levensverwachting betrokken positief
bewustzi
bouwen werken
verbonden
kennis persoonlijk
kennis
overzicht
realism
ekomst
dekkingsgraad
toeko
wat is mijn
situatie?
oppervlakkig
aan
bewustzijn
collectief bewustwording
bouwen
economie
collectief verbonden betrokkenheid
betrokken
concreet
belangstelling
vanzelfsprekend maatschappelijk debat
betrokken
belang hebbenden
situatie
kennis
kennis
inzicht
bewustwording
vergrijzen
positief
ewustzijn
econ
bew
dekkingsgraad bouwproces
heb
Bouwen aan bewustzijn Jaarverslag 2010
Inhoudsopgave Jaarverslag 2010 Algemeen Organisatie
7 9
Voorwoord van het bestuur
12
Kerncijfers 2006-2010
14
Fondsactiviteiten in 2010
16
Overige (externe) ontwikkelingen
23
Uitvoering van de regeling
26
Communicatie naar deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers
28
Inspraak en klachten
30
Fondsreserves en dekkingsgraad
32
Toereikendheid
35
Premie en toeslagverlening
39
Beheersing van de risico’s
45
Beleggingsbeleid
53
Beleggingsresultaten
57
Wijzigingen van statuten, reglementen en de verplichtstelling
59
Rapportage van de Raad van Toezicht
61
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
62
Jaarrekening 2010 Geconsolideerde balans per 31 december 2010
66
Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2010
67
Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2010
68
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
69
Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2010
75
Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2010
91
Enkelvoudige balans per 31 december 2010
96
Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2010
97
Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2010 Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten over 2010
98 100
Overige gegevens Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
104
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
105
Actuariële verklaring
106
Bijlagen Bijlage 1: Bestuursleden
110
Bijlage 2: Bestuurlijke commissies
113
Bijlage 3: Begrippen en afkortingen
114
Colofon
118
5
vandaag kennis
opbouwen
morgen
Algemeen Het fonds Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) is opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Vertegenwoordigers van deze organisaties vormen samen het bestuur van het fonds. Het fonds heeft een sterke ambitie. Het stelt alles in het
Bouwnijverheid
werk om werknemers en gepen-
sioneerden in de bouwnijverheid
De bouwnijverheid
een solide pensioen te bieden.
bestaat voor
Tegen een betaalbare premie.
bpfBOUW uit de
En welvaartsvast.
volgende sectoren: • Bouwbedrijf;
Sinds 2006 is de hoogte van
• Timmerindustrie;
het pensioen afhankelijk van
• Afbouw;
het gemiddeld verdiende loon.
• Natuursteenbedrijf.
Daarnaast bepaalt het fonds elk jaar of er toeslag wordt verleend. Solidariteit De pensioenregeling van bpfBOUW is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen. Het premiepercentage voor de middelloonregeling is daar een goed voorbeeld van. Dit is namelijk voor iedere deelnemer even hoog. Het fonds maakt geen onderscheid tussen de omvang van een onderneming of het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de werknemer. Keuzevrijheid Alle deelnemers van het fonds bouwen op gelijke wijze hun pensioenaanspraken op. Zij hebben echter zelf in enige mate invloed op hoe ze deze aanspraken laten uitbetalen. En wanneer ze dat laten doen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen uitruilen. Ze kunnen het pensioen eerder of later dan hun 65e laten ingaan. En ze kunnen het pensioen in hoogte laten variëren.
7
aandacht bewustzijn kennis
toekomst
8
Organisatie BpfBOUW heeft een aantal organen:
Deelnemersraad
• het bestuur;
De deelnemersraad heeft twaalf leden. De leden van de deel-
• de deelnemersraad;
nemersraad vertegenwoordigen op evenredige wijze de actieve
• de Raad van Toezicht;
deelnemers en de gepensioneerden in de bouwnijverheid.
• het verantwoordingsorgaan; • de beleggingsadviescommissie.
De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over aangelegenheden die het fonds aangaan. De deel-
Het fonds heeft de volgende taken uitbesteed:
nemersraad moet in ieder geval in de gelegenheid worden
• de administratie en het vermogensbeheer;
gesteld advies uit te brengen over de volgende voorgenomen
• het secretariaat.
besluiten: • het nemen van maatregelen van algemene strekking;
Bestuur
• de wijziging van statuten en reglementen;
Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit veertien leden: zeven van
• de vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening,
werkgeverszijde en zeven van werknemerszijde. De organisaties
de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) en het
die het bedrijfstakpensioenfonds hebben opgericht, hebben de
langetermijnherstelplan;
leden voorgedragen. De leden zijn benoemd door het bestuur.
• de vermindering van verworven pensioenaanspraken en
Samenstelling van het bestuur ultimo 2010
• de vaststelling en wijziging van het toeslagbeleid;
rechten bij art 134 PW; • de gehele of gedeeltelijke overdracht of overname van verWerkgeversbestuursleden
plichtingen van het fonds;
Ing. H. de Pagter (Bouwend Nederland, vereniging van bouw-
• de liquidatie van het fonds;
en infrabedrijven), voorzitter
• het sluiten en beëindigen van uitvoeringsovereenkomsten;
Drs. L.C.A. Scheepens, fungerend secretaris (Bouwend
• het terugstorten van premie of het geven van premiekorting.
Nederland, vereniging van bouw- en infrabedrijven) Ing. G.J.P. Bot (Bouwend Nederland, vereniging van bouw- en
Het bestuur moet het advies aan de deelnemersraad op een
infrabedrijven)
zodanig tijdstip vragen dat het nog van wezenlijke invloed kan
Mr. J.M. Douma, (Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten)
zijn op de besluitvorming door het bestuur.
Ing. H. Klein Poelhuis (Bouwend Nederland, vereniging van bouw- en infrabedrijven)
In het verslagjaar is de deelnemersraad viermaal bijeengekomen:
G.F.M.B. Raessens MBA (Bouwend Nederland, vereniging van
op 25 februari 2010, 10 mei 2010, 30 augustus 2010 en
bouw- en infrabedrijven)
1 november 2010.
Mr. drs. F.Th.M. Rohof CPL (FOSAG-NOA) Samenstelling van de deelnemersraad ultimo 2010 Werknemersbestuursleden Mr. J.W.M. Kerstens, fungerend voorzitter (FNV Bouw)
Leden deelnemersraad namens gepensioneerden
Ing. L. Elzinga, secretaris (FNV Bouw)
W. Stoeltie, voorzitter (FNV Bouw)
W.J. van Houwelingen (FNV Bouw)
P.G. Kuiper, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw)
G. Lokhorst (CNV Vakmensen)
C. de Jong (CNV Vakmensen)
Drs. M.B. van Veldhuizen (FNV Bouw)
M.H. Meijers (FNV Bouw)
C. van der Veer (FNV Bouw)
W. Oorburg (FNV Bouw)
A.A. van Wijngaarden (CNV Vakmensen)
J.A. van Wijk (FNV Bouw) Leden deelnemersraad namens actieve deelnemers T.J.M. Meulemans, secretaris (CNV Vakmensen) H.L.Th.A.C. van Ekert (FNV Bouw) D.H. Jansen (FNV Bouw) J. van der Niet (CNV Vakmensen) T. Oude Hesselink (FNV Bouw) F.A.M. Sterks (FNV Bouw)
9
Raad van Toezicht De Raad van Toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te
Samenstelling van het verantwoordingsorgaan
houden op het bestuur. De raad ziet toe op de besluitvormings-
ultimo 2010
processen van het bestuur en de wijze waarop het bestuur goed bestuur waarborgt.
Werkgeversleden C.A.J. Bastiaansen, voorzitter (Bouwend Nederland,
De Raad van Toezicht adviseert het bestuur daarom desge-
de vereniging van bouw- en infrabedrijven)
vraagd of uit eigen beweging over de beoordeling van:
J. Ariës (Algemene Bond van Natuursteenbedrijven)
• de beleids- en bestuursprocessen;
A. Boot (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en
• de checks & balances binnen het fonds;
infrabedrijven)
• de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
A.F.J. de Vries (Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven
• de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s, in het
Nederland)
bijzonder die op de langere termijn. Werknemersleden Samenstelling van de Raad van Toezicht ultimo 2010
H.L.Th.A.C. van Ekert, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw)
G. Goris, voorzitter
J.M. Camue (CNV Vakmensen)
H.M. Geukers
D.H. Jansen (FNV Bouw)
H.J.P. Penders
F.A.M. Sterks (FNV Bouw)
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te
Leden namens gepensioneerden1 P.G. Kuiper (FNV Bouw)
geven over het handelen van het bestuur. Het verantwoordings-
W. Stoeltie (FNV Bouw)
orgaan doet dit aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening
J.A. van Wijk (FNV Bouw)
en andere informatie. Het oordeel wordt elk jaar in het jaarverslag opgenomen, samen met de reactie van het bestuur erop.
Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over de
Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur verder des
jaarlijkse beleggingsplannen van de vermogensbeheerders van
gevraagd of uit eigen beweging over:
het fonds. Ook adviseert de commissie het bestuur over het in
• de vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor
de toekomst gewenste beleggingsbeleid.
bestuursleden; • de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
Samenstelling beleggingsadviescommissie ultimo 2010
• de wijziging van zijn eigen beleid;
Prof. Dr. R.G.C. van den Brink, voorzitter
• de wijziging van het reglement van de klachtencommissie;
Dr. F.J. Ballendux
• de vaststelling en wijziging van het communicatie- en
Drs. ir. W. Borgdorff MRE2 Drs. R. Buck
voorlichtingsbeleid van bpfBOUW. De leden van het verantwoordingsorgaan vertegenwoor
Administratie
digen de werkgevers, werknemers en gepensioneerden in de
De administratie van het fonds is opgedragen aan
bouwnijverheid.
Cordares. Eind 2010 waren voor de pensioenadministratie verantwoordelijk: Dr. A.W.I.M. van der Wurff, voorzitter Directieraad Cordares M.J. Weerman, statutair directeur Cordares Pensioenen bv
1
Eind 2010 had het verantwoordingsorgaan één vacante positie. Deze is op 14 maart 2011 ingevuld door de heer T.J.M. Meulemans (namens CNV Vakmensen).
2
De heer Borgdorff is primo 2011 uit de beleggingsadviescommissie. Zijn plaats is ingenomen door de heer drs. L.K. Dijkstra.
10
Vermogensbeheer Per 1 januari 2010 is het vermogensbeheer van het fonds, met uitzondering van het vermogen in vastgoed, opgedragen aan APG Investment Services nv. Eind 2010 waren voor het vermogensbeheer de navolgende directieleden van APG Investment Services nv verantwoordelijk: A.N. van den Berg, statutair directeur APG Investment Services nv Drs. B.K. Roeloffs, statutair directeur APG Investment Services nv Mr. Drs. R.W. Wuijster, statutair directeur APG Investment Services nv Vastgoed Het beheer van het vermogen in vastgoed is opgedragen aan Bouwinvest Real Estate Investment Management bv. Bouwinvest Real Estate Investment Management bv (hierna: Bouwinvest) is voor honderd procent een dochteronderneming van bpfBOUW. Eind 2010 waren voor het beheer van het vermogen in vastgoed verantwoordelijk: D.J. van Hal RBA, statutair directeur Drs. R.A. Vroom, statutair directeur Adviseurs Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs. Zij adviseren het bestuur op actuarieel, juridisch en fiscaal gebied. Adviserend actuaris R.M. Schoutsen AAG, Cordares Certificerend actuaris Aon Hewitt Accountant Ernst & Young Accountants LLP Secretariaat Technisch Bureau Bouwnijverheid De stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid ondersteunt het bestuur van bpfBOUW.
11
Voorwoord van het bestuur Bouwen aan bewustzijn Het jaar 2010 bleek wederom een turbulent jaar voor pensioe-
van nieuwe cijfers over de gemiddelde levensverwachting in
nen en pensioenfondsen. Terwijl 2009 vooral in het teken stond
Nederland. Daaruit bleek dat we in Nederland steeds langer
van herstel na het losbreken van de financiële crisis, kregen
leven. Dat is goed nieuws, maar de nieuwe sterftegrondslag
de Nederlandse pensioenfondsen in 2010 opnieuw te maken
leidde ook eenmalig tot een verhoging van de pensioen-
met teleurstellende resultaten. Ditmaal waren het echter niet de
verplichtingen. Doordat mensen gemiddeld langer leven,
beleggingen die zorgden voor dalende dekkingsgraden. Dat ble-
moet bpfBOUW immers ook langer pensioen uitbetalen.
ken in 2010 vooral de dalende rente en de gestegen levensverwachting te zijn. Beide oorzaken legden zware druk op de
De hiernavolgende figuur geeft de ontwikkeling van de
financiële posities van de Nederlandse pensioenfondsen. Dat
dekkingsgraad in 2010 weer.
leek er zelfs toe te leiden dat een aantal pensioenfondsen moest overgaan tot het nemen van kortingsmaatregelen. Gelukkig bleek dat aan het einde van het jaar vooralsnog niet het geval.
120%
Maar de discussie over de houdbaarheid en de betaalbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel was daarmee niet ten einde. De ontwikkelingen in het verslagjaar maakten duidelijk dat
115%
een herziening van het pensioenstelsel onvermijdelijk is. 110%
Geen korting, maar ook geen toeslag BpfBOUW heeft niet moeten besluiten de (opgebouwde) pensioenen te verlagen. Toch bleef het fonds niet gevrijwaard van
105%
financiële tegenvallers. Daar waar het fonds per 1 januari 2010 nog een gedeeltelijke toeslag kon verlenen, moest bpfBOUW
100%
zijn deelnemers en pensioengerechtigden aan het einde van 2010 teleurstellen. Ook de premie moest verhoogd worden. Op
fonds vielen overigens niet tegen. Over het gehele jaar behaalde bpfBOUW een positief beleggingsrendement van 10,0 procent.
10 c-
de
0
10 v-
no
10
t-1
p-
ok
se
0
10 g-
au
10
l-1 ju
nju
0
10 ei-
m
10
r-1
rt-
ap
m
0
10 b-
fe
09
-1
c-
jan
graad ongeveer 103 procent. De beleggingsresultaten van het
95%
de
het moment dat het bestuur dit besluit nam, was de dekkings-
1-1-20081-2-2008 1-3-20081-4-2008 1-5-2008 1-6-2008 1-7-20081-8-20081-9-2008 1-1-2009 1-10-2008 1-11-2008 1-12-2008
Dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
Daardoor steeg de waarde van de beleggingen van het fonds. Schommelingen in rente leiden tot fluctuerende dekkingsgraad
Versobering van pensioenregelingen nodig?
Ondanks de goede beleggingsresultaten zakte de dekkings-
De schommelingen in de rente en de stijging van de levensver-
graad van het fonds in augustus weer kortstondig onder 100
wachting waren voer voor de discussie over de houdbaarheid
procent. Dat was vooral het gevolg van een daling in de lange
van het Nederlandse pensioenstelsel. De toenemende vergrij-
rente. Een daling in de rente zorgt er namelijk voor dat de pen-
zing en de voorgenomen verhoging van de AOW-leeftijd zijn
sioenverplichtingen van bpfBOUW stijgen. De pensioenver-
daar eveneens debet aan. Sociale partners op landelijk niveau
plichtingen bestaan uit alle pensioenen die het fonds nu én in
zetten zich tijdens het verslagjaar al in om naar constructieve
de toekomst moet uitbetalen. Als de verplichtingen sterker stij-
en structurele oplossingen te zoeken voor deze problematiek.
gen dan het beschikbaar vermogen heeft dat een nadelig gevolg
Dat leidde in juni tot de publicatie van het Pensioenakkoord. En
voor de dekkingsgraad. Een stijging van de lange rente zorg-
dat zal in 2011 en verder naar verwachting leiden tot landelijke
de er uiteindelijk ook voor dat bpfBOUW het jaar toch positief
maatregelen die grote invloed zullen hebben op de Nederlandse
afsloot. Een rentestijging in het laatste kwartaal leidde ertoe dat
pensioenregelingen.
de dekkingsgraad eind 2010 steeg naar 106,2 procent. Ook het beleggingsresultaat droeg bij aan dat resultaat.
Bouwen aan pensioenbewustzijn Al deze ontwikkelingen leidden in 2010 tot grote belangstel-
Aanpassing sterftegrondslag
ling voor pensioenen en pensioenfondsen. Ook in de media
De dekkingsgraad werd overigens in oktober naar beneden
was veelvuldig aandacht voor de financiële situatie bij de
bijgesteld naar aanleiding van een aanpassing van de
Nederlandse fondsen. Die aandacht was vaak negatief en leid-
sterftegrondslag. Die aanpassing volgde na de publicatie
de tot bezorgdheid onder werknemers en gepensioneerden
12
over hun pensioen. De belangstelling had echter ook een ‘posi-
Vooruitkijken
tief’ effect: het pensioenbewustzijn bij werknemers nam het
Bij risicobeheersing ligt de nadruk voor een groot deel op voor-
afgelopen jaar flink toe. Het belang van een goede oudedags-
uitkijken. Dat geldt ook voor de manier waarop bpfBOUW zijn
voorziening wordt steeds meer ingezien en het besef groeit dat
beleid voor de komende jaren vormgeeft. Daar treft het fonds
pensioen niet zo vanzelfsprekend is als altijd werd gedacht.
grote uitdagingen. De uitdaging om de pensioenregeling toekomstbestendig te maken én te houden. Om de solidariteits-
Tegelijkertijd merkt het fonds dat deelnemers nog niet altijd een
beginselen van het fonds daarbij niet uit het oog te verliezen.
inzicht hebben in hun eigen pensioensituatie. Aan het individu-
En om alle betrokkenen bij het fonds tijdig en duidelijk te infor-
ele pensioenbewustzijn van deelnemers valt daarom nog veel te
meren over alle ontwikkelingen.
verbeteren. Dat doet het fonds onder meer door in zijn communicatie de nadruk te leggen op de verschillende leefmomenten
In dit jaarverslag leest u hoe het fonds het afgelopen jaar heeft
die invloed hebben op de pensioensituatie van een deelnemer.
gepresteerd, hoe het bestuur is omgegaan met de turbulente
Ook ‘externe’ initiatieven speelden daar op in. De lancering van
ontwikkelingen en welke beleidsoverwegingen het bestuur heeft
mijnpensioenoverzicht.nl, bijvoorbeeld, een website waarop
gemaakt en welke besluiten het heeft genomen.
werknemers een totaaloverzicht krijgen van het pensioen dat zij hebben opgebouwd bij collectieve pensioenfondsen en
Amsterdam, 19 mei 2011
pensioenverzekeraars. BpfBOUW draagt graag zijn steentje bij
Het bestuur van bpfBOUW
aan dergelijke initiatieven. Vakkundige beheersing van risico’s De inzet van het fonds voor een groter pensioenbewustzijn onder zijn deelnemers is natuurlijk een voortdurend proces. En dat geldt voor meer zaken. Ook de beheersing van de risico’s, het beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling worden continu kritisch bekeken en verbeterd. In 2010 zijn enkele voortvarende stappen gezet op het gebied van risicobeheersing. De inrichting van een risicomanagementsysteem gebeurt projectmatig. Met name het proces om tot een inrichting te komen wordt van belang geacht, waarbij het bestuur wordt getraind in het risico-denken. Daarmee zal bpfBOUW beter in staat zijn bij zijn beleids- en planvorming de risico’s te definiëren en zijn houding daarop te bepalen. Er zijn daarnaast vier bestuurlijke commissies ingericht naar verschillende deskundigheidsgebieden. Dat zorgt ervoor dat de commissies bemand worden door gekwalificeerde bestuursleden. De bestuursleden die in de commissies zitting nemen kunnen bovendien gericht worden opgeleid op het domein waar zij competent in zijn.
13
Kerncijfers 2006-2010 (Bedragen in miljoenen euro’s)
2010
2009
2008
2007
2006
208.967
Deelnemers (in aantallen) - Deelnemers
185.550
198.281
210.398
213.664
- Arbeidsongeschikten
23.334
25.446
27.192
29.697
31.867
Gewezen deelnemers
389.312
389.713
399.103
463.070
470.694
Pensioengerechtigden
217.433
213.293
209.296
205.691
202.191
Totaal
815.629
826.733
845.989
912.122
913.719
13.840
14.508
15.041
15.167
15.329
20,9
18,9
14,9
16,9
18,9
- Bouwnijverheid
0,00
0,15
0,00
0,00
0,00
- Timmerindustrie
0,00
0,05
0,00
0,00
0,00
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
0,00
0,05
0,00
0,00
0,00
- Bouwbedrijf
2,0
2,1
2,2
2,2
2,2
- UTA-Bouw
1,3
1,6
1,5
1,5
1,2
- UTA-Bouw-Excedent
0,8
0,9
1,0
1,0
1,0
- Bouwbedrijf
9,8
10,8
12,8
10,8
8,8
- UTA-Bouw
3,0
3,9
5,9
3,9
2,4
- Timmerindustrie
2,2
2,6
2,7
2,4
1,9
- Afbouw
8,9
9,2
8,8
8,3
7,8
- Natuursteenbedrijf
7,7
8,5
9,0
8,5
8,0
Werkgevers (in aantallen) Premiepercentages Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
- Afbouw - Natuursteenbedrijf Aanvullingsregeling 55+3
Aanvullingsregeling 55-
4
Toeslagverlening per 1 januari (in procenten) Ouderdomspensioen - Deelnemers
1,45
0,72
2,52
1,74
nvt
- Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers
1,45
0,00
2,52
1,74
1,15
- Bouwnijverheid
2,26
0,00
2,51
1,76
1,25
- Timmerindustrie
1,50
0,00
2,93
1,41
0,40
- Afbouw
3,53
0,00
2,01
1,76
0,50
- Natuursteenbedrijf
1,40
0,00
3,02
2,19
0,73
Arbeidsongeschiktheidspensioen
3
Aanvullingsregeling voor deelnemers die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren.
4
Aanvullingsregeling voor deelnemers die op 1 januari 2005 jonger waren dan 55 jaar.
14
2010 Dekkingsgraad (in procenten)
2009
2008
2007
2006
106,2
108,4
102,2
140,7
140,0
Vastgoed
5.211
5.101
5.808
5.863
5.718
Aandelen
10.070
8.327
5.890
8.759
8.820
Vastrentende waarden
12.945
12.183
11.876
11.307
10.053
1.137
816
611
540
346
29.363
26.427
24.185
26.469
24.937
23.279
20.324
19.744
15.378
14.794
358
377
364
426
395
3.259
3.361
3.271
2.985
2.842
26.896
24.062
23.379
18.789
18.031
2.548
2.057
2.184
1.109
1.777
7,2
11,2
4,6
1,3
Belegd vermogen
Overige beleggingen Totaal belegd vermogen Pensioenverplichtingen Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Vroegpensioen en aanvullingsregelingen Totaal pensioenverplichtingen Beleggingsopbrengsten
./.
Rendementen (in procenten) Vastrentende waarden Aandelen
18,9
Vastgoed
3,3
./.
./.
0,5
31,4
./.
39,7
1,7
12,8
10,5
./.
4,7
9,2
12,7
Overige beleggingen
12,6
10,6
./.
22,3
12,8
./.
2,9
Totaalrendement5
10,0
11,0
./.
13,7
5,2
7,7
817,0
767,5
624,2
703,2
671,3
0,0
5,5
0,0
381,3
447,7
1.198,3
Premies Ouderdomspensioen/vroegpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Aanvullingsregelingen Totaal premies
./.
0,1
0,1
531,9
463,5
355,4
1.220,7
1.156,1
1.166,6
1.026,8
659,4
636,6
678,2
546,4
508,3
32,8
32,6
33,2
32,8
32,6
417,5
412,3
407,1
382,2
362,0
1.109,7
1.081,5
1.118,5
961,4
902,9
Pensioenen Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Vroegpensioen Totaal pensioenen
Met ingang van 2010 is het totaalrendement berekend inclusief de resultaten op derivaten. Tot en met 2009 zijn de totaalrendementen berekend exclusief de
5
resultaten op derivaten. Rekeninghoudend met het resultaat op derivaten zou het totale rendement in 2009 8,3 procent zijn.
15
Fondsactiviteiten in 2010 2010 was een roerig jaar voor bpfBOUW. Hoewel 2009 in
Het bestuur besloot de sterftegrondslag van het fonds in okto-
betrekkelijke voorspoed werd afgesloten, brak medio 2010 de
ber 2010 aan te passen. Het bestuur besloot daartoe op
staatsschuldencrisis uit in Europa. Griekenland moest uit de
basis van de Prognosetafel 2010-2060 die het Actuarieel
brand worden geholpen met een miljardenlening en later moest
Genootschap (AG) in de zomer publiceerde. Een prognose-
ook Ierland putten uit een monetair noodfonds. De euro zat hier-
tafel geeft inzicht in de mogelijke sterfteontwikkeling over een
door in zwaar weer en de rente daalde. Dit beperkte het herstel
bepaalde periode. De Prognosetafel 2010-2060 is de tafel die
van bpfBOUW in 2010. Later in het jaar herstelde de economie -
bpfBOUW gebruikt voor het bepalen van de hoogte van zijn
en de financiële positie van bpfBOUW - zich weer enigszins. Het
pensioenverplichtingen. Het AG constateert dat de levensver-
fonds sloot het jaar dan ook positief af. De dekkingsgraad was
wachting van de gemiddelde Nederlander toeneemt. De toege-
eind 2010 106,2 procent.
nomen levensverwachting verwerkte het AG in de Prognosetafel 2010-2060.
Economische ontwikkelingen zorgden voor onrust Vanaf april 2010 waren de Nederlandse pensioenfondsen in de
BpfBOUW heeft overigens wel correctiefactoren toegepast
ban van grote schommelingen in de rente. Zo dook de lange
op de prognosetafel bij het vaststellen van de nieuwe sterfte-
rente na afloop van het eerste kwartaal flink omlaag en dat zorg-
grondslag. De levensverwachting bij de gemiddelde deelnemer
de er direct voor dat de pensioenverplichtingen van bpfBOUW
van bpfBOUW is namelijk anders dan die van de gemiddelde
behoorlijk stegen. De pensioenverplichtingen worden immers
Nederlander. Gedurende het werkzame leven zijn de sterftekan-
gewaardeerd op basis van de zogeheten rentetermijnstructuur.
sen van deelnemers bij bpfBOUW lager dan die van de gemid-
Als de rentetermijnstructuur daalt, moet bpfBOUW meer geld
delde Nederlander. Dit leidt tot een hogere levensverwachting.
opzij zetten aan pensioenverplichtingen. En dat drukt de dek-
Na pensionering is de levensverwachting van deelnemers bij
kingsgraad van het fonds. Zo zakte de dekkingsgraad van
bpfBOUW juist lager dan de gemiddelde levensverwachting van
bpfBOUW van 108 procent in maart tot 97 procent aan het
de gehele Nederlandse bevolking. Per saldo ligt de gemiddel-
einde van augustus.
de levensverwachting van deelnemers bij bpfBOUW iets lager. Hierbij is overigens ook geconstateerd dat de snelheid waar-
Commotie door mogelijke korting
mee de gemiddelde levensverwachting toeneemt, bij deel-
Sommige Nederlandse pensioenfondsen stonden er slechter
nemers bij bpfBOUW iets hoger ligt dan bij de rest van de
voor dan bpfBOUW. In augustus maakte toenmalig demissio-
bevolking. Een deel van de ‘achterstand’ in levensverwachting
nair minister Donner zelfs bekend dat veertien pensioenfondsen
is in het eerste decennium van deze eeuw daardoor ingelopen.
rekening moesten houden met kortingsmaatregelen als zij hun
Met deze trend is rekening gehouden bij het vaststellen van de
reserves voor 1 januari 2011 niet op peil kregen. Voor ongeveer
correctiefactoren.
150.000 gepensioneerden in Nederland zou dat betekenen dat hun pensioen in 2011 omlaag zou gaan.
Herstel vanaf vierde kwartaal De dekkingsgraad van bpfBOUW vond vanaf het vierde kwartaal
Duidelijke communicatie over financiële situatie
zijn weg weer omhoog toen ook de rentetermijnstructuur weer
De precaire financiële situatie bij de pensioenfondsen leidde tot
aantrok. Na een stand van 97 procent aan het einde van augus-
veel media-aandacht. Zo kreeg bpfBOUW het actualiteitenpro-
tus bereikte de dekkingsgraad van het fonds aan het einde van
gramma EénVandaag over de vloer. BpfBOUW probeerde in zijn
het jaar een stand van 106,2 procent, een stijging van ruim
eigen communicatie-uitingen zo duidelijk mogelijk over zijn finan-
negen procentpunten. Figuur 1 geeft de ontwikkeling van het
ciële situatie te communiceren. Hiervoor gebruikte het fonds
beschikbaar vermogen weer ten opzichte van de pensioenver-
vooral zijn website en het magazine Bouwpensioen.
plichtingen van het fonds. Het beschikbaar vermogen is het vermogen op basis waarvan de dekkingsgraad wordt vastgesteld.
Herziening van de sterftegrondslag Niet alleen de ontwikkelingen in de rentetermijnstructuur leidden tot hogere pensioenverplichtingen. Ook de stijging van de gemiddelde levensverwachting zorgde daarvoor. In tegenstelling tot het verloop van de rentetermijnstructuur, was de verhoging van pensioenverplichtingen door de stijging van de levensverwachting onomkeerbaar.
16
Figuur 1 De ontwikkeling van het beschikbaar vermogen van het fonds ten opzichte van de pensioenverplichtingen (in miljarden euro’s)
32,0 31,0 30,0 29,0 28,0 27,0 26,0 25,0 24,0 23,0
Beschikbaar vermogen
10 cde
10 vno
0 t-1 ok
10 pse
10 gau
0
10
l-1 ju
m
ju
n-
10 ei-
0 r-1 ap
10 rtm
10 bfe
jan
-1
0
22,0
Pensioenverplichtingen
BpfBOUW had gedurende het jaar niet te lijden onder tegen-
BpfBOUW heeft de overtuiging dat het fonds tijdig uit de situatie
vallende beleggingsresultaten. De rendementen van het fonds
van reservetekort geraakt. Dat baseert het fonds op zijn analyse
waren over het hele jaar positief. Het beschikbaar vermogen van
van het minimale herstelpad zoals dat is berekend in 2009. Hierbij
bpfBOUW steeg in het verslagjaar dan ook van 26,1 miljard euro
wordt uitgegaan van het huidige beleid en de huidige inzichten
aan het begin van het jaar naar 28,6 miljard euro aan het einde
met betrekking tot de rente en de verwachte en gerealiseerde
van 2010. In figuur 1 is te zien hoe de pensioenverplichtingen in
rendementen. Toch blijft waakzaamheid geboden. De rendemen-
augustus 2010 toch tijdelijk het beschikbaar vermogen van het
ten kunnen immers minder gunstig blijken en de rente kan verder
fonds overtroffen. De pensioenverplichtingen waren toen in korte
dalen. De ontwikkeling van de dekkingsgraad en de daaraan ten
tijd flink gestegen als gevolg van de daling van de rente. Dat
grondslag liggende factoren worden daarom nauwgezet gevolgd.
was het moment waarop de dekkingsgraad van bpfBOUW weer kortstondig onder 100 procent was.
Discussie over houdbaarheid pensioenstelsel De turbulente ontwikkelingen in het verslagjaar deed de discus-
Herstel van het fonds in relatie tot het herstelplan
sie over de houdbaarheid van het huidige pensioenstelsel weer
Het fonds werkt vanaf begin 2009 met een herstelplan. Als
oplaaien. Vooral de gestegen levensverwachting en de gevolgen
gevolg van de lage dekkingsgraad was bpfBOUW hiertoe ver-
daarvan op de lange termijn riepen op tot menig debat. Daarvan
plicht. In het herstelplan spreekt bpfBOUW de verwachting uit
was uiteraard ook in 2009 al sprake van. Toen bogen de commis-
om zijn beschikbaar vermogen binnen de gestelde termijnen
sies Frijns, Goudswaard en Don zich al over het pensioenstelsel.
weer naar de wettelijk vereiste niveaus te tillen.
In 2010 is daar door sociale partners op landelijk niveau een concreet vervolg aan gegeven in de vorm van het Pensioenakkoord.
Eind 2010 ligt het verloop van de dekkingsgraad van bpfBOUW iets achter op het verwachte herstel zoals dat is beschreven in
Meer informatie over het Pensioenakkoord en de behandeling van
het herstelplan. Het herstelplan schrijft voor dat de verwach-
pensioenvraagstukken in de politiek is te lezen in het hoofdstuk
te dekkingsgraad eind 2010 108,1 procent zou bedragen. De
Overige (externe) ontwikkelingen.
werkelijke dekkingsgraad was op dat moment 1,9 procentpunt lager. Binnen vijftien jaar, gerekend vanaf het moment dat
Versterking van de governance van het fonds
herstelplan van kracht werd, moet de dekkingsgraad minimaal
De ontwikkelingen in de voorbije jaren hebben het belang
117,2 procent zijn.
van goed en zorgvuldig pensioenfondsbestuur goed duidelijk
17
gemaakt. Het bestuur heeft daarom aangezet tot een verster-
Verbeteren van de bestuurlijke organisatie
king van de governance van het fonds. De term ‘governance’
Een andere pijler voor de versterking van de governance betreft
heeft betrekking op goed en zorgvuldig pensioenfondsbestuur.
de inrichting van de bestuurlijke organisatie. Het bestuur heeft
Een zorgvuldige beheersing van de risico’s voor het fonds vormt
deze in 2010 verbeterd door een nieuwe commissiestructuur
een belangrijke pijler voor de governance. Ook bestuurlijke orga-
in te richten. Deze commissiestructuur voorziet in vier commis-
nisatie en de bestuurlijke deskundigheid dragen daaraan bij. In
sies die zorgen voor een gedegen voorbereiding op bestuurlijke
2010 heeft het bestuur stappen ondernomen om de governan-
besluitvorming.
ce van het fonds te versterken. De taakgebieden van de vier commissies luiden als volgt: Bestuursbureau In 2010 heeft het bestuur zich gebogen over de wijze waarop zij ondersteund wil worden. Begin 2011 heeft dit geleid tot het besluit om gefaseerd een eigen bestuursbureau op te gaan richten waarin onafhankelijke deskundige functionarissen het bestuur en de bestuurlijke commissies ondersteunen. Hierdoor zal het fonds onder meer beter tegenwicht kunnen bieden aan de uitvoeringsorganisaties. In de eerste fase van de
1. Algemene zaken, voor voorzittersoverleg met opdrachtnemers, public affairs en public relations, spoedeisende zaken en overleg met de organen van het fonds. 2. Pensioenzaken, voor reglementen, communicatie, het beleid over werkingssfeer en individuele gevallen. 3. Vermogensbeheer, voor het beleggingsbeleid, de beleggingsplannen, ALM en risicobeheer op het gebied van beleggingen. 4. Finance, Control & Riskmanagement, voor risicomanage-
inrichting, die in 2011 wordt afgerond, wordt vooral aandacht
ment, audits, rapportages over de dienstverlening door
besteed aan de functies op het gebied van vermogensbeheer
opdrachtnemers, contractvorming en de jaarrekening en
en risicomanagement.
het jaarverslag.
Organiseren van risicomanagement
Bestuursleden hebben zitting in de commissies op basis van
Het bestuur formuleerde al een risicobeleid. Daarin zijn de
hun deskundigheid op de betreffende vakgebieden. Zij moeten
belangrijkste risico’s voor het fonds en hun beheersmaatregelen
zelfstandig hun deskundigheid onderhouden. Daarnaast volgt
benoemd. Het is echter nodig deze risico’s en de wijze waarop
het voltallige bestuur een ontwikkelingsprogramma dat erop is
zij beheerst worden structureel te monitoren. Bovendien is het
gericht de deskundigheid te vergroten op het gebied van risico-
belangrijk om bij alle beleidsontwikkelingen de mogelijke risico’s
management en vermogensbeheer.
in kaart te brengen. Daarvoor is in 2010 aangevangen met de inrichting van een risicomanagementsysteem.
Nieuwe ALM-studie uitgevoerd in 2010 In 2010 liet bpfBOUW ook een nieuwe ALM-studie uitvoeren.
Zo zorgde bpfBOUW ervoor dat de risicomanagementfunc-
ALM staat voor Asset Liability Management. Een ALM-studie
tie bemand werd. Het bestuur deed dat met de voorlopige aan-
stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar
stelling van twee risicomanagers. De risicomanagers zullen in
af. Het bestuur maakt op basis van de uitkomsten van de ALM-
de eerste maanden na hun aanstelling bekijken welke huidige
studie keuzes ten aanzien van zijn beleggingen.
governance- en risicobeheersmaatregelen (ook op het gebied van vermogensbeheer) verbeterbaar zijn. Zo willen zij voorko-
De uitkomsten en de bestuursbesluiten naar aanleiding van de
men dat zich op korte termijn een ernstig incident voordoet dat
ALM-studie zijn opgenomen in de hoofdstukken Beheersing van
voorkomen had kunnen worden door tijdig beheersmaatrege-
de risico’s en Beleggingsbeleid.
len te treffen. Tijdelijke regelingen bij werkloosheid Ook wil het fonds zijn onafhankelijkheid ten opzichte van zijn
Niet alleen bpfBOUW ondervindt de gevolgen van de turbulen-
uitvoerders regelen en ervoor zorgen dat het fonds voldoende
te tijden. De hele bedrijfstak zit al enige tijd in zwaar weer. De
(inhoudelijk) tegenwicht kan bieden aan diezelfde uitvoerders.
zware financiële omstandigheden hebben werkgevers en werk-
Om dat tegenwicht te kunnen bieden aan zijn uitvoerders, scha-
nemers in de bedrijfstak geraakt. Werknemers- en werkge-
kelt het bestuur, waar nodig, externe deskundigheid in.
versorganisaties in bepaalde sectoren van de bouwnijverheid hebben daarom afspraken gemaakt over regelingen bij werk-
In 2011 wordt het risicomanagementsysteem verder ingeregeld.
loosheid. Zij willen daarmee voorkomen dat werkloosheid bij een
Dan stelt het fonds ook definitief een risicomanager aan.
bepaalde groep werknemers leidt tot het verlies van pensioen uit de aanvullingsregelingen.
18
Regelingen bij gedwongen werkloosheid in sectoren
Beleid ten aanzien van pensioenaanspraken bij
Afbouw en Natuursteenbedrijf
onvolledige premiebetaling
Cao-partijen in de sectoren Afbouw en Natuursteenbedrijf
Met invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 kan een
maakten in 2010 afspraken over een vergoeding van premies
pensioenfonds zich niet zonder meer beroepen op het beginsel
voor de aanvullingsregelingen. De vergoeding geldt voor een
‘geen premie, geen aanspraken’. Dit kan bijvoorbeeld beteke-
bepaalde groep oudere werknemers die bij ontslag het uitzicht
nen dat als een deelnemer bij bpfBOUW om aanspraken ver-
op pensioen uit de aanvullingsregeling zouden verliezen. Voor
zoekt zonder dat daar premiebetaling tegenover heeft gestaan,
werknemers die zijn geboren op of na 1 januari 1950 voert
bpfBOUW dit verzoek moet inwilligen.
bpfBOUW deze tijdelijke regelingen uit. Door middel van werkingssfeeronderzoeken probeert bpfBOUW Verlenging regeling bij ontslag in sector Bouw
ervoor te zorgen dat alle werkgevers die onder de werkings-
Cao-partijen in de sector Bouw maakten in 2009 al afspraken
sfeer van de CAO voor de Bouwnijverheid vallen, ook daadwer-
over een dergelijke tijdelijke regeling. In 2010 bereikten cao-par-
kelijk bij het fonds bekend zijn. Met een streng incassobeleid
tijen een principeakkoord over de verlenging van de regeling.
zorgt het fonds ervoor dat werkgevers hun premieverplichtingen
In het akkoord is afgesproken dat de regeling wordt verlengd tot
ook nakomen. Als een werkgever onverhoopt toch zijn premie-
1 januari 2012. Dat houdt in dat werknemers in de sector Bouw
verplichtingen niet nakomt, kunnen deelnemers mogelijk toch in
(inclusief UTA-medewerkers) die in de periode 1 juli 2009 tot
aanmerking komen voor pensioenaanspraken. Het bestuur van
1 januari 2012 worden ontslagen, onder voorwaarden recht
bpfBOUW heeft in 2008 beleid vastgesteld waarin staat onder
hebben op vergoeding van de pensioenpremie voor de aanvul-
welke voorwaarden een deelnemer in aanmerking komt voor
lingsregelingen. Daarnaast is ook afgesproken dat werknemers
pensioenaanspraken als zijn werkgever geen of te weinig premie
met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor deze
heeft afgedragen.
vergoeding in aanmerking kunnen komen. De regeling kan overigens wel eerder eindigen dan voorgenoemde datum als
In 2010 heeft het bestuur zijn beleid tegen het licht gehouden
het budget dat cao-partijen hiervoor hebben vastgesteld, is
om er zeker van te zijn dat het niet strijdig is met bepalingen in
uitgeput. De regeling wordt uitgevoerd en gefinancierd door
de Pensioenwet.
het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid. Advies STAR over verzekering van partnerpensioen bij Overige activiteiten in 2010
stopzetten waardeoverdracht
Hoewel vooral de financiële ontwikkelingen de gemoederen
Op 18 juni 2010 bracht de Stichting van de Arbeid (STAR) een
bezig hielden, vonden in 2010 uiteraard ook andere activiteiten
advies uit aan toenmalig demissionair minister Donner over de
en ontwikkelingen plaats. De belangrijkste worden hierna
gevolgen van een wisselend dienstverband voor de verzeke-
nader toegelicht.
ring van partnerpensioen. De aanleiding voor het advies waren vragen uit de Tweede Kamer. De Tweede Kamer maakte zich
Overzicht van alle opgebouwde pensioenen op
zorgen over de gevolgen van het stopzetten van waardeover-
mijnpensioenoverzicht.nl
drachten voor de verzekering van partnerpensioen bij werk
Op 6 januari 2011 is Mijnpensioenoverzicht.nl gelanceerd.
nemers wier inkomende waardeoverdracht werd opgeschort. De
Mijnpensioenoverzicht.nl is een website waarop werknemers in
STAR concludeerde dat er dan vooral problemen ontstaan als
Nederland een totaaloverzicht krijgen van het pensioen dat
de werknemer bij zijn oude werkgever deelnam in een pensioen-
zij hebben opgebouwd bij collectieve pensioenfondsen en
regeling waar het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd.
pensioenverzekeraars. Ook kan een werknemer zien hoe hoog zijn AOW is. Het overzicht is vooral nuttig voor werknemers die in
Opvolging advies door het fonds
het verleden van baan zijn veranderd en hun opgebouwde
De STAR gaf onder meer het advies deelnemers goed te
pensioen hebben achtergelaten bij hun oude pensioenfonds.
informeren over de gevolgen van het uitblijven van waarde- overdracht voor de afdekking van partnerpensioen. Het bestuur
In 2010 is door alle collectieve pensioenfondsen en pensi-
van bpfBOUW besloot gevolg te geven aan dat advies. Het
oenverzekeraars, inclusief bpfBOUW, aansluiting op de web-
fonds paste in 2010 daarom zijn startbrief aan. Nieuwe deel-
site gerealiseerd. Mijnpensioenoverzicht.nl is een initiatief van
nemers aan de pensioenregeling worden nu bij aanvang van
Stichting Pensioenregister. Stichting Pensioenregister is opge-
deelname geïnformeerd over het feit dat opschorting van de
richt door de Nederlandse pensioenfondsen, de pensioen
waardeoverdracht mogelijk leidt tot onvolledige dekking van
verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank.
het partnerpensioen.
19
Tijdelijke standaardomruil niet van toepassing voor
Verhoging van de premiegrondslag voor de
bpfBOUW
aanvullingsregeling 55- Bouw en UTA
De STAR adviseerde pensioenfondsen die partnerpensioen op
BpfBOUW heeft besloten het maximumpensioenloon voor de
risicobasis hebben verzekerd ook om een zogenoemde stan-
berekening van de premiegrondslag van de aanvullingsrege-
daardomruil toe te passen. Het partnerpensioen op risicobasis
ling 55- te verhogen. De verhoging van het maximumpensioen-
wordt dan tijdelijk omgeruild in een partnerpensioen ter hoog-
loon geldt alleen voor het berekenen van de premiegrondslag
te van 70 procent van het resterende ouderdomspensioen.
voor deelnemers in de sectoren Bouw en UTA. Het maximum-
BpfBOUW hoeft aan dit advies geen gevolg te geven. Het fonds
pensioenloon voor het vaststellen van het pensioen uit de aan-
kent immers een partnerpensioen op opbouwbasis.
vullingsregeling 55- wijzigt niet. Dat komt omdat daarvoor het gecorrigeerde pensioenloon per 31 december 2005 geldt. Het
Wederkerigheid tussen Bouwnijverheid en Schoonmaak- en
maximumpensioenloon dat wordt gebruikt voor de premiegrond-
Glazenwasserbedrijven
slag is door de verhoging weer gelijk aan het maximumpensioen-
Cao-partijen in de Bouwnijverheid en de sector Schoonmaak heb-
loon dat geldt voor de premiegrondslag in de middelloonregeling
ben een wederkerigheidsregeling afgesproken. BpfBOUW geeft
en de aanvullingsregeling 55-. De wijziging trad per 1 januari 2011
uitvoering aan deze regeling. De wederkerigheidsregeling geldt
in werking.
voor alle werknemers van een schoonmaak- of glazenwassersbedrijf die de overgang maken van het Bedrijfstakpensioenfonds
Naleving fiscale regels ten aanzien van
voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf naar bpfBOUW
standaardvroegpensioenleeftijd
en daardoor hun voorwaardelijke aanvullingsrechten dreigen te
Fiscale wetgeving schrijft voor dat deelnemers opgebouwd
verliezen. De wederkerigheidsregeling geldt bovendien alleen voor
vroegpensioen niet mogen uitstellen na het bereiken van de
werknemers die zijn geboren in de periode tussen 1 januari 1948
standaardvroegpensioenleeftijd als zij dan niet meer werken.6 In het kader van de naleving van deze fiscale regel heeft bpf-
en 31 december 1955.
BOUW afzonderlijke maatregelen genomen ten aanzien van de Wederkerigheid met Bedrijfspensioenfonds voor de
opgebouwde vroegpensioenen van (gewezen) deelnemers die
Landbouw
geboren zijn voor 1 januari 1950 en die geboren zijn op of na
Het bestuur van bpfBOUW is al enige tijd in gesprek met het
1 januari 1950.
bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw over wederkerigheidsafspraken tussen beide partijen. Beide partijen
Collectieve omzetting van basisvroegpensioen in
willen graag een regeling overeenkomen die zorgt dat een over-
ouderdomspensioen
stap van de sector Landbouw naar Bouw zo min mogelijk gevol-
Voor (gewezen) deelnemers die zijn geboren op of na 1 januari
gen heeft voor de mogelijkheid tot vervroegde uittreding. In 2010
1950 heeft bpfBOUW besloten het opgebouwde vroegpensioen
is daarover diverse malen gesproken. In 2011 zijn de wederkerig-
om te zetten in ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het
heidsafspraken tot stand gekomen.
totale ouderdomspensioen gaat in op de standaardpensioenleeftijd van 65 jaar. De betrokken (gewezen) deelnemers worden
Vaststellen rechten uit aanvullingsregeling 55- in sector
hierover in 2011 individueel per brief geïnformeerd.
Timmerindustrie Voorheen nam bpfBOUW bij het vaststellen van het pensioen
Mogelijk individuele standaardvroegpensioenleeftijd bij
uit de aanvullingsregeling 55- voor deelnemers in de sector
pensioen uit aanvullingsregeling 55+
Timmerindustrie uitsluitend de jaren in aanmerking waarin sprake
Ook het opgebouwde basisvroegpensioen van een (gewezen)
was van deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW.
deelnemer die geboren is voor 1 januari 1950 moet in begin-
Cao-partijen in de sector Timmerindustrie hebben bpfBOUW
sel ingaan op de standaardvroegpensioenleeftijd. Als de deelne-
echter verzocht ook de jaren mee te tellen waarin de werknemer
mer op de standaardvroegpensioenleeftijd niet meer werkt maar
pensioen opbouwde in een door bpfBOUW vrijgestelde ouder-
wel vóór de pensioenleeftijd van 65 jaar nog kan voldoen aan
domspensioenregeling. BpfBOUW heeft hiermee ingestemd.
de voorwaarden van de aanvullingsregeling 55+, dan geldt voor
6
20
De standaardvroegpensioenleeftijd is 60 of 62 jaar, afhankelijk van de sector waarin vroegpensioen is opgebouwd.
hem een individuele standaardvroegpensioenleeftijd. De individuele standaardvroegpensioenleeftijd is dan de leeftijd waarop de deelnemer aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling 55+ voldoet. Vrijstellingsbeleid voor zelfstandigen in de sectoren Afbouw en Natuursteenbedrijf Zelfstandigen in de sectoren Afbouw en Natuursteenbedrijf zijn volgens de verplichtstelling van bpfBOUW verplicht deelnemer aan de pensioenregeling van het fonds. Vanaf 1 januari 2009 wordt voor deze groep zelfstandigen hetzelfde handhavingsen incassobeleid gehanteerd als voor aangesloten werkgevers. Vrijstelling van deelname aan de pensioenregelingen is echter mogelijk. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Die voorwaarden heeft bpfBOUW in 2010 vastgesteld in een vrijstellingsbeleid voor zelfstandigen in deze sectoren. Zelfstandigen die vrijstelling verzoeken, worden geïnformeerd over het nieuwe beleid van bpfBOUW. Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet Op basis van artikel 96 van de Pensioenwet is het fonds verplicht de volgende melding te doen. In het verslagjaar is bij het fonds geen sprake geweest van: • het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder; • een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet van de toezichthouder; • de instelling van een bewindvoerder als bedoeld in 173 van de Pensioenwet door de toezichthouder; • de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. In 2008 is voor het fonds de verplichting ontstaan om zowel een lange- als een kortetermijnherstelplan op te stellen. Het fonds was hiertoe verplicht door zijn reserve- en dekkingstekort in het vierde kwartaal van 2008. De herstelplannen zijn opgesteld in het eerste kwartaal van 2009 en goedgekeurd door de toezichthouder.
21
belangstelling
bewustwording
collectief
betrokken
opbouwen
Overige (externe) ontwikkelingen Het Nederlandse pensioenstelsel en zijn pensioenfondsen heb-
voor overleg. De pensioenfondsen moeten bovendien daarna
ben het afgelopen jaar volop in de aandacht gestaan. Vooral
nog uitvoering geven aan de communicatie naar deelnemers en
over de houdbaarheid (en de betaalbaarheid) van pensioenre-
pensioengerechtigden en zorgen voor de aanpassing van admi-
gelingen is veel gezegd en geschreven. In dit hoofdstuk worden
nistratieve systemen.
ontwikkelingen beschreven die betrekking hebben op politiek, economisch en juridisch gebied. Deze ontwikkelingen hebben
Behandeling van pensioenvraagstukken
nog niet direct geleid tot fondsbeleid of een bestuursbesluit,
in en door politiek
maar leiden daar (waarschijnlijk) in de toekomst wel toe.
Op 20 februari 2010 viel het kabinet Balkenende IV. Dat leidde tot vertraging bij de behandeling van een aantal pensioendossiers,
Pensioenakkoord STAR
zoals de verhoging van de AOW-leeftijd en de behandeling van
De Stichting van de Arbeid (STAR) presenteerde op 4 juni 2010
de rapporten Frijns en Goudswaard. Op 30 september 2010 pre-
het ‘Pensioenakkoord voorjaar 2010’. Met het Pensioenakkoord
senteerde het kabinet Rutte I zijn regeerakkoord.
zijn werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken overeengekomen over de AOW en aanvullende pensioenen. Het
In het regeerakkoord zijn enkele voornemens opgenomen ten
Pensioenakkoord is in juni 2010 aangeboden aan toenma-
aanzien van een aantal pensioeninhoudelijke onderwerpen. Dat
lig demissionair premier Balkenende en demissionair minister
zijn onder meer:
Donner.
• Het regeerakkoord spreekt de intentie uit om de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2020 te verhogen naar 66 jaar. Voor een
Gevolgen van ouder worden voor de AOW Werkgevers en werknemers zijn het eens dat ouder worden
verdere verhoging zal het kabinet een voorstel doen om de AOW-leeftijd te koppelen aan de leeftijdsverwachting.
gevolgen heeft voor de AOW. De STAR stelt daarom voor om
• Het kabinet wil per 1 januari 2013 de fiscale ruimte voor pen-
de AOW-leeftijd te koppelen aan de stijging van de levensver-
sioenopbouw (het zogeheten ‘Witteveenkader’) inperken. Dat
wachting. Het voorstel gaat ervan uit dat de AOW-leeftijd per
leidt mogelijk tot een verhoging van de pensioenleeftijd. Het
1 januari 2020 naar 66 jaar gaat. Daarna wordt elke vijf jaar
kan ook zijn dat alleen het opbouwpercentage van een pensi-
gekeken of een verdere verhoging nodig is. Als compenserend element stelt het Pensioenakkoord voor de jaarlijkse indexering van de AOW te verbeteren.
oenregeling verlaagd wordt. • Het regeerakkoord stelt voor om de levensloopregeling en het spaarloon te integreren tot één nieuwe regeling: de vitaliteitsregeling. De nieuwe regeling moet ondersteuning bieden voor
Voorstellen over aanvullende pensioenen
werknemers ten aanzien van zorgtaken, in het volgen van
Als gevolg van het STAR-akkoord zal een aanpassing van de
scholing, bij het opzetten van een eigen bedrijf, bij demotie
pensioencontracten nodig zijn. Voor nieuwe pensioenaan-
van functie of bij deeltijdpensioen. De regeling kan níet wor-
spraken geldt dat de ingangsdatum 66 jaar wordt en dat de opbouw ervan afhankelijk wordt van de levensverwachting.
den gebruikt voor vervroegde uittreding. • Het regeerakkoord benadrukt dat voor een robuust en toe-
Daarnaast pleit de STAR voor transparante pensioencontracten
komstbestendig pensioenstelsel deskundigheid van bestuur
die bestendiger zijn voor schokken op de financiële markten.
noodzakelijk is. Ook versterking van het interne toezicht en transparantie in beleggingen en pensioenopbouw dragen
Ten aanzien van de bestaande pensioencontracten is nog geen
daar aan bij. Het regeerakkoord bevat echter geen concrete
concreet advies geformuleerd. De STAR constateert dat de
beleidsvoornemens op dit punt.
financiering van de huidige aanspraken soms niet voldoende geregeld is. Hier wil de STAR een evenwichtige oplossing voor
Medezeggenschap in pensioenfondsbesturen
zoeken die jongere generaties niet te veel belast.
De nieuw samengestelde Tweede Kamer stemde op 1 juli 2010 voor het wetsvoorstel om pensioengerechtigden het recht te
Aanpassing pensioenregelingen in 2012?
geven op eigen vertegenwoordiging in het bestuur van een
Op het moment van schrijven overlegt de STAR met het huidige
bedrijfstakpensioenfonds. Daarmee rondde de Tweede Kamer
kabinet Rutte over de toepassing van het Pensioenakkoord. Het
een langlopende politieke discussie af over medezeggenschap
kabinet wil veel onderdelen uit het Pensioenakkoord overne-
in bedrijfstakpensioenfondsbesturen. Op het moment van schrij-
men, maar de indexering van de AOW op basis van de loonont-
ven is het echter niet zeker dat het wetsvoorstel ook wordt
wikkeling vormt nog een struikelblok. De toepassing van (delen
doorgevoerd. Daarvoor was nog instemming nodig van de
van) het Pensioenakkoord zal in elk geval niet voor 1 januari
Eerste Kamer.
2012 plaatsvinden. Cao-partijen hebben zeker tot dan tijd nodig
23
Ondertussen werd de discussie over het ideale bestuursmodel
De voorgestelde wetswijzigingen betreffen:
voor pensioenfondsen ook op andere fronten gevoerd. Zo kon-
• Een versoepeling van de wetgeving ten aanzien van het gebruik
den de gezamenlijke pensioenkoepels zich niet vinden in het
van de naam of het merk van een bedrijfstakpensioenfonds
wetsvoorstel. Maar ook oud-minister Donner had graag gezien
door anderen dan het fonds zelf. Het verbod tot het gebruiken
dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt. Donner publi-
van de (merk)naam wordt beperkt tot die gevallen waarin
ceerde daartoe als demissionair ministerie van Sociale Zaken en
sprake is van het aanbieden van een financieel product
Werkgelegenheid op 27 september 2010 een alternatief voor
aan een consument. Ook werkgevers worden daarbij als
het voorstel.
consument aangemerkt. • Als uitzondering op het voorgaande mogen aanbieders van
AOW-toeslag voor jongere partner: korten of niet korten?
financiële producten wel aangeven hoe deze producten zich
Een gepensioneerde die een partner heeft die jonger is dan 65
verhouden tot de pensioenregeling van een met naam te noe-
jaar, ontvangt naast zijn eigen AOW-uitkering ook een toeslag
men fonds. Dat maakt het voor consumenten mogelijk om
voor zijn jongere partner. Deze partnertoeslag is in beginsel even
een betere financiële planning te maken.
hoog als de AOW-uitkering zelf, maar het inkomen van de part-
• Voor bedrijfstakpensioenfondsen (en voor hun uitvoeringsor-
ner wordt wel (gedeeltelijk) in mindering gebracht op de part-
ganisaties) geldt een verbod om gegevens van een deelnemer
nertoeslag. De partnertoeslag zal per 1 januari 2015 afgeschaft
aan derden te verstrekken tenzij de betreffende deelnemer
worden. Hiertoe is al in 1995 besloten. Vooruitlopend op de
hiervoor een machtiging afgeeft. Het wetsvoorstel regelt dat
afschaffing van de partnertoeslag in 2015 boog het parlement
dit verbod ook gaat gelden voor gegevens van werkgevers.
zich in 2010 al over het doorvoeren van een korting op de part-
• Een voorschrift voor pensioenuitvoeringsorganisaties om in de
nertoeslag in 2011. Een voorstel daartoe is in december 2010
communicatie met deelnemers en werkgevers bij de uitvoe-
verworpen door de Eerste Kamer. De Eerste Kamer vond de
ring van een bedrijfstakpensioenregeling alleen de naam van
invoering van de kortingsmaatregel te snel en vond dat gezinnen
het fonds zelf te gebruiken. De naam van de pensioenuitvoe-
met lagere inkomens te hard zouden worden geraakt. Minister
ringsorganisatie mag niet meer gebruikt worden.
Kamp past het voorstel aan en stelt de invoering ervan uit tot 1 juli 2011.
De Tweede Kamer gaf op 8 oktober 2010 een eerste reactie op het wetsvoorstel. Daarin wordt gesteld dat het vierde punt
BpfBOUW startte overigens in 2010 met het ontwikkelen van
ten koste kan gaan van de efficiëntie waarmee in een bedrijfs-
voorstellen om het gemis van de partnertoeslag vanaf 2015 op
tak informatie wordt verstrekt of premie wordt geïnd. De verdere
te vangen. Dat deed het fonds op initiatief van het consulentenpanel.7 Begin 2011 is vervolgens een nieuwe pensioenvariant
behandeling van het wetsvoorstel vindt gedurende 2011 plaats.
besproken. De pensioenvariant houdt in dat een deelnemer zijn
Beëindiging van bijdrageregeling FVP
ouderdomspensioen na zijn 65e tijdelijk kan verhogen. De deel-
De bijdrageregeling van Stichting Financiering Voortzetting
nemer ontvangt dan een hoger pensioen tot zijn partner zelf de
Pensioenverzekering (FVP) stopt definitief. Werknemers die op
AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
of na 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet langer in aanmerking voor een bijdrage van FVP. De beëindiging van
Aanpassingen in de Wet Bpf 2000
de bijdrageregeling is het gevolg van de sterke stijging van het
Op 8 september 2010 diende toenmalig demissionair minister
aantal WW-uitkeringen, waardoor het vermogen van FVP snel-
Donner een wetsvoorstel in voor het wijzigen van artikelen
ler slonk dan verwacht. FVP heeft bovendien laten weten dat er
5, 6 en 7 van de Wet Bpf 2000. Dit zijn markt- en over-
waarschijnlijk een korting van ongeveer 50 procent wordt toe-
heidsbepalingen die voorschrijven hoe een verplichtgesteld
gepast op de bijdragen voor werknemers die in het jaar 2010
bedrijfstakpensioenfonds moet omgaan met deelnemers- en
instroomden. Als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel ver-
werkgeversgegevens en het gebruik van de naam van het
mogenstekort schort FVP de betaling van de bijdragen van
bedrijfstakpensioenfonds voor commerciële doeleinden.
werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden, op tot uiterlijk 1 januari 2014.
7
Meer informatie over het consulentenpanel is te vinden op pagina 29 van dit jaarverslag.
24
Totstandkoming Pensioenfederatie In november 2010 is de Pensioenfederatie opgericht. De Pensioenfederatie wordt gevormd door de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en de Stichting OPF (voor ondernemingspensioenfondsen). Het bestuur van de Pensioenfederatie bestaat uit bestuurleden van de afzonderlijke koepelorganisaties. De Pensioenfederatie treedt voortaan op als koepelfederatie voor alle pensioenfondsen in Nederland. Overigens stemden alle toenmalige leden van de VB, waaronder dus bpfBOUW, vóór de vorming van de Pensioenfederatie. Europese ‘Groenboek pensioenen’ De Europese Commissie presenteerde op 7 juli 2010 het ‘Groenboek pensioenen’. Met het ‘Groenboek pensioenen’ wil zij een discussie starten over de Europese pensioenstelsels. Het doel is om voor alle lidstaten tot een adequaat en houdbaar pensioenstelsel te komen dat voldoende zekerheden biedt. De Europese Commissie heeft alle geïnteresseerde partijen uitgenodigd te reageren op de onderwerpen die het groenboek aan de orde stelt. Dit zijn onder meer: • de balans tussen een adequaat pensioenniveau en de betaalbaarheid van pensioenregelingen; • de vorm en uitvoering van een Europees toezicht op pensioenuitvoerders; • de vorm en toepassing van Europese financiële kaders voor pensioenuitvoerders; • de wijze waarop de verscheidenheid aan pensioensystemen de mobiliteit van werknemers tussen lidstaten zo min mogelijk belemmert. De sluitingsdatum voor het indienen van reacties was 15 november 2010. Uiteindelijk zijn er toen ongeveer 1.600 reacties binnengekomen bij de Europese Commissie. Deze zal de reacties gaan inventariseren, vertalen en op haar website plaatsen. Naar verwachting gebeurt dat in de zomer van 2011. Rond november 2011 verwacht de Europese Commissie een rapport te publiceren met conclusies over de onderwerpen.
25
Uitvoering van de regeling Samenstelling en aantallen (gewezen) deelnemers en
Samenstelling naar leeftijd en aard van aanspraken
pensioengerechtigden
De hiernavolgende figuur geeft een overzicht van de samenstel-
Het aantal (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden aan
ling van de totale groep. De (gewezen) deelnemers en pensioen-
het fonds is ultimo 2010 815.629. Dit is een daling ten opzichte
gerechtigden zijn gespecificeerd naar leeftijd en de aard van hun
van 2009 met 11.104. De gevolgen van de financiële crisis zijn
aanspraken bij bpfBOUW.
zichtbaar in de daling van het aantal actieve deelnemers. Figuur 2 (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gespecificeerd naar leeftijd en aard van aanspraken
25.000
20.000
15.000 Aantallen 10.000
5.000
0 5
10
15
Deelnemers
20
25
30
35
Arbeidsongeschikten
40
45
50
55 60 Leeftijd
Gewezen deelnemers
65
70
75
80
85
Ouderdomspensioen
90
95
100 105 110
Nabestaandenpensioen
Toelichting op samenstelling De grafiek vertoont rond leeftijd 65 een piek. Deze piek geeft de geboortegolf van kort na de Tweede Wereldoorlog weer. De grote afname in de aantallen vanaf 65-jarige leeftijd wordt veroorzaakt door de afkoop van kleine pensioenen. De grafiek vertoont op leeftijd 60 een groep gepensioneerden die op deze leeftijd gebruikmaken van hun ouderdomspensioen. Dit betreft de eerste lichting gepensioneerden die op of na 1 januari 1950 geboren zijn en gebruikmaken van de aanvullingsregeling 55-.
Aantal werkgevers
Vrijgestelde werkgevers
Ultimo 2010 zijn 13.840 werkgevers aangesloten bij bpfBOUW.
Een aantal werkgevers in de bouwnijverheid is in het verleden
Ten opzichte van het jaar ervoor is het aantal werkgevers afge-
vrijgesteld van verplichte deelname aan de pensioenregeling van
nomen met ongeveer 5 procent. Eind 2009 waren 14.508 werk-
bpfBOUW. Een werkgever krijgt bijvoorbeeld vrijstelling van deel-
gevers aangesloten bij bpfBOUW. De werkgevers spelen een
name als hij al een bestaande pensioenvoorziening heeft. Of als
belangrijke rol bij de opbouw van pensioen. In beginsel zijn alle
de werkgever deel uitmaakt van een groep van werkgevers die
werkgevers in de bouwnijverheid verplicht zich aan te sluiten bij
al een pensioenvoorziening heeft. Vrijstelling wordt dan overi-
het fonds. Hier zijn wel uitzonderingen op.
gens alleen gegeven als de pensioenregeling waaraan ze elders
26
deelnemen, minimaal gelijkwaardig is aan de pensioenregeling
Uitkomsten CEM-benchmark voor pensioenadministraties
van bpfBOUW.
In 2010 presenteerde bpfBOUW de resultaten van het benchmark voor pensioenadministraties over het boekjaar 2009. Het
In 2010 waren 424 werkgevers vrijgesteld van deelname aan de
benchmark is uitgevoerd door het bedrijf Cost Effectiveness
pensioenregeling van bpfBOUW. In 2009 waren dat er nog 565.
Measurement Inc. (CEM). Benchmarking is een onderzoekstechniek om de prestaties van verschillende organisaties in
Vrijwillige aansluiting
dezelfde sector te kunnen vergelijken. In het benchmark
Ondernemingen kunnen zich op vrijwillige basis aansluiten bij
voor pensioenadministraties heeft CEM de uitvoering van de
bpfBOUW. De voorwaarden voor vrijwillige aansluiting zijn vast-
pensioenadministraties van een groot aantal Nederlandse en
gelegd in een beleidsplan. In het beleidsplan staat in welke
buitenlandse pensioenfondsen met elkaar vergeleken. Het
gevallen het bestuur vrijwillige aansluiting mag toestaan. Het
benchmark vormt hierdoor een instrument dat bijdraagt aan
bestuur gaat hierbij uit van de wettelijke kaders die zijn opgeno-
het lokaliseren van ontwikkel- en verbeterpunten voor een
men in de Pensioenwet.
pensioenfonds.
In 2010 waren 82 ondernemingen vrijwillig aangesloten bij het
In 2011 worden de resultaten over het boekjaar 2010 gepresen-
fonds. Zij hebben voldaan aan de voorwaarden die het bestuur
teerd. BpfBOUW verwacht dan overigens geen grote verschillen
heeft vastgesteld in zijn beleidsplan. In 2009 sloten 71 onder
ten opzichte van de onderstaande resultaten over 2009.
nemingen zich vrijwillig aan bij bpfBOUW. Gemiddelde kosten per deelnemer gedaald Werkingssfeeronderzoeken
Over 2009 zijn de gemiddelde kosten per deelnemer van
Deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW is verplicht
bpfBOUW 87 euro. Dit is 4 euro lager dan 2008. De daling
voor werknemers in de bouwnijverheid. Ondernemingen die val-
wordt vooral veroorzaakt door lagere projectkosten. De gemid-
len onder de werkingssfeer van de cao’s in de bedrijfstak moe-
delde kosten per deelnemer van bpfBOUW liggen onder de
ten zich daarom aansluiten bij het fonds. Door middel van
mediaan van de normgroep (121 euro). De normgroep is een
werkingssfeeronderzoeken waarborgt bpfBOUW dat onderne-
groep van gelijksoortige pensioenfondsen in Nederland waar-
mingen dat ook doen.
mee de prestaties van bpfBOUW worden vergeleken.
Besluit door commissie na onderzoek
Servicescore gedaald
In opdracht van bpfBOUW worden werkingssfeeronderzoeken
De kwaliteit van de dienstverlening komt tot uitdrukking in een
uitgevoerd. Een werkingssfeeronderzoek bestaat uit een bureau-
servicescore. De servicescore van bpfBOUW is afgenomen van
onderzoek en, als er dan nog onvoldoende gegevens zijn, uit
75 naar 73. De daling van de servicescore wordt veroorzaakt
een veldonderzoek. De resultaten van het werkingssfeeronder-
doordat in 2008 de deelnemerscontacten door vakbonds- en
zoek worden ter besluitvorming voorgelegd aan een daarvoor
werkgeversconsulenten te hoog zijn ingeschat. De servicescore
aangewezen commissie. Vertegenwoordigers van bpfBOUW in
over 2009 is daarmee gelijk aan de servicescore van 2007.
deze commissie zien toe op de handhaving van de verplichtstelling van het fonds.
Ondanks de daling van de servicescore scoorde bpfBOUW op veel punten beter dan de normgroep. De belangrijkste service-
Aantal werkingssfeeronderzoeken afgenomen
maatstaven zijn:
In 2010 werden 288 werkingssfeeronderzoeken ingesteld.
• deelnemerscontacten;
Het aantal werkingssfeeronderzoeken is daarmee gedaald ten
• de website van het fonds en dan vooral de mogelijkheden van
opzichte van 2009 (292). Het aantal nieuw aangesloten werkge-
de pensioencalculator;
vers van 32 is aanzienlijk gedaald ten opzichte van 2009 (143).
• de kwaliteit van de pensioenoverzichten;
De daling van het aantal nieuw ingeschreven werkgevers is het
• de tijdigheid van pensioentoekenningen.
gevolg van de bezwaren van werkgevers tegen de resultaten van een werkingssfeeronderzoek. In 2011 moeten deze werkge-
Daarnaast scoorde het fonds beter op het gebied van service
vers (en hun werknemers) zich mogelijk alsnog aansluiten bij de
aan werkgevers. Ook de telefonische dienstverlening van
pensioenregeling van bpfBOUW.
bpfBOUW scoorde goed.
27
Communicatie naar deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers BpfBOUW wil pensioengerechtigden, (gewezen) deelnemers
Het sponsorbeleid gaat uit van drie uitgangspunten:
en werkgevers actief en duidelijk informeren over de pensioen
• het budget dat voor sponsoractiviteiten wordt uitgetrokken
regeling. Om dat te bewerkstelligen heeft het bestuur in 2009 een communicatiebeleidsplan geformuleerd. 2010 stond in het teken van de verdere uitwerking van het communicatiebeleid.
dient in verhouding te staan tot het te bereiken doel (het vergroten van de zichtbaarheid en naamsbekendheid van het fonds); • het budget moet in verhouding staan tot het budget dat voor de meer gebruikelijke communicatiemiddelen van het fonds is
Zichtbaarheid en naamsbekendheid binnen de bedrijfstak BpfBOUW wil onder meer zijn zichtbaarheid en naamsbekendheid vergroten binnen de bedrijfstak. Daartoe ondernam het
vastgesteld; • de te sponsoren activiteit mag geen commerciële doeleinden hebben.
fonds in 2010 diverse activiteiten. Protocol voor public relations en public affairs Nieuw logo, nieuwe naam
Om de bekendheid en communicatie van het fonds buiten de
Zo ontwierp bpfBOUW een nieuw logo voor het fonds. Het nieu-
bedrijfstak te organiseren, heeft het bestuur in 2010 een pro-
we logo benadrukt nog duidelijker de binding die het fonds heeft
tocol voor public relations (PR) en public affairs (PA) vastge-
met de bedrijfstak en de mensen die daarin werkzaam zijn. Het
steld. Het protocol schrijft onder meer voor hoe pers en politiek
onderschrift bij het logo beklemtoont die relatie: het pensioen-
worden benaderd. Daarbij ligt bij PA de nadruk op ‘collectieve’
fonds voor de bouw. Het nieuwe logo leidde ook tot een wijzi-
onderwerpen. Hierbij kan gedacht worden aan de gezamenlijke
ging in de schrijfwijze van de naam van het fonds. BPF Bouw
initiatieven vanuit de pensioenkoepels, zoals de in 2010 gelan-
werd met ingang van mei 2010 bpfBOUW.
ceerde campagne van de bedrijfstakpensioenfondsen ‘Samen sta jij sterk’. Bij PR ligt de nadruk op activiteiten van het fonds
Aanwezigheid van het fonds op beurzen en evenementen
zelf. Zo brengt bpfBOUW elke drie maanden een persbericht
De aanwezigheid van bpfBOUW op beurzen en evenementen
naar buiten met zijn kwartaalcijfers.
zorgt direct voor grotere zichtbaarheid naar de betrokkenen bij het fonds. BpfBOUW nam daarom ook in 2010 weer deel aan
In het verlengde van het protocol voor PR en PA is er een proto-
enkele bedrijfstakgerelateerde beurzen. In april stond het fonds
col voor crisiscommunicatie. Ook dit protocol stelde het bestuur
drie dagen op BouwRAI in Amsterdam. Eind september stond
in 2010 vast. Het protocol voor crisiscommunicatie schrijft voor
het fonds een week lang op HOUT 2010 in Ahoy Rotterdam.
hoe bpfBOUW communiceert bij een crisis. Hierbij kan gedacht worden aan calamiteiten, fraudegevallen, slechte beleggingsre-
Deelname aan de twee beurzen zorgde ook voor feedback van
sultaten of negatieve berichtgeving over het fonds.
deelnemers over de dienstverlening van bpfBOUW. Daartoe werd ook volop gelegenheid geboden. Na afloop van de beur-
Ontwikkelingen in digitale communicatie
zen heeft het fonds dan ook enkele zaken opgepakt die anders
Het verslagjaar heeft laten zien dat het belangrijk is om direct en
mogelijk niet onder de aandacht van het fonds waren gekomen.
tijdig te kunnen reageren op belangrijke ontwikkelingen. Digitale
Hieruit blijkt dat de beurspresentie ook bijdraagt aan een betere
media leent zich daar uitstekend voor. Het fonds hecht dan ook
dienstverlening.
veel waarde aan een goede website die betrokkenen bij het fonds snel van duidelijke informatie voorziet. Het fonds heeft in
Sponsorbeleid vastgesteld
2010 een aantal activiteiten ondernomen om zijn website te ver-
Ook sponsoring leidt tot grotere zichtbaarheid en bekendheid.
beteren en om het gebruik ervan te stimuleren.
Hoewel bpfBOUW nog geen concrete sponsoractiviteiten ondernam in 2010, formuleerde het bestuur wel beleid ten aanzien van
Ontwikkeling van het Pensioendashboard
sponsoring. Zo wordt vast vooruitgekeken op sponsoractiviteiten
In 2010 heeft het fonds zich onder meer toegelegd op de ont-
die in de toekomst plaatsvinden.
wikkeling van het Pensioendashboard. Het Pensioendashboard is een toepassing op de website van het fonds die deelnemers wijst op het belang van bepaalde leefmomenten. Het is daarom een hulpmiddel dat inzicht geeft in de pensioensituatie van een deelnemer en de gevolgen van bepaalde gebeurtenissen voor (de hoogte van) het pensioen.
28
De ontwikkeling van het Pensioendashboard is gedurende het verslagjaar nog niet voltooid. Het Pensioendashboard zal in 2011 in de lucht gaan. Wijziging in verspreiding toegangscodes voor ‘Mijn Bouwpensioen’ ‘Mijn Bouwpensioen’ is de beveiligde omgeving op de website van het fonds waarin deelnemers hun pensioengegevens kunnen raadplegen. Sinds de introductie van ‘Mijn Bouwpensioen’ krijgen deelnemers alleen op aanvraag een persoonlijke toegangscode toegestuurd. Het bestuur besefte echter dat het bereik van ‘Mijn Bouwpensioen’ daardoor niet optimaal was en besloot de toegangscodes op eigen initiatief te versturen naar nieuwe deelnemers. Sinds medio 2010 verstrekt het fonds de toegangscode daarom tegelijk met de startbrief. Nieuwe deelnemers worden zo vanaf het begin van hun deelname gestimuleerd om gebruik te maken van ‘Mijn Bouwpensioen’. Consulentenpanel draagt bij aan goede communicatie Bij de ontwikkeling en verbetering van zijn communicatie krijgt het fonds hulp van een consulentenpanel. Het consulentenpanel bestaat uit consulenten van werknemers- en werkgeversorganisaties en zijn inspanningen zijn vooral gericht op het verhogen van de kwaliteit van de website van bpfBOUW. De nadruk ligt daarbij op de Pensioensimulator. De Pensioensimulator is een toepassing binnen ‘Mijn Bouwpensioen’. Met de Pensioensimulator kunnen deelnemers hun actuele pensioensituatie bekijken. Ook kunnen zij zelf pensioensituaties simuleren. Op die manier zien ze precies welke gevolgen een bepaalde beslissing heeft voor hun pensioen. Met het consulentenpanel overlegt het fonds regelmatig over praktische verbeterpunten voor de Pensioensimulator.
29
Inspraak en klachten Betrokkenen kunnen op verschillende manieren in contact
Bemiddeling door de klachtencommissie
komen met bpfBOUW met betrekking tot de besluitvorming van
Bij 2 klachten heeft bemiddeling van de klachtencommissie tot
het fonds.
een oplossing geleid. Bemiddeling door de klachtencommissie houdt in dat de pensioenadministratie op eenvoudige wijze aan
Deelnemersraad
het verzoek van de betrokkene tegemoet kan komen. De klach-
De deelnemersraad is actief betrokken bij de besluitvorming van
tencommissie fungeert dan slechts als tussenpersoon.
bpfBOUW. De twaalf leden van de deelnemersraad vertegenwoordigen de deelnemers en gepensioneerden van het fonds. In
Commissie individuele gevalsbehandeling
2010 is de deelnemersraad viermaal bijeengekomen.
In tegenstelling tot de klachtencommissie is de commissie individuele gevalsbehandeling van bpfBOUW een bestuurscommissie.
De deelnemersraad adviseert het bestuur over besluiten die het
De commissie bestaat uit vier bestuursleden. Twee leden zijn van
bestuur wil nemen. De adviezen kunnen betrekking hebben op
werkgeverszijde en twee leden zijn van werknemerszijde. In 2010
uiteenlopende zaken. De deelnemersraad gaf in 2010 advies
kwam de commissie zeven keer bijeen.
aan het bestuur over: • het jaarverslag en de jaarrekening;
Taken en bevoegdheden van de commissie
• de premie- en toeslagnota;
De commissie individuele gevalsbehandeling neemt besluiten
• de reglementen en statuten van het fonds.
over: • beroepsschriften van deelnemers tegen besluiten van de
Klachtencommissie De klachtencommissie van bpfBOUW geeft belanghebbenden bij het fonds een laagdrempelige manier om hun ontevredenheid te uiten. Daarnaast draagt de klachtencommissie bij aan het voortdurende proces van kwaliteitsverbetering van de administratieve dienstverlening van het fonds.
klachtencommissie; • verzoeken van deelnemers om toepassing van de hardheidsclausule; • verzoeken om vrijwillige voorzetting die op basis van het beleid niet toegekend kunnen worden; • hoger beroepen en (sprong)cassaties die betrekking hebben op rechtszaken van deelnemers.
Aantal klachten In 2010 ontving de klachtencommissie 64 klachten. In totaal
De commissie individuele gevalsbehandeling heeft ook een
heeft de klachtencommissie in het verslagjaar 58 klachten
adviserende rol. De commissie geeft advies over verzoeken
behandeld. Het verschil wordt veroorzaakt door de doorlooptijd
van deelnemers met beleidsmatige gevolgen, over het jaarver-
rond de jaarwisseling. Over de 58 behandelde klachten heeft de
slag van de klachtencommissie en over het reglement van de
klachtencommissie de volgende formele besluiten genomen:
klachtencommissie.
• 6 klachten zijn toegewezen; • 6 klachten zijn gedeeltelijk toegewezen;
Onderwerpen van de verzoeken en beroepsschriften
• 44 klachten zijn afgewezen;
In 2010 heeft de commissie individuele gevalsbehandeling 115
• bij 2 klachten heeft bemiddeling plaatsgevonden.
verzoeken behandeld, inclusief beroepsschriften. Over de 115 behandelde verzoeken nam de commissie de volgende forme-
Onderwerpen van de klachten
le besluiten:
De behandelde klachten in 2010 gingen vooral over de volgende
• 59 verzoeken zijn toegewezen;
onderwerpen:
• 8 verzoeken zijn gedeeltelijk toegewezen;
• het recht op en de hoogte van premievrije bijboeking bij
• 48 verzoeken zijn afgewezen.
arbeidsongeschiktheid; • de juistheid van berekeningen van (vroeg)pensioenen;
Van de 115 verzoeken hadden er 96 betrekking op een beroep
• het recht op en de hoogte van invaliditeitspensioen of
op de hardheidsclausule. De hardheidsclausule is een bepaling
arbeidsongeschiktheidspensioen; • vrijwillige voorzetting; • de uitvoering van het verdelen van pensioen conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS).
30
die het mogelijk maakt om in bijzondere gevallen af te wijken van vastgestelde regels.
In het verslagjaar boog de commissie zich vooral over gevallen met de volgende onderwerpen: • gevallen op het gebied van ‘geen premie, wel recht’; • vrijwillige voortzetting; • premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid; • de toepassing van de voorwaarden van de aanvullingsregelingen; • het afstand doen van bijzonder partnerpensioen. Adviescommissie Awb Het komt voor dat werkgevers niet willen deelnemen aan de pensioenregeling van bpfBOUW. In dat geval kunnen ze een verzoek indienen om vrijstelling van deelname aan de pensioenregeling te krijgen. Als dit verzoek tot vrijstelling wordt afgewezen, kan de werkgever hier bezwaar tegen maken. Het beoordelen van de bezwaren wordt gedaan door de adviescommissie Algemene wet bestuursrecht (Awb). De adviescommissie Awb is ingesteld door het bestuur en adviseert het bestuur over de ingediende bezwaarschriften. Het bestuur van bpfBOUW neemt uiteindelijk een besluit. De adviescommissie Awb bestaat uit drie leden: Mr. R.A.A. Duk (voorzitter) Mr. E.S. Hoogendijk (secretaris) Drs. H. Bruins (algemeen lid) In het verslagjaar 2010 is één bezwaarschrift binnengekomen bij de adviescommissie Awb. De adviescommissie Awb bracht hier in 2010 nog geen advies over uit. In 2011 zal zij dit bezwaarschrift (verder) behandelen. Daarnaast vond in het verslagjaar een mondelinge behandeling plaats van een bezwaarprocedure die al in 2009 aanving. In 2010 is nog geen besluit genomen over deze bezwaarprocedure.
31
Fondsreserves en dekkingsgraad De hoogte van de reserves van het fonds bepaalt voor een groot
aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van
deel de jaarlijkse vaststelling van de premies en de mate van
het fonds als er geen volledige toeslag wordt verleend.
toeslagverlening. De reserves zijn bovendien nodig om de dekkingsgraad vast te stellen. De dekkingsgraad drukt de verhou-
Reserve premiekorting
ding uit tussen het beschikbaar vermogen van het fonds en zijn
BpfBOUW kent daarnaast een Reserve premiekorting. Ook dit is
pensioenverplichtingen.
een bestemmingsreserve. De Reserve premiekorting wordt aangesproken als er premiesprongen vereist zijn die uitgaan boven
Reserves
de beleidsmatige premiestappen. Uit de reserve wordt dan een
Het fonds kent in totaal een zevental reserves. Het totaal van
aanvulling op de reguliere premie gefinancierd.
deze reserves is het totaal eigen vermogen van het fonds. De zeven reserves zijn ondergebracht in twee hoofdcategorieën.
Reserves voor de regeling BeterExcedent
Deze hoofdcategorieën kunnen als volgt worden weergeven:
De regeling BeterExcedent is een aanvullende regeling. De rege-
• Algemene reserves;
ling geeft werkgevers de mogelijkheid om hun werknemers ook
• Overige reserves.
pensioen op te laten bouwen over het salaris dat boven het maximumsalaris van de basisregeling ligt. De regeling is een
Algemene reserves
beschikbarepremieregeling. Het spaarsaldo van de deelnemers
De Algemene reserves van bpfBOUW bestaan uit:
is voor rekening en risico van de deelnemers zelf.
• de Reserve pensioenen; • de Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het fonds heeft twee specifieke reserves voor de regeling BeterExcedent:
De Reserve pensioenen en de Reserve arbeidsongeschiktheids-
• de Reserve inleggarantie BeterExcedent;
pensioen zijn bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dat
• de Reserve AO BeterExcedent.
betreft de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze
De inleggarantie is de som van de totaal ingelegde spaarbe-
reserves vormen het beschikbaar eigen vermogen dat wordt
dragen van een deelnemer die minimaal vijf volle kalenderjaren
meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad.
voor zijn pensioendatum aan deze regeling heeft deelgenomen. Zodra de deelnemer gedurende die periode onafgebroken
De Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen is per sector in de
heeft deelgenomen, heeft hij minimaal recht op dat bedrag. De
bouwnijverheid onderverdeeld.
inleggarantie is voor risico van het pensioenfonds. Om dit risico te financieren, wordt een reserve aangehouden. De reserve
Overige reserves
werd in 2010 gevoed door een inhouding van 0,2 procent op de
De overige reserves dienen alle een specifiek doel. Het zijn
beschikbare premie. In 2011 is dit 0,8 procent.
bestemmingsreserves en worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. De overige reserves
Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de regeling
bestaan uit:
wordt de opbouw van zijn spaarsaldo premievrij voortgezet. Ook
• de Reserve aanvullingsregelingen;
dit onderdeel van de regeling is voor risico van het pensioen-
• de Reserve toeslagverlening actieven;
fonds. De Reserve AO BeterExcedent financiert de premievrije
• de Reserve premiekorting;
bijboeking bij arbeidsongeschiktheid. De reserve werd in 2010
• de Reserve inleggarantie BeterExcedent;
gevoed door een inhouding van 8 procent op de beschikbare
• de Reserve AO BeterExcedent.
premie. In 2011 is dit 5 procent.
Reserve aanvullingsregelingen
Dekkingsgraad
De Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financie-
De dekkinggraad van bpfBOUW was ultimo 2010 106,2 pro-
ring van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregelingen
cent. Dit is een daling van 2,2 procentpunt ten opzichte van de
die in de toekomst uitgekeerd worden. De Reserve aanvullings-
dekkingsgraad ultimo 2009.
regelingen is per sector in de bouwnijverheid onderverdeeld. De daling is vooral het gevolg van het gedaalde renteniveau. Het Reserve toeslagverlening actieven
renteniveau bereikte in het verslagjaar een historisch laag niveau.
Het fonds kent een Reserve toeslagverlening actieven. Dit is een
De negatieve gevolgen daarvan werden overigens beperkt door
bestemmingsreserve. De reserve is bedoeld voor toekomstige
de renteafdekking van het fonds. BpfBOUW heeft het risico op
32
een rentedaling namelijk voor een deel afgedekt. Ook de over-
Ontwikkeling van de dekkingsgraad
gang naar nieuwe sterftegrondslagen had een negatieve invloed
In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de dekkings-
op de hoogte van de dekkingsgraad. Beide factoren zorgden
graad over de afgelopen vijf jaren weergegeven.
namelijk voor een toename van de waarde van de pensioenverplichtingen. De beleggingsresultaten, daarentegen, waren posi-
Tabel 1 Verloop van de dekkingsgraad over de afgelopen vijf jaren (in procenten)
tief. Hierdoor nam de waarde van de beleggingen toe. Per saldo zorgden deze factoren voor een daling van de dekkingsgraad over 2010.
Jaar
Dekkingsgraad
Berekening van de dekkingsgraad
2010
106,2
Het fonds bepaalt zijn dekkingsgraad door te berekenen in
2009
108,4
welke mate de voorziening pensioenverplichtingen wordt gedekt
2008
102,2
door het beschikbaar vermogen. Dat is het totaal van de tech-
2007
140,7
nische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds, de
2006
140,0
Reserve pensioenen en de Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen. De overige reserves hebben alle een specifiek doel. Zij worden niet gerekend tot het beschikbaar vermogen. De overige reserves behoren overigens wel tot het totaal eigen vermogen van het fonds. Als één van de vijf overige reserves negatief is, wordt deze wel in mindering gebracht op het beschikbaar vermogen. Dat doet het fonds om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld. De dekkingsgraad wordt dan berekend door de verhouding te nemen tussen: a) het beschikbaar vermogen; b) de voorzieningen (voor risico) van het pensioenfonds. De voorzieningen voor risico van het pensioenfonds worden toegelicht in het hoofdstuk Toereikendheid. De voorziening (voor rekening en risico van de deelnemer) die hoort bij de regeling BeterExcedent wordt niet meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad. Eind 2010 was het totaal van de Reserve pensioenen en de Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen 1.677 miljoen euro. De voorzieningen voor risico van het pensioenfonds bedroegen toen samen 26.874 miljoen euro. De dekkingsgraad ultimo 2010 kwam daarmee op: 26.874 + 1.677 x 100 procent = 106,2 procent 26.874
33
loonontwikkeling
realisme bewustwording
collectief
perspectief
Toereikendheid De Pensioenwet stelt financiële eisen aan pensioenfondsen. Het
Standaardmodel voor vaststellen van vereist eigen vermogen
uitgangspunt hierbij is dat een pensioenfonds al zijn huidige én
Voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen hanteert bpf-
toekomstige financiële verplichtingen kan nakomen. De finan
BOUW vanaf 2007 het standaardmodel, zoals beschreven in het
ciële positie van het pensioenfonds moet daarom toereikend
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK)
zijn. Dat is het geval als de bezittingen van het pensioenfonds de
uit 2006. Het standaardmodel gaat uit van een aantal risicocate-
aangegane pensioenverplichtingen op de langere termijn over-
gorieën. Hiervan zijn de beleggingsrisico’s de voornaamste. In het
treffen. Ook in tijden van tegenspoed.
standaardmodel worden negatieve, fictieve scenario’s toegepast, zoals een daling van de aandelenkoersen of een daling van de
Voorziening pensioenverplichtingen
rente. Het standaardmodel toont hoe gevoelig het fonds is voor
De voorziening pensioenverplichtingen geeft de contante waar-
dergelijke scenario’s.
de weer van alle uitstaande pensioenverplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
De negatieve scenario’s in het standaardmodel corresponde-
Het is, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioe-
ren met een éénjaarsbetrouwbaarheid van 97,5 procent. De uit-
nen dat het fonds nu en in de toekomst moet uitbetalen.
komst van het standaardmodel is dus het vermogen dat het fonds moet hebben om het komend jaar met een kans van
De voorziening pensioenverplichtingen van bpfBOUW valt uiteen
97,5 procent de benoemde risico’s te kunnen opvangen.
in de volgende voorzieningen voor: • het ouderdomspensioen, dat voorziet in pensioen aan
Evaluatie risico’s vastgoedportefeuille in standaardmodel
(gewezen) deelnemers op grond van ouderdom en partner- en
In samenspraak met DNB heeft bpfBOUW eind 2010 de risico’s
wezenpensioen dat bij overlijden van deelnemers voorziet in
in de vastgoedportefeuille van het fonds geëvalueerd. Het fonds
pensioen aan hun nabestaanden;
heeft gekeken in welke mate de aanwezige of potentieel toege-
• het vroegpensioen, dat voorziet in vroegpensioen aan (gewezen) deelnemers op grond van ouderdom; • de jaarlagen, die voorzien in aanvullend pensioen aan deelnemers op grond van ouderdom;
stane leverage aanleiding geeft de risico’s anders te wegen dat aangegeven in het standaardmodel. Leverage is de mate waarin een vastgoedbelegging wordt gefinancierd met rentedragend vreemd vermogen.
• het arbeidsongeschiktheidspensioen, dat voorziet in pensioen aan deelnemers op grond van arbeidsongeschiktheid; • het spaarsaldo BeterExcedent, waarbij aanvullend pensioen-
In het standaardmodel wordt uitgegaan van een risico op een waardedaling van direct vastgoed met 15 procent en van indirect
kapitaal vrijwillig wordt opgebouwd om op de pensioendatum
vastgoed met 25 procent. Naar aanleiding van de evaluatie is
een aanvullend pensioen in te kopen.
het risico voor indirect binnenlands vastgoed vastgesteld op 15 procent. De maximale leverage in deze vastgoedportefeuil-
Hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen
le is namelijk lager dan in het standaardmodel wordt veronder-
De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2010 26,9 mil-
steld. Voor indirect buitenlands vastgoed is het risico vastgesteld
jard euro. Dit is de contante waarde van alle pensioenrechten
op 35 procent. Hiervoor geldt namelijk dat de maximale levera-
van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bij de
ge juist hoger is dan in het standaardmodel wordt verondersteld.
berekening van de contante waarde baseert het fonds zich op
Het afwijkende risicoprofiel in de beleggingsportefeuille is door-
de rentetermijnstructuur van ultimo 2010 en de overige actuarië-
gevoerd in de toepassing van het standaardmodel. DNB stemde
le grondslagen en veronderstellingen. Het fonds toetst deze ver-
daarmee in.
onderstellingen periodiek. Toepassing van het standaardmodel (Minimaal) vereist eigen vermogen
Bij de toepassing van het standaardmodel worden de volgende
Pensioenfondsen moeten bovenop de voorziening pensioenverplichtingen ook vermogen hebben om (vooral) waardedalingen
solvabiliteitsreserves onderkend: S1: de solvabiliteitsreserve voor het renterisico (het effect van de
van beleggingen op te vangen. De financiële eisen die aan pen-
meest ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur);
sioenfondsen worden gesteld, zijn uitgedrukt in een vereist eigen vermogen en een minimaal vereist eigen vermogen.
S2: de solvabiliteitsreserve voor het marktrisico op zakelijke waarden (het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de waarde van aandelen in ontwikkelde markten met 25 procent, aandelen in opkomende markten met 35 procent, private equity met 30 procent, direct vastgoed met 15 procent en indirect binnenlands
35
vastgoed met 15 procent en indirect buitenlands vastgoed
Het vereist eigen vermogen is ultimo 2010 19,5 procent van de
met 35 procent);
voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermo-
S3: de solvabiliteitsreserve voor het valutarisico (het effect van een
gen is hoger dan het vereist eigen vermogen van 17,2 procent
daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20
dat in het herstelplan is gehanteerd. Het vereist eigen vermo-
procent);
gen is lager in het herstelplan. Dat komt omdat in het herstel-
S4: solvabiliteitsreserve voor het risico op grondstoffen (het effect
plan wordt uitgegaan van de langetermijnbeleggingsmix van het
van een daling van de waarde van grondstoffen met 30
fonds, inclusief 75 procent afdekking van het renterisico. Eind
procent);
2010 was het renterisico voor 58 procent afgedekt. Vanwege
S5: solvabiliteitsreserve voor het kredietrisico (het effect van een
dit hogere risico is het vereist eigen vermogen aan het einde van
toename van de actuele credit spread met 40 procent);
het verslagjaar hoger dan op lange termijn verondersteld wordt.
S6: solvabiliteitsreserve voor het verzekeringstechnisch risico (door middel van een verzekeringsrisico-opslag wordt het verzeke-
Minimaal vereist eigen vermogen
ringstechnisch risico gefinancierd).
Naast het vereist eigen vermogen bestaat er een tweede ondergrens: het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal
De som van de solvabiliteitsreserves vormt, na diversificatie tus-
vereist eigen vermogen is ultimo 2010 4,1 procent van de voor-
sen de risicotypen, het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen
ziening pensioenverplichtingen. Dit is gelijk aan vorig jaar.
vermogen is dan de maatstaf waartegen het feitelijke beschikbaar eigen vermogen van het fonds wordt afgezet. BpfBOUW heeft
Dekkings- of reservetekort
voldoende vermogen als het beschikbaar eigen vermogen van
Als het fonds minder beschikbaar eigen vermogen heeft dan het
het fonds groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële
vereist eigen vermogen, is er sprake van een reservetekort. Als
positie is in dat geval toereikend.
het beschikbaar eigen vermogen ook lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen, is er ook sprake van een dekkingste-
In tabel 2 is de uitkomst van het standaardmodel schematisch
kort. De feitelijke dekkingsgraad van bpfBOUW op basis van de
weergegeven.
rentetermijnstructuur ultimo 2010 is 106,2 procent. De vereiste dekkingsgraad van het fonds is 119,5 procent. Het fonds had eind 2010 daarom een reservetekort.
Toelichting op uitkomst van standaardmodel In tabel 2 is het vereist eigen vermogen bepaald op basis van de benodigde waarde van de beleggingen ultimo 2010 en niet op
Herstelplan
basis van de feitelijke waarde van de beleggingen. De benodig-
BpfBOUW had ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur
de waarde van de beleggingen is de waarde van de beleggingen
heeft daarom begin 2009 een herstelplan moeten opstellen. Het
waarbij het beschikbaar eigen vermogen van het fonds gelijk is
herstelplan is in juli 2009 goedgekeurd door DNB. In het her-
aan het vereist eigen vermogen.
stelplan spreekt het bestuur de verwachting uit dat het fonds
Tabel 2 Vereist eigen vermogen ultimo 2010 (in miljoenen euro’s) Categorie Buffer in euro’s
Buffer als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen
S1 Renterisico
1.297,9
4,8
S2 Zakelijkewaardenrisico
4.302,8
16,0
S3 Valutarisico
820,5
3,1
S4 Commodityrisico
192,6
0,7
S5 Kredietrisico
400,6
1,5
S6 Verzekeringstechnisch risico
832,6
3,1
Subtotaal voor diversificatie Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen
36
7.847,0 ./.
2.617,5 5.229,5
29,2 ./.
9,7 19,5
in staat is om binnen de gestelde termijnen het beschikbaar
Verloop dekkingsgraad loopt iets achter op verwachte
eigen vermogen weer naar de wettelijk vereiste niveaus te til-
herstelpad
len. Binnen vijf jaar (ultimo 2013) zou de dekkingsgraad van het
Het fonds werkt vanaf begin 2009 met een herstelplan. Als gevolg
fonds minimaal 104,5 procent moeten zijn. Dit is het niveau van
van de lage dekkingsgraad was bpfBOUW hiertoe verplicht. In het
het minimaal vereist eigen vermogen zoals dat ultimo 2008 gold.
herstelplan spreekt bpfBOUW de verwachting uit om zijn beschik-
Binnen vijftien jaar moet de dekkingsgraad dan minimaal 117,2
baar eigen vermogen binnen de gestelde termijnen weer naar de
procent zijn. Dat is het vereist eigen vermogen op basis van de
wettelijk vereiste niveaus te tillen.
strategische beleggingsmix op lange termijn. Eind 2010 ligt het verloop van de dekkingsgraad van bpfBOUW Ontwikkeling van de dekkingsgraad
iets achter op het verwachte herstel zoals dat is beschreven in het
De dekkingsgraad van bpfBOUW is in 2010 gedaald ten opzich-
herstelplan. Het herstelplan schrijft voor dat de verwachte dek-
te van vorig jaar. Dat kwam vooral door de gedaalde rente en de
kingsgraad eind 2010 108,1 procent zou bedragen. De werkelijke
aanpassing van de sterftegrondslagen aan de nieuwste prog-
dekkingsgraad was op dat moment 1,9 procentpunt lager. Binnen
nosetafel van het AG. Beide oorzaken leidden tot een verhoging
vijftien jaar, gerekend vanaf het moment dat herstelplan van kracht
van de waarde van de pensioenverplichtingen en daarmee tot
was, moet de dekkingsgraad minimaal 117,2 procent zijn.
een daling van de dekkingsgraad. De beleggingsresultaten hadden wel een positief effect op de dekkingsgraad. Het rendement
Voorlopig handhaving reguliere fondsbeleid en vaststellen
van het fonds in 2010 was goed en leidde tot een stijging van
crisisbeleid
het belegd vermogen van het fonds.
In 2010 heeft het bestuur zijn reguliere fondsbeleid ten aanzien van premie, toeslagverlening en beleggingen gehandhaafd.
De hoogte van de dekkingsgraad wordt uiteindelijk beïnvloed
In tabel 4 op pagina 39 staan het premie- en toeslagenbeleid
door diverse factoren. In tabel 3 is schematisch weergegeven
schematisch weergegeven.
welke factoren dat zijn en welke invloed ze hebben gehad in 2010.
In de loop van 2010 daalde de dekkingsgraad echter fors. Dit heeft het bestuur doen besluiten om een crisisbeleid te formule-
Tabel 3 Invloed van factoren op de mutatie van de dekkingsgraad over 2010 (in procenten)
ren. Het crisisbeleid schrijft de stappen voor die het fonds neemt als zijn financiële positie niet meer op een haalbaar herstelpad kan uitkomen.
Dekkingsgraad primo 2010
108,4
Begin 2011 heeft dit beleid vorm gekregen. Het beleid beschrijft
0,1
dat er zich financiële crises kunnen voordoen die dermate ern-
Pensioenuitkeringen
0,4
stig zijn dat herstel van het fonds niet meer haalbaar is binnen
Toeslagverlening
0,0
de wettelijke termijnen zonder aanvullende maatregelen. Als een
9,1
dergelijke situatie zich voordoet, zal het bestuur zich beraden
Premiebijdrage
Verandering rentetermijnstructuur
./.
./.
9,3
op de mogelijke middelen die dan ingezet kunnen worden om
Wijziging sterftegrondslagen
./.
1,9
toch nog te kunnen herstellen. Het bestuur zal hierover dan in
Overig
./.
0,8
overleg treden met sociale partners. De uitkomst van dat over-
Overrendement
leg kan zijn dat het verlagen van pensioenaanspraken moet worDekkingsgraad ultimo 2010
106,2
den overwogen. Uiteraard gaat het bestuur dan, voordat het een besluit neemt, na of de belangen van alle deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers evenredig worden behartigd.
In totaal leidden deze oorzaken tot een afname van de dekkingsgraad van 108,4 procent aan het begin van 2010 tot 106,2
Als de pensioenen daadwerkelijk verlaagd moeten worden, streeft
procent ultimo 2010.
het bestuur ernaar de opgebouwde en ingegane pensioenen op eenzelfde manier te verlagen. Ook dan kijkt het bestuur uiteraard wel of een dergelijke verlaging op evenwichtige wijze kan worden uitgevoerd. Nadat de pensioenen verlaagd zijn, streeft het bestuur ernaar deze verlaging weer zo snel mogelijk ongedaan te maken. Dat zal het geval zijn als de financiële positie van het fonds dit toelaat.
37
beleggingsrisico’s
matchen toeslagen
inflatie
indexering
38
Premie en toeslagverlening Premie- en toeslagenbeleid Tabel 4 geeft schematisch weer hoe het premie- en toeslagen-
het beleid, gaat uit van het vereist eigen vermogen ná de effec-
beleid van bpfBOUW er op hoofdlijnen uitziet. De tabel, en dus
ten van het toeslagenbesluit.
Tabel 4 Staffel ten behoeve van de vaststelling van de premie en de toeslagverlening De financiële positie van het fonds
Toeslagenbeleid
Het beschikbaar eigen vermogen/de reserves van het fonds is volgens het FTK:
Het bestuur besluit tot:
Lager dan het minimaal vereist eigen vermogen
Geen toeslagverlening
Premiebeleid
De premie daalt/stijgt naar8:
Premie verhogen met 2 procent, doch minimaal naar 18,9 procent
Lager dan het vereist eigen vermogen, maar hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen
Beperkte toeslagverlening (naar rato/lineair)9
Te laag om de toeslagambitie naar verwachting in de toekomst te kunnen realiseren, maar wel hoger dan het vereist eigen vermogen
Volledige toeslagverlening (naar loonontwikkeling van de sectoren binnen bpfBOUW)
Aanpassen premie naar basispremie van 18,9 procent, maar maximaal 2 procent per jaar
Hoger dan de som van het vereist eigen vermogen en het naar verwachting benodigde vermogen om de toeslagambitie ook in de toekomst te kunnen realiseren
Volledige toeslagverlening en eventueel inhaaltoeslagverlening10
Premie verlagen naar basispremie of verlagen met 2 procent tot een minimum van 14,9 procent
Toeslagverlening
Deze reserve kan aangesproken worden voor toeslagverlening
Het bestuur streeft ernaar de pensioenen welvaartsvast te hou-
voor actieve deelnemers als er geen volledige toeslag kan
den. Het bestuur wil daarom elk jaar toeslag verlenen ter grootte
worden verleend.
van de loonontwikkeling van de sectoren binnen bpfBOUW. De toeslagverlening is echter wel voorwaardelijk. Er wordt alleen
Inhaaltoeslagverlening
toeslag verleend als het fonds genoeg financiële ruimte heeft.
Een achterstand in toeslagverlening ontstaat als in één of meerdere jaren geen of slechts gedeeltelijk toeslag wordt verleend.
Er wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen toeslag-
Als er ná 1 januari 2006 geen of slechts gedeeltelijk toeslag is
verlening voor actieve deelnemers enerzijds en voor pensioen-
verleend, kan dat nadien worden ingehaald.
gerechtigden en gewezen deelnemers anderzijds. Alleen als er in een jaar geen volledige toeslag kan worden verleend, wordt
Inhaaltoeslagverlening kan plaatsvinden als het beschikbaar eigen
er mogelijk onderscheid gemaakt tussen deze groepen. Actieve
vermogen van het fonds boven de premiekortingsgrens uitkomt.
deelnemers krijgen dan mogelijk toeslagverlening vanuit de
De premiekortingsgrens is gelijk aan de som van het vereist
Reserve toeslagverlening actieven.
eigen vermogen en het geschatte vermogen dat nodig is om de toeslagambitie van het fonds waar te maken.
Reserve toeslagverlening actieven
In tabel 5 zijn de toeslagpercentages over 2010 en 2011
In de premie voor de middelloonregeling is een opslag van 0,4
schematisch weergegeven. Ook staat de cumulatieve
procent gereserveerd voor de Reserve toeslagverlening actieven.
achterstand in toeslagverlening vermeld.
De maximumpremie is in beginsel 21,9 procent. De minimumpremie is 14,9 procent.
8
Maximaal twee jaar achter elkaar. Als na die twee jaar het beschikbaar vermogen van het fonds voldoende is hersteld, kan daarna ook (gedeeltelijke)
9
toeslag worden verleend. Aanvullende toeslagverlening voor actieve deelnemers is mogelijk vanuit de Reserve toeslagverlening actieven in geval van onvolledige toeslagverlening. Voor de actieve deelnemers geldt dan verrekening met eerdere onttrekking uit de Reserve toeslagverlening actieven.
10
39
Tabel 5 Toeslagverlening en cumulatieve achterstand in toeslagverlening, ontstaan vanaf 1 januari 2009 (in procenten) 2010
2011
Toeslag per 1 januari, actieve deelnemers
1,45
0,00
Toeslag per 1 januari, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
1,45
0,00
Volledige toeslag in boekjaar
2,26
1,35
Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, actieve deelnemers
0,81
1,35
Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
0,81
1,35
Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, actieve deelnemers
3,39
4,79
Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
4,12
5,53
Premie
Premiebeleid aanvullingsregelingen
Tussen actieve deelnemers en niet-actieve deelnemers bestaat
Wet- en regelgeving schrijven voor dat de aanvullingsregelin-
een solidariteitsbeginsel. Daarom wordt bij de jaarlijkse vaststel-
gen uiterlijk in het jaar 2020 afgefinancierd moeten zijn. Dat
ling van de premie rekening gehouden met de hoogte van de
geldt voor alle aanvullingsregelingen van de sectoren binnen
algemene reserve ten opzichte van het vereist eigen vermogen.
de bouwnijverheid. BpfBOUW wil dat realiseren met de jaarla-
Het uitgangspunt van het fonds is een langetermijnbasispremie
genmethode. De jaarlagenmethode houdt in dat er tijdens de
van 18,9 procent van de premiegrondslag.
financieringsperiode rekening wordt gehouden met de verwachte toekomstige lasten en de al gevormde reserves. De premies
Ieder jaar stelt het fonds ook de (gedempte) kostendekkende
worden op basis hiervan vastgesteld. Elke sector binnen de
premie vast. Elk pensioenfonds in Nederland is verplicht dat te
bouwnijverheid heeft zijn eigen aanvullingsregelingen.
doen. De jaarlijkse, totale kostendekkende premie is gelijk aan de kosten die gemaakt moeten worden om de pensioenaan-
Premie- en toeslagenbeleid
spraken die in dat jaar zijn opgebouwd te financieren. De kos-
arbeidsongeschiktheidspensioen
tendekkende premie wijkt vaak af van de basispremie.
De premies en de toeslagverlening voor het arbeidsongeschiktheidspensioen worden per sector van de bouwnijverheid vast-
Premiekorting
gesteld. De uitgangspunten hiervoor zijn dezelfde als in tabel 4.
Het beleid van bpfBOUW is gericht op het voorkomen van
Daarbij geldt wel dat de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de
grote premiesprongen. Mede met het oog daarop heeft het
bijbehorende reserves als een eigen gesloten financieel systeem
fonds in 2008 de Reserve premiekorting in het leven geroe-
worden beschouwd. Elk jaar worden de premies en toeslagen
pen. De Reserve premiekorting is in 2008 gevormd door deze
voor de arbeidsongeschiktheidsregeling opnieuw vastgesteld.
te onttrekken uit de Reserve pensioenen. De Reserve premie-
Hierbij kijkt het fonds naar de hoogte van de Reserve arbeidson-
korting financiert toekomstige, noodzakelijke premiesprongen
geschiktheidspensioenen ten opzichte van de voorziening voor
boven de maximale premiesprongen die zijn afgesproken in het
arbeidsongeschiktheidspensioen. De toeslagverleningsambitie
premiebeleid.
ten aanzien van het arbeidsgeschiktheidpensioen is gelijk aan de loonontwikkeling van de betreffende sector.
In 2010 is de Reserve premiekorting aangesproken. De feitelijk gevraagde premie van 20,9 procent van de premiegrondslag
Vaststelling premies en toeslagen voor 2011
was lager dan de gedempte kostendekkende premie (vermin-
Aan het einde van elk jaar stelt het bestuur de premies en toe-
derd met de toegestane vrijval van solvabiliteitsbuffers op lopen-
slagen voor het daaropvolgende jaar vast. Hierna volgen per
de uitkeringen) van 21,3 procent.
regeling de premies en toeslagen die het bestuur voor 2011 heeft vastgesteld.
Ultimo 2009 bedroeg de Reserve premiekorting 150,2 miljoen euro. In 2010 is 17,3 miljoen euro aan de Reserve premiekorting
Middelloonregeling
onttrokken. Na toevoeging van het rendement op de Reserve
Het bestuur besloot de premie voor de middelloonregeling te
premiekorting, is de hoogte van de reserve ultimo 2010 145,1
verhogen met 1 procentpunt. De premie voor 2011 is daardoor
miljoen euro.
21,9 procent van de premiegrondslag. Het bestuur besloot om per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen. Voor beide beslui-
40
ten baseerde het bestuur zich op de financiële positie van het
In tabel 6 is de opbouw van de middelloonpremie voor 2011
fonds ultimo 2010, zoals die in november 2010 werd geschat.
schematisch weergegeven.
Premie nog onder kostendekkend niveau
Tabel 6 Vaststelling premie middelloonpremie voor 2011
Op het moment dat de premies en de toeslagen werden vastgesteld, werd de dekkingsgraad van ultimo 2010 geschat op 104 procent. Op basis van het premiebeleid leidde dit tot een
Onderdelen
Premie middelloonregeling 2011 op basis van rentevoet van 4%
premiesprong van 2 procentpunten, met in beginsel een maxi-
mumpremie van 21,9 procent. De gedempte kostendekkende
Coming service
premie is 22,6 procent na de nog toegestane aftrek van de sol-
Toeslagverleningsopslag
0,4
vabiliteitsbuffer over de uitkeringen van ouderdoms- en nabe-
Solvabiliteitsopslag
3,2
staandenpensioen. De hoogte van de premie is daardoor nog
Kostenopslag
0,5
18,9
0,7 procent onder het niveau van de gedempte kostendekkende premie.
Kostendekkende premie
23,0
Af: Vrijval solvabiliteitsbuffers
0,4
Bijdrage premie aan herstel financiële positie BpfBOUW hanteert bij het vaststellen van de kostendekkende
Kostendekkende premie na buffervrijval
premie een vaste rentevoet van 4 procent. Dat is op de lange
Af: Aanvulling uit Reserve premiekorting
22,6 0,7
termijn een goede inschatting van de gemiddelde renterealisatie. In een situatie van onderdekking, zoals bij bpfBOUW het
Vastgestelde premie 2011
21,9
geval was, moet de premie bijdragen aan het herstel van de financiële positie. Dat betekent dat de premie ten minste gelijk moet zijn aan de benodigde premie die berekend is op basis
Aanvullingsregelingen
van de feitelijke rente. Bij de benodigde premie moet boven-
Het bestuur bepaalt de premies voor de aanvullingsregelingen
dien rekening gehouden worden met een solvabiliteitsopslag
per sector. Daarvoor kijkt het bestuur naar de verwachte lasten
ter grootte van het minimaal vereist eigen vermogen. Op het
en de al aanwezige reserves. De financiering van de aanvullings-
moment dat de premie werd vastgesteld, was de feitelijke rente
regelingen vindt gelijkmatig plaats tot 2021. Voor 2011 zijn de
lager dan de vaste rentevoet van 4 procent. De benodigde
premies voor de aanvullingsregelingen voor de meeste sectoren
premie op basis van de feitelijke rente was daardoor hoger.
verhoogd.
Deze was namelijk 26,6 procent. In tabel 7 staan per sector de premies voor de aanvullings BpfBOUW mag de kostendekkende premie voor 2011 toch
regelingen voor deelnemers die geboren zijn na 1949.
baseren op de vaste rentevoet van 4 procent. Daar is echter wel
De premie is een percentage van de premiegrondslag.
een voorwaarde aan verbonden. Die luidt dat het fonds bij zijn premiestelling voor 2012 een sluitende financiële opzet kent.
Tabel 7 Premiepercentages aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949 per sector
Hiermee wordt bedoeld dat in 2012 een premie geheven kan worden die in het geval van een dekkingstekort bijdraagt aan het
Sector
2010
gehanteerde rentevoet van 4 procent. Het fonds moet daarvoor
Bouw
9,8
10,3
goed kijken of de rentevoet van 4 procent op de lange termijn
UTA
3,0
3,0
niet afwijkt van de gemiddelde realisatie.
Timmerindustrie
2,2
2,7
Afbouw
8,9
9,2
Natuursteenbedrijf
7,7
7,8
herstel van het fonds. Dat geldt dan voor elk economisch sce-
2011
nario, ook als de feitelijke rente lager is dan de door bpfBOUW
Deze voorwaarde vraagt om nadere uitwerking door bpfBOUW. Uiterlijk bij de vaststelling van de premie voor 2012 moet het fonds aan de voorwaarde voldoen. Het bestuur van bpfBOUW heeft de cao-partijen in de bedrijfstak hierover geïnformeerd en gevraagd om een pensioenovereenkomst te overwegen die voorziet in een sluitende financiële opzet van de premie.
41
In tabel 8 staan per sector de premies voor de aanvullingsregelingen voor deelnemers die geboren zijn vóór 1950. De premie is een percentage van het pensioenloon. Voor de regeling UTA-
Tabel 9 Premie- en toeslagpercentages arbeids ongeschiktheidspensioen per sector Sector
2010
2011
excedent geldt dat de premie alleen wordt betaald door deelnemers die een loon hebben dat hoger is dan 54.051,28 euro.
Bouw/UTA
Zij betalen die premie tot het per 1 januari 2011 geldende maxi-
Premie
0,00
0,00
mum van 82.439,67 euro. Boven deze grens bouwen zij geen
Loonontwikkeling
2,26
1,51
pensioen meer op. Tabel 8 Premiepercentages aanvullingsregeling voor
Bouw
2010 2,0
2,26
1,51
0,00
0,00
3,28
3,28
Cumulatieve achterstand in
deelnemers geboren vóór 1950 per sector Sector
Toeslagverlening Achterstand in toeslagverlening toeslagverlening 2011
Timmerindustrie Premie
0,00
0,00
2,0
Loonontwikkeling
1,25
0,00
UTA
1,3
1,2
Toeslagverlening
1,50
0,00
UTA-excedent
0,8
0,5
Achterstand in toeslagverlening
0,00
0,00
2,77
2,77
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
Arbeidsongeschiktheidspensioen In tabel 9 staan de premies en toeslagen ten aanzien van het
Afbouw
arbeidsongeschiktheidspensioen. De vaststelling ervan gebeurt
Loonontwikkeling
3,53
0,50
per sector. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen
Toeslagverlening
3,53
0,50
Achterstand in toeslagverlening
0,00
0,00
3,53
3,53
is een percentage van het pensioenloon.
Cumulatieve achterstand in
Eind 2010 waren de reserves voor het arbeidsongeschiktheids-
toeslagverlening
pensioen voldoende om de premies voor 2011 weer op nul procent vast te stellen. Voor alle sectoren geldt dat er volledige toeslag is verleend per 1 januari 2011.
Natuursteen Premie
0,00
0,00
Loonontwikkeling
1,40
1,00
Kostendekkende premie over 2010
Toeslagverlening
1,40
1,00
Naast de feitelijke premie berekent het fonds ook elk jaar de
Achterstand in toeslagverlening
0,00
0,00
kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt na
Cumulatieve achterstand in
het boekjaar achteraf vastgesteld voor elke regeling. De kosten-
toeslagverlening
3,39
3,39
dekkende premie is nodig voor de financiering van: • de jaarlijkse pensioeninkoop (de coming service); • de opslag voor toeslagverlening; • de opslag voor solvabiliteit (om het vereist eigen vermogen in stand te houden);
Tabel 10 Kostendekkende premies voor de middelloon regeling (in procenten van de premiegrondslag)
• de opslag voor de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling.
Onderdelen
Rentetermijn- structuur primo 2010
Rentevoet van 4 procent
Middelloonregeling Het fonds hanteert voor de berekening van de kostendekkende
Coming service
19,5
18,7
premie voor de middelloonregeling een gedempte rentevoet van
Toeslagverleningsopslag
0,4
0,4
4 procent. Ook berekent het fonds de kostendekkende premie
Solvabiliteitsopslag
3,7
3,6
op basis van de rentetermijnstructuur. In tabel 10 staan de kos-
Kostenopslag
0,5
0,5
24,1
23,2
tendekkende premies voor 2010 voor de middelloonregeling op basis van beide rentestructuren.
42
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur
Tabel 11 Kostendekkende premies voor het arbeids
is hoger dan de premie tegen de gedempte rentevoet van 4 pro-
ongeschiktheidspensioen (in procenten van de
cent. Dat komt omdat het renteniveau van de rentetermijnstruc-
premiegrondslag)
tuur begin 2010 lager lag dan 4 procent. Hierdoor geldt voor de inkoop van pensioen (de coming service) een hoger tarief.
Onderdelen
Rentetermijn- structuur primo 2010
Rentevoet van 4 procent
De feitelijke premie kan lager worden vastgesteld dan de
Coming service
0,08
0,08
gedempte premie. Dat is mogelijk als de financiële positie van
Toeslagverleningsopslag
0,00
0,00
het fonds het toelaat om een korting te verlenen op de premie
Solvabiliteitsopslag
0,02
0,02
of als premiekorting wordt gefinancierd uit de Reserve premie
Kostenopslag
0,00
0,00
Kostendekkende premie
0,10
0,10
korting. In 2010 heeft bpfBOUW de Reserve premiekorting aangesproken. De feitelijk te heffen premie was namelijk lager dan de gedempte premie waarop bpfBOUW de buffervrijval op de uitkeringen van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen nog gedeeltelijk in mindering mocht brengen. Het totale bedrag aan feitelijk ontvangen premie in 2010 is 816 miljoen euro. Dit is exclusief de premies die ontvangen zijn voor de spaarpensioenrekening BeterExcedent (6,0 miljoen euro). In 2010 bedroeg de toegestane buffervrijval 73 miljoen euro. De totale gedempte kostendekkende premie op basis van de rentevoet van 4 procent is 907 miljoen euro. De totale premie op basis van de rentetermijnstructuur is 942 miljoen euro. Aanvullingsregelingen De premies voor de aanvullingsregelingen worden berekend door de contante waarde van de verwachte lasten te verminderen met de reserve en te delen door de contante waarde van de premiegrondslag tot 2021. Dit houdt in dat de financiering van de aanvullingsregelingen gelijkmatig plaatsvindt tot 2021 terwijl de jaarlijkse lasten kunnen schommelen. Over de gehele looptijd wordt dus een kostendekkende premie gevraagd. In sommige jaren is de premie echter hoger dan voor dat jaar benodigd. In andere jaren is de premie juist lager. De verschillen komen ten goede of ten laste van de reserves voor de aanvullingsregelingen. Arbeidsongeschiktheidspensioen In tabel 11 staan de kostendekkende premies voor het arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van de rentetermijnstructuur en de gedempte rentevoet van 4 procent. De feitelijk ontvangen premie in 2010 is 6 duizend euro. Dit betreft nabetaalde premies over 2009. Over 2010 is namelijk geen premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen geheven. De totale kostendekkende premie op basis van de gedempte rentevoet van 4 procent is 3,2 miljoen euro. De premie op basis van de rentetermijnstructuur is eveneens 3,2 miljoen euro. Voor 2011 is de premie op nul procent vastgesteld.
43
beleggingsrisico’s
matchen toeslagen
inflatie
indexering
44
Beheersing van de risico’s Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een pen-
Hierna worden de risicocategorieën in afzonderlijk paragrafen
sioenregeling. Daarbij worden niet alle risico’s als negatief
besproken. Over de werking van de beheersmaatregelen wordt
beschouwd. Zo vormen bepaalde beleggingsrisico’s bronnen
in elke paragraaf gerapporteerd.
van rendement. Het bestuur van bpfBOUW vindt een integrale beheersing van de risico’s van wezenlijk belang. Het heeft
Matchingrisico
daarom een integraal risicobeleid vastgesteld. Het risicobeleid
Er is sprake van nadelige mismatching (of ongelijkwaardigheid)
beschrijft het fondsbeleid ten aanzien van verschillende risico’s,
als de waarde van de beleggingen niet evenredig meestijgt met
de beheersmaatregelen voor deze risico’s en de wijze waarop
de waarde van de pensioenverplichtingen. Het matchingrisico
over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden.
vloeit met name voort uit de verschillen die bestaan tussen de looptijd van de pensioenverplichtingen en van de beleggingen
Invoering risicomanagement
van het fonds.
Na een fase van onderzoek en voorbereiding heeft het fonds in december 2010 op tijdelijke basis twee risicomanagers aange-
Analyseren van de matchingrisico’s
steld. De functie zal in 2011 een geleidelijke groei doorlopen, met
Het matchingrisico betreft onder meer verschillen in inflatie- en
name met betrekking tot de risico’s die samenhangen met vermo-
rentegevoeligheid en het valutarisico van de beleggingen. Het
gensbeheer. In de breedte wordt door de risicomanagers prioriteit
fonds wil die risico’s daarom zoveel mogelijk afdekken. Daarmee
gegeven aan het inventariseren van mogelijke issues en het doen
moet het fonds wel rekening houden met uitkomsten voor het
van aanbevelingen voor de aanpak en beheersing ervan.
premie- en pensioenresultaat en de kans op onderdekking van de nominale pensioenverplichtingen. Het fonds gebruikt een
De risicomanagers gebruiken hun ervaringen en bevindingen
drietal instrumenten om deze risico’s in te schatten:
ten gunste van de gefaseerde inrichting van een integraal risi-
• een ALM-studie om de risico’s te analyseren;
comanagementsysteem bij bpfBOUW. Die inrichting is in 2010
• een risicomodel om de risicogevoeligheid van de beleggin-
aangevangen met een analyse door externe deskundigen van de bestaande situatie bij het fonds. Daarnaast is gestart met
gen ten opzichte van de pensioenverplichtingen inzichtelijk te maken;
het ontwerpen van een risicomanagementstructuur die is toe-
• een continuïteitsanalyse die de financiële risico’s op de lange-
gespitst op de toekomstige organisatie en eigenschappen van
re termijn inschat en waarmee het premie- en toeslagbeleid
bpfBOUW.
wordt onderbouwd.
Het bestuursmodel van bpfBOUW is in 2010 gemoderniseerd,
Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het bestuur
mede om een basis te creëren voor adequate risicobeheersing.
beleid vast ten aanzien de beheersing van de matchingrisico’s.
De bestuurscommissies zijn geherstructureerd naar vier vakgebieden, waarbij vooral de commissie Vermogensbeheer en de
ALM-studie in 2010
commissie Finance, Control & Riskmanagement belangrijke rol-
In 2010 liet het fonds een nieuwe ALM-studie uitvoeren. Bij zijn
len zullen hebben in de uiteindelijke risicomanagementstructuur
ALM-studie in 2010 is het fonds uitgegaan van het huidige,
van bpfBOUW. Het gehele bestuur volgt in de eerste helft van
nominale toezichtskader. Het beleid van het fonds met betrek-
2011 een aantal trainingsdagen ter bevordering van hun des-
king tot risicobeheersing en beleggingen dient dan ook binnen
kundigheid op het gebied van risicomanagement. In de loop
dat kader geplaatst te worden. De gevolgen van de ALM-studie
van 2011 resulteert de inrichting van een risicomanagementsy-
voor het beleggingsbeleid van het fonds staan vermeld in het
steem in een omvattend risicobeleidskader en gaat de uitvoe-
hoofdstuk Beleggingsbeleid. Hierna wordt uiteengezet hoe
ring conform dit kader van start.
de ALM-studie heeft bijgedragen aan de beheersing van de matchingrisico’s.
Asset Liability Management
Afdekken van het renterisico
Het fonds houdt periodiek een ALM-studie. ALM staat
Het langetermijnbeleid van het fonds is erop gericht het renterisico
voor Asset Liability Management. Een ALM-studie stemt
voor 75 procent af te dekken. Dat houdt in dat 75 procent van de
de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar af.
pensioenverplichtingen ongevoelig is voor wijzigingen in de rente.
Het bestuur kan aan de hand van een ALM-studie keuzes maken ten aanzien van zijn beleggingen.
Gedurende 2010 besloot het bestuur de afdekking van het renterisico uit te breiden van 47 procent naar 60 procent. Die uitbreiding vond in het derde kwartaal plaats naar aanleiding van
45
de uitkomsten van de ALM-studie. In de ALM-studie is in het
Afdekken van het valutarisico
bijzonder gekeken op welke wijze de kans op het verlagen van
Als gevolg van veranderende valutakoersen kunnen beleggin-
pensioenen verkleind kon worden zonder de kans op toeslag-
gen in vreemde valuta na verloop van tijd in waarde dalen. Dat
verlening te veel te verkleinen. Ultimo 2010 was het renterisico
heeft een negatief gevolg voor de financiële positie van het fonds.
voor 58 procent afgedekt.
BpfBOUW dekt daarom de valutarisico’s op beleggingen in
Over 2010 was het resultaat op de renteafdekking positief. Het
Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen geheel af.
positieve resultaat bedroeg 1,4 miljard euro.
Dat gebeurt met valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten krijgen een negatieve waarde bij een verzwakking van de
Afdekken van het inflatierisico
euro ten opzichte van vreemde valuta. En andersom stijgen zij in
Het inflatierisico houdt in dat de beleggingen van het fonds
waarde als de euro zich versterkt.
onderhevig kunnen zijn aan negatieve waardeontwikkelingen door inflatie. Het bestuur wil de inflatiegevoeligheid van de
In 2010 was het negatieve resultaat op de valutatermijncontracten
beleggingen in lijn brengen met die van de pensioenverplich-
307 miljoen euro.
tingen. Het is immers de ambitie van het fonds om de ontwikkeling van de looninflatie te volgen. In de beleggingsportefeuille
Liquiditeitsrisico
wordt dit nagestreefd door inflatiegerelateerde beleggingen toe
De beleggingsportefeuille van bpfBOUW bevat liquide beleggin-
te voegen aan de beleggingsportefeuille. Dit zijn index-linked
gen in de vorm van staatsobligaties en aandelen. De beleggings-
obligaties, aandelen, grondstoffen en vastgoed. Deze vermo-
portefeuille bestaat echter ook uit minder liquide beleggingen.
genscategorieën bewegen dan, als wordt gemeten over een lan-
Tijdens de financiële crisis werd duidelijk dat het liquiditeitsrisico
gere periode, in zekere mate mee met de inflatiebeweging.
hierbij een rol speelt. Het liquiditeitsrisico houdt in dat bezittingen of beleggingen van het fonds niet gemakkelijk en slechts tegen
In de ALM-studie is de invloed geanalyseerd die inflatie heeft op
hoge kosten geliquideerd kunnen worden. Het bestuur is zich
de beleggingsportefeuille. Ook de invloed van aanvullende maat-
hiervan bewust en heeft het risico opgenomen in zijn risicobeleid.
regelen om dat risico te beheersen is onderzocht. Naar aanleiding van de uitkomsten besloot het bestuur om de afdekking
Het liquiditeitsrisico speelt onder meer een rol bij de beheersing
van het inflatierisico op korte termijn niet uit te breiden. Pas bij
van het valutarisico. De waarde van de valutatermijncontrac-
een hogere dekkingsgraad overweegt het bestuur dat te doen.
ten wordt aan het einde van hun looptijd (meestal drie maanden)
Dan speelt inflatie namelijk een grotere rol.
afgerekend met de betreffende tegenpartijen (zogeheten invest-
Figuur 3 Samenstelling van de beleggingsportefeuille in de periode 1970 tot 2010
100%
80%
60%
40%
20%
0% 1970
1975 Vastrentende waarden
46
1980 Aandelen
1985 Vastgoed
1990
1995
Alternatieve beleggingen
2000
2005
2010
ment banks). Als de positie van de euro gedurende die periode
Tabel 12 Sectorverdeling van de aandelenportefeuille
is verzwakt, is het resultaat op het valutatermijncontract negatief. Dan moeten er voldoende liquiditeiten aanwezig zijn om het
Sector
Percentage 2010
Percentage 2009
negatieve resultaat op te vangen. Marktrisico
Consumptiegoederen
17,4
17,6
De waarde van de beleggingen fluctueert als gevolg van macro-
Financiële instellingen
21,7
19,5
economische ontwikkelingen en de marktomstandigheden.
Energie
12,3
10,8
Dit wordt het marktrisico genoemd. Beleggingen in aande-
Farmacie
7,0
9,4
len, vastrentende waarden, vastgoed en grondstoffen zijn altijd
Industrie en transport
9,4
13,5
onderhevig aan marktrisico. De waarde van deze beleggingen
ICT
8,9
7,6
wordt namelijk continu beïnvloed door koersschommelingen.
Telecom
4,5
9,9
BpfBOUW beheerst het marktrisico door zijn belegd vermogen
Basisindustrie
8,6
6,5
evenwichtig te spreiden.
Overig
10,2
5,2
Strategische allocatie
Totaal
100,0
100,0
De verdeling naar verschillende beleggingscategorieën wordt strategische asset allocatie genoemd. Bij de strategische asset allocatie streeft bpfBOUW naar een optimale afweging tussen
Tabel 13 Regioverdeling van de aandelenportefeuille
risico en rendement. De vaststelling van de strategische asset allocatie gebeurt aan de hand van de ALM-studie.
Regio
Percentage 2010
Percentage 2009
Beheersing door spreiding Dit resulteert in een beleggingsportefeuille met een brede sprei-
Europa
42,0
39,4
ding over diverse beleggingscategorieën. De samenstelling van
Verenigde Staten
37,7
38,0
de beleggingsportefeuille is sinds de jaren negentig fors ver-
Japan
2,8
4,4
anderd. Beleggingen in vastrentende waarden steeds meer
Pacific (excl. Japan)
5,5
5,3
plaatsgemaakt voor zakelijke waarden zoals aandelen en
Opkomende markten
12,0
12,9
100,0
100,0
private equity. In recente jaren zijn hier ook beleggingen in andere beleggingscategorieën bijgekomen. Dat zijn bijvoorbeeld beleg-
Totaal
gingen in grondstoffen en hedgefondsen. Figuur 3 op pagina 46 geeft de ontwikkeling van de samenstelling van de beleggings portefeuille over de afgelopen veertig jaar weer.
Bij de vastrentende waarden vindt de spreiding vooral plaats over instrumenttypen, regio’s en kredietwaardigheid. In de hiernavol-
Naast een goede verdeling over beleggingscategorieën wordt
gende paragraaf Kredietrisico wordt hier uitvoeriger bij stilgestaan.
ook gezorgd voor een evenwichtige verdeling binnen beleggingscategorieën. Bij de aandelen van het fonds komt dit tot
Kredietrisico
uitdrukking in de verdeling over sectoren en regio’s. De sector-
Het kredietrisico is het risico dat een debiteur van het fonds niet
verdeling van de aandelenportefeuille ultimo 2010 is vermeld
aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Het fonds
in tabel 12. Daarnaast worden de aandelen over verschillen-
spreidt zijn beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten,
de regio’s verspreid. In tabel 13 is de regioverdeling van de aan
de zogeheten vastrentende waarden, dan ook over verschillende
delenportefeuille ultimo 2010 te zien.
tegenpartijen om het kredietrisico zoveel mogelijk te beperken. Hoge kredietwaardigheid Binnen de portefeuille van vastrentende waarden wordt bijna uitsluitend belegd in de investment grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met een hoge kredietwaardigheid. De betaling van rente en aflossing door de uitgever van de lening heeft dan een hoge zekerheid. In de categorie non-investment grade wordt beperkt geïnvesteerd. In tabel 14
47
Tabel 14 Verdeling vastrentendewaardenportefeuille
van zekerheden die als onderpand dienen voor verstrekte kredieten. Voor verstrekte kredieten ontvangt het fonds zekerheden
Regio
Percentage 2010
Percentage 2009
(zoals contanten of obligaties), waardoor de schade beperkt blijft als een tegenpartij zijn verplichting niet kan nakomen.
AAA
48,2
38,4
Verzekeringstechnisch risico
AA
18,0
24,4
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat (toekomsti-
9,7
12,9
ge) pensioenen niet gefinancierd kunnen worden uit premie- of
14,4
10,5
beleggingsinkomsten. Het risico schuilt in onjuiste of onvolledi-
A BBB Lager dan BBB
9,7
3,3
-
10,5
100,0
100,0
Geen rating Totaal
ge (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van de pensioenaanspraken. Prudente grondslagen BpfBOUW stelt de voorziening pensioenverplichtingen, de pensioenpremies en de benodigde reserves vast op basis van prudente grondslagen. Bij de vaststelling van de grond-
is te zien hoe de portefeuille met vastrentende waarden ultimo 2010 is opgebouwd. De classificaties AAA tot en met BBB
slagen worden voorzienbare trends en voorschriften uit de
behoren tot de investment grade categorie.
Pensioenwet meegenomen. Elk jaar worden de gebruikte grondslagen getoetst aan de werkelijke ontwikkelingen.
De onzekerheden in de financiële markten werden in 2010
De toetsing wordt uitgevoerd door een certificerend actuaris.
sterk beïnvloed door toegenomen zorgen over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal Europese landen
Vaststelling nieuwe sterftegrondslag
(Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje: de zogenaamde
Zo liet het bestuur in 2010 een onderzoek verrichten naar de
PIIGS-landen) was de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
gemiddelde levensverwachting van deelnemers bij het fonds
in de gevarenzone terecht gekomen. Hoewel de onrust over de
en hoe deze zich verhoudt tot de gemiddelde levensverwach-
Griekse crisis in het midden van het jaar weer wat afnam, bleven
ting van de gehele Nederlandse bevolking. Op basis van de
de markten de gevolgen voelen van de staatsschuldencrisis. De
conclusies uit het onderzoek besloot het bestuur de sterfte-
angst dat ook andere landen in problemen zouden komen, werd
grondslag van het fonds aan te passen. De aangepaste sterf-
bewaarheid in november toen Ierland een beroep op financië-
tegrondslag is vastgesteld op basis van de in 2010 door het
le steun moest doen. In tabel 15 (pagina 48) is de marktwaarde
Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerde prognoses over
van de beleggingen in staatsobligaties en index-linked obligaties
de gemiddelde levensverwachting in Nederland in de perio-
van overheden van deze PIIGS-landen opgenomen.
de 2010 tot 2060. De prognoses van het AG worden wel licht gecorrigeerd op basis van de ervaringscijfers met betrekking
Beheer van zekerheden
tot de gemiddelde levensverwachting van de deelnemers bij
Om het kredietrisico te beheersen, wordt gebruikgemaakt van
bpfBOUW.
collateral management. Collateral management is het beheer Omgevingsrisico Tabel 15 Marktwaarde beleggingen staatsobligaties en index-linked obligaties in PIIGS-landen
Externe ontwikkelingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat hebben mogelijk negatieve gevolgen voor het fonds. Dit wordt
Classificatie
Marktwaarde (in miljoenen euro’s)
het omgevingsrisico genoemd. Het fonds heeft uiteraard een grote verantwoordelijkheid tegenover de deelnemers aan de
Portugal Italië
0,7
pensioenregeling en de pensioengerechtigden. Zij moeten kun-
1.107,6
nen vertrouwen op een inkomen tijdens ouderdom, bij arbeids-
Ierland
16,9
ongeschiktheid en voor hun partners bij overlijden. Dit is de
Griekenland
39,6
basis van de pensioenregeling. Dit verplicht bpfBOUW tot een
Spanje
160,5
transparant en constant toezicht om de belangen van de deel-
Totaal
1.325,3
nemers te borgen. Het vraagt bovendien een hoog niveau van
48
deskundigheid van het bestuur.
Volgen van actuele ontwikkelingen
lijke commissies en de wijzigingen (toenames) in de deskundig-
Het fonds volgt nadrukkelijk de maatschappelijke ontwikkelingen
heid van de individuele bestuursleden. De aanpassingen zijn
in Nederland en omliggende landen. Zo nodig stelt het bestuur
erop gericht de individuele deskundigheid van bestuursleden te
zijn beleid dan bij. In 2010 stonden tijdens elke bestuursverga-
versterken en te spreiden. Voorts besloot het bestuur een struc-
dering actuele ontwikkelingen op het gebied van pensioenen,
tureel opleidingsplan te ontwikkelen dat voorziet in twee studie-
vermogensbeheer en vastgoed op de agenda. In de tweede
dagen per jaar. Het opleidingsplan is voor de eerste twee jaar
helft van 2010 besloot bpfBOUW bovendien tot het verder pro-
gericht op de conclusies uit het rapport Frijns.
fessionaliseren van het risicomanagement. Het fonds stelde hiervoor twee risicomanagers aan.
Deze initiatieven zorgen ervoor dat het bestuur beter in staat is duurzaam te kunnen voldoen aan de deskundigheidseisen. Voor de komende jaren heeft het bestuur zich ten doel gesteld om
Deskundigheidsniveaus
zijn deskundigheid door een externe partij te laten toetsen. Het
Voor bestuursleden van pensioenfondsen gelden twee
bestuur onderzoekt op welke wijze dit kan plaatsvinden.
vereiste deskundigheidsniveaus. Deskundigheidsniveau 1 is de kennis die een individueel bestuurslid moet heb-
Operationeel risico
ben. Met deskundigheidsgebied 2 wordt de kennis van het
Het operationeel risico is het risico dat samenhangt met ondoel-
bestuur als collectief aangeduid. Een toetredend bestuurslid
matige of ondoeltreffende procesinrichting, procesuitvoering of
begint op deskundigheidsniveau 0. Na zijn eerste jaar in het
productontwikkeling. BpfBOUW zorgt daarom dat zijn proces-
bestuur moet hij deskundigheidsniveau 1 bereiken.
sen aantoonbaar in control zijn. Nieuwe regelingen en wijzigingen op bestaande regelingen voldoen bovendien aan de wet- en regelgeving en worden getoetst op uitvoerbaarheid.
Deskundigheid op peil houden De bestuursleden van het fonds moeten bovendien zorgen dat
Aantoonbaar in control
hun eigen deskundigheid aan de vereisten voldoet. Zo moeten
Voor de beheersing van de procesinrichting en de procesvoering
alle individuele bestuurders vanaf één jaar na hun benoeming
heeft het fonds met zijn opdrachtnemers voor het vermogens-
deskundigheidsniveau 1 hebben behaald. Daarnaast gelden er
beheer en de pensioenadministratie afgesproken dat deze via
andere deskundigheidseisen voor het bestuur. Het bestuur heeft
een SAS 70-verklaring aantoonbaar in control zijn.
een deskundigheidsplan opgesteld om de vereiste deskundig-
Over een gedeelte van 2010 heeft de pensioenuitvoeringsorga-
heid binnen het bestuur te waarborgen. De werking van het
nisatie van het fonds, Cordares, een SAS 70 type II-verklaring
deskundigheidsplan wordt elk jaar geëvalueerd.
verkregen voor de uitvoering van de pensioenadministratie.
In 2010 leverde de evaluatie een aantal bevinden op: • op alle van de zeven deskundigheidsgebieden beschikt een meerderheid van de bestuurders over deskundigheidsniveau 2; • in alle gevallen is het deskundigheidsniveau van de individuele bestuurders toereikend; • op één na alle bestuurders beschikken op alle getoetste deskundigheidsgebieden minimaal over deskundigheidsniveau 1; • er wordt ruimschoots voldaan aan de eis dat minimaal twee bestuurders meerjarige ervaring op het gebied van management moeten hebben;
SAS 70 SAS 70 is een certificering van de interne beheersing van de processen in dienstverlenende organisaties. Het bestaat uit twee onderdelen: • SAS 70 type I beschrijft de beheersmaatregelen op een bepaald moment; • SAS 70 type II verklaart dat de beheersmaatregelen over een periode van zes maanden ook daadwerkelijk werken. Een externe accountant certificeert de SAS 70-verklaringen.
• voor alle deskundigheidsgebieden geldt dat minimaal twee bestuurders per gebied beschikken over deskundigheidsniveau 2.
Voor de kernprocessen van de vermogensbeheerorganisatie van APG zijn over (een gedeelte van) 2010 SAS 70 Type II-verklarin-
In 2010 heeft het voltallige bestuur opleidingen gevolgd in het
gen verkregen.
kader van deskundigheidsbevordering. Daarnaast is het deskundigheidsplan zelf aangepast in 2010. De aanpassingen hielden verband met de versterking van het governancemodel van het fonds. Daarbij ging het om de samenstelling van de bestuur-
49
Uitbestedingsrisico
Integriteitsrisico
Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integri-
Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van het fonds
teit en kwaliteit van het fonds in gevaar komt door aan derden
negatief wordt beïnvloed door niet-integere, onethische gedragin-
uitbestede activiteiten. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ope-
gen van de organisatie of zijn medewerkers. De norm die hierbij
rationele processen, automatiseringsdiensten of ondersteunen-
gehanteerd wordt, berust op bepalingen in de wet- en regelge-
de diensten. Het fonds besteedt op basis van een risicoanalyse
ving én de door het fonds zelf opgestelde normen. BpfBOUW
zijn werkzaamheden uit aan professionele partijen. Deze partijen
heeft een goede reputatie binnen het maatschappelijke verkeer
moeten hun continuïteit, integriteit en kwaliteit kunnen aantonen.
waarin het fonds verkeert. Die reputatie wil het fonds handhaven.
Langjarige overeenkomsten
Toetsing van integriteit
Met betrekking tot de continuïteit van de opdrachtnemers heeft
Nieuwe bestuurders worden door bpfBOUW getoetst op
het bestuur een langjarige overeenkomst gesloten met de uit-
betrouwbaarheid en integriteit. DNB toetst nieuwe bestuurders
voerders van de pensioenadministratie en het vermogensbe-
op betrouwbaarheid en deskundigheid. Alle bestuurders van het
heer. Het besluit hierover heeft plaatsgevonden na een analyse
fonds ondertekenen bovendien een gedragscode en verklaren
van de continuïteit van de uitvoerders en een beoordeling van
daarmee zich aan die gedragcode te houden.
de kwaliteit van hun bedrijfsvoering. Ook de prijsstelling in relatie tot de bijbehorende dienstverlening is beoordeeld.
Een externe compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. Jaarlijks rapporteert de compliance officer hier-
Rapporteren over afgesproken diensten
over aan het bestuur. In 2010 heeft hij geen onregelmatigheden
De opdrachtnemers van het fonds rapporteren elk jaar over de
waargenomen. Het bestuur heeft zijn opdrachtnemers opge
door hen behaalde bedrijfsresultaten. Zij rapporteren boven-
dragen om frequenter te rapporteren over de compliance, om
dien elk jaar over de werking van hun integriteitsbeleid. Over de
zo tijdig op de hoogte te zijn van eventuele onregelmatigheden.
afgesproken kwaliteit van de werkzaamheden rapporteren de
De opdrachtnemers hebben hun rapportages in 2010 ieder
opdrachtnemers elk kwartaal. Bij de aan hen uitbestede pro-
kwartaal geleverd. De compliancerapportages van de opdracht-
cessen geven de opdrachtnemers bovendien een verklaring af
nemers van het fonds gaven geen aanleiding tot het treffen van
waarin zij aangeven in control te zijn.
beleidsaanpassingen.
IT-risico
Het bestuur heeft voorts concrete uitgangspunten geformuleerd
Het IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatie-
voor de beheersing van risico’s op het gebied van witwassen en
voorziening onvoldoende ondersteund of beveiligd worden op
terrorismefinanciering. De gedragscode van het fonds is te raad-
het gebied van automatisering. BpfBOUW wil uiteraard beschik-
plegen via de website van het fonds.
ken over geschikte IT-ondersteuning. IT-ondersteuning borgt de continuïteit van de bedrijfsprocessen en de beveiliging van de
Integriteitsbeleid ten aanzien van vastgoedtransacties
(pensioen)gegevens.
Integriteit en transparantie vormen een belangrijke basis voor ver-
Informatiebeveiliging
in 2010 daarom wederom aandacht besteed aan het integriteit-
Het IT-bedrijf van de opdrachtnemers beschikt over adequa-
vraagstuk bij vastgoedtransacties.
trouwen in de bouwnijverheid. Het bestuur van bpfBOUW heeft
te beheersmaatregelen. Dit blijkt onder meer uit de toekenning van het certificaat van de Code voor informatiebeveiliging.
De beheerder van de vastgoedbeleggingen van het fonds,
Het IT-bedrijf heeft voorts een change management proces.
Bouwinvest, heeft zowel bij de Nederlandse directe portefeuille
Dit houdt in dat elke wijziging in de IT-infrastructuur op gecon-
in de vastgoedfondsen als bij de internationale vastgoedinveste-
troleerde wijze wordt afgehandeld. Dit is in het verslagjaar
ringen van bpfBOUW een integriteit- en compliancemonitoring-
getoetst door externe deskundigen. De uitkomsten waren posi-
programma opgezet en uitgevoerd. In 2010 werd met name
tief. Bovendien beschikt het IT-bedrijf over een calamiteitenplan.
het Customer Due Dilligence-beleid geactualiseerd en aange-
Dat wordt ook periodiek getest. Verder worden de pensioen
scherpt. Het bestuur van bpfBOUW wordt regelmatig over de
gegevens van het fonds beschermd door middel van zogeheten
werking van de programma’s geïnformeerd.
system recovery en server backup systemen. Er is bovendien een mogelijkheid om alle systemen uit te laten wijken naar een secundaire locatie.
50
Juridisch risico Het juridische risico heeft betrekking op de veranderingen in en de naleving van wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat het fonds bedreigd wordt in zijn rechtspositie. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of incorrect gedocumenteerd zijn. Vakkundige advisering op juridisch gebied Het bestuur van bpfBOUW laat zich periodiek informeren over voorgenomen wijzigingen in wet- en regelgeving en de consequenties daarvan voor het fonds. De opdrachtnemer aan wie de advisering over de wet- en regelgeving is uitbesteed, moet een professionele partij zijn met aantoonbare deskundigheid en ervaring. Bovendien worden opdrachtnemers verplicht externe deskundigen in te schakelen als er sprake is van zeer complexe wijzigingen op juridisch gebied. In 2010 heeft de advisering op juridisch gebied op het vereiste niveau plaatsgevonden. Contracten die het fonds aangaat, moeten voldoen aan juridische normen voor afdwingbaarheid. Het fonds laat daarom al zijn aangegane contractuele verplichtingen toetsen door externe deskundigen. De juridische aansprakelijkheid van het bestuur en van het fonds zijn bovendien afgedekt. De financiële gevolgen van de juridische aansprakelijkheid zijn afgedekt door middel van een verzekering.
51
marktbewegingen
rendement deskundigen verwachtingen
plannen
52
Beleggingsbeleid BpfBOUW heeft de ambitie om zijn deelnemers solide, wel-
Overgang naar vermogensbeheerder APG
vaartsvaste pensioenen te bieden. Het beleggingsbeleid is een
Per 1 januari 2010 wordt de beleggingsportefeuille van
middel om die ambitie te kunnen realiseren. BpfBOUW voert een
bpfBOUW beheerd door vermogensbeheerder APG.
solide beleggingsbeleid, waarin de belangen van de deelnemers centraal staan. Op korte én lange termijn. Het is belangrijk dat
Overigens waren eind 2010 nog niet alle beleggingen van het
de beleggingen van het fonds een goed rendement opleve-
fonds overgebracht naar de beleggingsfondsen van de nieuwe
ren. Maar het is ook belangrijk dat er niet teveel risico genomen
vermogensbeheerder. De illiquide beleggingen zijn bijvoorbeeld
wordt. Het bestuur van bpfBOUW geeft daarom de grenzen van
opgenomen in de zogenaamde heritage-portefeuille. De beleggin-
het beleggingsbeleid aan.
gen in de aandelen in opkomende markten zullen in de loop van 2011 overgebracht worden naar de beleggingsfondsen van APG.
Strategisch beleggingsbeleid Het strategische beleggingsbeleid van bpfBOUW wordt elke
Voor de uitvoering van over the counter-derivaten heeft APG
twee of drie jaar opnieuw vastgelegd. De uitgangspunten van
een aparte entiteit opgericht: APG Treasury Center bv. Derivaten
het beleid zijn gebaseerd op de uitgangspunten van een ALM-
zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de
studie. ALM staat voor Asset Liability Management. Een ALM-
waarde van een onderliggend goed. Bij verhandeling van deri-
studie stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op
vaten ‘over the counter’ wordt buiten de beurs om direct zaken
elkaar af.
gedaan door beide betrokken partijen. Bij dergelijke transacties treedt het Treasury Center op als tegenpartij van bpfBOUW
In 2010 heeft bpfBOUW een nieuwe ALM-studie uit laten voe-
en zet deze transacties namens bpfBOUW uit in de markt. Het
ren door een onafhankelijke deskundige partij. Deze ALM-studie
fonds kan zijn transacties daardoor efficiënter uitzetten in de
is de basis voor het beleggingsplan voor 2011. Het beleggings-
markt: de transactiekosten zijn lager en er kan met meer tegen-
plan bevat de strategische norm (inclusief de te hanteren bench-
partijen zaken gedaan worden.
marks) voor het komende jaar. Het beleggingsplan is onder meer gebaseerd op de verwachtingen ten aanzien van economi-
De overgang van het vermogensbeheer naar APG houdt geen
sche en financiële ontwikkelingen. Ook wordt rekening gehou-
wijziging in van het beleggingsbeleid van bpfBOUW. Het bete-
den met de eis die toezichthouders stellen aan een fonds in
kent wel een wijziging in de uitvoering ervan.
herstel: binnen het fonds mag het risicoprofiel niet toenemen. Beleid op het gebied van vastgoedbeleggingen Marktbewegingen of tactische overwegingen kunnen leiden tot
In 2009 besloot bpfBOUW samen met de beheerder van de
een afwijking van de (strategische) norm. Het fonds blijft ech-
vastgoedportefeuille, Bouwinvest, om over te gaan op een nieu-
ter tussen de vastgestelde bandbreedtes voor de verschillende
we structuur voor de Nederlandse directvastgoedportefeuille.
beleggingscategorieën.
De overgang naar de nieuwe portefeuillestructuur levert het fonds een betere risicospreiding en meer flexibiliteit op. Vanaf 1 januari 2010 is de vastgoedportefeuille van het fonds ondergebracht in zes vastgoedfondsen en een ontwikkelings-bv voor wonen. Dat betekent dat het fonds geen beleggingen meer heeft in Nederlands direct vastgoed. In plaats daarvan belegt bpfBOUW in vastgoedparticipaties.
Tabel 16 Strategische beleggingsmix van het fonds Beleggingscategorie Vastgoed
Langetermijnnorm in % 25
Norm in 2011in %
Norm in 2010 in %
22
23
Aandelen
26
29
29
Vastrentende waarden
37
41
41
Overige beleggingen
12
8
7
100
100
100
Totaal
53
Vastgoedfondsen
goed ondernemingsbestuur. Het fonds heeft hierbij drie doelstel-
BpfBOUW is aanvankelijk voor 100 procent eigenaar van de
lingen geformuleerd:
aandelen van de zes vastgoedfondsen. In de drie daaropvolgen-
• verbeteren van het financiële rendement, rekening houdend
de jaren krijgen echter ook andere institutionele beleggers de
met de risico’s;
kans om aandelen te kopen. Eerst wordt 10 procent openge-
• blijk geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid;
steld voor andere pensioenfondsen. Na de periode van drie jaar
• bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financi-
worden andere beleggers in de mogelijkheid gesteld om hun
ële markten.
belang uit te breiden. Om zijn doelstellingen te realiseren, werkt bpfBOUW nauw De drie grote Nederlandse vastgoedfondsen (het Woningfonds,
samen met de uitvoerders van zijn beleggingsbeleid, APG
Winkelfonds en Kantorenfonds) zijn in juni 2010 officieel open-
en Bouwinvest. Samen wordt voortdurend gezocht naar de
gesteld voor institutionele beleggers. Dit gebeurde tijdens de
relaties tussen duurzaamheidsaspecten, rendement en de
Provada in Amsterdam. Er bleek duidelijk interesse te zijn vanuit
langetermijnrisico’s.
andere institutionele beleggers voor deze fondsen met een laag risicoprofiel. Hiermee wordt invulling gegeven aan de diversifica-
Financieel én maatschappelijk rendement
tiestrategie van spreiding van vastgoed.
Voor bpfBOUW staat het financiële belang van zijn deelnemers voorop. BpfBOUW vindt echter ook dat financieel en maatschap-
Verder is invulling gegeven aan de internationale vastgoedporte-
pelijk rendement uitstekend samen kunnen gaan. Het fonds kijkt
feuille. Een aandachtspunt bij deze beleggingen in internationaal
daarom niet alleen naar financiële informatie bij het kiezen van
indirect vastgoed is de mate waarin vreemd vermogen gebruikt
zijn beleggingen. Het fonds kijkt ook naar de wijze waarop een
wordt. In 2010 is het risicoprofiel van deze beleggingen verbe-
onderneming omgaat met het milieu en haar sociale leefomgeving
terd. Dit is conform het vastgestelde beleid.
en naar de wijze waarop zij bestuurd wordt. BpfBOUW is ervan overtuigd dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord
Duurzaamheid in vastgoed
ondernemen serieus nemen, op de lange termijn beter presteren.
Op het gebied van vastgoedbeleggingen wordt niet alleen gekeken naar rendement en risico. Ook duurzaamheid en sociale
Geïntegreerde aanpak verantwoord beleggen
aspecten hebben een prominente plaats ingenomen bij de
De overgang naar APG maakt het voor bpfBOUW mogelijk zijn
beleggingen in vastgoed. Zo wordt zo veel mogelijk gekozen
beleid op het gebied van verantwoord beleggen integraal toe te
voor duurzame bouwmaterialen. Bovendien is Bouwinvest
passen. Dat betekent dat bij alle beleggingen van het fonds reke-
mede-initiatiefnemer van BREEAM en BREEAM-in-use.
ning wordt gehouden met de factoren milieu, maatschappij en
BREEAM is het belangrijkste en meest gebruikte duurzaamheid-
goed ondernemingsbestuur. Dat doet bpfBOUW op verschillen-
keurmerk voor gebouwen.
de manieren.
Naast het gebruik van duurzame bouwmaterialen richt
Goed ondernemingsbestuur
Bouwinvest zich ook op energiezuinige concepten. Zo wordt
BpfBOUW vindt het belangrijk dat de ondernemingen waarin het
bij vastgoedprojecten zoveel mogelijk gebruikgemaakt van
fonds investeert goed bestuurd worden. Het beleid van bpfBOUW
koude- en warmteopslag. Dit is een methode om energie in
schrijft dan ook voor dat directies worden aangesproken op de
de vorm van warmte of kou op te slaan in de bodem. Dat leidt
manier waarop zij hun ondernemingen besturen. Als zij tekort
tot forse energiebesparing ten opzichte van conventionele
schieten in de ogen van het fonds, zal bpfBOUW zijn invloed als
verwarmingsinstallaties.
aandeelhouder uitoefenen om verbeteringen aan te brengen. Dit kan door middel van een directe dialoog, maar ook door te stem-
Maatschappelijk verantwoord beleggen
men tijdens aandeelhoudersvergaderingen. Om zijn boodschap
BpfBOUW draagt een maatschappelijke verantwoordelijk-
kracht bij te zetten, zoekt het fonds hierin vaak de samenwerking
heid. Het bestuur van het fonds is zich hiervan bewust en han-
met andere (institutionele) beleggers.
delt hiernaar. Het bestuur heeft daarom beleid vastgesteld op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen. De uit-
Stembeleid
gangspunten van het beleid zijn gebaseerd op de Principles
BpfBOUW beschouwt stemmen op aandeelhoudersvergaderin-
for Responsible Investment, de beleggingsprincipes van de
gen een belangrijk onderdeel van zijn taak als verantwoord ver-
Verenigde Naties. In zijn beleid beschrijft bpfBOUW hoe het
mogensbeheerder. Het stemrecht is een uitstekend middel om
fonds omgaat met zaken als het milieu, de maatschappij en
op financieel en ethisch gebied verantwoordelijkheid te nemen.
54
BpfBOUW oefent zijn stemrecht uit op de jaarlijkse en bijzonde-
de koersontwikkelingen op traditionele obligatie- en aandelen-
re aandeelhoudersvergaderingen van de ondernemingen waarin
markten. Voorbeelden van alternatieve beleggingen zijn hed-
het fonds belegt. BpfBOUW oefent zo invloed uit op het onder-
gefondsen, private equity en beleggingen in grondstoffen en
nemingsbeleid van die ondernemingen. Hierbij kan gedacht wor-
infrastructuur.
den aan benoemingen van bestuurders, het beloningsbeleid en de uitgifte van nieuwe aandelen. Als bpfBOUW het met bepaalde voorstellen van een onderneming oneens is, wordt zo veel mogelijk het gesprek aangegaan om de standpunten van het fonds toe te lichten. Op de website van het fonds kan teruggezocht worden hoe bpfBOUW heeft gestemd. Per bedrijf wordt transparant gemaakt over welke onderwerpen bpfBOUW heeft gestemd en of het fonds voor of tegen heeft gestemd. Uitsluitingen BpfBOUW sluit bepaalde beleggingen per definitie uit. Het fonds sluit beleggingen uit in ondernemingen die: • direct betrokken zijn bij de fabricage van producten die bij Nederlandse en internationale wetgeving verboden zijn; • handelen in strijd met de uitgangspunten van het VN Global Compact en geen blijk geven hun praktijken te willen veranderen naar aanleiding van de dialoog met bpfBOUW. Op basis van deze principes belegt bpfBOUW niet in ondernemingen die direct betrokken zijn bij de fabricage van antipersoonslandmijnen, clusterbommen en chemische, biologische en nucleaire wapens die strijdig zijn met het non-proliferatieverdrag. Ook sluit bpfBOUW beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij de fabricage van producten of levering van diensten die in Nederland in brede kring als verwerpelijk worden beschouwd. Themabeleggingen BpfBOUW investeert in geschikte themabeleggingen die financieel en maatschappelijk rendement opleveren. Dit zijn bijvoorbeeld beleggingen in alternatieve energie, schone technologieën, duurzame infrastructuur en duurzame houtproductie. Het fonds belegt ook in microkredieten. Microkredieten zijn leningen tegen gunstige voorwaarden aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Zij worden door de leningen in staat gesteld een kleine investering te doen en daardoor hun financiële positie te verbeteren. Microkredieten zorgen voor een rendement dat vergelijkbaar is met onderhandse leningen. Maar bovenal zorgen microkredieten voor een positieve maatschappelijke ontwikkeling. Vooruitzichten ten aanzien van het beleggingsbeleid In 2011 wil het fonds verder invulling geven aan zijn alternatieve beleggingen. Alternatieve beleggingen zijn beleggingsproducten waarbij het rendement in mindere mate samenhangt met
55
schuldencrisis
beleggen druk
herstel
positief
56
Beleggingsresultaten Het verslagjaar was een positief beleggingsjaar voor bpfBOUW.
Herstel in de tweede helft van het jaar
Vooral de beleggingen in aandelen presteerden goed. Over het
De financiële markten herstelden zich echter weer gedurende de
gehele jaar behaalde bpfBOUW dan ook een rendement van
tweede helft van het verslagjaar. De lange rente liep in deze peri-
10,0 procent (inclusief het resultaat op derivaten). En dat ter-
ode ook weer geleidelijk op. De beleggingen in aandelen en vast-
wijl de financiële markten lange tijd in de ban waren van de
goed presteerden sterk. Ook het resultaat op beleggingen in
staatsschuldencrisis.
vastrentende waarden en grondstoffen was positief.
Macro-economische omstandigheden
Beleggingsresultaten van het fonds
Tijdens de eerste vier maanden van het verslagjaar liet de econo-
BpfBOUW boekte over heel 2010 een positief beleggingsresultaat.
mie een sterk herstel zien ten opzichte van het voorgaande jaar.
De gehele beleggingportefeuille liet over 2010 een rendement van
In de maanden daarop vlakte het herstel echter af. Dat was onder
10,0 procent zien (inclusief het resultaat op derivaten). In tabel 17 is
meer het gevolg van een hoog blijvende werkloosheid en een
de beleggingsportefeuille schematisch weergegeven.
geringe groei van kredietverlening. In de Verenigde Staten speelde de aanhoudend zwakke huizenmarkt de economische groei
Z-score en performancetoets van het fonds
parten.
De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. Het geeft de afwijking van het feitelijke beleggingsrendement
Zorgen over overheidsfinanciën in eurozone
van het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. Het
De onzekerheid binnen de financiële markten werd in 2010 sterk
benchmark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te
beïnvloed door de zorgen over de overheidsfinanciën in een aan-
vergelijken met een bepaalde objectieve meetstaf. De voorlopige
tal Europese landen. Zo bleek in mei 2010 dat Griekenland dus-
Z-score van bpfBOUW in 2010 is ./. 0,46. In 2009 was de voor-
danig in het rood stond, dat zij hun financiën zonder aanzienlijke
lopige Z-score 1,00.
steun van het IMF en de andere eurolanden niet op korte termijn op orde zou krijgen. Later in het jaar moest ook Ierland een
Ook wordt elk jaar de cumulatieve performancetoets van het
beroep op financiële steun doen.
fonds vastgesteld. De cumulatieve performancetoets wordt over vijf kalenderjaren gemeten. Het fonds heeft onvoldoende gepres-
Markten onder druk
teerd als een performancetoets gemeten over vijf kalenderja-
De schuldencrisis zette de financiële markten behoorlijk onder
ren lager is dan 0. Als dat het geval is, zijn werkgevers niet meer
druk. De rendementsverschillen op Europese overheidsobli-
gebonden aan de verplichtstelling van het fonds. Zij mogen dan,
gaties liepen snel op, de euro kwam onder druk en ook op de
onder voorwaarden, ervoor kiezen hun pensioenregeling bij een
internationale aandelenmarkten werden in het tweede kwar-
andere pensioenuitvoerder onder te brengen. De voorlopige
taal forse koersverliezen geleden. Dat laatste kwam onder meer
cumulatieve performancetoets van bpfBOUW over de periode
doordat beleggers hun toevlucht zochten in veiligere over-
1 januari 2006 tot en met 31 december 2010 is 2,05.
heidsobligaties. De lange rente daalde hierdoor. En dat leidde weer tot grote zorgen over de financiële posities bij de
Resultaten per beleggingscategorie
pensioenfondsen.
Hierna worden de resultaten per beleggingscategorie uiteengezet. De rendementen van bpfBOUW worden vergeleken met de rendementen van de benchmarks per beleggingscategorie.
Tabel 17 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie
2010 Beleggingscategorie
Bedrag (in Als percentage miljoenen euro’s) van de portefeuille
2009
Nettomutatie (in miljoenen euro’s)
Norm voor 2011 (in procenten)
Vastgoed
5.211
17,7
110
22
Aandelen
10.070
34,3
1.743
Vastrentende waarden
12.945
44,1
762
1.137
3,9
29.363
100,0
Overige beleggingen Totaal
Bedrag (in Als percentage miljoenen euro’s) van de portefeuille 5.101
19,3
29
8.327
31,5
41
12.183
46,1
321
8
816
3,1
2.936
100
26.427
100,0
57
Vastgoed
2010 goede resultaten behaald. De bedrijfsobligaties behaalden
Het wereldwijd ingezette economische herstel is in 2010 ook
in 2010 een rendement van 11,9 procent tegenover een rende-
zichtbaar geworden in de vastgoedsector, zowel in Nederland
ment van de benchmark van 10,0 procent. Staatsobligaties rea-
als in het buitenland. Het rendement in 2010 over de totale vast-
liseerden in dezelfde periode een rendement van 1,5 procent.
goedportefeuille bedroeg 3,3 procent. Dat is, gelet op het lage
Dat was 0,3 procentpunt hoger dan het benchmark. De inflatie-
risicoprofiel van deze beleggingen, een bevredigend resultaat.
gerelateerde obligaties van het fonds lieten in 2010 een negatief rendement zien van 1,0 procent. Het rendement van het bench-
In 2010 werden de zes Nederlandse sectorvastgoedfondsen en
mark voor deze beleggingscategorie bedroeg 1,0 procent positief.
één projectontwikkelvennootschap van het fonds operationeel. Begin januari zijn de vastgoedobjecten in exploitatie alsmede het
BpfBOUW had eind 2010 een belang van bijna 52 miljoen euro
grootste deel van de ontwikkelposities van het fonds ingebracht
in microkredieten. Er werd door het fonds in deze beleggings-
in Nederlandse vastgoedfondsen en de ontwikkelvennoot-
categorie een rendement behaald van 5,4 procent. Dat was iets
schap. Hiermee werd de liquiditeit van de vastgoedbeleggingen
lager dan het benchmarkresultaat van 5,5 procent.
van bpfBOUW vergroot. Dit stelt het fonds beter in staat om zijn gewenste vastgoedallocatie te bereiken.
Hedgefondsen BpfBOUW belegt in hedgefondsen. Hierbij wordt onderscheid
De Nederlandse vastgoedfondsen lieten in 2010 een lichte
gemaakt tussen twee categorieën. Dat zijn allereerst beleggin-
afwaardering zien van 1,1 procent. Door het sterke directe
gen in traditionele hedgefondsen. Dat zijn beleggingsfondsen
rendement van 4,9 procent kwam het totale rendement op 3,8
met ruime mogelijkheden om rendement te genereren. Het ren-
procent. Het rendement van de buitenlandse vastgoedportefeuille
dement op de beleggingen in deze hedgefondsen was in 2010
kwam in 2010 uit op 9,7 procent. De projectontwikkelingsactivi-
6,5 procent.
teiten lieten een negatief resultaat van 1,0 procent zien. Daarnaast heeft bpfBOUW hedgefondsbeleggingen die worden Aandelen
beheerd volgens een zogeheten Global Tactical Asset Allocation
Het rendement van het fonds op aandelen uit ontwikkelde lan-
(GTAA)-strategie. De GTAA-strategie is een manier van beleg-
den was in 2010 18,0 procent. Het fonds presteerde daarmee
gen die zowel binnen als tussen beleggingscategorieën beleg-
beter dan het benchmarkrendement van 17,1 procent. De aan-
gingsmogelijkheden benut. Zo wordt binnen deze strategie niet
delen uit opkomende landen lieten in 2010 een rendement zien
alleen belegd in aandelen en vastrentende waarden maar wordt
van 24,4 procent. Het fonds presteerde daarmee minder dan
ook belegd in landen en sectoren. Daarbij wordt gestreefd naar
het benchmark van 27,1 procent.
het generen van een rendement onafhankelijk van de marktomstandigheden. Over 2010 realiseerde het fonds met de GTAA-
Het totale fondsrendement op beleggingen in aandelen kwam
strategie een rendement van 16,7 procent.
uit op 18,9 procent. Commodities Private equity
De beleggingen in commodities (of grondstoffen) behaalden in
Beleggingen in private equity lieten een positief rendement zien
2010 een rendement van 15,9 procent. Dat is 0,6 procentpunt
van 21,7 procent. De waarderingen van private equity volgen
lager dan het resultaat van het benchmark. BpfBOUW belegt in
normaliter de waardering van aandelen met ongeveer zes maan-
commodities omdat deze beleggingen een gedeeltelijke afdek-
den vertraging. De positieve rendementen op aandelen liggen
king bieden tegen inflatierisico.
daarom aan de basis van de positieve rendementen op private equity. Toch werd het positieve effect ook enigszins getemperd.
Infrastructuur
Veel bedrijven in deze sector zijn namelijk niet liquide en dragen
De beleggingen in infrastructuur noteerden een rendement van
een hoge schuldenlast met zich mee.
0,9 procent. Met zijn beleggingen in infrastructuur investeert bpfBOUW in ondernemingen die relatief weinig worden beïn-
Vastrentende waarden
vloed door de economische conjunctuur en een stabiele omzet
Het rendement van bpfBOUW op de vastrentendewaardenpor-
hebben.
tefeuille was in 2010 7,2 procent. Het fonds presteerde daarmee beter dan de referentie-index van 6,3 procent. De portefeuille bestaat vooral uit staatsobligaties, inflatiegerelateerde obligaties en bedrijfsobligaties. Vooral op de bedrijfsobligaties werden in
58
Wijziging van statuten, reglementen en de verplichtstelling Statuten
In de vroegpensioenreglementen zijn de voorwaarden vast-
In het verslagjaar zijn de statuten van het fonds niet gewijzigd.
gelegd waaronder het opgebouwde vroegpensioen na de standaardvroegpensioenleeftijd van 60 of 62 jaar mag worden
Reglementen
uitgesteld. Ook is verduidelijkt in welke situaties het opgebouw-
In 2010 zijn diverse reglementen van het fonds gewijzigd. Het
de vroegpensioen verplicht moet ingaan.
bestuur besloot onder meer tot wijziging van het pensioenreglement, de vroegpensioenreglementen en de aanvullings-
Reglementen aanvullingsregeling 55+ voor sectoren
reglementen 55+ van de sectoren Bouw en UTA. Ook in het
Bouw en UTA
uitvoeringsreglement is een wijziging aangebracht. Tot slot zijn er
In het kader van de naleving van fiscale wetgeving zijn de vol-
enkele nieuwe reglementen vastgesteld.
gende aanvullingsreglementen voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 gewijzigd:
Hierna wordt afzonderlijk ingegaan op de gewijzigde en nieu-
• het Reglement vroegpensioen voor bouwplaatsmedewerkers;
we reglementen. Zij zijn alle in het verslagjaar goedgekeurd
• het Reglement vrijwillig vervroegde uittreding voor UTA-
door het bestuur van bpfBOUW na een positief advies van de
werknemers in de Bouwnijverheid.
deelnemersraad. In deze reglementen zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder Vroegpensioenreglementen sectoren Afbouw, UTA,
het opgebouwde vroegpensioen tot na de standaardvroegpensi-
Timmerindustrie en Natuursteen
oenleeftijd van 60 of 62 jaar mag worden uitgesteld. Ook is vast-
In het verslagjaar zijn de volgende vroegpensioenreglementen
gelegd tot wanneer vrijwillige voortzetting is toegestaan.
gewijzigd: • het Reglement vroegpensioen UTA-personeel;
Pensioenreglement Bouwnijverheid
• het Reglement vroegpensioen sector Timmerfabrieken 2006;
Het pensioenreglement van het fonds is in 2010 gewijzigd als
• het Reglement vroegpensioen Stukadoors-,
gevolg van:
Afbouw- Terrazzo-/Vloerenbedrijf; • het Reglement vroegpensioen Natuursteenbedrijf.
• de verhoging van het maximumpensioenloon voor de middelloonregeling en de aanvullingsregeling 55-; • de besluitvorming in het kader van de naleving van fiscale
De vroegpensioenreglementen zijn gewijzigd om hun leesbaarheid en overzichtelijkheid te verbeteren. De leesbaarheid is verbeterd door kortere zinnen te gebruiken en artikelen op te knippen in verschillende artikelen of artikelleden. De overzichtelijkheid is vergroot door de begripsbepalingen op alfabetische orde te zetten en de bepalingen in de begrippenlijst cursief te
wetgeving ten aanzien van het opgebouwde vroegpensioen; • de afgesproken wederkerigheidsregeling tussen de sector Bouw en de sector Schoonmaak; • de wijziging van de vaststelling van deelnemingsjaren voor de sector Timmerindustrie; • de vaststelling van het Reglement overbruggingsrege-
plaatsen. Bij het aanpassen van de vroegpensioenreglementen
ling pensioen bij ontslag voor de Afbouw en het Reglement
is zoveel mogelijk aangesloten bij de structuur en de gebruikte
aanvulling pensioenopbouw ouderen bij ontslag voor het
terminologie in het pensioenreglement.
Natuursteenbedrijf.
De vroegpensioenreglementen zijn bovendien gewijzigd in het
Verhoging maximumpensioenloon
kader van de naleving van fiscale wetgeving. Als gevolg hier-
De verhoging van het maximumpensioenloon voor de mid-
van is de overgangsmaatregel (een pensioen met leeftijd 65 jaar
delloonregeling en de aanvullingsregeling 55- heeft geleid tot
dat op verzoek van de deelnemer kan worden vervroegd) voor
het toevoegen van de definitie van het maximumpensioen-
werknemers geboren op of na 1 januari 1950 reglementair vast-
loon voor de aanvullingregeling 55+. Door het verhogen van
gelegd. Dit betekent dat in de vroegpensioenreglementen is
het maximumpensioenloon voor de middelloonregeling en de
bepaald dat het vroegpensioen op 65 jaar ingaat als men niet
aanvullingsregeling 55- wijkt deze namelijk af van het maximum-
voor vervroeging kiest. Daarnaast is vastgelegd dat het vroeg-
pensioenloon voor de aanvullingsregeling 55+. Dit verschil is
pensioen altijd gelijktijdig met het ouderdomspensioen en het
duidelijk gemaakt in het betreffende premieartikel.
aanvullingsrecht 55- moet ingaan. Uitstel zonder doorwerken niet toegestaan In het kader van de naleving van fiscale wetgeving zijn de vroeg-
Fiscale wetgeving schrijft voor dat uitstel van pensioen zonder
pensioenreglementen ook gewijzigd ten aanzien van werkne-
doorwerken niet is toegestaan. Dit is nu ook in het pensioenre-
mers geboren vóór 1 januari 1950.
glement vastgelegd. In het pensioenreglement is bepaald dat
59
het ouderdomspensioen gelijktijdig met het vroegpensioen en
Reglementen bij ontslag oudere werknemers in sectoren
het aanvullingsrecht 55- moet ingaan.
Afbouw en Natuursteenbedrijf Cao-partijen in de sectoren Afbouw en Natuursteenbedrijf heb-
Wederkerigheid tussen sectoren Bouw en Schoonmaak
ben in 2010 afspraken gemaakt over een regeling voor een
De afgesproken wederkerigheidsregeling tussen de sector Bouw
bepaalde groep oudere deelnemers die hun baan verliezen. De
en de sector Schoonmaak is reglementair vastgelegd. Ook de
regeling voorkomt dat zij het uitzicht op een uitkering uit de aan-
andere wederkerigheidsregelingen zijn tekstueel op enkele kleine
vullingsregeling verliezen bij ontslag. BpfBOUW voert de rege-
punten gewijzigd.
ling uit ten aanzien van werknemers geboren op of na 1 januari 1950. De rechten en plichten die gelden voor de betreffende
Vaststelling deelnemingsjaren sector Timmerindustrie
deelnemers zijn vastgelegd in afzonderlijke reglementen. Ook de
Voor deelnemers in de sector Timmerindustrie is reglementair
rechten en plichten van bpfBOUW zijn hierin vastgelegd.
vastgelegd dat bij de vaststelling van het aanvullingsrecht 55- de volgende deelnemingsjaren in aanmerking worden genomen:
Reglement BeterExcedent
• de jaren waarin sprake is van deelname aan de pensioen
In het Reglement BeterExcedent is verduidelijkt hoe het toege-
regeling van bpfBOUW; én • de jaren waarin de deelnemer pensioen heeft opgebouwd in een door bpfBOUW vrijgestelde ouderdomspensioenregeling.
kende rendement tot stand komt. Ook is de wettelijk verplichte aanbieding van een pensioenknip in het reglement verwerkt. Een pensioenknip is de mogelijkheid om een pensioenuitkering uit een premie- of kapitaalovereenkomst gesplitst aan te kopen. De
Wijziging door nieuwe reglementen
wijzigingen zijn opgenomen naar aanleiding van opmerkingen
BpfBOUW heeft in 2010 het Reglement overbruggingsrege-
door de accountant van het fonds.
ling pensioen bij ontslag voor de Afbouw en het Reglement aanvulling pensioenopbouw ouderen bij ontslag voor het
Verplichtstelling
Natuursteenbedrijf vastgesteld. De vaststelling van deze regle-
De verplichtstelling van het fonds is in het verslagjaar niet
menten heeft geleid tot een wijziging van het verwijzingsarti-
gewijzigd.
kel in het pensioenreglement. In het verwijzingsartikel wordt nu ook verwezen naar deze reglementen voor bijzondere rechten en plichten voor deelnemers in de sectoren Afbouw en Natuursteenbedrijf. Nieuwe reglementen BpfBOUW heeft een drietal nieuwe reglementen vastgesteld. Dit zijn: 1. het Reglement Awb-bezwaarprocedure vrijstellingsverzoeken; 2. het Reglement overbruggingsregeling pensioen bij ontslag voor de Afbouw; 3. het Reglement aanvulling pensioenopbouw ouderen bij ontslag voor het Natuursteenbedrijf. Reglement Awb-bezwaarprocedure vrijstellingsverzoeken Een aantal bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing op de besluitvorming over het verlenen of intrekken van vrijstellingen van verplichte deelname. Dit betekent onder meer dat werkgevers op grond van de Awb bezwaar kunnen maken tegen een door het bestuur genomen vrijstellingsbeslissing. De procedure die geldt bij de behandeling van bezwaarschriften tegen een vrijstellingsbeschikking is formeel geregeld in dit reglement.
60
Rapportage van de Raad van Toezicht Taakstelling Raad van Toezicht
en op de wijze waarop het opdrachtgeverschap vanuit het fonds
De Raad van Toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te
optimaal ingevuld kan worden.
houden op het bestuur van bpfBOUW, op de besluitvormingsprocessen en op de wijze waarop het bestuur goed bestuur
Ook de bevordering en het behoud van de bestuurlijke
waarborgt. Hiervoor adviseert de raad het bestuur desgevraagd
deskundigheid op het grote aantal terreinen waarop een
of uit eigen beweging over de beoordeling van:
fonds als bpfBOUW actief is, verdient extra aandacht.
• de beleid- en bestuursprocessen; • de checks & balances binnen het fonds;
Transitie vermogensbeheer
• de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
De raad uit zijn tevredenheid over de professionele afhandeling
• de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s, met
van de transitie van het vermogen naar en door APG.
name die op langere termijn. Herstel Activiteiten 2010
Ten aanzien van het herstelplan constateert de raad een broos
De raad heeft in 2010 zesmaal vergaderd, waarvan eenmaal
herstel van de financiële markten, hetgeen een positieve invloed
met de voorzitters. Middels de notulen van bestuursvergaderin-
heeft op het plan. De situatie op de financiële markten is echter
gen en de commissievergaderingen heeft de raad kennis kun-
nog dermate volatiel dat de raad het bestuur aanbeveelt de
nen nemen van de aan de orde zijnde onderwerpen, de daaruit
ontwikkelingen met de grootste aandacht te blijven volgen.
voortvloeiende besluitvorming en de beweegredenen om tot die besluitvorming te komen. De raad heeft contact gehad met de externe accountant en de certificerend actuaris.
Harderwijk, 9 mei 2011
Jaarverslag 2010
G. Goris
De Raad van Toezicht heeft met instemming kennisgenomen
H.M. Geukers
van het jaarverslag en de jaarrekening 2010. De raad komt tot
H.J.P. Penders
de bevinding dat het jaarverslag een juist beeld geeft van de fondspositie en de gebeurtenissen in 2010 en dat door het bestuur verantwoording wordt afgelegd van het eigen handelen. De raad constateert dat in 2010 veel activiteiten zijn ondernomen en grote voortgang is gemaakt op voor het fonds relevante terreinen als riskmanagement, professionalisering, de bestuursondersteuning en de afronding van de inbedding van het vermogensbeheer in APG. Governance De raad beveelt aan de lopende ontwikkelingen met betrekking tot het versterken van de governance van het pensioenfonds voortvarend voort te zetten. De op handen zijnde inrichting van een bestuursbureau acht de raad een belangrijke stap op weg naar een uitbouw van onder andere het riskmanagement, het in control zijn en checks & balances vanuit het fonds. De raad benadrukt het belang van het nemen van eigen verantwoordelijkheid door het bestuur, ook in de relatie tot de opdrachtnemers. In dit kader beveelt de raad het bestuur aan een nadrukkelijke visie te ontwikkelen op (de risico’s van) vermogensbeheertechnische aspecten, op de wenselijkheid van onafhankelijke rapportage over en controle op het vermogensbeheer
61
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Algemeen
aan het eigen kennisniveau en laat zich bijstaan door een toe-
Het verantwoordingsorgaan functioneert aan de hand van een
nemend aantal externe deskundigen die, zo constateert het ver-
reglement en toetst achteraf of het bestuur, met inachtneming
antwoordingsorgaan, een steeds grotere rol gaan spelen. Dit is
van de statuten van de stichting, zijn beleid op een oprechte en
een punt dat ons zorgen baart.
evenwichtige wijze heeft gevoerd. Het verantwoordingsorgaan telt twaalf leden:
Het verantwoordingsorgaan heeft stilgestaan bij het vigeren-
• vier leden vanuit werkgeverszijde;
de beleggingsbeleid, de participaties in hedgefondsen en pri-
• vier leden vanuit deelnemerszijde;
vate equity, de meerwaarde van deze beleggingen alsmede
• vier leden vanuit de zijde van de gepensioneerden.
hun rol bij werkgelegenheid, continuïteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Het verantwoordingsorgaan heeft behoudens enkele wettelijke adviestaken ook de bevoegdheid om aan de hand van het jaar-
Het fonds heeft een communicatiebeleid ontwikkeld, dat gezien
verslag en de jaarrekening een oordeel te geven over het hande-
de maatschappelijke ontwikkelingen een steeds belangrijker
len van het bestuur.
onderdeel aan het worden is.
Werkzaamheden verantwoordingsorgaan
De financiële crisis heeft geleid tot een sterke daling van de
In 2010 heeft het verantwoordingsorgaan drie vergaderingen
dekkingsgraad. Het fonds is voornemens de afdekking van het
gehouden. Op 17 maart is het eigen reglement geactualiseerd
renterisico verder uit te breiden.
en zijn de accountantsrapportage en het sponsorprotocol van bpfBOUW besproken. Op 10 mei zijn de jaarrekening en jaarver-
Het bestuur heeft inzake de governance een aantal beleids-
slag 2009 besproken. Op 8 november is aandacht besteed aan
uitgangspunten geformuleerd die nog geëffectueerd moeten
de voortgang van het nieuwe communicatiebeleid en het (in te
worden.
stellen) risicobeheer binnen het fonds. Inzake het vigerende herstelplan, het te voeren premie- en toeIn de vergadering van 9 mei 2011 is door een afvaardiging van
slagenbeleid liggen de komende jaren een aantal uitdagingen
het bestuur verantwoording afgelegd over het boekjaar 2010
op het fonds te wachten met betrekking tot de kostendek-
in aanwezigheid van de controlerende accountant, de certifice-
kendheid van de premie en de toenemende achterstand in de
rende en de adviserende actuaris en de vermogensbeheerder.
toeslagverlening.
De jaarstukken zijn aan de hand van de volgende onderwerpen besproken;
Bevindingen en aanbevelingen
• governance; • herstelplan, premie- en toeslagbeleid;
Communicatiebeleid
• samenwerking met APG;
Naar oordeel van het verantwoordingsorgaan is het nu zaak het
• communicatiebeleid in combinatie met maatschappelijke
communicatiebeleid om te zetten naar praktische informatie die
ontwikkelingen; • beleggingsbeleid van Bouwinvest;
aansluit bij de beleving van de deelnemer en helder te communiceren over de (on)voorwaardelijkheid van de aanspraken.
• beleggingsbeleid in hedgefondsen en private equity; • beleid inzake afdekken financiële risico’s.
Beleggingsbeleid vastgoed Wij constateren dat het bestuur de vastgoedbeleggingen meer
Overige gegevens
op afstand bestuurt. Wij vragen het bestuur kritisch ‘deze
Het verantwoordingsorgaan heeft kennisgenomen van de
afstand’ te beheersen teneinde niet verrast te worden door
controleverklaring van de onafhankelijke accountant alsmede
negatieve ontwikkelingen binnen de vastgoedbeleggingen.
van de actuariële verklaring bij de jaarstukken. Daarnaast zijn de rapportage van de Raad van Toezicht en het advies van de
Risicomanagement
deelnemersraad bij de beoordeling betrokken.
Het verantwoordingsorgaan constateert dat er een toename is in de afdekking van het renterisico hetgeen leidt tot stabilisering
Overwegingen
van de volatiliteit van het fonds maar ook tot een vermindering
Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat de complexi-
van de capaciteit tot het verlenen van toeslagen. Het bestuur
teit van het uitvoeren van de regelingen verder is toegenomen
dient hier de belangen van alle betrokkenen bij het fonds even-
en nog zal toenemen. Het bestuur besteedt daartoe aandacht
wichtig en oprecht te overwegen bij zijn besluiten.
62
Premie en toeslagenbeleid
Reactie van het bestuur op het oordeel van het
Wij constateren dat de grenzen van een redelijke kostendekken-
verantwoordingsorgaan
de premie voor de pensioenregelingen zijn benaderd. Wij raden
Het bestuur van bpfBOUW is de leden van het verantwoordings-
het bestuur aan om de financiële houdbaarheid van de pensioen-
orgaan erkentelijk voor hun betrokkenheid bij het welzijn van
regelingen helder te communiceren naar de cao-partijen zodat
het fonds en voor hun positief-kritische instelling ten opzichte
zij tijdens de cao-onderhandelingen gedegen onderbouwde
van de bestuurlijke besluitvorming. Het bestuur heeft kennisge-
pensioenbesluiten kunnen nemen.
nomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan bij de jaarstukken 2010 en reageert als volgt op de bevindingen en aanbevelingen:
Governance Het verantwoordingsorgaan adviseert uitvoering te geven aan het beleid om een goed functionerend bestuursbureau in te
Communicatiebeleid
richten en zodoende de interne deskundigheid te vergroten.
Het bestuur van bpfBOUW heeft actie ondernomen om de communicatie naar de deelnemer verder uit te breiden, onder
Oordeel
meer door de bouw van een interactieve website die op korte
Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur, bin-
termijn zal gaan functioneren. Het bestuur zal erop toezien dat
nen de kaders en de statuten van bpfBOUW, over 2010 een
het onderwerp (on)voorwaardelijkheid van aanspraken nadruk-
consistent beleid heeft gevoerd. Mede afgaande op de bevindin-
kelijk aandacht krijgt in de communicatie.
gen van de controlerend accountant en de certificerend actuaris geven wij, met inachtneming van bovenstaande aanbevelingen,
Beleggingsbeleid vastgoed
een positief oordeel over de jaarstukken 2010 en het gevoerde
In de achter ons liggende periode is nadrukkelijk gekozen
beleid.
voor het op afstand plaatsen van de vastgoedbeleggingen. De betrokkenheid van het bestuur bij het vastgoedbedrijf
Harderwijk, 9 mei 2011
wordt geborgd door het aandeelhouderschap van bpfBOUW in combinatie met de overheersende opdrachtgeversrol.
Drs. Ing. C.A.J. Bastiaansen
H.L.Th.A.C. van Ekert
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
(w.g.)
(w.g.)
Risk management De volatiliteit van de financiële markten vergt maatregelen tot stabilisering van de vermogenspositie van het fonds. Het afdekken van het renterisico is een van de middelen daartoe. Het bestuur is zich terdege bewust van de schaduwzijde van het afdekken van het renterisico, namelijk inperking van het vermogen te profiteren van rentestijgingen en dus beperking van het groeivermogen van de dekkingsgraad. Het vaststellen van het beleid inzake renteafdekking en het tactisch rentebeleid is voorbehouden aan het bestuur, dat daarbij evenwichtig en oprecht de belangen van alle betrokkenen meeweegt. Premie- en toeslagbeleid Recent heeft het bestuur van bpfBOUW een schrijven doen uitgaan naar cao-partijen van alle aangesloten cao-regelingen om zijn zorgen uit te spreken over de financiële haalbaarheid van de pensioenregelingen. De totstandkoming van het pensioen- akkoord, in combinatie met de uitkomst van de cao-onderhandelingen, moet leiden tot een nieuwe, evenwichtige opdracht van cao-partijen aan het bestuur van het fonds.
63
levensverwachting betrokken positief
bewustzi
bouwen werken
verbonden
kennis persoonlijk
kennis
overzicht
realism
ekomst
dekkingsgraad
toeko
wat is mijn
situatie?
oppervlakkig
aan
bewustzijn
collectief bewustwording
bouwen
economie
collectief verbonden betrokkenheid
betrokken
concreet
belangstelling
vanzelfsprekend maatschappelijk debat
betrokken
belang hebbenden
situatie
kennis
kennis
inzicht
bewustwording
vergrijzen
positief
ewustzijn
econ
bew
dekkingsgraad bouwproces
heb
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2010
65
Geconsolideerde balans per 31 december 2010 Na resultaatbestemming (bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2010
2009
29.331.888
26.403.162
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico van pensioenfonds Beleggingen voor risico van deelnemers Totaal beleggingen Materiële vaste activa (2) Vorderingen en overlopende activa (3) Liquide middelen (4) Totaal van de activa
PASSIVA Groepsvermogen (5) Technische voorzieningen (6) Voorziening voor risico van deelnemers (7) Langlopende schulden (8) Overige schulden en overlopende passiva (9) Totaal van de passiva
66
31.333
23.885
29.363.221
26.427.047
5.563
6.498
327.143
267.932
22.432
28.526
29.718.359
26.730.003
2010
2009
2.113.182
2.365.556
26.874.209
24.046.085
31.333
23.885
2.950
8.622
696.685
285.855
29.718.359
26.730.003
Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
Baten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (10) Premiebijdragen voor risico van deelnemers (11)
2010
2009
1.192.308
1.214.596
5.961
6.110
2.545.771
2.054.944
2.381
2.371
11.006
26.911
1.124
5.636
3.758.551
3.310.568
2010
2009
Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds (12) Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers (13) Saldo overdracht van rechten (14) Overige baten (15) Totaal van de baten
LASTEN
1.109.656
1.081.488
Pensioenuitvoeringskosten (17)
Pensioenuitkeringen (16)
40.285
42.320
Personeelskosten (18)
14.333
14.637
Afschrijvingskosten (19)
1.899
1.729
2.828.124
675.618
Mutatie technische voorzieningen (20) Mutatie voorziening voor risico van deelnemers
7.448
7.295
Overige lasten (21)
9.180
10.630
4.010.925
1.833.717
252.374
1.476.851
Totaal van de lasten
Saldo staat van baten en lasten
./.
67
Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2010 2010
2009 2009
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Saldo staat van baten en lasten
./.
Toename voorzieningen Toename vorderingen en overlopende activa Toename overige schulden en overlopende passiva
252.374
1.476.851
2.835.572 ./.
682.913
59.211
./.
405.158
15.136 81.710
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
3.181.519
749.487
2.929.145
2.226.338
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Toename beleggingen en materiële vaste activa
./. 2.935.239
./. 2.240.186
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./. 2.935.239
./. 2.240.186
Mutatie liquide middelen
./.
./.
13.848
./.
13.848
Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
68
6.094
28.526
./.
6.094 22.432
42.374
28.526
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen
bepaalde beleggingen te bepalen. Deze wijziging heeft een
De stichting heeft zowel de enkelvoudige jaarrekening als de
negatief effect op de actuele waarde per 1 januari 2010
geconsolideerde jaarrekening opgesteld volgens de wettelijke
van 11,7 miljoen euro en heeft betrekking op de gehele
bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.
beleggingsportefeuille.
Stelselwijziging
Valutaomrekening
Met ingang van 2010 worden de deposito’s en kasgeldlenin-
Een transactie in vreemde valuta wordt bij de eerste verwerking
gen gewaardeerd op marktwaarde; tot 2010 was de waar-
gewaardeerd tegen de valutakoers op transactiedatum. Monetaire
dering op nominale waarde. De wijziging past bij de vereisten
balansposten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de
van de Pensioenwet om alle beleggingen te waarderen op
valutakoers op de balansdatum. Niet-monetaire balansposten in
marktwaarde. Deze gewijzigde waarderingsgrondslag is een
vreemde valuta, die zijn gewaardeerd op actuele waarde, worden
stelselwijziging.
omgerekend tegen de valutakoers die geldt op het moment van
Het cumulatieve effect van deze stelselwijziging op het totaal
waardering van de post.
eigen vermogen 2009 is minder dan 1.000 euro en heeft derhalve niet geleid tot aanpassing van het totaal eigen vermogen
Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling dan wel de
2009.
omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.
Grondslagen voor de consolidatie Groepsmaatschappijen zijn de vennootschappen die beho-
Waardering van activa en passiva
ren tot de economische eenheid van bpfBOUW en de vennootschappen waarin beslissende zeggenschap bestaat. De
Vastgoed
groepsmaatschappijen worden niet meer in de consolidatie
Vastgoedbeleggingen zijn onroerende zaken die worden aange-
opgenomen vanaf de datum waarop geen sprake meer is van
houden om huuropbrengsten en/of waardestijgingen te realise-
beslissende zeggenschap.
ren en die niet dienen voor eigen gebruik.
BpfBOUW heeft ultimo 2010 direct dan wel indirect een
Een vastgoedbelegging wordt in de balans opgenomen als:
belang van 100 procent in de volgende groepsmaatschap-
• het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voorde-
pijen: Bouwinvest Real Estate Investment Management bv,
len die voortvloeien uit de vastgoedbelegging zullen toekomen
Bouwinvest Projecten bv, Bouwinvest Services bv, Phui
aan het fonds; en
Energy bv, GIP Groningen 1 bv, GIP Beheer bv, DRI Beheer bv, DRI Property bv, Bouwinvest Dutch Institutional Residential
• de kosten van de vastgoedbelegging op betrouwbare wijze kunnen worden vastgesteld.
Fund nv, Bouwinvest Dutch Institutional Office Fund nv, Bouwinvest Dutch Institutional Retail Fund nv, Bouwinvest
De eerste waardering van een vastgoedbelegging geschiedt
Development bv, Bouwinvest Dutch Institutional Parking Fund
tegen de verkrijgingsprijs, inclusief de transactiekosten minus
nv, Bouwinvest Dutch Institutional Hotel Fund nv en Bouwinvest
eventuele investeringssubsidies. Na de eerste verwerking wor-
Dutch Institutional Leisure Fund nv (alle statutair gevestigd in
den de vastgoedbeleggingen gewaardeerd tegen de reële waar-
Amsterdam). Groepsmaatschappij Monurend bv is in november
de. Winsten of verliezen die ontstaan door een wijziging in de
2010 geliquideerd.
reële waarde, worden verantwoord in de staat van baten en lasten.
Schattingswijzigingen Het bestuur heeft besloten vanaf boekjaar 2010 voor de bepaling
De post is opgebouwd uit de beleggingscategorieën vastgoed
van de Voorziening pensioenverplichtingen een nieuwe prognose-
in exploitatie, vastgoed in ontwikkeling en vastgoed
tafel te gebruiken, de AG Prognosetafel 2010-2060. Op de tafel
via participaties.
worden leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast. De wijziging in overlevingsgrondslagen resulteert voor boekjaar 2010 in
Vastgoed in exploitatie
een schattingswijziging. Het negatieve effect van deze schattings-
Deze categorie wordt gewaardeerd op de rendementswaarde,
wijziging op het resultaat bedraagt 423 miljoen euro.
conform de ROZ/IPD-methodiek. Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van
Vanaf 1 januari 2010 worden in de beleggingspools andere
baten en lasten verantwoord.
waarderingsmethodieken gebruikt om de actuele waarde van
69
Vastgoed in ontwikkeling
Derivaten
Waardering vindt plaats tegen kostprijs of lagere actuele waar-
Valutatermijncontracten
de. Tot de kostprijs worden gerekend de aanschafwaarde, de
Het fonds maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik
bouwrente (tot 2005) en de gemaakte ontwikkelingskosten.
van valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Deze wordt bepaald door
Vastgoed via participaties
de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op
Deze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen
het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde
in vastgoed in binnen- en buitenland. De waardering vindt plaats
valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum. Het verschil
tegen actuele waarde.
tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De termijnkoers op de balansdatum wordt bere-
Aandelen
kend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar.
Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën aandelen en overige kapitaalbelangen. De aandelen worden gewaar-
De gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op valuta-
deerd tegen marktwaarde. De aandelen worden in belangrijke
termijncontracten worden verantwoord onder de indirecte
mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggings-
beleggingsopbrengsten.
pools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie.
Renteswapcontracten Het fonds gebruikt renteswapcontracten voor het afdekken van
De overige kapitaalbelangen bestaan uit private equity, venture
het renterisico. De renteswapcontracten worden gewaardeerd
capital en de deelneming via participaties in Cordares Holding
op marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de con-
nv. Zij worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele
tante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt
waarde van de private equity en het venture capital is in beginsel
op basis van de geldende renteswapcurve.
bepaald op basis van de jaarrapportage 2010. Als deze nog niet beschikbaar is, is de actuele waarde bepaald op basis van de
Inflatieswapcontracten
meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds,
Het fonds gebruikt inflatieswapcontracten voor het afdekken van
zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden.
het inflatierisico. De inflatieswapcontracten worden gewaardeerd
De deelneming via participaties in Cordares Holding nv betreft
op marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de con-
cumulatief preferente aandelen. De deelneming wordt gewaar-
tante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt
deerd door het quotiënt van het rendement van de participaties
op basis van de geldende rente- en inflatieswapcurve.
en het effectief rendement van dertigjarige staatsleningen ultimo boekjaar, inclusief een illiquiditeits- en risico-opslag
Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen wor-
van 1,25 procent.
den rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden
Zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen
opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva.
worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Overige beleggingen Vastrentende waarden
Deze post bestaat uit commodities en de participatie in hedge-
Dit betreffen obligaties, hypotheken, leningen op schuldbe-
fondsen. Beide worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Zowel
kentenis, deposito’s en kasgeldleningen, die worden gewaar-
de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden
deerd op actuele waarde. Voor obligaties is dit de marktwaarde;
rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
voor hypotheken, leningen op schuldbekentenis, deposito’s en kasgeldleningen is dit de contante waarde van de toekom-
Beleggingen voor risico van deelnemers
stige kasstromen, contant gemaakt op basis van de gelden-
Op de balans van het fonds bevindt zich een pensioenvoorzie-
de marktrente. De vastrentende waarden worden in belangrijke
ning voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden
mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggings-
geen specifieke beleggingen aangehouden. Wel is indicatief een
pools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde
toerekening gemaakt op basis van enkele veronderstellingen.
per participatie. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
70
In de jaarrekening geschiedt dit met de volgende
Technische voorzieningen
veronderstellingen:
De technische voorzieningen bestaan uit de volgende onderde-
• De totale waarde van de beleggingen voor risico van deel-
len: Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioen-
nemers is gelijk aan de stand van de pensioenvoorziening
fonds en Spaarfonds Gemoedsbezwaarden.
voor risico van deelnemers; • De aankopen in beleggingen voor risico van deelnemers zijn
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico
gelijk aan de bijgeboekte premie op de voorziening pensioen-
pensioenfonds
verplichtingen voor risico van deelnemers;
De voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de volgende
• De verkopen van beleggingen voor risico van deelnemers zijn
vier voorzieningen:
gelijk aan de onttrekkingen aan de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers; • De waardeverschillen van beleggingen voor risico van deel-
1) Voorziening ouderdomspensioen Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door
nemers zijn gelijk aan de beleggingsresultaten voor risico van
verzekerden verworven pensioenrechten uit hoofde van de
deelnemers volgens de staat van baten en lasten;
Pensioenregeling Bouwnijverheid met betrekking tot het
• De onderverdeling naar beleggingsrubrieken van de totale
ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
beleggingen voor risico van deelnemers einde boekjaar vindt plaats door verdeling van het spaarsaldo van elke deelnemer
2) Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen
einde boekjaar op basis van het rendementsprofiel van de
De voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen betreft
deelnemer einde boekjaar.
naast een voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen ook een voorziening voor nog niet ingegane
Beleggingen voor risico van pensioenfonds
arbeidsongeschiktheidspensioenen.
De beleggingen voor risico van pensioenfonds zijn de resultante van de totale beleggingen minus de beleggingen voor risico van
3) Voorziening vroegpensioen
deelnemers.
Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven vroegpensioenrechten uit hoofde van de
Materiële vaste activa
tot 2006 bestaande vroegpensioenregelingen.
De bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen die gebaseerd zijn
4) Voorziening jaarlagen
op de verwachte economische levensduur van de desbetreffen-
De voorziening jaarlagen bestaat uit de verwachte toekennin-
de activa, rekening houdend met de restwaarde. Activering en
gen uit hoofde van de aanvullingsregelingen voor deelnemers
afschrijving vinden plaats vanaf het moment van ingebruikname.
die naar verwachting het komende boekjaar als 60-jarige of 62-jarige gebruik zullen maken van de aanvullingsregeling.
Deelnemingen
De inhoud van de aanvullingsregelingen verschilt per cao.
De deelnemingen worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde. Langlopende vorderingen op groepsmaatschappijen De langlopende vorderingen op groepsmaatschappijen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en overlopende activa De waardering vindt plaats tegen nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
71
Grondslagen voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is berekend met gebruikmaking van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Rekenrente De gehanteerde rekenrente is de rentetermijnstructuur ultimo 2010. Rentetermijnstructuur 4,5 4,0 31 - 12 - 2009
3,5
31 - 12 - 2010
3,0 Rente
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1
4
7
10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58 Looptijd in jaren
Overlevingstafels
procent. Nadien neemt deze frequentie af met de sterftekans
Voor mannen en vrouwen:
van de partner.
• Ten behoeve van het ouderdomspensioen, de jaarlagen en het vroegpensioen de AG Prognosetafel 2010-2060 met
Ontslagkansen
fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de
Met ontslagkansen is geen rekening gehouden.
sterftekansen; • Ten behoeve van het arbeidsongeschiktheidspensioen de
Loonontwikkelingen
AG Prognosetafel 2010-2060 (alleen kolom 2011 uit de AG
Met toekomstige loonontwikkelingen wordt in de voorziening
Prognosetafel 2010-2060) met fondsspecifieke leeftijdsafhan-
geen rekening gehouden.
kelijke correctiefactoren op de sterftekansen, verhoogd met een sterftetrendopslag van 1 procent. • In de AG prognosetafel zijn voor mannen en vrouwen aparte tabellen opgenomen. De fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke
Leeftijdsverschil Voor de berekening van de voorziening van het nabestaandenpensioen is de man drie jaar ouder dan de vrouw verondersteld.
correctiefactoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk. Opslag wezenpensioen Gehuwdheidsfrequentie
Voor de dekking van toekenningen van wezenpensioen is het
Voor de pensioenrechten is de gehuwdheidsfrequentie voor
deel van de Voorziening pensioenverplichtingen, dat betrekking
mannen en vrouwen ontleend aan de voor de mannen opgeno-
heeft op het ouderdomspensioen van actieve en gewezen deel-
men gegevens omtrent de leeftijdsopbouw van de Nederlandse
nemers, verhoogd met 0,5 procent.
bevolking, naar geslacht en burgerlijke staat, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2001, verhoogd met een partneropslag van 10 procent tot 65 jaar. Voor rechten tot 1 januari 2000 gelden na 65 jaar eveneens deze frequenties, echter zonder opslag met 10 procent. Voor de rechten vanaf 1 januari 2000 is de huwelijksfrequentie op 65-jarige leeftijd 100
72
Administratiekosten
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Voor de dekking van de administratiekosten komen de volgende
Het in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft:
bedragen ter beschikking:
• voor premiejaar 2010 de tot ultimo februari 2011 aan werk-
• 1,5 procent van de uitkeringen, voor dekking van de kosten die aan de uitbetaling verbonden zijn; • 0,5 procentpunt van de middelloonpremie, respectievelijk 3 procent van de premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen
gevers en werknemers in rekening gebrachte premie; • voor premiejaren vóór 2010 de van 1 maart 2010 tot ultimo februari 2011 aan werkgevers en werknemers in rekening gebrachte premie.
en aanvullingsregelingen voor de dekking van de kosten die aan de inning van de premies en de verdere administratie
Premiebijdragen voor risico van deelnemers
verbonden zijn;
Het in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft
• 10 euro per (gewezen) deelnemer voor vroegpensioen Bouw, vroegpensioen UTA-Bouw, vroegpensioen Timmerindustrie,
de van deelnemers ontvangen bijdragen voor de spaarmodule BeterExcedent.
vroegpensioen Afbouw en vroegpensioen Natuursteenbedrijf tot de vroegpensioendatum, ter dekking van de kosten die
Beleggingsresultaten
aan de administratie verbonden zijn.
Het resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de
Kosten premie ouderdomspensioen
directe beleggingsopbrengsten worden de netto exploita-
Voor de dekking van de kosten premie ouderdomspensioenre-
tieopbrengsten uit vastgoed, dividenden, de interest van de
geling is de voorziening voor vroegpensioen Bouw voor reeds
beleggingen en renteswaps verantwoord. De indirecte beleg-
ingegane pensioenen verhoogd met 2 procent.
gingsopbrengsten betreffen zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen.
Revalidatiekansen arbeidsongeschiktheidspensioen De revalidatiekansen voor ingegane pensioenen betreffen één-
De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsop-
jarige revalidatiekansen, gebaseerd op KAZO 2000 en hebben
brengsten in mindering gebracht.
betrekking op de betrokken CAO’s (Bouwbedrijf, UTA-Bouw, Timmerindustrie, Afbouw en Natuursteenbedrijf). Voorziening premievrijstelling potentieel arbeidsongeschikten De voorziening voor premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid voor zieke deelnemers bedraagt tweemaal de jaarlijkse risicopremie voor premievrije bijboeking. Spaarfonds gemoedsbezwaarden Via dit spaarfonds worden de spaargelden van gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden wordt een rentevergoeding verstrekt. De rentebijschrijving bedraagt 4 procent plus de in enig jaar verleende indexatie. Voorziening voor risico van deelnemers Dit betreft de spaarmodule BeterExcedent met de bijdragen van deelnemers die toe- of afnemen door rendement. De voorziening is gelijk aan het opgebouwde spaarsaldo. Resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten, verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
73
Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers Evenals de beleggingen voor risico van deelnemers kunnen ook de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers alleen toegerekend worden. De bij de toerekening gebruikte veronderstellingen zijn: • De totale beleggingsresultaten voor risico van deelnemers zijn gelijk aan het in het boekjaar bijgeschreven rendement op het pensioenkapitaal van de deelnemers; • Dit rendement wordt bepaald over het pensioenkapitaal van de deelnemer in overeenstemming met het rendementsprofiel van de deelnemer; dit rendementsprofiel is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer; • De onderverdeling van de totale beleggingsresultaten voor risico van deelnemers naar beleggingsresultaten per beleggingsrubriek vindt plaats op basis van het behaalde rendement op het pensioenkapitaal volgens het rendementsprofiel per deelnemer; • De verdeling van de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingsrubriek naar directe en indirecte beleggingsresultaten geschiedt conform de verhouding tussen deze onderdelen in de totale beleggingsresultaten per beleggingsrubriek. Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds De beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds zijn de resultante van de totale beleggingsresultaten minus de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers. Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
74
Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa 1. Beleggingen Verloopoverzicht beleggingen Herrubricering In 2010 zijn enkele beleggingen in de beleggingsportefeuille geherrubriceerd. Dit betreft onder andere de overgang van de microkredietportefeuilles van de beleggingscategorie aandelen naar de beleggingscategorie vastrentende waarden. Een nadere beschouwing van de aard van dit product heeft, ter verhoging van het inzicht, tot deze herrubricering geleid. De totale herrubricering bedraagt 49,1 miljoen en is verwerkt in de kolom “Boekwaarde begin van het jaar”. De waardeverschillen betreffen onder andere valutaverschillen en waardemutaties. Boekwaarde begin van het jaar
Reclassificatie
Aankopen en investeringen
Verkopen en aflossingen
Waardeverschillen
Boekwaarde eind van het jaar
Vastgoed
5.101.367
-
245.001
./.
150.296
14.751
5.210.823
Aandelen
8.322.717
-
926.885
./.
759.411
1.559.063
10.049.254
./.
838.061
636.467
11.445.448
-
680.125
1.520.813
Vastrentende waarden
11.299.996
Derivaten
886.650
Overige beleggingen
816.317
Totaal beleggingen
26.427.047
./.
./.
-
347.046
45.962
-
-
540.751
./.
337.304
117.119
1.136.883
45.962
2.059.683
./.
2.085.072
3.007.525
29.363.221
-
5.961
./.
894
2.381
31.333
45.962
2.053.722
./.
2.084.178
3.005.144
29.331.888
Af: beleggingen voor risico
23.885
van deelnemers
Beleggingen voor risico
26.403.162
./.
van pensioenfonds
In onderstaande tabel zijn de derivaten opgenomen die ultimo 2010 een negatieve waarde hebben. Derhalve zijn deze opgenomen onder de “Overige schulden en overlopende passiva”. Derivaten met een negatieve waarde
2010
Valutatermijncontracten
./.
193.550
Renteswaps
./.
415.889
Inflatieswaps
./.
Totaal
./.
2009
./.
10.546 619.985
143.837 -
./.
143.837
75
Van deze derivaten met een negatieve waarde ultimo 2010 zijn er een aantal die primo boekjaar een positieve waarde hadden. Deze waarden (Japanse yens ad 4,0 miljoen en Inflatieswaps ad 41,9 miljoen) zijn in het verloopoverzicht verwerkt in de kolom “reclassificatie”. Op de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden echter geen specifieke beleggingen aangehouden. De hiernavolgende toelichtingen hebben derhalve betrekking op de totale beleggingen van het fonds (niet onderverdeeld naar beleggingen voor risico van pensioenfonds en beleggingen voor risico van deelnemers). Vastgoed
Vastgoed in exploitatie Vastgoed in ontwikkeling
2010
2009
3.792.980
3.818.995
237.045
291.974
Vastgoed via participaties
1.180.798
990.398
Totaal
5.210.823
5.101.367
Verloopoverzicht vastgoed Boekwaarde begin van het jaar
Woningen
Investeringen
2.756.630
-
Kantoren
498.351
-
Winkels
396.077
37.842
Overige
167.937
-
Vastgoed in exploitatie
Verkopen
./. ./.
Herwaarderingen
./.
24.457
30.576
-
./.
18.009
-
480.342
6.866
-
425.253
42.040
203.763
72.616
3.792.980
15.532 -
./.
6.214
3.818.995
37.842
./.
94.659
./.
41.814
291.974
57.128
./.
19.476
./.
19.965
Vastgoed via participaties
990.398
150.031
./.
36.161
5.101.367
245.001
./.
150.296
Vastgoed in exploitatie Vastgoed in exploitatie is extern getaxeerd. De taxaties binnen de exploitatieportefeuille vinden zowel gedurende het jaar als aan het einde van het jaar plaats. Het vastgoed dat in 2010 in exploitatie is genomen, ongeveer 1,9 procent van de portefeuille, is ingebracht tegen de verkrijgingsprijs.
76
Boekwaarde eind van het jaar
79.127
Vastgoed in ontwikkeling
Totaal
Opleveringen
./.
2.683.622
72.616
237.045
76.530
-
1.180.798
14.751
-
5.210.823
Vastgoed in ontwikkeling Met ingang van 2005 wordt geen rente meer toegerekend aan de verschillende projecten. De rente is vervangen door een rendementseis over het geïnvesteerde vermogen van projecten in ontwikkeling. Aandelen
Aandelen Overige kapitaalbelangen Totaal
2010
2009
9.548.025
8.089.290
501.229
233.427
10.049.254
8.322.717
2010
2009
10.980.967
10.834.821
112.404
163.002
Onder de overige kapitaalbelangen zijn private equity en venture capital opgenomen, evenals de deelneming via participaties in Cordares Holding nv. Ultimo 2010 is er geen uitleenpositie (2009: 0). Vastrentende waarden
Obligaties Leningen op schuldbekentenis Hypotheken Deposito's en kasgeldleningen Totaal
39.925
40.900
312.152
261.273
11.445.448
11.299.996
2010
2009
Leningen op schuldbekentenis De leningen op schuldbekentenis hebben een looptijd van langer dan één jaar. Deposito’s en kasgeldleningen Deze categorie bestaat uit liquide middelen die voor korte termijn zijn uitgezet. Derivaten De derivaten betreffen valutatermijncontracten, renteswapcontracten en inflatieswaps.
Valutatermijncontracten Renteswapcontracten Inflatieswaps Totaal
21.292
4.043
1.499.521
840.688
-
41.919
1.520.813
886.650
77
Ultimo 2010 bedroeg een deel van de waarde van de valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens 193,5 miljoen negatief, een deel van de waarde van de renteswaps 415,9 miljoen negatief en de waarde van de Inflatieswaps 10,5 miljoen negatief, en zijn daarom opgenomen onder de post “Overige schulden en overlopende passiva”. De resterende looptijden van de renteswapcontracten zijn 19-49 jaar. De resterende looptijden van de inflatieswapcontracten zijn 48-49 jaar. Overige beleggingen
2010
2009
Hedgefondsen
611.095
451.150
Commodities
525.788
365.167
1.136.883
816.317
2010
2009
Totaal
Beleggingen voor risico van deelnemers Op basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt van de beleggingen voor risico van deelnemers.
Vastgoed
4.229
3.281
Aandelen
6.420
5.066
Vastrentende waarden
20.684
15.538
Totaal
31.333
23.885
2010
2009
6.498
8.087
964
140
2. Materiële vaste activa
Boekwaarde begin van het jaar Investeringen Afschrijvingen
./.
Boekwaarde einde van het jaar Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen
./.
Boekwaarde einde van het jaar
De afschrijvingspercentages bedragen tussen 6,7 procent en 33,3 procent. 78
1.899
./.
1.729
5.563
6.498
14.371
13.407
8.808 5.563
./.
6.909 6.498
3. Vorderingen en overlopende activa
2010
2009
Nog te ontvangen opbrengst beleggingen
168.646
143.021
Nog te ontvangen bijdragen werkgevers
117.619
110.668
2.551
5.414
38.327
8.829
327.143
267.932
Nog te ontvangen waardeoverdrachten Overige debiteuren Totaal
Nog te ontvangen opbrengst beleggingen Deze post heeft betrekking op: • nog te ontvangen interest beleggingen 1.652 (2009: 4.311); • nog te ontvangen huren 111 (2009: 2.709); • nog te ontvangen dividendbelasting 15.801 (2009: 5.992); • nog te ontvangen overige opbrengsten beleggingen 15.268 (2009: 16.388); • nog te ontvangen interest swapcontracten 135.814 (2009: 113.621). Nog te ontvangen bijdragen werkgevers De nog te ontvangen bijdragen werkgevers hebben betrekking op vorderingen op werkgevers inzake pensioenpremie 106.328 (2009: 97.709), arbeidsongeschiktheidspensioenpremie 435 (2009: 1.279) en vroegpensioenpremie 10.856 (2009: 11.680). De vordering is verlaagd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid van 22.229 (2009: 19.737). Overige debiteuren De overige debiteuren hebben betrekking op debiteuren vastgoed 2.463 (2009: 2.904), arbeidsongeschiktheidspensioen 1.379 (2009: 38), debiteuren coming back-service 2.965 (2009: 2.151), te vorderen omzetbelasting vaste eigendommen 7.127 (2009: 174), vorderingen inzake beleggingen 15.003 (2009: 0), overlopende activa 9.390 (2009: 3.070) en te vorderen vennootschapsbelasting 0 (2009: 492). 4. Liquide middelen Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.
79
Passiva
De overige reserves dienen alle een specifiek doel.
5. Groepsvermogen
Reserve aanvullingsregelingen De Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financie-
Het groepsvermogen bestaat uit zeven reserves die zijn onder-
ring van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregelingen
gebracht in twee hoofdcategorieën. Deze hoofdcategorieën
die in de toekomst uitgekeerd worden. De Reserve aanvullings-
kunnen als volgt worden weergegeven:
regelingen is per sector in de bouwnijverheid onderverdeeld.
1. Algemene reserves; 2. Overige reserves.
Reserve toeslagverlening actieven Het fonds kent een Reserve toeslagverlening actieven. Dit is een
Algemene reserves
bestemmingsreserve. De reserve is bedoeld voor toekomstige
De Algemene reserves van bpfBOUW bestaan uit:
aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van
• Reserve pensioenen;
het fonds als er geen volledige toeslag wordt verleend.
• Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen. Reserve premiekorting De Reserve pensioenen en de Reserve arbeidsongeschiktheids-
BpfBOUW kent daarnaast een Reserve premiekorting. Ook dit is
pensioen zijn bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dat
een bestemmingsreserve. De Reserve premiekorting wordt aan-
betreft de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmo-
gesproken als er premiesprongen vereist zijn die uitgaan boven
del voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze
de beleidsmatige premiestappen. Uit de reserve wordt dan een
reserves vormen het beschikbaar eigen vermogen dat wordt
aanvulling op de reguliere premie gefinancierd.
meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. Reserve inleggarantie BeterExcedent De Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen is per sector in de
De regeling BeterExcedent is een aanvullende regeling. De rege-
bouwnijverheid onderverdeeld.
ling geeft werkgevers de mogelijkheid om hun werknemers ook pensioen op te laten bouwen over het salaris dat boven het
Overige reserves
maximumsalaris van de basisregeling ligt. De regeling is een
De overige reserves dienen alle een specifiek doel. Het zijn
beschikbarepremieregeling. Het spaarsaldo van de deelnemers
bestemmingsreserves en worden daarom niet meegenomen
is voor rekening en risico van de deelnemers zelf.
bij het vaststellen van de dekkingsgraad. De overige reserves bestaan uit:
De inleggarantie is de som van de totaal ingelegde spaarbe-
• Reserve aanvullingsregelingen;
dragen van een deelnemer die minimaal vijf volle kalenderjaren
• Reserve toeslagverlening actieven;
voor zijn pensioendatum aan deze regeling heeft deelgeno-
• Reserve premiekorting;
men. Zodra de deelnemer gedurende die periode onafgebroken
• Reserve inleggarantie BeterExcedent;
heeft deelgenomen, heeft hij minimaal recht op dat bedrag. De
• Reserve AO BeterExcedent.
inleggarantie is voor risico van het pensioenfonds. Om dit risico te ondervangen, wordt een reserve aangehouden. De reserve werd in 2010 gevoed door een inhouding van 0,2 procent op de beschikbare premie. In 2011 is dit 0,8 procent. Reserve AO BeterExcedent Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de regeling wordt de opbouw van zijn spaarsaldo premievrij voortgezet. Ook dit onderdeel van de regeling is voor risico van het pensioenfonds. De Reserve AO BeterExcedent financiert de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid. De reserve werd in 2010 gevoed door een inhouding van 8 procent op de beschikbare premie. In 2011 is dit 5 procent.
80
Het verloop van de reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:
Stand per 1 januari 2010
Reserve pensioenen
1.843.787
Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen Reserve aanvullingsregelingen Reserve toeslagverlening actieven
Resultaat- verdeling
384.879
1.458.908
193.979
24.070
218.049
180.773
97.143
277.916
4.502
15.802
11.300
5.155
145.074
./.
Reserve premiekorting
150.229
Reserve inleggarantie BeterExcedent Reserve AO BeterExcedent Totaal
./.
Stand per 31 december 2010
./.
53
18
71
1.237
627
1.864
252.374
2.113.182
2.365.556
./.
Dekkingsgraad Het fonds bepaalt zijn dekkingsgraad door te berekenen in welke mate de voorziening pensioenverplichtingen wordt gedekt door het beschikbaar vermogen. Het beschikbaar vermogen bestaat uit de voorziening pensioenverplichtingen vermeerderd met de algemene reserves. Als één van de overige reserves negatief is wordt deze in mindering gebracht op het vermogen ten behoeve van bepaling van de dekkingsgraad om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld. Het bedrag aan reserves dat wordt meegenomen bij de bepaling van de dekkingsgraad is als volgt opgebouwd:
Reserve pensioenen Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen
2010
2009
1.458.908
1.843.787
218.049
193.979
Reserve toeslagverlening actieven
-
Reserves t.b.v. dekkingsgraad
1.676.957
2.033.264
2010
2009
119,5 procent
119,2 procent
Solvabiliteit
Vereist eigen vermogen
./.
4.502
Minimaal vereist eigen vermogen
104,1 procent
104,1 procent
Dekkingsgraad ultimo periode
106,2 procent
108,4 procent
81
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt
en de sterftegrondslagen ultimo 2009 naar ultimo 2010 is
gebruikgemaakt van het standaardmodel met één met DNB
afzonderlijk verantwoord.
afgestemde wijziging (zie jaarverslag blz.35). De vermogenspositie van het fonds is niet voldoende, vanwege het reservetekort.
Interest Het resultaat op interest is gelijk aan het verschil tussen de
Toelichting herstelplan
beschikbare beleggingsopbrengsten en de interest die benodigd
BpfBOUW kende ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur
is om aan de pensioenverplichtingen toe te voegen. Ook de toe-
heeft daarom een herstelplan opgesteld. Dit plan is in juli 2009
gekende toeslagen worden ten laste van dit resultaat gebracht.
goedgekeurd door DNB. In het herstelplan wordt de verwach-
Voor de bepaling van de benodigde interest wordt uitgegaan
ting uitgesproken dat het fonds in staat moet zijn om binnen 15
van de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur van primo 2010.
jaar, gerekend vanaf 1 januari 2009, weer voldoende beschik-
Deze 1-jaarsrente bedraagt 1,303%.
baar eigen vermogen te hebben. De dekkingsgraad van
Het resultaat is per saldo positief: 2.108.390. Deze winst wordt
bpfBOUW is over 2010 afgenomen van 108,2 procent naar
voornamelijk verklaard uit het gunstige beleggingsresultaat over
106,2 procent. In het herstelplan was uitgegaan van een dek-
2010. Daarnaast is de benodigde interest, die gebaseerd is op
kingsgraad van 108,1 procent. Het vereist eigen vermogen van
de 1-jaarsrente van 1,303%, relatief laag.
het fonds bedraagt ultimo 2010 119,5 procent, zodat het fonds eind 2010 nog steeds een reservetekort kent. In het jaarverslag
Wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken
wordt uitgebreider ingegaan op het herstelplan.
Het resultaat op wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken bedraagt in totaal 2.593.800 negatief. Het gemiddel-
Analyse van het technisch resultaat
de niveau van de rentetermijnstructuur is over 2010 afgenomen,
Technisch resultaat
2010
2009
Winsten Interest
2.108.390
Premie
96.193
Toekenningen
40.912
29.132
9.811
12.389
Administratiekosten Arbeidsongeschiktheid
1.143.174 ./.
7.476
Diversen
66.563
6.285
95.963
./.
21.940
2.593.800
./.
384.246 3.294
Verliezen Wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken Uitkeringen
10.539
./.
Waardeoverdracht
4.168
./.
Sterfte
2.612
14.300
252.374
1.476.851
./.
1.134
Toelichting Het technisch resultaat van het boekjaar is gelijk aan de afname
hetgeen zich vertaalt in een stijging van de waarde van de ver-
van de reserves met 252.374 (2009: toename van 1.476.851).
plichtingen met 2.208.945.
Het verlies over 2010 bestaat uit diverse deelresultaten, zoals
Daarnaast is er door de overgang naar de nieuwe prognose-
winsten/verliezen op interest, administratiekosten, sterfte etc.
tafel een verzwaring van de sterftegrondslag. Hierdoor neemt
Het totale resultaat wordt hierna nader toegelicht per deel
de voorziening toe met 422.980.
resultaat. De hiernavolgende analyse is uitgevoerd op basis
Het resterende resultaat (38.125 positief) wordt veroorzaakt door
van de rentetermijnstructuur en de sterftegrondslagen van
correcties op de beginstand van de voorziening en uitkeringen
31 december 2009. De verandering van de rentetermijnstructuur
die eerder zijn beëindigd dan waarmee in de voorziening
82
ultimo 2009 rekening mee was gehouden. Het overgrote deel
Waardeoverdracht
van de correcties komt door een correctie op de beginstand van
Het resultaat op waardeoverdracht wordt bepaald door de sal-
de jaarlaagvoorziening. Hierin was eind 2009 de vakantietoeslag
do’s van enerzijds de kosten voor uitgaande waardeoverdrach-
op de uitkering abusievelijk dubbel in de voorziening verwerkt.
ten en de daarbij behorende afboeking van de Voorziening pensioenverplichtingen en anderzijds de baten voor inkomende
Toekenningen
waardeoverdrachten en de daarbij behorende opvoering van de
Het resultaat op toekenningen bestaat uit het verschil tussen
Voorziening pensioenverplichtingen. Het resultaat op waarde-
de vrijvallende voorziening voor pensionerende deelnemers en
overdracht is per saldo negatief, namelijk 4.168. Dit is het saldo
slapers enerzijds en de benodigde middelen voor de inkoop
van een verlies op inkomende waardeoverdracht van 10.890 en
van pensioen voor deze gepensioneerden anderzijds. Het resul-
een winst op uitgaande waardeoverdracht van 6.722. Het resul-
taat is 40.912 positief. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de
taat op zowel inkomende waardeoverdrachten als uitgaande
lasten voor de inkoop van aanvullingsrechten lager zijn dan de
waardeoverdrachten wordt veroorzaakt doordat er veel waar-
beschikbare dekking hiervoor vanuit de jaarlaag. Dit komt door-
deoverdrachten van voorgaande jaren in 2010 zijn verwerkt.
dat uiteindelijk minder mensen gebruik (kunnen) maken van een
De berekening van de overdrachtswaarde vindt plaats op het
aanvullingsrecht dan bij het vaststellen van de voorziening jaar-
moment van waardeoverdracht, de toevoeging aan de voorzie-
laag vanuit wordt gegaan. De niet gebruikte middelen uit de
ning in 2010 wordt medio 2010 berekend.
jaarlaag vloeien terug naar de reserves aanvullingsregeling per sector.
Sterfte Het fonds heeft met een aantal risico’s te maken waarvan aan
Administratiekosten
de verzekeringskant het kortlevenrisico en het langlevenrisico de
Het resultaat op administratiekosten wordt bepaald door het
belangrijkste zijn. Het kortlevenrisico is van belang bij uitkeringen
saldo van de beschikbare middelen voor kostendekking ener-
bij overlijden en het langlevenrisico bij ouderdomspensioenen.
zijds en de werkelijke kosten anderzijds. De dekking van kosten
De hoogte van de premie en de Voorziening pensioenver-
vanuit de premie is in 2010 toegenomen doordat het premie-
plichtingen zijn zodanig bepaald dat voor deze risico’s jaarlijks
deel uit de premie voor de middelloonregeling dat beschikbaar
bedragen beschikbaar komen, waaruit het fonds de lasten kan
is voor kosten gestegen is van 0,3% naar 0,5%. De kostendek-
dekken die uit deze risico’s voortvloeien. Per saldo is het resul-
king vanuit de voorziening is afgenomen in vergelijking, doordat
taat een verlies van 2.612. De omrekening naar de nieuwe sterf-
eind 2009 de opslag voor uitkeringskosten verlaagd is van 2,5%
tegrondslagen heeft eind van het boekjaar plaatsgevonden. De
naar 1,5%. De vrijval uit de uitkeringen is daardoor lager dan in
resultaten in het boekjaar zijn nog gebaseerd op de ultimo 2009
voorgaand boekjaar. Het resultaat op kosten is per saldo posi-
van toepassing zijnde sterftegrondslagen.
tief, namelijk 9.811. Diversen Arbeidsongeschiktheid
Het resultaat op diversen wordt bepaald door het saldo van
Het totale resultaat is 7.476 positief. Hiervan bedroeg het resul-
overige lasten en baten en het resultaat op deelnemingen.
taat op premievrijstelling (invalidering, revalidering) 9.735 positief.
Het resultaat op deelnemingen was 95.105 positief. Het saldo
Het resultaat op toekenning van arbeidsongeschiktheids
van de overige lasten en baten is 858 positief.
pensioenen toonde een verlies van 2.259. Het resultaat op arbeidsongeschiktheidspensioen wordt beïnvloed doordat begin
Premie
2010 besloten is de mutatieverwerking voor het arbeidsonge-
Het resultaat op premie wordt bepaald door het saldo van de
schiktheidspensioen op basis gegevens vanuit het UWV stop te
premiebijdragen enerzijds en de benodigde middelen voor de
zetten. Er zal een herstelactie worden uitgevoerd. De resultaten
opbouw van nieuwe pensioenaanspraken anderzijds. In 2010
hiervan worden in 2011 zichtbaar. De mutatieverwerking voor
werd een premie voor de middelloonregeling geheven die onder
het invaliditeitspensioen en voor premievrijstelling bij arbeids
het kostendekkende niveau lag. Voor de aanvullingsregelingen
ongeschiktheid in de basisregeling kon wel voortgang vinden.
worden daarentegen premies opgespaard (zonder dat daar nu al de volle last voor de inkoop tegenover staat). Het resultaat op
Uitkeringen
premie is 96.193 positief.
Het resultaat op uitkeringen wordt bepaald door het saldo van de verwachte uitkeringen enerzijds en de werkelijke uit keringen anderzijds. Het resultaat is per saldo negatief, namelijk 10.539.
83
Alternatief kan het resultaat op premie als volgt worden geanalyseerd: Voor de middelloonregeling bedraagt de feitelijk in rekening gebrachte premie 816.487. De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur is berekend op 942.693. Per saldo dus een verlies van 126.206. De kostendekkende premie bevat echter wel een opslag voor solvabiliteit; deze bedraagt 146.180. Daarnaast bevat de premie (zowel in werkelijkheid als bij de kostendekkende premie) een opslag voor toeslagverlening ad 15.965. Deze opslag vloeit in het resultaat, zodat per saldo een winst van 35.939 resteert. Voor de aanvullingsregelingen bedraagt de winst op soortgelijke wijze 63.416 en voor arbeidsongeschiktheidspensioen het verlies 3.162. Voor de aanvullingsregelingen is het resultaat positief, omdat er nog maar ten dele rechten worden ingekocht, terwijl de volle premieontvangsten geboekt worden. Voor arbeidsongeschiktheidspensioen is het resultaat negatief omdat de premie in 2010 op nul was gesteld. Dit leidt tot de volgende opstelling:
Winst middelloonregeling
35.939
Winst aanvullingsregelingen
63.416
Verlies arbeidsongeschiktheidsregelingen Resultaat
84
3.162 96.193
6. Technische voorzieningen
2010
2009
26.864.956
24.037.671
9.253
8.414
26.874.209
24.046.085
2010
2009
24.046.085
23.370.467
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden
Het verloop van de technische voorzieningen is als volgt:
Stand aan het begin van het jaar Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds uit hoofde van:
1.041.959
1.219.817
- toeslagverlening
- pensioenopbouw
4.018
314.531
- rentetoevoeging
313.113
597.895
- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
./.
- wijziging marktrente - overdracht van rechten - overige Stand aan het einde van het jaar
1.112.067
./.
1.102.270
2.207.984
./.
918.219
29.907
21.154
343.210
542.710
26.874.209
24.046.085
2010
2009
23.247.758
20.300.504
In de post ‘overige’ is de verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de overgang naar de nieuwe prognosetafel verwerkt. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds
Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Vroegpensioen Jaarlagen Totaal
358.185
376.440
2.487.780
2.656.125
771.233
704.602
26.864.956
24.037.671
85
Voorziening ouderdomspensioen
2010
2009
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten: - deelnemers
10.074.517
8.723.770
- gewezen deelnemers
4.847.260
4.159.610
- pensioengerechtigden
8.325.981
7.417.124
23.247.758
20.300.504
20.300.504
19.727.406
2.947.254
573.098
23.247.758
20.300.504
2010
2009
- CAO Bouwnijverheid
310.999
326.502
- CAO Timmerindustrie
31.490
13.133
3.135
33.524
12.561
3.281
358.185
376.440
376.440
364.443
18.255
11.997
358.185
376.440
Stand voorziening aan het eind van het jaar
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten inzake verhoging van de opgebouwde pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen
Contante waarde van het arbeidsongeschiktheidspensioen:
- CAO Afbouw - CAO Natuursteenbedrijf Stand voorziening aan het eind van het jaar
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Onttrekking/toevoeging ten bate/laste van staat van baten en lasten inzake verlaging/verhoging van de opgebouwde
./.
pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
86
Voorziening vroegpensioen
2010
2009
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten: - deelnemers
1.095.946
1.146.818
- gewezen deelnemers
694.663
595.514
- pensioengerechtigden
697.171
913.793
2.487.780
2.656.125
Stand voorziening aan het eind van het jaar
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Onttrekking ten bate van de staat van baten en lasten
2.656.125 ./.
168.345
2.661.208 ./.
5.083
inzake verlaging van de opgebouwde pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
2.487.780
2.656.125
2010
2009
- deelnemers
771.233
704.602
Stand voorziening aan het eind van het jaar
771.233
704.602
704.602
609.983
66.631
94.619
771.233
704.602
Voorziening jaarlagen
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten inzake verhoging van de opgebouwde pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
De verdeling over categorieën deelnemers is:
Deelnemers
2010
2009
Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag
208.884
12.299.880
223.727
10.951.630
Gewezen deelnemers
389.312
5.541.923
389.713
4.755.124
Pensioengerechtigden
217.433
9.023.153
213.293
8.330.917
Totaal
815.629
26.864.956
826.733
24.037.671
87
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Via dit spaarfonds worden de spaargelden van 352 erkende gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden werd een rentevergoeding verstrekt van 312. De rentebijschrijving bedraagt 4 procent plus de in enig jaar verleende toeslag (inactieven). Over 2010 bedraagt de bijschrijving 4 procent. De administratiekosten van 27 (2009: 22) worden voor ouderdomspensioen en vroegpensioen Bouw op basis van 4,5 procent van de premie berekend en hierop in mindering gebracht. 7. Voorziening voor risico van deelnemers Dit betreft de spaarmodule BeterExcedent.
2010
2009
- deelnemers
31.333
23.885
Stand voorziening aan het eind van het jaar
31.333
23.885
Waarde van opgebouwde spaarsaldi:
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Vrijval reserves AO en inleggarantie Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten
23.885 -
16.590 ./.
676
23.885
15.914
7.448
7.971
31.333
23.885
inzake verhoging van de opgebouwde pensioenrechten Stand aan het einde van het jaar
8. Langlopende schulden De langlopende schulden betreft een lening van gemeente Amsterdam 2.950 (2009 twee leningen van gemeenten: 8.622). De lening heeft een variabele rentevoet met een resterende looptijd van 10 jaar. In 2010 bedroeg de rente over deze lening 0%. Over deze lening is rente verschuldigd zodra op het onderhavige project een cumulatief positief resultaat wordt gerealiseerd. Aflossing van de lening vindt ineens plaats aan het eind van de looptijd.
88
9. Overige schulden en overlopende passiva
Derivaten Nog te verwerken pensioenpremies Te betalen uitkeringen Crediteuren beleggingen
2010
2009
619.985
143.837
2.653
5.131
957
2.245
13.393
12.257
Overige schulden
35.035
30.409
Overlopende passiva
24.662
91.976
696.685
285.855
2010
2009
Totaal
De derivaten bestaan uit valutatermijncontracten, renteswapcontracten en inflatieswapcontracten. De valutatermijncontracten hebben een looptijd korter dan één jaar, de renteswapcontracten 20-49 jaar en de inflatieswapcontracten 48 jaar. De crediteuren beleggingen hebben vooral betrekking op crediteuren inzake vastgoed, af te dragen omzetbelasting vastgoed en verschuldigde dividendbelasting. De posten “overige schulden” en “overlopende passiva” hebben een looptijd korter dan één jaar. Derivaten Het verloop van de post is als volgt:
Stand per 1 januari Herrubricering
143.837 ./.
45.962
./.
142.717
Aankopen
-
Verkopen
-
-
Waardeverschillen
522.110
286.554
Stand per 31 december
619.985
143.837
De valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens met een negatieve waarde, de renteswaps met een negatieve waarde en de Inflatieswaps met een negatieve waarde ultimo 2010 zijn opgenomen onder de post ‘Overige schulden en overlopende passiva’.
89
Overige schulden
Te betalen loonbelasting
2010
2009
22.813
20.342
Te betalen administratiekosten
2.261
1.975
Af te dragen premie Zorgverzekeringswet
4.019
3.751
744
1.142
5.198
3.199
35.035
30.409
2010
2009
39.509
32.952
Te betalen waardeoverdrachten Te betalen kosten Totaal
Overlopende passiva De overlopende passiva hebben betrekking op vooruitontvangen beleggingsopbrengsten. Deze bestaan uit overlopende resultaten 0 (2009: 12.879), vooruitontvangen huren 11.782 (2009: 6.887) en overlopende passiva vastgoed 12.880 (2009: 72.210). Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Aangegane contracten inzake ontwikkeling vastgoed Aangegane contracten vastgoed via participaties
415.311
561.514
Aangegane verplichtingen private equity
923.567
1.096.217
-
2.989
1.378.387
1.693.672
Stortingsverplichting overige kapitaalbelangen Totaal
Het fonds heeft zich garant gesteld voor de verrichting van uitkeringen van Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf. Langlopende contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogensbeheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplichtingen aangegaan met derden tot uiterlijk 2019. De hieraan verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2011 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 70 miljoen euro.
90
Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Omdat de financiële gegevens van bpfBOUW in de geconsolideerde jaarrekening zijn verwerkt, is conform artikel 2: 402 BW in de enkelvoudige staat van baten en lasten volstaan met het als afzonderlijke post vermelden van het resultaat uit deelnemingen na aftrek van belastingen. Baten 10. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Deze bijdragen betreffen de premieontvangsten van werkgevers voor loontrekkenden, van zelfstandigen, van overige deelnemers en premieontvangsten inzake de aanvulling op arbeidsongeschiktheid en ouderdomspensioen en vroegpensioenpremie. De overige deelnemers zijn die deelnemers die een uitkering ontvangen wegens werkloosheid (inclusief de sectorale aanvullingsfondsen). De pensioenpremie voor deze groep wordt betaald door het UWV en de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
2010
2009
Totale feitelijke premie middelloonregeling
816.487
761.369
Totale gedempte kostendekkende premie
907.186
895.754
Totale kostendekkende premie middelloonregeling
942.693
1.070.594
Totale feitelijke premie aanvullingsregeling
381.262
447.684
6
5.543
3.169
5.723
middelloonregeling
Totale feitelijke premie arbeidsongeschiktheidspensioen Totale gedempte kostendekkende premie arbeidsongeschiktheidspensioen
Voor een toelichting op deze premies wordt verwezen naar het jaarverslag. 11. Premiebijdragen voor risico van deelnemers Dit betreft de door deelnemers afgedragen premie voor de spaarmodule BeterExcedent. De premie bedraagt 5.961 (2009: 6.110). Beleggingsresultaten Op de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden geen specifieke beleggingen aangehouden. Dientengevolge zijn de beleggingsresultaten alleen toe te rekenen aan de beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds en de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers. Tenzij anders vermeld hebben de hiernavolgende toelichtingen betrekking op de totale beleggingsresultaten van het fonds (niet onderverdeeld naar beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds en beleggingsresultaten voor risico van deelnemers).
91
De totale beleggingsresultaten zijn als volgt te specificeren:
2010
Directe beleggingsopbrengsten
2009
690.912
543.895
1.948.807
1.687.052
2.639.719
2.230.947
Af: exploitatiekosten vastgoed
58.236
150.678
Af: kosten vermogensbeheer
33.331
22.954
2.548.152
2.057.315
Indirecte beleggingsopbrengsten
De kosten vermogensbeheer betreffen de door de vermogensbeheerder gefactureerde kosten. De stijging in de kosten voor vermogensbeheer is grotendeels te verklaren door een hogere mate van transparantie van kosten voor externe managers. Daar waar in 2009 een deel van deze kosten ten laste van het belegd vermogen gingen en niet als kosten werden gerapporteerd, worden deze in 2010 als kosten gerapporteerd. Dit past in het streven van het bestuur om zo transparant mogelijk te rapporteren over kosten.
12. Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds Nettobeleggingsresultaten per beleggingscategorie
Directe
Indirecte
beleggings-
beleggings-
resultaten
resultaten
Vastgoed
199.961
Aandelen
38.737
Vastrentende waarden
142.679
Derivaten
215.020
Overige beleggingen
Af: beleggingsresultaten voor risico van deelnemers Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds
92
./.
2009
Totaal
Totaal
375
199.586
1.559.063
1.597.800
636.461 ./.
2010
376.478
./.
779.140 ./.
161.458
570.616 1.894.958 1.097.943
./.
462.111
2.948
130.136
133.084
97.141
599.345
1.948.807
2.548.152
2.057.315
328
2.053
2.381
2.371
599.017
1.946.754
2.545.771
2.054.944
13. Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers Nettobeleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingscategorie Op basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt naar nettobeleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingscategorie.
Directe
Indirecte
beleggings-
beleggings-
resultaten
resultaten
2010
2009
Totaal
Totaal
Vastgoed
125
-
125
Aandelen
32
1.288
1.320
1.357
Vastrentende waarden
171
765
936
1.340
Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers
328
2.053
2.381
2.371
14. Saldo overdracht van rechten
2010
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Totaal
24.099 11.006
326
2009
35.105 ./.
./.
40.669 ./.
13.758 26.911
15. Overige baten Onder de overige baten zijn onder meer baten verantwoord uit de bijdragen voor het spaarfonds gemoedsbezwaarden en de afboeking van uitkeringsverschillen.
93
Lasten 16. Pensioenuitkeringen
2010
2009
Ouderdomspensioenen
430.308
394.645
Weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioenen
171.913
167.597
Wezenpensioenen Vakantiegeld Afkoop van pensioenen Overlijdensuitkeringen Arbeidsongeschiktheidspensioenen Vroegpensioenen Totaal
2.792
2.856
46.783
43.840
7.459
27.461
124
146
32.784
32.619
417.493
412.324
1.109.656
1.081.488
De afkoop van pensioenen betrof voor 2.207 (2009: 19.589) afkoop van gewezen deelnemers. 17. Pensioenuitvoeringskosten Een deel van de administratiekosten kan direct worden toegewezen aan de beleggingscategorieën. De administratiekosten voor vastgoed in aanbouw worden geactiveerd en opgenomen in de kostprijs. De administratiekosten in verband met exploitatie van het vastgoed en de overige beleggingsactiviteiten komen direct ten laste van de opbrengst van de betreffende beleggingscategorieën. Hieronder volgt een overzicht van de administratiekosten:
2010
Totaal in rekening gebracht
2009
74.092
66.666
Hiervan geactiveerd: Vastgoed in aanbouw
476
1.392
33.331
22.954
Hiervan direct ten laste van de opbrengsten inzake: Resultaten uit beleggingen
Subtotaal
33.807
24.346
40.285
42.320
Resteert: Administratiekosten cf. rekening van baten en lasten
94
18. Personeelskosten De personeelskosten zijn als volgt te specificeren:
2010
2009
Lonen en salarissen
9.400
8.543
Sociale lasten
1.063
1.391
Pensioenlasten
1.050
840
Overige personeelskosten
2.820
3.863
14.333
14.637
2010
2009
1.041.959
1.219.817
4.018
314.531
313.113
597.895
Totaal
Gemiddeld aantal werknemers Bouwinvest Real Estate Investment Management bv heeft werknemers in dienst. Het gemiddeld aantal werknemers in 2010 bedroeg 141,7 fulltime eenheden (2009: 132,6 fulltime eenheden). 19. Afschrijvingskosten De afschrijvingskosten betreft de afschrijving van de materiële vaste activa. 20. Mutatie technische voorzieningen
Mutatie uit hoofde van: - pensioenopbouw - indexering en overige toeslagen - rentetoevoeging - onttrekking voor pensioenuitkeringen en
./.
1.112.067
./.
1.102.270
2.207.984
./.
918.219
pensioenuitvoeringskosten - wijziging marktrente - overdracht van rechten - overige
29.907
21.154
343.210
542.710
2.828.124
675.618
21. Overige lasten De post overige lasten bestaat uit overige bedrijfslasten, rente banksaldo’s, uitbetaald spaarsaldo gemoedsbezwaarden, onttrekkingen BeterExcedent en afboeking van premieverschillen. Risicoparagraaf Voor de kwantificering van de risico’s zoals opgenomen in de risicoparagraaf wordt verwezen naar het hoofdstuk Beheersing van de risico’s in het jaarverslag, tabellen 12 tot en met 15.
95
Enkelvoudige balans per 31 december 2010 Na resultaatbestemming (bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2010
2009
25.331.063
26.351.685
31.333
23.885
25.362.396
26.375.570
Beleggingen (a) Beleggingen voor risico van pensioenfonds Beleggingen voor risico van deelnemers Totaal beleggingen Deelnemingen (b) Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen Totaal van de activa
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves (c) Technische voorzieningen Voorziening voor risico van deelnemers Langlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva Totaal van de passiva
96
4.117.102
61.689
302.797
261.810
-
17.604
29.782.295
26.716.673
2010
2009
2.113.182
2.365.556
26.874.209
24.046.085
31.333
23.885
2.950
8.622
760.621
272.525
29.782.295
26.716.673
Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
2010
Resultaat deelnemingen
95.105
2009 ./.
24.296
Overige bedrijfsresultaten
./.
347.479
1.501.147
Saldo staat van baten en lasten
./.
252.374
1.476.851
97
Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
De in de enkelvoudige financiële overzichten gehanteerde grondslagen voor de financiële verslaggeving zijn dezelfde als die toegepast in de geconsolideerde jaarrekening. Behoudens de posten ‘Vastgoed’, ‘Deelnemingen’ en ‘Langlopende vorderingen op groepsmaatschappijen’ wijken de enkelvoudige cijfers niet materieel af van de geconsolideerde cijfers. Voor een toelichting op de enkelvoudige balans en de enkelvoudige staat van baten en lasten verwijzen wij grotendeels naar de toelichting op de geconsolideerde balans en de geconsolideerde staat van baten en lasten. De van de geconsolideerde balans en geconsolideerde staat van baten en lasten afwijkende posten worden hieronder toegelicht. a. Beleggingen Vastgoed De waardering van het vastgoed is conform de geconsolideerde jaarrekening. Verloopoverzicht vastgoed Boekwaarde begin van het jaar
Woningen
Reclassificatie
Investeringen
Verkopen
Herwaarderingen
Boekwaarde eind van het jaar
2.756.630
./.
2.756.630
-
-
-
-
Kantoren
498.351
./.
498.351
-
-
-
-
Winkels
396.077
./.
396.077
-
-
-
-
Overige
167.937
./.
167.937
-
-
-
-
Vastgoed in exploitatie
3.818.995
./.
3.818.995
-
-
-
-
Vastgoed in ontwikkeling
247.098
./.
225.841
23.019
./.
4.998
2.923
42.201
Vastgoed via participaties
990.398
-
150.031
./.
36.161
76.530
1.180.798
4.044.836
173.050
./.
41.159
79.453
1.222.999
Totaal
5.056.491
./.
b. Deelnemingen Het verloop van de deelnemingen gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld: Stand begin van het jaar Storting ./.
Overdracht vastgoed Liquidatie Resultaat Stand eind van het jaar
98
2009
61.689
94.464
123
Agio Uitgekeerd dividend
2010
-
24.311
./.
5.524
104.133
./.
3.243
4.044.836 ./.
288
4.829 95.105 4.117.102
./.
24.296 61.689
c. Stichtingskapitaal en reserves Het verloop van de reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:
Stand per 1 januari 2010
Reserve pensioenen
Resultaat- verdeling
1.843.787
./.
384.879
Stand per 31 december 2010
1.458.908
Reserve arbeidsongeschiktheidspensioen
193.979
24.070
218.049
Reserve aanvullingsregelingen
180.773
97.143
277.916
Reserve toeslagverlening actieven
./.
4.502
Reserve premiekorting
150.229
Reserve inleggarantie BeterExcedent Reserve AO BeterExcedent Totaal
./.
Aangegane contracten inzake ontwikkeling vastgoed
11.300
5.155
145.074
53
18
71
1.237
627
1.864
252.374
2.113.182
2.365.556
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
15.802
./.
2010
2009
2.013
32.952
Aangegane contracten vastgoed via participaties
413.344
558.551
Aangegane verplichtingen private equity
923.567
1.096.217
-
2.989
1.338.924
1.690.709
Stortingsverplichting overige kapitaalbelangen Totaal
Het fonds heeft zich garant gesteld voor de verrichting van uitkeringen van Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf. Langlopende contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogensbeheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplichtingen aangegaan met derden tot uiterlijk 2019. De hieraan verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2011 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 70 miljoen euro.
99
Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Pensioenuitvoeringskosten De externe accountant van het fonds, Ernst & Young Accountants LLP, heeft over het boekjaar de volgende kosten in rekening gebracht:
2010
2009
Onderzoek jaarrekening
314
364
Andere controleopdrachten
131
122
8
17
453
503
177
92
Overige dienstverlening Totaal Kosten ten laste gebracht van deelnemingen Onderzoek jaarrekening Andere controleopdrachten
96
11
Overige dienstverlening
401
348
Totaal
674
451
Ondertekening van de jaarrekening Amsterdam, 19 mei 2011 Namens het bestuur, J.W.M. Kerstens H. de Pagter L.C.A. Scheepens L. Elzinga
100
101
verklaring
oordeel
bewust
verantwoordelijkheid
Overige gegevens
103
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten De statuten bevatten geen regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Bestemming van het saldo van baten en lasten Krachtens het besluit van het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, genomen op 19 mei 2011, is het saldo van baten en lasten over 2010 verwerkt in de reserves.
104
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de
voor de Bouwnijverheid
geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van
Verklaring betreffende de jaarrekening
de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van
Wij hebben de jaarrekening 2010 van de Stichting
het algehele beeld van de jaarrekening.
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-
en enkelvoudige balans per 31 december 2010 en de gecon-
informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing
solideerde en enkelvoudige staat van baten en lasten over 2010
voor ons oordeel te bieden.
met de toelichting, waarin een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving is opgenomen.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld
Verantwoordelijkheid van het bestuur
van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid per
Bouwnijverheid is verantwoordelijk voor het opmaken van de
31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over
jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient
2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtne-
weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag,
ming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtne-
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet
ming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur
gestelde eisen
is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat
als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening
ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als
onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoor-
gevolg van fraude of fouten.
delen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en dat de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gege-
Verantwoordelijkheid van de accountant
vens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de
jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze con-
jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
trole verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij
Amsterdam, 15 juni 2011
voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke
Ernst & Young Accountants LLP
mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen
w.g. mr. drs. G.H.C. de Méris RA
afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van
105
Actuariële verklaring Opdracht
Oordeel
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschre-
te Amsterdam is aan Hewitt Associates B.V. de opdracht ver-
ven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien,
leend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld
toereikend vastgesteld.
in de Pensioenwet over het boekjaar 2010. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansGegevens
datum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt
niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de
het bestuur van het pensioenfonds.
verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling
reservetekort.
van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In over-
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan over-
eenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accoun-
tuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van
tant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen
de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen
van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensi-
vermogen).
oenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn
voor de Bouwnijverheid is naar mijn mening niet voldoende,
oordeelsvorming van belang zijn.
vanwege een reservetekort.
Werkzaamheden
Rotterdam, 19 mei 2011
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
w.g. Drs. A.G.M. den Hartogh AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
106
107
bestuur bewustwording
samen
nadenken
bouwen
Bijlagen
109
Bijlage 1 Bestuursleden Bestuur
G.J.P. Bot
Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit vertegenwoordigers van
Functie in bestuur: bestuurslid
werkgevers- en werknemersorganisaties. Zij zijn belast met het
Geboortejaar: 1945
besturen van de zaken van het fonds en het beheer van het
Nationaliteit: Nederlandse
fondsvermogen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het innen van
Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging
de gelden en het doen van (pensioen)uitbetalingen. In 2010 ver-
van bouw- en infrabedrijven
gaderde het bestuur 8 keer.
Aftreden volgens rooster: 1 januari 201111 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reis- en verblijf-
• Directeur/grootaandeelhouder Bot Bouwgroep
kostenvergoeding. De vergoeding is vastgesteld op basis van de
• Bestuurslid Bouwend Nederland
vergoedingsregeling bestuurs-, Deelnemersraad- en commis-
• Bestuurslid Woningborg
sieleden van de Sociaal-Economische Raad (SER). Over het jaar
• Voorzitter Stichting Bouw Belangen
2010 is voor vergoedingen aan bestuursleden een totaalbedrag
• Lid Regionale Regieraad
van 323.584 euro uitgekeerd. J.M. Douma Werkgeversbestuursleden
Functie in bestuur: bestuurslid
(Stand per 31 december 2010)
Geboortejaar: 1950 Nationaliteit: Nederlandse
H. de Pagter
Voordragende organisatie: Nederlandse Bond van
Functie in bestuur: voorzitter
Timmerfabrikanten
Geboortejaar: 1948 Nationaliteit: Nederlandse
Aftreden volgens rooster: 1 januari 201112 Andre functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging
• Directeur Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten (NBvT)
van bouw- en infrabedrijven
• Secretaris/Penningmeester Stichting fondsen Administratie
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2012
(STIFA)
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Secretaris/Penningmeester Stichting VUTIM
• Directeur DPB Consult B.V. te Barendrecht
• Secretaris/Penningmeester Stichting O&O Fonds
• Commissaris Woningborg Holding B.V. te Gouda
Timmerindustrie
• Voorzitter werkgeversdelegatie CAO voor de Bouwnijverheid
• Secretaris /Penningmeester Stichting Scholing en
L.C.A. Scheepens
• Voorzitter Stichting Vakraad Timmerindustrie
Werkgelelgenheid Timmerindustrie Functie in bestuur: fungerend secretaris Geboortejaar: 1965
H. Klein Poelhuis
Nationaliteit: Nederlandse
Functie in bestuur: bestuurslid
Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging
Geboortejaar: 1946
van bouw- en infrabedrijven
Nationaliteit: Nederlandse
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
van bouw- en infrabedrijven op voordracht van CONGA
• Senior beleidsmedewerker sociale zaken Bouwend Nederland
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
• Penningmeester Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Bestuurslid Stichting SFB (werkgevers)
• Directeur/grootaandeelhouder Kapee Bouwgroep bv
• Lid Commissie pensioenbeleid VNO-NCW
• Voorzitter Aannemersvereniging van Metselwerken (AVM) • Waarnemend voorzitter/Bestuurslid CONGA • Penningmeester CONGA • Penningmeester Ondernemers Organisatie MKB-Bouw • Bestuurslid Fundeon • Lid van het sectorplatform GA Fundeon • bpfBOUW-vertegenwoordiger in Ledenraad Vereniging van
11
De heer Bot is inmiddels herbenoemd.
12
De heer Douma is inmiddels herbenoemd.
110
Bedrijfstakpensioenfondsen • Voorzitter Aannemersfederatie Nederland; Bouw & Infra
G.F.M.B. Raessens
• Voorzitter Stichting Garantiefonds voor de Bouwnijverheid
Functie in bestuur: bestuurslid
• Lid Raad van Commissarissen Loyalis nv
Geboortejaar: 1958
• Bestuurslid Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid
Nationaliteit: Nederlandse
• Bestuurslid Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid
Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging
• Bestuurslid Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor
van bouw- en infrabedrijven
de Bouwnijverheid
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
• Bestuurslid Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid
• Directeur Concerndienst HRM Heijmans nv
• Bestuurslid Stichtingen Arbouw, Childlearn Nederland,
• Bestuurslid Stichting pensioenfonds Heijmans nv
Fundeon, Savantis en SFB
• Bestuurslid Stichting pensioenfonds I.B.C. bv L. Elzinga F.Th.M. Rohof
Functie in bestuur: secretaris
Functie in bestuur: bestuurslid
Geboortejaar: 1961
Geboortejaar: 1961
Nationaliteit: Nederlandse
Nationaliteit: Nederlandse
Voordragende organisatie: FNV Bouw
Voordragende organisatie: FOSAG-NOA
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Sectorbestuurder FNV Afbouw en Onderhoud
• Directeur/secretaris en lid van het dagelijks bestuur en
• Werknemersvoorzitter Bedrijfstakpensioenfonds Schilders
hoofdbestuur Nederlandse Ondernemersvereniging voor
• Werknemersvoorzitter Savantis KBB (Kennis- en vakcentrum)
Afbouwbedrijven NOA
• Werknemersvoorzitter Opleidings- en ontwikkelingsfonds
• Bestuurslid O&O-fonds Afbouw
Schilders
• Bestuurslid Bedrijfschap Afbouw
• Werknemersvoorzitter Vakantiefonds voor het Schildersbedrijf
• Bestuurslid Stichting Savantis, Landelijk Kenniscentrum
• Werknemersvoorzitter Vakantiefonds Stucadoors
Beroepsonderwijs voor Afbouw en Onderhoudsbedrijfstakken • Bestuurslid Stichting Loopbaan Ontwikkelingsfonds (LOF) • Bestuurslid Stichting Administratiekantoor A&O Services • Algemeen secretaris Federatie van Ondernemersorganisaties Afbouw
• Werknemersvoorzitter Risicofonds Stucadoors • Werknemersvoorzitter Vervroegd Uittreden Stucadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf • Werknemersvoorzitter Aanvullingsfonds Stucadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf
• Bestuurslid Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
• Werknemersvoorzitter Sociaal Fonds Natuursteenbedrijf
• Bestuurslid Pensioenfederatie
• Werknemersvoorzitter Aanvullingsfonds
Werknemersbestuursleden
• Bestuurslid Bedrijfschap Afbouw
(Stand per 31 december 2010)
• Bestuurslid HBA commissie Natuursteen
Werknemersverzekeringen Natuursteenbedrijf
• Bestuurslid Stichting Bevordering Platform VMBO J.W.M. Kerstens
Bouwtechniek
Functie in bestuur: fungerend voorzitter
• Bestuurslid Stichting Administratiekantoor Afbouw
Geboortejaar: 1965
• Bestuurslid Garantiefonds loondoorbetaling bij vorst
Nationaliteit: Nederlandse
• Bestuurslid Hoofd Bedrijfschap Ambachten
Voordragende organisatie: FNV Bouw Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
W.J. van Houwelingen
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
Functie in bestuur: bestuurslid
• Voorzitter FNV Bouw
Geboortejaar: 1960
• Voorzitter Federatie FNV Bouw/FNV Zelfstandigen in de bouw
Nationaliteit: Nederlandse
• Voorzitter Permanent Comité Bouw Europese Federatie
Voordragende organisatie: FNV Bouw
Bouw- en Houtarbeiders
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2014
• Lid World Council Building and Woodworkers International
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Lid federatieraad vakcentrale FNV
• Controller FNV Bouw
• (Reserve)lid Sociaal-Economische Raad
111
G. Lokhorst
C. van der Veer
Functie in bestuur: bestuurslid
Functie in bestuur: bestuurslid
Geboortejaar: 1963
Geboortejaar: 1967
Nationaliteit: Nederlandse
Nationaliteit: Nederlandse
Voordragende organisatie: CNV Vakmensen
Voordragende organisatie: FNV Bouw
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2014
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
• Senior Bestuurder Bouw CNV Vakmensen
• Sectorbestuurder FNV Meubel & Hout
• Bestuurslid Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid
• Cao-onderhandelaar en werknemers vertegenwoordiger in
• Bestuurslid Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
diverse paritaire organen in de meubel en houtsectoren • Lid van het bestuur van BPF Houthandel • Lid/penningmeester van het afdelingsbestuur van de SP in Vught
• Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Technisch Bureau Bouwnijverheid
A.A. van Wijngaarden
• Bestuurslid Fundeon
Functie in bestuur: bestuurslid
• Penningmeester Stichting Arbouw
Geboortejaar: 1953
• Penningmeester/secretaris Stichting Garantiefonds Vorst in de
Nationaliteit: Nederlandse
Bouw
Voordragende organisatie: CNV Vakmensen Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013
Mevrouw M.B. van Veldhuizen
Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:
Functie in bestuur: bestuurslid
• Vicevoorzitter CNV Vakmensen
Geboortejaar: 1955
• Bestuurslid van Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
Nationaliteit: Nederlandse
• Bestuurslid Stichting SFB
Voordragende organisatie: FNV Bouw
• Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van het Economisch
Aftreden volgens rooster: 1 januari 2014 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Sectorbestuurder FNV Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid
Instituut voor de Bouwnijverheid • Lid Raad van Commissarissen van het Slotemaker de Bruine Instituut • Bestuurslid Europese Federatie van Bouw- en Houtarbeiders • Bestuurslid bedrijfschap Afbouw • President-commissaris Stichting Administratiekantoor A&O Services • Bestuurslid Savantis • Bestuurslid Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
• Voorzitter Technisch Bureau Bouwnijverheid
• Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid
• Werknemersvoorzitter Fundeon
• Bestuurslid Fundeon
• Bestuurslid Stichting Arbouw
• Bestuurslid COLO, vereniging van samenwerkende kenniscentra • Bestuurslid Bpf Schilders • Bestuurslid Bpf Woningcorporaties
112
Bijlage 2 Bestuurlijke commissies Vanuit het bestuur zijn vier commissie gevormd die bestaan uit bestuursleden. Bestuursleden hebben zitting in de commissies op basis van hun deskundigheid op de betreffende vakgebieden. De commissies ondersteunen het bestuur. Hieronder staan de verschillende commissies omschreven. Algemene zaken Deze commissie buigt zich over voorzittersoverleg met opdrachtnemers, public affairs en public relations, spoedeisende zaken en overleg met de diverse organen van het fonds. Pensioenzaken Deze commissie gaat over reglementen, communicatie, het beleid over werkingssfeer en individuele gevallen. Vermogensbeheer Deze commissie houdt zich bezig met het beleggingsbeleid, de beleggingsplannen, ALM en het risicobeheer op het gebied van beleggingen. Finance, Control & Riskmanagement Deze commissie buigt zich over risicomanagement, audits, rapportages over de dienstverlening door opdrachtnemers, contractvorming en de jaarrekening en het jaarverslag.
113
Bijlage 3 Begrippen en afkortingen 16:00 (GMT) WM-fixing
effectiviteit door vergelijkingen te maken van de gegevens van
De door WM/Thomson Reuters uitgegeven valutakoer-
organisaties met normgroepen.
sen om 16:00 uur “Greenwich Mean Time” (de tijdzone in Groot-Brittannië).
Coming service Het gedeelte van het totale pensioen dat in toekomstige jaren
Aanvullingsregeling
moet worden opgebouwd op basis van het geldende pensioen-
Een regeling voor werknemers die al voor 2006 in de bouw-
gevende jaarsalaris.
nijverheid werkten, aan bepaalde voorwaarden voldoen en vanwege hun leeftijd geen volledig pensioen kunnen opbouwen.
Commodities Beleggingen in bulkgoederen of grondstoffen, zoals olie,
Afkoop
gas en graan.
Afkoop is het ineens uitbetalen van een bedrag ter vervanging van een verplichting om in de toekomst een serie betalingen te
Contante waarde van alle pensioenrechten
doen. Pensioenaanspraken of pensioenrechten verliezen door
Het bedrag dat op dit moment nodig is om in de toekomst één
afkoop hun pensioenbestemming.
of meer betalingen te kunnen verrichten, waarbij rekening is gehouden met rente en actuariële grondslagen.
AFM De Autoriteit Financiële Markten, de toezichthouder op onderne-
Corporate governance
mingen die actief zijn in sparen, lenen, beleggen, pensioenen en
Goed ondernemingsbestuur. Beheer van en toezicht en
verzekeren. De AFM let op het gedrag van deze ondernemingen
controle op een onderneming, waarbij bestuurders verant-
bij de bedrijfsuitoefening.
woording moeten afleggen aan de aandeelhouders en andere belanghebbenden.
ALM Asset-Liability Management. Een methode waarbij de strategi-
Deelnemers
sche beleggingsmix afgestemd wordt met de verplichtingen-
Deelnemers zijn werknemers en zelfstandigen die onder de
structuur. Hierbij wordt rekening gehouden met het premie- en
verplichtstelling vallen. Tot de deelnemers behoren ook de
toeslagenrisico en het risico van onderdekking.
werknemers die van een vroegpensioen- dan wel vut-regeling gebruik maken en de werklozen voor wie of de Stichting
Asset allocatie
Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) of één van
Hetzelfde als beleggingsmix: de verschillende categorieën
de sectorale aanvullingsregelingen pensioenpremie betaalt. Een
waaruit de beleggingsportefeuille bestaat. Dit zijn bijvoorbeeld
deelnemer is ook die persoon die op grond van het pensioenre-
aandelen, obligaties, vastgoed en liquide middelen.
glement vrijwillig mag voortzetten of voor wie zonder premiebetaling pensioenaanspraken worden bijgeboekt op grond van het
Belegd vermogen
pensioenreglement.
Dit is de totale waarde van de beleggingen van het fonds. Dekkingsgraad Beschikbaar eigen vermogen
De procentuele verhouding tussen het beschikbaar vermogen
Dit betreft de Algemene Reserves van het fonds. Het beschik-
en de contante waarde van alle opgebouwde pensioen-
baar eigen vermogen is een onderdeel van het beschikbaar ver-
aanspraken voor risico van het fonds.
mogen dat gebruikt wordt om de dekkingsgraad te berekenen. Dispensatie Beschikbaar vermogen
Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioen-
Dit betreft de som van het totaal van de technische voorzienin-
regeling van het fonds.
gen voor risico van het fonds en het beschikbaar eigen vermogen. Dit beschikbaar vermogen wordt gebruikt als teller in de
DNB
breuk om de dekkingsgraad te berekenen.
De Nederlandsche Bank, de toezichthouder die verantwoordelijk is voor het bewaken van de financiële stabiliteit in Nederland.
CEM CEM staat voor Cost Effectiveness Measurement Inc., een Canadese organisatie die zich toelegt op het meten van kosten-
114
Financieel Toetsingskader (FTK)
Pensioenverplichtingen
Het financieel toetsingskader geeft regels over de wettelijke
Zie ‘voorziening pensioenverplichtingen’.
financiële verplichtingen van pensioenfondsen en is opgenomen in de Pensioenwet.
Premiegrondslag Het gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de
FVP-bijdrage
premieberekening.
Bijdrage van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Deze bijdrage stelt onvrijwillig
Pension Fund Governance
werkloze werknemers van 40 jaar en ouder in staat om hun pen-
Goed pensioenfondsbestuur. Hieronder vallen onder meer
sioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten.
integer en transparant handelen door het bestuur, goed
Werknemers, die met ingang van 1 januari 2011 ww-gerechtigd
toezicht hierop en het afleggen van verantwoording over
worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage van
het uitgeoefende beleid en het toezicht daarop.
de Stichting FVP. Private equity Gewogen loontrend
Investeringen in niet-beursgenoteerde ondernemingen.
Loontrend die is vastgesteld op basis van de loontrend van de cao’s die vallen onder bpfBOUW, gewogen naar het aantal deel-
Rekenrente
nemers behorende bij deze cao’s.
Fictief rendementspercentage dat het belegde pensioen- vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.
Hedgefondsen Beleggingsfondsen die een zeer actief beleid voeren op hun por-
Rentehedge
tefeuille, weinig beperkingen kennen in instrumenten en strate-
Financieel instrument om het renterisico op het verschil in
gieën die ze ter beschikking staan en daardoor bepaalde risico’s
looptijd tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen
in hun portefeuille kunnen afdekken (‘hedgen’). Deze fondsen
af te dekken.
staan vaak niet onder toezicht. Rentetermijnstructuur (RTS) Heritage-portefeuille
De rentermijnstructuur geeft het verband weer tussen de
Dit betreft de beleggingen van bpfBOUW die niet ondergebracht
looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop
zijn in beleggingspools.
te ontvangen marktrente anderzijds. De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op
Jaarlaag
basis van de rentetermijnstructuur.
Inkoop van de rechten uit de aanvullingsregelingen. ROZ/IPD Minimaal vereist eigen vermogen
Rendement van de gangbare institutionele vastgoedindex.
Dit betreft het minimaal vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet.
SAS 70-verklaring Een rapport voor de certificering van de interne beheersing
Normrendement
van de processen in dienstverlenende organisaties.
De berekening van het normrendement wordt bepaald aan de hand van de normportefeuille. De samenstelling van deze norm-
Service Level Agreements (SLA)
portefeuille wordt over het algemeen afgeleid van een ALM-studie
Afspraken over het niveau van de te leveren dienstverlening.
en bestaat gewoonlijk uit een combinatie van vastrentende waarden, aandelen, vastgoed en overige beleggingen. Het normrende-
Solvabiliteit
ment wordt per periode berekend als de gewogen performance
Verhouding tussen totale bezittingen en schulden.
van de beleggingscategorieën naar de normweging. Pensioengrondslag Het gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw.
115
Statuten
Verplichtstelling
De grondregels van een instelling. In de statuten van het fonds is
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) legt
de interne structuur omschreven. Er zijn onder andere bepalin-
hiermee bedrijven de verplichting op om deel te nemen aan een
gen inzake de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur
bedrijfstakpensioenfonds. Een verplichtstelling kan betrekking
opgenomen. Ook de wijze van benoeming van de bestuursle-
hebben op alle bedrijfsgenoten (degenen die in de desbetref-
den is opgenomen.
fende bedrijfstak werkzaam zijn) of op bepaalde groepen van bedrijfsgenoten.
Toeslagenlabel Een afbeelding die op een beeldende en kwalitatieve manier
Voorwaardelijkheidsverklaring
duidelijk maakt wat de mate van zekerheid is dat pensioenaan-
Als deze wordt gehanteerd is toeslagverlening aan voorwaar-
spraken worden verhoogd.
den gebonden. De toeslagenmatrix schrijft voor welke voorwaardelijkheidsverklaring gebruikt moet worden en op welke
Toeslagenmatrix
wijze over de voorwaardelijke toeslagverlening moet worden
Publicatie van het Ministerie van Sociale Zaken en
gecommuniceerd.
Werkgelegenheid (SZW) die onderscheid maakt tussen verscheidene vormen van voorwaardelijk en onvoorwaardelijk
Voorziening pensioenverplichtingen
toeslagbeleid en combinaties daarvan. Voor elke toeslag-
De voorziening pensioenverplichtingen (ook wel de pensioenver-
categorie wordt het toeslagenbeleid, de financiering,
plichtingen) geeft de contante waarde weer van alle uitstaande
de reglementering en de wijze van communicatie voorgeschreven.
pensioenverplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deel-
Ook wordt aangegeven wanneer een premiekorting is toegestaan.
nemers en pensioengerechtigden. Het is, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioenen dat het fonds nu en in de
Totaal eigen vermogen
toekomst moet uitbetalen.
Dit betreft alle reserves van het fonds bij elkaar. In de jaarrekening worden hiervoor de termen groepsvermogen en
Waardeoverdracht
Stichtingskapitaal en reserves gehanteerd.
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten.
UTA-personeel
Zo bestaat bij het veranderen van werkgever een wettelijk recht
Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel.
op waardeoverdracht.
Valutahedge
Z-score
Financieel instrument om de valutarisico’s op beleggingen in
Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds
vreemde valuta af te dekken.
afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille.
Valutatermijncontract Een termijncontract waarin twee partijen een verbintenis aangaan tot aankoop of verkoop van deviezen op een latere datum en tegen een koers die wordt vastgelegd bij het sluiten van het contract. Vastrentende waarden Beleggingen waarvoor in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Vereist eigen vermogen Dit betreft het Vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet.
116
117
Colofon Uitgave Cordares Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam Vormgeving Dadomoto, Nieuwegein Illustraties Dadomoto, Nieuwegein Productie Roto Smeets GrafiServices, Eindhoven
118
levensverwachting betrokken positief
bewustzi
bouwen werken
verbonden
kennis persoonlijk
kennis
overzicht
realism
toekomst
dekkingsgraad
toe
wat is mijn
situatie?
oppervlakkig
aan
bewustzijn
collectief bewustwording
bouwen
economie
collectief verbonden betrokkenheid
betrokken
concreet
belangstelling
vanzelfsprekend maatschappelijk debat
belang hebbenden
situatie
kennis
kennis
inzicht
bewustwording
vergrijzen
positief
ewustzijn
betrokken
ec
be
dekkingsgraad bouwproces
he 119