Preek van 31 augustus 2014 gehouden in ‘De Morgenster’ in Papendrecht door Piet van Die
AAN DE ZOMEN VAN HET LICHT Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God (Psalm 71,18) Zegen Soms zegt een bezoeker van buitenaf weleens: ‘Wat zijn er veel oudere mensen in jullie kerk!’ ‘Gelukkig wel,’ zeg ik dan. Want de ouderdom is een zegen. Ouderen kunnen misschien in onze samenleving weleens het idee krijgen dat zij een last zijn. Bijna elke dag moeten ze horen dat de vergrijzing zorgt voor toenemende druk in de zorg en op de pensioenen. En dergelijke ontwikkelingen moet je natuurlijk niet verdoezelen. Maar laten we vooral de zegen benadrukken. De gemiddelde levensverwachting in Nederland is binnen honderd jaar verdubbeld. Dat heeft onder andere te maken met de daling van zuigelingsterfte. Maar we worden gemiddeld genomen ook ouder. Naar Bijbelse begrippen zijn wij dan ook nog maar een paar stappen verwijderd van de ideale wereld. De profeet Jesaja schetste de nieuwe wereld van God met de volgende worden: ‘Geen zuigeling zal daar meer zijn die slechts enkele dagen leeft, geen grijsaard die zijn jaren niet voltooid, want een kind zal pas als honderdjarige sterven.’ Jesaja zou dan ook vandaag zijn ogen uitkijken. Het rijk van God lijkt binnen handbereik! Veel ouderen bij ons? Ja, wat een zegen! Tobben Toch is het oud-zijn zelf niet altijd de meest vreugdevolle levensfase. Hoe zeggen we het ook alweer? ‘Je wordt wel ouwer maar niet gouwer’. Of: ‘De ouderdom komt met gebreken.’ Of nog zo één: ‘Je wilt wel oud worden, maar oud zijn is een ander verhaal.’ Het zijn natuurlijk algemeenheden. Ze gaan niet voor iedereen op. Maar het zijn niet voor niets algemeenheden geworden. Door de bank genomen kloppen ze. Het ouder-worden is een periode van achteruitgang. Je zintuigen worden minder. Het lijf wordt strammer. Je maakt
1
de gang naar de apotheker wat vaker. Je bent op een zeker moment toe aan een rollator. En op den duur kan het zelfs regelrecht tobben worden. In een van mijn vorige gemeenten zei een hoogbejaard gemeentelid op een zeker moment: ‘Dominee, ik vind dit de aller-moeilijkste levensfase.’ Ik weet nog hoe ik stil viel. Ik wist hoeveel de man al had meegemaakt in zijn leven. Maar de pijn waarmee het oud-zijn gepaard kan gaan overtrof kennelijk alles. Een goeie ouwe dag? In vroeger tijden sprak men over de ouderdom als ‘de kwade dag’. En dat kan het inderdaad worden. Eenzaamheid Jaren geleden las ik een boekje van de toen hoogbejaarde Kees Rijnsdorp. Het ging over de ouderdom en had de prachtige titel ‘Lage zon, lange schaduwen’. De ouderdom wordt er in voorgesteld als een zonsondergang. De lage zon zorgt voor prachtige kleuren, maar de schaduwen worden steeds dieper en langer. Een van die schaduwen is de eenzaamheid. Rijnsdorp schreef daar zo indringend over dat ik er een stukje uit wil citeren: De eenzaamheid werpt een schaduw, die alleen maar verdwijnt als je geconcentreerd met iets bezig bent. Want wat kan de oude mens, die niets meer omhanden heeft, doen? Hij staat voor het dilemma die tijd te doden, ontspannenderwijs, of te gebruiken, in werk van welke aard dan ook. Doe je geen van beide, dan word je de gevangene van je verleden. En aangezien het verleden onherroepelijk en onomkeerbaar is, krijg je het volgende. De goede dingen kunnen niet worden teruggeroepen, maar de kwade dingen zijn, als je eraan denkt, nog even destructief werkzaam als toen ze plaatsvonden. Rijnsdorp wees er ook op dat ouderen in de ban kunnen zijn van verdriet dat ze niet meester kunnen worden. Veel weduwen en weduwnaars zijn ontredderd. Het hebben van kinderen en kleinkinderen kan vreugde geven, maar er zijn ook kinderloze echtparen en ouderen die nooit getrouwd zijn. Aanvechtingen Maar het geloof dan? Geeft dat geen troost? Rijnsdorp – zelf een vroom man – sprak van een vloedgolf van welgemeende stichtelijkheid. Maar hij verzuchtte: ‘Hoe anders klinken zulke overwegingen als je er zelf vóór staat!’ 2
Ik merk het zelf ook in gesprekken met ouderen: de ouderdom kan een periode van heftige aanvechtingen worden. Ik zal toch niet dement worden? Heb ik het wel goed gedaan in mijn leven? Heb ik niemand tekort gedaan? Deed ik het wel goed in de geloofsopvoeding van de kinderen? Ik ben mijn hele leven naar de kerk geweest, maar nu het erop aankomt merk ik er weinig van. Zal ik er dan straks wel komen? Dat zijn zomaar wat vragen die in een zichzelf aanklagend hart kunnen opkomen. Lastig! En toch zijn die aanvechtingen er, denk ik, niet voor niets. Ze zijn een stadium waar je misschien doorheen moet. Je moet de balans opmaken. Dat is een noodzakelijke fase in wat ik maar noem: een soort vervellen - de oude huid moet plaatsmaken voor een nieuwe. Aanvechtingen zijn soms niets anders dan de geboorteweeën van een hernieuwd geloof. Het geloof is niet een soort bos sleutels die je op zak hebt. Geloof is iets levends. Het wordt gekleurd door de levensfase waarin je je bevindt. Elke nieuwe levensfase kleurt het geloof opnieuw in met wat je nodig hebt om die levensfase te volbrengen. Dat gaat vaak niet zonder schokken. Dat was ook de ervaring van de dichter van Psalm 71. God kan er inkomen In deze Psalm komt een oudere aan het woord. Zijn hele leven heeft hij geleefd met God. Door ups en downs, door veel lief en leed heen, heeft hij God leren kennen als een rots. Maar nu zijn er vijanden. Hij gebruikt er verschillende worden voor: schurken, onderdrukkers, tegenstanders. Wie zijn het? Erg concreet wordt hij niet. Maar waarom zou je niet denken aan die boze gedachten waar Rijnsdorp het ook al over had? Het kan spoken in een mensenhoofd. Gedachten kunnen je ‘kwellen, vervolgen en ontstellen’ (Nicolaas Beets). Herinneringen kunnen je onrustig maken. Je eigen gedachten kunnen zich tegen je keren. Aanvechtingen – het woord zegt het al: ze vechten je aan. Juist als je op je kwetsbaarst bent. Dat kan je eenzame momenten opleveren. Momenten waarop je het gevoel hebt dat ook God ver weg is. Of zelfs afwezig. De dichter van Psalm 71 kende die ervaring. Dat is in ieder geval al een troost. Het laat zien: zo gek is het dus niet. Het staat zelfs in de Bijbel. Dat betekent: God kan er inkomen. Wij hoeven ons dus niet groter of geloviger voor te doen dan we zijn. Aanvechtingen zijn een legitieme fase op de weg van het geloof. Er 3
is een militant soort calvinisme dat dit anders ziet. Het ziet aanvechtingen vooral als zwakheid. Maar dat soort calvinisme heeft de Bijbel niet aan zijn zijde. Integendeel, de twijfel en de wanhoop krijgen er stem. En die stem mag ouderen van vandaag de durf geven voor een taal die hen soms zelf ontbreekt. ‘Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God.’ Tegoed Maar Psalm 71 geeft niet alleen stem aan de aanvechting of de wanhoop, hij geeft ook stem aan de hoop op een hernieuwde band met God. ‘Laat mij herleven, laat mij herrijzen uit de diepte.’ Dat kan dus kennelijk ook nog als je oud bent. De ouderdom is niet de levensfase van: nu hebben we alles gehad, nu valt er niets meer te verwachten, voor mij zit er niets meer in het vat. Nee, ons geloof kan zich blijven vernieuwen – tot op zeer hoge leeftijd. Die gedachte kom je meer tegen in de Bijbel. Paulus schreef bijvoorbeeld dat het verval van de uiterlijke mens kan samengaan met een vernieuwing van de innerlijke (2 Kor. 4,16). En een ander Psalm (103) die gaat over de vergankelijkheid van de mens, benadrukt dat onze jeugd zich kan vernieuwen als die van een adelaar. De ouderdom is niet alleen een periode van neergang, maar kan ook een periode zijn van groei. Groei in geloof en overgave. Op een van de posters van Loesje (posters met prikkelende teksten) stond: ‘De vergrijzing: de collectieve levenswijsheid is groter dan ooit.’ De ouderdom is dus niet een periode van tekort, maar van tegoed. Een tegoed aan levenswijsheid, maar ook van geloofsvertrouwen. Van zegen dus, zoals ik in het begin zei. Raken aan het licht Op hoge leeftijd gekomen, schreef Ida Gerhardt een gedicht getiteld ‘Grensgebied’. Het gaat over het licht van een vuurtoren dat ronddraait en dat zij ’s nachts telkens ziet gaan over haar huis. Dat licht wordt een symbool voor het licht van de overzijde van het leven. Het gedicht eindigt zo: En volgend deze ronde in de nacht, de cirkeling der wiggen om hun as, (…) besef ik dit wijlen aan de grens 4
het raadsel van de hoge ouderdom: het prijsgegeven zijn en alreeds vrij. Het raken aan de zomen van het licht. Het raken aan de zomen van het licht – een prachtige zin met een dubbele betekenis. Raken aan – dat betekent: in de buurt komen van het licht van Gods wereld. Maar het kan ook betekent: het reeds aanraken van of aangeraakt worden door het licht van de overkant. Het is de uiting van een gerijpt geloof. Een geloof dat gelouterd is van al het overbodige. Een geloof dat is toegerust voor de laatste overtocht. Dat geloof wens ik u en mezelf toe als we komen in het grensgebied van het leven.
5
6