4.
Financieel risicobeheer
De Groep onderkent financiële risicofactoren ten aanzien van valuta, rente, prijs, krediet en liquiditeit. Deze financiële risico’s zijn niet bijzonder van aard of afwijkend van wat in de branche gebruikelijk kan worden geacht. De Groep kent een strikt beleid, dat erop is gericht deze risico’s zoveel mogelijk te beperken en te beheersen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van algemene beheersmaatregelen, zoals interne procedures en instructies, specifieke maatregelen en financiële instrumenten. Deze maatregelen gaan gepaard met adequate rapportagesystemen en korte communicatielijnen. De financiële risicofactoren van de Groep, de beheersmaatregelen en het resterende risico worden hieronder nader toegelicht.
4.1 a)
Financiële risicofactoren Marktrisico’s
Valutarisico’s De Groep kent omvangrijke activiteiten in het Verenigd Koninkrijk en in beperkte mate in andere landen die geen deel uitmaken van de eurozone. Resultaat en eigen vermogen van de Groep staan derhalve onder invloed van schommelingen in valutakoersen. In het algemeen is de Groep in genoemde markten actief via lokale dochterondernemingen. Hierdoor is het valutarisico beperkt, aangezien transacties voor het grootste deel in de functionele valuta van de dochters luiden. Het gerelateerde translatierisico wordt niet afgedekt. Een beperkt aantal dochterondernemingen opereert in markten waarin contracten luiden in een andere dan hun functionele valuta. Volgens het beleid van de Groep luiden kosten en opbrengsten van deze projecten voornamelijk in gelijke munteenheden, waardoor het valutarisico beperkt is. Het resterende valutarisico wordt door de Groep op projectbasis afgedekt door middel van valutatermijntransacties. Hierbij worden onvoorwaardelijke, aan projecten gerelateerde valutarisico’s groter dan € 1 miljoen afgedekt op het moment waarop deze zich voordoen. De Groep rapporteert deze afdekkingen middels hedgeaccounting. Bijkomende valutarisico’s tijdens de aanbesteding en ingeval van contractuele wijzigingen worden per geval beoordeeld. Er zijn procedures vastgesteld ten behoeve van een adequate vastlegging van de afdekkingstransacties. Er zijn systemen ingericht om afdekkingseffectiviteitsmetingen ten behoeve van hedgeaccounting regelmatig uit te voeren en te analyseren. Met betrekking tot financiële instrumenten loopt de Groep voornamelijk valutarisico over rekening courant verhoudingen in pond sterling. Dit risico is afgedekt door middel van termijncontracten. Het resterende effect op het resultaat en het eigen vermogen van de Groep als gevolg van het valutarisico op financiële instrumenten in pond sterling en andere valuta is beperkt. Renterisico’s Het renterisico van de Groep hangt samen met rentedragende vorderingen en liquide middelen enerzijds en rentedragende leningen anderzijds. In geval van variabele rente betekent dit voor de Groep een kasstroom-renterisico. Bij een vaste rente is sprake van een reële-waarde-renterisico. De Groep beperkt het kasstroom-renterisico zoveel mogelijk door gebruik te maken van rente-swaps, waarbij renteverplichtingen op basis van een variabele rente worden omgezet in vaste rentes. De Groep maakt geen gebruik van renteswaps waarbij renteverplichtingen op basis van een vaste rente worden omgezet in variabele rente om het reële-waarde-rente risico af te dekken. Bij de analyse van het kasstroom-renterisico wordt rekening gehouden met de aanwezige liquide middelen, de schuldpositie en de gebruikelijke fluctuaties in de werkkapitaalbehoefte van de Groep. Verder worden alternatieve mogelijkheden bestudeerd en afdekkingen overwogen. Volgens het beleid van de Groep worden kasstroom-renterisico’s uit hoofde van langlopende leningen (hoofdzakelijk achtergestelde lening, pps-leningen en de bankfinanciering) grotendeels afgedekt door renteswaps. De Groep is hierdoor echter niet volledig ongevoelig voor rentebewegingen. Ultimo 2011 was 76 procent (2010: 74 procent) van de rente over de schuldpositie van de Groep gefixeerd. Het niet-afgedekte deel betreft vrijwel geheel projectfinancieringen en rekening-courantposities.
Wanneer gedurende 2011 de rente (EURIBOR en LIBOR) gemiddeld 100 basispunten hoger respectievelijk lager was geweest, dan was het resultaat na belastingen (verondersteld dat alle andere variabelen constant blijven) circa € 1,3 miljoen lager respectievelijk hoger geweest (2010: circa € 0,1 miljoen lager respectievelijk hoger). Wanneer gedurende 2011 de rente (EURIBOR en LIBOR) gemiddeld 100 basispunten hoger respectievelijk lager was geweest, dan was de reserve reële waarde kasstroomafdekkingen in het eigen vermogen van de Groep (verondersteld dat alle andere variabelen constant blijven) respectievelijk circa € 101 miljoen hoger danwel circa € 118 miljoen lager geweest (2010: circa € 149 miljoen hoger danwel circa € 151 miljoen lager). Prijsrisico’s De prijsrisico’s van de Groep hangen samen met de inkoop van grond- en hulpstoffen en het uitbesteden van werken en bestaat uit het verschil tussen de marktprijs ten tijde van de aanbesteding of het offreren van een project en ten tijde van de feitelijke uitvoering ervan. Het beleid van de Groep is erop gericht om bij de aanbesteding of het offreren van grote projecten met de opdrachtgever de mogelijkheid tot indexatie overeen te komen. Daarnaast streeft de Groep ernaar om het prijsrisico te beheersen door gebruik te maken van raamcontracten, offertes van leveranciers en hoogwaardige informatiebronnen. Wanneer een project aan de Groep wordt gegund en er geen mogelijkheid tot indexatie met de opdrachtgever is overeengekomen, worden de kosten van grond- en hulpstoffen evenals de kosten van onderaannemers in een vroeg stadium gefixeerd, door prijzen en voorwaarden met de belangrijkste leveranciers en onderaannemers vroegtijdig vast te leggen. Hoewel de invloed van prijsfluctuaties nooit volledig uitgesloten kan worden, is de Groep van mening dat deze wijze van bedrijfsvoering de meest economische afweging is tussen slagvaardigheid en voorspelbaarheid. Met ingang van 2011 maakt de Groep incidenteel gebruik van financiële instrumenten om de (resterende) prijsrisico’s af te dekken. b) Kredietrisico’s De Groep kent kredietrisico’s uit hoofde van financiële bezittingen waaronder pps-vorderingen, derivaten, handelsvorderingen, liquide middelen en deposito’s bij banken. Pps-vorderingen en een aanmerkelijk deel van de handelsvorderingen ontstaan uit contracten met overheden of overheidsorganisaties, waardoor het kredietrisico van deze contracten beperkt is. Voorts is een aanzienlijk deel van de handelsvorderingen gebaseerd op contracten waarbij sprake is van vooruitbetalingen respectievelijk betalingen naar rato van voortgang van werkzaamheden, hetgeen de kredietrisico’s in beginsel beperkt tot de uitstaande posities. Het kredietrisico van pps-vorderingen en handelsvorderingen wordt bewaakt door de betrokken dochterondernemingen. De kredietwaardigheid van opdrachtgevers wordt vooraf geanalyseerd en vervolgens gevolgd voor de duur van het project. Hierbij wordt rekening gehouden met de financiële positie van de klant, eerdere samenwerkingsverbanden en andere factoren. Het beleid van de Groep is erop gericht om deze kredietrisico’s te beperken door toepassing van diverse instrumenten, zoals uitstel van de eigendomsoverdracht tot de ontvangst van betaling, vooruitbetalingen en het gebruik van bankgaranties. De liquide middelen en deposito’s van de Groep worden ondergebracht bij diverse banken. De Groep beperkt het krediet risico van liquide middelen en deposito’s aangehouden bij deze banken, door de keuze van de Groep met respectabele banken zaken te doen. Hierbij worden liquide middelen en deposito’s, voor zover deze € 10 miljoen overschrijden, aan gehouden bij banken met ten minste een ‘A-rating’. Het beleid van de Groep is erop gericht om een concentratie van kredietrisico’s van liquide middelen en deposito’s waar mogelijk te beperken.
De boekwaarde van de financiële bezittingen waarover kredietrisico wordt gelopen is als volgt:
10 12 20
14 14 14 12 15
Vaste activa Pps-vorderingen Langlopende vorderingen Derivaten Vlottende activa Netto-handelsvorderingen Retenties Pps-vorderingen Overige financiële activa Liquide middelen
2011
2010
743.284 65.832 5.873
753.313 43.241 3.386
954.421 116.304 135.364 2.519 1.012.610
994.374 108.596 12.018 2.074 913.792
3.036.207
2.830.794
In de langlopende vorderingen en de netto-handelsvorderingen zijn bijzondere waardeverminderingen begrepen. Zie Toelichting 12 en 14. Van de overige financiële bezittingen, zoals opgenomen in dit overzicht, is ultimo 2011 niets vervallen en zijn geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen. c) Liquiditeitsrisico’s Liquiditeitsrisico’s kunnen zich voordoen indien de verwerving en uitvoering van nieuwe projecten stagneert en minder (vooruit)betalingen worden ontvangen of wanneer investeringen in grondposities of vastgoedontwikkeling een te groot beslag zouden leggen op de beschikbare financieringsmiddelen en/of de operationele cashflow. Door de omvang van individuele transacties kunnen op korte termijn relatief grote schommelingen in de liquiditeitspositie ontstaan. De Groep beschikt over voldoende krediet- en rekening-courantfaciliteiten om deze schommelingen te kunnen opvangen. Mede om het liquiditeitsrisico te beheersen stellen dochterondernemingen maandelijks een liquiditeitsprognose op voor de eerstvolgende twaalf maanden. Bij de analyse van het liquiditeitsrisico wordt rekening gehouden met de aanwezige liquide middelen, de kredietfaciliteiten en de gebruikelijke fluctuaties in de werkkapitaalbehoefte. Dit geeft de Groep voldoende mogelijkheden om de vrij beschikbare liquiditeiten en kredietfaciliteiten zo flexibel mogelijk aan te wenden of eventuele tekorten tijdig te signaleren. De eerstmogelijke verwachte contractuele uitgaande kasstromen van financiële verplichtingen en derivaten, naar de stand ultimo boekjaar, die op nettobasis worden afgewikkeld, bestaan uit (contractuele) aflossingen en (een schatting van) rentebetalingen.
De samenstelling van de verwachte contractuele kasstroom is als volgt: Boekwaarde 2011 Achtergestelde lening Non-recourse pps-leningen Non-recourse projectfinancieringen Recourse pps-leningen Overige projectfinancieringen Bankfinanciering Financiële-leaseovereenkomsten Derivaten (valutatermijncontracten) Derivaten (valutatermijncontracten) Derivaten (renteswaps) Overige leningen Bankkredieten Overige kortlopende schulden 2010 Achtergestelde lening Preferente aandelen Non-recourse pps-leningen Non-recourse projectfinancieringen Recourse pps-leningen Overige projectfinancieringen Bankfinanciering Financiële-leaseovereenkomsten Derivaten (valutatermijncontracten) Derivaten (valutatermijncontracten) Derivaten (renteswaps) Overige leningen Bankkredieten Overige kortlopende schulden
Contractuele kasstromen
Korter dan1 jaar
1-5 jaar
Langer dan 5 jaar
200.000 859.654 371.813 131.652 222.692 360.000 35.640 (5.873) 1.803 249.685 5.069 4.605 3.047.808 5.484.548
215.651 1.177.472 399.136 150.083 236.689 377.979 46.601 (262.873) 264.470 301.056 5.601 4.776 3.047.869 5.964.510
9.906 108.590 99.320 22.472 45.632 13.518 5.604 (216.925) 219.674 31.361 1.534 4.776 3.046.809 3.392.271
205.745 112.639 299.298 127.611 189.064 364.461 40.997 (45.948) 44.796 140.212 4.067 1.060 1.484.002
956.243 518 1.993 129.483 1.088.237
199.850 1.721 824.555 417.371 117.127 306.716 354.361 38.297 (3.329) 4.796 148.474 10.085 922 3.267.605 5.688.551
222.785 2.113 1.075.955 430.716 123.150 325.454 390.213 47.463 (250.478) 245.378 230.155 10.793 942 3.267.605 6.122.244
9.114 471 37.122 179.114 25.578 126.745 12.085 5.949 (226.953) 220.849 44.352 8.641 942 3.250.112 3.694.121
213.671 1.642 239.660 203.635 97.572 177.514 378.128 41.514 (23.525) 24.529 135.040 2.152 17.493 1.509.025
799.173 47.967 21.195 50.763 919.098
Tegenover de verwachte uitgaande kasstromen staan de inkomende kasstromen uit hoofde van operationele activiteiten en (her)financieringen. Daarnaast heeft de Groep gesyndiceerde en bilaterale kredietfaciliteiten beschikbaar van respectievelijk € 475 miljoen (2010: € 475 miljoen) € 165 miljoen (2010: € 165 miljoen).
4.2
Financieringsrisico’s
De Groep streeft naar een financieringsstructuur waarbij de continuïteit van de activiteiten wordt gewaarborgd en vermogenskosten worden geminimaliseerd. Flexibiliteit en toegang tot vermogensmarkten zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. Zoals gebruikelijk binnen de branche bewaakt de Groep de financieringsstructuur onder meer op basis van de solvabiliteitsratio. De Groep hanteert hiervoor twee solvabiliteitsbegrippen, namelijk een solvabiliteit inclusief en exclusief (non-)recourse pps-leningen. De solvabiliteit inclusief (non-)recourse pps-leningen wordt berekend als het garantievermogen gedeeld door het totaal
van de activa. Het garantievermogen van de Groep bestaat uit het eigen vermogen toerekenbaar aan aandeelhouders van de vennootschap, de achtergestelde lening en de preferente aandelen. Zie Toelichting 18 en 19. Ultimo 2011 bedroeg deze solvabiliteitsratio 18,9 procent (2010: 18,2 procent). De gehanteerde solvabiliteit in de strategische agenda van de Groep exclusief (non-)recourse pps-leningen bedraagt ultimo 2011 21,7 procent (2010: 21,0 procent).
4.3
Financiële instrumenten per categorie
De Groep kent drie categorieën financiële instrumenten. Een overwegend deel hiervan is inherent aan de normale bedrijfsvoering en is opgenomen onder de categorie leningen en vorderingen / verplichtingen. Daarnaast zijn in mindere mate financiële instrumenten opgenomen in enkele andere balansposten. Navolgend overzicht geeft per relevante balanspost aan voor welke waarden financiële instrumenten zijn verantwoord. Financiële instrumenten
10 12 20 14 15 19 20 24
10 12 20 14 15 19 20 24
2011 Pps-vorderingen Overige financiële vaste activa Derivaten Handels- en overige vorderingen Liquide middelen Leningen Derivaten Handels- en overige schulden
2010 Pps-vorderingen Overige financiële vaste activa Derivaten Handels- en overige vorderingen Liquide middelen Leningen Derivaten Handels- en overige schulden
Leningen en
Reële waarde
Derivaten
Geen
vorderingen/
via winst-en-
gebruikt voor
financiële
verplichtingen
verliesrekening
afdekkingen
instrumenten
Totaal
743.284 65.832 1.206.089 1.012.610 2.186.520 895.790 6.110.125
3.751 3.751
5.873 251.488 257.361
1.278 910.815 4.605 2.152.018 3.068.716
743.284 70.861 5.873 2.116.904 1.012.610 2.191.125 251.488 3.047.808 9.439.953
753.313 43.241 1.114.988 913.792 2.270.083 1.057.652 6.153.069
-
3.944 3.944
3.386 153.327 156.713
-
1.278 970.900 922 2.209.953 3.183.053
753.313 48.463 3.386 2.085.888 913.792 2.271.005 153.327 3.267.605 9.496.779
Van de totale positie ultimo 2011 van € 9,4 miljard (2010: € 9,5 miljard) kwalificeert 67 procent (2010: 66 procent) als financieel instrument.
4.4
Schatting van reële waarden
De reële waarde van niet op een actieve markt verhandelde financiële instrumenten wordt bepaald met behulp van waarderingsmethoden. De Groep gebruikt verschillende methoden en maakt aannames die gebaseerd zijn op de markt omstandigheden per balansdatum. Een van de methoden is de berekening op basis van de contante waarde van de verwachte kasstroom (DCF-methode). De reële waarde van renteswaps wordt berekend als de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen. De reële waarde van valutatermijncontracten wordt vastgesteld op basis van de ‘forward’ valutakoersen per balans datum. Aanvullend worden voor renteswaps waarderingen van bankiers opgevraagd.
De tegen reële waarde gewaardeerde financiële instrumenten bestaan geheel uit renteswaps en valutatermijncontracten. Onder de geldende verslaggevingsregels worden deze derivaten geclassificeerd als ‘level 2’. Per balansdatum is de reële waarde bepaald van de verplichtingen uit hoofde van het langetermijnbeloningsplan voor de leden van de raad van bestuur. De bij de berekening gehanteerde waarderingsfactoren zijn onder meer de aandelenkoersen van BAM en van de peer group per de waarderingsdatum, de verwachte volatiliteit alsmede de verwachte dividenden van deze aandelen, en de risicovrije rentevoet, gebaseerd op de 10-jaars Europese swap rente. De verwachte volatiliteit wordt geschat op basis van de historisch gemiddelde volatiliteit van de aandelenkoersen van BAM en van de peer group. Dienstverlening en niet-marktgerelateerde voorwaarden worden niet meegewogen bij de bepaling van de reële waarde. Verondersteld wordt dat de nominale waarde (verminderd met de geschatte aanpassingen) van leningen, handelsvorderingen en handelsschulden de reële waarde benadert.