Fauré Quartett
13|14
13.11.2013 Kwartet 2/6
Praktisch 20u15 start concert | concertzaal 21u00 pauze 22u00 vermoedelijk einde concert
Kwartet 2013 | 2014 Artemis Quartet ma 23 september 2013
1/6
Fauré Quartett wo 13 november 2013
2/6
Chiaroscuro Quartet vr 24 januari 2014
3/6
Oxalys za 15 februari 2014
4/6
Arcanto Quartet & Jörg Widmann do 27 maart 2014
5/6
Armida Quartett di 29 april 2014
6/6
Pralines voor de artiesten worden geschonken door Patisserie & Chocolaterie Joost Arijs. www.joostarijs.be
Programma G. MAHLER (1860-1911) ‘Quartettsatz’ in a voor pianokwartet L. VAN BEETHOVEN (1770-1827) Pianokwartet opus 16a in Es Grave - Allegro ma non troppo Andante cantabile Rondo : Allegro ma non troppo PAUZE R. STRAUSS (1864-1949) Pianokwartet opus 13 in c Allegro Scherzo : Presto Andante Finale : Vivace
Fauré Quartett Dirk Mommertz | piano Erika Geldsetzer | viool Sascha Frömbling | altviool Konstantin Heidrich | cello
13.11.2013 | Fauré Quartett
Jeugdige bevlogenheid Door Pieter Herregodts
Een succes de scandale
Op het concertmenu prijken drie markante composities uit de categorie ‘zelden gespeeld, maar absoluut het ontdekken waard’. Het betreft twee jeugdwerken van componisten wiens oeuvres het nec plus ultra van de hoogromantische muziek vertegenwoordigen – Mahler en Strauss – en een klassieke compositie van een componist die een van de wegbereiders van de vroege romantiek zou worden – Beethoven. De drie werken behoren alle tot een bijzonder kamermuzikaal genre: het pianokwartet. Dit vormde zich oorspronkelijk uit de divertimento’s voor strijkers die werden begeleid door een klavierinstrument. In de jaren 1780-90 beleefde het genre een bloeiperiode in het Wenen waar ook Beethoven zich zou gaan vestigen. Vanaf ruwweg 1800 werd de bezetting van piano, viool, altviool en cello de norm. In het verloop van de 19e eeuw werd het bovenmatige aandeel van de pianopartij geleidelijk teruggeschroefd zodat de strijkers en de pianist(e) evenwaardige muzikale partners werden. Tegen de tijd
waarin Mahler en Strauss hun kamermuziekwerken schreven, was het pianokwartet opgeklommen van een genre voor amateurs tot een ernstig genre met substantieel gewicht.
Symfonische aspiraties
Het Klavierkwartet in Es op. 16 (1796) van Ludwig van Beethoven (1770-1827) zag oorspronkelijk het daglicht als een Kwintet voor piano, hobo, klarinet, hoorn en fagot. Kamermuziek voor blazers behoorde tot het lichtere genre. Daarin kon Beethoven zijn persoonlijke stijl ontwikkelen zonder gebukt te gaan onder het verlammende gewicht van de eerbiedwaardige traditie van ernstiger genres, zoals de symfonie of het strijkkwartet waarin op dat moment nog steeds Haydn de onovertroffen meester was. Ironisch genoeg gaat Beethoven in het Kwintet erg symfonisch te werk. Hij voegt een langzame inleiding toe aan het eerste deel, springt niet spaarzaam om met materiaal en bedient zich – tenminste in vergelijking met de andere composities voor blazers – van
betrekkelijk gewaagde harmonische en formele patronen. De aanwezigheid van het instrument waarmee hij als klaviervirtuoos het meest vertrouwd was, bood daar de aanleiding toe. De piano speelt een haast solistische rol en Beethoven zou zich tijdens uitvoeringen niet hebben ingehouden om cadensen, introducties en versieringen toe te voegen aan zijn partij. Toen zijn leerling Czerny zich een tijd later permitteerde om virtuoze kunstjes toe te voegen aan de pianopartituur, kreeg hij daarvoor echter een verontwaardigde uitbrander van Beethoven. Uit een briefschets blijkt dat het Kwintet als een bedanking was bedoeld. Beethoven drukte de ons onbekende ontvanger echter op het hart om de partituur niet door te geven aan anderen. Het was immers zijn gewoonte het werk alsnog uit te geven nadat de begunstigde er voor een tijd exclusief gebruik van had kunnen maken. Als het werk intussen al beschikbaar zou zijn in piraatdrukken, dan zou Beethoven de publicatie niet meer te gelde kunnen maken. De eerste uitgave van het werk in 1801 bevatte ook een versie waarbij de blazers vervangen werden door een viool, altviool en cello. Vermoedelijk deed hij dit om een gelijkaardig arrangement door iemand anders te voorkomen.
Een muzikaal relikwie
De Oostenrijker Gustav Mahler (18601911) staat geboekstaafd als componist van (orkest)liederen en grootschalige symfonieën. Bij leven was hij echter vooral bekend als dirigent en bekleedde tien jaar lang een directeurspositie aan de Weense hofopera. Na zijn dood speelde Mahlers joodse afkomst de bekendheid
van zijn oeuvre decennialang parten. Pas vanaf de honderdste verjaardag van zijn geboorte vonden de symfonieën internationale weerklank. Omwille van hun geschakeerde emotionele draagwijdte en historische betekenis als kantelpunt tussen romantische esthetiek en modernisme werden Mahlers symfonieën toen ook prompt deel van de canon. Mahler zelf werd ingeschreven in het selecte kransje van muziekhistorische sleutelfiguren. Zoals dat gaat met belangrijke (muziek)historische figuren, is geen enkel verloren gewaand document, stoffig archief of tot mythe gefossiliseerd getuigenis meer veilig voor de grasduinende onderzoeker. In zo’n gevallen is de verleiding ook groot om jeugdwerken tegen het licht van de zogenaamde meesterwerken te houden en kiemen te zoeken van latere compositorische ontwikkelingen. In Mahlers geval is dit haast onmogelijk. Slechts flarden van zijn vroege oeuvre zijn overgeleverd. Uit allerhande schriftelijke vermeldingen blijkt nochtans dat hij tijdens zijn studies aan het conservatorium en de universiteit van Wenen (1775-80) talrijke kamermuziekwerken in verschillende genres heeft geschreven – meestal met piano. Hij had ook symfonisch werk en operaprojecten op stapel staan, maar voltooide zelden een volledig stuk. Naar eigen zeggen kwam dit doordat hij de uitdaging van een nieuwe compositie al was ontgroeid na de eerste of de tweede beweging. Zijn vrienden voorspelden daarom plagerig dat hij nooit een werk zou afmaken, maar ze hadden het gelukkig bij het verkeerde eind. Mahler zou grotendeels zelf de hand hebben gehad in het verdonkeremanen en vernietigen van zijn jeugdwerken.
Slechts één volledig relict uit zijn studiejaren is door de mazen van het net kunnen glippen: een eerste beweging van een Pianokwartet in a, vermoedelijk gecomponeerd in 1876 of 1877. Mahler waande het werk verloren nadat hij het had opgestuurd naar een compositiewedstrijd. Het werd herontdekt tijdens de Mahlerrevival in de jaren 1960 en werd voor de eerste maal uitgegeven in 1973. Het kwartetdeel vertoont duidelijk de invloed van de componisten wiens muziek voor een piano- en compositiestudent in Wenen dagelijkse kost was. De contrapuntische complexiteit en de ontwikkelende behandeling van thematisch materiaal verraden Brahms als inspiratiebron, maar ook de autoriteit van Schumann, Schubert en Beethoven is niet ver weg. De drie grote delen van de sonatevorm – expositie van de thema’s, doorwerking, reprise – zijn afgetekend te herkennen. De soms atypische kamermuzikale textuur is klaarblijkelijk ontsproten aan een symfonisch brein. Het werk begint met een zachte athematische klankachtergrond à la Bruckner waaruit vervolgens het eerste hoofdmotief tevoorschijn treedt. Vaak bereikt Mahler een volle, haast orkestrale klank door melodieën te verdubbelen in het octaaf.
Brahmsschwärmerei
Ook bij Richard Strauss (1864-1949) denken we niet meteen aan pianokwartetten. Hoewel hij actief was in de meest verscheiden genres, is Strauss vooral bekend voor zijn symfonische gedichten en opera’s. In tegenstelling tot de wat dromerige en filosofische opvattingen van zijn tijdgenoot Mahler, was Strauss een wereldse burger die goed munt wist te slaan uit zijn artistieke exploten.
Ten huize Strauss werd de muziek bij de jonge Richard ingelepeld. Vader Franz – een aartsconservatief musicus – zorgde voor een muzikaal dieet van Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert. De vroegrijpe Richard schreef zijn eerste werkjes op zesjarige (!) leeftijd en begon al in 1882 enige naam te maken als componist. Nog twee jaar later werden zijn werken ook op internationale podia gespeeld. Tijdens een verblijf in Berlijn ontmoette hij in 1883 de elektriserende Bülow, door wie hij een jarenlange Brahmsbewondering opdeed. Deze ‘Brahmsschwärmerei’ (Strauss’ eigen term) kanaliseerde hij in zijn Pianokwartet in C op. 13 (1885) dat qua vorm, registratie, textuur en themabehandeling sterk is beïnvloed door Brahms’ Pianokwartetten opp. 25 en 26 (1863). Terwijl nieuwlichters in dezelfde periode potten braken met hun symfonische gedichten en muziekdrama’s, wist de pruikerig onderwezen Strauss zich nog even geruggesteund door de behoudsgezinde karakteristieken van Brahms’ muziek. Met het Pianokwartet won Strauss de eerste prijs van 300 mark in een compositiewedstrijd van de Berlijnse Tonkünstlerverein. Pieter Herregodts studeerde musicologie en muziekschriftuur en is als praktijkassistent verbonden aan de afdeling Musicologie van de KU Leuven.
Biografie Het Fauré Quartett werd in 1995 opgericht door vier studenten aan het Conservatorium van Karlsruhe. Het jonge pianokwartet viel meteen op en behaalde tal van kwalificaties op internationale wedstrijden. Ze werden bekroond voor hun verscheidene opnames bij Deutsche Grammophon, onder andere met klavierkwartetten van Mozart, Mendelssohn, Schumann, Brahms opus 25 en 60 en – hoe kan het anders – van Fauré. In 2008 brachten ze ook ‘Popsongs’ uit, een album van eigen bewerkingen van popnummers. Ze werkten hiervoor samen met de Duitse componist en producent Sven Helbig. In 2013 speelde het Fauré Quartett de premi-
ère van Helbigs Pocket Symphonies voor pianokwartet en orkest, dat ook opgenomen wordt door DG. Invloedrijke docenten van het kwartet waren onder meer het Alban Berg Quartet, Wolfgang Jahn, Misha Katz en Mikhail Bezverkhny. Nu geven de leden van het kwartet zelf regelmatig kamermuzieklessen en masterclasses. Zij zijn verbonden aan de Universiteiten van Karslruhe, Dresden, Essen, Berlijn en Londen. Sinds 2012 verzorgen ze in de lente de artistieke leiding van het internationale kamermuziekfestival Festspielfrühling Rügen. www.faurequartett.de
Binnenkort in de Handelsbeurs: Antje Weithaas (viool), Tanja Tetzlaff (cello) & Alexander Lonquich (piano) M. Ravel, A. Dvorak do 28.11.2013
Handelsbeurs concertfoto’s
Foyer Matinee: Roel Dieltiens ‘300 jaar cello in 60 minuten’
Op de meeste klassieke concerten is onze huisfotografe Evy Ottermans aanwezig. Zij heeft aandacht voor wat er op het podium en in de backstageruimtes gebeurt. Het resultaat zijn vaak verrassende en ontroerende foto’s die een dag na het concert op www.handelsbeurs.be gepubliceerd worden. Deze foto’s worden op concertavonden ook geprojecteerd in de foyer.
Op 15 december loodst cellist Roel Dieltiens ons door drie eeuwen celloliteratuur. Met wisselend de barok- en moderne cello tussen de knieën illustreert hij de ontwikkelingen die de cello en bijgevolg de cellomuziek onderging doorheen de muziekgeschiedenis. Op het programma onder meer muziek van Domenico Gabrielli, Johann Sebastian Bach, Zoltan Kodaly, George Crumb en Sofia Gubaidulina.
Tekst Pieter Herregodts | Coördinatie programmaboekje Handelsbeurs Concertzaal | V.U. Stefaan D’haeze © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent