College van Procureurs-generaal
Omzendbrief nr. COL 5/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep
Toegestuurd aan de dames en heren
Procureurs des Konings Eerste substituut- en substituut Procureurs des Konings Gerechtelijke stagiair(e)s Onderzoeksrechters Hoofdcommissarissen gerechtelijke politie Commandanten rijkswachtdistricten en rijkswachtbrigades (Hoofd)politiecommissarissen Brigadecommissarissen en (hoofd)veldwachters
Ter uitvoering, tot voorlichting, De Procureur des Konings
Ernest Allardstraat 42, 1000 Brussel - tel. 02/500 86 01 - fax 02/500 86 13
(Brussel, Gent, Luik, Bergen, Antwerpen), 18 mei 1998.
Mijnheer, Mevrouw de Procureur des Konings,
Betreft : Verdovende middelen - Vervolgingsbeleid inzake bezit en detailhandel van illegale verdovende middelen.
Hierbij zend ik u de « Gemeenschappelijke richtlijn over het vervolgingsbeleid inzake bezit en detailhandel van illegale verdovende middelen » die na overleg tussen de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal op 8 mei 1998 werd goedgekeurd. Ik verzoek u mij onmiddellijk in te lichten van elke moeilijkheid die zich bij de toepassing van deze richtlijn zou voordoen.
De Procureur-generaal,
(get.) A. VAN OUDENHOVE F. SCHINS A. THILY G. LADRIERE C. DEKKERS
GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTLIJN OVER HET VERVOLGINGSBELEID INZAKE BEZIT EN DETAILHANDEL VAN ILLEGALE VERDOVENDE MIDDELEN.
I.
KRACHTLIJNEN
Deze richtlijn kadert in het verslag namens de werkgroep belast met het bestuderen van de drugproblematiek, uitgebracht op de gewone zitting dd. 5 juni 1997 van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (parlementaire stukken 1062/1 tot 3 - 1996/97). Dientengevolge is na overleg tussen de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal, besloten om elk binnen zijn bevoegdheid, hierna volgende gemeenschappelijke richtlijn uit te vaardigen.
*
*
*
De drie belangrijkste instrumenten om een drugbeleid uit te tekenen zijn preventie, hulpverlening en repressie. Zij moeten leiden naar een ruimte voor een derde weg tussen een louter repressieve aanpak en een gedoogbeleid, het zogenaamde normaliseringsbeleid. Dergelijk beleid betekent echter niet dat wordt aanvaard dat druggebruik in onze samenleving normaal of alledaags is geworden. Een realistische, hedendaagse politiek inzake drugbestrijding moet worden afgestemd op de navolgende prioriteiten: 1.
De belangrijkste doelstelling is het ontraden en het terugdringen van het druggebruik en het afremmen van het aantal nieuwe druggebruikers.
2.
De tweede prioriteit is de bescherming van de samenleving en haar leden die met het verschijnsel drugs en de gevolgen ervan worden geconfronteerd. Ze betreft ook de drugverslaafden die de nodige hulp moeten krijgen om, ondanks de drugs, een menswaardig bestaan te kunnen leiden.
3.
Het gerecht kan noch mag de enige plaats van sociale regulering zijn. Druggebruikers moeten in eerste instantie kunnen terugvallen op een brede waaier van voorzieningen inzake drughulpverlening.
4.
Vermeden moet worden dat druggebruikers die, behalve dat ze drugs bezitten, geen misdrijf hebben gepleegd, in de gevangenis terechtkomen.
5.
De strafrechtelijke benadering, en meer specifiek de gevangenis, moet het "ultimum remedium" zijn bij de afhandeling van problematisch middelengebruik.
6.
Indien men het beleid inzake drugbestrijding wil aanpassen aan de maatschappelijke ontwikkelingen, dan is een geregelde evaluatie van het resultaat van de doorgevoerde maatregelen onontbeerlijk.
2
II.
DRAAGWIJDTE
1.
Deze richtlijn betreft de inbreuken op de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. alsmede haar uitvoeringsbesluiten, hierna genoemd "Drugwet", en meer bepaald het vervolgingsbeleid voor wat betreft het drugbezit en de detaildrughandel om in eigen gebruik te voorzien.
2.
Het repressief beleid ten aanzien van de drughandel en van de criminele organisaties die daarmee banden hebben, maakt niet het directe voorwerp uit van deze richtlijn.
3.
In de mate deze richtlijn daarvan afwijkt, vervangt zij de bepalingen van de algemene richtlijnen dd. 26 mei 1993 van het College van Procureurs-generaal onder het voorzitterschap van de Minister van Justitie over een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid inzake verdovende middelen; de explicitering en de verdere uitvoering hiervan kan voorwerp uitmaken van een gemeenschappelijke omzendbrief van het College.
4.
De richtlijn is in principe bindend voor alle leden van het openbaar ministerie om eenvormigheid in het vervolgingsbeleid te realiseren. Het is evenwel niet mogelijk noch wenselijk dat deze richtlijn anticipeert op de complexiteit en alle feitelijke omstandigheden die elk dossier eigen zijn. Bijgevolg kan een individuele parketmagistraat, bij toepassing opportuniteitsbeginsel, afwijken van de richtlijnen mits goede motivering.
van
het
III.
PRINCIPES VAN HET VERVOLGINGSBELEID
1.
ALGEMEEN
1.
De Drugwet wordt niet gewijzigd. Het bezit van illegale drugs blijft dus strafbaar.
2.
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen bezit met het oog op eigen gebruik van cannabisproducten (afkomstig van de hennepplant zoals o.m. marihuana, hasjiesj, weed,...) en andere illegale drugs (zoals heroïne. cocaïne of XTC ... ). Dit onderscheid wordt gemaakt naar het gezondheidsrisico van het gebruik. De zgn. andere illegale drugs zijn middelen met een onaanvaardbaar psychisch/fysisch gezondheidsrisico (o.m. risico op overdosis). Cannabisproducten daarentegen zijn middelen die minder gezondheidsproblemen veroorzaken.
3.
Deze richtlijn is ook van toepassing op de gebruiker in groep van drugs vermits aan het gebruik het individueel bezit van deze producten voorafgaat en artikel 3, lid 1 van de Drugwet voor groepsgebruik dezelfde straffen voorziet als deze die artikel 2 bis, § 1 stelt op de overtredingen van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten.
4.
Een efficiënte strafrechtsbedeling begint daar waar andere regulerende para-justitiële en hulpverlenende mechanismen zouden hebben gefaald of zijn genegeerd geworden. Dit vooronderstelt een georganiseerd, permanent overleg tussen de betrokken actoren.
3
2.
DE CANNABISPRODUCTEN
1.
Het bezit van cannabis met het oog op eigen gebruik is een wanbedrijf waaraan de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid wordt gegeven. Conform o.m. artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 40 van de Wet dd. 5 augustus 1992 op het politieambt betekent dit dat een proces-verbaal wordt opgesteld, zij het dat dit kan in beknopte of vereenvoudigde vorm.
2.
Deze vereenvoudigde processen-verbaal (cfr. voorbeeld in bijlage) zullen door de verbaliserende politiedienst worden opgemaakt, geregistreerd, afgedrukt, opgeborgen en bewaard, samen met de eventuele bijlagen. Latere akten worden eraan toegevoegd. De officier van gerechtelijke politie kan hiervan afwijken en een gewoon proces-verbaal opstellen op grond van: - feitelijke omstandigheden (vb. indiciën handel) - de betrokkene (vb. probleemgebruik) persoonlijkheidsgegevens - bijkomende inlichtingen (vb. overlast. resultaat eventuele huiszoeking in geval van ontdekking op heterdaad of met toestemming, weigering om vrijwillige afstand te doen van inbeslaggenomen goederen). Hij moet dit proces-verbaal onmiddellijk overmaken aan het parket na zonodig de dienstdoende of gespecialiseerde magistraat te hebben ingelicht overeenkomstig de door de procureur des Konings gegeven instructies. De verantwoordelijkheid van de leidinggevende officier wordt dus benadrukt. Hij moet aanvoelen of in casu een afwijking noodzakelijk is of niet. Uiteraard oefent het parket op deze werkwijze controle uit. Naargelang de hoeveelheid PV's zal tweewekelijks of maandelijks een listing (geïnventariseerd in functie van de woon- of verblijfplaats van de geverbaliseerde) van al de vereenvoudigde processen-verbaal aan het parket worden gezonden waarbij per notitienummer de belangrijkste gegevens worden vermeld: - plaats. datum en uur der feiten - identiteit van de betrokkene - aard van het gebruik (kwaliteit product, kwantiteit en frequentie) - oorsprong en financiering van de verwerving - algemene strafrechtelijke antecedenten - omschrijving van de inbeslaggenomen goederen waarvan vrijwillig afstand werd gedaan, - fysiek aspect en gezondheidstoestand van betrokkene - familiale, sociale en beroepssituatie Aan de hand van deze listings zal het de magistraat mogelijk zijn op ieder ogenblik de processen-verbaal op te vragen waarvan hij meent dat er verder gevolg aan moet worden gegeven of dat er verbindingen kunnen worden gelegd met in het parket reeds gekende zaken.
4
Het parket zal precieze richtlijnen geven aan de politiediensten, met het oog op de uitwerking van een systeem voor de neerlegging ter griffie van inbeslaggenomen goederen waarvan de bezitter vrijwillig afstand deed. De magistraat zal beslissen over de bestemming die aan deze goederen moet worden gegeven. 3.
Het contact met de politiedienst die verbaliseert, moet worden beschouwd als een voldoende waarschuwing en herinnering aan de norm voor de gebruiker.
4.
Vaststellingen met betrekking tot het beperkt bezit van cannabisproducten met het oog op eigen éénmalig of incidenteel gebruik kunnen, mits betaling van de eventuele kosten en beslissing over de inbeslaggenomen goederen, het voorwerp uitmaken van een sepot door de parketmagistraat.
5.
Wanneer evenwel de betrokkene een problematisch gebruiker is, zal een gewoon P.V. zonder uitstel worden overgemaakt aan het parket zonodig na de gespecialiseerde of dienstdoende magistraat te hebben ingelicht overeenkomstig de door de procureur des Konings gegeven instructies. Problematisch gebruik blijkt o.m. uit volgehouden geregeld gebruik, afhankelijkheid, verslaving, gebrek aan sociaal-economische integratie of crisissituaties. In dergelijk geval lijkt het aangewezen om de betrokkene naar de hulpverlening te oriënteren. Wanneer het bezit gepaard gaat met maatschappelijke overlast of het risico daartoe reëel aanwezig is. wordt eveneens een gewoon P.V. zonder uitstel overgemaakt aan het parket zonodig na de gespecialiseerde of dienstdoende magistraat te hebben ingelicht overeenkomstig de door de procureur des Konings gegeven instructies. Van overlast kan er sprake zijn bij o.m. vervuiling, kabaal, verbale agressiviteit, hinder. gebruik en of onder invloed in het openbaar. Afhankelijk van de aard, de combinatie en de ernst van de feiten evenals van de persoonlijkheid van de betrokkene, kan de parketmagistraat de volgens hem gepaste navermelde maatregel(en) nemen: - sepot mits politievermaning en/of na verwijzing naar een gespecialiseerde hulpverlenings- of doorverwijzingsdienst voor druggebruikers; - pretoriaanse probatie (parketbeslissing met als doel het sepot afhankelijk te maken van de inzet van betrokkene om zijn persoonlijk gedrag aan te passen door het vervullen van voorwaarden als o.m. niet recidiveren, het drugmilieu niet frequenterenontwenning); - verval van strafvordering door betaling van een geldsom (toepassing art. 216 bis Wb.Sv.). In voorkomend geval wordt nagegaan. via de politiediensten of de sociale diensten bij de rechtbanken. welk gevolg de betrokkene gaf aan de hem opgelegde raad of voorwaarden als hij hiervan niet zelf het bewijs zou leveren. Wanneer voormelde maatregelen niet het beoogde resultaat zouden (kunnen) opleveren en een dagvaarding noodzakelijk is. dan belet dit uiteraard niet dat de parketmagistraat ter zitting een aangepaste toepassing kan vorderen van artikel 9 van de Wet van 09 juli
5
1975 en van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie en dit zonodig na een voorafgaandelijke maatschappelijke enquête over de gedragingen van de gedaagde en zijn milieu wat tevens toelaat de dienstverlening (wijzigingswet dd. 10 februari 1994) te overwegen.
3.
DE ANDERE ILLEGALE DRUGS
1.
Gelet op het onaanvaardbare gezondheidsrisico van het bezit met het oog op eigen gebruik van andere illegale drugs dan cannabisproducten (zoals o.m. heroïne. cocaïne, XTC,...) wordt in dat geval door de politiedienst een gewoon proces-verbaal opgesteld en ten spoedigste overgemaakt aan het parket zonodig na de gespecialiseerde of dienstdoende magistraat te hebben ingelicht overeenkomstig de door de procureur des Konings gesteven instructies.
2.
Vaststellingen met betrekking tot het beperkt bezit van deze drugs met het oog op eigen éénmalig of incidenteel gebruik maken, onder navermeld voorbehoud en mits betaling van de eventuele kosten en beslissing over de inbeslaggenomen goederen, het voorwerp uit van de navermelde maatregel(en): - sepot mits politievermaning en eventuele informatie over de hulpverlening; - verval van strafvordering door betaling van een geldsom.
3.
Wanneer het drugbezit gepaard gaat met maatschappelijke overlast of het risico daartoe reëel aanwezig is of wanneer de betrokkene een problematisch gebruiker is of dreigt te worden, kan de parketmagistraat de volgens hem gepaste navermelde maatregelen nemen en dit afhankelijk van de aard, de combinatie en de ernst van de feiten evenals van de persoonlijkheid van de betrokkene: - sepot na verwijzing naar een gespecialiseerde hulpverleningsof doorverwijzingsdienst voor druggebruikers; - pretoriaanse probatie; - verval van strafvordering door betaling van een geldsom. In voorkomend geval wordt nagegaan, via de politiediensten of de sociale diensten bij de rechtbanken, welk gevolg de betrokkene gaf aan de hem opgelegde raad of voorwaarden voor zover hij hiervan niet zelf het bewijs zou leveren. Wanneer voormelde maatregelen niet het beoogde resultaat zouden (kunnen) opleveren en een dagvaarding noodzakelijk is, dan belet dit uiteraard niet dat de parketmagistraat ter zitting een aangepaste toepassing kan vorderen van artikel 9 van de Wet van 09 juli 1975 en van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie en dit zonodig na een voorafgaandelijke maatschappelijke enquête over de gedragingen van de gedaagde en zijn milieu wat tevens toelaat de dienstverlening (wijzigingswet dd. 10 februari 1994) te overwegen.
4.
VERZWARENDE OMSTANDIGHEDEN Overeenkomstig de Drugwet strafbare feiten, die in beginsel met correctionele straffen worden beteugeld, maar die misdaden zijn wanneer zij worden gepleegd met één van de door artikel 2 bis, §2 tot 4 van de Drugwet opgesomde verzwarende omstandigheden,
6
maken in principe het voorwerp uit van een gewoon proces-verbaal en een vordering tot verwijzing of dagvaarding. Samengevat gaat het om drie groepen van verzwarende omstandigheden: a. de schuldige was deelnemer of leider van een vereniging die drugs verspreidt; b. de misdrijven werden gepleegd ten aanzien van minderjarigen; c. het druggebruik heeft bij een ander een ongeneeslijk lijkende ziekte, een blijven de arbeidsongeschiktheid. het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, een zware verminking of zelfs de dooi veroorzaakt.
5.
DETAILHANDEL Voor wat betreft de handel in kleine hoeveelheden drugs dient een onderscheid gemaakt te worden tussen handel uit louter winstbejag en handel om in eigen gebruik te voorzien. In het eerste geval dient men de detailhandel te beschouwen als een essentiële schakel van de wijdvertakte drugdistributie en dient de repressieve aanpak identiek te zijn aan die tegen deze georganiseerde delinquentie (d.w.z. een nadrukkelijke repressieve aanpak zoals dagvaarding. aanhoudingsbevel. inbeslagname van o.m. voertuigen en/of vermogensvoordelen. hun eventuele verbeurdverklaring, e.d.). In het tweede geval is het aangewezen dat door de politiediensten een gewoon proces-verbaal wordt opgesteld en dat de parketmagistraat één van voormelde aanbevolen maatregelen toepast (cfr. punt III, 2 of 3). Bij de beoordeling van het karakter van de detailhandel is de kwantiteit van de aangetroffen drugs richting- maar niet doorslaggevend. Er dient o.m. rekening te worden gehouden met de problematiek van drugvrije ronselaars voor verkopers (de zgn. "drugrunners") en gespreide verkooptechnieken.
6.
DRUGGERELATEERDE CRIMINALITEIT Inzake druggerelateerde criminaliteit is het uiteraard zo dat middelenafhankelijkheid nooit een reden kan zijn om crimineel gedrag te rechtvaardigen of te verschonen. Mededeling hiervan aan het parket via een vereenvoudigd proces-verbaal is uitgesloten. Er zal steeds een gewoon proces-verbaal worden opgesteld. De aard van de strafrechtelijke reactie wordt bepaald door de zwaarwichtigheid van de feiten enerzijds en de individuele toestand van de betrokken misdrijfpleger anderzijds. Voor de penale afhandeling van dergelijke criminaliteit zal desgevallend bij voorrang toepassing gemaakt worden van art. 216 ter Wb. Sv. (strafbemiddeling).
7
IV.
AFHANDELINGSMODALITEITEN
1.
Eén of meer gespecialiseerde magistraten worden belast met deze drugdossiers en de drugproblematiek in het algemeen.
2.
De behandeling van de individuele dossiers gebeurt bij voorkeur door het parket van de woon- of verblijfplaats van de betrokkene. Tussen of binnen de parketten wordt overlegd wanneer. als gevolg van het opstellen van afzonderlijke processen-verbaal, samenhangende misdrijven inzake verdovende middelen en andere misdrijven dienen behandeld te worden.
3.
Vaststellingen lastens een betrokkene met een woon- of verblijfplaats buiten het arrondissement worden door de politiedienst steeds onmiddellijk overgemaakt aan het parket waaronder de dienst ressorteert. Dit parket zorgt ervoor dat het (vereenvoudigd of gewoon) proces-verbaal zonder verwijl wordt doorgestuurd naar het parket van de woon- of verblijfplaats van de geverbaliseerde.
4.
Voor wat betreft personen die niet in België verblijven zal, in bepaalde gevallen, en ten informatieve titel een rechtstreekse overmaking van het afschrift van het vereenvoudigd of gewoon proces-verbaal naar de buitenlandse gerechtelijke overheden gebeuren. Daartegenover staat de officiële aangifte die tot doel heeft om de uitoefening van vervolgingen door het vreemde land mogelijk te maken.
5.
Voor wat betreft minderjarigen kunnen bepaalde hierboven voorziene maatregelen worden toegepast. rekeninghoudend evenwel met het feit dat het vervolgingsbeleid wat hen betreft is gebaseerd op andere gekende principes.
6.
In het belang van de volksgezondheid, maken ongebruikte injectiespuiten en –naalden niet het voorwerp uit van een inbeslagname door de politiediensten en worden zonodig, onmiddellijk teruggegeven; een vermelding dat deze voorwerpen werden aangetroffen en een korte omschrijving ervan in het proces-verbaal volstaan.
7.
Het Openbaar Ministerie dient duidelijke richtlijnen te geven aan de politiediensten voor de opsporing en het onderzoek van de misdrijven. Anderzijds dient het Openbaar Ministerie voorafgaandelijk te worden ingelicht over administratieve politie- of opsporingsoperaties.
8.
De gespecialiseerde magistraten zullen een permanent overleg tussen de strafrechtsbedeling en de drughulpverlening organiseren op basis van plaatselijke samenwerkings- en doorverwijzingsakkoorden, -protocols en -afspraken en dit met respect voor elkaars eigenheid. bevoegdheden en voor het beroeps- en het onderzoeksgeheim. In de arrondissementen waar de justitiehuizen reeds bestaan, zullen deze optreden als bemiddelaar.
9.
Er is nood aan een werkzaam, eenvoudig en uniform meetinstrument (registratie en statistiek) zodanig dat het gevoerde beleid nauwkeurig kan worden geëvalueerd. Dit zal voorwerp uitmaken van een latere omzendbrief.
8
10.
Voor militairen gelden de richtlijnen uitgevaardigd door de Auditeur-generaal bij het Militaire Gerechtshof.
Brussel, 08 mei 1998,
De Minister van Justitie,
Tony VAN PARYS
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Luik,
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Mons,
Anne THILY
Gaston LADRIERE
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen, Voorzitter van het College van Procureurs-generaal,
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel, Deken van het College van Procureurs-generaal,
Christine DEKKERS
André VAN OUDENHOVE
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent,
Frank SCHINS
9
POLITIE ………………………… AANVANKELIJK PROCES-VERBAAL NOT.NR. BG.: ……………/…… PRO JUSTITIA
Wij, …………………………, Commissaris van Politie, werden op …………………… te ……… uur in kennis gesteld inzake:
Aard feit: Vaststellers:
Datum en uur feit: Plaats: Identiteit betrokkene: Aard gebruik: Oorsprong en financiering verwerving:
Strafrechtelijke antecedenten: Beslagname: Fysiek aspect en gezondheidstoestand: Sociale, familiale en beroepssituatie: INLICHTINGEN:
VERKLARINGEN:
BIJLAGEN:
Waarvan akte,………………………………