Sirius
4 jaar excellentie in het hoger onderwijs
Dit is een uitgave van het Platform Bèta Techniek December 2012
3
et onderzoek terugbrengen H in het onderwijs - Universiteit Maastricht
4
Werken binnen kaders in een cultuur van eigenheid - Hanzehogeschool
5
e studenten-denktank D Duitsland - Nederland - Radboud Universiteit
6
Openheid en betrokkenheid - Amsterdam University College
7
Kennisdeling leidt tot onderwijsinnovaties - Universiteit Utrecht
Kennisdeling leidt tot onderwijs- innovaties Excellentie op de Universiteit Utrecht De Universiteit Utrecht kent een lange geschiedenis als het gaat om het stimuleren van de betere studenten. Bij verschillende faculteiten ontstonden de afgelopen decennia al initiatieven. Het Siriustraject was de aanleiding om bestaande initiatieven te verbreden en beter in te bedden. En om witte vlekken op te vullen. Daarmee wil de universiteit de studenten beter bedienen en haar positie als vooraanstaande researchuniversiteit versterken. Mirjam Bok is vanuit de directie Onderwijs & Onderzoek direct betrokken bij dit proces. Rosemary Orr is naast docent ook Sirius-projectleider voor het University College Utrecht.
Eerste Sirius-tranche sluit af en gaat door In 2008 zijn zes hoger onderwijsinstellingen gestart met hun Siriustraject: vijf universiteiten en een hogeschool. De afgelopen vier jaar zijn zij bezig geweest hun excellentie-aanpak en -aanbod te verbeteren en te verbreden, en nieuwe inzichten op te doen. In december 2012 sluiten de instellingen hun traject af, maar hun excellentie-aanpak niet. Het is een vast onderdeel geworden van hun onderwijs. Op dit moment zijn nog tien andere instellingen bezig met het implementeren van hun trajecten in het kader van Sirius. In deze krant laten de instellingen van de eerste lichting zien hoe zij excellentie een plek geven in hun onderwijs en organisatie. En welke inzichten zij hebben opgedaan over de koersbepalende elementen: visie op excellentie, profilering van excellentieprogramma’s, inbedding in strategische beleid, cultuuromslag & communityvorming, interne en externe kennisdeling, concretisering van de meerwaarde en dit uitdragen naar het werkveld. Voor het slagen van het excellentiebeleid is aandacht nodig op al deze verschillende terreinen. Instellingen geven op hun eigen manier invulling aan deze elementen. De Sirius Auditcommissie is positief over de ontwikkelingen. Voorzitter Taede Sminia: ”Excellentie is niet meer weg te denken: alle instellingen continueren hun aanpak. Het sluit aan bij de ambities en profielen van de instellingen. En misschien nog belangrijker: de studenten vragen erom. We kunnen dus stellen dat het Sirius-experiment geslaagd is: er is een niet te stuiten beweging op gang gekomen.” Het Sirius Programma stelt hogescholen en universiteiten in staat de beste studenten uit te dagen het beste uit zichzelf te halen. Het doel is inzicht te verkrijgen in hoe excellentie het beste kan worden bereikt en welke belemmeringen hiervoor in de huidige situatie bestaan. In 2008 is de eerste tranche van het bachelortraject van start gegaan. In 2009 volgde de tweede tranche. In totaal zestien aanvragen zijn in dit traject gehonoreerd. Deze universiteiten en hogescholen werken aan excellentiebevordering over de hele breedte van hun instelling. Het mastertraject is in 2010 gestart, hieraan nemen zes universiteiten deel.
“Sinds begin jaren 90 zijn we al bezig met de top van de studenten”, zegt Bok. “Het ontstond in de faculteiten zelf, onder andere naar Amerikaanse voorbeelden. In 1999 is het University College opgericht en in 2005 kwam Rechten met het Law College voor de studenten die meer uit hun studie wilden halen. Het Sirius Programma was voor ons in 2008 een stimulans om die initiatieven verder te ontwikkelen en een duidelijke plek te geven. En waar nog niets was, zijn nieuwe initiatieven ontwikkeld. Nu heeft elke bachelorstudent de mogelijkheid een honoursprogramma te volgen.” Uiteraard geldt wel dat de student het aan moet kunnen. De eerste selectie vindt plaats op basis van het gemiddelde cijfer. Orr: “Een 7,5 als gemiddeld cijfer is voor ons de eerste indicator om studenten te selecteren. Maar je moet ook flexibel zijn bij dit soort programma’s. Motivatie en interesse zijn net zulke belangrijke indicatoren. We laten alle studenten weten dat ze kunnen sollicteren. Een van mijn studenten wilde heel erg graag die stap extra doen. Vanwege die motivatie heb ik haar toegelaten. Ze is nu afgestudeerd, heeft een aantal internships gedaan en een artikel gepubliceerd in een peer review journal. Excellentie zit dus niet alleen in intelligentie.”
Het Utrechtse honoursgezicht “Onze excellentie-activiteiten zijn vanuit de werkvloer ontstaan”, zegt Bok. “Dat vond de Sirius Auditcommissie een sterke kant, want voor elke student is er iets van zijn gading. Maar het was ook een zwakte: wat is het Utrechtse honoursgezicht?”. De universiteit heeft daarom het Siriustraject aangegrepen om meer gelijkvormigheid te creëren in de honoursprogramma’s. Er is een centrale honours dean aangesteld die dat proces gaat begeleiden.
Lees verder op pagina 7
Strategie en beleid bij de Hanzehogeschool Groningen In de afgelopen vier jaren heeft de Hanzehogeschool Groningen veel succes geboekt met haar excellentie-aanpak. “Ik ben erg trots op het feit dat nu 5% van onze studenten in een honoursprogramma zit”, zegt Trijnie Faber, leading dean van het Hanze Honours College. “Dat was twee jaar geleden nog 1,3%.” Ook Henk Pijlman, voorzitter van het College van Bestuur is trots op de resultaten. Lees verder op pagina 4
Lees verder op pagina 2 Siriuskrant | pagina 1
Vier jaar Sirius:
wat heeft het opgeleverd... Drie auditcommissieleden kijken terug Vier jaar geleden begonnen zes instellingen aan hun Siriustraject. Doel was om voor excellentie meer aandacht te krijgen en kwalitatief beter onderwijs te geven. Nu sluiten de instellingen hun traject af. De Sirius Auditcommissie heeft de processen en vernieuwingen nauwlettend gevolgd. Aan drie van hen de vraag: wat valt op en welke inzichten zijn opgedaan? Chiel Renique (voormalig secretaris onderwijs van VNO-NCW) ziet heel veel enthousiasme bij de instellingen, op alle niveaus. “Er is een duidelijke cultuuromslag waar te nemen, excellentie krijgt een steeds prominentere plek. Dat neemt niet weg dat nog veel kan worden verbeterd.” Die positiviteit is Ariana Need (hoogleraar Sociologie van het Openbaar Bestuur Universiteit Twente) ook opgevallen. “Sirius en excellentie vervullen een duidelijke behoefte. Studenten willen dit. Docenten en management worden steeds enthousiaster. Nu is het zaak de organisatie van excellentietrajecten te verduurzamen.” Dat laatste is volgens Taede Sminia, voorzitter van de commissie, nog wel een punt. “We zijn zeker niet ontevreden, veel goed werk is verzet en er zijn mooie dingen ontwikkeld. Wel heeft het ons verbaasd dat excellentie bij instellingen zo lastig van de grond kwam. Dat heeft naar onze mening een aantal redenen. Universiteiten en hogescholen ontwikkelden wel excellentie-aanbod, maar de structurering daarvan blijkt een lastig punt te zijn. Je ziet dat het aanbod vaak extracurriculair is, terwijl het zou moeten worden ingebed in het reguliere onderwijsaanbod. Daarnaast moet het College van Bestuur het thema in het hart hebben zitten, uitdragen en kaders stellen. Dat is men niet altijd gewend. Bij de instellingen waar het College het voortouw nam, werkte dat meestal erg positief.” Er moet een goede balans zijn tussen wat centraal en decentraal wordt bepaald, vindt Need. “De excellentie-aanpak moet een
geheel zijn en een duidelijk gezicht naar buiten krijgen. Daar moet men op centraal niveau voor zorgen. Daarnaast moet je recht doen aan de verschillen per faculteit of domein door deze de vrijheid te geven de excellentietrajecten op een eigen wijze in te vullen.” Als derde punt noemt Sminia dat instellingen vaak nog worstelen met het begrip excellentie, maar daar steeds meer grip op krijgen. Need is het daarmee eens: “Heel vaak zeggen instellingen dat excellentie divers is, maar men begint vaak toch met cognitie. Nu zie je dat het steeds breder wordt. Motivatie is bijvoorbeeld een belangrijke factor.” “Er zijn zoveel prachtige programma’s bij de instellingen, zoveel goeds wat gebeurt op het gebied van excellentie. Alleen, het wordt binnen de organisatie en naar buiten toe zo weinig uitgedragen”, vindt Need. Ook Sminia vindt dat instellingen meer kunnen doen om de meerwaarde van honoursprogramma’s duidelijk te maken, zowel naar studenten toe als naar het eigen personeel. “Ook naar het afnemend veld valt nog een wereld te winnen. Het zou goed zijn voor het hoger onderwijs als men gezamenlijk een actie opzet om die meerwaarde naar alle belanghebbenden zichtbaar te maken.” Renique ziet aanzetten voor een landelijke discussie over welke kenmerken nu een excellentieprogramma in zich heeft. “Je ziet een voorzichtige beweging van instelling naar accreditatie van programma’s. Dat moet niet worden vastgetimmerd. Niemand zit te
wachten op zoiets als een nationaal programma. Je moet het meer zien als een MBA-programma. Er is aan de ene kant consensus over hoofdelementen, aan de andere kant is het geen blauwdruk, er is veel ruimte voor eigen inbreng. Voor excellentie is het nuttig dat deze discussie op landelijk niveau wordt gevoerd. En dat het bedrijfsleven daarbij wordt betrokken.” “Als commissie vinden we communityvorming belangrijk”, zegt Sminia. “Daarbij gaat het ons om een fysieke plek op de instelling waar je medestudenten ontmoet, waar regelmatig studenten en docenten binnenvallen, en waar de interactie tussen student, docent en buitenwereld plaatsvindt. Dat is door hogescholen en universiteiten laat opgepakt. Misschien omdat je door alle moderne media denkt dat een dergelijke ontmoetingsplek niet nodig is. In onze ogen is die cruciaal.” Dat het zo belangrijk is, komt vooral omdat honoursstudenten elkaar weinig zien, vindt Need. “Het zijn studenten uit verschillende trajecten en opleidingen die soms samen een college volgen, maar elkaar verder weinig ontmoeten. Bij University Colleges is het natuurlijk anders, maar bij honoursprogramma’s moet je dat faciliteren. De TU Delft en de Universiteit Tilburg doen dat bijvoorbeeld. Bij de Rijksuniversiteit Groningen zitten de studenten zelfs in het Academiegebouw.” “Het is erg bemoedigend om te zien hoe de tranche 1-instellingen zoveel meer waarde hechten aan excellentie”, zegt Sminia. “Het is niet meer weg te denken: alle instellingen continueren hun aanpak. Het sluit ook aan bij de ambities en profielen van de instellingen. En misschien nog belangrijker: de studenten vragen erom. Excellentie staat dus op de agenda. We kunnen dus stellen dat het Sirius-experiment geslaagd is: er is een niet te stuiten beweging op gang gekomen.”
...en wat zijn de aandachtspunten voor de toekomst? Excellentiebevordering staat op de kaart binnen het hoger onderwijs. Met het Sirius Programma is een eerste stap richting een cultuuromslag gezet: niet meer uitgaan van gelijkheid voor alle studenten, maar onderscheid durven maken in de verschillende behoeftes en mogelijkheden van studenten en hier als instelling op inspelen. Nu de instellingen van de eerste tranche van het Sirius Programma aan het eind van hun projectperiode komen, is het zaak om de ingezette koers te verduurzamen.
Facts & figures Sirius Programma Deelnemende instellingen 20 instellingen in totaal (11 hogescholen en 9 universiteiten) - 6 instellingen zijn in 2009 gestart met programma’s in de bachelor (tranche 1) - 14 instellingen zijn in 2010 gestart met programma’s in de bachelor (tranche 2) - 6 instellingen zijn in 2011 gestart met programma’s in de master
Deelname studenten aan excellentieprogramma’s Universiteiten: circa 5% studenten per cohort Hogescholen: wisselt per hogeschool, van 1% a 2% per cohort tot 4% per cohort Dit jaar stromen bijna 300 studenten in een nieuw (ondersteund door Sirius) ontwikkeld mastertraject. De verwachting is dat dit aantal zal groeien naar ongeveer 900 studenten in 2014. In het afgelopen collegejaar (2011-2012) hebben 7.000 studenten een excellentietraject gevolgd. De aantallen nemen tijdens de looptijd van het programma toe.
Het Sirius Programma heeft voor de komende periode een drietal aandachtspunten. Allereerst verduurzaming. In de prestatieafspraken tussen hoger onderwijsinstellingen en de staatssecretaris van OCW wordt expliciet aandacht gegeven aan excellentie. Dit bevestigt dat ook na het Sirius Programma de focus behouden blijft op excellentiebevordering. Binnen het Sirius Programma wordt nu ook geëxperimenteerd met nieuwe methoden om de kwaliteit en ontwikkeling van excellentieprogramma’s te toetsen. Een aantal instellingen heeft in de vorm van een peer review elkaar bevraagd en van feedback voorzien op hun excellentie-aanpak. Het komend jaar wordt onderzocht of deze aanpak verder kan worden uitgerold en voor de toekomst een instrument kan vormen kwaliteitsborging te handhaven. Een tweede aandachtspunt is het optekenen van de lessons learned. De vele kennis die wordt opgedaan kan ook andere instellingen ondersteunen. Via conferenties en ook door deze krant komt kennisdeling al tot stand, maar veel wordt ook verwacht van de verschillende flankerende onderzoeken die binnen instellingen worden uitgevoerd. Tenslotte benadrukken wij het belang van een ketenaanpak voor excellentie. In het primair en voortgezet onderwijs is excellentie ook één van de speerpunten in de beleidsagenda’s. Via het programma School aan Zet wordt hier de komende jaren nadrukkelijk op ingezet, bijvoorbeeld door de recente financiering van VO-HO-netwerken. Wij verwachten dat de community die binnen het Sirius Programma is ontstaan zich de komende jaren blijft ontwikkelen en versterken, zodat binnen de hele onderwijsketen excellente leerlingen en studenten het beste uit zichzelf kunnen halen.
Pieter Reimer en Renske Heemskerk Projectleiders Sirius Programma
Paul van Kempen, secretaris algemeen economisch beleid en onderwijs VNO-NCW Siriuskrant | pagina 2
Sanne ten Oever (PhD bij de faculteit Psychologie) “Ik was een van de eerste studenten die een MaRBLe-onderzoeksproject deed. Ik heb meegedaan omdat ik enthousiast was over onderzoek doen. Daarnaast is het programma erg individueel in de opzet en dat vond ik erg prettig. Je moet zelf onderzoek initiëren en definiëren. In mijn onderzoek heb ik samen met andere onderzoekers de eerste TMS/EMG-studie opgezet. De resultaten heb ik gepubliceerd in het tijdschrift Neuro Image en ik heb een lezing gehouden op de International Conference of Neurosciences. Ik ben 1 september gestart met een promotieonderzoek dat in het verlengde van mijn MaRBLe-onderzoek ligt.”
Kelly Vullings “MaRBLe was voor mij ideaal omdat ik wilde weten of onderzoek doen iets voor mij was. Ik heb mijn MaRBLe-programma gecombineerd met een studieverblijf in Canada (MaRBLe-abroad). In het onderzoeksblok in het tweede jaar was ik gegrepen door onderzoek naar de invloed van emotie op het intentioneel geheugen bij psychopaten. In Canada heb ik daar onderzoek naar kunnen doen. Mijn resultaten weerspraken andere studies. Gelukkig zei mijn begeleider dat dit juist goed was en dat je er echt iets mee kon. Ik heb nu ook toestemming om als eerste auteur van het artikel hierover op te treden. Erg leuk, maar ik merk dat het ook erg veel werk is. Onderzoek doen vind ik erg leuk, maar ik weet niet zeker of ik dat mijn hele leven wil doen. MaRBLe was de ideale mogelijkheid dit voor mijzelf te verkennen.” Arie van der Lugt en Ellen Bastiaens
Het onderzoek terugbrengen in het onderwijs Visie op onderwijs en excellentie op de Universiteit Maastricht De Universiteit Maastricht staat bekend om haar probleemgestuurd onderwijs. De afgelopen jaren is de universiteit een stap verder gegaan: onderzoeksgestuurd leren. Onder de titel MaRBLe (Maastricht ResearchedBased Learning) kunnen derdejaars bacherlorstudenten meedoen in onderzoeksprojecten. Arie van der Lugt (als UHD voornamelijk actief in de bacheloropleiding Psychologie) is een van de grondleggers, Ellen Bastiaens is programmamanager MaRBLe. Voor Bastiaens is het duidelijk waar het begin ligt. “Een aantal pioniers van verschillende faculteiten, met een passie voor onderwijs en voor onderzoek, wilden meer bieden aan studenten, er meer uithalen en kregen de ruimte door de Sirius-subsidie.” Een van die pioniers is Van der Lugt. “Voor ons was de kern dat we het onderzoek wilden terugbrengen in het onderwijs. Dat was enigszins verloren gegaan. Onderzoek vormt de kern van het wetenschappelijk onderwijs. Door studenten daarmee in aanraking te brengen, ontwikkel en stimuleer je de toponderzoekers van de toekomst. De kern van het succes van MaRBLe ligt dan ook in de empowerment van de student: je laat hen dingen doen die ze niet in het reguliere onderwijs ervaren, zoals echt wetenschappelijk onderzoek. MaRBLe geeft ook nieuwe mogelijkheden aan studenten in het reguliere onderwijs, omdat wij als docenten nieuwe ervaringen en inzichten op doen. Het curriculum van de bacheloropleiding
Door internationalisering is de concurrentie op kennisintensieve goederen en diensten flink toe genomen. We concurreren op kennis en zullen het verschil moeten maken op basis van innovatie en creativiteit.
Psychologie is onlangs herzien en heeft mede vorm gekregen door de ervaringen van MaRBLe. Bovendien zijn meer senior onderzoekers actief als docenten in het bachelorprogramma.” “In het begin zijn er experimenten geweest met kleine realistische programma’s, die langzaam zijn opgeschaald”, zegt Bastiaens. “Een belangrijk knelpunt was dat er geen link was met de centrale visie van de universiteit, met het College van Bestuur. Na een jaar ben ik aangesteld als programmamanager als die link. Ik houd me bezig met de generieke communicatie, de rapportages en dergelijke. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de opzet voor MaRBLe ligt bij de faculteiten. Ik stem regelmatig af met de opdrachtgever (de rector magnificus) en zorg ervoor dat via hem kaders worden afgestemd met de decanen. Er is nu een goede balans ontstaan tussen bottom uppionieren en het top down definiëren van kaders.”
Ideaalbeeld en grenzen In de oorspronkelijke aanvraag is een ideaalbeeld geschetst van hoe het programma eruit zou moeten zien. Van der Lugt: “We hebben samen de elementen gedefinieerd waaruit de excellentieprogramma’s zouden moeten bestaan, zoals maatschappelijke relevantie en interdisciplinariteit. Dat bleek lastig om mee te beginnen, want het vergt niet alleen heel veel tijd om bij dat ideaalbeeld te komen, ook is elke faculteit anders georganiseerd. We hebben daarom elke faculteit de ruimte gegeven zijn eigen tempo en invulling te bepalen.” Voor Bastiaens is dat ook cruciaal geweest. “Het curriculum bij Psychologie geeft ruimte voor pionieren. Bij andere opleidingen zoals Farmacie en Geneeskunde heb je die vrijheid veel minder door de vele verplichte leerstof. Je kunt dus niet een aanpak opleggen. Wat overigens niet wil zeggen dat deze opleidingen niet ook onderzoekselementen in het curriculum hebben verwerkt. Nu het Siriustraject afloopt komen we in fase 2. We gaan op zoek naar nieuwe interdisciplinaire onderzoeksprojecten die we specifiek voor de studenten willen opzetten en definiëren. Eind augustus is een besluit genomen in het managementteam over de inbedding van MaRBLe en de financiering. Daarmee is
Uit de laatste Times Ranking bleek dat Nederlandse universiteiten erg goed scoren; bijna alle universiteiten behoren tot de beste 200 in de wereld. Het Nederlandse onderwijsbestel is daarmee een hoogvlakte te noemen, maar echte pieken (top-10 noteringen) kennen we niet. Om onze goede concurrentiepositie te behouden zullen we keuzes moeten maken in waar we uitmuntend in willen zijn. Dat is ook de gedachte achter het Nederlandse innovatiebeleid, het top sectorenbeleid. Dat vraagt ook om excellent onderwijs dat zich richt op de sterktes van de Nederlandse economie. Met de prestatieafspraken van hoger onderwijs en overheid zijn de eerste stappen gezet. Door middel van profilering zullen hoger onderwijsinstellingen
Kelly Vullings en Sanne ten Oever
Inzichten Universiteit Maastricht • Geef faculteiten de ruimte om hun eigen invulling te geven binnen gestelde kaders: houd rekening met de verschillen in onderwijs en organisatie(cultuur). • Betrek goede studenten meteen bij onderzoek. Dat stimuleert en enthousiasmeert. • Zorg dat je van het begin af aan dezelfde uitgangspunten hebt als je een excellentie-aanpak start.
continuering van het programma na de subsidieperiode zeker gesteld. “Iedere faculteit heeft een MaRBLecoördinator”, zegt Van der Lugt. “Elke zes weken komen we met Ellen bij elkaar en wisselen we ervaringen uit. We beoordelen ook nieuwe excellentieprojecten van elkaar. Op die manier ben je met elkaar verbonden, leer je van elkaar, maar zit het niet in een keurslijf. Elke faculteit kan in zijn eigen structuur blijven werken.”
Voor Van der Lugt is het uiteindelijke succes het enthousiasme bij de studenten. “Dat blijft het uitgangspunt: een kweekvijver maken voor jong onderzoekstalent. Er was in het begin behoorlijk wat scepsis over het niveau van het MaRBLe-onderzoek, maar die geluiden zijn verstomd nu bachelorstudenten publicaties en onderzoeksresultaten opleveren, zoals Sanne (zie kader) die in een toonaangevend wetenschappelijk tijdschrift heeft gepubliceerd.”
kritisch nadenken over hun onderscheidend vermogen, en focus-gebieden kiezen waarop internationaal excelleren tot de norm gaat behoren. Als dit in aan sluiting is op wat het bedrijfsleven nodig heeft kunnen we écht internationaal excelleren. De ambitie om te investeren in excellentie is goed terug te zien in de prestatieafspraken waar flink wordt ingezet op meer honoursprogramma’s en excellentietrajecten. Onderwijs gaat over de maximalisering van talent. Dat vraagt om maatwerk. Door differentiatie in het opleidingenaanbod wordt in de vraag van de diverse studentenpopulatie voorzien. Dat geeft instellingen de vrijheid om meer maatwerk met betrekking tot niveau te kunnen leveren en daarmee iedere student op zijn of haar niveau te laten ‘pieken’. Siriuskrant | pagina 3
Werken binnen kaders in een cultuur van eigenheid Strategie en beleid bij de Hanzehogeschool Groningen
Jenneke Bosch-Boesjes, oud-dean University of Groningen Honours College Jongeren over uitblinken Hoe denken jongeren over excelleren in het onderwijs? En hoe zijn jongeren te motiveren het beste uit zichzelf te halen? Het Excellentiemodel belicht het thema excellentiebevordering vanuit jongeren (12 t/m 25 jaar). Het model behandelt de factoren die het meest van invloed zijn op excellentie onder jongeren. Daarnaast biedt het praktische handvatten voor verschillende invloedrijke partijen om excellentie te stimuleren. Eind 2011 is de publicatie naar Nederlandse onderwijsinstellingen gestuurd. Een van de instellingen die de meerwaarde zagen in het model is het honours college van de Rijksuniversiteit Groningen. Jenneke Bosch-Boesjes, oud-Dean University of Groningen Honours College, vertelt over haar ervaringen.
Excellentiemodel, goed hulpmiddel?!
Deze resultaten komen niet uit de lucht vallen, de Hanzehogeschool werkt gedegen en ambitieus aan haar excellentiebeleid. Voor Pijlman begint dat op het hoogste niveau. “In ons strategisch beleidsplein hebben we afgesproken dat we excellent onderwijs willen. We leiden jonge professionals op, je wilt dat de excellentie zichtbaar is als ze de arbeidsmarkt op gaan. Eigenlijk heb je dan alle discussies al beslecht: het staat in het plan, de doelen zijn gesteld, dus we gaan het doen.” “Dat is inderdaad een onderdeel van waarom Sirius bij ons zo geslaagd is”, vult Faber aan. “Als je het doet op basis van welwillendheid alleen, werkt het niet. Maar het is ook geslaagd omdat excellentie niet alleen een zaak van deans is, maar ook die van het College van Bestuur. Dan heb je de helft al gewonnen. Het College heeft het geïnitieerd en straalt enthousiasme uit.” In de hele organisatielijn wordt excellentie duidelijk in de lijn belegd. Faber: “We hebben 19 Schools waar een dean aan het hoofd staat. Elke dean is resultaatsverantwoordelijk voor excellentie op Schoolniveau. In de managementcontracten worden de doelen en resultaten ook benoemd, bijvoorbeeld het aantal studenten dat deelneemt aan het honoursprogramma van die School. De dean organiseert zelf de coördinatie, voorwaarde is wel dat iemand uit het managementteam deze portefeuille heeft.”
Vrijheid binnen kaders “Een andere succesfactor is ‘vrijheid binnen kaders’, zoals we dat noemen”, zegt Pijlman. “We zijn in staat geweest een goede balans te vinden tussen de centrale inkadering en de vrijheid die elke School heeft. Het is belangrijk dat iedereen binnen
Siriuskrant | pagina 4
datzelfde kader werkt, maar je moet rekening houden met de cultuur binnen elke School. De mensen van Rechten zijn niet hetzelfde als die van Architectuur of Communicatie. Als dean moet je je niet richten op het kader, maar juist op de cultuur van je School. Dat willen we faciliteren door zoveel mogelijk vrijheid te geven. En dat wordt ook erg gewaardeerd.” Het lectoraat gericht op excellentie van de Hanze past volgens Pijlman perfect in de excellentiestrategie. “Je richt een lectoraat in om zelf te leren. Veel was in 2008 niet bekend over excellentie in Nederland. Het lectoraat heeft ervoor gezorgd dat we de kennis wel kregen, voornamelijk uit het buitenland. Daarmee kun je reflecteren op je eigen ervaringen en die kennis weer binnen je organisatie verspreiden. Zo kun je groeien. Een van de meest concrete inzichten die dat heeft opgeleverd is dat excellent onderwijs ook excellente docenten behoeft. En vooral, welke vaardigheden, kennis en karakteristieken zo’n docent moet hebben. Daarom volgt elke docent die lesgeeft in een honoursprogramma een leergang docentenprofessionalisering, opgezet door het lectoraat. Het gaat niet alleen om onderwijsvor-
men, maar ook om het leren onderzoek te doen naar je eigen leerstrategieën. Zo koppelen we onderwijs en onderzoek. En hebben we het onderwerp onderzoeksmatig ook geclaimd. Dan zet je je als hogeschool nationaal en internationaal op de kaart.”
Een keurmerk voor excellentieprogramma’s “Nu we Sirius afsluiten gaan we uiteraard door met onze excellentie-aanpak”, zegt Pijlman. “Je moet er als College op blijven zitten, anders verzandt het. We verankeren excellentie nog beter door de oprichting van een Hanze Honours College. Daarmee geven we de honoursprogramma’s een nog duidelijker gezicht en blijft het een vast onderdeel van onze hogeschool. Dat laten we ook zien in de huisvesting: op de campus moet het een vaste plek krijgen.” De Hanzehogeschool wil nog een stap verder. “Zichtbaar en herkenbaar is ons motto”, zegt Faber. “Daar hoort ook bij dat we aangesproken willen worden op onze kwaliteit, zodat excellentie geen loos begrip is. Intern doen we dat al door kwalitatieve eisen te stellen aan honoursprogramma’s. We evalueren elk half jaar. Doet een programma het structureel niet goed genoeg dan schrappen we het. Bij die filosofie hoort ook een officieel excellentiekeurmerk. Het werkveld weet dan wat het krijgt, wat de meerwaarde is van honoursstudenten.” “We vinden dat dit noodzakelijk is”, vult Pijlman aan. “De studenten weten wat ze kunnen verwachten, en wat wij van hen verwachten. Ik vind het belangrijk dat hier bij stil gestaan wordt in het Siriustraject.”
Inzichten Hanzehogeschool Groningen • Veranker excellentiebeleid in de lijn, zorg dat de juiste mensen portefeuillehouder zijn. • Geef een duidelijk kader, maar geef ook ruimte aan de eigen cultuur van faculteiten, schools en opleidingen. • Stel kwalitatieve eisen aan honoursprogramma’s. Controleer regelmatig of die worden gehaald. • Excellent onderwijs behoeft excellente docenten met daarbij behorende kwaliteiten en vaardigheden.
EXCELLENTIEMODEL
HOOG
In de afgelopen vier jaren heeft de Hanzehogeschool Groningen veel succes geboekt met haar excellentie-aanpak. “Ik ben erg trots op het feit dat nu 5% van onze studenten in een honoursprogramma zit”, zegt Trijnie Faber, leading dean van het Hanze Honours College. “Dat was twee jaar geleden nog 1,3%.” Ook Henk Pijlman, voorzitter van het College van Bestuur is trots op de resultaten. “Als ik kijk naar onze organisatie ben ik vooral erg blij dat excellentie gewoon is geworden. Niemand stelt het ter discussie, het is onderdeel van wie we zijn. En, mensen vinden het ook erg leuk.”
LAAG
Henk Pijlman, voorzitter College van Bestuur
intrinsieke prestatiemotivatie
Trijnie Faber, leading dean Hanze Honours College
Interessant, herkenbaar en wat kunnen we ermee? Dat was mijn reactie toen ik over het excellentiemodel hoorde. Natuurlijk, het is een open deur dat niet alle studenten gelijk zijn en dus ook niet alle talentvolle studenten. Maar met het excellentiemodel in je achterhoofd kun je wel eens kritisch kijken naar je voorlichting, werving en selectie, en je honoursonderwijs. Bereik je wel alle types? Spreekt het programma wel iedereen aan? Als je bij de voorlichting de voordelen van een excellentiefocus in de opleiding meer expliciet maakt evenals het belang daarvan voor later, kun je zelfbewuste generalisten en gemaksgerichte levensgenieters over de streep trekken. Docenten actief talentvolle studenten laten benaderen en ze aanmoedigen om te kiezen voor het honoursprogramma kan ook zeer zinvol zijn bij sommige studenten. Misschien moet je bij de selectie meer oog hebben voor de extrinsiek gemotiveerde statusgerichte toekomstplanner, die voldoening haalt uit een hoog cijfer of een interessant cv. Als wetenschapper ga je er misschien onwillekeurig teveel van uit dat nieuwsgierigheid, meer willen leren, een betere motivatie is. Ook in het honoursprogramma kun je meer rekening houden met de verschillende types: breed onderwijsaanbod, meer keuzemogelijkheden, voldoende mogelijkheid om initiatief te nemen, goede ideeën en ambities ondersteunen, begeleiding op maat. Meer differentiatie dus in het programma.
Zelfbewuste Generalisten 39%
Gemaksgerichte Levensgenieters 34%
LAAG
Statusgerichte Toekomstplanners 11%
Berustende Volgers 16%
HOOG
sociale afremming In Groningen bleek dat honoursstudenten (en docenten) sterk verdeeld waren over wel of geen becijfering bij honoursvakken. Door te erkennen dat er ook studenten zijn voor wie het resultaat (hoog cijfer) motiverend is (statusgerichte toekomstplanners) is een bevredigende oplossing gevonden. We geven nu cijfers met een feedbackformulier, zodat ook de zelfbewuste generalisten, die willen leren van hun fouten, worden bediend. Geef honoursstudenten waardering en positieve bevestiging door ze een podium te bieden en topprestaties uit te lichten. Maak ze zichtbaar binnen de instelling. Dat stimuleert. Kortom, het excellentiemodel maakt je er van bewust dat studenten verschillend denken over de wijze van talentontwikkeling. Daar kun je in de benadering van deze studenten rekening mee houden. Dat draagt uiteindelijk bij aan het doel van het honoursonderwijs: talent een kans bieden zich optimaal te ontwikkelen.
De honoursprogramma’s van de Radboud Universiteit Nijmegen zijn gebundeld in de Radboud Honours Academy. Het bureau zorgt ervoor dat talentvolle en gemotiveerde studenten een extra, uitdagend programma kunnen volgen, zowel binnen de eigen opleiding als interdisciplinair. Henk Willems is hoofd van het bureau. Paul Sars, hoogleraar Duitse taal en cultuur, heeft onlangs een interdisciplinaire cursus gegeven over NederlandsDuitse betrekkingen. Ruth Löcke was een van de deelnemers. “Het was niet moeilijk het programma op te starten en mensen mee te krijgen”, zegt Willems. “Belangrijkste reden: het College van Bestuur wilde het en is er altijd achter blijven staan. We zijn in 2002 begonnen met een interdisciplinair honoursprogramma, 120 studenten kunnen per jaar instromen. Een programmaraad met hoogleraren ziet toe op de kwaliteit en de inhoud. Uiteraard kwam er kritiek en opmerkingen als: ‘is dat nu echt nodig?’ Maar we hebben doorgezet. En vooral, we laten zien wat de studenten doen en opleveren. Hierdoor is het een steeds meer geaccepteerd onderdeel van de universiteit.”
De studenten-denktank Duitsland - Nederland Interdisciplinair werken op de Radboud Universiteit
Ruth Löcke en Paul Sars
Denktank Duitsland - Nederland Een van de onderdelen van het interdisciplinaire aanbod zijn de denktanks. Sars heeft net een denktank begeleid over NederlandsDuitse betrekkingen. “Het is een erg mooie vorm om studenten een uitdagend programma te bieden en kennis te laten maken met de wereld. De denktanks krijgen een reële opdracht van een bedrijf of instantie. Dat is erg belangrijk: zo’n opdracht moet er echt toe doen voor overheid en bedrijfsleven. In dit geval kwam de opdracht van twee kanten: de overheid in de persoon van Ben Knapen, demissionair staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, en van Thom de Graaf, destijds vice-voorzitter van de Euregio Rijn-Waal.” Voor Löcke was het een enorme verrijking om aan de denktank mee te doen. “De studenten kwamen uit verschillende opleidingen, iedereen bracht zijn eigen kennis, inzichten en methodieken mee. Ik studeer pedagodiek, dus ik ben vooral met kwantitatief onderzoek bezig. Bij de denktank werd veel gewerkt met kwalitatief onder-
zoek. Het mooie is dat je veel daarvan leert: hoe kan het anders. Maar ook dat je kritisch wordt bevraagd op je eigen manier van werken.” Voor Sars zijn de verschillende achtergronden van de deelnemende studenten van grote meerwaarde. “Normaal geef ik les aan studenten die al Duitsland-minded zijn. Nu komen ze van alle kanten met andere wetenschappelijke achtergronden. Daardoor word ik kritisch bevraagd en komen ook andere feiten en inzichten uit zo’n onderzoek.” Het College van Bestuur gaf Sars mee dat zij ook nog een andere meerwaarde zag. “Duits is niet de grootste opleiding, maar gezien het belang van Duitsland voor Nederland wel erg belangrijk. Ik geef studenten van andere disciplines nu belangrijke kennis mee. Voordat ze met de denktank mogen meedoen, moeten ze een cursus over Duitse taal en cultuur volgen. Ik behandel dichters en filosofen zoals Kant, Goethe en Celan. Maar bespreek ook gebruiken en de cultuur in Duitsland. Ik kan
het niet bewijzen, maar ik verwacht dat dit effect moet hebben in hun latere carrière. Zeker als ze hier in de regio gaan werken, krijgen ze te maken met Duitsland en Duitsers.”
kingen tussen Nederland en Duitsland, zeker hier in de regio. Hun aanbevelingen worden nu gebruikt door ambtenaren van Buitenlandse Zaken en mensen van de Euregio.”
“Ik ben zelf een Duitse in Nederland”, zegt Löcke. “Maar eigenlijk wist ik niet veel over de Euregio, over de relatie Nederland Duitsland. We hebben onderzoek gedaan, maar ook instanties bezocht, zoals de Nederlandse ambassade in Berlijn, ziekenhuizen in de regio en bedrijven. Daar leer je veel van. We moesten inventief zijn om tot aanbevelingen te komen, omdat dit onderwerp niet nieuw is. Er is al veel over geschreven en nagedacht.” Dat is voor Sars ook een van de belangrijkste dingen die hij studenten mee wil geven, het exploreren van een onderwerp en creatief zijn. “Natuurlijk is er veel over geschreven, maar je wilt weten waarom iets niet of wel heeft gewerkt. Hoe zou het anders kunnen? En ze komen er achter dat uiteindelijk heel veel niet is geregeld als het gaat om de betrek-
Studenten helpen te kiezen De Radboud Universiteit heeft Sirius aangegrepen voor verdieping van het programma. Per faculteit bestaan nu ook honoursprogramma’s. Willems: “Die kunnen anders van opzet en inhoud zijn, maar ze moeten allemaal een aantal karakteristieken hebben. Het gaat om internationale ervaring op
doen, en onderzoek doen in een internationale setting. Daarnaast moet het onderzoek van een honoursstudent iets tastbaars opleveren. Dat hoeft niet per se een wetenschappelijk artikel te zijn. Het mag ook een publicatie voor een breed publiek zijn.” Een goede begeleiding is ook een prioriteit, zegt Willems. “Studenten hebben enorm veel keuzemogelijkheden. Alles lijkt mogelijk. We helpen hen daarin een weg te vinden door hen te leren kiezen. En ook te laten zien wat de consequenties van bepaalde keuzes kunnen zijn. Ook dat hoort bij een honoursprogramma.”
Inzichten Radboud Universiteit • Laat in de organisatie zien wat honoursstudenten doen en wat ze opleveren. • Interdisciplinair werken geeft veel energie en nieuwe kennis, zowel bij de studenten als bij de docenten. • Een reële opdracht van een reële opdrachtgever geeft meer status en energie aan een onderzoek. • Leer studenten keuzes maken en laat hen de consequenties van die keuzes zien.
Openheid en betrokkenheid Communityvorming op het Amsterdam University College De afgelopen jaren hebben de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU) samen gewerkt aan hun excellentieprogramma’s, onder andere door honoursprogramma’s te verbreden en open te stellen voor elkaars studenten. Een andere belangrijke stap was de oprichting van het Amsterdam University College (AUC), een kleinschalige en interdisciplinair gerichte bacheloropleiding (Liberal Arts and Sciences) voor topstudenten uit de hele wereld. Het vormen van een community van studenten en docenten is essentieel voor het behalen van het hoge niveau. Vice-dean Ramon Puras en docente Colleen Doak vertellen wat de ingrediënten hiervoor zijn. “Met ons motto ‘Excellence and Diversity in a Global City’ geven we in een notendop aan waar we voor staan”, zegt Puras. “De studenten die we opleiden moeten sterk zijn in hun disciplinaire vakken en in de gerelateerde vaardigheden. Daarnaast staan de persoonlijke ontwikkeling en sociale verantwoordelijkheden centraal. Deze zijn belangrijk voor hun verdere carrière, die zeer waarschijnlijk internationaal gericht is, in deze globaliserende wereld.”
Een extra laag brengen bij studenten Doak weet uit eigen ervaring wat de meerwaarde is van interdisciplinariteit. “Ik heb zelf een achtergrond in onder andere biologie, antropologie en filosofie. Ik heb daar profijt van bij mijn Health Scienceonderzoek. Je kunt een onderwerp op verschillende manieren bekijken en bevragen. Het gaat niet alleen om kennis, we laten studenten ook zien dat elke discipline andere onderzoeksmethoden toepast. En hoe je schrijft in andere disciplines.” “Het gaat om de crosstraining”, vult Puras aan. “Door hen andere methodologieën te laten beheersen, geef je studenten een extra laag,
die in de internationale context zeer wordt gewaardeerd. De personen in de belangrijkste Amerikaanse wetenschappelijke raden en commissies hebben vaak deze crosstraining genoten en hebben een achtergrond in Liberal Arts and Sciences.”
Communityvorming begint bij de basis Ondanks de kleinschaligheid van het AUC vergt het vormen van een community een duidelijke visie die omarmd wordt door studenten en docenten. Puras: “In de eerste faculty meeting hebben we de vraag op tafel gelegd: wat is excellentie? En daaraan gekoppeld: wat is excellent onderwijs en wat wordt gevraagd van de docenten? Het gaat dan bijvoorbeeld over de link leggen tussen de verschillende disciplines en meer doen dan wat van je wordt verwacht. Door deze discussie maken we docenten eigenaar van het begrip excellentie bij AUC. Op die manier heeft iedereen dezelfde uitgangspunten.” De sfeer op het AUC is volgens Doak open en informeel. “We creëren daarmee de omgeving voor de studenten om het beste uit zichzelf te halen. De kernmedewerkers en
Boekentips - Derek Bok (2006), Our Underachieving Colleges: A Candid Look at How Much Students Learn and Why They Should Be Learning More - Larry Clark & John Zubizarreta (2008), Inspiring Exemplary Teaching and Learning: Perspectives on Teaching Academically Talented College Students - Pierre van Eijl, Pilot, A., Wolfensberger, M.V.C. (red.), Talent voor Morgen. Ontwikkeling van talent in het Hoger Onderwijs - Robert J. Sternberg & Janet E. Davidson (2005), Conceptions of Giftedness - Marca Wolfensberger, De Jong, Drayer (2012), Leren excelleren. Excellentieprogramma’s in het hbo. Resultaten van de landelijke inventarisatie 2009- 2010 - Malcolm Gladwell (2009), Outliers. The story of success - Huub Nelis en Yvonne van Sark (2012), Over de Top. Haal het allerbeste uit jongeren - Kurt Heller e.a. (2001), International handbook of giftedness and talent - Nicholas Colangelo & Gary Davis (2002), Handbook of gifted education
Siriuskrant | pagina 6
docenten van buiten zijn erg toegankelijk voor studenten. Dit maakt dat al snel een hechte community ontstaat. Je kunt het zien als een onderdeel van de kleinschaligheid, maar die openheid moet vooral in het personeel zelf zitten.” Puras: “Een voordeel van de kleinschaligheid is dat we studenten snel kennis kunnen laten maken met onderzoeksprojecten en hen daarbij direct betrekken. Naast alle kennis en vaardigheden die ze daarmee op doen, zie je dat ze erg enthousiast raken en weer nieuwe onderzoeksvragen stellen. Dit werkt als een positieve spiraal en de community is een belangrijke katalysator hiervoor.” Docenten aan de AUC vormen ook een hechte groep. Doak: “Dat komt omdat we samen het AUC vormgeven en elkaar helpen. We delen problemen en geven elkaar advies. Je leert zoveel meer van elkaar dan apart. Daarnaast worden we door de studenten gedwongen ons verder te ontwikkelen. Met hun vragen vanuit allerlei disciplines en met hun kritische blik brengen ze ons naar een hoger niveau.” Ook met het organiseren van gezamenlijke lunches en cursussen krijgt de professionalisering en de community vorm. Onderwerpen hiervoor komen van de docenten zelf.
Hoe leert het reguliere onderwijs van het AUC? Kunnen de UvA en de VU leren van het AUC als het gaat om onderwijs en communityvorming? Puras: “Je ziet hoe inzichten en ervaringen doorsijpelen naar de VU en de UvA. Vaak via de docenten zelf. Als een docent les geeft aan het AUC, brengt dat een proces op
Inzichten Amsterdam University College • Makkelijke toegang tot docenten en onderzoek maakt studenten enthousiast en bindt hen aan de opleiding. • Inzichten die docenten op een University College opdoen, brengen ze vaak in het reguliere onderwijs via hun eigen colleges of via contacten met hun collega’s. • Een community begint van onderop. Je bepaalt samen waar je voor staat en welke omgeving je wilt creëren. • Interdisciplinaire oriëntatie geeft een meerwaarde aan studenten, voor henzelf en voor de carrière die ze nastreven.
gang om het in de reguliere programma’s anders te doen. Sommige docenten zien het AUC als een proeftuin. Werkt het hier, dan proberen ze het ook elders uit.” Doak praat veel met VU-collega’s over haar werk bij het AUC. “Het gaat om onderwijsvormen, maar ook over je commitment naar het onderwijs. Daar begint excellentie. Zelf neem ik ook leerpunten mee. Ik maak hoorcolleges op de VU interactiever. Ik stel altijd een aantal studenten een vraag. En als je
het hebt over communityvorming is het kennen van de namen van je studenten essentieel.” “De twee rectoren van de UvA en VU kijken zeer belangstellend naar ons”, zegt Puras. “Ook op die manier komt onze kennis in het reguliere onderwijs. Een goed voorbeeld is dat de academische kern van de bacheloropleidingen op de VU versterkt is. Er is goed naar het AUC gekeken: welke vaardigheden moet je een student meegeven?”
“We leiden studenten nu op voor een toekomst die we nog vorm moeten geven” Experimentele communityvorming
Het learning lab is een ongewoon fenomeen in het Nederlandse hoger onderwijs. Bedenker en projectleider is Thieu Besselink. Voor hem begon het met een simpele vraag: voor wat voor wereld leiden we onze studenten op? “Onze maatschappij wordt niet alleen onvoorspelbaarder, flexibeler en meer multidisciplinair, maar moet ook opnieuw worden vorm gegeven als wij hem leefbaar willen houden”, zegt Besselink. “Als je naar ons onderwijs kijkt, kun je stellen: daar leiden we studenten niet voor op. De vraag is: hoe moeten het wel doen.” Onder het motto ‘experimenteren is het nieuwe leren’ werd aan de Universiteit van Amsterdam het learning lab opgezet. Excellente studenten van alle opleidingen konden daaraan meedoen. “We begonnen met niets, een lege ruimte. Die zijn we gaan vullen met vragen, van mij, van de studenten, van de omgeving.” Het uitgangspunt: een gezamenlijke ontdekkingstocht was van docent en student. “Omdat een maatschappij alleen gezamenlijk wordt vormgegeven, moeten we ook gezamenlijk leren. Een learning community ontstaat wanneer je samen iets te maakt wat er voor elke deelnemer toe doet. En je daarin wederzijdse afhankelijkheid voelt. Samen denken, samen leren, samen kennis maken.” Studenten kregen ook ruimte om eigenaarschap te nemen over hun eigen leerproces en gezamenlijke ontwikkeling. “Op die manier creëer je een community. Door het delen van de verantwoordelijkheid worden consumenten producenten.” De projecten die studenten in het learning lab deden waren divers. “Een groep is bezig geweest of je een waterstoftaxi kunt laten rijden vanaf Schiphol. Ze hebben gesproken met alle stakeholders van Schiphol en de gemeente tot taxibedrijven en autoproducenten. Ze hebben alle facetten doorlopen van zo’n traject en een concreet plan opgesteld. Een andere groep heeft een film gemaakt met als onderwerp: wat voor onderwijs hebben we nodig.” “Het learning lab is niet structuurloos, het is vooral anders dan mensen gewend zijn. Je begint niet met methodes en structuren, je begint met een vraag. Als het onderwerp er is, heb je als docent een rugzak vol methoden, technieken en kennis waaruit je kunt kiezen. Het gaat er om dat het resultaat gevonden wordt door studenten. Het leren beoordelen van goede resultaten wordt onderdeel van het leerproces.” De meerwaarde zit volgens Besselink niet alleen in de community vorming, maar ook in de zelfontwikkeling van de studenten. “Ze zijn beter in staat keuzes te maken in hun studie en daarbuiten. En, er is een meerwaarde voor de onderwijsinstellingen. De deelnemende studenten zijn actiever and zetten hun onderzoek, ondernemende houding en community vaak voort na het lab. Dat is niet alleen leuk voor de studenten, maar keiharde noodzaak voor de instellingen.”
Colleen Doak en Ramon Puras
Kennisdeling leidt tot onderwijsinnovaties Excellentie op de Universiteit Utrecht
Extensus: een studievereniging voor honoursstudenten Communityvorming van onderop
Studieverenging Extensus is in 2010 opgericht voor en door de honoursstudenten van de VU, UvA en AUC. Belangrijkste doel is het bijeen brengen van studenten van de verschillende opleidingen en universiteiten. Nikki van Dam (student Psychologie) en Rory Deen (student International Business Administration) waren betrokken bij het begin van Extensus.
Vervolg van pagina 1 Bok geeft aan dat er goed is gekeken naar het model van het Law College. “We beginnen al in het eerste jaar. We vervlechten de programma’s meer met het reguliere onderwijs. Bij Rechten volgen alle studenten hetzelfde vak, maar worden de honourstudenten in aparte werkgroepen geplaatst. Bij kleinere opleidingen kunnen de honoursstudenten extra opdrachten krijgen binnen een reguliere cursus. Er zijn twee redenen om in het eerste jaar te beginnen. Ten eerste is de ervaring dat goede studenten ook in het eerste jaar uitgedaagd willen worden. Krijgen ze die uitdaging niet, dan gaan ze andere activiteiten doen. Bij de selectie voor het tweede jaar ben je hen kwijt. Daarnaast zijn ook vwo-leerlingen steeds vaker gewend aan plusprogramma’s. Die voelen zich dan niet voldoende uitgedaagd in het eerste jaar.”
Docentenleergang en broodje Sirius Kennisdeling tussen en professionalisering van docenten is een wezenlijk onderdeel van excellent onderwijs. Daarom heeft de universiteit sinds 2011 de leergang Honours Teaching om talentvolle docenten extra bagage mee te geven. Sinds de start hebben nu zo’n 40 docenten de leergang volbracht. Orr is op dit moment bezig. “Ik had niet gedacht dat het zo waardevol zou zijn. De meerwaarde zit er voor mij vooral in wat we als docenten van elkaar kunnen leren. We komen van verschillende faculteiten en opleidingen, met verschillende mores, technieken en werkvormen. Juist daardoor ga je reflecteren op je eigen onderwijs. En je probeert ervaringen van anderen uit in je eigen colleges. We leren van elkaars praktijk. Daarnaast maken we ieder een plan om je eigen onderwijs te verbeteren. Dat presenteren we aan elkaar en geven feedback.”
“Honoursprogramma’s geven studenten een mooie gelegenheid om je te verdiepen of je te verbreden”, zegt Deen. “Helaas leer je andere honoursstudenten nauwelijks kennen. Terwijl je wel dezelfde ambities en motivaties hebt.” In 2009 werd daarom een brainstorm georganiseerd met 20 honoursstudenten om de nieuwe studievereniging op te zetten. Meteen werd duidelijk dat Extensus niet alleen een sociale kant moest hebben maar ook als feedbackysteem moest dienen voor het honoursonderwijs. Van Dam: “Een student council is opgericht met daarin van elke faculteit een honoursstudent als vertegenwoordiger. Doel was om de universiteit te voorzien van goede feedback op het onderwijs.” Volgens Deen waren de universiteiten erg blij met dit initiatief. “We zijn ook erg geholpen door de honourscoördinatoren. Ze waarderen het sociale aspect: studenten krijgen meer binding met elkaar en met honours opleidingen. En de gestructureerde feedback wordt zeer gewaardeerd. Ook voor het bedrijfsleven is het interessant. Zij kunnen veel beter honoursstudenten benaderen. We doen vaak activiteiten met bedrijven zoals Siemens. En dat heeft natuurlijk weer een meerwaarde voor de studenten.” Rosemary Orr en Mirjam Bok
Inzichten Universiteit Utrecht • Geef de mogelijkheid om al in het eerste jaar met een honoursprogramma te beginnen. • Honoursprogramma’s zijn een proeftuin voor onderwijsinnovaties. Het stimuleert docenten hun onderwijs verder te ontwikkelen. • Laat docenten van elkaar leren, niet alleen binnen een faculteit maar vooral universiteitsbreed. • Kennisdeling leidt tot onderwijsinnovaties. • Excellentie stimuleren doe je door de lat hoog te leggen voor studenten, maar ook door een veilige omgeving te creëren.
noemen het broodje Sirius. Een thematisch ingerichte lunch die voorbereid wordt door twee excellentie-projectleiders van verschillende faculteiten. Het kan gaan over selectie, communityvorming of interdisciplinariteit. We nodigen niet alleen de projectleiders uit, maar ook andere docenten en studenten, zodat iedereen kan profiteren van de inzichten.”
Flankerend onderzoek “We bieden verschillende activiteiten om kennis met elkaar te delen”, zegt Bok. “Een van de interessantste en leukste is wat wij
Naast kennisdeling is kennisontwikkeling een belangrijke poot onder de excellentieaanpak. Onderzoek wordt gedaan op drie
thema’s: excellente student, excellente didactiek en excellente cultuur/leeromgeving. “We zijn misschien geneigd honoursstudenten volledig vrij te laten”, zegt Bok. “Maar aangezien de ambitie van deze groep vaak alle kanten op springt, moet je daarom ook een zekere sturing geven.” Orr is het daarmee eens: “Het is onze taak als docent om honoursstudenten buiten hun comfortzone te duwen en de lat hoog te leggen. Je wilt het vertrouwen in hun eigen capaciteiten stimuleren. Dat doe je ook door een veilige omgeving te bieden waar ze fouten mogen maken. Dat is overigens voor bache-
Naast de studievereniging en de onderwijscommissie krijgt Extensus nu ook een alumni-vereniging. Van Dam: “Vorig jaar is de eerste generatie Extensus-leden afgestudeerd. Die gaan een master doen, een PhD of naar het buitenland. De vraag was hoe we deze mensen bij elkaar konden houden. Daarnaast verandert ook hun behoefte. Je wilt bijvoorbeeld toegang houden tot de mensen die je hebt leren kennen tijdens de honoursopleiding. En je wilt werken aan je carrière. Sinds juni 2012 hebben we daarom onze alumniverenging. Jaarlijks verzorgen we een aantal activiteiten. En via LinkedIn en Facebook betrekken we de alumni bij elkaar.” Meer informatie: www.extensus.org en alumni.extensus.org.
lorstudenten makkelijker dan voor masterstudenten. Die hebben het gevoel dat ze alles meteen goed moeten doen.”
Van scepsis naar proeftuinen Orr ziet een duidelijke omslag in het denken over honoursprogramma’s bij docenten. “Vijf jaar geleden was het lastig om docenten te enthousiasmeren voor het University College. Men was erg sceptisch. Dat gold ook voor de excellentieprogramma’s in de faculteiten. Maar als ze eenmaal een keer deze studen-
ten hebben begeleid zijn ze erg enthousiast en willen ze meer. Omdat ze werken met gemotiveerde en goede studenten, gebruiken docenten de honoursprogramma’s ook als experimenteerruimte. Ze proberen nieuwe dingen uit. Als die werken, gebruiken ze deze in het reguliere onderwijs. Dat geeft grote voldoening. Dit is uiteindelijk een belangrijke kant van kennisdelen: je hoort van alles, je experimenteert met nieuwe ideeën en je ontwikkelt je eigen onderwijs. Daardoor ontstaan onderwijsinnovaties.”
Siriuskrant | pagina 7
“Sirius is een kleine diamant die een sneeuwbal moet worden”
Organisatie Sirius Programma
Sirius Leading Expert Annemieke Roobeek
Sirius Leading Experts
Speciaal voor de uitvoering van het Sirius Programma is een expertcommissie in het leven geroepen. Dit is de Sirius Auditcommissie die de instellingen bezoekt en adviseert. Daarnaast zijn er de Sirius Leading Experts. Zij vormen de kern van de expertcommissie. Het zijn mensen die door het hoger onderwijsveld als gezaghebbend worden gezien. Een van hen is Annemieke Roobeek. Zij is onder andere hoogleraar Strategie en Transformatiemanagement aan de Nyenrode Business Universiteit en eigenaar van het bedrijf Meetingmoreminds. “Het is een buitengewone eer om Sirius Leading Expert te zijn. Ik ben in de academische wereld altijd bezig met onderwijs- en onderzoeksvernieuwing. Voor mij staat daarbij de student centraal. En dat is ook wat we bij Sirius willen: het allerbeste uit studenten halen. Het moet beter en creatiever. En, je kunt als student ook veel meer lol hebben als je diepere kennis en inzichten hebt opgedaan. Het is belangrijk dat we dit geluid laten horen.” “Het is mooi om te zien dat de cultuur de afgelopen jaren is veranderd, van de ijzeren wet van de middelmaat naar het bevorderen van excellentie door alle disciplines heen. Excellente studenten hebben wat mij betreft een streepje voor. Ze hebben over een aantal jaar een meerwaarde voor Nederland. Ze geven ook een positief signaal af naar de reguliere studenten en naar vo-leerlingen:
het is normaal dat je bijzondere dingen kunt presteren.”
Dhr. prof. dr. H.P.M. Adriaansens (voorzitter) - hoogleraar Sociale wetenschappen (Universiteit Utrecht) Mw. prof. dr. A.J.M. Roobeek - hoogleraar Strategie en Transformatiemanagement (Nyenrode Bussiness University) Dhr. drs. N.M. Verbraak - voorzitter Raad van Bestuur Fontys Hogescholen
Roobeek geeft toe dat excellentie een behoorlijke uitdaging is voor docenten, hoogleraren en onderzoekers die met excellente studenten werken. “Het vergt doordenken, over de grenzen van je vak gebied heen kijken. Je moet gaan werken vanuit bijvoorbeeld een vraagstuk in plaats vanuit je specialisatie. Daar ontstaan de doorbraakinnovaties: bij onverwachte combinaties van kennis. Mijn advies is dan ook: sla bruggen tussen disciplines.”
Sirius Auditcommissie Grote verschillen in Nederland
Nieuwe werkvormen
“We bekijken alle instellingsplannen op excellentie. Wat is de ambitie van een instelling? Wat gaan ze doen en op welke manier? Daarover geven we onze mening. We zien grote verschillen in Nederland. In het hbo is er een aantal die er echt uit springen, zoals de Hanzehogeschool. De universiteiten lijken het ook iets makkelijker te hebben omdat ze alles in huis hebben, zowel onderwijs als onderzoek. Toch zie je dat ook daar niet alle ambities worden gehaald. Een van de zaken waar we de komende tijd kritisch naar gaan kijken is naar de snelheid en intensiteit waarmee universiteiten docenten en hoogleraren gaan opleiden voor excellent onderwijs.”
Niet alleen de inhoud gaat Roobeek na aan het hart, ook de werkvorm is zeer belangrijk. “Met nieuwe werkvormen die uitgaan van interdisciplinariteit kun je stappen omhoog maken. Docenten zouden samen als componisten aan de slag moeten met mooie honoursprogramma’s, die er echt te doen. Waar ook de buitenwereld bij betrokken is. En de instellingen moeten fundamentele vragen stellen over hun honoursprogramma’s. Waarom willen we dit? Wat voor voldoening geeft het aan ons, de docenten en de studenten? En hoeveel plezier geeft het? Bij excellentie gaat het om innovaties, je geest open maken en creativiteit. Wat ik zelf een mooie uitdaging vind is om de excellentieprogramma’s intergeneratio-
Annemieke Roobeek
neel te maken. Juist een mix van generaties geeft een fijn leerklimaat, ik zie dat veel op Nyenrode. Interessant is om te kijken hoe generaties samenwerken en hoe ze van elkaar leren.” “Kortom, Sirius moet niet alleen excellentie in de diepte zijn. Het moet ook gaan over andere vormen van leren, interdisciplinair zijn en echte vraagstukken op tafel krijgen. We moeten weer nieuwsgierig worden. Dan wordt Sirius van een kleine diamant een grote sneeuwbal door het hoger onderwijs.”
Excellentie in het voortgezet onderwijs Excellentie is als speerpunt opgenomen in de landelijke beleidsdoelen van het voortgezet onderwijs. Om scholen te activeren en te helpen om op deze speerpunten vooruitgang te boeken is het programma School aan Zet geïnitieerd. Binnen School aan Zet is aandacht voor het thema excellentie, onder andere door kennis van de scholen te verspreiden en nieuwe kennis te ontwikkelen. Een school die al heel lang een goed excellentiebeleid kent is het Gymnasium Celeanum in Zwolle. “Het gaat ons om de brede talentontwikkeling van leerlingen, zoals op gebieden als sport, talen en techniek”, zegt conrector/plv. rector Marco de Vries. “We bieden veel extra activiteiten. Leerlingen maken daar gebruik van. We hebben wel twee eisen: het schoolwerk moet op orde zijn en ze moeten gemotiveerd zijn. Als dat zo is, zijn er legio mogelijkheden. Een leerling mag ook zelf met voorstellen komen. Op dit moment doet een leerlinge een LOI-cursus Noors. Uiteraard houden we het in de gaten, maar in feite doet ze het helemaal zelf. Ze krijgt tijd vrij van andere vakken waar ze goede cijfers voor heeft.”
Colofon Uitgevoerd door Martijn de Graaff, BureauQ
Projectbegeleiding Pieter Reimer en Renske Heemskerk
Fotografie
Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN Den Haag T (070) 311 97 11 F (070) 311 97 10
[email protected] www.siriusprogramma.nl
Jan Vonk Fotografie (sfeerbeelden, met dank aan het Amsterdam University College), Martijn de Graaff, BureauQ (portretten), Marie Cecile Thijs (portret Annemieke Roobeek), Henk Marks (portret Henk Pijlman), Deborah Roffel (portret Trijnie Faber)
Vormgeving Ambitions, ’s-Hertogenbosch
Druk Dekkers van Gerwen
Oplage 4000
December 2012
Platform Bèta Techniek Auteursrechten voorbehouden. Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Om de leerlingen te stimuleren en te motiveren krijgen ze verantwoordelijkheid en helpen ze mee met de organisatie van tal van activiteiten, van het schoolorkest tot sporttoernooien, tot het bemensen van verschillende commissies. De Vries: “Deze leerlingen hebben veel in hun mars. Het zijn de leiders van morgen, dus je moet ze ook de gelegenheid geven om te oefenen met leidinggeven. Met regelmaat blijkt dan, dat leerlingen veel meer kunnen dan wij denken.” De school ontvangt lovende kritieken uit het vervolgonderwijs. Oud-leerlingen schrijven zich vaak in voor honoursprogramma’s. Omdat Zwolle geen universiteitsstad is, kunnen leerlingen geen modules aan een universiteit volgen. De Vries: “We gaan nu wel Chinees aanbieden in samen werking met Windesheim Hogeschool, waarin ook een studiereis naar China aan is verbonden. En we kijken natuurlijk of er meer mogelijk is.”
©
Siriuskrant | pagina 8
Meer weten over School aan Zet: www.schoolaanzet.nl
Dhr. prof. dr. T. Sminia (voorzitter) - emeritus hoogleraar Histologie en Immunologie (VUmc), voormalig Rector Magnificus Vrije Universiteit. Dhr. prof. dr. D. Bosscher - hoogleraar Eigentijdse geschiedenis (Rijksuniversiteit Groningen) en voormalig Rector Magnificus van die universiteit Mw. prof. dr. A. Need - hoogleraar Sociologie van het Openbaar Bestuur (Universiteit Twente) Dhr. drs. A.J.E.G. Renique - secretaris onderwijs van VNO-NCW en MKB-NL Mw. ir. E. Schaper MBA - bestuurder van RSG De Nieuwe Veste Dhr. dr. C. Sprenger - partner bij Kessels & Smit, lector Lerende politieorganisatie (Politieacademie) Dhr. drs. A. Vroon - voormalig voorzitter College van Bestuur Christelijke Hogeschool Nederland (thans: Stenden Hogeschool), bestuurslid van de HBO-raad
Bureau Pieter Reimer - senior projectleider Renske Heemskerk - projectleider Sander van der Ham - projectleider Monitor & Audit Reshma Changoer - secretariaat