria cinnabarina gewoon meniezwammetje
4duin b,c, of d
x
Psathyrella ammophila duin franjehoed
Rickenella swartzii paarsharttrechtertje
3dijk
xx
afbeelding
soort
Octospora humosa groot oranje mosschijfje
1veld
2berm
x
Melanoleuca cinereifolia duinveldridderzwam
xx b-c + oost d
Aanvullingen jan 2005
x
bloedweizwam
Resipunatus applicatus
4duin b,c, of d
xx
Xylaria hypoxylon geweizwammetje
Lycogala epidendrium
3dijk
xx
harig dwergoortje
Galerina pumila honinggeel mosklokje
xx
Exidia thuretania stijfselzwam
x
xx
Rode lijst
afbeelding
soort
1veld
Chondrostereum purpureum paarse korstzwam
2berm
3dijk
4duin b,c, of d x oost d
Flammulea velutipes fluweelpootje
x oost d
Tubaria furfuracea donsvoetje
xx oost d
Bolbitius vitellinus dooiergele mestzwam
x
Rode lijst
Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot
Bemonstering 26 mei 2004 en 10 juni 2004
F.A.D. van Nieulande en L. de Wolf
2
Inventarisatie Kaloot 2004. Opname 26 mei, en 10 juni waarnemers: F. A. D. van Nieulande* en L. de Wolf ** Deze eerste verkennende waarneming ging vooral uit naar het voorkomen van de Wadpier Arenicola marina, dit mede naar aanleiding van het rapport; Macrobenthos van het Sloegebied “Inventarisatie van de bodemdieren rond de beoogde locatie van de containerhaven Sloegebied”. W.C.H. Sistermans et all. NIOO Nederlands Instituut voor Ecologie. Yerseke. 2001. Dit rapport is verschenen naar aanleiding van het MER voor wat betreft de eventuele aanleg van de WCT (Westerschelde Container Terminal)
In het bijzonder gaat het hierin over de volgende passage op p.13. De zandfractie is weinig slibrijk. Slibarm sediment is over het algemeen wat armer aan bodemleven. Grofkorrelig sediment is zelfs nog wat armer aan bodemleven. In het mondingsgebied worden de hoogste dichtheden over het algemeen op de slibrijke punten langs de zuidoever en op delen van de platen gevonden. Deze wat rijkere punten hebben een verhogend effect op de gemiddelde waardes. Door de aanwezigheid van de klei-laag is de sedimentlaag die geschikt is voor het macrobenthos wat dunner. Het overgrote deel van het macrobenthos leeft in de bovenste 5 tot 10 cm van het sediment. De klei-laag zat (op een enkele locatie na) dieper dan 15 cm, waardoor het effect niet al te groot zal zijn. Alleen het voorkomen van Arenicola marina (Wadpier) is door de kleilaag onmogelijk geworden. Gezien de overige soorten, die op een ander sedimenttype wijzen als dat wat Arenicola marina gewoonlijk prefereert, is de wadpier niet in het onderzoeksgebied te verwachten. De bovenstaande factoren kunnen ieder op zich een deel verklaren van de lagere dichtheid en biomassa binnen het onderzoeksgebied dan in het vergelijkingsgebied.
Bemonstering 26 mei 2004 Materiaal en methodes. De waarneming op 26 mei werd grotendeels visueel gedaan, door het strand bij laagwater vanaf het Oostelijk deel nabij de uitwatering van de EPZ centrales in breedte en lengte af te lopen in Westelijke richting, waarbij om ongeveer elke 100 meter monsters genomen die ofwel met een steekbuis of door met een schep opgegraven werden. In totaal werd er op 30 plaatsen gemonsterd, in en nabij de leefgebieden van de wadpier. Het resultaat is hieronder uitgezet op de topografische kaart van het gebied;
a,b,c,d,e, f. Leefgebieden van Arenicola marina * **
Scheldepoortstraat 56, 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland.
[email protected] Marijkelaan 31 4401 GJ Yerseke.
[email protected]
3
Dichtheden van de in de leefgebieden voorkomende wadpieren Kaart; a; 2 - 10 per m2 Kaart; b; 15 - 20 per m2 Kaart; c; 25 - 35 per m2 aan de westzijde van “de Roeper” Kaart; d; 10 - 15 per m2 Kaart; e; 10 - 15 per m2 De banken lopen enigermate evenwijdig met de zeewering, maar hierin is nog al wat variatie waargenomen, en is gekoppeld aan de dynamiek van het gebied, welke voornamelijk afhankelijk is van de windrichting
afb. 1a afb. 1b Overzicht van enkele leefgebieden van de wadpier, westelijk van de Roeper
afb. 2b; Arenicola marina bron: www.campingdezeester.nl
afb. 2a; Arenicola marina
afb. 3: zandzager bron; www.swan.ac.uk
Naast Arenicola marina afb. 1en 2, (meestal volwassen exemplaren) werd eveneens met regelmaat aangetroffen: Nephthys hombergi Nephthys cirrosa Nereis sp. afb. 3 Verder niet nader gedetermineerde draadwormen.
Laagwaterlijn De bodemgesteldheid van het strandgedeelte bij de laagwaterlijn bestaat voornamelijk uit compacte kleien van een oude schor en slikken afzetting met daarin veel doubletten van de kokkel Cerastoderma edule, Scrobicularia plana en de grote slijkgaper Mya arenaria in leefhouding aanwezig zijn. De aangrenzende strook tot aan de leefgebieden is bedekt met een dunnere laag zand dan in de leefgebieden van de wadpieren. Toch hebben we hier met regelmaat juveniele wadpieren aangetroffen.
Hoogwaterlijn De overgang strand naar de hoogwaterlijn wordt gekenmerkt door een brede rug met grovere zanden met talrijke fossiele en recente schelpen en ander fossielenvoorkomens. Plaatselijk ligt hier direct onder deze strandwal ook een klei afzetting van het voormalige hoge schorgedeelte.
4
Boven de hoogwaterlijn Armadillidium In het hogere strandgedeelte, boven de gemiddelde hoogwaterlijn is gezocht naar het witte pissebed; Armadillidium album. Hoewel de omstandigheden aan De Kaloot met een rijk en redelijk ongestoord vloedmerk met veel plantenresten en aangespoeld wrakhout, de aanwezigheid van Armadillidium album doen vermoeden konden wij de aanwezigheid van deze witte pissebedden op 26 mei niet aantonen. Wel werden onder het aangespoelde drijfhout de gewone pissebedden Armadillidium vulgare aangetroffen; afb. 4. afb. 4. (bron internet)
Talitrus Rijker vertegenwoordigd is de strandvlo; Talitrus saltator afb. 5 en 6 Vooral in de oude, onder het zand liggende en nieuwe vloedmerken zijn ze talrijk met voorkomens van gemiddeld 200 a 300 per m2 in de oude vloedmerken en 150 tot 250 per m2 in de nieuwe vloedmerken. Zij vormen kennelijk een belangrijke voedselbron voor vogels, gezien de vele pootafdrukken die we konden waarnemen in het zand van het leefgebied van deze vlotte springers.
afb. 5,
afb. 6 ( beiden, bron Internet)
Zandranden van duin en dijk In de zanden van de jonge duinen met begroeiing van ondermeer zandhaver (Elymus arnarius) en helm (Ammophilia arenaria) werden een aantal (snuit)kevers en spinnen waargenomen waaronder langlijvige spinnen geelbruin van kleur ongeveer 8-12 mm lang en iets kleinere donkere bijna zwarte spinnetjes die zich bij bedreiging oprolden als een balletje en bij verdere benadering als door een katapult afgeschoten wegsprongen. Tevens werd er een Grote Poppenrover is (Calosoma sycophanta) aangetroffen, waarvan de lengte van snuit tot einde schild ongeveer 28 mm bedraagt; afb. 6 en 7, mogelijk een verdwaalde gast, omdat deze soort meer in oude eikenbossen leven (mededeling; Erik Speksnijder / Betty Ras; Zeeuws Biologisch Museum, Oostkapelle) Om een redelijk beeld van deze diergroepen te verkrijgen zal een apart onderzoek door specialisten nodig zijn.
afb. 6.
afb. 7
Zeeraket - Cakile maritima aan de voet van de zeewering. Blauwe zeedistel - Eryngium maritimum tussen de granietblokken van de zeewering.
5
Oostelijke havendam bij De Kaloot Porcellana platycheles Op 19-05-2004 bij laagwater werden meer dan een 20 tal exemplaren van het behaarde porseleinkrabbetje Porcellana platycheles waargenomen bij het Oostelijke havenhoofd onder stenen, afb. 8a
afb. 8b. bron; www.tmu.uit.no/crustikon/Decapoda
Cancer pagarus Met regelmaat worden bij het Oostelijke havenhoofd ook grote exemplaren van de Noordzeekrab; Cancer pagarus waargenomen, zoals tijdens een excursie op 13-10- 2003 met de Schelpenwerkgroep West-Friesland, afb. 9.
afb. 9. foto: L. Kattenwinkel
Westzijde Kaloot Deze werd al eerder in het westelijke deel van De Kaloot onderzocht door leden van de vereniging; Redt de Kaloot in het kader van de inspraak op het MER – WCT (zie bijlage; 2)
Bemonstering 10 juni 2004 Begonnen werd met visueel onderzoek aan de Oostelijke havendam, aan de Westzijde van het Kalootstrand (zie; kaart, nr. 1) daarbij werden waargenomen: Op en aan de voet van de zeewering, de volgende Gastropoden (Mollusken); Alikruik, Littorina littorea; zeer veel levend Japanse oester, Ostrea gigas; zeer veel levend Schaalhoorn, Patella vulgata; veel levend Muizenoortje, Ovatella myosotis; enkele aangespoeld Obliehoren, Retusa obtusa; enkele aangespoeld Wadslakje, Hydrobia ulvae; vele aangespoeld
Krabben en kreeften; Eveneens op 10 juli, werden minstens een 25 tal, (maar het werkelijke aantal voorkomende exemplaren zal vele tientallen hoger liggen!) vierkant uitziende krabbetjes waargenomen, waarbij na speuren op het Internet ontdekt werd, dat het hier gaat om het Penseelkrabbetje Hemigrapsus penicillatus. Afb. 10a Penseelkrabbetje mannetje (Goese Sas) bron: http.krabben.net/reindert/old/penseelkrab/hemigrapsus.htm
Opmerkelijk, omdat pas op 21 april 2000 deze oorspronkelijk uit Japan afkomstige krab in Nederland in het Goese Sas werd waargenomen.afb. 10a, (zie ook bijlage;1en 2) Afb. 10b,-e, exemplaren van De Kaloot
afb 10 b, Penseelkrabbetje
afb. 10 c, zelfde exemplaar als links, plus vrouwtje met broedbuidel
6
Afb. 10 d, mannetje let op de beharing op de scharen
afb. 10 e, mannetje links en vrouwtje met broedbuidel rechts. Verder werden aangetroffen: Strandkrab, Carcinus maenas; algemeen veel voorkomend Harig Porceleinkrabbetje, Porcellana platycheles; vele tientallen onder stenen afb. 8 Heremietkreeft, Pagarus bernhardus 1 ex. in alikruik
Wormen; Wadpier; Arenicola marina, Kaart; f, densiteit; 10 - 15 per m2
afb. 11 a 11b Schelpkokerworm; Lanice conchilega, Kaart; 2 en 3, densiteit; 15 - 20 per m2, afb. 11 a en b. Het diepere gedeelte ten oosten van de strekdam (in feite een bedekte afvoerleiding), zijn vlak tegen de strekdam met regelmaat exemplaren van de borstelworm; Pectinaria koreni (Goudkammetje) aangetroffen, verder werden hier nauwelijks bodembewoners aangetroffen vanwege de bodemgesteldheid die hier vooral uit oude kleien van het voormalige schorrengebied bestaat (op de kaart in blauw aangegeven). Opmerkelijk is dat hier nog een niet afgedekte afvoerbuis ligt, waarvan de vraag gesteld kan worden of deze afvoersystemen nog in gebruik zijn en nog wel aan de huidige milieunormen en vergunningstelsels voldoen? De vraag zou gesteld kunnen worden of hier geen andere (betere) oplossingen voor te vinden zijn, die de kwaliteit van de fauna aan het strand kunnen verbeteren (versterken en verbeteren van natuurlijke waarden).
7
Hoogwatergedeelte. Evenals aan de Oostzijde van De Kaloot zijn ook hier in het vloedmerk vele honderden strandvlooien aangetroffen deze keer waren er opmerkelijk veel juveniele exemplaren aanwezig. Het hoge vloedstrand bestaat uit veel fossiel maar ook veel recent schelpenmateriaal, waarin de volgende Bivalven (Mollusken) met regelmaat vers (pas gestorven, soms nog met vleesresten) worden aangetroffen; Abra alba (Witte dunschaal) Abra tenuis (Tere dunschaal) Angulus tenuis (Tere platschelp) Cerastoderma edule (Kokkel) Corbula gibba (Korfschelp) Crassostrea angulata (Portugese oester) Ensis directus (Amerikaanse messchede) Macoma balthica (Nonnetje) Mytilus edulis (Mossel) Mya arenaria (Strandgaper), vrij zeldzaam, maar na lang te zijn weggeweest toch terugkerend in dit typische milieu. In het aansluitende iets lagere strandgedeelte (tussen de punten 2 en 3 op de kaart) zijn visueel geen bodembewoners aangetroffen. De samenstelling bestaat uit los opgeklopt zand, liggend op een hardere schelprijke laag, bij het betreden blijven er tot 15 cm diepe voetindrukken in deze zachte bovenlaag achter. Ook deze afzetting verplaatst zich met regelmaat van en naar de vloedlijn zodat er ook hier oude schorafzettingen met soms vroegere bodembewoners als: Scrobicularia plana (Platte slijkgaper), Mya arenaria (Strandgaper) en Cerastoderma edule (Kokkel) in leefhouding achtergebleven in deze oude kleilagen zichtbaar zijn.
Conclusie Op een paar plaatsen na, waar de bodemfauna minder rijk of zelfs arm te noemen is, betreft het hier een dynamisch strand dat in variatie van voorkomende soorten zich gemakkelijk kan meten met ander stranden binnen het Westerschelde estuarium. Vooral het feit dat hier een rijk vloedmerk met aanspoelsel aanwezig is, maakt het strand rijker aan dier en plantensoorten dan op de meeste stranden die voornamelijk ten behoeve van het toerisme geheel geschoond worden. De omzoming van dit strand, in de West en Oostzijde is evenzeer uitermate uniek vanwege de hier voorkomende nog steeds in groei zijnde rivierduinen en de met zand onder gestoven zeewering die rijkelijk begroeid is met velerlei soorten wilde planten. (Habitat type 2110 en 2120, zie de hierna volgend afbeeldingen) Over deze Flora op en om de zeewering, zal een apart onderzoeksverslag gemaakt worden.
De Westzijde van De Kaloot omstreeks 1985 met prille aanvang duinvorming
8
De Westzijde van het Kalootstrand bij de Oostelijke havendam nu in 2004 met uitgebreide duinvorming, habitattype 2110 en 2120.
9
De Oostzijde van De Kaloot, op de achtergrond, zover het oog reikt de wandelende duinen tot in de kruin van de zeewering.
De Oostzijde van De Kaloot bij de strandovergang met goed ontwikkelde jonge duinen, met Helm, Ammophila arenaria en Zandhaver Leymus arenarius. Beide duingebieden in Oost en West zijn specifiek ontstaan, door het bijzondere morfologische karakter van De Kaloot, een zeer breed zandstrand dat bij laag water over een grote oppervlakte bloot komt te liggen. Een permanent maar toch niet overdreven aanvoer van zand wegens zijn ligging aan een diepe stroomgeul. Beide duingebieden zij overigens sterk afhankelijk van de immense breedte van het strand en de gemiddelde windrichting die de zandaanvoer beurtelings aan de Westzijde, dan wel aan de Oostzijde doen ontstaan. Ieder inbreuk op de morfologie zal de aanwas van deze duinen onherstelbaar verstoren. Onbegrijpelijk is, dat hier in het Oostelijk deel van dit beschermde habitattype een afvoerbuis is gelegd met een opklapbaar sluitdeksel. Waartoe dit dient kon ook een ambtenaar van de Provincie mij zelfs niet uitleggen. Wel is er het feit dat de duinen hier ter plaatse door regelmatig graafwerk om de toegang naar het strand van deze buis open te houden op grove wijze verstoord word.
10
Bovenstaande luchtopname maakt duidelijk dat het grootste deel van het Kalootstrand bestaat uit habitattype 2110: wandelende jonge duinen en in het Oosten en Westen uit habitattype 2120: wandelende duinen op de strandwal met Helm. De aanvoer van het zand vindt voornamelijk plaats vanuit Zuidwestelijke richting, getuige de zandbanken (Megasets of Megaribbels). Afhankelijk van de windrichting zijn deze echter voortdurend in beweging en verplaatsen zij zich in Oostelijke dan wel in Westelijke richting langs het Kalootstrand. Het zijn juist deze megaribbels, waarin de meeste wadpieren Arenicola marina tijdens dit onderzoek werden aangetroffen.
11
Jonge duinen en wandelende duinen op de strandwal (bedekte zeewering) in het middengebied van het Kalootstrand
Hetzelfde habitattype, met Blauwe zeedistel en zeepostelein, een tiental meters verder naar het oosten dan bij vorige opname.
12
Wandelende duinen op de strandwal in het Oostelijke deel van De Kaloot
Hetzelfde habitattype in het Westelijke deel van De Kaloot.
13
Historie Vanwege het feit dat er toch nog steeds door voorstanders van het aanleggen van een containerkade wordt beweerd, dat dit strand slechts een opgespoten terrein is, volgt hier wat documentatie met het werkelijke verhaal: Uittreksel uit:
“De Westerschelde” erfdeel van het Zeeuwse landschap -1967Uitgegeven door: CONTACTCOMMISSIE VOOR NATUUR EN LANDSCHAPSBESCHERMING - HERENGRACHT 540 – AMSTERDAM - C. STICHTING HET ZEEUWSE LANDSCHAP – REMBRANDTLAAN 15 – GOES Ook bij de expansie van het haven- en industriegebied Vlissingen-Oost ligt een kostbaar natuurterrein in de gevarenzone. In het voorjaar van 1968 komt in het Sloegebied de fosforfabriek van Hoechst-Vlissingen N.V. in bedrijf. Het is de eerste aanzet van een omvangrijk petrochemisch industriecomplex, een bescheiden begin van een ontwikkeling waar de nautisch zeer gunstig gelegen oeverstrook van het Zuid-Sloe in oostelijke richting als het ware om vraagt. De Ontwikkelingsschets 1967 schat de potentiële omvang van dit gebied zelfs op rond 4000 ha. Het belangwekkende natuurterrein de Kaloot, dat tevens een geliefd object voor de recreatie is, zal dan het eerst onder de voet worden gelopen. Weliswaar is dit terrein in het voorontwerpstreekplan voor Midden-Zeeland nog aangeduid als natuurgebied, maar Gedeputeerde Staten krijgen de bevoegdheid om een op de streekplankaart aangegeven "reservegebied", waarin ook de Kaloot is gelegen, zonodig aan te wijzen tot haven en industrieterrein. Anders dan bij de Savojaardplaat lijkt het verloren gaan van de Kaloot onontkoombaar. Maar dit schept de verplichting alles in het werk te stellen om de verliezen elders tot het volstrekt onvermijdelijke te beperken! Ook Antwerpen verschaft zich de nodige armslag door in snel tempo de linker Schelde-oever voor de industrie te ontsluiten. Om het grillige vaarwater van de Westerschelde voor een deel te vermijden heeft de Belgische minister van Openbare Werken zijn Nederlandse collega van Verkeer en Waterstaat zeer onlangs een plan voorgelegd, dat voorziet in de aanleg van een via sluizen toegankelijk zeevaartkanaal tussen dit nieuwe industriegebied en de Westerschelde bij Baalhoek. Een oostelijker variant zou een nog geringere aanslag doen op de landbouwgronden in Oost-Zeeuws-Vlaanderen omdat het grotendeels zou worden gegraven in het Verdronken Land van Saaftinge, dat dan en passant als industrieterrein zou kunnen worden ingericht! Dit laatste achten ook Gedeputeerde Staten van Zeeland een "aantrekkelijke" gedachte; vooral uit nautische overwegingen geven zij echter de voorkeur aan een kanaal dat ten oosten van Terneuzen, tussen Griete en Zeedorp, op de Westerschelde aansluit. Wanneer men evenwel op pag. 11 van de Ontwikkelingsschets leest dat op langere termijn rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van "een naar elkaar toe groeien" van de genoemde industriegebieden, waardoor min of meer een band van industrieterreinen op de linker Schelde-oever van Antwerpen tot Terneuzen zou ontstaan, wrijft men zich de ogen uit! Wij achten het een ernstige tekortkoming van de nota dat over de desastreuze gevolgen voor het natuurlijk milieu van een dergelijke industriële lintbebouwing langs de Westerschelde met geen woord wordt gerept. Een zo ongenuanceerde benadering is trouwens geenszins in overeenstemming met de passages op pag. 15, waar enige aandacht wordt besteed aan de "recreatieve infrastructuur", die - zo wordt gezegd mede wordt bepaald door ruimte en rust van de brede stromen in het aantrekkelijke Zeeuwse landschap. Of denk, men voor dit doel met enkele "restgebieden" te kunnen volstaan? Tenslotte de indijkingen, die al dan niet noodzakelijke verliezen tot gevolg hebben. Zoals in het voorgaande artikel is betoogd, wordt de betekenis van het Verdronken Land van Saaftinge geaccentueerd door het feit dat de 750 ha grote Schorren tussen Bath en Ossendrecht in het kader van de aanleg van de Schelde Rijnverbinding volledig zullen worden ingepolderd Een zelfde lot dreigt het Schor bij Waarde te ondergaan. Hier zal door de aanleg van een nieuwe, bijna 3 km lange hoogwaterkering ca. 55 ha natuurgebied worden ingedijkt en omgezet in landbouwgrond.
14
De Kaloot, reeds gemutileerd door dijkverzwaring, zal ten offer vallen aan de oostwaartse uitbreiding van Vlissingen-Oost. Foto Slagboom en Peeters.
(opm: links beneden is de Noordnol, rechtsboven de reparatiewerf Scheldepoort en daaronder, Hoeghst en Pechiné, de eerste bedrijven die zich in het Sloegebied hebben gevestigd.) commentaar: F. v. N.2003.
Op de Zeeuwsvlaamse oever van de Westerschelde zal de aanleg van een nieuwe zeedijk het Schor voor de Hellegatpolder aantasten. Stellig zullen meer buitendijkse terreinen en wellicht ook inlagen in de komende jaren door dijkverzwaringen worden gemutileerd. De overrompelende ontwikkelingen langs de oevers van de Westerschelde dreigen onze laatste zeearm tot een tweede Nieuwe Waterweg te transformeren. De grote betekenis van de industriële bedrijvigheid is onmiskenbaar, maar voorkomen moet worden dat volstrekt onvervangbare waarden voorgoed verloren gaan en dat uit een oogpunt van milieubescherming ongewenste toestanden ontstaan Hier zijn essentiële belangen van geestelijke en lichamelijke volksgezondheid in het geding! Wij zijn realist genoeg om te beseffen dat het Zeeuwse natuurbezit niet integraal kan worden gehandhaafd. Maar dat mag niet leiden tot een nivellering, een verarming over de gehele lijn tot een ongebreidelde industriële ontwikkeling langs de Westerschelde buiten de oeverstrook bij Vlissingen-Oost en die tussen Terneuzen en Ossenisse. Duidelijk moet worden uitgesproken, dat het complex platen en schorren ten westen van Terneuzen en het Verdronken Land van Saaftinge onaantastbaar zijn. Het is nu het moment om de beleidslijnen uit te zetten voor een harmonische ontwikkeling in de komende decennia; het is nu het moment zich te bezinnen op de waarde van de Westerschelde als erfdeel van het Zeeuwse landschap. Immers: "het ergste wat wij kunnen doen is ons nageslacht een cultuurwoestijn nalaten " Opmerkelijk, dat na zoveel jaren de politici in Zeeland nog steeds niet durven besluiten om een natuurgebied, dat iedere andere provincie met zorg zou willen koesteren, te behouden voor de toekomst.
15
Het middengedeelte van De Kaloot met de Blauwe Zeedistel Eryngium maritimum en het Zeepostelein Honckenya peploides, tussen het opgestoven zand op de zeewering, met op de achtergrond de Noordnol bij Borssele
Literatuur: 1988: Netherlands Journal of Sea Research 22 (2). 175-183 (1988) Biotope and biology of Armadillidium album Dollfuss, a terrestrial isopod of sandy beaches, in the SW Netherlands. Wim Vader and Lein de Wolf 1998: Zeeboek KNNV Veldgids No 2 Jeugdbondsuitgeverij JBU in samenwerking met Stichting Uitgeverij KNNNV. Utrecht, MCMLXXXIX 2000: Nijland, R. & Beekman, J., 2000. Hemigrapsus penicillatus De Haan 1835 waargenomen in Nederland. Het Zeepaard 60(3): 169-171 (bijlage 1 en 4) 2000: Vereniging Redt de Kaloot intern rapport. Ernstige bedreiging van een waardevolle fossielenvindplaats; Het strand De Kaloot bij Borssele, ZuidBeveland, Nederland. Vergelijking van waarden van dit strand met andere bekende vindplaatsen in het Noorzeebekken met fossielen van Pliocene herkomst. Augustus 2000. Aangepast januari 2001 F.A.D. van Nieulande 2002: Inspraak WCT 2e ronde 07-06-2002 definitieve versie. F van Nieulande en A. C. Rijken, aug. - sept. - okt. 2001 (bijlage 2) 2003: A.C. Rijken; Onderzoek naar het voorkomen van recente schelpdieren op twee vergelijkbare locaties (bijlage 3) Foto’s: F. van Nieulande, tenzij anders vermeld Bijlagen: 1. 2000. Nijland, R. & Beekman, J., Hemigrapsus penicillatus De Haan, 1835 waargenomen in Nederland. Het Zeepaard 60(3): 169-171 (bijlage 1) 2. 2002. F van Nieulande en A. C. Rijken, soortenlijst Inspraak MER WCT 3. 2003. A.C. Rijken; Onderzoek naar het voorkomen van recente schelpdieren op twee vergelijkbare locaties, de Kaloot (alleen de uiterste westhoek) aan de Westerschelde en de Kurkenol aan de Oosterschelde 4. 2004 website www.krabbenvannederland.nl (gedeeltelijk)
16
Bijlage 1: Hemigrapsus penicillatus de Haan, 1835 waargenomen in Nederland De oorspronkelijk uit Japan afkomstige krab Hemigrapsus penicillatus de Haan 1835 is aangetroffen in de Oosterschelde. Bij het Sas van Goes (51°33' NB, 03°56' OL) zijn bij laag water in het eulitoraal onder stenen meerdere exemplaren op meerdere data gevonden. Op 21 april 2000 zijn een mannetje en een vrouwtje verzameld. De soort werd op 19 maart tijdens een excursie van de Strandwerkgemeenschap bij het Sas van Goes al aangetroffen. Het krabbetje dat toen gevonden werd, een vrouwtje, kon door de excursiedeelnemers niet direct op naam worden gebracht, en daarom op de foto gezet. De foto werd opgestuurd aan drs. J.P.H.M. Adema, auteur van "De krabben van Nederland en België" (Adema, 1991) en medewerker van het Nationaal Natuurhistorisch Museum (NNM). Na overleg met dr. L.B. Holthuis (gast-conservator crustacea NNM) werd het vermoeden uitgesproken dat het hier om Hemigrapsus penicillatus ging. Voor bevestiging moesten echter exemplaren verzameld worden. Daartoe is de eerste auteur op 21 april op zoek gegaan bij het Sas van Goes, en heeft daar twee exemplaren (een mannetje en een vrouwtje) verzameld. Door drs. C. Fransen (conservator crustacea NNM) werd de determinatie tot Hemigrapsus penicillatus bevestigd. De twee exemplaren zijn op 26 april opgenomen in de wetenschappelijke collectie van het NNM. In overleg met de voorgenoemde medewerkers van het NNM wordt door auteurs de Nederlandse naam "penseelkrab" voorgesteld. Hemigrapsus penicillatus is vrij makkelijk te herkennen. De carapax is ongeveer vierkant, met drie anterolaterale tanden (de orbitale tand meegeteld), en een brede, mediaan licht concave voorkant. De mannetjes hebben veel grotere scharen dan de vrouwtjes. Op het scharnier tussen de beweegbare en onbeweegbare vinger van schaar van het mannetje bevindt zich een sponsachtige dot haar. De looppoten zijn slank en op de zijkant bezet met stevige, korte haren. Aan de bovenzijde is de krab groen-, bruin- of grijsachtig gekleurd, sommige jonge exemplaren hebben grote, witte, symmetrische vlekken. De onderzijde van het lichaam is witachtig. De maximale breedte van het rugschild bedraagt 28 mm (Noël et al, 1997; d'Udekem d'Acoz, 1998) Hemigrapsus penicillatus is inheems langs vrijwel de hele kust van Oost Azië. Het is daar een zeer algemene krab die voorkomt in koud tot tropisch kustwater van de Noordwestelijke Stille Oceaan. Hij leeft lang rotskusten onder stenen en in de modder tussen de hoog- en laagwaterlijn. In 1994 is de soort voor het eerst aangetroffen in Europa, in het Franse La Rochelle. In Europa wordt de krab aangetroffen op dezelfde plaatsen waar ook de (juvenielen van de) strandkrab (Carcinus meanas) wordt gevonden. Aangezien Hemigrapsus penicillatus tegen extreme temperaturen kan, is de verwachting dat de hele Europese kust, van Schotland en Noorwegen tot aan Noord Afrika en eventueel de Middellandse en Zwarte Zee zal koloniseren. Vooralsnog zijn er geen nadelige effecten voor de inheemse fauna geconstateerd (Noël et al, 1997). In Nederland is de soort vooralsnog alleen aangetroffen bij het Sas van Goes. Hier zijn bij bezoek door Reindert Nijland op 21 april 2000 acht exemplaren aangetroffen. Op 24 april zijn door Marco Faasse totaal tien exemplaren gevonden, waaronder een volwassen mannetje met een carapaxbreedte van 20 mm (mond. med. Faasse). Waarschijnlijk heeft de soort zich dus al in 1999 gevestigd. Het is waarschijnlijk dat de soort ook op andere locaties in de Oosterschelde en verder langs de Nederlandse kust voorkomt. Er zijn echter geen meldingen bekend. Ook uit België zijn, ondanks een oproep in "De Strandvlo" (d'Udekem d'Acoz, 1998), geen meldingen bekend. Hierbij de oproep voor iedereen die wel eens op het strand of aan de dijk loopt: kijk goed of je Hemigrapsus penicillatus tegenkomt, en meldt je waarnemingen bij de auteurs. In een artikel in Het Zeepaard aan het eind van dit jaar zullen wij melding maken van de verspreiding van Hemigrapsus penicillatus in Nederland en de opmars in Europa. De voortplantingsperiode in Frankrijk begint in mei. Melding van vrouwtjes met eieren kunnen het vermoeden van voortplanting in Nederland bevestigen. Abstract Hemigrapsus penicillatus De Haan 1835 is found on March 19, 2000 near Sas van Goes (51°33' N, 03°56' E) between rocks in the eulitoral, representing the first finds on the shore of the Netherlands. Two specimens (one male and one female) from the same location have been sampled on April 21, 2000 and are included in the scientific collection at the National Museum of Natural History Leiden. Literatuur Adema, J.P.H.M., 1991. De krabben van Nederland en België. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Leiden.
17
Noël, P.Y., E. Tardy & C. d'Udekem d'Acoz, 1997. Will the crab Hemigrapsus penicillatus invade the coasts of Europa? C.R. Acad.Sci. Paris, Sciences de la vie / Life Sciences, 741-745. Udekem d'Acoz, C. d', 1998. Kolonisatie van de Europees-Atlantische kusten door de borstelkrab Hemigrapsus penicillatus de Haan, 1835. De Strandvlo 18(1):45-48 (http://www.strandwerkgroep.org/hemigrnl.htm)
Reindert Nijland Helper Oostsingel 4 9722 AT Groningen
[email protected] Jappe Beekman Mispelgaarde 41 3436 GH Nieuwegein
[email protected]
18
Bijlage 2: Van de Website http.krabben.net/reindert/old/penseelkrab/hemigrapsus.htm De oorspronkelijk uit Japan afkomstige krab Hemigrapsus penicillatus (de Haan, 1835) is gevonden in de Oosterschelde. Bij het Sas van Goes zijn bij laag water in het eulitoraal onder stenen meerdere exemplaren gevonden. Hemigrapsus penicillatus is vrij makkelijk te herkennen. De carapax is ongeveer vierkant, met drie anterolaterale tanden (de orbitale tand meegeteld), en een brede, mediaan licht concave voorkant. De mannetjes hebben veel grotere scharen dan de vrouwtjes. Op het scharnier tussen de beweegbare en onbeweegbare vinger van schaar van het mannetje bevindt zich een sponsachtige dot haar. De looppoten zijn slank en op de zijkant bezet met stevige, korte haren. Aan de bovenzijde is de krab groen-, bruin- of grijsachtig gekleurd, sommige jonge exemplaren hebben grote, witte, symmetrische vlekken. De onderzijde van het lichaam is witachtig. De maximale breedte van het rugschild bedraagt 28 mm. Als Nederlandse naam wordt Penseelkrab voorgesteld. Lees ook het persbericht dat door Het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis is uitgegeven, het artikel dat over deze vondst is verschenen in Het Zeepaard, het tijdschrift van de SWG'em, en de krantenknipsels over deze vondst. Alle foto's op deze internetpagina zijn door mij, Reindert Nijland, gemaakt, en mogen niet zonder vermelding van mijn naam worden overgenomen of gebruikt. Wil je foto's gebruiken, stuur me dan een e-mail, dan kan ik ze eventueel ook beter inscannen, of de originelen opsturen. Naar de foto's die hier eerst stonden
H. penicillatus, mannetje
H. penicillatus, vrouwtje met bijna uitkomende eieren
H. penicillatus, Mannetje Let op de beharing op de scharen!
H. penicillatus, mannetje, in zand gekropen
vrouwtje H. penicillatus, vrouwtje, met witte vlekken
19
Bijlage 3 Soortenlijst Inspraak MER WCT In het MER(WCT) staat op pag. 141, een zeer opmerkelijk en aanvechtbare zinsnede over de natuurlijke waarden van De Kaloot: "Uit inventarisatie in het plangebied is gebleken dat de bodem wordt gekenmerkt door een zeer matige soortenrijkdom. Aangetroffen zijn algemene soorten als Wadpier, Zager en Kokkel". Een vaststelling die in het totaal niet door rapportage of soortenlijsten in het MER worden ondersteund. Vandaar dat het goed zou zijn om eens een totale inventaris te maken van alles wat leeft groeit in het gebied waar de containerterminal is gepland, wellicht kunnen we hier de Europese Commissie overtuigen dat deze ingreep een te zware belasting betekent voor het toch al kwetsbare Schelde-estuarium Een voorlopig onderzoek van de Vereniging Redt de Kaloot is hier weergegeven. Levend aangetroffen Mariene slik en substraatbewoners Wormen: Arenicola marina (Zeepier) Golfingia elongata Lanice concilega (Schelpkokerworm) Nephthys hombergi (Zandzager) Nereis virens (Zager) Pectinaria koreni (Goudkammetje) Polydora ciliata (Slikkokerworm/Franjeworm) Scolopsos armiger (Wapenworm) Sponzen: Haliclona oculata (Geweispons) Halichondria panicea (Broodspons) Wieren: Codium fragile (Viltwier) Fucus serratus (Gezaagde zee-eik) Fucus vesiculosus (Gewone zee-eik/ Blaaswier) Weekdieren (Mollusken - Bivalvia) Tweekleppigen Abra alba (Witte dunschaal) Abra tenuis (Tere dunschaal) Angulus tenuis (Tere platschelp) Cerastoderma edule (Kokkel) Corbula gibba (Korfschelp) Crassostrea angulata (Portugese oester) Ensis directus (Amerikaanse messchede) Macoma balthica (Nonnetje) Mytilus edulis (Mossel) Scrobicularia plana (Platte slijkgaper) Weekdieren (Mollusken - Gastropoda) Zeeslakken Patella vulgata (Schaalhoorn) Littorina littorea (Alikruik) Littorina obtusa (Stompe Alikruik) Littorina saxatilis (Ruwe Alikruik) Kreeftachtigen: Talitrus saltator (Strandvlo) Eupagarus bernardus (Heremietkreeft Zeesterren: Asterias rubens (Gewone zeester) Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam. F. A. D. van Nieulande* en A. C. Rijken**, aug. - sept. - okt. 2001 * Scheldepoortstraat 56, 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland.
[email protected] ** Montgomery laan 21 4333 BN Middelburg.
[email protected]
20
Bijlage 4 # Onderzoek naar het voorkomen van recente schelpdieren op twee vergelijkbare locaties, de Kaloot (alleen de uiterste westhoek) aan de Westerschelde en de Kurkenol aan de Oosterschelde De beide onderzoekslocaties zijn goed vergelijkbaar. Het zijn zogenaamde spoelhoeken, waar veel bodemmateriaal aanspoelt en ophoopt, vaak tot dikke schelpenbanken. Beide locaties worden door strekdammen omringd, ze zijn even groot, de bodemstructuur is ongeveer hetzelfde, zij het dat de zandfractie van de Kaloot wat grover is. Beide gebieden hebben een zekere reputatie als verzamelgebieden, de Kaloot voor het vinden van fossielen, de Kurkenol voor het vinden van recente schelpen. De geografische richting van beide gebieden is identiek, van noordwest naar zuidoost. Beide gebieden zijn vrijwel gelijktijdig bemonsterd na aanhoudende oostenwind. Dit is gunstig, omdat dan veel bodemmateriaal als gevolg van onderstromen aanspoelt. Het is bekend dat men dan vaak bijzondere soorten kan vinden die men bij westenwind vrijwel niet aantreft. Acht de Kurkenol ligt een belangrijk leefgebied voor vogels, de inlaag Galgepolder. Bij dit onderzoek zijn de fossiele schelpen van de Kaloot geheel buiten beschouwing gelaten. De reden van dit onderzoek is de volgende: In het kader van de streekplanherziening Westerschelde Container Terminal is door het Nederlands instituut voor ecologie te Yerseke een kortstondig onderzoek verricht naar het voorkomen van bodemdieren op het Kalootstrand (zie bijlage). Daarbij werden slechts twee soorten schelpdieren aangetroffen, namelijk het nonnetje (Macoma balthica) en het wadslakje (Hydrobia ulvae). Gezien mijn jarenlange ervaring als schelpen- en fossielenverzamelaar op het Kalootstrand acht ik deze onwaarschijnlijk laag, ja zelfs volslagen belachelijk. De oorzaak van dit zeer lage aantal heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dit onderzoek de eerste uitgebreide inventarisatie van het gebied was (zie rapport Macrobenthos van het Sloegebied blz. 7) en het gegeven dat de bemonstering op een ongunstig moment (december) plaatsvond en er slechts weinig tijd voor onderzoek beschikbaar was (dit laatste vanwege de haast van provinciezijde om de WCT te realiseren). Overigens geven de schrijvers van het rapport dit toe (zie blz. 14). Bovendien is het ondiepwatergebied niet bemonsterd, evenals de strekdammen. Met het volgende onderzoek is geprobeerd een beeld te schetsen welke schelpdieren er in het ondiepwatergebied rond de Kaloot voorkomen. Dit is vergeleken met het gebied rond de Kurkenol. Het onderzoek is op de volgende wijze verricht. Allereerst zijn de strekdammen visueel bemonsterd. Daarnaast is het grove aanspoelsel bemonsterd. Hierin treft men overwegend lege schelpen aan, maar op grond van ervaring en visuele waarneming kan toch met zeer grote waarschijnlijkheid worden vastgesteld of we hier met recente schelpen, die dus levend in de omgeving voorkomen of fossielen te maken hebben. Fossielen zijn overwegend crèmewit van kleur en zelden lichtdoorlatend. Recente schelpen zijn meestel helderwit en transparant. Bij tweekleppige schelpen is er nog een ander criterium, namelijk het vinden van doubletten, d.w.z. de kleppen met het slotbandje er nog tussen. Dit is bij lege schelpen een zeer duidelijke aanwijzing dat het dier recentelijk is doodgegaan. Ten derde is het fijnste gruis bemonsterd. Dit materiaal bevat vaak de kleinste soorten evenals juveniele (= jeugdige of pasgeboren) exemplaren van grote soorten. Daardoor wordt niet alleen aannemelijk dat een soort ergens leeft, maar ook dat hij zich voortplant. Het onder het binoculair uitzoeken van een kleine hoeveelheid van dit allerfijnste gruis (wat door horrengaas heen gaat, kleiner dan 2 mm) kan dan ook een enorme hoeveelheid gegevens opleveren, ook bij het verzamelen van fossielen. Dit werk is echter zeer tijdrovend.
Datum bemonstering Kaloot: zaterdag 15 maart 2003. Datum bemonstering Kurkenol: zaterdag 22 maart 2003. Hoeveelheid uitgezocht gruis van beide locaties: ca. 100 cc. Levend waargenomen schelpdieren op de strekdammen: Naam Crassostrea gigas Patella vulgata Littorina littorea Littorina saxatilis Littorina obtusata Crepidula fornicata Thais lapillus
Kaloot X X X X X
Kurkenol X X X X X X
21
Recente schelpen verzameld in het aangespoelde materiaal, grove fractie: Naam Crassostrea gigas Ostrea edulis Ensis americanus Macoma balthica Scrobicularia plana Venerupis senegalensis Petricola pholadiformis Mya arenaria Patella vulgata Littorina littorea Littorina obtusata Crepidula fornicata Thais lapillus
Kaloot X X X X X X X X X X
Kurkenol X X X X X X X X X X X X X
X
Nassarius reticulatus
X
Buccinum undatum
X
Opmerkingen Komt bij de Kaloot levend voor Levend op de Kaloot
Levend op de Kaloot (strekdammen)
In het Sloegebied uitgestorven a.g.v. watervervuiling In het Sloegebied zeldzaam, als fossiel zeer talrijk In het Sloegebied verdwenen door watervervuiling
Gruisonderzoek: Het gruis van de Kaloot bevat (fossiel materiaal niet meegerekend): Brolyas veen, vele fragmenten van zeepokken, zeer vele slakkenhuisjes, juveniele exemplaren van de Japanse oester, schelpen van tweekleppigen, ook doubletten, vers, Zandkokers van de Borstelworm (zandkokerworm) Pectinaria koreni (goudkammetje) deze komen in groten getale levend voor ten oosten van de strekdam, bodembewonende foraminiferen (deels fossiel) en ostracodenschaaltjes (weinig). Het gruis van de Kurkenol bevat: Brolyes veen, fragmenten van zeepokken, fragmenten van zee-egels (Komen aan De Kaloot ook levend voor op de strekdam en havenhoofd), zeer weinig slakkenhuisjes, restanten van ovenslakken (stortmateriaal), zeer vele juveniele exemplaren van de Japanse oester, weinig andere tweekleppigen, veel bodembewonende foraminiferen (vermoedelijk deels fossiel) en ostracodenschaaltjes (zeer veel). De volgende soorten werden aangetroffen: Naam Tweekleppigen: Mytilus edulis Phaseolinus spec Crassostrea gigas Mysella bidentata Macoma balthica Angulus fabula Spisula subtruncata Cerastoderma edule Venerupis senegalensis Petricola pholadiformis Mya arenaria Hyatella arctica Corbula gibba Onbekende soort Slakken: Cingula semicostata Hydrobia ulvae Littorea littorea Littorina saxatilis Littorina obtusata Crepidula fornicata Epitonium clathratulum Odostomia scalaris Retusa alba
Kaloot
Kurkenol
X
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
X
X X
22
Aantal soorten in fijnste gruis
18
16
Opmerkingen: De aantallen van de Kaloot zijn in bijna alle opzichten veel hoger dan van de Kurkenol. De op de Kaloot gevonden soorten Cingula semicostata, Odostomia scalaris, Epitonium clathratulum (regelmatig versdode exemplaren met vleesresten; waarneming B. de Jong) en Corbula gibba kwamen 10 jaar geleden op de Kaloot niet in recente vorm voor, wel als fossiel. Van Cingula semicostata is dit zelfs de eerste waarneming van de Kaloot. Er werden 2 exemplaren aangetroffen. Deze hierboven genoemde soorten behoren tot de oorspronkelijke Nederlandse fauna en worden tot de meer zeldzame soorten gerekend. Daarentegen bestaat het Kurkenol materiaal overwegend uit kleppen van de Japanse oester Crassostrea angulata en Crepidula fornicata. Deze beide soorten zijn door de mens ingevoerd en inmiddels tot een plaag geworden. Als fossiel komen ze in Nederland niet voor. De conclusie is dat het materiaal van de Kaloot zich in alle opzichten kan meten met het Oosterscheldemateriaal en in een aantal opzichten zelfs veel beter scoort. A.C. Rijken Veldm. Montgomerylaan 21 4333 BN Middelburg E-mail:
[email protected]
# Bovenstaand onderzoek werd gericht aan: Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak T.a.v. de heer J.F.M. Doove Postbus 20019 2300 EA ’s-Gravenhage Middelburg, 11 april 2003
23
Waarneming van Landslakken aan De Kaloot
Landslakken waargenomen tijdens inventarisatie van Paddestoelen aan De Kaloot 15+ 29 December 2004 en 16 +21 mei 2005
F.A.D. van Nieulande Nieuw en Sint Joosland. H. Remijn Oostkapelle.
Vereniging Redt de Kaloot Koninklijke Nederlandse Natuurhistorisch Vereniging
In het kader van inventariserende onderzoeken aan de Kaloot, in verband met de dreiging van de aanleg van de Westerschelde Container Terminal zijn er een aantal onderzoeken gedaan naar het voorkomen van landslakken in dit gebied Op de onderstaande overzichtskaart van het gebied zijn de onderzochte gebieden aangegeven die in de tabellen vermeld zijn.
a: grasveld onder hout en gresbuis b: dijkberm en duin / wegberm onder houtstammetje c: struikgewas en duin d: onder duindoorn struiken / onder wilde roos overig: het traject zeedijk Op de plaatsen a,b en c is ofwel op zicht verzameld of een strooiselmonster van ca 1/2 liter verzameld Op plaats d, is ongeveer 2 liter strooisel verzameld Van de levende exemplaren zijn steeds enkele meegenomen en thuis via opnamen met een digitale camera door de binoculair vastgelegd. Daarna zijn de slakken weer in hun zelfde biotoop teruggeplaatst Ook in het veld zijn ter plaatse opnamen met een digitale camera gemaakt. Alle opnamen zijn gemaakt door F.A.D. van Nieulande
Tabellen van de waargenomen soorten per vindplaats
Landslakken onderzoek De Kaloot West 15-12-2004 + 29-12-2004
dijkberm en duin
☺ ☺ ‡ juv ad juv Fijngeribde grasslak (Candidula gigaxii) * Grofgeribde grasslak (Candidula intersecta) Gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) Glanzende agaathoren (Cochlicopa lubrica) Gevlekte akkerslak (Deroceras reticulatum) Grote glansslak (Oxychilus draparnaudi) Kelder glansslak (Oxyhilus cellarius) Mostonnetje (Pupilla muscorum) Behaarde slak (Trichia hispida) Geribde jachthorenslak (Vallonia costata) Scheve jachthorenslak (Vallonia excentrica) Fraaie jachthorenslak (Vallonia pulchella) Doorschijnende glasslak (Vitrina pellucida) Dwerg-korfslak (Vertigo pygmaea) x = algemeen * rode lijst 2b Bedreigd [BE] # + eitjes ☺ = levende ex. † = dode ex.
Landslakken onderzoek De Kaloot West 16-05-2005
Fijngeribde grasslak (Candidula gigaxii) * Grofgeribde grasslak (Candidula intersecta) Gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) Glanzende agaathoren (Cochlicopa lubrica) Gevlekte akkerslak (Deroceras reticulatum) Grote glansslak (Oxychilus draparnaudi) Mostonnetje (Pupilla muscorum) Behaarde slak (Trichia hispida) Geribde jachthorenslak (Vallonia costata) Scheve jachthorenslak (Vallonia excentrica) Fraaie jachthorenslak (Vallonia pulchella) Doorschijnende glasslak (Vitrina pellucida) Dwerg-korfslak (Vertigo pygmaea) x = algemeen * rode lijst 2b Bedreigd [BE] # + eitjes ☺ = levende ex. † = dode ex.
3 x 4
‡ ad
wegberm onder houtstammetje ☺ ☺ juv ad
grasveld onder hout en gresbuis
† † juv ad
38 x 1
☺ ☺ juv ad
6
† juv
† ad
6
11
1 3 7
5
4
11# ?4 13
1 6 20
5 1 1
1
2 19
dijkberm en duin
wegberm onder hout
>50
25 4 1
grasveld onder hout en gresbuis
☺ ☺ ‡ juv ad juv
‡ ad
☺ ☺ juv ad
† † juv ad
x
x
x
x
☺ ☺ † † juv ad juv ad 1 2 19 1 3
1
4
2 7
2 10
6
Landslakken onderzoek De Kaloot Oost 21-05-2005
Fijngeribde grasslak (Candidula gigaxii) * Grofgeribde grasslak (Candidula intersecta) Gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) Segrijnslak (Cornu aspersum) Glanzende agaathoren (Cochlicopa lubrica) Gevlekte akkerslak (Deroceras reticulatum) Grote glansslak (Oxychilus draparnaudi) Kelder glansslak (Oxyhilus cellarius) Mostonnetje (Pupilla muscorum) Behaarde slak (Trichia hispida) Geribde jachthorenslak (Vallonia costata) Scheve jachthorenslak (Vallonia excentrica) Fraaie jachthorenslak (Vallonia pulchella) Doorschijnende glasslak (Vitrina pellucida) Dwerg-korfslak (Vertigo pygmaea) ** Dwergpuntje (Punctum pygmaeum) x = algemeen * rode lijst 2b Bedreigd [BE] ** Rode lijst 2c Kwetsbaar [KW] ☺ = levende ex. † = dode ex.
struikgewas en duin loc. C ☺ ☺ † † juv ad juv ad
onder duindoorn struiken loc. D ☺ ☺ † † juv ad juv ad 2 2 x x
2
12
1
2
1
onder wilde roos loc. D ☺ ☺ † † juv ad juv ad
4 1
7
4
2
2
3
10
2
1 7
2
2 2
3 5
5 3
2
40 1 9
1
3
1
4
1
Plaat 1 Locatie a en b
Onder gresbuis Grasveld onder hout
Onder gresbuis Doorschijnende glasslak Vitrina (Vitrina) pellucida pellucida (Müller, 1774)
De doorschijnende glasslak en de grote glansslak samen in een monsterpotje gaat niet, zie het resultaat hierboven, alle huisje waren dezelfde nacht nog leeggegeten! De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg onder hout steen etc. (november – december 2004)
Plaat 2 Locatie a en b
Grote glansslak, Oxychilus draparnaudi vooral herkenbaar door de blauwe kleur van het lichaam De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout (november – december 2004)
Plaat 3 Locatie a, b en zeedijk
Grofgeribde grasslak (Candidula intersecta) (Poiret, 1801) algemeen op het gehele dijktraject tussen de duingebieden in west en oost
Fijngeribde grasslak Candidula gigaxi (L. Pfeiffer, 1850) De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout (november – december 2004) Ook nog redelijk algemeen op het gehele dijktraject tussen de duingebieden in west en oost. Rode lijst 2b Bedreigd [BE]
Plaat 4 Locatie a en b
Scheve jachthorenslak Vallonia exentrica Sterki, 1893 De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout (november – december 2004)
Geribde jachthorenslak Vallonia costata (O. F. Müller, 1774) De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout (november – december 2004
Geribde en scheve jachthorenslak, De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout (november – december 2004)
Plaat 5 Locatie a en b
Gewone tuinslak Cepaea (Cepaea) nemoralis (Linnaeus, 1758) De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, algemeen (november – december 2004)
Plaat 6 Locatie a en b
Mostonnetje Pupilla muscorum (Linnaeus, 1758) De Kaloot westzijde; grasland naast dijk en weg, onder hout en gresbuis (november – december 2004)
Plaat 7 Locatie c
Segrijnslak Cornu aspersum en Behaarde slak Trichia hispida (rechtsboven) onder plastic.
Behaarde slak Trichia hispida
idem op Grote glansslak, Oxychilus draparnaudi
Plaat 8 Locatie d
Glanzende agaathoren (Cochlicopa lubrica)
Kelder glansslak (Oxyhilus cellarius)
Dwerg-korfslak (Vertigo pygmaea)
Dwergpuntje (Punctum pygmaeum)
Rode lijst 2c Kwetsbaar [KW]
Conclusie: Ondanks het zoutrijke milieu, zo dicht bij de Westerschelde oever is er toch een behoorlijk aantal landslakken in het Kaloot gebied aanwezig. Vooraal daar waar enig struikgewas aanwezig is of er hout in het duin of grasbermen ligt. Helaas zijn dergelijke zwerfstukken soms voldoende aanwezig. In de ongestoorde grasgebieden zijn meer slakjes aangetroffen dan op regulier gemaaide gebied. Op stukken waar geklepeld was i.p.v. gemaaid werden alleen dode en veel fragmenten van slakjes gevonden. In het westelijk deel aangeduid als gebied A is het slakkenrijke habitat inmiddels vanwege het ingraven van de koelwaterleiding voor de nieuwe elektriciteitscentrale geheel ongeschikt geworden en het zal waarschijnlijk nog vele jaren duren eer herstel intreed. In 2007 en 2008 zijn hier geen landslakken meer levend aangetroffen. Ook is deze ingreep verwoestend gebleken voor de paddenstoelen, mossen en korstmossen die hier voorkwamen.
Grazig grasgebied Kaloot Oost
2005
2008
Een eventuele aanleg van de WCT (Westerschelde Container Terminal) zal dit belangrijke habitat totaal vernietigen, of in ieder geval zodanig verstoren dat dit een significant negatief effect heeft op het voorkomen van landslakken in dit gebied. In ieder geval wordt de samenhang tussen beide gebieden dan onherstelbaar verstoord.
Meerdere bronnen: H. Raad. ENIGE SLAKKEN VAN DE KALOOT (Meded. Slakkenwerkgroep i.o. KNNV - Afd. Beveland, nr. 1, d.d. 7-12-2002). H. Raad. SLAKKENEXCURSIE SLUFTER KALOOT (Slakkenwerkgroep KNNV Afd. Beveland. Rapport nr. 6, d.d. 27-5-2003). H. Raad. Excursie Slufter Kaloot zondag 24 oktober 2004 (km-hok 38-383).
DE NATUUR VAN DE KALOOT ENIGE GEGEVENS OVER FLORA EN FAUNA, GETOETST AAN DE NATIONALE RODE LIJSTEN EN DE EUROPESE RICHTLIJNEN
Vereniging Redt de Kaloot Samensteller: ir. H.J. Raad (Aqua & Flora - Kruiningen) December 2004
2
DE NATUUR VAN DE KALOOT ENIGE GEGEVENS OVER FLORA EN FAUNA, GETOETST AAN DE NATIONALE RODE LIJSTEN EN DE EUROPESE RICHTLIJNEN
Vereniging Redt de Kaloot, december 2004. Samensteller: ir. H.J. Raad (Aqua & Flora - Kruiningen). Beeldmateriaal: F.A.D. van Nieulande. Met medewerking van: M. Antheunisse, A. Baaijens, J. van Belzen, P. de Dreu, M. Faasse, Ch. Jacobusse, L. Kattenwinkel, K. Muylaert, F.A.D van Nieulande, H. Remijn, A.C. Rijken, J. Smit, J. Tramper, F. Wesselingh, W. de Wilde, J. Woets, L. de Wolf. Door de medewerking van deze personen waren direct of indirect betrokken: Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON), District Zeeland. Naturalis, Leiden. Nederlandse Entomologische Vereniging. Paddestoelenwerkgroep KNNV Afd. Bevelanden. Atlasproject Nederlandse Mollusken, Regio Zeeland - Slakkenwerkgroep KNNV Afd. Bevelanden (Regiowerkgroep). Strandwerkgemeenschap (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie & KNNVVereniging voor Veldbiologie). Universiteit van Gent, Dept. Biologie, Aquatische Ecologie. Vlinder en Libellen Werkgroep Zeeland. Vogelwerkgroep KNNV Afd. Bevelanden. © 2004. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur van de Vereniging Redt de Kaloot
Secretariaat;
Auteur;
Frieda Weers Ring 22 4455 AE Nieuwdorp
ir. H.J. Raad Capelleweg 9 4416 PN Kruiningen
3
4
Inhoud
Voorwoord 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
5
Fauna - Zeezoogdieren Fauna - Vogels Fauna - Vissen Fauna - Bijen Fauna - Vlinders Fauna - Libellen Fauna - Mariene weekdieren Fauna - Landslakken Fauna - Bodemdieren Flora/Fauna - Micro-organismen Flora - Vaatplanten Flora - Paddestoelen Flora - Zeewieren Niet levende natuur - Fossiele schelpen
Bijlagen 1-13: Lijsten Flora/Fauna
6 6 8 9 10 11 11 12 13 14 15 17 17 18 21-36
Extra bijlage: De Kaloot: Soorten met status in het nationale en Europese beleid.
37
5
6
Voorwoord In de Westerschelde is de oever van de Kaloot, gelegen tussen de inlaat van de electriciteitscentrale EPZ en de oostpier van de Sloehaven, het enige goed ontwikkelde zandstrand met duinen. Deze dynamische natuur van strand en duinen is in een estuarium een grote zeldzaamheid. Het westelijke deel met een lengte van ruim 2,6 kilometer wordt bedreigd door havenaanleg, de Westerschelde Container Terminal (WCT). Bij de behandeling van deze plannen is de MER-procedure gevolgd, die in eerste instantie door een uitspraak van de Raad van State niet tot een verdere ontwikkeling leidde. De Provincie Zeeland heeft de mogelijkheden voor een vervolg onderzocht, hetgeen heeft geleid tot een herstart van het WCT-project. De havenaanleg zal in dit rapport verder buiten beschouwing blijven, hier wordt aandacht geschonken aan de natuur van de Kaloot. De aanleidingen waren het systematisch bagatelliseren van de natuurwaarden door de provinciale bestuurders en de weinige pogingen die werden ondernomen om die natuur eens goed te onderzoeken. Er werd gebruik gemaakt van lopend onderzoek in het estuarium, waarbij de specifieke natuur van de Kaloot en zeker die van het plangebied nauwelijks belicht werd. In een enkel geval werd wat specifiek inventarisatiewerk van amateurs gebruikt. De strategie is begrijpelijk. Het feit dat de Kaloot niet als vogelrijk gebied bekend staat maakte het voor bestuurders ook eenvoudig om dit gebied voor de natuur af te schrijven. De natuur van de estuaria is voor hen, en zelfs ook voor vele natuurliefhebbers, bij uitstek vogelnatuur. De vereniging ‘Redt de Kaloot’ wilde die eenzijdigheid doorbreken met een eigen inventarisatie. Voor de Westerschelde-oever ter hoogte van de Kaloot worden wel degelijk natuurwaarden onderscheiden. Deze zijn in dit rapport systematisch gepresenteerd. Daarbij gaat het om 13 opsommingen van groepen dieren en planten die door soortenrijkdom of door kwaliteit der soorten kunnen scoren. Vooral het aspect 'duinnatuur' springt eruit. Verder is er voldoende reden om de natuur van het intergetijdengebied en het diepere water te koesteren. De lijst van soorten met een beleidsstatus (EC-richtlijnen, nationale bescherming/Rode Lijsten) maakt duidelijk dat de natuur van de Kaloot erkenning verdient. Na de aspecten van de levende natuur wordt slechts kort, aanvullend, de waarde van de Kaloot voor de dode natuur (fossielen) belicht. De waarde van het fossielenstrand is geen beleidsthema, maar zou dat om wetenschappelijke en culturele redenen wel moeten zijn. 'Redt de Kaloot' heeft geen onderzoeksopdrachten kunnen verstrekken om een totaalbeeld na te streven. Het materiaal is ad hoc verzameld bij deskundigen, zowel beroepskrachten als amateurs. Dat leverde uitgebreid of specifiek inventarisatiewerk op, daarnaast werden ook de losse waarnemingen meegenomen. Het zal duidelijk zijn dat dit overzicht niet meer dan een schets kan zijn van de totale natuur van de Kaloot. Die schets is echter ruim voldoende om de natuur van de Kaloot op de kaart te zetten. De vereniging Redt de Kaloot prijst zich gelukkig met dit overzicht en dankt alle mensen die een bijdrage hebben geleverd.
7
1
Fauna - Zeezoogdieren
Lijst In bijlage 1 zijn de waargenomen zeezoogdieren die het gebied bezoeken weergegeven. Er wordt 1 soort genoemd (Redt de Kaloot, 2000-2004). Inventarisatie Het betreft losse waarnemingen van één of meer zeehonden. In de reacties bij de openbare procedure voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden in het kader van Natura 2000 wordt het voorkomen van de zeehond in de Westerschelde genoemd. Belang De zeehond komt weer voor in de Westerschelde. Het dier maakt gebruik van de Kaloot, zoals het in het estuarium gebruik maakt van het water en zandige delen die bij eb droogvallen. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst, Wettelijk beschermd) en soorten die betrokken zijn bij de aanwijzing van Habitatrichtlijngebieden. De Kaloot is als onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Westerschelde als zodanig aangemeld. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Phoca vitulina - gewone zeehond (RL-kw, Wbes, HR-II,V) Bronnen: 1 2 3
2
LNV, 2004. Rode lijst zoogdieren. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Het Zeeuwse Landschap/Provincie Zeeland., 2004. Reactie bij de openbare procedure voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden in het kader van Natura 2000. Zie: Reactiedocument aanmelding Habitatrichtlijngebieden, reactie 1129/2050. - LNV, 2004, p. 155/157.
Fauna - Vogels
Lijst In bijlage 2 zijn de waargenomen vogels van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (MER-WCT, 2002; losse waarnemingen; mond. meded.). Er zijn totaal 18 soorten aangetroffen. Inventarisatie In de 'Volledig herziene deelstudie natuur en ecologie' van de MER-WCT wordt ingegaan op de 'vogelwaarden' van de Kaloot bij de wintertelling 2001-‘02. Het MER komt zelf tot de conclusie dat de tellingen geen compleet beeld geven. Om tot een goed oordeel te komen is meer onderzoek nodig. Desondanks wordt al aangegeven dat de Kaloot voor steltlopers geen belangrijke rol vervult als foerageergebied. Een onderzoek naar het beschikbare voedel in de wadbodem (die weinig slib bevat) wordt gebruikt om de vogelwaarde van de Kaloot laag in te schatten. Gegevens van onderzoeksinstituut NIOO - Yerseke worden gebruikt om aan te geven dat er weinig voedsel voor de vogels in de wadbodem aanwezig is: "De waarden liggen onder de laagst gemeten waarden van het gehele mondingsgebied". Het rapport vervolgt met een korte verhandeling over broedvogels. De Kaloot wordt hierin geen rol van betekenis toebedeeld.
8
Verder wordt er een vergelijking gemaakt met een vogelrijke oever bij de Staartse Nol die circa vier kilometer oostelijk ligt. Dat gebied wordt een goed referentiegebied genoemd, maar als daarbij gelet wordt op de foerageermogelijkheden voor kustvogels kan dat het onmogelijk zijn. Het gebied kent een slibbodem die rijk is aan bodemleven. Losse waarnemingen betreffen foeragerende kustvogels, die zowel zwemmend/duikend in dieper water, alsmede langs de waterlijn naar voedsel zoeken. Daarnaast zijn de vogels in de zwinnen en die op het drooggevallen wad en de pieren/strandhoofden meegenomen. Het beeld wordt bepaald door scholeksters, zilvermeeuwen en bontbekplevieren. De kleine zilverreiger is regelmatig te zien in de zwinnen. Het centrale deel met de kleibanken van het geërodeerde (voormalige) schor trekt relatief veel vogels door het grotere voedselaanbod. In een winterperiode met strenge vorst wijken groepen aalscholvers, zaagbekken en futen uit naar de Kaloot als de omstandigheden noordelijker in het Deltagebied te ongunstig zijn. Naast de vogels in het diepe water en het intergetijdengebied zijn er vogels waar te nemen in de duinstrook en op de (gedeeltelijk overstoven) dijk. Hieronder bevinden zich broedvogels van droge grasruigten, zoals de graspieper. Belang Een volledig onderzoek naar de vogels van de Kaloot (jaarrond) is nooit uitgevoerd. Een inschatting is dat er relatief weinig vogels voorkomen op de Kaloot, zowel kwalitatief (soorten) als kwantitatief (dichtheden). Concentreren we ons in de eerste plaats op de kustvogels, dan leent de aard van het terrein zich niet voor grote massa's fouragerende vogels of broedvogels. Een vergelijking met de vogelrijke slik- en schorgebieden langs de Westerschelde gaat niet op. Door de grote dynamiek van het water, gecombineerd met de rijke aanvoer van zand, mist de Kaloot de specifieke kenmerken van vogelrijke gebieden met veel bodemdieren (biomassa, diversiteit) in het zachte slib. Het gebied is eerder vergelijkbaar met het Noordzeestrand, dat evenmin als vogelrijk bekend staat. Een ander aspect is het ontbreken van een goed achterland. De strook achter de duinen van de Kaloot biedt de vogels weinig mogelijkheden om te overtijen. Een derde aspect is de verstoring door de mens. Het gebied van de Kaloot is vrij toegankelijk, er is geen beheer dat specifiek is gericht op het beschermen van de natuurwaarden. Voor een enkele strandwandelaar kunnen de vogels al op de wieken gaan. De aantallen bezoekers zijn over het jaar genomen laag, maar de verstoring is stabiel aanwezig. Het bezoek bestaat uit fossielenrapers, vissers, hondenuitlaters en wandelaars (pauzerend personeel). In hogere dichtheden zorgen surfers en badgasten periodiek voor flinke verstoring van het vogelleven. De duinen van de Kaloot vormen een aparte biotoop voor vogels. Ook hier zijn de mogelijkheden voor vogels echter beperkt. De duinstrook is jong en smal, waardoor er nog weinig mogelijkheden voor broeden en foerageren zijn ontwikkeld. Struikvegetaties zijn bijvoorbeeld nog nauwelijks aanwezig. Trekvogels en wintergasten onder de duinvogels zullen de Kaloot dan ook mijden door het vrijwel ontbreken van besdragende struiken. Daarnaast geldt ook hier de sterke verstoring door de mens. De duinen kennen veel wilde paadjes als gevolg van betreding. Daarnaast zal het verkeer op de Europaweg Zuid een negatieve invloed hebben op het vogelleven in de duinstrook. In Nederland zijn alle inheemse Europese vogelsoorten wettelijk beschermd. Dat is dus ook zo met de soorten uit bijlage 2, met uitzondering van de postduif, die als gedomesticeerde rotsduif opgevat wordt. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst, Wettelijk beschermd) en soorten die betrokken zijn bij de aanwijzing van Vogelrichtlijn-gebieden. De Kaloot is als onderdeel van het Vogelrichtlijngebied Westerschelde als zodanig aangewezen.
9
Voor de aanwijzing van de Westerschelde als Vogelrichtlijngebied werden ‘kwalificerende’ en ‘andere relevante’ soorten onder de niet broedende vogels opgegeven. Andere soorten uit de Vogelrichtlijn die op de Kaloot zijn waargenomen, zoals: smient, steenloper, middelste zaagbek en aalscholver zijn bij de aanwijzing niet van belang geweest Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Vogelrichtlijn (HR)
Anas penelope - smient (Wbes) Anthus pratensis - graspieper (RL-gev, Wbes) Ardea cinerea - blauwe reiger(Wbes) Arenaria interpres - steenloper (Wbes) Charadrius hiaticula - bontbekplevier (RL-kw, VR-kwa, Wbes) Corvus monedula - kauw (Wbes) Egretta garzetta - kleine zilverreiger (RL-gev, VR-rel, Wbes) Falco tinnunculus - torenvalk (Wbes) Haematopus ostralegus - scholekster (VR-kwa, Wbes) Larus argentatus - zilvermeeuw(Wbes) Larus marinus - grote mantelmeeuw (RL-gev, Wbes) Larus ridibundus - kokmeeuw (Wbes) Mergus serrator - middelste zaagbek (Wbes) Numenius arquata - wulp (VR-kwa, Wbes) Phalacrocorax carbo - aalscholver (Wbes) Podiceps cristatus - fuut (Wbes) Bronnen: 1 2 3 4 5 6
3
LNV, 2004. Rode lijst vogels. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Tramper, J., 2004. Mondelinge mededeling/advies. Vergeer, J.-W., 1995. Vogels van de Rode Lijst. KNNV Uitgeverij/Vogelbescherming Nederland. Wilde, W. de, 2004. Mondelinge mededeling/advies. Zeeland Seaports, 2002. Milieu-effectrapport Westerschelde Container Terminal. Volledig herziene deelstudie natuur en ecologie.
Fauna - Vissen
Lijst In bijlage 3 zijn de waargenomen vissen van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Antheunisse, 2001, Baptist, 2004, Faasse, 1989-2000). Er zijn totaal 17 soorten vissen aangegeven. Inventarisatie 2003 Waarnemingen aan vissen werden gedaan bij een excursie door leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, april/mei 2001. De inventarisatie ontmoette problemen bij het korren, waardoor slechts waarnemingen vanaf de oever werden gedaan. Er werd gekeken bij de Noordnol en een goot van het EPZ-koelsysteem. In de reacties bij de openbare procedure voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden in het kader van Natura 2000 wordt het voorkomen van zeeprik en rivierprik in respectievelijk de Westerschelde en de Kaloot genoemd.
10
De lijst is aangevuld met recente waarnemingen van Faasse, die zijn gedaan bij de uitlaat EPZ, het filtergootje EPZ en de Noordnol. Deze mobiele soorten komen naar alle waarschijnlijkheid ook voor in het plangebied. Belang Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst, Wettelijk beschermd) en soorten die betrokken zijn bij de aanwijzing van Habitatrichtlijngebieden. De Kaloot is als onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Westerschelde als zodanig aangemeld. Uit het mariene leefmilieu zijn alleen zeezoogdieren en een aantal trekvissen in de Habitatrichtlijn opgenomen. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Aphia minuta - glasgrondel (RL-ernst) Engraulis encrasicolus - ansjovis(RL-gev) Entelurus aequoreus - adderzeenaald (RL-bedr) Lampetra fluviatilis - rivierprik (Wbes,HR-II,V) Petromyzon marinus - zeeprik (HR-II) Spinachia spinachia - zeestekelbaars (RL-ernst) Bronnen: 1 2
3 4
4
Antheunisse, M, 2001. Leuke soorten bij de Kaloot! Schrift. meded. 14 mei 2001. Baptist, H., 2004. Reactie bij de openbare procedure voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden in het kader van Natura 2000. Zie: Reactiedocument aanmelding Habitatrichtlijngebieden, reactie 1574. - LNV, 2004, p. 156. Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000. LNV, 2004. Rode lijst vissen. Vastgesteld d.d. 5-11-2004.
Fauna - Bijen
Lijst In bijlage 4 zijn de waargenomen bijen van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Jacobusse, z.j.; Smit, 2001/2004). Er zijn totaal 4 soorten bijen aangegeven. Inventarisatie 1999-2004 In september 1999 is bij een inventarisatie van insecten op de Kaloot een eerste waarneming van de schorviltbij gerapporteerd. Het gaat om een Rode Lijstsoort. Er werden in het deelgebied Slufter Kaloot met een kleine week tussentijd een mannetje en een vrouwtje verzameld en er werden zeker 10 exemplaren gezien. De schorviltbij is een broedparasiet bij de schorzijdebij, die uitsluitend op zeeaster leeft. In 2001 en 2004 zijn opnieuw inventarisaties verricht naar het voorkomen van de schorviltbij. De schorviltbij is in het laatste jaar wederom gevonden in het terrein Slufter Kaloot. Er werden in 2001 ook drie soorten Colletes (zijdebijen) gerapporteerd. Bij het voorkomen van deze soorten worden onder andere: 1) de aanwezigheid van jacobskruiskruid, en 2) het gebied als kust/duin milieu genoemd. Belang Het belang van de Kaloot voor bijen kan vooralsnog alleen in relatie gebracht worden met het voorkomen van de viltbijen en zijdebijen, omdat andere waarnemingen niet zijn 11
gerapporteerd. Ten aanzien van de schorviltbij wordt aangegeven dat het momenteel de enige diersoort is waarvan wereldwijd uitsluitend recente waarnemingen uit de provincie Zeeland bekend zijn. Het is een uiterst waardevolle soort, die terecht op de Rode Lijst geplaatst is. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst). Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Epeolus tarsalis - schorviltbij (RL-gev) Bronnen: 1 2 3 4 5
5
Jacobusse, Chiel, z.j. Informatie Schorviltbij. Schrift. meded. Jacobusse, Ch. & J. Smit, 2004. Inventarisatie 9 sept. 2004. LNV, 2004. Rode lijst bijen. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Smit, Jan, 2001. Bijenwaarnemingen Nederlandse Entomologische Vereniging - sectie Hymenoptera. Schrift. meded. Vereniging Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen.
Fauna - Vlinders
Lijst In bijlage 5 zijn de waargenomen vlinders van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Baaijens, 1996-2002; Van Belzen, 2003). Er zijn totaal 22 soorten vlinders aangegeven. Inventarisatie 1996-2003 De Vlinder en Libellen werkgroep Zeeland (voorheen Vlinderwerkgroep Zeeland) heeft meerdere jaren waarnemingen gedaan op de dijk en in de duinen van de Kaloot. Deze waarnemingenreeks biedt een goed overzicht van de in het gebied voorkomende vlindersoorten. De lijst bevat 20 dagvlinders en 2 dagactieve nachtvlinders. Uit de lijst en de achterliggende detailgegevens blijkt dat de soorten van bloemrijke, min of meer droge graslanden het accent bepalen onder de vlinderfauna. Daarvan zijn zwartspriet dikkopje, hooibeestje, bruin zandoogje, oranje zandoogje en jacobsvlinder als talrijkste vertegenwoordigers te noemen. Belang De vlinderfauna van de Kaloot is kenmerkend voor de daar aanwezige vegetaties met droge grasruigten en droog bloemrijk grasland. Er zijn specifieke relaties met de flora-elementen, zoals bijvoorbeeld die van bruin blauwtje met de geraniumachtigen: duinreigersbek en zachte ooievaarsbek. De vlinderfauna is soortenrijk en voor wat betreft de kenmerkende soorten tevens rijk aan individuen. Het beheer van het grasland speelt daarbij een belangrijke rol: geen mest, geen bestrijdingsmiddelen, een combinatie van ruig gras (overstoven delen dijklichaam) en extensief gemaaid gras (dijkkruin en binnentalud). Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst). Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Aricia agestis - bruin blauwtje (RL-kw) Hipparchia semele - heivlinder (RL-gev)
12
Bronnen: 1
Baaijens, A., 1996-2002. Vlinderwaarnemingen Vlinderwerkgroep Zeeland. Archiefmateriaal Kaloot. (Uit: Van Belzen, 2003). Belzen, J. van, 2003. Vlinderwaarnemingen Vlinder en Libellen werkgroep Zeeland. Archiefmateriaal Kaloot. Schrift. meded., 06-10-03. LNV, 2004. Rode lijst dagvlinders. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Woets, J., 2004. Kaloot: Vlinders. Schrift. meded., 28-11-2004
2 3 4
6
Fauna - Libellen
Lijst In bijlage 6 zijn de waargenomen libellen van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Van Belzen, 2003). Er zijn totaal 2 soorten libellen aangegeven. Inventarisatie 2003 Tijdens de tochten voor de vlinder-inventarisatie worden sinds 2003 ook libellen meegenomen door de waarnemers van de Vlinder en Libellen Werkgroep Zeeland. De Kaloot kent geen zoetwater, dus tot reproductie zullen deze insecten hier niet komen. Toch werden er twee soorten waargenomen. Dat hoeven niet noodzakelijk dwaalgasten te zijn. De biotoop kan voor volwassen dieren van betekenis zijn, bijvoorbeeld als foerageergebied. Belang Geen bijzonderheden. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
X Bronnen: 1 2
7
Belzen, Jan van, 2003. Vlinderwaarnemingen Vlinder en Libellen Werkgroep Zeeland. Archiefmateriaal Kaloot. Schrift. meded. 06-10-03. LNV, 2004. Rode lijst libellen. Vastgesteld d.d. 5-11-2004.
Fauna - Mariene schelpdieren
Lijst In bijlage 7 zijn de waargenomen mariene schelpdieren van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente inventarisaties (Van Nieulande & Rijken, 2001; Rijken, 2003) en wat losse gegevens (Faasse, 1989-2003). Er zijn totaal 31 soorten weekdieren uit het zeemilieu aangegeven. Inventarisatie 2001-2003 De inventarisaties zijn gedaan in het najaar van 2001 en op 15 maart 2003 in de 'spoelhoek' aan de westzijde van de Kaloot. Ze schetsen een beeld van de schelpdieren in het intergetijdengebied van de Kaloot, alsmede het diepere water in de nabije omgeving. Er is gelet op: 1) levend materiaal op strekdammen, 2) vers aangespoeld grof materiaal in de vloedlijn en 3) vers fijn materiaal in gruis verzameld in de vloedlijn.
13
De lijsten van de besproken inventarisaties zijn aangevuld met enkele andere recente vondsten die zijn gedaan bij de uitlaat EPZ, het filtergootje EPZ en de Noordnol. Deze, deels zwemmende soorten komen in alle waarschijnlijkheid ook voor in het plangebied. De soortenlijst biedt een beeld van soorten die in de monding van een estuarium zijn te verwachten; het gaat om echte estuariumsoorten, maar ook om soorten uit de open zee. De soorten Cingula semicostata, Odostomia scalaris, Epitonium clathratulum (regelmatig versdode exemplaren met vleesresten; mond. meded. B. de Jong) en Corbula gibba kwamen circa 10 jaar geleden op de Kaloot niet in recente vorm voor. Het gaat om min of meer zeldzame soorten die behoren tot de oorspronkelijke Nederlandse fauna. Belang Een vergelijkend onderzoek met een 'spoelhoek' langs de Oosterschelde maakt duidelijk dat het aanspoelsel van recente, verse schelpen op de Kaloot er positief uitspringt wat betreft de hoeveelheid en de diversiteit aan soorten. Uit het mariene leefmilieu zijn alleen zeezoogdieren en een aantal trekvissen in de Habitatrichtlijn opgenomen. Ook is er voor deze dieren geen Rode Lijst van LNV; voor de in zoute wateren levende weekdieren (keverslakken, slakken, inktvissen en tweekleppigen) zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
X Bronnen: 1 2 3 4 5
8
Faasse, M., 23 mei 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen (1994-) 2001-2003 Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000. Nieulande, F. A. D. van & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001. Nieulande, F. A. D. van & L. de Wolf, 2004. Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot. Uitg. in eigen beheer. Rijken, A.C., 2003. Onderzoek naar het voorkomen van recente schelpdieren op twee vergelijkbare locaties, de Kaloot (alleen de uiterste westhoek) aan de Westerschelde en de Kurkenol aan de Oosterschelde. Beroepschrift aan Raad van State,11 april 2003.
Fauna - Landslakken
Lijst In bijlage 8 zijn de waargenomen landslakken van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Slakkenwerkgroep KNNV, 2002-2004). Er zijn totaal 13 soorten landslakken aangegeven. Inventarisatie 2002-2004 Er zijn in de periode 2002-2004 drie inventarisatie-excursies gehouden op de Kaloot (incl. Slufter Kaloot) door de Slakkenwerkgroep van de KNNV (veldbiologie), Afdeling Beveland. Daarbij werden slakken gevonden in het droge en vochtige duinmilieu en de grasvegetatie van de aangrenzende dijk. De onderzochte plekken waren regelmatig rijk aan slakken, hetgeen vooral ook kwam omdat sommige soorten talrijk voorkomen. Daarvan zijn gewone tuinslak, fijngeribde grasslak, dwerg-korfslak en gewoon muizenoortje te noemen. De vondst van de Rode-Lijstsoort Ovatella myosotis - gewoon muizenoortje (kwetsbaar) in het periodiek overspoelde deel van de slufter is weggelaten, omdat dit 'zoutmoeras' vooralsnog in het plangebied WCT ontbreekt.
14
Belang De speurtochten naar slakken, alsmede de resultaten van de meegenomen strooiselmonsters maakten duidelijk dat de Kaloot een goed slakkenmilieu biedt, waar ook bijzondere soorten aanwezig zijn. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst). Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Candidula gigaxii - fijngeribde grasslak (RL-bedr.) Vertigo pygmaea - dwerg-korfslak (RL-kw) Bronnen: 1
2 3
9
Bruyne, R.H. de, H. Wallbrink & A.W. Gmelig Meyling, 2003. Bedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden & Stichting Anemoon, Heemstede. LNV, 2004. Rode lijst land- en zoetwaterweekdieren. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Slakkenwerkgroep KNNV, Afd. Beveland; waarnemers: B. Goetheer, H. Raad, I. van de. Ven en J. Woets; data 2 dec. 2002, 24 mei 2003 en 24 okt. 2004. Verslagen verschenen in het verenigingsblad 't Heelblaadje, 21(1): 35-38, jan. 2003 en 22(1): 20-23, 2004.
Fauna - Bodemdieren
Lijst In bijlage 9 zijn de waargenomen dieren op/in de Scheldebodem (zandig, stenig) binnen het gebied weergegeven, met uitzondering van de schelpdieren (zie § 7). De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Antheunisse, 2001; Faasse, 1989-2003; Van Nieulande & Rijken, 2001). Er zijn totaal 105 soorten aangegeven. Inventarisaties 2001-2004 De meeste waarnemingen zijn afkomstig uit het gegevensbestand van Faasse, die deze heeft uitgesplitst naar de herkomsten 'plangebied WCT' en 'overige Kaloot'. Uit het laatste zijn de soorten vermeld die naar alle waarschijnlijkheid in het gehele gebied voorkomen. Er zijn enkele bodemdieren van het land (strand en stenige oever) meegenomen, waaronder pissebedden en springstaarten. Uit zijn waarnemingen zijn de kwalvlo en negen soorten kwallen weggelaten. Dit zijn dieren die passief in het water zwevend van elders zijn aangevoerd en weinig binding hebben met het oecosysteem ter plaatse. Enige waarnemingen werden gedaan bij een excursie door leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, april/mei 2001. De inventarisatie ontmoette problemen bij het korren, waardoor slechts waarnemingen vanaf de oever werden gedaan. Er werd gekeken bij de Noordnol en een goot van het EPZ-koelsysteem. Van Nieulande en Rijken deden in het najaar van 2001 enige waarnemingen in het westen van de Kaloot. In 2004 is er een bemonstering van het Kalootstrand uitgevoerd om de hiaten in de kennis, die de MER-WCT rapporten toonden, op te vullen. Daarbij werd aandacht besteed aan de populatie van de wadpier, maar de macrofauna werd eveneens geïnventariseerd. De hoogste dichtheid van de wadpieren was 25-35 exemplaren per vierkante meter. Belang Geen bijzonderheden. Uit het mariene leefmilieu zijn alleen zeezoogdieren en een aantal trekvissen in de Habitatrichtlijn opgenomen. Ook is er voor deze dieren geen Rode Lijst van LNV.
15
Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
X Bronnen: 1 2 3 4
Antheunisse, M., 2001. Leuke soorten bij de Kaloot! Schrift. meded. 14 mei 2001. Faasse, M., 23 mei 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen (1994-) 2001-2003. Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000. Nieulande, F. A. D. van & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001. Nieulande, F. A. D. van & L. de Wolf, 2004. Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot. Uitg. in eigen beheer.
5
10
Flora / Fauna - Micro-organismen
Lijst Bijlage 10 bevat geen informatie. Een opsomming van micro-organismen uit het Scheldewater is in dit kader weinig relevant, daarom beperken we ons hier tot een schets van hun functie in het estuarium. 6.2.3. Inventarisaties Ten aanzien van micro-organismen werden wij geïnformeerd door een deskundige van de Universiteit van Gent. Micro-organismen komen voor in de waterkolom en de bodem van het estuarium. Het gaat daarbij onder andere om ciliaten, diatomeeën, amoeben en bacteriën. Ze komen rijkelijk voor op plekken waar veel voedsel is. In het estuarium is dat overal het geval. Het gebied van de Kaloot heeft ongetwijfeld een rijke verzameling, dat geeft dit relatief kleine gebied echter geen aparte plaats in het geheel. Oevers, zoals het strand van de Kaloot, zijn wel belangrijk in het estuarium, gezien op deze plaatsen veel voedsel geproduceerd wordt (door microorganismen en/of planten) en veel dood materiaal wordt afgebroken. De nutriënten komen zo weer beschikbaar. Belang De micro-organismen spelen een belangrijke rol in het estuariene ecosysteem. Het intergetijdengebied is daardoor bijvoorbeeld een belangrijk foerageergebied voor andere organismen, zoals vogels, zeehonden en insecten. Doordat de oppervlakte van dit gebied door inpoldering en havenaanleg sterk is teruggedrongen heeft het behoud van de resterende stukjes alle aandacht. Bij het natuurbeleid zijn de micro-organismen buiten beeld gebleven. Uit het mariene leefmilieu zijn alleen zeezoogdieren en een aantal trekvissen in de Habitatrichtlijn opgenomen. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
X Bronnen: 1 2
Muylaert, K. (Protistology & Aquatic Ecology, Dept. Biology, University Gent), 2001 De rol van micro-organismen. Schriftelijke meded. 24 aug. 2001. De Levende Natuur, 102 (2): 33-108. Themanummer Schelde, maart 2001.
16
11
Flora - Vaatplanten
Lijst In bijlage 11 is de waargenomen flora van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Raad, 2001 en 2004). Er zijn totaal 136 plantensoorten aangetroffen. Inventarisatie 2001/2004 Er is een beperkte oppervlakte (< 10 ha) bekeken tussen het hoge strand en de EuropawegZuid. Het gaat daarbij om slechts een beperkt aantal terreintypen, te weten: vloedmerk, droog duin, droog grasland, ruigte en dijkglooiing. Belang Het botanische belang van de Kaloot wordt in het navolgende geschetst aan de hand van korte beschrijvingen van de terreintypen. De vloedmerkzone is de hoogste zone van het strand, vaak op de overgang naar de duinen. Deze zone kenmerkt zich door een ijle vegetatie van veelal eenjarige plantensoorten, waaronder: loogkruid, meldes en zeeraket. De vegetaties zijn goed ontwikkeld op de brede, droge strandgedeelten. De vegetaties zijn kenmerkend, maar niet zeldzaam. Tegen de duinvoet aan is het begin van duinvorming gaande, met als pionier het biestarwegras. Deze overblijvende plant is in staat het zand blijvend te binden, tenzij najaarsstormen te zeer toeslaan. We kunnen de planten van de vloedmerkzone hier nog wel aantreffen, omdat het zeewater ook hier stikstofrijk aanspoelsel achterlaat. De vegetatie is open, zeker bij actieve overstuiving. De vegetaties zijn kenmerkend, maar niet zeldzaam In deze zone stond als bijzonderheid: late stekelnoot. Het is een plant van de grote rivieren, groeiend op rivierstranden met duintjes. Het is verrassend om deze plant hier op een vergelijkbare, maar dan wel zilte plek langs de Westerschelde te vinden. Aanvoer uit het bovenstroomse zoete deel van de Schelde ligt voor de hand. Het geeft ook aan dat de Kaloot in het traject van zoet naar zout, van Schelde naar Noordzee, een eigen plaats inneemt. In de duinen gaan andere grasachtigen overheersen, we zien zandhaver en helm. De begroeiing wordt dichter, maar stuivend zand bepaalt het beeld nog helemaal. Bloemplanten zijn er niet veel, bijvoorbeeld: akkermelkdistel, akkerdistel, Canadese fijnstraal en bezemkruiskruid. Op de open plekken aan de basis van deze zone kunnen we de zeldzame blauwe zeedistel aantreffen, vooral in het middengedeelte van de Kaloot. Het gaat daarbij om een volwaardige populatie die al enige jaren standhoudt. De helmvegetatie heeft een natuurlijk karakter, zeker ook door de aanwezigheid van zandhaver, wat een fraai mozaïek oplevert. De aandacht die er voor deze natuurlijke begroeiingen is bij het huidige zeereepbeheer langs de Noordzeekust, maakt dat de bijzondere waarde van deze strook helmduin niet ter discussie staat. De wettelijk beschermde blauwe zeedistel accentueert deze waarde nog eens extra. Hoog op de duinhelling/dijktalud, boven de helmzone, wordt de vegetatie dicht door aanvulling met andere hoge grasachtigen. Er zijn slechts weinig breedbladige kruiden. De vegetatie wordt gedomineerd door strandkweek, kweek, riet en helm. Hier en daar staan akkerdistel, akkermelkdistel, bijvoet, spiesmelde, heggenrank en bitterzoet. In deze zone zijn op twee plekken lage bomen ontwikkeld: struikvormen van Canadapopulier en schietwilg.
17
Het zijn wellicht uitlopers van lang verdwenen stuifschermen. Echte struikgewassen, zoals vlier en grauwe wilg, komen verspreid op enkele plekken voor. De vegetaties van de grasruigte zijn landschappelijk aardig, maar hebben geen botanische waarde. Op plekken waar de kale dijkglooiing overgaat in de grasruigte zijn de Rode-Lijstsoorten zeevenkel en zeealsem gevonden. De laatste is een plant van het schor, maar weet hier toch ook talrijk, in enkele groepen, op te treden. Lager op de glooiing staat een enkele verdwaalde zeeweegbree. Ook deze schorplant is een Rode-Lijstsoort. Het grasland op de kruin van het dijklichaam en op het binnentalud heeft een afwisselend karakter, afhankelijk van de intensiteit van het recreatieve gebruik en het karakter van de bodem (ingestoven zand). We vinden er relatief veel plantensoorten, hetgeen eigen is aan dit terreintype. De bodem is matig voedselrijk tot voedselrijk. Soorten van wat schralere bodem zijn biggekruid, gevlekte rupsklaver, duizendschoon, teunisbloem en koningskaars. Deze soorten geven meteen ook het zandige karakter aan. Het voorkomen van hazenpootje en schapezuring duidt op ontkalking, wat een aspect toevoegt aan de differentiatie van het grasland. Het duingraslandaspect wordt onder andere bepaald door soorten als ruig vergeetmijnietje, zandhoornbloem, scheve hoornbloem, muurpeper en duinvogelmuur. Het glad biggekruid werd hier als Rode-Lijstsoort aangetroffen. Op zich zijn deze graslanden niet zeldzaam. Door hun bloemenrijkdom en de wat ijlere begroeiing zijn ze voor insecten van groot belang. Het schralere grasland is een goede nektarbron voor onder andere bijen en vlinders. De zode van deze graslanden warmt snel op, hetgeen goed is voor de ontwikkeling van sprinkhanen en mieren. Het aantal van 136 gevonden soorten in nog geen 10 ha duinterrein/grasland is relatief hoog. Ter referentie mag dienen dat een gemiddeld kilometerhok (100 ha) in Zeeland 101-200 soorten bevat (FlorBase-2K, zie: Van der Slikke, 2004). Er komen 4 soorten voor op de Rode Lijst, naast nog eens 3 soorten die als doelsoort zijn vermeld (Van der Meijden cs., 2000). Twee soorten genieten wettelijke bescherming. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst, Wettelijk beschermd). Het terrein oostelijk van de koelwateruitlaat EPZ is niet meegenomen bij deze inventarisatie. Dit terrein is in 1997 met Europees geld opgeknapt in het kader van het EC Life-project MARS (Marsh Amelioration along the River Scheldt). Hier komen Rode-Lijstsoorten voor, zoals: gesteelde zoutmelde (Atriplex pedunculata) en zeewolfsmelk (Euphorbia paralias), zo ook de ex-Rode-Lijstsoort zeewinde (Calystegia soldanella). In het bestudeerde gebied ten westen van de koelwateruitlaat EPZ zijn er al mogelijkheden voor vestiging van deze soorten. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Crithmum maritimum - zeevenkel (RL-gev) Dipsacus fullonum - grote kaardebol (Wbes) Eryngium maritimum - blauwe zeedistel (Wbes) Hypochaeris glabra - glad biggekruid (RL-bedr) Plantago maritima - zeeweegbree (RL-kw) Seriphidium maritimum - zeealsem (RL-kw) Bronnen: 1.
Slikke, W. J. van der 2004. Een landsdekkend flora-bestand in zicht. - Gorteria 30(2): 29-32.
18
2. 3. 4. 5.
12
Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. - Gorteria 26(4): 87-208. Raad, H., 2001. Enkele gegevens over de flora van de Kaloot . - Het Blad, orgaan van de groep Zeeuwse floristen en Floron district Zeeland. Nr. 48: pp. 4-8. Raad, H., 2004. Aanvullende flora-gegevens Kaloot uit 2004. - Artikel in voorbereiding. LNV, 2004. Rode lijst vaatplanten. Vastgesteld d.d. 5-11-2004.
Flora - Paddestoelen
Lijst In bijlage 12 zijn de waargenomen paddestoelen van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van een inventarisatie (Remijn, 2002) en een enkele losse waarneming. Er zijn totaal 16 soorten paddestoelen aangetroffen. Inventarisatie 2002 De paddestoelen van de Kaloot zijn in 2002 beperkt geïnventariseerd bij een eenmalige excursie in het westelijke deel. Zowel de duinen als de dijk werden bekeken. De zoektocht leverde twee Rode-Lijstsoorten op. De lijst is aangevuld met één losse waarneming. uit het archief van de Vereniging Redt de Kaloot. Belang Vanwege de beperkte inventarisatie is het belang van de Kaloot als groeiplaats voor paddestoelen vooralsnog niet aan te geven. Bijgevoegd is een overzicht van soorten met een nationaal belang (Rode Lijst). Er zijn geen paddestoelen in de Habitatrichtlijn opgenomen. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
Hygrocybe unguinosa - grauwe wasplaat (RL-kw) Arrhenia retiruga - gerimpeld mosoortje (RL-gev) Bronnen: 1. 2. 3.
13
LNV, 2004. Rode lijst paddestoelen. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Remijn, H., 2003. Paddestoelwaarnemingen Kaloot, 4 dec. 2002, km-hok 36-385. Schrift. Meded. 2101-2003.
Flora - Wieren
Lijst In bijlage 13 zijn de waargenomen wieren van het gebied weergegeven. De lijst is samengesteld aan de hand van recente gegevens (Van Nieulande & A. C. Rijken, 2001). Er zijn totaal 3 wiersoorten aangetroffen. Inventarisatie 2001 Bij het doen van wat waarnemingen naar het voorkomen van zeeorganismen in het westelijke deel van de Kaloot zijn ook een paar wieren genoteerd.
19
Belang De gegevens over zeewieren zijn te beperkt: het zijn slechts losse waarnemingen. De waargenomen soorten horen thuis in het estuarium en zijn algemeen op harde substraten. Wiervegetaties van deze soorten zijn van belang als leefmilieu voor diverse kleine zeedieren. Bij het natuurbeleid zijn de wieren buiten beeld gebleven. Er zijn geen wieren in de Habitatrichtlijn opgenomen. Ook is er voor deze planten geen Rode Lijst van LNV. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes) en Habitatrichtlijn (HR)
X Bronnen: 1.
14
F.A.D. van Nieulande & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001.
Niet levende natuur - Fossiele schelpen
Lijst In het navolgende is een samenvattend overzicht gegeven van de op de Kaloot aangetroffen fossiele schelpen. De Kaloot wordt al circa honderd jaar bezocht door geologen, amateurs en wetenschappers. Het leek weinig relevant om de omvangrijke lijst met 622 soorten als bijlage toe te voegen. Inventarisaties 20e eeuw Het zoeken naar fossiele schelpen op de Kaloot heeft diverse bloeiperioden gekend die samenhingen met de aandacht vanuit de wetenschap. De jaren 1930 waren een belangrijke periode, waarin C. Brakman veel materiaal verzamelde voor musea en C.O. van Regteren Altena promoveerde op dit onderwerp. In de jaren 1950 werd een begin gemaakt met een geactualiseerde beschrijving van de soorten uit dit aanspoelsel, een project dat in 1984 werd afgerond. Eind jaren 1990 brak wederom een bloeiperiode aan, geïnitieerd door museum Naturalis in Leiden. Deze organisatie komt met een serie boekwerken uit over de geologie van Nederland. De fossiele schelpen krijgen daarin aandacht onder leiding van conservator F. Wesselingh, te beginnen met een deel over tweekleppigen en stoottanden dat in 2006 zal verschijnen. Net als in eerdere bloeiperioden werken wetenschappers weer hecht samen met amateurs. De onderzoekingen door de jaren heen hebben geleid tot ruim een verdrievoudiging van het aantal gevonden soorten. Belang Het verzamelen van de strandfossielen op de Kaloot is van groot wetenschappelijk belang. Het speurwerk van amateurs en wetenschappers heeft geleid tot een voor het Nederlandse strand ongekend hoog aantal soorten. Het leverde veel inzicht op in de soorten en de opvolging van de fauna's in het veleden. Het laatste mede door vergelijking van het materiaal uit boringen en Belgische ontsluitingen. Daarnaast gaf het een beeld van de geologische lagen die door de uitschuring van geulen in de Westerschelde werden ontsloten. Er werden unieke soorten gevonden, nog niet van elders bekend. Naast de schelpen levert het strand nog vele andere fossielen, waarvan de haaientanden de grootste aandacht krijgen.
Overzicht: Aantallen soorten fossiele mollusken in Nederland en de Kaloot (Naturalis - Leiden)
20
Hoofdgroepen (Klasse) Polyplacophora - Keverslakken Gastropoda - Slakken Scaphopoda - Stoottanden Bivalvia - Tweekleppigen Totaal
Nederland 2 345 7 335 689
Kaloot 1 310 7 304 622
Bronnen 1. 2. 3. 4.
Regteren Altena, C.O. van, 1937. Bijdrage tot de kennis der fossiele, subfossiele en recente mollusken, die op de Nederlandsche stranden aanspoelen, en hunner verspreiding. - Van Sijn, Rotterdam.. Div. auteurs, 1954-1984. De fossiele schelpen van de Nederlandse stranden en zeegaten. Serie 1: Gastropoda en Scaphopoda, Serie 2: Bivalvia. - Basteria, 1954-1984 De Fossielenatlas Nieuwsbrief, 1999-2001(1-8). Naturalis - Leiden. Red. F. Wesselingh & P. Moerdijk. Wesselingh, F., 2004. Project Fossielenatlas. - Mond. Meded. op de Najaarsvergadering Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, d.d. 6 nov. 2004 te Rotterdam.
21
22
BIJLAGE 1
Fauna - Zeezoogdieren
Phoca vitulina - gewone zeehond (RL-kw, Wbes, HR-II,V) Totaal: 1 soort Inventarisatie: Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
23
BIJLAGE 2
Avifauna - Vogels
Anas penelope - smient (Wbes) Anthus pratensis - graspieper (RL-gev, Wbes) Ardea cinerea - blauwe reiger(Wbes) Arenaria interpres - steenloper (Wbes) Branta bernicla - rotgans Charadrius hiaticula - bontbekplevier (RL-kw, VR-kwa, Wbes) Columba domestica - postduif/tamme duif Corvus monedula - kauw (Wbes) Egretta garzetta - kleine zilverreiger (RL-gev, VR-rel, Wbes) Falco tinnunculus - torenvalk (Wbes) Haematopus ostralegus - scholekster (VR-kwa, Wbes, Wbes) Larus argentatus - zilvermeeuw(Wbes) Larus marinus - grote mantelmeeuw (RL-gev, Wbes) Larus ridibundus - kokmeeuw (Wbes) Mergus serrator - middelste zaagbek (Wbes) Numenius arquata - wulp (VR-kwa, Wbes) Phalacrocorax carbo - aalscholver (Wbes) Podiceps cristatus - fuut (Wbes)
Totaal: 18 soorten Inventarisatie: Tramper, J., 2004.Mondelinge mededeling. Vereniging Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Wilde, W. de, 2004. Mondelinge mededeling. Zeeland Seaports, 2002. Milieu-effectrapport Westerschelde Container Terminal. Volledig herziene deelstudie natuur en ecologie. (bijdragen/telgegevens: W. de Wilde en J. Tramper). Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. VR: Vogelrichtlijn, kwa = kwalificerende soort, rel = andere relevante soort. Wbes: Wettelijk beschermd.
24
BIJLAGE 3
Fauna - Vissen
Agonus cataphractus - harnasmannetje Aphia minuta - glasgrondel (RL-ernst) Callionymus lyra - pitvis Chelon labrosus - diklipharder Dicentrarchus labrax - zeebaars Engraulis encrasicolus - ansjovis (RL-gev) Entelurus aequoreus - adderzeenaald (RL-bedr) Eutrigla gurnardus - grauwe poon Labrus bergylta - gevlekte lipvis Lampetra fluviatilis - rivierprik (Wbes,HR-II,V) Liparis liparis - slakdolf Lipophrys pholis - slijmvis Merlangius merlangus - wijting Petromyzon marinus - zeeprik (HR-II) Spinachia spinachia - zeestekelbaars (RL-ernst) Trachurus trachurus - horsmakreel Trisopterus minutus - dwergbolk
Totaal: 17 soorten Inventarisatie: Antheunisse M., 14 mei 2001. Schrift. meded. excursie Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, april/mei 2001. Baptist, H., 2004. Reactie bij de openbare procedure voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden in het kader van Natura 2000. Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000.
Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
25
BIJLAGE 4
Fauna - Bijen
Colletes fodiens - duinzijdebij Colletes daviesanus - wormkruidbij Colletes marginatus - donkere zijdebij Epeolus tarsalis - schorviltbij (RL-gev) Totaal: 4 soorten Inventarisatie: Jacobusse, Ch., 200?. Schrift. meded. waarnemingen in 1999. Jacobusse, Ch. & J. Smit, 2004. Inventarisatie 9 sept. 2004. Smit, J., Schrift. meded. augustus 2001. Vereniging Redt de Kaloot, 2000-2004. Archief: Onderzoek en losse waarnemingen. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
26
BIJLAGE 5
Fauna - Vlinders
Aglais urticae - kleine vos Aricia agestis - bruin blauwtje (RL-kw) Autographa gamma - gamma uil Coenonympha pamphilus - hooibeestje Colias croceus - oranje luzernevlinder Colias hyale - gele luzernevlinder Hipparchia semele - heivlinder (RL-gev) Inachis io - dagpauwoog Lasiommata megera - argusvlinder Lycaena phlaeas - kleine vuurvlinder Maniola jurtina - bruin zandoogje Paragre aegeria - bont zandoogje Pieris brassicae - groot koolwitje Pieris napi - klein geaderd witje Pieris rapae - klein koolwitje Polygonia c-album - gehakkelde aurelia Polyommatus icarus - icarus blauwtje Pyronia tithonus - oranje zandoogje Thymelicus lineola - zwartspriet dikkopje Tyria jacobea - sint-jacobsvlinder Vanessa atalanta - atalanta Vanessa cardui - distelvlinder Totaal: 22 soorten Inventarisatie: Baaijens, A. Bezoekdata:12-8-1996, 19-7-1998, 18-8-1998, 20-8-2001, 26-6-2002. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
27
BIJLAGE 6
Fauna - Libellen
Anax imperator - grote keizerlibelle Aeshna mixta - paardenbijter Totaal: 2 soorten. Inventarisatie: Belzen, J. van. Bezoekdata: week nrs. 19, 22, 25, 27, 29, 31, 33, 36 en 38 in 2003. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
28
BIJLAGE 7
Fauna - Mariene schelpdieren
Abra alba - witte dunschaal* Abra tenuis - tere dunschaal* Alloteuthis subulata - dwergpijlinktvis* Angulus tenuis - tere platschelp* Cerastoderma edule - kokkel* Cingula semicostata - geribde gordelhoren Corbula gibba - korfschelp* Crassostrea gigas/angulata - Japanse/Portugese oester* Crepidula fornicata - muiltje* Dendronotus frondosus - boompjesslak* Ensis directus/americanus - Amerikaanse zwaardschede* Epitonium clathratulum - wenteltrap Facelina bostoniensis - bundelzeeslak* Littorina littorea - alikruik* Littorina obtusa - stompe alikruik* Littorina saxatilis - ruwe alikruik* Macoma balthica - nonnetje* Mya arenaria - strandgaper Mysella bidentata - tweetandschelp Mytilus edulis - mossel* Odostomia scalaris - mosselslurper Ostrea edulis - oester Patella vulgata - schaalhoren* Peringia ulvae - wadslakje* Petricola pholadiformis - Amerikaanse boormossel* Retusa alba - oubliehoren Scrobicularia plana - platte slijkgaper* Sepiola atlantica - Dwerginktvis* Spisula subtruncata - halfgeknotte strandschelp Tergipes tergipes - slanke knotsslak* Venerupis senegalensis - tapijtschelp
Totaal: 31 soorten. Inventarisatie: Faasse, M., 23 mei 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen (1994-) 2001-2003. Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000. Nieulande F.A.D. van & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001. Nieulande, F. A. D. van & L. de Wolf, 2004. Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot. Uitg. in eigen beheer. Rijken, A.C. 2003. Onderzoek naar het voorkomen van recente schelpdieren op twee vergelijkbare locaties, de Kaloot (alleen de uiterste westhoek) aan de Westerschelde en de Kurkenol aan de Oosterschelde. Beroepschrift aan Raad van State, 11 april 2003. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst (niet opgesteld)
29
Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V. * : Levend aangetroffen, aangespoeld en/of in situ; de overige soorten waren als verse, maar lege schelpen/horens aanwezig.
30
BIJLAGE 8
Fauna - Landslakken
Candidula gigaxii - fijngeribde grasslak (RL-bedr) Cepaea nemoralis - gewone tuinslak Cochlicopa lubrica - glanzende agaathoren Deroceras reticulatum - gevlekte akkerslak Oxychilus draparnaudi - grote glansslak Punctum pygmaeum - dwergpuntje Pupilla muscorum - mostonnetje Trichia hispida - haarslak Vallonia costata - geribde jachthorenslak Vallonia excentrica - scheve jachthorenslak Vallonia pulchella - fraaie jachthorenslak Vertigo pygmaea - dwerg-korfslak (RL-kw) Vitrina pellucida - doorschijnende glasslak Totaal: 13 soorten Inventarisatie: Slakkenwerkgroep KNNV, Afd. Beveland, 2 dec. 2002, 24 mei 2003 en 24 okt. 2004; waarnemers: B. Goetheer, H. Raad, I. van de Ven, J. Woets. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
31
BIJLAGE 9
Fauna - Bodemdieren
Actinia equina - paardeanemoon Amphiblestrum auritum - (mosdiertje) Anguinella palmata - slangcelpoliep (mosdiertje) Anurida maritima - blauw beestje/blauwe springstaart Archisotoma cf. pulchella - (litorale springstaart) Arenicola marina - zeepier Armadillidium album - witte pissebed Armadillidium vulgare - gewone pissebed Asterias rubens - gewone zeester Axelsonia littoralis - (litorale springstaart) Balanus amphitrite - (zeepok, exoot) Balanus improvisus - brakwaterpok Bathyporeia pelagica - (kniksprietkreeftje (vlokreeftje)) Bathyporeia pilosa - (kniksprietkreeftje (vlokreeftje)) Bathyporeia sarsi - (kniksprietkreeftje (vlokreeftje)) Bicellariella ciliata - haarcelpoliep (mosdiertje) Calicella syringa - sorbetbekertje (hydroïde) Caligus elongatus - (parasitair roeipootkreeftje op snotolf) Cancer pagurus - noordzeekrab Caprella linearis - wandelend geraamte (spookkreeftje (vlokreeftje)) Caprella mutica - harig spookkreeftje (exoot) Carcinus maenas - strandkrab Conopeum reticulum - zeevitrage (mosdiertje) Crangon allmanni - (garnaal) Cumopsis goodsiri - (zeekomma) Cyphoderus albinus - mierenspringstaart, niet litoraal Diastylis rathkei - (zeekomma) Echinogammarus marinus - (vlokreeftje) Ectopleura larynx - gorgelpijppoliep (hydroïde) Emplectonema gracile - (snoerworm) Entomobrya multifasciata - (landspringstaart) Eriocheir sinensis - Chinese wolhandkrab Eurydice pulchra - agaatpissebed Gastrosaccus spinifer - (aasgarnaal) Halichondria panicea - broodspons Haliclona oculata - geweispons
Haliplanella lineata - groene golfbrekeranemoon niet litoraal Hemigrapsus penicillatus - penseelkrab Hippolyte varians - veranderlijke steurgarnaal Hyale nilssoni - glasvlo (vlokreeftje) Hydrallmania falcata - gekromde zeeborstel/zeekrul (hydroïde) Idotea linearis - staafpissebed Jaera albifrons - (witkoppissebed) Jassa marmorata - (marmerkreeftje (vlokreeftje)) Lanice conchilega - schelpkokerworm Laomedea flexuosa - (hydroïde) Lepidonotus squamatus - geschubde zeerups Leptocythere pellucida - (mosselkreeftje) Leptoplana tremellaris - (platworm) Lernaeenicus sprattae - (parasitair roeipootkreeftje op haring of sprot) Lernaeocera sp. - (parasitair roeipootkreeftje op vissen) Lineus viridis - (snoerworm) Liocarcinus holsatus - gewone zwemkrab Melita palmata - zeemol (vlokreeftje) Mesopodopsis slabberi - steeloogaasgarnaal Molgula manhattensis - zijker/zakpijp Monocorophium acherusicum - (slijkgarnaal (vlokreeftje)) Neanura muscorum - springstaart, niet litoraal Nemopsis bachei - (hydromeduse/kwalletje) Nephtys cirrosa - zandzager Nephtys hombergi - zandzager Nereis sp. - zeeduizendpoot Nereis virens - zager Nyctiphanes couchi - "krill" (Euphausiacea) Nymphon brevirostre - (zeespin) Orchestia gammarellus - kwelderspringer Pagurus bernhardus - heremietkreeft Palaemon adspersus - roodsprietgarnaal Palaemon elegans - gewone steurgarnaal Palaemon serratus - gezaagde steurgarnaal Palaemonetes varians - brakwatersteurgarnaal Pandalus montagui - ringsprietgarnaal Pectinaria koreni - goudkammetje Philocheras trispinosus - driepuntje (garnaal) Phoxichilidium femoratum - foksie (zeespin) Pilumnus hirtellus - ruig krabbetje Pinnotheres pisum - erwtenkrabbetje
32
Pisidia longicornis - porseleinkrabbetje Platyarthrus hoffmanseggii - mierenpissebed Polydora ciliata - slikkokerworm/franjeworm Pontocythere elongata - (mosselkreeftje) Porcellana platycheles - harig porseleinkrabbetje Praunus flexuosus - geknikte aasgarnaal Processa modica cf. - (garnaal) Processa nouveli - (garnaal) Prosorhochmus claparedii - (snoerworm) Prosuberites epiphytum - oranje korstspons Pycnogonum littorale - michelinmannetje Ramphogordius sanguineus - (snoerworm) Sagartia ornata - kleine slibanemoon Schistomysis kervillei - (aasgarnaal) Schistomysis spiritus - (aasgarnaal)
Scoloplos armiger - wapenworm Semicytherura sella - (mosselkreeftje) Siriella armata - (aasgarnaal) Sphaeronella paradoxa - (parasitair roeipootkreeftje) Stenothoe valida - (vlokreeftje) Talitrus saltator - strandvlo Talorchestia deshayesii - bestippelde strandvlo Tanaissus lilljeborgi - (schaarpissebed) Tealia felina - zeedahlia Tergipes tergipes slanke knotsslak Tomocerus vulgaris - springstaart, niet litoraal Trichoniscus pygmaeus - (landpissebed) Urothoe brevicornis - (bulldozerkreeftje (vlokreeftje))
Totaal: 105 soorten Inventarisatie: Antheunisse M., 14 mei 2001. Schrift. meded. excursie Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, april/mei 2001. Faasse, M., 23 mei 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen (1994-) 2001-2003. Faasse, M., 28 nov. 2004. Schrift. meded. Kaloot-fauna, waarnemingen 1989-2000. Nieulande F.A.D. van & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001. Nieulande, F. A. D. van & L. de Wolf, 2004. Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot. Uitg. in eigen beheer.
Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst (niet opgesteld). Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
33
BIJLAGE 10
Flora/Fauna - Micro-organismen
P.M.
RL: Rode Lijst (niet opgesteld) Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
34
BIJLAGE 11
Flora - Vaatplanten
Achillea millefolium - duizendblad Agrostis stolonifera - fioringras Ammophila arenaria - helm Anagallis arvensis - rood guichelheil Anthriscus sylvestris - fluitenkruid Arctium minus - gewone klit Arenaria serpyllifolia - gewone zandmuur Arrhenatherum elatius - glanshaver Atriplex littoralis - strandmelde Atriplex patula - uitstaande melde Atriplex portulacoides - gewone zoutmelde Atriplex prostrata - spiesmelde Artemisia vulgaris - bijvoet Bellis perennis - madeliefje Bromus hordeaceus - zachte dravik Bryonia dioica - heggenrank Cakile maritima - zeeraket Calystegia sepium - haagwinde Capsella bursa-pastoris - herderstasje Cardamine hirsuta - kleine veldkers Centaurea jacea - knoopkruid Cerastium glomeratum - kluwenhoornbloem Cerastium diffusum - scheve hoornbloem Cerastium fontanum - gewone hoornbloem Cerastium semidecandrum - zandhoornbloem Chenopodium album - melganzenvoet Cirsium arvense - akkerdistel Cirsium vulgare - speerdistel Claytonia perfoliata - witte winterpostelein Cochlearia danica - deens lepelblad Convolvulus arvensis - akkerwinde Conyza canadensis - Canadese fijnstraal Cornus sanguinea - rode kornoelje Crataegus monogyna - Eenstijlige meidoorn Crepis capillaris - klein streepzaad Crithmum maritimum - zeevenkel (RL-gev) Dactylus glomerata - kropaar Daucus carota - peen Diplotaxis muralis - kleine zandkool Dipsacus fullonum - grote kaardebol (Wbes) Elytrigia atherica - strandkweek Elytrigia juncea - biestarwegras (extra doelsoort) Elytrigia repens - kweek Equisetum arvense - heermoes Erodium cicutarium dunense - duinreigersbek Erophila verna - vroegeling
Eryngium maritimum - blauwe zeedistel (Wbes, extra doelsoort) Euonymus europaeus - kardinaalsmuts Euphorbia helioscopia - kroontjeskruid Festuca arundinacea - rietzwenkgras Festuca rubra - rood zwenkgras Galium aparine - kleefkruid Geranium molle - zachte ooievaarsbek Geranium dissectum - slipbladige ooievaarsbek Glechoma hederacea - hondsdraf Heracleum sphondylium - gewone bereklauw Honckenya peploides - zeepostelein Hordeum murinum - kruipertje Hypochaeris glabra - glad biggekruid (RLbedr) Hypochaeris radicata - gewoon biggekruid Lactuca serriola - kompassla Lamium album - witte dovenetel Lamium hybridum - ingesneden dovenetel Lamium purpureum - paarse dovenetel Lapsana communis - akkerkool Leontodon autumnalis - vertakte leeuwentand Lepidium ruderale - steenkruidkers Leymus arenarius - zandhaver Lolium perenne - Engels raaigras Lotus glaber - smalle rolklaver Medicago arabica - gevlekte klaver Melilotus albus - witte honingklaver Matricaria discoidea - schijfkamille Matricaria recutita - echte kamille Medicago sativa - luzerne Myosotis ramosissima - ruw vergeet-mijnietje Oenothera erythrosepala - grote teunisbloem Papaver dubium - bleke klaproos Papaver rhoeas - grote klaproos Pastinaca sativa - pastnaak Phragmites australis - riet Picris echioides - dubbelkelk (extra doelsoort) Plantago coronopus - hertshoornweegbree Plantago lanceolata - smalle weegbree Plantago major maj. - grote weegbree Plantago maritima - zeeweegbree (RL-kw) Poa annua - straatgras Poa pratensis - veldbeemdgras Polygonum aviculare - gewoon varkensgras
35
Populus x canadensis - Canadapopulier Rosa rugosa - rimpelroos Potentilla anserina - zilverschoon Pulicaria dysenterica - heelblaadjes Ranunculus repens - kruipende boterbloem Rubus caesius - dauwbraam Rumex acetosella - schapezuring Rumex crispus - krulzuring Rumex obtusifolius - ridderzuring Salix alba - schietwilg Salix cinerea - grauwe wilg Salsola kali kali - stekend loogkruid Sambucus nigra - gewone vlier Sedum acre - muurpeper Senecio inaequidens - bezemkruiskruid Senecio jacobaea jac. - Jacobs kruiskruid Senecio vulgaris - klein kruiskruid Seriphidium maritimum - zeealsem (RL-kw) Silene latifolia - avondkoekoeksbloem Sinapis arvensis - herik Sisymbrium altissimum - hongaarse raket Sisymbrium officinale - gewone raket Solanum dulcamara - bitterzoet Sonchus arvensis - akkermelkdistel
Sonchus asper - gekroesde melkdistel Sonchus oleraceus - gewone melkdistel Stellaria media - vogelmuur Stellaria pallida - duinvogelmuur Symphytum officinale - smeerwortel Taraxacum officinale - paardebloem Tragopogon pratensis prat. - gele morgenster Trifolium arvense - hazenpootje Trifolium campestre - liggende klaver Trifolium dubium - kleine klaver Trifolium pratense - rode klaver Trifolium repens - witte klaver Tripleurospermum maritimum - reukeloze kamille Tussilago farfara - klein hoefblad Urtica dioica - grote brandnetel Urtica urens - kleine brandnetel Verbascum phlomoides - keizerskaars Verbascum thapsus - koningskaars Veronica arvensis - veldereprijs Veronica persica - grote ereprijs Vicia sativa nigra - smalle wikke Viola arvensis - akkerviooltje Xanthium strumarium – late stekelnoot
Totaal: 136 soorten Inventarisatie: Raad, H.J. Bezoekdatum: 12 sep. 2001, 14/26 apr., 8/28 jun., 6 jul. 2004. Raad, H.J. & L. Kattenwinkel. Bezoekdatum: 15 sep. 2001. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V. Extra doelsoort: Soorten die niet bedreigd zijn, maar waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft (i-, t-, z-criterium) worden als 'extra doelsoort' in de Rode Lijst (2000) aangemerkt.
P.M. Centranthus ruber - Rode spoorbloem (losse waarneming, verwilderde (?) tuinplant, meded. P. de Dreu, 22 mei 2004).
36
BIJLAGE 12
Flora - Paddestoelen
Bolbitius vitellinus - dooiergele mestzwam Clitocybe rivulosaweide - trechterzwam Crinipellis scabellus - piekhaarzwammetje Entoloma sericeum - bruine satuinzwam Hygrocybe conica - zwartwordende wasplaat Hygrocybe unguinosa - grauwe wasplaat (RL-kw) Lepista nuda - paarse schijnridderzwam Lepista saeva - paarsteel schijnridderzwam Arrhenia retiruga - gerimpeld mosoortje (RL-gev) Marasmius oreades - weidekringzwam Melanoleuca cinereifolia - duinveldridderzwam Melanoleuca polioleuca - zwartwitte veldridderzwam Omphalina pyxidata - roodbruin trechtertje Panaeolus fimicola - grauwe vlekplaat Pholiota conissans - grasbundelzwam Lycoperdon molle - zachtstekelige stuifzwam Totaal: 16 soorten Inventarisatie: Nieulande F. van & A. den Herder, najaar 2001. Losse vondst van zwartwordende wasplaat. Remijn, H. Bezoekdatum: 4 dec. 2002. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst, 2004; ernst = ernstig bedreigd, bedr = bedreigd, kw = kwetsbaar, gev = gevoelig. Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
37
BIJLAGE 13
Flora - Zeewieren
Codium fragile - viltwier Fucus serratus - gezaagde zee-eik Fucus vesiculosus - gewone zee-eik/ blaaswier Totaal: 3 soorten Inventarisatie: Nieulande, F.A.D. van & A. C. Rijken, 2001. Beperkte inventarisatie Oostelijk havenhoofd en aangrenzend slikgebied tot aan de strekdam, aug. - sept. - okt. 2001. Inspraak MER-WCT, 2001. Toevoegingen bij soorten: RL: Rode Lijst (niet opgesteld). Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V.
38
De Kaloot: Soorten met status in het nationale en Europese beleid. Zeezoogdieren Phoca vitulina - gewone zeehond Vogels Anas penelope - smient Anthus pratensis - graspieper Ardea cinerea - blauwe reiger Arenaria interpres - steenloper Charadrius hiaticula - bontbekplevier Corvus monedula - kauw Egretta garzetta - kleine zilverreiger Falco tinnunculus - torenvalk Haematopus ostralegus - scholekster Larus argentatus - zilvermeeuw Larus marinus - grote mantelmeeuw Larus ridibundus - kokmeeuw Mergus serrator - middelste zaagbek Numenius arquata - wulp Phalacrocorax carbo - aalscholver Podiceps cristatus - fuut Vissen Aphia minuta - glasgrondel Engraulis encrasicolus - ansjovis Entelurus aequoreus - adderzeenaald Lampetra fluviatilis - rivierprik Petromyzon marinus - zeeprik Spinachia spinachia - zeestekelbaars Bijen Epeolus tarsalis - schorviltbij Vlinders Aricia agestis - bruin blauwtje Hipparchia semele - heivlinder Slakken Candidula gigaxii - fijngeribde grasslak Vertigo pygmaea - dwerg-korfslak Vaatplanten Crithmum maritimum - zeevenkel Dipsacus fullonum - grote kaardebol Eryngium maritimum - blauwe zeedistel Hypochaeris glabra - glad biggekruid Plantago maritima - zeeweegbree Seriphidium maritimum - zeealsem Paddestoelen Hygrocybe unguinosa - grauwe wasplaat Arrhenia retiruga - gerimpeld mosoortje Totaal
RL-kw
RL-gev
RL-kw RL-gev
RL-gev
Wbes
HR-IIV
Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes Wbes
VR-kwa VR-rel VR-kwa
VR-kwa
RL-ernst RL-gev RL-bedr Wbes
HR-IIV HR-II
RL-ernst RL-gev RL-kw RL-gev RL-bedr. RL-kw RL-gev Wbes Wbes RL-bedr RL-kw RL-kw RL-kw RL-gev 20
20
RL: Rode Lijst (niet opgesteld). Wbes: Wettelijk beschermd. HR: Habitatrichtlijn; Annex II, IV en V. VR: Vogelrichtlijn, kwa = kwalificerende soort, rel = andere relevante soort.
39
3
4
Blauwe zeedistel met distelvlinder
40
Embryonale duinen met Zeeraket
Embryonale duinen met Zeepostelein
41
Wadpieren
42
Fossielen verzamelen
43
Duinen Westzijde
Duinen Oostzijde
44
Dijk in het middendeel van De Kaloot
Embryonale duinen en Zeeraket
45
Inventarisatie en overzicht van veldwaarnemingen aan De Kaloot 2005-2006 De Kaloot Significant of verwaarloosbaar? Alweer een herstart met een nieuw plan, nu met een ingekorte versie van de Westerschelde Container Terminal. Volgens enkele geëerde geleerden is het huiswerk over de WCT deze keer goed gedaan. Het huiswerk misschien wel, maar het veldwerk zeker niet. Vanachter het kille bureau met starre rekenmethoden heeft men vastgesteld dat de duinen aan De Kaloot behouden kunnen blijven en er zodoende geen significante gevolgen zijn voor de natuur, die de totale vernietiging van de rest van het strand in de weg staan. Bovendien beweert men nog steeds; de natuurwaarden van dit strand zijn te verwaarlozen in vergelijking met andere stranden aan de Westerschelde. De dagelijkse praktijk leert echter het tegendeel, De Kaloot is absoluut waardevol, leeft en zal overleven, maar dat kan alleen als het strand blijft in de natuurlijke staat, zoals die nu is. Al eerder is er op gewezen dat het rapport Sistermans et all, 2001 Uitermate onvolledig en irrelevant is, temeer daar er alleen steekproeven gedaan zijn in de wintermaand december, waarin relatief minder bodembewoners te verachten zijn dan in andere jaargetijden. Ook nu wordt in het (‘Hoofdstuk Natuur MER, tevens Passende Beoordeling’ *) weer beweerd men nog steeds dat de biomassa vele malen lager is dan in andere delen van de Westerschelde. Pagina’s (helaas) ongenummerd. * Citaat Uittreksel uit Bijlage 6d effecten op aandachtsoorten Aquasense, 2006 “Dit zou impliceren dat voor het bodemleven op een schaal van de Westerschelde nauwelijks ernstige effecten te verwachten zijn. Ook wordt dus beweerd dat het bodemleven arm is in het studiegebied. Dit laatste is aan de hand van de monitoring rapportage uit 2004 niet verifieerbaar. Wel lijkt het duidelijk dat het ondiepe areaal bij de Kaloot nogal klein is en relatief hoogdynamisch. Dit lijkt ook bevestigd te worden door de dieptegegevens zoals gepubliceerd in de monitoring rapportage van het NIOO uit 2004 (zie figuur 1). Het grootste deel van het ondiepe areaal bevindt zich elders in de Westerschelde, buiten het studiegebied. De nabijheid van een grote geul en de positie van het studiegebied (recht op de overheersende windrichting) het aannemelijk maakt dat de ondiepe delen in het studiegebied een hoogdynamisch karakter zullen hebben en daarmee een relatief lage biomassa bodemdieren.” “Een punt van discussie vormt de rapportage van het NIOO uit 2001. Hierin is een zeer lage biomassa bodemdieren gevonden (ca 2,2 gr asvrijdrooggewicht per m in het Sloegebied, terwijl in de Westerschelde als geheel in dergelijke biotopen tussen 10 en 20 gr/m normaal is (zie ook de monitoring van NIOO uit 2004). Opvallend in die studie in het Sloegebied was het ontbreken van de wadpier, waarvan tevens geconcludeerd is dat die ook niet verwacht mocht worden in het Sloegebied. Desondanks blijkt uit diverse andere waarnemingen dat de wadpier wel degelijk aanwezig is in het studiegebied en het Sloegebied zelf. Geconcludeerd mag dan ook worden dat de bemonstering door het NIOO niet representatief is voor de werkelijke situatie in het studiegebied. Desondanks blijft de conclusie overeind dat de biomassa bodemdieren in het studiegebied relatief laag is, mede omdat het gebied een hoogdynamisch karakter heeft en de sedimenten ter plekke van het studiegebied nogal fijnzandig zijn.”
Deze bewering dat de bodemfauna 7 tot 9 keer minder waarde heeft dan aan andere stranden in de Westerschelde, ligt mogelijk ten grondslag aan het feit aan te geven dat er géén significante gevolgen zijn bij de aanleg van de WCT. Ten opzicht van het vorige MER is er echter al een geringe vooruitgang (voortschrijdend inzicht?) geboekt in de waarnemingen, zie; Hoofdstuk Natuur MER, tevens Passende Beoordeling, Actualisatie 2006 Aanvulling MER Westerschelde Container Terminal Z3856.20 juni 2006 Waterbeweging en morfologie Pag. 2-4 “De percentages slib zijn kleiner dan 14%. Dit is in overeenstemming met de visuele waarnemingen tijdens een bezoek aan het gebied op 7 april 2006. Op het slik werden faeces van de wadpier (Arenicola marina) aangetroffen (locaties 2 en 4 maar ook elders hoog/midden op het slik). Dit organisme leeft in het algemeen in zandige substraten met slibgehalten van slechts enkele procenten. Locaties van deze monsters zijn weergegeven in figuur 2.5.b”
Deze hier bedoelde figuur is overigens nergens in dit MER te vinden, zodat het ook niet controleerbaar is, waar de monsteropname heeft plaatsgevonden. Maar nu dagelijkse praktijk; de waarnemingen in 2005 en 2006 geven de volgende resultaten te zien: 1. de Wadpier Arenicola marina komt al sinds ik kan heugen (1965) veelvuldig voor in hoge concentraties in grote delen van het plangebied. (op de kaarten aangegeven met de monsterplaatsen a tot en met g) 2. Daarnaast komen in de lager gelegen delen, (die alleen bij extreem laag water bereikbaar zijn) forse concentraties van de Schelpkokerworm Laniche conchilega (aangegeven met de punten 1, 2 en 3)
Afb. Overzicht inventarisatie wadpieren gebied Kaloot. 2004 Bron; Inventarisatie van bodemdieren en andere organismen in wad, zand en duin van het strand De Kaloot. F.A.D. van Nieulande en L. de Wolf 2004
Afb. 2 overzicht inventarisatie gebied Kaloot juni 2006
g f e d c b Alleen gebied a valt (gedeeltelijk) buiten het door de WCT bedreigde gebied Afb. 3 gemiddeld aantal wadpieren per M² bemonstering 2006
Inventarisatie 2004-2006 •
Waarnemingen van de laatste jaren hebben aangetoond, dat niet alleen het aantal wadpieren, maar ook andere bodembewoners alleen maar in aantallen toenemen.
•
Deze uitbreiding van de bodemfauna is het gevolg is van een toenemende aanwas van zand, deze veldwaarnemingen staan lijnrecht tegenover de berekeningen en verwachtingen van het rapport van Delft Hydrolics waarin met juist uitgaat van zandverlies en van toenemende erosie van het strand. Door het regelmatig waarnemen en vastleggen van de dynamiek van het strand door middel van fotografische opnamen over een langere periode is aan te tonen dat bovenvermelde verwachte gegevens in het rapport vooralsnog onjuist zijn. Dit fenomeen zal in een apart stuk behandeld worden. Wadpieren
Na eerdere waarnemingen (Inventarisatie Kaloot 2004 van Nieulande en de Wolf) afb. 1. blijkt nu, niet alleen het toenemen in aantallen van de wadpieren, in 2005 en 2006, maar ook een grote uitbreiding van het areaal waarin zij leven, afb. 1. In 2005 hebben we in het westelijk deel bij de kleibanken slechts sporadisch wadpieren waargenomen nu in 2006 zijn echter ook hier al dichtheden van 15 tot 25 per M² en meer, afb.2. Ook zijn hier boven de kleibanken in het onlangs met vers sediment (ca 15 cm dik op harde klei!) opgevulde lagere deel tussen de kleilaag en de zeedijk pieren waargenomen densiteit ca 5 tot 10 per M²) Elders (nabij de Roeper zijn gemiddelden waargenomen van 25 tot >35 per M². Totaalgemiddelde ca 25 per M² = 250.000 wormen per Ha. Afb.3 De wadpieren komen voornamelijk voor in habitattype 1130 Estuaria. De totale oppervlakte natuurgebied wat verloren gaat van de Kaloot is ca 120 ha waarvan 52,9 ha van het habitattype 1130 Estuaria aan de Kaloot verloren gaat bij de aanleg van de WCT. Bijna de helft van deze oppervlakte (ongeveer 25 ha) is leefgebied van deze wadpieren. Dat betekent, dat ruim 6.250.000 wadpieren vernietigd zullen worden door de aanleg van de WCT.
Veldwaarnemingen Een aantal foto’s van diverse waarnemingen in de verschillende perioden weergegeven
Kaloot Westelijk deel
Afb. 5 21-06-2006 strand voor de kleibanken, gebied f
Afb. 6 21-06-2006 Wadpieren tot aan de kleibanken, gebied f
Afb. 7 02-07-2006 opgevulde geul tussen kleibanken en de dijk, gebied f.
Afb. 8 02-07-2006 Dunne (nieuwe) sedimentlaag met wadpieren, de maataanduiding is 30 cm., gebied f
Afb. 9 02-07-2006 wadpieren en gestippelde dieseltreinworm (uiterst rechts) uit bovenvermelde laag.
volwassen
Kaloot Middendeel bij de kleine golfbreker
Afb. 9 01-08-2005, gebied e. Kaloot Oostelijk deel bij de Roeper
Afb. 10 01-08-2005 bij de Roeper, gebied d
.
Afb. 11 01-08-2005 bij de Roeper, gebied d.
Afb. 12 2006-07-02 bij de Roeper, gebied c
Afb.11 02-07-2006 bij de Roeper, gebied d,
afb. 13 2006-07-13 bij de Roeper, gebied c
Duidelijk is, dat de biomassa hier aan het Kalootstrand op geen enkele wijze onder doet voor andere stranden langs de Westerschelde.
Hoe kan men vol blijven houden, dat er geen significante gevolgen zijn bij de aanleg van de WCT?
Andere interessante waarnemingen aan het Kalootstrand Op 1 t/m 5 april was er een bijzonder fenomeen waar te nemen aan het Kalootstrand, namelijk de aanwezigheid van vele honderdduizenden eikapsels van de Wapenworm en de Gestippelde Dieseltreinworm deze laatste is een 5 tot10 cm lange worm met een wittige tot gelige kleur, met donkerbruine dwarse strepen
Wapenworm Scoloplos armiger
Afb. 14 01-04-2006 Wapenworm. Middendeel Kaloot, laagwater bij de kleibanken. De eikapsels zijn langwerpig ovaal en paarsachtig met een grijze zweem aan de buitenzijde vanwege de meelkleurige bijna ondoorzichtige huid.
Afb. 15 Wapenworm Scoloplos armiger Bron; http://www.natuurinformatie.nl/ecomare.devleet/natuurdatabase.nl/i000907.html
Afb. 16 05-04-2006 Kaloot middendeel hoger zandig gedeelte dicht bij de zeedijk, Beginstadium van het wormlichaam, gereed om zich definitief in te graven. Gestippelde dieseltreinworm Phyllodoce (Anaitides) maculata (Linné .)
Afb. 17 02-07-2006 Gestippelde dieseltreinworm Kaloot middendeel
Afb. 18 Gestippelde dieseltreinworm Bron: http://www.biani.unige.ch/msg/teaching/Luc_04.doc
Afb. 19 05-04-2006 Kaloot middendeel, laagwater eikapsels in getijdenpoel. De eikapsels zijn ronder van vorm de ongeveer grootte van een druif en heldergroen van kleur, met een lichtgrijze vlokkige doorschijnende huid
Afb. 20 05-04-2006 eikapsels in getijdenpoel
Krabben Kreeften
Afb. 21 10-12-2005 Noordzeekrab Cancer pagurus West Kaloot, bij de strekdam
Afb. 22 2003-10-13 Noordzeekrab Cancer pagurus West Kaloot, bij de strekdam
Afb. 23 05-04-2006 Penseelkrabbetje Hemigraspus penicillatus op de strekdam
Afb. 24 02-07-2006 Penseelkrab middendeel Kaloot onder stenen, dit van oorsprong Japanse krabbetje heeft intussen al bijna de algemene strandkrab Carcinus maenas verdrongen Bij de bemonstering, waarbij op diverse plaatsen telkens ongeveer per halve M² alle stenen tijdelijk werden verwijderd en het sediment met de daarin aanwezige krabben werd gezeefd. Daarbij was de verhouding strandkrab versus penseelkrab ongeveer 1 : 14 Totaal werden op 2004-07-23 in zes monsters, 109 penseelkrabben en 8 strandkrabben geteld.
Afb. 25 monster 1 2004-07-23 West Kaloot bij strekdam
Afb. 26 monster 2 2004-07-23 West Kaloot bij strekdam
Porseleinkrabbetje
Afb. 27 2004-07-21 oostelijk havenhoofd Afb. 28 2004-07-21 oostelijk havenhoofd
Vooral bij het oostelijke havenhoofd op het verbrede dijkvoet plateau is het porseleinkrabbetje redelijk algemeen onder de stenen en tussen de Japanse oesters.
Afb. 29 30-06-2006 Kreeft. Homarus gammarus Oost Kaloot bij de inlaat van de EPZ centrale (R. Rijken)
Afb. 30 Onderzijde, de maatbalk is 50 cm.
Afb. 31 Detail van de staart. Mogelijk is het dier gestorven omdat het vanwege de begroeiing met pokken niet meer in staat was om te vervellen (pers, mededeling W. Pfaff) In ieder geval een aanwijzing, dat de kreeft ook in de Westerschelde nabij De Kaloot voorkomt.
Anemonen
Afb. 32 04-11-2006 Anemonen op de dam bij uitwatering EPZ centrale
Afb. 33 04-11-2006 Paardeanemoon op de dam bij uitwatering EPZ centrale
Uiteraard is er nog veel meer waar te nemen, zoals de vele miniem klein platvisjes in de getijdenpoelen en de grondels, botervisjes, heremietkreeften, gewone garnaal Athanas nitescens (Leach, 1814) steurgarnaal Crangon crangon strandvlo Talitrus saltator, een belangrijke voedselbron in het vloedmerk of veeklijn. En op de harde substraten de alikruik of kreukel, Littorina littorea En vele schaalhorens, Patella vulgata
Afb. 34 Strandvlo
Afb. 35 Grondel
Afb. 36 Botervisje
Afb. 37 Alikruik
Afb. 38 Alikruik
Afb. 39 schaalhoren
Afb. 40 schaalhoren
Kortom De Kaloot is een veelzijdig soortenrijk strand wat zijn eigen belangrijke natuurwaarde heeft binnen het Westerschelde estuarium en een onontbeerlijke schakel vormt in het Natura 2000 systeem.
F.A.D. van Nieulande Scheldepoortstraat 56 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland
2005
DE KALOOT, EEN UNIEK NATUURHISTORISCH MONUMENT Ten oosten van Vlissingen, voor de Sloehaven, ligt de Kaloot. een ruim drie kilometer lang strand tussen de havenmond van Vlissingen-Oost en de koelwateruitlaat van de kerncentrale Borssele. De Kaloot is een El Dorado voor fossielenliefhebbers. Vele honderden soorten fossielen, zoals slakken, (tweekleppige)Schelpen en haaientanden kan men hier vinden. De fossielen zijn van heel verschillende ouderdom, van Eoceen (zo’n 50 miljoen jaar geleden) tot Pleistoceen, en spoelen al meer dan honderd jaar aan. Het strand is misschien wel de meest soortenrijke fossielenvindplaats van Nederland! En dit wonderlijke aardkundige fenomeen wordt ernstig bedreigd. In 1999 besloot de provincie Zeeland dat het strand moest wijken voor de Westerschelde Container ‘Terminal. De plannen doorliepen de inspraakprocedure en werden in de zomer van 2002 door de Raad van State naar de prullenbak verwezen. Dat was mede te danken aan een sterk georganiseerd lokaal verzet van omliggende gemeenten en de vereniging Redt de Kaloot. Op het moment van schrijven (juli 2004) heeft de provincie Zeeland wederom het initiatief genomen om de container terminal te realiseren en is de toekomst van het strand ongewis. Dit artikel wil het publiek en de politiek wijzen op de grote natuurhistorische waarde van de Kaloot. Een bijzonder strand De Kaloot is één van de weinige stranden in het centrale deel van het Westerschelde estuarium (afbeelding 1). Het strand ligt aan de noordzijde van een diepe geul, de Honte, die ten zuidoosten van de Kaloot tot ruim 60 meter diepte in de ondergrond snijdt (afbeelding 2). De sterke ebstroom zorgt voor erosie van Tertiaire en Kwartaire pakketten die in de noordwand van de geul dagzomen (afbeelding 3). De vloedstroom transporteert het fossiele materiaal naar het strand, alwaar fossielenliefhebbers zich er aan te goeddoen. De Kaloot is niet het enige Nederlandse strand waar fossielen kunnen worden gevonden, maar wel veruit het soortenrijkste. Naar schatting 600 soorten mollusken zijn er gevonden. Ook zijn er bijzondere fossiele zoogdierresten en haaientanden te vinden. De rijkdom van de vindplaats is het gevolg van de aanwezigheid van zeven verschillende fossielhoudende pakketten in de ondergrond. Omdat veel verzamelaars regelmatig de Kaloot bezoeken zijn er grote collecties fossiel materiaal gevormd, zowel privé als in musea. De fossielen worden niet gevonden in de laag waar ze oorspronkelijk zijn afgezet. Toch is het materiaal wetenschappelijk waardevol. Zo worden er veel nieuwe soorten voor Nederland en Europa als eerste in het Kaloot materiaal ontdekt. De grote hoeveelheden materiaal van groepen met sterk gelijkende soorten hebben meer dan eens geleid tot taxonomische revisies, dit betekent een reorganisatie in naamgeving van geslachten en soorten. Soortenrijkdom van oud naar jong Het samenkomen vaneen complete geologische sequentie aan afzettingen, met daarin een zeer diverse en bijzondere fauna, maakt het strand van de Kaloot niet alleen in aardkundig opzicht waardevol, maar heeft het ook een sterke archiefwaarde in ecologisch opzicht. Deze soortenrijkdom van de fossiele fauna is voor Nederlandse begrippen echt exclusief (afbeelding 4). De fauna’s zijn onder te verdelen in zeven categorieën, die elk een andere geologische periode vertegenwoordigen. Het betreft fauna’s uit respectievelijk het Eoceen, het Oligoceen, het Mioceen, het Vroeg tot Midden Plioceen, het Midden Plioceen, het Laat Plioceen tot het Vroeg Pleistoceen en het Laat Pleistoceen. Frank Wesselingh Freddy van Nieulande
1 Blik over de Kaloot vanaf het tweede havenhoofd naar de Kerncentrale van Borssele
De fauna uit het Eoceen kent enkele soorten van ongeveer 50 miljoen jaar oud. Eocene lagen dagzomen in het gebied te diep om direct te kunnen worden aangesneden en vermoedelijk stammen de vondsten uit Kwartaire rivierafzettingen die zuidelijker gelegen gebieden hebben gedraineerd. De Eocene soorten vertegenwoordigen een subtropisch klimaat . Enkele kilometers ten zuidoosten van de Kaloot snijdt de bodem van de Westerschelde in de Vroeg Oligocene Boomse klei die ongeveer 30-35 miljoen jaar oud is. Fossielen uit deze klei zijn vaak fragiel en overleven daarom een reis naar het strand doorgaans niet. Toch zijn enkele soorten van de Boomse klei gevonden op de Kaloot. De Boomse klei is afgezet ten tijde van een wereldwijde hoge zeespiegelstand en het gaat hierbij dus om relatief diepwater soorten. Daarnaast kennen we ook iets ondiepere oestersoorten uit de overgang van het Eoceen naar het Oligoceen. Het basisgedeelte van de Formatie van Breda bevat een ontkalkte Laat Mioceen fauna (ca 8 miljoen jaar oud), waarin oester- en mantelschel pen ‘Shell schelpen, voorkomen. Deze vinden we dan ook regelmatig op de Kaloot. Het gaat wederom om een kustnabije subtropische fauna. Uit het Vroeg Plioceen (ca 3,5-5 miljoen jaar geleden) kennen we vele tientallen soorten weekdieren, die grotendeels alleen in de Noordzee voorkwamen, zogenaamde endemen. Deze soorten zijn vandaag de dag nog veelal in de Middellandse Zee en Zuid-Europese Atlantische wateren te vinden. Vroeg Pliocene afzettingen zijn te vinden in de top van de Formatie van Breda en in de basis van de Formatie van Oosterhout. De Midden Pliocene lagen (ca 2,5-3,5 miljoen jaar geleden), onderdeel van de formatie van Oosterhout, leveren een belangrijk aandeel in de soortenrijkdom van de Kaloot. Het gaat hier om fauna’s met verschillen d gematigde Noordzee endemen en Pacifische immigranten. Zo’n 3,5 miljoen jaar geleden opende de Beringstraat zich en kwamen grote hoeveelheden mollusken soorten in de noordelijke Atlantische Oceaan terecht. Hieruit zijn veel van de moderne soorten van West Europa ont staan zoals de nonnetjes, grote slijkgapers, alikruiken, wulken en noord horens Veel van de voorlopers van deze soorten vinden we op de Kaloot. Aan de fauna in de Laat Pliocene tot Vroeg Pleistocene sedimenten ( ca1,8-2,5 miljoen jaar geleden) zien we dat het kouder wordt en er
steeds meer arctische soorten te vinden zijn. Deze soorten zijn goed vertegenwoordigd in de Kaloot fauna’s. De schelpen komen voor in de Formatie van Maassluis.
2 Ligging van de Kaloot en de bodemtopografie van de Honte. De diepte wordt aangegeven met een contour per 10 meter, de cijfers geven de Amersfoort coördinaten aan. De ligging van het profiel van afbeelding 3 is bij benadering aangegeven. De zuidkant van het profiel ligt 2 km ten zuiden van de kaart.
3 Geologisch profiel ten westen van de Kaloot. Vereenvoudigd uit Westerhof en de Kleine (2001).
De Laat Pleistocene fauna’s (ca 110.000-250.000 jaar geleden) vormen weer een gematigd warme fauna, met soorten die vandaag de dag in Zuidwest Europa voorkomen. Deze fauna is afgezet ten tijde van de laatste en mogelijk voorlaatste tussenijstijd, het Eemien. Enkele tientallen soorten zijn bekend van de Kaloot.
Strijdbaar voor een natuurmonument De Kaloot is een natuurhistorisch fenomeen. De grote aantallen fossielen leveren veel inzicht in de geschiedenis van het Noordzeebekken. Zowel tropische omstandigheden als ijs- tijden zijn terug te vinden in fossiele schelpen. De grote mate van toegankelijkheid maakt het strand ook uitermate geschikt voor educatieve doeleinden. Naar aanleiding van de plannen het strand te bebouwen, hebben verschillende Zeeuwse organisaties zoals de Werkgroep Geologie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap en de vereniging Redt de Kaloot, de handen ineengeslagen en worden regelmatig excursies naar de Kaloot georganiseerd. Met de eventuele aanleg van de Westerschelde Container Terminal dreigt dit unieke natuurhistorisch fenomeen verloren te gaan! Frank Wesselingh is conservator bij Naturalis, Leiden en Freddy van Nieulande, is conservator bij het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap
4 Schelpensoorten en andere vondsten afkomstig van De Kaloot: a. Megacardita planicosta lerichei; Glibert & van der Poel! 1971. De Zwinkokkel, ca 50 miljoen jaar oud. Een zware schelp met een lange geschiedenis. Dit exemplaar komt van Cadzand, maar de soort spoelt ook af en toe aan op de Kaloot. Circa 6 cm hoog. b. Ostrea (Cubitostrea) ventilabrum; Goldfuss, 1833. Een oester uit het Laat Eoceen en Vroeg Oligoceen, ca 35 miljoen jaar oud. Ook bekend uit afzettingen van Belgisch Limburg. Ongeveer 6 cm hoog. c. Mimachlamys angelonii; De Stefani & Pantanelli, 1878. Een Miocene mantel schelp, fliet een kenmerkende (secundaire bruinrode kleur! en mits goed geconserveerd! met mooie stekels. Exemplaar circa 5 cm hoog. d. Arca tetragona; Poli! 1795. Een Vroeg Pliocene ark schelp (ca 4,5 miljoen jaar oud), die vandaag de dag in warm gematigde tot subtropische streken voorkomt. Lengte circa 2 cm. e. Carcharodon carcharias; Linnaeus, 1758. Een vermoedelijk Vroeg Pliocene haaietand van de Kaloot. Lengte circa 4 cm. f. Raphitoma antonjanseni; Marquet, 1998. Een kleine slak met prachtig ornament. Typisch voor Midden-Laat Pliocene afzettingen (ca 3,5 miljoen jaar oud). Hoogte circa 1 cm. g. Epitonium frondiculum; Wood, 1848. Een Pliocene wenteltrap, veel slanker en met spitsere schouders dan de levende wenteltrap. Uitgestorven. Lengte ongeveer 2 cm. h. Neptunea antiqua; Linnaeus, 1758. Een nazaat van de Arctische invasie golf. Typisch voor afzettingen van Midden-Laat Pliocene ouderdom ca 2,5-3 miljoen jaar oud). Hoogte ongeveer 10 cm. i. Acilla cobboldiae; Sowerby, 1817. De chevronneut. Een mooi voorbeeld van een Pacifische soort die hier zon drie miljoen jaar geleden zich vestigde. Ongeveer een miljoen jaar later uitgestorven. Nauwe verwanten leven nog in de Pacifische Oceaan. Lengte ongeveer 2,5 cm. j. Bittium reticulatum; Da Costa 1778. De Muizenkeutel. Een slakje van het zeegras. Komt in heel west Europa voor! maar is in onze contreien bij uitstek een Eemien indicator (ca 115.000 jaar oud). Lengte van het schelpje circa 8 mm. k. Castor fiber; Linnaeus, 1758. De bever heeft vroeger ook in ons land geleefd. Deze tand is uit het Eemien. Lengte ca 1 cm.
Flora Kaloot, aanvullende inventarisatie 2005 Door: Harry Raad In de herfst van het jaar 2001 heb ik een beperkte inventarisatie op de Kaloot uitgevoerd, met het doel de floristische waarde van het gebied aan te tonen (Raad, 2001). Dit materiaal is gebruikt in de MER - Westerschelde Container Terminal (WCT), maar mijn enthousiasme over de natuur van de Kaloot werd in dat rapport om begrijpelijke reden nauwelijks gedeeld (Zeeland Seaports, 2002). Omdat de inventarisatie onvolledig was heb ik in 2004 een aanvullende inventarisatie verricht. Dit heeft ruim het dubbele aantal soorten opgeleverd. Bij het schrijven van dit verhaal wordt de natuur van de duinen inmiddels serieus genomen door de plannenmakers van de WCT. Dat is niet zozeer vanwege de liefde voor de natuur, maar meer vanwege de eisen vanuit Brussel m.b.t. de Habitatrichtlijn. Situatie De Kaloot is een zandige oeverstrook in het Westerschelde-estuarium, nabij de monding in de Noordzee. Het mariene aspect domineert in dit gebied, hetgeen zich uit in het zoute karakter en de grote dynamiek. Een en ander zorgt voor aanvoer en instuiven van grote hoeveelheden zand. Groot voor een oever in een estuarium, niet te vergelijken met de grootschaligheid van de duinvorming op plekken langs de Noordzee. Die situatie maakt de Kaloot tot iets bijzonders. Dat de Kaloot door de nodige kunstwerken niet meer geheel als oorspronkelijke natuur beschouwd kan worden doet daar niets aan af. Het proces van duinontwikkeling is hier volledig natuurlijk. Het was dan ook de moeite waard om te zien hoe de flora zich hier ontwikkelt Processen In mijn betoog uit 2001 ben ik vooral ingegaan op het duinvormende proces onder invloed van de vegetatie. Dat is het bekende verhaal van primaire duinvorming, waarbij een reeks van plantensoorten is betrokken. De pioniers in het open zand zorgen voor de vastlegging van de eerste zandkorrels, terwijl het invangen van ladingen zand geschiedt in de dichte vegetatie van hun opvolgers. Het gaat op de Kaloot om een zonering met vloedmerkvegetaties, helmvegetaties en uiteindelijk om vegetaties met (vooral) diverse grassoorten. De opvolgende fasen met struweel en bos treden in de duinstrook van de Kaloot nauwelijks/niet op, omdat daar geen ruimte voor is: de zeereep kent geen natuurlijk achterland. Aan de waterzijde van de zeereep treedt nu en dan wat afslag op, hetgeen tot klifvorming leidt. De oever van de Kaloot is zodanig geëxponeerd dat de ZW-stormen hier flink kunnen huishouden. In de winterperiode is afslag een volledig natuurlijk proces, gevolgd door herstel en verdere opbouw in de navolgende zomerperiode. In het centraal-westelijke deel is de dynamiek te groot om de duinontwikkeling een kans te gunnen. Het zeewater hapt het zand hier weg tot op de glooiing van de dijk. Alleen boven het hoogste vloedpeil is het duinzand weer aanwezig met een vergelijkbare begroeiing als elders op die hoogte. Nieuwe gegevens Over de flora van vloedmerk en helmduin wordt hier nauwelijks meer uitgeweid. Naast wat nieuwe feiten uit deze vegetatiezones, wil ik vooral ingaan op de planten bovenop het duin en aan de landzijde. Het onderzochte gebied was wederom de oeverstrook tussen de uitlaat EPZ en de oostpier van de Sloehaven, omdat dat het oorspronkelijke plangebied voor de WCT was. De inventarisatiegegevens zijn per kilometerhok vastgelegd voor FLORON. Alleen de hokken met forse duinontwikkeling zijn intensief 'gestreept'. Toch is daar vooral ook gelet op
aanvulling van de eerdere inventarisatie. In de niet intensief onderzochte hokken is gelet op bijzondere soorten en eveneens op aanvulling van de totale soortenlijst. Strandzijde In de buitenste strook van de duinen zijn 'ontdekkingen' gedaan die ik hier niet onvermeld wil laten. De Blauwe zeedistel werd verspreid over de hele lengte van de Kaloot aangetroffen, waarbij het centrale deel deze keer toch weer de meeste planten telde. Het stuk duinstrook dat de rietvallei bij de uitlaat EPZ begrenst, heeft ook aan de buitenzijde plaatselijk een rietvegetatie op de overgang naar het hoge strand. Voor het riet is dat een bar milieu, waarbij het gegeseld wordt door zand en bij springvloed kopje onder gaat. De aanwezigheid is te verklaren door aanvoer van rietplanten die elders verspoeld zijn of door erosie ter plaatse. Het hoge strand is allerminst een goed kiemmilieu voor riet. Zijn aanwezigheid/standhouden laat zich verklaren door zoet (kwel)water uit het duinmassief. Een laatste opmerking over de strandzijde is een flinke plek met Zeealsem in het westelijke dijktalud. Deze schorreplant weet zich dus ook in het stenige milieu succesvol te vestigen en doet daar haast aan een rotsplant denken. Centraal en landzijde De inventarisatie van de hoogste delen van de duinen en de helling aan de binnenzijde laat veel soorten zien die eerder niet waren meegenomen. Er is in voorjaar en zomer intensief geïnventariseerd. Het voorjaarsaspect in de duinen was kenmerkend en tamelijk rijk te noemen. In de delen aan de binnenzijde waar nog veel dynamiek heerst, komen de bekende pioniers van min of meer open zand voor, zoals Vogelmuur, Duinvogelmuur, Vroegeling, Zandhoornbloem, Ruw vergeet-mij-nietje, Deens lepelblad, Zachte ooievaarsbek en Kleine veldkers,. Onder het struweel werd Winterpostelein aangetroffen. Deze voorjaarskleuren worden richting zomer onder andere vervangen door Muurpeper, Duinreigersbek, Zandmuur, Scheve hoornbloem, Liggende klaver, Smalle rolklaver, Gevlekte klaver en Akkerviooltje. Wonderlijk zijn de plekken met relatief veel Keizerskaars en Gele morgenster. De delen met ingestoven zand op de binnenhelling van de duinstrook kleuren geel van het Biggekruid, Jacobskruiskruid en Bezemkruiskruid, en in mindere mate Grote teunisbloem en Hongaarse raket. Bijzondere waarnemingen waren die van Glad biggekruid en Muurzandkool. Het zijn voornamelijk soorten van tamelijk droge milieus. Er zijn er bij die nogal wat stikstof vragen. Het struweel is nauwelijks ontwikkeld, en wat er staat is deels voortgekomen uit aanplant. Misschien gaat het om uitgelopen teenhout van stuifschermen. Een paar wilgensoorten en populieren bepalen dit beeld. Van een natuurlijker karakter zijn: Hondsroos, Vlier, Kardinaalsmuts, Rimpelroos, Grauwe wilg en Rode kornoelje. Die zijn vaak niet struweelvormend aanwezig, het gaat dan om geïsoleerde kleine struiken, die moeite hebben met het zout en de wind. In het grasland van de niet of hooguit licht overstoven dijk staan de bekende soorten van bloemrijke graslanden. De Kaardebol kan hier als opmerkelijke soort genoemd worden. Op deze vegetatie zal hier verder niet ingegaan worden, omdat het accent ligt op de flora van de duinen. Vegetatie Net zo min als vorige keer is er geen vegetatieonderzoek verricht, zodat enkel op grond van de plantenlijst enige nieuwe vegetatiekundige informatie gegeven kan worden. De vegetatie van het hoge duin en de helling aan de landzijde wordt gekenmerkt door overgangen van de 'Helm-klasse' (Ammophiletea) naar de 'Klasse der ruderale
gemeenschappen' (Artemisietea vulgaris). Ruderale gemeenschappen zijn haast steeds verbonden aan menselijke activiteiten, en dan vooral met betrekking tot verplaatste grond. De dynamiek in de duinen biedt deze ruderale planten ook vestigingsmogelijkheden. We hoeven daarbij alleen maar te denken aan Teunisbloemen en Toortsen. De ruderale plantengemeenschappen komen op de Kaloot overigens niet uitbundig tot ontwikkeling. Er is vermoedelijk toch iets te weinig 'grondverzet'. Een andere plantengemeenschap treedt op in/nabij (klein) struweel. Hier staan de soorten van de 'Klasse der nitrofiele zomen ' (Galio-Urticetea). Een opvallende soort is hier Witte winterpostelein, daarnaast mag de bleekgroene Duinvogelmuur genoemd worden. Het gaat om soorten die wat stikstof behoeven. Dat wordt geleverd door het verterende blad van de struiken en door de vogels die in de struiken slapen en er hun mest achterlaten. De genoemde planten zijn winterannuellen, die hun (eenjarige) levenscyclus vóór de zomerdroogte hebben afgesloten. Als laatste dient nog de 'Klasse der droge graslanden op zandgrond' (KoelerioCorynephoretea) genoemd te worden. Deze is hier zeer mager ontwikkeld qua soortenrijkdom, maar evengoed staan op de Kaloot soorten als: Biggekruid, Ruw vergeet-mij-nietje, Zandhoornbloem, Akkerereprijs en Duinreigersbek. Het droge duingrasland is normaliter meer landinwaarts pas goed ontwikkeld, maar daarvoor is de duinstrook te smal. Floristische waarden De floristische waarde van de onderzochte duinstrook van de Kaloot laat zich uitdrukken met behulp van soorten van de Rode Lijst (LNV, 2004) en soorten die wettelijk beschermd zijn. Daarnaast kan gekeken worden naar het karakter van de soorten en de grootte van de soortenlijst. Onderstaand is een lijst gegeven met de aanwezige 'nationaal belangrijke' soorten. De lijst is kort, maar de soorten zijn kenmerkend voor het milieu van de Kaloot. Overzicht soorten: Rode-Lijst (RL), Wettelijk beschermd (Wbes)
Crithmum maritimum - Zeevenkel (RL-gev) Dipsacus fullonum - Grote kaardebol (Wbes) Eryngium maritimum - Blauwe zeedistel (Wbes) Hypochaeris glabra - Glad biggekruid (RL-bedr) Plantago maritima - Zeeweegbree (RL-kw) Seriphidium maritimum - Zeealsem (RL-kw) De totale plantenlijst van de onderzochte duinen en het grasland van de deels overstoven dijk telt 136 soorten (Raad, 2004). Voor de beschouwde vegetaties en voor de relatief kleine oppervlakte (< 10 ha) is dat een fraai aantal. Als referentie kan dienen dat een gemiddeld kilometerhok (100 ha) in Zeeland 150-200 soorten telt. De flora duidt, kwalitatief beschouwd, op een goed ontwikkeld duingebied van het type zeereep/buitenduin op de oever van het estuarium. Elders langs de Westerschelde is dit milieu geheel verdwenen (Braakman) of is de dynamiek te gering voor duinontwikkeling. In het laatste geval blijft het hooguit bij een 'zandhoekje' in een knik van de dijk. De gepresenteerde gegevens zullen wellicht niet meer direct nodig zijn voor het streven naar het behoud van de duinen van de Kaloot. Er liggen tenslotte ideeën voor een-/tweezijdige inkorting van de aan te leggen containerhaven. Het lijkt er echter op dat het duingebied meer als een star zandlichaam bekeken wordt dan als een dynamisch kustgedeelte met een karakteristieke natuur. In dat licht zal deze 'Flora van de Kaloot' de discussie toch nog kunnen
voeden, want die inspanning om wat duin te behouden zal toch enkel resulteren in een 'zanddepot met wat gras'.
Bronnen: - LNV, 2004. Rode lijst vaatplanten. Vastgesteld d.d. 5-11-2004. - Raad, H., 2001. Enkele gegevens over de flora van de Kaloot . - Het Blad, orgaan van de groep Zeeuwse floristen en Floron district Zeeland. Nr. 48: pp. 4-8. - Raad, H.J. (samenst.), 2004. De natuur van de Kaloot. Enige gegevens over flora en fauna, getoetst aan de nationale Rode Lijsten en de Europese Richtlijnen. - Vereniging Redt de Kaloot, december 2004. - Zeeland Seaports, 2002. Milieu-effectrapport Westerschelde Container Terminal. Volledig herziene deelstudie natuur en ecologie.
Westerschelde Container Terminal Z3856 oktober 2005 Behoud van jonge duinen Definitief concept WL | Delft Hydraulics 4
–62
Conclusies Het effectenonderzoek leidt tot de volgende hoofdconclusies: 1. Het is mogelijk om een containterterminal aan te leggen van ca. 2000 meter, waarbij de jonge duinen (habitattypen 2110, 2120 en 2160) in de deelgebieden A, D en C volledig gespaard blijven (geen direct areaalverlies) en ook de processen die voor duinvorming van belang zijn in stand kunnen worden gehouden (minimaal indirect areaalverlies). Voorwaarde hierbij is dat de voorspelde achteruitgang van strand en sedimentbudget wordt gemitigeerd door periodieke suppleties op de ondiepe vooroever, om voldoende zandaanvoer voor de duinen te kunnen garanderen. Deze maatregel is waarschijnlijk ook nodig om de instandhouding van de duinen in de huidige situatie (zonder terminal) te kunnen garanderen. 2. De negatieve effecten op de natuurwaarden (totale areaalverlies) van de eenzijdig ingekorte varianten zijn, zonder aanvullende maatregelen (suppleties) groter dan van de tweezijdig ingekorte variant, omdat in deze varianten altijd een deelgebied verloren gaat en er geen voordelen zijn te behalen voor het overblijvende deelgebied (omdat daar de strandbreedte te klein is). In de tweezijdige variant zullen de ecologische verbindingen tussen gebied A en D afnemen totaal verdwijnen!. Hierdoor zal de rekolonisatie van de Blauwe Zeedistel worden belemmerd. Onmogelijk worden! 3. In de tweezijdig ingekorte variant moet de zeekade aan de oostzijde (duingebied A) minimaal 200 meter worden ingekort om duinvormingsprocessen voldoende kans te bieden. Bij een inkorting van 300 meter wordt naar verwachting een nog betere omstandigheid gecreëerd. Het streven moet zijn een grotere inkorting dan 200 meter te bewerkstelligen. Aan de landzijde dient een nog circa 75 meter grotere afstand te worden vrijgehouden voor het bestaande areaal en de benodigde ruimte voor ontwikkelingspotentieel van de duinen. Aan de westzijde (duingebied D) dient de zeekade van de terminal minimaal 350 m te worden ingekort ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp om voldoende ruimte te bieden aan golven en wind om het proces van duinvorming in stand te houden. Aan de landzijde is nog circa 150 meter extra ruimte nodig om het bestaande areaal te kunnen behouden en voldoende ontwikkelingspotentie te laten bestaan voor het duin. De strandzone tussen de huidige strekdam en de terminalwand dient te worden gesuppleerd zodanig dat over de gehele lengte van gebied D de strandbreedte circa 140 meter bedraagt. De zijkant van de terminal staat dus niet haaks op de zeekade en dient bovendien, om negatieve effecten van windversnellingen te voorkomen, met een talud uitgevoerd te worden in plaats van met een verticale wand. Overige hoofdconclusies van het onderzoek zijn: WL | Delft Hydraulics 4
–63
1. In deze studie zijn de arealen van de habitattype 2110, 2120 en 2160 in het gebied van de Kaloot opnieuw gekarteerd aan de hand van gedetailleerde luchtfoto’s en veldbezoeken (zie Tabel 2-2). De in deze studie bepaalde oppervlakten van de habitattypen 2110, 2120 en 2160 zijn groter dan de oppervlakten volgens de eerdere studie van Alterra en voor het MER. Het oppervlak aan duintjes bedraagt volgens de beste schatting (tabel 2.2) in deelgebieden A en D samen 1.6 ha (en 1.25 ha in de minimale schatting). Dit is aanmerkelijk meer dan de in de MER en het Alterra rapport genoemde 0.93 ha. De in deze studie bepaalde 1.6 ha valt in zijn geheel onder habitattypen 2110, 2120 of 2160. In deelgebied C komt 1.16 ha duin voor dat onder habitattypen 2110 of 2120 valt, en nog 0.62 ha dat niet tot een habitattype behoort, maar wel waardevol wordt geacht (potentieel habitat). 2. Uit de analyse van de historische morfologische veranderingen van het gebied en aanvullende modelberekeningen is gebleken dat de ontwikkelingen van de Kaloot sterk in transitie zijn. Een combinatie van natuurlijke (uitbochting Honte, overerfde craglaag) en menselijke invloeden (geometrische inperking door dijken) heeft er toe geleid dat het strand en de duinen van de Kaloot van twee zijden onder druk staat. Door deze invloeden erodeert het gebied van de Kaloot sinds tenminste 1980. De natuurlijke oorzaken van de erosie en de nagenoeg constante erosiesnelheid van het gebied sinds 1992, waarbij jaarlijks 70.000 tot 100.000 m3 zand uit het gebied verdwijnt, geven aan dat een voortgaande erosie van de steile vooroever en de lage ondiepe zone tot NAP waarschijnlijk is. Deze voortgaande erosie zal waarschijnlijk, op een termijn van 5 tot 15 jaar, er toe leiden dat de strandbreedte in de gebieden A en D niet meer voldoet aan de minimale 100 m die nodig is om duinvormingsprocessen voldoende kans te geven.
De vooroever erosie is ongeveer 43 mtr. in 43 jaar =1 mtr. per jaar, dus de erosie van 300 meter vooroever duurt derhalve nog minstens 300 jaar! Zie bijlage met profielen die nota bene ook in dit rapport zijn weergegeven, maar kennelijk onvoldoende meegewogen in het rapport.
Mitigerende maatregelen en overige aanbevelingen 1. Suppleren op onderwateroever, op basis van een monitoringsplan, kan dienen als een mitigerende maatregelen om mogelijke tekorten op het sedimentbudget en een achteruitgang van de strandbreedte te voorkomen. Heeft allen nut als er geen WCT wordt gerealiseerd! Suppletie naast de kade heeft geen enkele zin omdat het sediment snel weer door de stroming zal eroderen. De harde stabiel klei en Grag laag blijken wel stabiel te zijn. 2. Eventuele speciefieke eisen aan het suppletiezand dienen nog vastgesteld te worden. Indien daarvoor geschikt zou overwogen kunnen worden om lokaal gewonnen zand, afkomstig van bijvoorbeeld baggeren van de inlaat van de kerncentrale of haveningang, te gebruiken voor deze suppleties. 3. Om negatieve effecten van windversnellingen tegen de terminalrand, en dientengevolge mogelijke extreme erosie op het strand, en afvoer van zand vanuit het systeem tegen te gaan, moet de terminalrand met een natuurvriendelijk talud worden begrensd, bijvoorbeeld in de vorm van een helling met ingeplante, natuurlijk voorkomende vegetatie, zoals Helm of Zandhaver. 4. Om afremming van de wind te beperken zouden containers niet direct op de terminalrand geplaatst moeten worden. 5. Ter versterking van de natuurlijke potenties van de Kaloot kan naast de voorgestelde zandsuppleties ook gedacht worden aan het versterken van de ecologische verbindingsmogelijkheden tussen deelgebied A en C én de potenties van beide deelgebieden. Dit kan bereikt worden door de barrièrewerking van de uitlaat van de kerncentrale te verminderen door het ondergronds maken van de uitlaat ter hoogte van duinen en strand. Zo ontstaat een duin- en strandmilieu dat zich ononderbroken uitstrekt van deelgebied A tot en met C. Niet alleen ontstaat een betere ecologische verbinding Westerschelde Container Terminal Z3856 oktober 2005 Behoud van jonge duinen Definitief concept
tussen A en C. Beide deelgebieden zullen naar verwachting min of meer “aaneengroeien” waardoor een groter natuurlijk gebied ontstaat. Dit aaneengesloten gebied heeft hogere natuurlijke potenties dan de potenties van de twee afzonderlijke deelgebieden bij elkaar opgeteld: “één en één = drie”. Een mogelijk postief neveneffect van deze mitigerende maatregel is een verminderde afvoer van zand uit het gebied. De berekeningen met het morfologisch model geven aan dat, in zowel de huidige situatie (zonder WCT) als in een situatie met WCT, deelgebied A jaarlijks circa 4000 m3 sediment verliest dat via de uitlaat van de kerncentrale uit het gebied van de Kaloot verdwijnt. Geërodeerd sediment afkomstig van gebied A wordt door de getij- en golfgedreven langsstroming kortstondig afgezet in de uitlaat van de kerncentrale. Door het lozen van koelwater erodeert het gesedimenteerde zand en wordt het afgevoerd naar dieper water waardoor het grotendeels uit het gebied van de Kaloot verdwijnt. De verwachting is dat het gedeeltelijk overdekt maken van deze uitlaat (op het strand) leidt tot een verminderde afvoer van zand uit gebied A en C als geheel. Dit aangehaalde effect is nauwelijks van invloed op de instandhouding van de duinen, omdat de daarvoor geschikte aanvoer van zand en ook de gunstige verstuiving voornamelijk vanuit het westen komt (zie Rapport; Kaloot duinvorming en behoud aug. 2007 Redt de Kaloot) 6. De natuurwaarden van de duintjes zouden verder versterkt kunnen worden door voor het gebied een natuurbeheersplan op te stellen en het gebied conform dit plan te beheren. Het beste natuurbeheersplan is afzien van de WCT en de natuur zijn gang laten gaan waarin het de laatste 50 jaar bewezen heeft dat het zonder ingrijpen het beste resultaat oplevert.
Met rood geschreven teksten is een reactie van Freddy van Nieulande
Bijlage; Erosie vooroever
Vakken met meetpeilingen van de vooroever pag. G 21
Peilingen vak F pag. E1
Peilingen vak E pag. E1
Peilingen vak A pag. E1
Peilingen vak c pag. E2
Bron; Rapport Westerschelde Container Terminal Z3856 oktober 2005 Behoud van jonge duinen Definitief conceptWL | Delft Hydraulics Jeuken et all. Pagina E1-2 Volgens deze peilingen van Rijkswaterstaat is de vooroever erosiegemiddeld 43 mtr. in 43 jaar Dat is dus ongeveer 1 meter per jaar! Aangezien de steile oeverrand van tenminste 30 meter hoogte gemiddeld nog 300 meter uit de kruin van de dijk is gelegen, duurt het derhalve nog tenminste 200 jaar eer de Honte zich tot op de kritische waarde van 100 meter tot aan de dijk heeft verplaatst!
Kaloot duinvorming en behoud Aan de oevers van de Westerschelde kennen we maar een paar plaatsen waar op natuurlijke wijze duinvorming plaatsvindt. Aan de noordelijke oevers, alleen aan de Kaloot In geringe mate is er sprake van duinvorming aan de in 2002 kunstmatig aangelegde slufter en Rammekensduinen. Langs de zuidelijke Westerschelde oever is er bij Breskens oostelijk van de veerhaven sprake van jonge duinvorming, nadat hier enige malen kunstmatig het strand door suppletie is verbreed en verhoogd. Ook op de Hooge Platen ontstaan nu wat lage duintjes, bij de Bol, die al enige jaren kunstmatig in stand gehouden word door zandzakken en strobalen. Alleen aan de Kaloot is op natuurlijke wijze (en zonder enige strandsuppletie) een duin ontstaan. Nadat het gebied van het oorspronkelijk schor en duin is afgesloten door aanleg van de zeewering rond het industriegebied. Het eerste westelijke traject rond 1963 en het tweede oostelijke traject rond 1967 het laatste middentraject rond 1972
Afb. 1 Aangelegde westelijke dijktraject en industriegebied voor de bouw van Hoechst met reeds jonge duinontwikkeling 1963 (Archief KMS)
Afb. 2 Aanleg van het oostelijke dijktraject vanaf de Noordnol tot het middendeel door de oude duinontwikkeling bij de slufter (De Westerschelde erfdeel van het Zeeuwse Landschap 1967)
Afb. 3 Afgesloten middendeel van De Kaloot (foto Aerophoto Schiphol, 1975)
Aanvankelijk was de aanvoer van stuivend zand tegen en over de nieuwe zeedijk zo groot, dat er door middel van strobalen en rijshoutmatten voorkomen moest worden dat het zand over de dijk op de er achterliggende weg terechtkwam. Ook dit jaar in januari kon ik datzelfde fenomeen ook nu nog bij harde zuidoostenwind opnieuw waarnemen in het westelijk deel van De Kaloot. Kaloot west
Afb. 4 Westelijk duin rond 1985 prille aangroei tegen de zeedijk
Afb. 5 West duin van de Kaloot 2004-07-14
Afb. 6 West Kaloot aangroei duin bij zuidoostenwind 2006-11-25
Kaloot midden
Afb. 7 Ook het middendeel, waar de WCT gepland is komt (seizoensgebonden) embryonale duinvorming voor 2006-05-21. Dit habitat zal geheel verdwijnen bij aanleg van de containerterminal.
Afb. 8 Het middendeel met embryonale duinvorming 2006-09-15 Vergelijkbaar met het duin in het westen rond 1985 (zie betreffende foto) ook dit jonge duin krijgt hier een kans! Als de WCT er komt zijn die kansen voorgoed verkeken
Kaloot Oost
Afb. 9 Kaloot oostzijde duinaanwas met west-zuidwestenwind bijna evenwijdig aan het strand 2004-11-20
Afb. 10 Kaloot oostzijde duinaanwas met west-zuidwestenwind bijna evenwijdig aan het strand 2006-12-09
Vele specifiek op duinvorming gerichte waarnemingen vanaf 2002, tot heden, aangevuld met ruim 40 jaar ervaring van struinen aan dit strand hebben aangetoond, dat er alléén een positieve zandaanwas in het duin plaatsvindt als de wind diagonaal, tot bijna evenwijdig aan het strand staat. Daarentegen, als de wind bijna haaks op het strand staat is er veelal meer erosie waarneembaar.
Afb. 11 Kaloot west erosie bij zuidenwind 2006-12-06 (haaks op het strand gericht)
Windwaarnemingen en duingroei Een aantal positieve (blauw) en negatieve (rood) windrichtingwaarnemingen weergegeven in het duingebied west en oost. Hoe langer de aanvoerlijnen over de vooroever, des te positiever is de zandaanwas voor het duin.
Afb. 12 Duingebied west
Afb. 13 Duingebied oost
De wind is een belangrijke factor bij ontwikkeling en behoud van het duin, gekoppeld aan de brede vooroever met slibarm zand zijn zij de pijlers voor de instandhouding van dit Estuariene duin.
De bedreigde duingebieden in oost en west Kalootgebied
Afb. 14 Van een positieve windrichting en aanvoer van zand is hier geen sprake meer.
De mogelijk negatieve invloeden van de terminal, (waar allerlei soms ook giftige stoffen verplaatst worden en deze ook kunnen verstuiven), zijn vooralsnog onbekend. Maar deze zullen ongetwijfeld een negatieve uitwerking hebben op de twee overgebleven geïsoleerde duineilanden, die daardoor onmogelijk in “natuurlijke staat“ behouden kunnen worden.
Aanvoer zand
Afb. 15 Alleen de aanvoer van zand over de grootst mogelijke breedte van het strand zorgt voor positieve aangroei van de duinen.
Zeker ook het grote middendeel van het strand en vooroever vormen een uitermate positieve factor in het uitbreiden en het op een natuurlijke wijze in stand houden van het duin.
Afb. 16 Kans voor het duin naast de WCT?
Conclusie; Aanleg van de WCT zal de natuurlijke instandhouding van de duinen aan De Kaloot in de weg staan, zoniet totaal onmogelijk maken. Immers ieder obstakel van enige omvang of grootte zal een belemmering vormen ten aanzien van de positieve aanvoer van stuivend zand. Hiervoor is immers het grootst mogelijk deel van het strand en vooroever nodig. F.A.D. van Nieulande Scheldepoortstraat 56 4339 BN Nieuw en Sint-Joosland © februari 2007
Correspondentie-adres Ring 22 4455 AE Nieuwdorp Tel. 0113-613680 Frieda Weers
[email protected]
Kaloot duinvorming en behoud. Oktober 2009.
Aanvullend onderzoek op het rapport: Kaloot duinvorming en behoud 2007-08.
Vereniging Redt de Kaloot ingeschreven onder nummer 22046938 bij de kamer van koophandel Zeeland te Middelburg
1
2
Aanvullend onderzoek op het rapport: Kaloot duinvorming en behoud 2007-08. Aan het Kalootstrand komen gelukkig nog ongestoorde vloedmerken (Veekranden) voor. Op andere stranden worden deze, voornamelijk vanwege de te verwachten toeristenstromen weggehaald, want daar wil men strijden voor het schoonste (dus meest onnatuurlijke strand). Vooral in deze Veekranden ontwikkelen zich de pionierplanten die van belang zijn voor de groei van embryonale duinen. In voornoemd rapport is al overtuigend bewezen, dat de aanvoer van zand diagonaal of zelfs bijna evenwijdig aan de dijk van cruciaal belang is voor de vorming van embryonale duinen, aan het zuidoostelijke deel van het Kalootstrand. Ook het afgelopen jaar zijn weer meerdere waarnemingen gedaan en vastgelegd die eerdere waarnemingen bevestigen en ondersteunen. De positieve windrichting is daartoe uitgezet in een afbeelding die al eerder is gepubliceerd in voornoemd artikel. Windwaarnemingen en duingroei. Een aantal positieve (blauw) en negatieve (rood) windrichtingwaarnemingen weergegeven in het duingebied west en oost. Hoe langer de aanvoerlijnen over de vooroever, des te positiever is de zandaanwas voor het duin.
Afb. 13 Duingebied Zuidoost
De wind is een belangrijke factor bij ontwikkeling en behoud van het duin. Gekoppeld aan de lengte van inter-getijdengebied en de brede vooroever met ruim voorradig slibarm zand vormen zij de voorwaarden voor instandhouding van dit Estuariene duin aan de Zuidoost zijde van De Kaloot. In de luwte van de terminal zal de dynamiek van zandverplaatsing verdwijnen en alleen nog slib worden afgezet. Aanleggen van een terminal op dit strand heeft wel degelijk significant nadelige effecten voor instandhouding van strand en duin en is in waarde en omvang niet te compenseren. 3
Afb. 1. Na de grote storm van november 2007 zag het er weer heel even droevig uit voor het duin aan De Kaloot. Een flink stuk van de duinvoet was verdwenen.
Afb. 2. Zelfs in april 2008 was de invloed van de storm nog duidelijk zichtbaar. Hierin is duidelijk de afwisseling van donkere glauconiethoudende zanden met de lichtere kwartszanden te zien.
4
Maar zoals ik al meer dan veertig jaar heb kunnen aanschouwen is er altijd weer opnieuw sprake van herstel, zonder onnatuurlijke zandsuppletie.
Afb. 3. In augustus 2008 begint het herstel al zichtbaar te worden.
5
Afb. 4. De gaten tegen de stijlwand worden al aardig opgevuld mede dank zij de Zeeraket die hier overvloedig in de veekrand of vloedmerk voorkomt. Ook de overgang naar de zeedijk laat veel aangroei van embryonaal duin zien.
Afb. 5. Augustus 2008 een veld vol zeepostelein vergelijk met afb. 1.
6
Afb. 6. November 2008 met biestarwegras en zandhaver.
Afb. 7. Ook aangespoelde takken helpen mee. Let op de windschaduw, waar aan te zien is, dat de aanvoer van stuivend zand licht diagonaal op het strand heeft plaatsgevonden.
7
Afb. 8. De ondergestoven veekrand met plukjes van de zeeraket er bovenuitstekend.
Afb. 9. De veekrand in augustus 2009.
8
Afb. 10. Een gewilde rust en voedselplaats voor vogels.
9
Afb. 11. Veekrand met embryonale duintjes achter zeeraket. Let op de windschaduw, hieraan is duidelijk te zien is, dat de aanvoer van zand licht diagonaal op het strand heeft plaatsgevonden.
Afb. 12. Embryonaal duin achter zeeraket, let op de opbouw, waar het zand vandaan komt. 10
Afb. 13. Embryonaal duin achter zeeraket.
Afb. 14. Embryonaal duin achter stekend loogkruid.
11
Afb. 15 Embryonaal duin achter stekend loogkruid.
Afb. 16. De zeepostelein een uitstekende zandvanger.
12
Afb. 17. De embryonale duintjes netjes achter elkaar op een rij diagonaal van opbouw. Deze aanvoer van zand stopt onmiddellijk als er een terminal gebouwd wordt.
Afb. 18. Niet iedereen heeft respect voor deze prille natuur. 13
Afb. 19. Nieuw duin tot aan de koelwateruitlaat.
Afb. 20. Een geweldige bos stekend loogkruid. 14
Afb. 21. Ook bij hoogwater nog veel zandverplaatsing evenwijdig aan de zeedijk richting oostelijk duin.
Afb. 22. Gevolg hiervan een flinke aanvoer van zand voor het duin. 15
Zanden aan De Kaloot Naast klei en slib afzettingen is dit strand rijk aan diverse zanden. Het meest opvallende hiervan zijn de bijna zwart gekleurde glauconietzanden. Zij vinden hun oorsprong in de laat-Miocene en vroeg-Pliocene afzettingen die in de diepe kuil voor de Noordnol in de Westerschelde tot op een diepte van ruim 60 meter door erosie zijn ontsloten. Glauconiet. Glauconiet is een groen gekleurd mineraal dat is ontstaan op de bodem van ondiepe zeeën, vooral daar, waar de sedimentatie zeer langzaam gaat. Het glauconietzand van de Kaloot is meestal erg donkergroen tot bijna zwart gekleurd en komt voor in de vorm van afgeronde klontjes ongeveer dezelfde grootte als zandkorrels. Granaat. Eveneens komt er met regelmaat zij het kleinschalig granaatzand (rood) voor. Hiervan ligt de oorsprong in de zeewering van granietblokken de afzettingen zijn meestal te vinden in het overgangsgebied van de dijk naar het oostelijke duin. Obsidiaan en Magnetiet. Opvallend is dat hierin ook obsidiaan (groen) en magnetiet (zwart) te vinden is. Het obsidiaan komt voor in de basaltblokken die ook in de zeewering gebruikt worden. Omdat het soortelijk gewicht van voornoemde zanden redelijk hoog is verstuift dit zand niet maar wordt door de golfbeweging in de hoogwaterzone bijeen gesorteerd. In hoeverre de samenstelling van deze zanden van invloed is op de flora en fauna van de duinen aan het Kalootstrand is nog onvoldoende bekend.
16
Glauconietzand.
Afb. 1. Glauconietzanden in de strandzone boven de hoogwaterlijn.
Afb. 2. Detail glauconietzanden in de strandzone. 17
Afb. 3. Opgewaaid glauconietzand in de duinovergang.
18
Afb. 4. Afwisselende lagen van glauconiet en kwartszanden.
Afb. 5. Glauconietzand aan de duinvoet. 19
Afb. 6. Afwisselende lagen van glauconiet en kwartszanden zichtbaar na duin afslag.
Afb. 7. Glauconietzand aan de afgeslagen duinvoet 20
Afb. 8, Glauconietzand in het duin.
Afb. 9. Glauconietzand. 21
Granaat zand.
Afb. 10. Granaatzand aan de dijkvoet.
Afb. 11. Granaatzand aan de dijkvoet, ook de scholekster was hier actief, gezien de prikgaten. 22
Afb. 12. Granaatzand aan de dijkvoet.
Afb. 13. Granaatzand verzamelen aan de dijkvoet. (foto L. Kattenwinkel) 23
Afb. 14. Overgang kwartszand naar granaatzand.
Afb. 15. Granaatzand met kwarts, obsidiaan en glauconiet. 24
Afb. 16. Granaatzand met obsidiaan en meer glauconiet.
Afb. 17. Kwartszand met granaat en glauconiet. 25
Afb. 18. Magnetiet korrels uit het granaatzand.
Conclusie. Er is dus meer te beleven aan De Kaloot een uniek strand met unieke waarden. Een natuurgebied dat waard is te behouden voor de toekomst en dat kan alleen met zo weinig mogelijk onnatuurlijke verstoringen. De eventuele aanleg van een containerterminal zal al deze fenomenen zeker teniet doen. Het hoogdynamische evenwichtige habitat van aanvoer, verplaatsing en verstuiving van zand zal in de luwte achter de ruim 7 meter hoge kade volledig verstoord worden en omslaan in laagdynamische natuur, waar meer slik en minder zandige afzettingen zullen plaatsvinden. Dit betekent het absolute einde van belangrijk estuariene duinen aan De Kaloot. Behoudt en versterk de natuurlijke omstandigheden waar ze nog voorhanden zijn.
F.A.D. van Nieulande Oktober 2009 Vereniging Redt de Kaloot Foto’s zijn van de auteur tenzij anders gemeld. 26
9 WCT WESTERSCHELDE CONTAINER TERMINAL
MEMO Aan
:GedeputBerde Staten en RwincideStaten van Zeehnd
Van
:Dagelijksbesîuw van Zeeland Seapdc
Datum :9 oktober 2009 Betreft : Hoofdpunten Mlieu EfíedRapport Westemhekk ContainerTmW (MER WCT)
Een verantwoorde inpassing van de WCT in de natuumke omgeving en het achtertand is mogelijk en leidt niet tot grote of onoplosbam knelpunten l.
Nut en noodzaak Westerschelde Container Terminal
Zeeland Seaports heeft een belangrijke rol in de regio als economische motor. De markt voor de overslag van containers kent al jaren een sterke groei en de verwachtingen zijn ook voor de toekomst dat deze groei voortzet. De huidige terugval betekent naar verwachting op termijn weliswaar minder extreme groeicijfers als de afgelopen tien jaar maar toch houdt de groei gestaag aan. Om aansluiting te vinden bij de mogelijkheden van de containermarkt onderneemt Zeeland Seaports verschillende initiatieven. Zowel in de haven als daarbuiten worden mogelijke ontwikkelingen uitgewerkt. De voorbereiding van de WCT is gewenst vanwege haar uitzonderlijk goede ligging en natuurlijke kenmerken van de Westerschelde. Bovendien is er een belangrijke klant die de markt op een goede manier kan bedienen. 2.
3.
Planning en procedum 1. MER WCT, Natuurcompensatie en Inpassingsplan Er wordt een integraal MER door Zeeland Seaports en Inpassingsbesluitvan de Provincie voorbereid voor de aanleg en het gebruik van de WCT (MER WCT) en de NatuurcompensatieWCT (MER NC WCT). Beide vormen de basis van het te nemen InpassingsplanWCT en Natuurcompensatie van de Provincie. Er kan volgens planning nog dit jaar worden begonnen met het ter inzage leggen van de conceptontwerpen van het inpassingsplan. Uiteindelijkevaststelling van het Inpassingsplan wordt daarmee niet eerder dan het tweede kwartaal 2010 verwacht. Daarna is er nog een mogelijkheid van bezwaar en beroep. 2. het concept MER WCT deel A (zie hieronder) is volgens afspraak op 18 september jl aangeleverd voor behandeling in het ambtelijk overleg op 23 september as. Het deel B (natuurcompensatie) wordt nageleverd na gereed komen van het richtlijnenadvies van de cie, mer. Het definitieve concept wordt in elk geval nog in oktober vetwacht. 3. volgens de planning die ook bestuurtijk met de provincie is besproken wordt de integrale MER WCT en NC nog dit jaar door GS ter inzage gelegd met het concept ontwerp van het Inpassingsplan. Milieu Effect Rapport A MER WC1 (aanleg en gebruik) I. Achtergrond Het MER WCT geeft aan welke effecten kunnen optreden bij verschillende scenario's voor de ontwikkeling in de havens. Ook de voor het milieu minst gunstige scenario's worden
Hoofdlijnen en conclusies MER WCT ai MER Natuurcompensatie WCT oktober 2009
1/3
daarbij uitgewerkt. Het MER doet daarbij geen uitspraken over de waarschijnlijkheid dat een scenario optreedt, wel wat de effecten in dat geval zouden zijn. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de laatste ontwikkelingen en verwachtingen. Het MER is opgesteld aan de hand van de door de provincie Zeeland vastgestelde richtlijnen. Belangrijke vaste thema's in het MER WCT zijn bijvoorbeeld, geluidbelasting, luchtkwaliteit, verkeer en vervoer, landschap en natuur. ll. Natuur De effecten van de aanleg en gebruik van de WCT op de natuurlijke waarden in het gebied zijn zeer uitvoering en diepgaand onderzocht. De resultaten laten zien dat de effecten niet leiden tot een aantasting van de natuuriijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Westerschelde in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen en dat verbeterdoelstellingen niet worden belemmerd. Ook de toets naar mogelijke andere natuureffecten laten geen onaanvaardbare effecten zien. Ten behoeve van de natuurtoets in het kader van de Nb wet is een Passende Beoordeling gemaakt. Ten behoeve daarvan is een groot aantal aanvullende onderzoeken gedaan die alle mogelijke effecten van de aanleg en het gebruik van de WC7 op de natuurlijke omgeving van soorten en habitats weergeven. Daarbij is gebruik gemaakt van de laatste stand van de wetenschap en de best beschikbare kennis op dit gebied. Er is ondermeer gekeken naar de effecten van geluid (boven en onder water), luchtverontreinigingen licht op flora en fauna in het gebied. Daarbij is ook gekeken naar andere Natura 2000 gebieden waar de effecten van de WCT nog mogelijk merkbaar zouden kunnen zijn, zoals de Oosterschelde en de Brabantse Wal. Door de natuur aan de oostzijde van de WCT een substantiële en toekomstvaste ontwikkeling te geven is het opgeven van een relatief klein areaai aan de westzijde van de WCT aanvaardbaar gebleken. De aanleg van de WCT tegen de Sloehavendam is voor velen de meest logische ruimtelijke invulling en leidt ook tot minder negatieve effecten. De ontwikkeling van extra laagdynamische natuur aan de oostzijde van de WCT is in lijn met de instandhoudingsdoelstellingenvan de Westerschelde en wordt daarom als waardevol beschouwd. De westvariant van de WCT komt, samen met de te ontwikkelen natuur aan de oostkant als voorkeursalternatief uit het MER naar voren. !ll. Verkeer en Vervoer Mede als gevolg van meerdere ontwikkelingen in het havengebied, is een groot aantal berekeningen opnieuw uitgevoerd, rekening houdend met de volledige uitvoering van deze mogelijke ontwikkelingen. Er is op grond van dit worst case onderzoek aangetoond dat er geen normoverschrijding plaats vindt en géén knelpunten worden vetwacht op de A58 als gevolg van de WCT, ook niet als andere ontwikkelingen ook in volle omgang tot stand komen. Ook het onderliggende wegennet is, rekening houdend met reeds in voorbereiding zijnde infrastructuuraanpassingen (Sloeweg, Tunnelweg, Sluiskiltunnel), voldoende toegerust voor de ontwikkelingen die mogelijk worden uitgevoerd in het havengebied. Voor het goederentransport van en naar de haven van Vlissingen Oost rijn de ondernemers en Zeeland Seaports afhankelijk van de capaciteit op de Zeeuwse Lijn. Om de capaciteit in de toekomst te waarborgen heeft het ministerie van VROM een Maatregelenpakket Zeeuwse Lijn vastgesteld met een pakket maatregelen die de bewoners langs het spoor een geluidproductiepiafond(GPP) waarborgt. Dit pakket maatregelen houdt rekening met het aanbod aan treinen, personen- en goederen dat mede in overleg met Zeeland Seaports tot stand is gekomen. Ook de aanleg van de WCT en andere ontwikkelingen is hierin voorzien. De aanleg van de WCT leidt op zichzelf, ook in combinatie met andere mogelijke ontwikkelingen, niet tot een overschrijding van het in het MaatregelenpakketZeeuse Lijn afgesproken GPP. Binnen het maatregelenpakketen het daarin gehanteerde GPP is nog veel ruimte voor groei van het verkeer op de Zeeuwse lijn voorzien. Daarbij is in voldoende mate rekening gehouden met de aanleg van de WCT en andere ontwikkelingen in de Zeeuwse havens in de nabije toekomst.
B. MER Natuurcompensatie WCT I. Achtergrond Op grond van de provinciale invulling van het EHS beleid is Zeeland Seaports verplicht om Hoofdlijnen en conclusies MER WCT en M ER Natuurcompaisatic WCT oktober 2009
Z3
bij aanleg van de WCT zorg te dragen voor voldoende natuurcompensatie. De afgelopen jaren heeft Zeeland Seaports gronden verworven in de Schorerpolder (100% bezit) en de Welzingepolder (ca. 85%) ten behoeve van deze Natuurcompensatie. Voor de inpassing ervan is uiteindelijk in samenspraak met provincie en gemeente gekozen voor een gezamenlijke procedure voor het InpasingsplanWCT en NC. Hiervoor wordt dan ook een MER voorbereid dat bestaat uit een deel Aanleg en gebruik WCT en een deel NatuurcompensatieWCT. 11.
Te ontwikkelen natuur Afhankelijk van de gekozen variant voor de WCT gaat in totaal 105,89tot 129,30 hectare binnen de EHS verloren. Deze opperdakte moet worden gecompenseerd. De Spelregels EHS en het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 geven daarvoor richtlijnen.
De inrichting van het natuurcompensatiegebied is verder uitgewerkt in een Natuurcompensatieplan. Het plangebied voor de natuurcompensatieWCT ligt aan de westzijde van de Sloehavenmond en wordt gevormd door de Schorerpolder en het zuidoostelijk deel van polder Walcheren, het deelgebied Welzinge. Het plangebied is circa 157 hectare groot. Doel van het Natuurcompensatieplanis te voorzien in de compensatie van de aantasting van de EHS als gevolg van de aanleg en het gebruik van de WCT. Er wordt in het kader van het project WCT voorzien in de aanleg van 157 hectare nieuwe natuur, waarvan circa 30 hectare buitendijks en circa 127 hectare binnendijkse natuur. Door de voorgenomen activiteiten verandert het landschap met de daarbij behorende leefgebieden van flora en fauna ingrijpend. De voorgenomen natuurontwikkeling is van invloed op de huidige landschappelijke kenmerken van het plangebied. Ook cultuurhistorische en archeologische waarden in het gebied kunnen mogelijk effecten ondervinden van de voorgestane ontwikkeling. Door de beoogde natuurontwikkelingzal het karakter van het Oudland sterk veranderen ten opzichte van het huidige beeld. Het betreft hier een gebied dat is aangewezen als Betvederegebieden Nationaal Landschap. De voorgenomen ingrepen zijn echter gericht op het benutten en zo mogelijk herstellen van historische kwaliteiten van het Oudland, zoals reliëf, waterdynamiek en infrastructuur. Er is dus sprake van herstel van herkenbaarheid, passend bij de strategie voor dit Belvederegebied. De voorgenomen ontwikkelingen hebben invloed op het huidige grondgebmik in het plangebied. De landbouw zal binnen het plangebied grotendeels verdwijnen en worden beëindigd. Verder heeft het voornemen invloed op de infrastructuur en recreatieve mogelijkheden in en nabij het plangebied. Het plangebied vormt in de toekomst, samen met natuurreservaat Rammekenshoek, Rammekensschor, de westelijke havenpier en het toekomstige natuurgebied Ramrnekenskreken (als compensatie 2de verdieping Westerschelde), 6611 groot natuurgebied.
Hoofdlijnen en conclusies MER WCT en MER Natuurcompensatie WCT oktober 2009