Aantal bedrijfshulpverleners, de organisatie en de zorgplicht
ARBOBESLUIT AFDELING 4 BEDRIJFSHULPVERLENING Artikel 2.16 Definities In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. bedrijfshulpverlener: de door een werkgever op grond van artikel 22 van de wet met bedrijfshulpverleningstaken belaste werknemer; b. bedrijfshulpverlening: de daadwerkelijke uitvoering van de taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening, bedoeld in artikel 23 van de wet, zulks zo nodig in samenwerking met de hulpverleningsorganisaties die bij een ongeval of brand een taak hebben; c. ongeval: een aan een of meer in een bedrijf of inrichting aanwezige werknemers of andere personen overkomen gebeurtenis, niet zijnde brand, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad of direct gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van die werknemers of andere personen doet ontstaan; Staatsblad 1997 60 19 d. hulpverleningsorganisaties: gespecialiseerde organisaties voor hulpverlening die in het kader van de openbare veiligheid of gezondheid opereren. Artikel 2.17 Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening Bij de organisatie van bedrijfshulpverlening wordt ten minste rekening gehouden met de volgende factoren: a. de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf of de inrichting; b. de in het bedrijf of de inrichting aanwezige gevaren en de voor het bedrijf of de inrichting maatgevend geachte brandscenario’s bij de bepaling waarvan rekening is gehouden met eventueel voor het bedrijf of de inrichting door de overheid van toepassing verklaarde uitgangspunten van beveiliging tegen brand; c. het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers en andere personen alsmede de tijdstippen waarop zij aanwezig zijn of plegen te zijn; d. het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij een ongeval of brand niet zelfstandig in veiligheid kan brengen; e. de opkomsttijd en mogelijkheden van brandweer en andere hulpverleningsorganisaties; f. de aanwezigheid van een infrastructuur op het gebied van de arbeidsomstandigheden; g. de mogelijkheid om met andere arbeidsorganisaties samen te werken; h. de inschakeling van externe deskundigen. Artikel 2.18 Operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid 1. De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval of brand, de bedrijfshulpverleningstaken op adequate wijze kunnen worden vervuld en dat na aankomst van hulpverleningsorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan. 2. Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken te vervullen. 3. Indien de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving kunnen worden bedreigd, worden door de betrokken werkgevers op het gebied van de bedrijfshulpverlening zodanige organisatorische maatregelen genomen dat de betrokken bedrijfshulpverleners
bij een ongeval of brand over en weer bijstand kunnen verlenen. Artikel 2.19 Aantal bedrijfshulpverleners 1. Het aantal bedrijfshulpverleners is zodanig dat onder alle omstandigheden de vervulling van de taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening gewaarborgd is. 2. Onverminderd het eerste lid is in een bedrijf of inrichting waar ten hoogste 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers aanwezig. Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is, beschikt deze over doeltreffende middelen om zich bij een ongeval of brand snel in veiligheid te kunnen stellen. 3. Onverminderd het eerste lid zijn in een bedrijf of inrichting waar meer dan 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, in afwijking van het tweede lid, ten minste vijf bedrijfshulpverleners aanwezig. Het tweede lid, laatste volzin, is van toepassing. Staatsblad 1997 60 20 4. Indien werkgevers ter uitvoering van hun taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening gezamenlijke bedrijfshulpverlening organiseren, worden de afspraken dienaangaande schriftelijk vastgelegd. In dat geval worden voor de toepassing van deze afdeling de betrokken bedrijven of inrichtingen als een geheel beschouwd. 5. De werkgevers die afspraken hebben gemaakt als bedoeld in het vierde lid worden geacht aan de verplichtingen op grond van deze afdeling te hebben voldaan, indien de bedrijfshulpverlening voor het geheel van de betrokken bedrijven of inrichtingen gewaarborgd is. Artikel 2.20 Veiligheidsinstructies Ten behoeve van de werknemers zijn voldoende biljetten opgehangen waarop op eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen indien zich een ongeval of brand voordoet. Artikel 2.21 Deskundigheidseisen 1. De bedrijfshulpverleners zijn zodanig opgeleid, dat de bedrijfshulpverlening gewaarborgd is. 2. Bij ministeriële regeling kunnen voor daarbij aan te wijzen categorieën bedrijven of inrichtingen of in verband met bijzondere gevaren, regels worden gesteld met betrekking tot opleiding, deskundigheid en ervaring van bedrijfshulpverleners. Artikel 2.22 Oefening Voor bedrijfshulpverleners worden herhalingscursussen en oefeningen of andere activiteiten georganiseerd waaraan de bedrijfshulpverleners deelnemen. Deze cursussen, oefeningen of activiteiten zijn van een zodanige inhoud en frequentie dat de kennis en vaardigheden van de bedrijfshulpverleners op het voor een adequate bedrijfshulpverlening vereiste niveau gehandhaafd blijven.
Arbobesluit Nota van Toelichting § 2.6.3 Eisen ten aanzien van bedrijfshulpverlen(ing)ers Zoals in paragraaf 2.6.1 al werd opgemerkt, geldt ook ten aanzien van de bedrijfshulpverlening dat de werkgever zorg op maat moet leveren. Bij het vaststellen van het aantal aan te wijzen bedrijfshulpverleners, hun deskundigheid, ervaring en uitrusting moet derhalve rekening worden gehouden met factoren zoals de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf, de daarin aanwezige gevaren, het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers, derden en het aantal personen dat zich bij een ongeval niet zelfstandig in veiligheid kan brengen, alsmede met de beschikbaarheid van brandweer en andere hulpverleningsinstanties zoals ambulancediensten en ziekenhuizen. Deze zogenoemde maatgevende factoren zijn omschreven in artikel 2.17 van dit besluit. Mede aan de hand van de in artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet voorgeschreven risico-inventarisatie en -evaluatie, dient iedere werkgever aldus het voor zijn bedrijf noodzakelijke voorzieningenniveau te bepalen. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de arbodienst, die op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet bij de opstelling van de risico-inventarisatie en -evaluatie betrokken is, dan wel een andere op dit terrein deskundige organisatie. Teneinde een doeltreffend optreden in het kader van de bedrijfshulpverlening te verzekeren moet de werkgever ervoor zorgen, dat degenen die hij belast heeft met de bedrijfshulpverlening in zijn bedrijf, zodra de omstandigheden daartoe aanleiding geven, op adequate wijze invulling geven aan de in artikel 23 van de Arbeidsomstandighedenwet omschreven taken op dit terrein. Artikel 2.18 van dit besluit bevat daartoe doelvoorschriften, die inhouden: – dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval of brand snel en effectief moet kunnen worden opgetreden tot het moment waarop de hulpverlening wordt overgenomen door professionele externe hulpverleningsinstanties zoals brandweer en ambulancediensten; – dat de bereikbaarheid en beschikbaarheid van een voldoende aantal bedrijfshulpverleners te allen tijde gewaarborgd is, en – dat in geval de veiligheid en de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving van het bedrijf kunnen worden bedreigd, de betrokken werkgevers zodanige organisatorische maatregelen op het Staatsblad 1997 60 254 terrein van de bedrijfshulpverlening nemen, dat de betrokken bedrijfshulpverleners over en weer bijstand kunnen verlenen. Van belang voor een effectief optreden op het terrein van de bedrijfshulpverlening is de beschikbaarheid van een voldoende aantal bedrijfshulpverleners. Uitgaande van het zorg op maat-principe is dit aantal in ieder geval afhankelijk van de in artikel 2.17 van dit besluit genoemde factoren, doch moet ten minste voldoen aan de in artikel 2.19 vastgestelde minimumnormen ter zake. Bedoelde getalsnormering is als volgt opgebouwd: – in een bedrijf waar normaal ten hoogste 50 werknemers werkzaam zijn moet ten minste één bedrijfshulpverlener beschikbaar zijn. Hierbij zij opgemerkt, dat op grond van artikel 23b van de Arbeidsomstandighedenwet, de werkgever die een natuurlijk persoon is met niet meer dan 15 werknemers, de bedrijfshulpverleningstaken zélf mag vervullen, indien hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om die taken naar behoren te vervullen. In bedrijven waarin sprake is van alleen-werkzame werknemers zoals vertegenwoordigers, thuiswerkers en agrariërs, worden maatregelen getroffen om de betrokken werknemers in staat te stellen zichzelf in geval van nood snel in veiligheid te kunnen brengen dan wel hulp in te roepen; – bedrijven waarin normaal gesproken niet meer dan 250 werknemers
werkzaam plegen te zijn moeten beschikken over ten minste één bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers. Nader uitgewerkt betekent het bovenstaande voor bedrijven met: – < 50 werknemers: ten minste één bedrijfshulpverlener; – 50 < 100 werknemers: ten minste twee bedrijfshulpverleners; – 100 < 150 werknemers: ten minste drie bedrijfshulpverleners; – 150 < 200 werknemers: ten minste vier bedrijfshulpverleners; – ≥ 200 werknemers: ten minste vijf bedrijfshulpverleners. Bedrijven met 250 of meer werknemers zouden volgens deze norm ten minste zes bedrijfshulpverleners moeten hebben. Artikel 2.19, derde lid, van het besluit bepaalt evenwel, dat boven 250 werknemers het aantal bedrijfshulpverleners op ten minste vijf gehandhaafd blijft. In de praktijk zal het voorgeschreven minimumaantal van vijf bedrijfshulpverleners met het oog op een goede vervulling van de bedrijfshulpverleningstaken veelal hoger liggen. De complexiteit van een bedrijf neemt immers toe naarmate er in dat bedrijf meer werknemers aanwezig zijn. Bij het bepalen van het precieze aantal bedrijfshulpverleners in deze bedrijven kan de met betrekking tot artikel 2.19 gehanteerde 2%-norm als vuistregel worden gehanteerd, dat wil zeggen steeds één bedrijfshulpverlener per 50 aanwezige werknemers. Voor bedrijven met meer dan 1000 werknemers ligt een 1%-norm meer in de rede. Benadrukt wordt, dat bij het bepalen van het aantal bedrijfshulpverleners gekeken moet worden naar het aantal werknemers en andere personen dat normaal gesproken in het bedrijf aanwezig is. In de artikelsgewijze toelichting wordt op dit aspect nader ingegaan. In de onderhavige afdeling zijn slechts algemene eisen ten aanzien van de deskundigheid van bedrijfshulpverleners opgenomen. In de praktijk zullen deze namelijk van bedrijf tot bedrijf verschillen, al naar gelang de aard, de omvang en de risico’s in het bedrijf. Ook hier is dus het zorg op maat-principe van toepassing. Met inachtneming van de factoren als bedoeld in artikel 2.17 van dit besluit, zal de werkgever zelf moeten bepalen over welke deskundigheid zijn bedrijfshulpverleners moeten beschikken. Zoals reeds eerder in deze paragraaf werd opgemerkt kan de werkgever zich hierover laten adviseren Staatsblad 1997 60 255 door een arbodienst dan wel een andere op dit terrein deskundige organisatie. Het ligt vooralsnog niet in het voornemen om allesomvattende eisen op dit terrein te formuleren. De verwachting is dat werkgevers en opleidingsinstituten gezamenlijk voor goede opleidingen en opleidingsfaciliteiten zullen zorgdragen. Afhankelijk van de resultaten daarvan zal bezien worden of nadere regels ter zake alsnog nodig blijken. Wel heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brochure «Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening» uitgegeven, die is bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over de minimaal vereiste vaardigheden en kennis die een bedrijfshulpverlener moet beheersen. Een effectieve taakvervulling op het terrein van de bedrijfshulpverlening is mede afhankelijk van de aanwezigheid en het onderhoud van een voldoende en doelmatige uitrusting ter zake zoals reddingsmaterieel, persoonlijke beschermingsmiddelen, brandblusapparatuur en EHBO-voorzieningen. Zoals in deze paragraaf reeds is opgemerkt geldt ook hier het zorg op maat-principe; de werkgever zal derhalve mede op grond van de risico-inventarisatie en -evaluatie, de in artikel 2.17 van dit besluit genoemde factoren en het op basis daarvan vastgestelde aantal bedrijfshulpverleners, het juiste voorzieningenniveau met betrekking tot de uitrusting moeten bepalen. Zo zal het bijvoorbeeld in de havens noodzakelijk zijn dat brancards beschikbaar zijn die aan een kraan kunnen worden bevestigd.
In deze afdeling zijn geen nadere regels gesteld met betrekking tot de uitrusting. Wel wordt in dit verband gewezen op artikel 3.25 van dit besluit, op grond waarvan – afhankelijk van de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren in het bedrijf – voldoende eerste-hulpposten zijn voorgeschreven, alsmede op de ten aanzien van de winningsindustrieën in dagbouw in artikel 3.35 opgenomen bepaling, dat in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestaat, doelmatige reanimatie-apparatuur beschikbaar is.
Arbobesluit Nota van Toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 2.17 (Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening) Dit artikel bevat de factoren, waarmee de werkgever ten minste rekening moet houden bij de organisatie van de bedrijfshulpverlening in zijn bedrijf. De werkgever moet daarnaast rekening houden met de specifieke eigen bedrijfsomstandigheden. Onder verwijzing naar de toelichting bij artikel 1.1, zesde lid, van dit besluit betreffende de omschrijving van het begrip bedrijf of inrichting, dient daarbij tevens rekening te worden gehouden met werknemers die op andere dan binnen gebouwen of terreinen van het bedrijf gesitueerde arbeidsplaatsen werkzaam zijn. De wijze waarop in deze situaties aan de onderhavige regelgeving moet worden voldaan, kwam reeds ter sprake in paragraaf 2.6.5. Elk van de hierbedoelde factoren kan consequenties hebben voor het aanwijzen van bedrijfshulpverleners boven de voorgeschreven minimum-aantallen, de opleiding van de bedrijfshulpverleners en de ter beschikking te stellen uitrusting en hulpmiddelen voor de bedrijfshulpverlening. Onder b. Met de in dit artikelonderdeel bedoelde uitgangspunten van beveiliging tegen ongevallen wordt verwezen naar de brandbeveiligingsconcepten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet kan van de systematiek van deze brandbeveiligingsconcepten gebruik worden gemaakt. De brandbeveiligingsconcepten geven een samenhangend en helder beeld van de in een bedrijf te treffen brandbeveiligingsmaatregelen en voorzieningen. Het gaat daarbij om maatregelen die, zoals de werkgeversvertegenwoordigers in de SER terecht opmerken, het risico van het ontstaan van het betreffende gevaar zoveel mogelijk beperken. In 1994 zijn brandbeveiligingsconcepten verschenen voor onderwijsgebouwen, cellen en celgebouwen, woningen en woongebouwen en gezondheidszorggebouwen. In 1995 zijn concepten verschenen voor gebouwen met een publieksfunctie zoals bijeenkomst-, horeca, sport, station- en winkelgebouwen, alsmede voor industriegebouwen, kantoorgebouwen, logiesgebouwen en voor bijzondere woonvormen. Onder c. De bedrijfshulpverlening moet ten minste worden afgestemd op het aantal werknemers en derden dat in een bepaald tijdvak in het bedrijf of de inrichting aanwezig is of pleegt te zijn. Bij seizoensgebonden arbeid zal een werkgever gedurende een bepaalde periode veel werknemers hebben en gedurende een andere periode weinig, terwijl bij ploegendiensten steeds maar een deel van het totale personeel aanwezig is. Bij derden kan gedacht worden aan de aanwezigheid van schoonmaakploegen in de avonduren, aan werknemers van contracters/subcontracters casu quo onderaannemers, aan leerlingen, patiënten en aan bezoekers van bijvoorbeeld warenhuizen en musea. Het benodigde aantal bedrijfshulpverleners zal als gevolg van dergelijke omstandigheden dus kunnen wisselen. Onder d. In dit onderdeel is voorgeschreven, dat bij de organisatie van de bedrijfshulpverlening ook rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van personen die zich bij een ongeval of brand niet zelfstandig in veiligheid kunnen brengen. In bijvoorbeeld bejaardenoorden, ziekenhuizen, gevangenissen of publiekstoegankelijke gebouwen zoals theaters en bioscopen, hebben – naast de werkgever – ook de werknemers als bedrijfshulpverleners een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van deze niet-zelfredzame personen. De ervaring leert dat bij een ongeval of brand, het personeel dat direct in de buurt van deze personen is, direct te hulp zal schieten en niet zal wachten totdat een volledige bedrijfshulpverleningsploeg ter plaatse is. Als dit personeel dan niet zou weten hoe te handelen, zouden extra gevaren ontstaan, ook voor henzelf. Om die reden moeten deze werknemers in hun hoedanigheid van bedrijfshulpverleners een specifieke deskundigheid bezitten en over een specifieke uitrusting beschikken om op veilige wijze hulp te kunnen verlenen aan de hierbedoelde categorie van personen. Onder e. Gedoeld wordt op externe (professionele) hulpverleningsorganisaties zoals brandweer, ambulancediensten en ziekenhuizen. In verband met de voorpostfunctie van de bedrijfshulpverlening is het van belang om tijdig en vooraf met de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties afspraken te maken over de wijze waarop deze moeten worden gewaarschuwd en kunnen worden bijgestaan. Onder f. Op grond van dit artikelonderdeel mag bij de organisatie van de bedrijfshulpverlening rekening worden gehouden met de in een interne of externe (arbo)dienst aanwezige deskundigheid dienaangaande.
De deskundigen van deze diensten behoeven daarbij niet als bedrijfshulpverleners te worden aangewezen. De inschakeling van deze diensten ten behoeve van de bedrijfshulpverlening moet op grond van artikel 23c, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wel schriftelijk worden vastgelegd. Onder g. Op grond van dit onderdeel bestaat de mogelijkheid om met andere bedrijven samen te werken op het terrein van de bedrijfshulpverlening. Deze samenwerking kan bijvoorbeeld resulteren in een gezamenlijke bedrijfshulpverleningsorganisatie als bedoeld in artikel 2.19, vierde lid, van dit besluit. Onder h. Dit onderdeel biedt de mogelijkheid tot inschakeling van externe deskundigen bij de uitvoering van bepaalde bedrijfshulpverleningstaken. De permanente vervulling van de desbetreffende taken dient daarbij uiteraard verzekerd te zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een permanent aanwezige bewakingsdienst in een bedrijf die is ingehuurd door de werkgever.