_________________________________
Verslag over de uitvoering van de begroting 2013 en 2014 in antwoord op de beslissing van de Raad 2013/370 Maart 2014 ____________________________________
Inhoudstafel 1
Inleiding ...................................................................................................................... 4
2
Samenvatting en conclusie......................................................................................... 5
3
De macro-economische vooruitzichten ..................................................................... 7
4
De uitvoering van de begroting 2013 ...................................................................... 11 4.1 Doelstellingen ............................................................................................................ 11 4.2 Bijgewerkte ramingen ............................................................................................... 13
5
Doelstellingen en ramingen 2014 ............................................................................ 17 5.1 Doelstellingen ............................................................................................................ 17 5.2 Ramingen .................................................................................................................. 18 5.3 Entiteit I ..................................................................................................................... 21 5.4 Entiteit II ................................................................................................................... 23
6
Bijlagen ..................................................................................................................... 26
1 Inleiding Op 2 december 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, §6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een procedure opgestart tegen België wegens een buitensporig begrotingstekort. Bij deze procedure heeft de Raad verschillende aanbevelingen geformuleerd om België in staat te stellen zijn tekort tegen 2012 terug te brengen tot onder de 3 % van het bbp. Ondanks de ingrijpende saneringsmaatregelen tussen 2009 en 2012 werd de vooropgestelde doelstelling niet bereikt. Het begrotingstekort van België liep in 2012 op tot 3,9% van het bbp als gevolg van de verslechtering van de economische groei ten opzichte van de ramingen, alsook van de herkapitalisatie van Dexia (welke een impact heeft gehad op het begrotingssaldo ten bedrage van ongeveer 0,8% bbp) op tot 3,9% bbp. Op 21 juni 2013 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, §9 van voormeld Verdrag, dan ook besloten België aan te manen zijn toestand van buitensporig begrotingstekort weg te werken. Dit besluit verplicht België alle nodige maatregelen te nemen om zijn nominaal tekort terug te brengen tot 2,7 % van het bbp en zijn structureel saldo te verbeteren met 1 % van het bbp in 2013. Om zijn vooruitgang te bewijzen, moet België elke drie maand een rapport opstellen. In de eerste twee kwartaalrapporten (september en december 2013) werd aangetoond dat de uitvoering van de begroting 2013 het tekort onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp kon brengen en de schuld onder de 100 % van het bbp. Dit derde kwartaalrapport strekt ertoe deze twee evoluties te bevestigen met de voorstelling van de resultaten 2013. Het bewijst ook dat de begroting 2014 een overheidstekort onder de 3%-grens garandeert met een voldoende veiligheidsmarge en toelaat een voldoende vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de middellangetermijndoelstelling. De meerjarendoelstellingen zullen in het volgende stabiliteitsprogramma van België vastgelegd worden. Ook al strekt dit verslag zich gedeeltelijk uit over twee begrotingsjaren (waarvan een nog lopende), toch volgt de inhoud ervan zoveel mogelijk het kader dat opgelegd werd door de gedelegeerde verordening nr 877/2013 van de Europese Commissie.
4
2 Samenvatting en conclusie In zijn besluit van 21 juni 2013 heeft de Raad België aangemaand zijn tekort tot 2,7 % van het bbp terug te dringen om voldoende veiligheidsmarge in te bouwen met betrekking tot de referentiewaarde van 3 % van het bbp. Door de strikte opvolging van de uitvoering van de begroting 2013 en de beslissing van het Overlegcomité van 2 juli 2013 kon het vorderingensaldo voor 2013 op basis van de huidig beschikbare cijfers teruggebracht worden tot -2,6 % van het bbp. De veiligheidsmarge ten opzichte van de 3%-grens bedraagt dus 0,4 % van het bbp, wat meer is dan de Raad had gevraagd. Het structureel saldo kon volgens de huidige berekeningen in 2013 worden verbeterd met 0,8 % van het bbp. De federale regering had zich voorgenomen de schuldgraad onder de 100 % van het bbp te brengen. Verschillende verrichtingen hebben ervoor gezorgd dat de schuldgraad van België eind 2013 volgens de laatste ramingen 99,9 % van het bbp bedraagt. Voor 2014 vroeg de Raad in zijn besluit dat België structurele maatregelen zou voorstellen om een duurzame bijsturing te verzekeren van het buitensporig tekort en voldoende vooruitgang zou boeken in het halen van zijn middellangetermijndoelstelling. Op 17 juli 2013 heeft het Overlegcomité besloten een doelstelling van een maximum tekort van 2,15 % van het bbp vast te leggen voor alle Belgische overheden. Dit moet ons land in staat stellen het buitensporig tekort dat in 2009 is ontstaan, duurzaam te corrigeren en voldoende vooruitgang te boeken in het halen van de middellangetermijndoelstelling. Het ontwerpbegrotingsplan van oktober 2013 toont aan dat elke regering erover gewaakt heeft een begroting uit te werken waarmee deze doelstelling kan worden gehaald. De nota van het Monitoringcomité van 18 maart 2014 geeft aan dat de uitvoering van de begroting 2014 overeenkomt met de vastgelegde doelstellingen. Het verschil tussen de initiële doelstelling en de geactualiseerde raming is inderdaad slechts -45 miljoen EUR (0,0% van het bbp).
5
Tot slot vroeg de Raad in zijn besluit van 21 juni 2013 dat België een verslag zou maken over de aanname van coördinatieregelingen voor de begrotingsdoelstellingen. In december 2013 is daarover een rapport uitgebracht. Het stelt de samenwerkingsovereenkomst van 13 december voor over de tenuitvoerlegging van artikel 3, §1er van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Naast de tenuitvoerlegging van dit Verdrag strekt de samenwerkingsovereenkomst er ook toe een coördinatiemechanisme op te leggen voor de begrotingsdoelstellingen van de verschillende entiteiten. Tot besluit kunnen we stellen dat België zich geschikt heeft naar het besluit van de Raad van 21 juni 2013 en zijn verbintenissen is nagekomen. In zijn stabiliteitsprogramma 2014-2017 zal België zijn aanpassingstraject naar de middellangetermijndoelstelling (namelijk +0,75 % van het bbp in structurele termen) actualiseren.
6
3 De macro-economische vooruitzichten De macro-economische vooruitzichten van tabel 1 komen uit de verschillende economische begrotingen die werden opgesteld door het Federaal Planbureau (FPB) op vraag van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR).
Tabel 1: Macro-economische vooruitzichten 2013-2014 : belangrijkste indicatoren Wijzigingspercentages in volume tenzij anders vermeld Consumptieve bestedingen van de particulieren Consumptieve bestedingen van de overheid Brutovorming van vast kapitaal
2013 2014 sep '13 feb '14 sep '13 feb '14 0,4
0,6
0,8
1,3
0,3
0,4
1,0
0,8
-2,3
-1,9
0,6
1,3
Totaal van de nationale bestedingen
-0,2
-0,4
0,8
1,2
Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten Netto-uitvoer (bijdrage tot de groei van het bbp)
0,2
1,9
3,6
3,0
-0,1
1,2
3,4
2,8
0,3
0,6
0,3
0,2
Bruto binnenlands product
0,1
0,2
1,1
1,4
Nationaal indexcijfer der consumptieprijzen Gezondheidsindex Reël beschikbaar inkomen van de particulieren Spaarquote van de particulieren (in % beschikbaar inkomen)
1,2
1,1
1,3
0,8
1,3
1,2
1,4
0,9
0,2
0,5
1,0
1,5
15,1
15,1
15,2
15,2
-7,7
18,7
63,6 8,9
13,0 63,8 8,4
-0,9
-1,7
Evolutie werkgelegenheid (in duizendtallen) Werkgelegenheidsgraad (in %) Werkloosheidsgraad (Eurostatstandaard, in %)
63,5 8,6
-11,4 63,7 8,4
Saldo lopende rekening (betalingsbalans, in % van het bbp)
-1,4
-2,4
Bron : FPB
De economische prognoses voor 2014, meer bepaald die voor de economische groei, liggen in lijn met de wintervooruitzichten van de Europese Commissie.
De prognoses van de
economische begroting hebben ook als basis gediend voor de nota van het monitoringcomité, die het startpunt vormt van de begrotingscontrole 2014 die voorzien is voor eind maart 2014.
7
Groei In 2013 is de groei uitgekomen op 0,2% van het bbp. Dit is iets beter dan wat werd verwacht in september (0,1% bbp). Na ruim anderhalf jaar stagnatie, heeft zich vanaf het tweede kwartaal 2013 een gematigd herstel afgetekend, parallel met een hernieuwd vertrouwen van ondernemers en consumenten. Vooral de particuliere consumptie en de uitvoer hebben een bijdrage aan de toename van het bbp in 2013 geleverd. De opleving van de consumptie is het resultaat van een beperkte stijging van de koopkracht en van een lichte daling van de spaarquote in 2013. Voor 2014 verwacht het FPB een hogere economische groei dan bij de economische begroting van september 2013.
Dit is vooral toe te schrijven aan de hogere consumptie van
particulieren, zoals blijkt uit de kwartaalcijfers van het 3e kwartaal van 2013 en uit de vertrouwensindicatoren. Ook blijkt een kleine heropleving van de wooninvesteringen in het 3e kwartaal van 2013. Factoren hierbij zijn het herstel van het consumentenvertrouwen, een verhoging van het beschikbaar inkomen en de lage hypothecaire rente. Het consumentenvertrouwen is in februari 2014 gestabiliseerd, na een geleidelijke stijging sinds april 2013. Enerzijds is de vrees voor werkloosheid in februari afgenomen, maar anderzijds is ook het vertrouwen in de economische situatie van België in februari licht afgenomen. De indicator van het consumentenvertrouwen is nog steeds licht negatief. De particuliere consumptie zou in 2014 weer aantrekken. Ook de spaarquote zou nog iets toenemen tot 15,2%. Het ondernemersvertrouwen nam in februari 2014 toe, maar blijft evenals het consumentenvertrouwen nog steeds negatief. Het ondernemingsklimaat verbeterde sterk in de dienstverlening aan bedrijven en meer gematigd in de bouwnijverheid.
In de
verwerkende nijverheid en de handel verzwakte de conjunctuur. De overheidsconsumptie zou slechts in beperkte mate toenemen in 2014 (0,8%).
8
De uitvoer wordt nu iets lager geschat dan in september, en ook de netto-invoer is iets kleiner dan in september. Toch blijft de uitvoer toenemen, als gevolg van de toename van de buitenlandse afzetmarkten, en heeft gezorgd voor een positieve bijdrage van de netto-uitvoer aan de stijging van het bbp. Samen met lagere olieprijzen leidt dat tot een daling van het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans.
Inflatie De inflatie bedroeg 1,1% in 2013 (Nationale Index van de Consumptieprijzen). Dit is vooral een gevolg van een daling van de energieprijzen en een afnemende druk van de onderliggende inflatie. De laatste overschrijding van de spilindex vond plaats in november 2012. Voor 2014 is de inflatie lager dan geschat in september. Dit is, naast technische factoren, vooral een gevolg van de vermindering van de btw op elektriciteit voor particulieren. De Nationale Index van de Consumptieprijzen zou in 2014 stijgen met 0,8%, wat een kleinere stijging is dan in 2013. De evolutie van de gezondheidsindex, die niet beïnvloed wordt door het prijsverloop van benzine en diesel, ligt iets hoger, namelijk op 1,2% in 2013 en 0,9% in 2014. De overschrijding van de spilindex wordt verwacht in december 2014, waardoor de sociale uitkeringen zullen verhoogd worden in januari 2015 en het loon van het overheidspersoneel in februari 2015.
9
Arbeidsmarkt De werkgelegenheid blijft de gevolgen ondervinden van de zwakke bedrijvigheid. In 2013 daalde ze met 11.400 eenheden en kwam de werkloosheidsgraad uit op 8,4% (definitie Eurostat). In het derde kwartaal van 2013 is er wel een herneming van de werkgelegenheid te noteren geweest, maar eveneens een daling van het aantal gewerkte uren per persoon. Vanaf het vierde kwartaal van 2013 werd een gestage toename van de werkgelegenheid verwacht en ook een toename van de arbeidsduur onder invloed van de verbeterende conjunctuur. Toch is de verwachte werkgelegenheidstoename in 2014 kleiner dan werd verwacht in september 2013. Het verlies aan arbeidsplaatsen in 2013 wordt in 2014 (meer dan) gecompenseerd door een toename van de werkgelegenheid met 13.000 plaatsen. Hierdoor neemt de werkgelegenheidsgraad licht toe van 63,7% in 2013 tot 63,8% in 2014. Door de verdere stijging van de beroepsbevolking in 2014 leidt de toename van de werkgelegenheid niet tot een daling van de werkloosheidsgraad. De werkloosheidsgraad zou pas beginnen dalen in het vierde kwartaal van 2014 en zou in 2014 net als in 2013 uitkomen op 8,4% (definitie Eurostat). De werkloosheidsgraad uitgedrukt in termen van het administratief concept van het FPB zou toenemen van 12,4% in 2013 tot 12,6% in 2014.
10
4 De uitvoering van de begroting 2013 4.1
Doelstellingen
In haar stabiliteitsprogramma 2013-2016 van april 2013 heeft de Belgische regering voorzien om het structureel saldo voor 2013 terug te brengen van -2,9 % naar -1,8 %. Dit kwam overeen met een beperking van het nominaal vorderingensaldo tot 2,5 % van het bbp. Op basis van de berekening van de Europese Commissie heeft de Raad van de Europese Unie in zijn besluit van 21 juni 2013 bepaald dat België in 2013 zijn tekort moet beperken tot 2,7 % van het bbp, om voldoende veiligheidsmarge te behouden ten opzichte van de 3 %-grens. Volgens de Raad moet het structureel tekort in 2013 met 1 % van het bbp verlaagd worden. Om tegemoet te komen aan de eisen van de Raad werd in juni/juli 2013 een bijkomende begrotingscontrole gehouden voor entiteit I en was er overleg met de gemeenschappen en gewesten over de doelstellingen van beide entiteiten. Op het Overlegcomité op 2 juli 2013 heeft de federale overheid zich ertoe verbonden het tekort van entiteit I te beperken tot 2,5 % van het bbp (-9.289 miljoen EUR), met een bijkomende veiligheidsmarge van 226 miljoen EUR. Tabel 2: Bepaling van het maximale nominale tekort voor entiteit I Doelstelling -2,5% Bijkomende buffer overlegcomité van 02/07 Correctie responsabiliseringsbijdrage
In miljoen EUR In % bbp -9.411 -2,46 226 0,06 -9.185 -2,40 -104 -0,03 -9.289 -2,43
Voor entiteit II dient rekening te worden gehouden met een reserve om het geraamd tekort van de lokale besturen te compenseren en met een correctie voor de bijdrage tot het responsabiliseringsmechanisme voor de pensioenen. Aldus zouden de gemeenschappen en gewesten hun tekort moeten beperken tot -173 miljoen EUR (of -0,05 % van het bbp). Het geraamd vorderingensaldo van de lokale besturen bedroeg op het moment van deze beslissing -260 miljoen EUR. Globaal werd de doelstelling voor het vorderingensaldo van entiteit II dus vastgelegd op -433 miljoen EUR of -0,11 % van het bbp.
11
Tabel 3: Bepaling van het maximale nominale tekort van entiteit II
Gemeenschappen en gewesten Eigen doelstelling Correctie responsabiliseringsbijdrage Buffer lokale overheden Uiteindelijke doelstelling g & g Lokale overheden Totaal entiteit II
In miljoen EUR In % bbp -537 -0,14 104 0,03 -433 -0,11 260 0,07 -173 -0,05 -260 -0,07 -433 -0,11
Voor de gezamenlijke overheid betekent dit een doelstelling van -9.722 miljoen EUR of -2,5 % van het bbp. Dit zou een aanzienlijke veiligheidsmarge moeten scheppen ten opzichte van de referentiewaarde van 3 %.
Tabel 4: Begrotingsdoelstelling van de gezamenlijke overheid Entiteit I Entiteit II Gezamenlijke overheid
In miljoen EUR In % bbp -9.289 -2,43 -433 -0,11 -9.722 -2,54
12
4.2
Bijgewerkte ramingen
Tabel 5 : verwezenlijkingen en ramingen van het structureel en het nominaal saldo1 % bbp
2009
2010
2011
2012
2013 maart '14
Realisaties Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) per subsector (% bbp) 1. Overheid
-5,6
-3,8
-3,7
-3,9
-2,6
2. Centrale overheid
-4,2
-3,0
-3,4
-3,4
-2,4
3. Deelstaatoverheid
-0,7
-0,7
-0,2
0,0
0,0
4. Lagere overheid
0,1
-0,1
-0,2
-0,4
-0,2
5. Wettelijke sociale-verzekeringsinstellingen
-0,7
0,0
0,0
0,0
0,1
6. Totale ontvangsten
48,1
48,7
49,6
51,0
52,0
7. Totale uitgaven
53,7
52,5
53,3
54,9
54,5
8. Rente-uitgaven
3,6
3,4
3,3
3,4
3,2
9. Primair saldo
-1,9
-0,4
-0,4
-0,5
0,6
10. Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen
-0,6
0,0
-0,2
-0,3
Overheid (S.13) (% bbp)
veranderingsgraad veranderingsgraad veranderingsgraad veranderingsgraad 11. Reële bbp-groei
0,6 veranderingsgraad
-2,8
2,3
1,8
-0,1
0,2
1,1 % potentieel bbp
1,2 % potentieel bbp
1,3 % potentieel bbp
1,1 % potentieel bbp
0,9 % potentieel bbp
13. Output gap
-1,9
-0,9
-0,4
-1,6
-2,3
14. Cyclische begrotings-component
-1,1
-0,5
-0,2
-0,9
-1,3
15. Conjunctuurgezuiverd saldo
-4,5
-3,3
-3,5
-3,0
-1,3
16. Conjunctuurgezuiverd primair saldo
-0,9
0,1
-0,2
0,4
1,9
17. Structureel saldo
-3,9
-3,3
-3,3
-2,7
-1,9
12. Potentiële bbp-groei
Overheidstekort In januari 2014 voorspelden zowel de regering als de Nationale Bank van België (NBB) een overheidstekort van 2,7 % van het bbp voor 2013. Op basis van de laatste beschikbare cijfers bedraagt het geraamd tekort van de gezamenlijke overheid nu 2,6 % van het bbp. Dit resultaat ligt erg dicht bij de doelstellingen uit het stabiliteitsprogramma en het besluit van het Overlegcomité.
Het draagt bij tot een
voldoende veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde van 3 %. De bijgewerkte raming ligt in de lijn van de cijfers die de Europese Commissie, de NBB en het federaal Planbureau voorheen hebben gepubliceerd. Voor entiteit I zou het tekort 2,4 % van het bbp bedragen. De doelstelling vastgelegd door het besluit van het Overlegcomité op 2 juli 2013 werd dus gehaald. De minder goede resultaten van de federale regering konden worden gecompenseerd door een lichte bonus van de sociale zekerheid.
-
De cijfers gebruikt in deze tabel zijn gebaseerd op gegevens ter beschikking gesteld door het INR. Ze zijn gebaseerd op de informatie beschikbaar midden maart en bij constante methodologie of perimeter in vergelijking met vorige jaren. 1
13
Entiteit II zou 2013 afsluiten met een tekort van 0,2 % terwijl haar doelstelling op -0,1 % van het bbp was bepaald. Deze overschrijding is te wijten aan de lokale besturen, die immers een vorderingensaldo van -729 miljoen EUR optekenen, wat een groter tekort is dan het tekort voorzien in vroegere ramingen. Ondanks een vorderingensaldo dat hoger ligt dan de doelstelling volstaat het geraamde resultaat van de gemeenschappen en gewesten (+94 miljoen EUR) niet om dat van de lokale besturen volledig te compenseren. Tabel 6: Vergelijking tussen de in Overlegcomité vastgelegde doelstellingen en de geraamde verwezenlijkingen voor 2013 2013 Overlegcomité In miljoen EUR In % bbp -9.289 -2,4
Entiteit I Federale overheid Sociale zekerheid Entiteit II Gemeenschappen en gewesten Lokale overheden Gezamenlijke overheid
-433
-0,1
-9.722
-2,5
2013 Maart 2014 In miljoen EUR In % bbp -9.105 -2,4 -9.310 -2,4 205 0,1 -635 -0,2 94 0,0 -729 -0,2 -9.740 -2,6
Structureel saldo Het structureel saldo is de voorbije jaren dankzij het voorzichtige budgettair beleid verbeterd van -3,9% van het bbp in 2009 tot 1,9% van het bbp in 2013(zie tabel 5). Het potentieel bbp, samen met de eruit afgeleide output gap, vormt een belangrijk element in de berekening van het structureel saldo. In de voorliggende nota werden de ramingen inzake potentieel bbp en output gap van de Economische Vooruitzichten 2014-2019 van maart 2013 van het Federaal Planbureau gehanteerd. Deze cijfers wijken af van de cijfers die door
de
Europese
Commissie
werden
gehanteerd
bij
haar
berekening
in
de
wintervooruitzichten2.
-
De door het Federaal Planbureau gehanteerde methode en de verschillen met de prognoses van de Europese Commissie worden uitgelegd in de nota “La prévision par la Commission européenne de l’output gap pour la Belgique est-elle crédible?” van het Federaal Planbureau (Igor Lebrun, maart 2014). 2
14
De impact van de eenmalige maatregelen werd tot en met 2012 overgenomen van de wintervooruitzichten van de Commissie.
Voor 2013 werd het cijfer van de Commissie
aangepast om rekening te houden met de realisaties inzake de fiscale regularisatie en een aantal andere eenmalige effecten inzake fiscale ontvangsten (een bedrag geraamd op 1,3 miljard EUR). Het totaal bedrag van de eenmalige maatregelen (naast fiscale ontvangsten omvatten deze onder meer inkomsten van bpost, de Nationale Bank en de licenties 800 Mhz) bedroeg in 2013 2,2 miljard EUR of 0,6% van het bbp. Het structureel saldo komt dus uit op 1,9% van het bbp in 2013, wat een verbetering betekent van 0,8% van het bbp ten opzichte van het voorgaande jaar.
Schuldgraad De schuldgraad wordt voorgesteld bij constante consolidatieperimeter. Er werd met andere woorden
geen
rekening
gehouden
met
een
eventuele
aanpassing
van
de
consolidatieperimeter door het INR eind maart 2013 in het kader van de EDP-rapportering.
Tabel 7: Bruto schuldgraad 2009
% PIB
2013 maart '14 % PIB
95,7
95,7
98,0
99,8
99,9
2. Mutatie in de brutoschuldquote
6,5
-0,1
2,3
1,8
0,1
3. Primair saldo
-1,9
-0,4
-0,4
-0,5
0,6
4. Rente-uitgaven
3,6
3,4
3,3
3,4
3,2
5. Stock-flow adjustment
-0,5
0,3
2,1
-0,4
-1,1
p.m.: impliciete rente op schuld
4,1
3,5
3,4
3,5
3.2
11. Reële bbp-groei
-2,8
2,3
1,8
-0,1
0,2
% PIB 1. Brutoschuld
2010 2011 Realisaties % PIB % PIB
2012
De regering had zich ertoe verbonden maatregelen te treffen om de schuldgraad onder de 100 % van het bbp te houden. De NBB heeft in haar jaarverslag de schuldgraad voor de gezamenlijke overheid voor 2013 op 381,2 miljard EUR geraamd. Bij een bbp van 381,7 miljard EUR (Economische begroting van februari) komt dit overeen met een schuldgraad van 99,9 %.
15
Naast de verbetering van het begrotingssaldo, hebben verschillende verrichtingen bijgedragen aan het stabiliseren van de schuldgraad. Het gaat onder meer om de verkoop van de aandelen in Fortis (0,9 % van het bbp) en van Royal Park Investment (0,2 % van het bbp), de overdracht van de schuldvordering voor het Berlaymontgebouw (0,2 % van het bbp) en een terugbetaling door KBC (0,5 % van het bbp). De totale exogene factoren bedragen -1,1% van het bbp of -4,2 miljard EUR (zie tabel in bijlage 3).
16
5 Doelstellingen en ramingen 2014 5.1
Doelstellingen
Doelstellingen gezamenlijke overheid Volgens de Raad van de Europese Unie moet België in 2014 structurele maatregelen nemen om het deficit blijvend onder de 3%-grens te brengen en het vorderingensaldo op middellange termijn op het niveau van de structurele middellangetermijndoelstelling van 0,75% bbp te brengen. Voor 2014 werd in het stabiliteitsprogramma een structureel tekort van 1,2% bbp vastgelegd. Dit betekende een verbetering van het structureel saldo met 0,6% bbp. In nominale termen kwam deze doelstelling neer op een begrotingstekort van 2,15% bbp, een doelstelling die door het overlegcomité van 17 juli 2013 bevestigd is. Deze doelstelling van 2,15% nominaal tekort wordt behouden bij de aanvang van de begrotingscontrole 2014.
Doelstellingen entiteiten I en II Voor 2014 werd voor het totaal van entiteit II een doelstelling van 0,1% bbp bepaald. De doelstelling voor entiteit I en entiteit II moet aangepast worden voor de impact van het niet storten door de Gemeenschappen en Gewesten van het bedrag dat dient om de voorziene stijging van de responsabiliseringsbijdrage met betrekking tot de pensioenen van hun ambtenaren (132 miljoen EUR) te dekken. Er wordt dus een bedrag van 132 miljoen EUR gereserveerd in de begrotingen van de Gemeenschappen en Gewesten conform de beslissing van het overlegcomité van 17 juli 2013. De begrotingsdoelstelling van entiteit I is bijgevolg aangepast tot -8.891 miljoen (2,3% BBP), binnen de gegeven globale doelstelling.
17
5.2
Ramingen
Structureel saldo Voor 2014 werd rekening gehouden met volgende eenmalige factoren :
Op niveau van entiteit I, de fiscale regularisatie 922 miljoen EUR en de verkoop van rijkswachtgebouwen (20 miljoen EUR);
Op niveau van entiteit II, verkoop glasvezelnetwerk door Waals Gewest (65 miljoen EUR) en de verkoop van terreinen en gebouwen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (35 miljoen EUR) voor een totaal bedrag van 100 miljoen EUR.
In totaal zijn dus 1.042 miljoen EUR eenmalige factoren in rekening genomen (0,3% bbp). Bij de initiële begrotingsopmaak werd slechts 0,1% bbp aan eenmalige factoren in rekening gebracht, waardoor het structureel saldo nu iets meer negatief is dan in het ontwerpbegrotingsplan (voor de huidige berekening van het structureel saldo, zie tabel 8).
Tabel 8: Raming structureel saldo3 % bbp
2009
2010
2011
2012
2013 maart '14
2014
Realisaties Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) per subsector (% bbp) 1. Overheid
-5,6
-3,8
-3,7
-3,9
-2,6
-2,1
2. Centrale overheid
-4,2
-3,0
-3,4
-3,4
-2,4
-2,3
3. Deelstaatoverheid
-0,7
-0,7
-0,2
0,0
0,0
0,0
4. Lagere overheid
0,1
-0,1
-0,2
-0,4
-0,2
0,1
5. Wettelijke sociale-verzekeringsinstellingen
-0,7
0,0
0,0
0,0
0,1
0,0
6. Totale ontvangsten
48,1
48,7
49,6
51,0
52,0
7. Totale uitgaven
53,7
52,5
53,3
54,9
54,5
8. Rente-uitgaven
3,6
3,4
3,3
3,4
3,2
3,1
9. Primair saldo
-1,9
-0,4
-0,4
-0,5
0,6
1,0
10. Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen
-0,6
0,0
-0,2
-0,3
0,6
0,3
veranderingsgraad
veranderingsgraad
Overheid (S.13) (% bbp)
veranderingsgraad veranderingsgraad veranderingsgraad veranderingsgraad 11. Reële bbp-groei
-2,8
2,3
1,8
-0,1
0,2
1,4
1,1 % potentieel bbp
1,2 % potentieel bbp
1,3 % potentieel bbp
1,1 % potentieel bbp
0,9 % potentieel bbp
1,0 % potentieel bbp
13. Output gap
-1,9
-0,9
-0,4
-1,6
-2,3
-1,9
14. Cyclische begrotings-component
-1,1
-0,5
-0,2
-0,9
-1,3
-1,0
15. Conjunctuurgezuiverd saldo
-4,5
-3,3
-3,5
-3,0
-1,3
-1,1
16. Conjunctuurgezuiverd primair saldo
-0,9
0,1
-0,2
0,4
1,9
2,0
17. Structureel saldo
-3,9
-3,3
-3,3
-2,7
-1,9
-1,4
12. Potentiële bbp-groei
-
Wat betreft saldi en rentelasten werden voor 2014 de cijfers van het ontwerpbegrotingsplan overgenomen. De raming van de inkomsten en uitgaven als percentage van het bbp worden in de tabel niet weergegeven voor het jaar 2014 aangezien de begrotingscontrole 2014 aan de gang is en er nog geen meer definitieve cijfers hierover beschikbaar zijn. 3
18
Uitgaande van een geraamde bbp-groei van 1,4% en een potentiële bbp-groei van 1,0% wordt de output gap voor 2014 geraamd op -1,9% bbp. Dit geeft aanleiding tot een cyclische correctie van het vorderingensaldo van 1,1% bbp. Bij het aanhouden van de nominale begrotingsdoelstelling van de initiële begroting zou het geraamde structureel saldo in 2014 -1,4% bbp bedragen. Tussen 2013 en 2014 zou er een structurele verbetering van 0,5 % bbp worden gerealiseerd, wat zeer dicht ligt bij de 0,6 % bbp die werd voorzien in het stabiliteitsprogramma en in het ontwerpbegrotingsplan.
Schuldgraad Vertrekkend van de raming van de schuld in 2013 (zie tabel 7) en rekening houdend met een vorderingensaldo van -2,1% in 2014 en een aantal exogene factoren (zie bijlage 3) wordt de schuldgraad voor 2014 nu geraamd op 99,6%.
19
Tabel 9: Schuldevolutie voor de gezamenlijke overheid 2009
% PIB
2013 maart '14 % PIB
95,7
95,7
98,0
99,8
99,9
99,6
2. Mutatie in de brutoschuldquote
6,5
-0,1
2,3
1,8
0,1
-0,3
3. Primair saldo
-1,9
-0,4
-0,4
-0,5
0,6
1,0
4. Rente-uitgaven
3,6
3,4
3,3
3,4
3,2
3,1
5. Stock-flow adjustment
-0,5
0,3
2,1
-0,4
-1,1
0,4
p.m.: impliciete rente op schuld
4,1
3,5
3,4
3,5
3.2
3,1
11. Reële bbp-groei
-2,8
2,3
1,8
-0,1
0,2
1,4
% PIB 1. Brutoschuld
2010 2011 Realisaties % PIB % PIB
2012
2014 maart '14 % PIB
De schuldgraad zou nog beïnvloed kunnen worden door eventuele aanpassingen van de consolidatieperimeter door het INR. Een overzicht van de waarborgen die de schuldgraad zouden kunnen beïnvloeden wordt gegeven in bijlage 5.
20
5.3
Entiteit I
Om haar doelstelling te halen heeft de federale regering op 17 januari 2014 een omzendbrief goedgekeurd over begrotingsbehoedzaamheid. De omzendbrief beschrijft de aanpak en de methode om de begrotingsdoelstelling van 2014 te halen.
Het gaat om bewarende
maatregelen die aan de federale en programmatorische overheidsdiensten, het Ministerie van Landsverdediging en de federale politie worden opgelegd. Hij geldt ook voor de instellingen van openbaar nut, gelijkaardige diensten die van de federale overheid afhangen en de instellingen van sociale zekerheid. Concreet voorziet de omzendbrief in :
Een blokkering voor de FOD’s en POD’s van de personeelskredieten ten belope van 2%, de werkingskredieten van 15% en de investeringskredieten van 20%. Een identieke blokkering wordt doorgevoerd voor de te consolideren instellingen voor het gedeelte van hun uitgaven gedekt door een dotatie.
Een vrijgave (25% per trimester) van de niet-geblokkeerde vastleggings- en vereffeningskredieten voor de FOD’s en POD’s;
Een doorgedreven maandelijkse opvolging van de uitvoering van de begroting van de FOD’s en POD’s, de te consolideren instellingen en de instellingen van de sociale zekerheid.
Daarnaast heeft de regering een planning voor de begrotingswerkzaamheden opgesteld. Deze voorziet in een begrotingscontrole eind maart. Deze begrotingscontrole zal als startpunt de nota van het Monitoringcomité van 18 maart 2014 nemen.
Deze nota baseert zich op de economische
prognoses van het FPB
(economische begroting van februari 2014) om de begrotingsramingen te actualiseren. Deze geactualiseerde ramingen komen grotendeels overeen met de begrotingsdoelstellingen. Er werd immers slechts een verschil -45 miljoen EUR (0,0 % van het bbp) vastgesteld tussen de aanvankelijke doelstelling en de geactualiseerde ramingen.
21
Tabel 10: Overheidstekort van entiteit I volgens de nota van het Monitoringcomité van 18 maart 2014
2014 Nominale doelstelling Federale overheid Sociale zekerheid Entiteit I
2014
Verschil
Raming maart In miljoenen EUR -8.891 -9.546 0 610 -8.891 -8.936
-655 610 -45
In % bbp Federale overheid Sociale zekerheid Entiteit I
-2,3 0,0 -2,3
-2,4 0,2 -2,3
-0,2 0,2 0,0
Op het moment van het opmaken van voorliggend rapport, zijn werkgroepen bezig met de analyse van de nota van het monitoringcomité. De Europese Commissie zal op de hoogte worden gehouden van de resultaten van de begrotingscontrole.
22
5.4
Entiteit II a) Vlaamse Gemeenschap
De begroting 2013 van de Vlaamse Gemeenschap is afgesloten met een beperkt overschot. Daarmee realiseert de Vlaamse regering opnieuw haar doelstelling van een begroting in evenwicht, het derde evenwicht op rij. Ook voor 2014 is een begroting in evenwicht goedgekeurd door het Vlaamse Parlement. Gezien 2014 een jaar van regeringswissel is, werd ook een rem gezet op de kredieten 2014: slechts 7/12en van de voorziene begrotingskredieten worden vrijgegeven. Deze maatregel verzekert dat de volgende Vlaamse regering op een correcte manier aan haar werkzaamheden zal kunnen beginnen, en nog voldoende mogelijkheden zal hebben om bij te sturen waar nodig. b) Waals Gewest en Franse Gemeenschap Op 26 september 2013 hebben de regering van het Waals Gewest en de regering van de Franse Gemeenschap voor elk van deze entiteiten volgende begrotingsdoelstellingen voor het jaar 2014 vastgelegd: •
Voor het Waals Gewest: een overschot van 86.525 duizend euro.
•
Voor de Franse Gemeenschap: een tekort van -92.251 duizend euro.
Zodoende beperken beide entiteiten hun tekort tot -5.726 duizend euro voor het begrotingsjaar 2014. De werkzaamheden voor de begrotingscontrole 2014 zijn lopende. De regering van het Waals Gewest en de regering van de Franse Gemeenschap hebben de omzendbrief goedgekeurd op 27 februari 2014. Krachtens de decreten van 15 en 20 december 2011 strekt deze begrotingscontrole ertoe de weerslag te evalueren van de nieuwe ramingen van de macro-economische parameters uit de economische begroting van 12 februari 2014 op de vooruitzichten van de ontvangsten en de kredieten voor uitgaven in 2014. Het resultaat ervan wordt vergeleken met de begrotingsdoelstelling die beide regeringen hebben vastgelegd bij de opmaak van de oorspronkelijke begroting 2014. In dit stadium worden de begrotingsdoelstellingen van het Waals Gewest en van de Franse Gemeenschap bevestigd zoals deze werden vastgelegd op 26 september 2013.
23
c) Brussels Hoofdstedelijk Gewest Conform aan de afspraken die op het interfederaal overleg zijn gemaakt, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest haar tekort in ESR-termen volledig weggewerkt in de begroting 2014. Meer zelfs, ze is er voor het eerst sinds jaren in geslaagd een begroting met een licht overschot van 6.000.000 euro op te stellen. In die begroting wordt bovendien rekening gehouden met de aan haar gevraagde bijdrage in de sanering van de globale openbare financiën voor een bedrag van 17.728.000 euro, een bedrag dat in mindering wordt gebracht van de voorziene doorstortingen vanwege de federale overheid. Met de begroting 2014 wordt bijgevolg de structurele omslag gemaakt van begrotingen met een tekort naar begrotingen met een overschot, en dit 2 jaar vroeger dan gepland. In termen van begrotingsuitvoering haalt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de doelstelling van een begrotingsoverschot bovendien al in 2013. Waar bij de opmaak en de aanpassing van de begroting 2013 nog werd gewerkt met een begrotingsdoelstelling van - 131.500.000 euro in ESR-termen, blijkt uit de meest recente ramingen inzake de uitvoering van de begroting 2013 dat deze zal worden afgesloten met een overschot van ca. 64.000.000 euro. Het is belangrijk er op te wijzen deze budgettaire verbetering werd gerealiseerd zonder een beroep te doen op bijkomende belastingen. Integendeel, in de begroting 2014 is ruimte gecreëerd om de belasting op de successie te verminderen door de langstlevende partner vrij te stellen van successierechten op de eigen woning, een belastingvermindering van 10.000.000 euro. Daarnaast werden binnen de begroting 2014 extra kredieten vrijgemaakt om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen in die domeinen waar de nood nog steeds zeer hoog is, zoals mobiliteit, huisvesting en netheid. Daartegenover staan een aantal structurele besparingen, voornamelijk binnen de eigen werking van het gewest (onder andere communicatie, studies) en in de facultatieve subsidies.
24
d) Franse gemeenschapscommissie De begrotingsdoelstelling van de COCOF, zijnde een evenwicht in ESR-termen, wordt integraal behouden. Momenteel wordt geen enkele begrotingscontrole gepland. De vervanging van de boekhoudprogrammatuur belet niet dat de uitgaven en ontvangsten worden gecontroleerd. Gelet op de verandering van boekhoudprogrammatuur hebben de controleurs van de vastleggingen en van de vereffeningen beslist gedurende het begrotingsjaar 2014 een dubbele controle uit te voeren: via de programmatuur en via een rekenblad. De controleurs sturen deze controle via een rekenblad door naar het kabinet van de Minister-President.
e) Duitstalige gemeenschap De Duitstalige gemeenschap houdt een voortdurend toezicht op de uitvoering van haar begroting. De begrotingswerkzaamheden met betrekking tot de begrotingscontrole 2014 zijn momenteel bezig. Sinds het begrotingsjaar 2013 houdt de Duitstalige gemeenschap in haar jaarlijkse begroting rekening met de uitgaven die de verantwoordelijkheid over de pensioenuitgaven voor haar personeel meebrengt, met inbegrip van het onderwijzend personeel. Bij de begrotingsopmaak van de initiële begroting bedroeg het structureel tekort van de Duitstalige gemeenschap 6,0 miljoen EUR. De begroting voor het jaar 2014 voorziet een tekort van 29,8 miljoen EUR. De regering van de Duitstalige gemeenschap heeft voor 2015 een ontwerpbegroting opgesteld waarbij er een begrotingsevenwicht is.
25
6 Bijlagen Bijlage 1 Tabel 1b: Driemaandelijkse begrotingsuitvoering en -vooruitzichten tijdens het lopende jaar overeenkomstig de ESR-methodologie en niet seizoensgecorrigeerd voor de overheid en de subsectoren ervan In miljoen EUR
2013 2 e trim.
1 er trim.
3 e trim.
4 e trim.
Vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (-)
-8.306 43.641 45.862 394.055
1. Centrale Overheidoverheid 2. 2. Totale ontvangsten 3. Totale uitgaven 4. Brutoschuld
1.632 54.478 47.354 397.824
-7.797 42.979 44.943 355.781
Bijlage 2: Tabel 2: Realisaties en ramingen voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid (S.13) overeenkomstig de ESR-methodologie % bbp % bbp
2009
2010 2011 Realisaties
2012
2013 maart '14
1. Totale ontvangsten
48,1
48,7
49,6
51,0
52,0
12,5 15,2 0,7 16,8 0,8 2,2 45,8 53,7
12,8 15,5 0,7 16,5 0,9 2,3 46,2 52,5
12,6 16,0 0,7 16,7 1,0 2,5 46,7 53,3
12,9 16,4 0,8 17,1 1,0 2,7 47,9 54,9
12,9 17,1 1,0 17,3 1,1 2,6 49,0 54,5
12,8 3,9 25,2 2,0 3,6 2,2 1,7 1,6 2,6
12,6 3,7 24,9 1,9 3,4 2,6 1,6 1,2 2,6
12,6 3,7 25,2 1,8 3,3 2,8 1,7 1,4 2,6
12,9 3,7 26,0 1,8 3,4 2,7 1,8 1,9 2,6
13,1 3,7 26,5 2,0 3,2 2,6 1,6 1,2 2,6
Waarvan: 1.1. Belastingen op productie en invoer 1.2. Belastingen op inkomen, vermogen enz. 1.3. Vermogensheffingen 1.4. Sociale premies 1.5. Inkomen uit vermogen 1.6. Andere p.m.: belastingdruk 2. Totale uitgaven
Waarvan: 2.1. Beloning van werknemers 2.2. Intermediair verbruik 2.3. Sociale uitkeringen waarvan: werkloosheidsuitkeringen 2.4. Rente-uitgaven 2.5. Subsidies 2.6. Bruto-investeringen in vaste activa 2.7. Kapitaaloverdrachten 2.8. Andere
26
Bijlage 3 : Exogene factoren met een impact op de schuld a) 2013 Factoren exogene schuldvariatie 2013 (in miljard EUR) EFSF Terugbetaling KBC Kapitaalinbreng in de EIB Kapitaalinbreng in het ESM Verkoop Fortis Bank Verkoop Royal Park Investments Kapitaalinbreng NLMK Overgang naar interesten op kasbasis Andere codes 8 / andere Uitgiftepremies Buy backs Annulatiepremies swaps Verkoop Berlaymont Consolidatie Andere te ontvangen rekeningen Totaal exogene schuldvariatie (in miljard EUR) Totaal exogene schuldvariatie/bbp
1,4 -1,8 0,4 1,1 -3,3 -0,9 0,1 0,8 0,6 -1,5 0,4 -0,7 -0,6 -0,5 0,3 -4,2 -1,1%
b) 2014
Factoren exogene schuldvariatie 2014 (in miljard EUR) EFSF Terugbetaling KBC Kapitaalinbreng in het ESM Overgang naar interesten op kasbasis Andere codes 8 / andere Verschil tussen fiscale ontvangsten op kas- en ESR-basis Uitgiftepremies Buy backs Terugbetalingen leningen Totaal exogene schuldvariatie (in miljard EUR) Totaal exogene schuldvariatie/bbp
0,5 -0,5 0,6 1,0 0,4 0,3 -0,8 0,3 -0,1 1,6 0,4%
27
Bijlage 4 : Driemaandelijkse rapportering op kasbasis (behalve anders aangegeven) a) Federale overheid
2013 In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 7.654,0 14.532,0 -6.877,9
T2 15.646,3 17.653,1 -2.006,9
b) Vlaamse Gemeenschap In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Overdrachten (uitgaven) Overdrachten (ontvangsten) Saldo
T3 11.600,0 14.991,7 -3.391,6
2013 7.000,1 18.795,5 5.388,4 19.962,1 2.778,3
T4 19.711,4 25.597,0 -5.885,6
2014 Januari 3.460,8 5.457,0 -1.996,2
Januari '14 706,6 2.200,2 1.117,8 1.736,7 -874,7
c) Franse Gemeenschap Op basis van vastgestelde rechten In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 2.343,1 3.256,4 -913,2
2013 T2 T3 2.274,5 2.242,9 2.293,3 2.050,2 -18,7 192,7
T4 2.338,6 1.802,0 536,5
2014 Januari 776,2 1.620,4 -844,2
d) Waals Gewest
2013 In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 1.532,0 3.238,2 -1.706,1
T2 2.118,1 1.546,4 571,7
T3 1.775,4 1.294,9 480,5
T4 2.146,2 1.170,4 975,9
2014 Januari 380,8 421,9 -41,2
28
e) Brussels Hoofdelijk Gewest
2013 In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 1.691,4 1.663,7 27,7
T2 1.329,8 1.414,0 -84,2
T3 1.061,5 911,2 150,3
T4 1.286,6 1.416,3 -129,7
2014 Januari 768,1 716,2 51,9
f) Duitstalige Gemeenschap
2013 In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 63,73 69,01 -5,28
T2 68,19 64,00 4,19
T3 39,85 52,69 -12,84
2014 T4 Januari 42,23 15,49 99,43 17,26 -57,20 -1,78
g) Franse gemeenschapscommissie
In miljoen EUR Ontvangsten Uitgaven Saldo
T1 99,8 150,5 -50,7
2013 T2 T3 98,0 97,6 95,4 92,4 2,6 5,1
T4 100,6 58,4 42,2
29
Bijlage 5: Waarborgen De Europese Commissie heeft aan België gevraagd om gedetailleerde informatie te geven over de waarborgen die een mogelijke invloed op de schuld kunnen hebben. In deze bijlage worden de waarborgen van de verschillende entiteiten opgelijst, zoals gevraagd door de commissaris Olli Rehn in zijn schrijven van 13 december 2013. a) Federale overheid Financiële sector Op 28 februari 2014 bedroegen de uitstaande waarborgen voor de financiële sector in totaal 44,14 miljard EUR. Ten opzichte van de uitstaande waarborgen op 31 december 2013, is er een daling van 1,22 miljard EUR, wat vooral te wijten is aan de waarborg voor KBC. Het grootste deel van de waarborgen betreft Dexia. Op 28 februari 2014 bedroegen de uitstaande verstrekte waarborgen aan Dexia 40,24 miljard EUR (waarborg van 2008 + tijdelijke waarborg van 2011 + definitieve waarborg van 2013). De uitstaande verstrekte waarborg aan Dexia in 2013 – momenteel voor een bedrag van 36,31 miljard EUR – is de enige die kan verhogen, en maximaal tot 43,70 miljard EUR. De andere uitstaande nog actieve waarborgen (Dexia 2008 en 2011, Fortis RPN en KBC) kunnen daarentegen enkel dalen. Het Agentschap van de Schuld bestudeert geregeld het risico van de uitvoering van deze waarborgen
op
basis
van
zorgvuldig
geselecteerde
objectieve
criteria.
In
de
waarborgovereenkomsten heeft de Belgische Staat aan de banken een rapportering op regelmatige basis van de gepreciseerde en volledige gegevens opgelegd, om een zo goed mogelijke inschatting te kunnen maken van de risico’s. Deze studies geven voor elke waarborg verleend aan de financiële sector een weergave van het risico op 1 maand, 6 maanden en 24 maanden. In december gaven deze indicatoren vastgesteld door de Belgische Staat de volgende resultaten:
30
Legende. 1 : Geen risico, 2 : Geen risico maar men moet een regelmatige controle behouden, 3 : Zwak risico, 4 : Er bestaat een reëel risico, men moet maatregelen in overweging nemen om problematische situaties in de periode te veranderen en zo een beroep op de waarborg te voorkomen. 1 maand
6 maanden
Fortis RPN KBC
1
1
24 maanden 2
1
1
2
Dexia
2
2
3
Niet-financiële sector Op 31 december 2013 bedroegen de uitstaande gewaarborgde leningen door het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen waarvoor de federale administratie bevoegd is, 203,46 miljoen EUR4, wat een daling is van 68,10 miljoen EUR sinds eind 2012. Wat betreft de andere gewaarborgde leningen door de Federale Staat, bedroeg het uitstaand bedrag op 31 december 2013 4,34 miljard EUR, een daling van 0,4 miljard EUR ten opzichte van 30 november 2013. b) Franse Gemeenschap De Franse Gemeenschap heeft zich borg gesteld in vier dossiers.
Le Palace
Bij de renovatie van de bioscoop le Palace, heeft de Franse Gemeenschap zich borg gesteld voor twee bankleningen aangegaan door de vzw le Palace voor een totaalbedrag van 8 975 175 EUR (BTW inbegrepen buiten herziening). Een eerste lening van 602 000 EUR werd aangegaan bij ING en geconsolideerd in 2010; de trimestriële bijdragen van 10 448.49 EUR moeten tot in 2030 betaald worden. Een tweede lening van 8 373 175 EUR werd aangegaan
-
4
Dit bedrag kan nog naar beneden worden bijgesteld.
31
bij Triodos en zal pas in 2015 geconsolideerd worden voor 20 jaar – momenteel worden alleen de tussentijdse interesten betaald. De terugbetaling van de twee leningen aan de vzw gebeuren via OA 15, BA 52.10.25 (nominatieve BA) De Franse Gemeenschap betaalt de twee leningen terug aan le Palace, er is dus geen enkel risico. Uitstaand bedrag op 31/12/2013: 0,54 miljoen EUR.
RTBF
De waarborg werd ingeschreven in het begrotingsdecreet van de uitgaven. Er werd nooit beroep gedaan op de waarborg; risico: 0 Uitstaand bedrag op 31/12/2013: 80,3 miljoen EUR
Bois Saint-Jean
De Franse Gemeenschap heeft aan de intercommunale Ecetia voor 50 jaar een erfpacht toegestaan op het gebied Bois Saint; deze 50 jaar werden later ingekort tot eind 2033. Ecetia heeft in 2008 een lening voor 25 jaar van 25,1 miljoen euro afgesloten bij Ecetia finances (gemengde intercommunale) met het oog op de wederopbouw van de Country Hall en van een bijkomende sporthal. Terugbetaling met constante annuïteiten van 1,743 miljoen EUR, met een eerste vervaldatum op 1/2/2009. De Franse Gemeenschap verleent een garantie van goede afloop voor deze lening. Ecetia
heeft
het
beheer
beheersvennootschap,
SA
van Bois
de
Bois
Saint
Saint Jean,
Jean-site waarin
de
toevertrouwd Franse
aan
een
Gemeenschap
meerderheidsaandeelhouder is, tegen een jaarlijkse huurprijs van 1,743 miljoen EUR.
32
De SA Bois Saint Jean stelt het administratief gebouw, de nieuwe sporthal en de tennisvelden ter beschikking van de Franse Gemeenschap tegen een jaarlijkse huurprijs van 1 miljoen euro, ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap. Zij stelt ook gedurende een deel van het jaar de Country Hall ter beschikking van de provincie Luik tegen een subsidie van 750 000 EUR. Bovendien haalt zij ook inkomsten uit de verhuur van de Country Hall voor de organisatie van voorstellingen en sportevenementen. Bij het verstrijken van de erfpacht, wat overeenstemt met het einde van de lening, wordt de infrastructuur opnieuw eigendom van de Franse Gemeenschap. Uitstaand bedrag op 31/12/2013: 22,1 miljoen EUR. Risico : 0
Gemeenschappelijk Waarborgfonds voor Schoolgebouwen (administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie zonder rechtspersoonlijkheid)
De Gemeenschap staat borg voor het bedrag, aangezien het fonds deel uitmaakt van haar consolidatiekring en geen institutionele eenheid vormt in ESR-termen). Uitstaand bedrag op 31/12/2013 : 484,7 miljoen EUR Beroep op de waarborg : 0,6 miljoen EUR in 7 jaar Verwaarloosbaar risico c) Waals Gewest Op grond van een reeks machtigingen die door het Parlement verleend werden, kent de regering van het Waals Gewest regelmatig een gewestwaarborg in eerste of lagere rang toe op financiële activa en passiva. De meest gebruikte decretale machtiging is het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting, dat als kader dient en de jaarlijkse limieten vastlegt op de waarborgen die het Gewest toekent in eerste rang. In het algemeen is het financieel risico voor het Gewest erg klein. Met uitzondering van de landbouwstructuren, waarvoor de regering waarborgen biedt op leningen die landbouwers en landbouwbedrijven afsluiten voor investeringen of op rollende fondsen in land- en tuinbouw in het kader van het Investeringsfonds voor Landbouw (Fonds d’Investissement
33
Agricole) en van de Investeringssteun voor landbouwontwikkeling (Aide à l’investissement pour le Développement en Agriculture), werd er nooit een beroep gedaan op waarborgen toegekend in eerste rang. Voor de landbouwstructuren liggen de bedragen waarop aanspraak gemaakt werd erg laag, zoals blijkt uit de cijfers (zie tabel). Momenteel worden waarborgen in eerste rang uitsluitend toegekend voor financiële passiva (leningen, kredietlijnen, verplicht financieringsprogramma, enz.) van overheidsinstellingen. Bij elke toekenning hoort een specifiek besluit van de regering en een controle door de administratie op alle fasen tot de daadwerkelijke toekenning van de gewestwaarborg. Bovendien superviseert en controleert het Waals Gewest deze instellingen volledig. Ofwel valt de instelling rechtstreeks onder de voogdij van de regering, ofwel heeft de regering vertegenwoordigers in de raad van bestuur (met bijvoorbeeld voor de regeringscommissaris een vetorecht of de mogelijkheid een punt op de agenda te schrijven). Zo kan de regering stroomopwaarts ingrijpen voor de zaak ontspoort en er eventueel een beroep wordt gedaan op de waarborg. Daarbovenop staat tegenover het merendeel van de toegekende waarborgen een waardevol activa (vastgoed, financiële activa, enz.). Naast de waarborgen die in eerste rang worden toegekend, bestaan er gewestwaarborgen “van goede afloop” op bepaalde categorieën leningen die door huisvestingsmaatschappijen aan particulieren toegekend worden. Het gaat feitelijk om een gewestwaarborg op financiële activa in derde rang. Wanneer een particulier tekortschiet bij de afbetaling van een lening toegekend door een van de huisvestingsmaatschappijen waarop een gewestwaarborg ligt, is de waarborg die in eerste rang wordt uitgeoefend de hypotheek samen met de verschillende zakelijke zekerheden die op deze lening slaan. Als er na de uitvoering van deze waarborg nog een saldo overblijft, zal een solidariteitsfonds het saldo aanzuiveren (zie tabel). Dit fonds wordt gestijfd met een heffing vooraf van 20 basispunten bij de toekenning van elke lening. Als het fonds niet volstaat moet het Waals Gewest dit fonds rechtstreeks opnieuw stijven. De combinatie van al deze elementen met de controles die door de bedrijfsrevisoren uitgevoerd worden bij elke instelling en de verplichting voor deze instellingen om rekeningen in evenwicht voor te leggen beperken het financiële risico van de gewestwaarborg zeer sterk.
34
d) Brussels Hoofdstedelijk Gewest Woord vooraf Het uitstaande bedrag op 31/12/2013 van de door het Gewest gewaarborgde schulden bedraagt 2,7 miljard EUR. Sinds 1999 ligt de jaarlijkse beroepsgraad op de waarborg op het globaal uitstaande bedrag bijzonder laag, zoals blijkt uit onderstaande tabel:
Jaar 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Gewaarborgde schuld (miljoen EUR) 485 475 483 524 596 692 823 842 1.101 2.044 2.094 2.102 2.279 2.493 2.688
Beroepsgraad 0,00% 0,00% 0,00% 0,15% 0,21% 0,01% 0,07% 0,12% 0,13% 0,01% 0,00% 0,00% 2,95% 0,00% 0,00%
Opmerking: in 2011, kan de beroepsgraad van 2,95% hoofdzakelijk verklaard worden door de vereffening van de Gemeentelijke Holding. Deze uitzonderlijke gebeurtenis werd veroorzaakt door de ineenstorting van de koers van het Dexia-aandeel waaruit de participaties van de Gemeentelijke Holding hoofdzakelijk bestonden. Dit beroep op de waarborg werd integraal opgetekend in de gewestelijke rekeningen 2011. Desondanks werd de begrotingsdoelstelling 2011 van het Gewest gehaald. De huidige portefeuille van schulden die door het Gewest gewaarborgd worden vertonen geen dergelijk risico meer. Inschatting en becijfering van het huidige risico Vier entiteiten staan voor meer dan 80% van de door het Gewest gewaarborgde schulden: Het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën (BGHGT), de Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer (BMWB), het Woningfonds van het Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest
en
Hydrobru
(Brusselse
intercommunale
voor
35
waterdistributie en sanering). Wij beperken ons dan ook tot deze vier bij de analyse van het risico voor de gewestelijke financiën. Voor de BGHGT en het Woningfonds dekt de totale gewaarborgde schuld de bankleningen van deze instellingen. Het uitstaande bedrag van deze leningen wordt gebruikt om leningen toe te staan aan de gemeenten (BGHGT) en hypothecaire kredieten aan particulieren (Woningfonds). Deze twee soorten leningen houden weinig risico’s in. Stevige financiële activa dekken dus de door het Gewest gewaarborgde schulden voor een gelijkwaardig bedrag. Wat de BMWB betreft, bestaan de door het Gewest gewaarborgde schulden voor 90% uit commerciële schulden bij bedrijf Aquiris dat de Brusselse zuiveringsstations uitbaat. Deze commerciële schulden worden gefinancierd door de inkomsten die de BMWB uit een bijdrage op de prijs van het water haalt. Aangezien de BMWB het bedrag van deze bijdrage bepaalt, is het risico dat de waarborg aangesproken wordt voor de 615 miljoen EUR aan commerciële schulden bijna onbestaande. Voor Hydrobru dekt de waarborg leningen (onder meer bij de EIB). Hydrobru haalt zijn inkomsten uit de verdeling en de verkoop van water waarvan hij de prijs bepaalt. Het risico dat de waarborg aangesproken wordt voor die 165 miljoen EUR is dus bijna onbestaande. e) Franse gemeenschapscommissie De COCOF heeft in 2012 voor een maximumbedrag van 6 miljoen euro in 2012 waarborgen verleend voor de leningen van het Institut bruxellois francophone pour la Formation Professionnelle. Deze waarborg moet aan het begrotingsjaar 2012 worden gehecht. In 2013 ging het College akkoord met het ontwerp van hypothecaire inschrijving en het bezwaren met een volmacht van een grond gelegen in de Potaerdestraat 268 te 1082 Bruxelles. De COCOF is de eigenaar van de grond en wil een lening waarborgen van 4.961.000 EUR die de vzw HOPPA heeft afgesloten om een dagcentrum en een huisvestingscentrum voor gehandicapten te bouwen. Deze waarborgen zijn gedekt door activa. Er is dus weinig risico voor de begroting van de COCOF.
36