1703). He made use of the compound microscope (with uncorrected lenses) and published a book describing the most varied observations of botanical and animal specimens, among which he introduced the concept of ‘cellula’, observed in botanical material. The useful magnification was limited to 30-40 times. During the same period, the passionate amateur Anthonie van Leeuwenhoek in Delft (1632-1723) was engaged in microscopy, using a so-called simple microscope which was difficult to use but could be applied – albeit with a greater effort – at a much larger aperture so that magnifications in the range of 75-150 times were feasible. Using these self-made instruments, Van Leeuwenhoek was able to observe and describe bacteria, but this could not be confirmed at the Royal Society. It took 150 years before the compound microscope reached this level and bacteria were recognized as pathogenic organisms.
3 4 5 6 7 8 9 10
11
1 2
literatuur Espinasse M. Robert Hooke. Londen: Heinemann; 1955. Zuylen J van. The microscopes of Antoni van Leeuwenhoek. J Microsc 1981;121(Pt 3):682-5.
12
Fournier M. The fabric of life. Microscopy in the seventeenth century. Baltimore: The Johns Hopkins University Press; 1996. James J. Light microscopic techniques in biology and medicine. Den Haag: Martinus Nijhoff; 1976. Ford BJ. Revelation and the single lens. Br Med J (Clin Res Ed) 1982;285:1822-4. Houtzager HL, redacteur. Reinier de Graaf 1641-1673. Rotterdam: Erasmus Publishing; 1991. Florkin M. Naissance et déviation de la théorie cellulaire dans l’oeuvre de Théodore Schwann. Parijs: Hermann; 1960. Dobell C. Anthony van Leeuwenhoek and his little animals. Amsterdam: Swets & Zeitlinger; 1932. Schierbeek A. De van Leeuwenhoekbrief van 9 oktober 1676. Delft: Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek; 1960. Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek, uitgegeven, geïllustreerd en van aantekeningen voorzien door een commissie van Nederlandse geleerden. Deel II. Amsterdam: Swets & Zeitlinger; 1941. Svihla G. The yeast cell: what did van Leeuwenhoek see? The Microscope 1976;15:289-300. James J. Instrumental versus human factors in microscopic discovery. Proc R Microsc Soc 1983;18:362-5. Aanvaard op 5 juli 2004
Geschiedenis der geneeskunde
Anatomie als schouwspel. Uit de bibliotheek van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Govard Bidloo: Ontleding des Menschelijken Lichaams; 1689; en William Cowper: The Anatomy of Humane Bodies; 1698 j.c.molenaar Govard Bidloo (1649-1713; figuur 1) was behalve een goed arts, een vaardig chirurg en anatoom ook dichter en als verdienstelijk toneelschrijver vertrouwd met het theater. Bovendien was hij de gunsteling en lijfarts van koning-stadhouder Willem III van Oranje (1650-1702). Een veelzijdig en vooraanstaand man dus. In 1685 verscheen van hem een anatomische atlas in een Latijnse editie; de Nederlandse uitgave volgde in 1689.1 2 Het betreft twee kolossale, indrukwekkende folianten met 105 paginagrote kopergravures ter illustratie van de uitvoerige tekst. Spoedig na de verschijning van de atlas in 1685 barstte kritiek los op de kwaliteit van zowel tekst als illustraties, met name van de zijde van Bidloos leermeester, Frederik Ruysch.3 4 Deze kritiek leidde tot een heftige openbare briefwisseling en een blijvende verwijdering tussen leermeester en leerling. Nog geen 10 jaar later zagen de Londense uitgevers Samuel Smith en Benjamin Walford kans een contract te sluiten met de Amsterdamse uitgever van de niet zo goed verkopende atlas, Hendrik Boom. Zij stelden de platen ter beschikking aan de Engelse anatoom William Cowper (1666-1709; figuur 2),5-7 die aan de 105 platen
Hr.prof.dr.J.C.Molenaar, emeritus hoogleraar Kinderchirurgie, curator van de bibliotheek van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Postbus 75.971, 1070 AZ Amsterdam (
[email protected]).
2594
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
samenvatting Over de wetenschappelijke kwaliteiten van de atlas van Govard Bidloo, Ontleding des Menschelijken Lichaams uit 1689, en over het plagiaat hiervan door William Cowper, The Anatomy of Humane Bodies uit 1698, wordt verschillend gedacht. Beiden brachten ook een Latijnse versie uit; van alle 4 atlassen heeft de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde een exemplaar gekocht. De anatomische platen zijn gemaakt door kunstschilder Gérard de Lairesse (Luik 1640-Amsterdam 1711) en hun grote artistieke waarde is boven elke twijfel verheven. De Lairesse vestigde zich in 1665 in Amsterdam, enkele maanden na de heropening van de stadsschouwburg, en verwierf aansluitend faam als vernieuwend schepper van toneeldecors. Ook werd hij een van de favoriete kunstschilders van prins Willem III en diverse gegoede burgers van Amsterdam. De grote artistieke kwaliteit van zijn anatomische platen rechtvaardigt meer aandacht voor zijn betekenis als medisch illustrator dan hem in de medische geschiedenis werd vergund.
enkele toevoegde en ze gebruikte om onder eigen naam een atlas te maken, die nagenoeg dezelfde was als die van Bidloo. Er verschenen een Engelse en een Latijnse uitgave.8 9 Zowel de atlassen van Bidloo als die van Cowper werden onlangs aangekocht door de bibliotheek van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Over Bidloo, zijn atlassen en de kritiek daarop en ook
figuur 1. Govard Bidloo (1649-1713); kopergravure van A.Blooteling naar een tekening van Gérard de Lairesse.1
figuur 2. William Cowper (1666-1709), afgebeeld door John Closterman (1660-1711).8
over het brutale plagiaat door Cowper is in de medischhistorische literatuur van Nederlandse bodem voldoende geschreven.3-7 Naar de schilder die de afbeeldingen voor de atlas van Bidloo maakte, te weten Gérard de Lairesse, is echter weinig aandacht uitgegaan, afgezien van één charmant boekje.10 Ook in de kunsthistorische literatuur is aangegeven dat de schilder ten onrechte in vergetelheid is geraakt.11 Hoe ook geoordeeld moge worden over de wetenschappelijke betekenis van de atlas van Bidloo, de artistieke waarde is boven elke twijfel verheven en rechtvaardigt meer aandacht voor de beeldend kunstenaar dan deze tot nog toe werd gegund.
vinger. Al vroeg kopieerde hij alles wat hij zag, maar ontwikkelde zich ook zijn eigen verbeeldingskracht. Hij beschikte over een prachtig koloriet en een fabuleuze productiviteit. De goede fee die hem bij zijn geboorte zoveel talenten had meegegeven, had hem weliswaar een allesbehalve knap uiterlijk geschonken (‘noch minder geneusd als een Bolognees schoothondje’),10-13 maar zijn fonkelende ogen die alles wat ze zagen in zich opnamen, straalden zorgeloosheid uit en zijn zonnige humeur zou hem nimmer verlaten, ook niet tijdens zijn moeilijke laatste levensjaren. Een tijdgenoot beschrijft hem als van nature opgewekt en goedgemutst.10-13 Toen Gérard 15 jaar oud was, werd hij door zijn vader, die hem de eerste beginselen van de schilderkunst had bijgebracht, in de leer gedaan bij Bertholet Flémalle (1614-1675), portretschilder, schilder van historische taferelen en architect van internationale faam. Voor hem bleef De Lairesse zijn gehele leven diep respect koesteren. Door Flémalle maakte Gérard kennis met de klassieke oudheid en zou hij later zijn verfijnde, classicistische stijl ontwikkelen. Toen hij 20 jaar was stond hij aan het begin van een grootse carrière. De opdrachten stroomden binnen en Gérard was nooit moe ze aan te nemen en met verve uit te voeren. Ook aan geld had hij dus geen gebrek (figuur 3).
gérard de lairesse Uit de biografieën die in de loop der jaren over Gérard de Lairesse (Luik 1640-Amsterdam 1711) zijn verschenen, komt een bont geschakeerd beeld naar voren van de mens en de tekenaar van de figuren uit de anatomische atlas van Bidloo.10-13 De Lairesse kan worden beschouwd als een gerenommeerd schilder van de zogenoemde Luikse school uit de 17e eeuw. Behalve dit was hij een geboren muzikant. Gérard kwam ter wereld als ware het met de strijkstok in de hand en met een penseel aan het eind van elke
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
2595
figuur 3. Zelfportret door de jeugdige Gérard de Lairesse.13 2596
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
figuur 4. Portret van Gérard de Lairesse (1640-1711) door Rembrandt Harmensz. van Rijn (1606-1669), circa 1665, olie op canvas; 112 × 87 cm. The Metropolitan Museum of Arts, New York. Foto: M.Varon. Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
2597
figuur 5. De oude en blinde Gérard de Lairesse, afgebeeld door de neo-classicist John Hamilton Mortimer, 1778.13
Spoedig raakte hij echter, licht ontvlambaar als hij ook was, verwikkeld in een tumultueus amoureus avontuur, dat hem dwong halsoverkop Luik te verlaten. Hij vertrok via ’s-Hertogenbosch naar Utrecht, waar hij in karige omstandigheden zou wonen en werken. In 1665 vestigde hij zich in Amsterdam dankzij de steun van de Amsterdamse kunsthandelaar Gerrit Uylenburgh (1626-1690), die goed bevriend was met Rembrandt van Rijn (1606-1669) en familie was van diens vrouw Saskia Uylenburgh (1612-1642). Dit was een paar maanden na de opening van de volledig verbouwde stadsschouwburg, een toevallige samenloop die grote gevolgen zou hebben. Hier zou hij als vernieuwend schepper van toneeldecors faam verwerven. In 1667 kreeg hij het Amsterdams burgerrecht en in de jaren zeventig en tachtig groeide hij uit tot een van de bekendste en succesvolste kunstenaars van zijn tijd. Rembrandt schilderde in 1665 zijn portret (figuur 4); De Lairesse was toen 24 en Rembrandt 59 jaar. Veel later, in 1913, werd duidelijk dat op dit portret de naar het leven uitgebeelde gelaatstrekken van De Lairesse kenmerkend waren voor aangeboren syfilis.14 2598
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
Gérard de Lairesse leefde in een politiek, economisch en godsdienstig tumultueuze tijd.15 16 In het rampjaar 1672 werd de Republiek der Verenigde Provinciën belaagd door het Franse leger, de Engelse vloot en de troepen van de prins-bisschop van Keulen. De 22-jarige prins Willem III van Oranje wist de chaos en de paniek in het land echter meester te worden en een roemloos einde van de Republiek te voorkomen. Spoedig hierna werd Gérard de Lairesse een van diens favoriete kunstschilders. Een ensemble van allegorische muurschilderingen van de gebeurtenissen van 1672 en de betekenis hiervan voor de Republiek en voor Europa, bedoeld als ode aan Willem III, is nog steeds te zien in de De Lairessezaal, gelegen naast de Ridderzaal op het Binnenhof in Den Haag, waar vroeger het Hof van Justitie van Zeeland, Holland en West-Friesland zetelde, met stadhouder Prins van Oranje Willem III als president.11 Behalve Willem III zouden de vele gegoede burgers van Amsterdam echter De Lairesses belangrijkste opdrachtgevers blijven. Hij was een meester in het maken van decoratieve schilderwerken en grisailles, die werden gebruikt als decoratie van muren en plafonds voor groots opgezette publieke gebouwen en statige woningen van particulieren, maar ook als decor voor het theater in de Amsterdamse stadsschouwburg. Ruim 20 jaar voor zijn dood werd De Lairesse door blindheid getroffen. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, maakte hij met de hulp van zijn zoon Abraham in die periode zijn professionele testament op, dat werd uitgegeven als het Groot schilderboek.11-13 Ook gaf hij veel lezingen, maar zijn roemrijke leven zou hij in bittere armoede eindigen (figuur 5). De Lairesse liet een groot oeuvre na, waarvan in de loop der jaren veel verloren is gegaan, onder andere de theaterpanelen uit de stadsschouwburg. Een deel van zijn werk is echter nog terug te vinden in musea verspreid over heel Europa. In de ogen van De Lairesse benadert het theater het ideaal dat hij koesterde voor zijn schilderkunst. Een schilderij is ‘gelyk met een vertooning op een Theater, daar alles vertoond word of het waarlijk gebeurden.’11 In zijn Schilderboek pleit hij voor een schilderkunst die de realiteit verfraait, illusies oproept en de geest van de toeschouwer opheft en verfijnt.11 De kunstenaar ‘moet een nabootser der welgestelde natuur zyn, en haare heerlykste deelen op het cierlykst afmaalen’.12 anatomie als verheven schouwspel Het mag dan ook niet verbazen dat Govard Bidloo met zijn goed ontwikkeld gevoel voor theater juist Gérard de Lairesse zou vragen de afbeeldingen te maken van zijn anatomische preparaten, bestemd voor een atlas die zonder weerga zou moeten zijn. Bidloo zou ontsluieren en ontleden wat onder de huid van de overledene verborgen is en De Lairesse zou afbeelden wat dan zichtbaar wordt. In gedachten kan men hem zien zitten, als altijd luchthartig en op zijn gemak, goedgehumeurd. Toch ziet hij met zijn priemende, alles in zich opnemende blik ook de tragiek van het bestaan, beseffend dat in het koude vlees dat vóór hem ligt, eens het warme leven klopte. Hij pakt zijn krijt en begint te
figuur 6. Gelaat en schedel van een gehangene, kopergravure van A.Blooteling naar een tekening van Gérard de Lairesse.1 Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
2599
figuur 7. Een ongeboren kind in doodsslaap, kopergravure van A.Blooteling naar een tekening van Gérard de Lairesse.1 2600
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
tekenen, getrouw naar een werkelijkheid zoals zijn ogen die zien. Iets in zijn kunst weet de horreur van die werkelijkheid te versluieren, weg te nemen. Hij geeft een ziel aan wie geen ziel meer heeft, zoals Paule Dumaître in haar eerder genoemde boekje zo treffend schrijft.10 Anatomie als wetenschap, zeker, maar ook als theatraal schouwspel, dat is wat Bidloo voor ogen moet hebben gestaan toen hij besloot tot het uitgeven van zijn anatomische atlas. Hierin geeft de tekst uitleg en de afbeeldingen dienen als bewijs van wat de lezer, als hij of zij aanwezig had kunnen zijn bij de dissectie van het lichaam, met eigen ogen zou hebben aanschouwd. De anatomen in Bidloos tijd waren vertrouwd met het theater, letterlijk ‘een plek om te kijken’, als de ideale opstelling om anatomie te bedrijven. Het theater wordt zelfs nu nog gebruikt door bijvoorbeeld de Duitse patholoog Gunther von Hagens in zijn wereldwijd de aandacht trekkend anatomisch schouwspel (www. bodyworlds.com). Anatomische theaters werden in de renaissance17 18 ontworpen naar het voorbeeld van de antieke amfitheaters in Rome en Verona, om alle toeschouwers in de gelegenheid te stellen met eigen ogen getuige te zijn van, zoals de arts en anatoom Alessandro Benedetti (circa 1450-1512) het omschrijft, het verbazingwekkende en goddelijke vakmanschap van God de Schepper op het hoogste punt van Zijn schepping: het lichaam van de mens, de woonplaats en het werktuig van de ziel.17 18 Bidloo stond met zijn indrukwekkende folianten in een lang bestaande traditie. Wie zou hier beter bij passen dan Gérard de Lairesse met zijn grote liefde voor de klassieken en zijn zuiver gevoel voor theater? Twee voorbeelden hiervan zijn de gravures uit de atlas van Bidloo in figuur 6 en 7. de moraal Waarom verwerft en bezit de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde oorspronkelijke boeken uit een ver verleden? Behalve dat die boeken veelal kunstig zijn gemaakt en mooi zijn om te zien, is er nog een andere reden. ‘Als ik verder heb gezien, dan is het door te staan op de schouders van reuzen’, luidt vertaald wat Isaac Newton (1642-1727) schreef in een brief aan zijn tijdgenoot Robert Hooke (1635-1703), de ‘curator of experiments’ van de jonge Royal Society of Sciences in Londen. Wat zagen hun zeventiende-eeuwse medische collega’s en hoeveel verder, en misschien ook dieper, konden zij kijken dan hun voorgangers? En hoe kijken artsen nu naar hun patiënten? Kunnen zij op hun beurt beter en vooral dieper in hun patiënten kijken dan degenen die hen voorgingen? Betekent dat dan ook dat zij, als kinderen van hun tijd, hun patiënten en hun ziekten en kwalen beter kunnen begrijpen? Voor de beantwoording van dit soort vragen is een bibliotheek met boeken van dergelijke reuzen onontbeerlijk.
Drs.J.P.Gijselhart, bibliothecaris, leverde commentaar op een eerdere versie van dit artikel. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
abstract Anatomy as theatre. From the library of the Society of the Dutch Journal of Medicine. Govard Bidloo: Ontleding des Menschelijken Lichaams (Dissection of the Human Body); 1689; and William Cowper: The Anatomy of Humane Bodies; 1698. – Opinions differ regarding the scientific quality of the atlas by Govard Bidloo, Ontleding des Menschelijken Lichaams (Dissection of the Human Body) (1689) and the plagiarism made thereof by William Cowper, The Anatomy of Humane Bodies (1698). Both books were also published in Latin; the Society of the Dutch Journal of Medicine has acquired a copy of all 4 atlases. The anatomical plates were made by the artist Gérard de Lairesse (Liège 1640-Amsterdam 1711) and their great artistic value is beyond all doubt. De Lairesse settled in Amsterdam in 1665, a few months after the reopening of the city theatre, and subsequently achieved fame as an innovative creator of theatre sets. He also became one of the favourite artists of prince William III and many other well-to-do citizens of Amsterdam. The great artistic value of his anatomical plates justifies more attention for his importance as a medical illustrator in medical history.
1
2
3 4 5
6 7 8
9
10
11
De atlassen van Bidloo en Cowper zijn op afspraak te bezichtigen in de bibliotheek van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
12 13
literatuur Bidloo G. Anatomia humani corporis. Centum et quinque tabulis per artificiosiss. G. de Lairesse ad vivum delineatis, demonstrata, veterum recentiorumque inventis explicata plurimisque, hactenus non detectis, illustrata. Amsterdam: de weduwe Joannes van Someren, de erfgenamen Joannes van Dijk, Hendrik en de weduwe Dirk Boom; 1685. Bidloo G. Ontleding des menschelijken lichaams. Uitgebeeld, naar het leven in honderd en vyf aftekeningen door de Heer Gerard de Lairesse. Amsterdam: de weduwe Joannes van Someren, de erfgenamen Joannes van Dijk, Hendrik en de weduwe Dirk Boom; 1689. Baumann ED. Uit drie eeuwen Nederlandse geneeskunde. Amsterdam: Meulenhoff; 1951. Lindeboom GA. Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland. Bussum: Fibula-Van Dishoeck; 1972. Broek AJP van den. Bidloo en Cowper, een bijdrage tot de kennis van ‘plagiaat’ en uitgeverij aan het einde van de 17e en begin van de 18e eeuw. Ned Tijdschr Geneeskd 1942;86:1421-6. Lindeboom GA. Cowper’s brutale ‘plagiaat’ van Bidloo’s Anatomische Atlas. Ned Tijdschr Geneeskd 1982;126:1878-82. Vasbinder W. Govard Bidloo en William Cowper. Utrecht: Zuidam; 1948. Cowper W. The anatomy of humane bodies, with figures drawn after the life by some of the best masters in Europe and curiously engraven in one hundred and fourteen copperplates. Illustrated with large explications, containing many new anatomical discoveries, and chirurgical observations: to which is added an introduction explaining the animal oeconomy, with a copious index. Londen: Smith & Walford; 1698. Cowper W. Anatomia corporum humanorum. Accedunt ejusdem introductio in oeconomiam animalium & index in totum opus. Omnia nunc primum Latinitate donata. Leiden: Langerak; 1739. Dumaître P. La curieuse destinée des planches anatomiques de Gérard de Lairesse: peintre en Hollande: Lairesse, Bidloo, Cowper. Amsterdam: Rodopi; 1982. Vries L de. Gerard de Lairesse, an artist between stage and studio. Amsterdam: Amsterdam University Press; 1998. Timmers JJM. Gérard Lairesse. Amsterdam: Paris; 1942. Roy A. Gérard de Lairesse (1640-1711). Parijs: Arthena; 1992.
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
2601
14 15 16
Johnson HA. Gerard de Lairesse: genius among the treponemes. J R Soc Med 2004;97:301-3. Israel JI. De Republiek 1477-1806. Franeker: Van Wijnen; 1996. Zee H van der, Zee B van der. William and Mary. Londen: Penguin; 1988.
17 18
Cunningham A. The anatomical renaissance. The resurrection of the anatomical projects of the ancients. Aldershot: Scolar; 1997. Richter G. Das anatomische Theater. Berlijn: Ebering; 1936. Aanvaard op 17 september 2004
Geschiedenis der geneeskunde
Het besloten Utrechtsch Geneeskundig Gezelschap Matthias van Geuns als historie- en inspiratiebron g.t.haneveld Op 15 februari 1793 kwamen in Utrecht ten huize van de medisch hoogleraar Matthias van Geuns (1735-1817; figuur)1 enkele stadsmedici bij elkaar om de mogelijkheden ter oprichting van een geneeskundig gezelschap te bespreken. Enkele weken later was het reeds zover. In de woning van Matthias’ zoon Steven Jan van Geuns (1767-1795) konden op 26 februari de eerste ‘Wetten’ van zo’n gezelschap worden vastgelegd: ‘Het oogmerk van het Medicinaal Gezelschap is voornaamlijk om eene vriendelijke onderlinge conversatie te houden voor al over het nieuwe en belangrijke dat in het ruim bestek der Geneeskunde en de Praktijk deszelfs, voorkomt’, luidde het eerste lid. Er werd afgesproken dat de leden gedurende de wintermaanden eenmaal per 14 dagen en ’s zomers eenmaal per 4 weken op dinsdagavond zouden vergaderen. Om de beurt nam dan een van hen de functie van ‘Praeses’ aan. Deze moest een observatie voordragen uit zijn eigen praktijk of een theoretische verhandeling houden op basis van de literatuur. Daarna zouden de dagelijkse ziekten uit de praktijk worden besproken en voorts ‘’t gene dat de Kunstliefde gepaard bij eene ongeveinsde vriendschap aan de hand zal geven’. Bovendien werd besloten dat er een bibliotheek zou worden aangelegd van genees-, heel- en natuurkundige boeken. Beurtelings zouden de leden die gedurende een week te leen krijgen. Die bibliotheek werd overigens later afgeschaft, ze kostte te veel werk. Tenslotte werden er allerlei strafmaatregelen vastgesteld die genomen konden worden indien een lid niet aan zijn verplichtingen voldeed. Dit gezelschap, dat in 1893 bij zijn 100-jarige bestaan de naam ‘Matthias van Geuns’ heeft gekregen, bloeit nog steeds en is Nederlands oudste actieve, maar besloten vereniging van medici. Het ledenaantal is beperkt. Vreemde pottenkijkers blijven buiten. Nimmer werden door het gezelschap verhandelingen gepubliceerd en evenmin schreef het een prijsvraag uit. De leden profiteerden slechts privé van hun onderlinge vriendschap en wetenschap. ‘Ars medicinae nos iungit amicos’ [de geneeskunst verenigt ons als vrienden] is hun leus. De complete notulen bleven bewaard en bevinden zich in het Utrechts Gemeentelijk Archief, waar ze kunnen
Hr.dr.G.T.Haneveld, gepensioneerd patholoog en medisch historicus, Vondellaan 57, 3743 HX Baarn.
2602
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 25 december;148(52)
samenvatting Het Utrechtsch Geneeskundig Gezelschap Matthias van Geuns (1793-heden) is het oudste actieve geneeskundige genootschap in ons land. Er bestaat een numerus fixus en de toelating is select: een lokale vertegenwoordiger uit iedere medische discipline. Verhandelingen werden nimmer gepubliceerd en het gezelschap schreef ook nooit een prijsvraag uit. Er is echter een indruk van het leven en werken van dit ‘sociëteitje’ te verkrijgen uit de notulen, die vrijwel volledig zijn bewaard; ze geven een beeld van de manier waarop men tijdens de bijeenkomsten van het Utrechtse gezelschap reageerde op de veranderingen in de geneeskunde gedurende ruim twee eeuwen. Dat de verschuivingen in het optreden van besmettelijke ziekten werden weerspiegeld in de notulen blijkt bijvoorbeeld uit fragmenten over cholera, typhus abdominalis en tuberculose. Op het gebied van de chirurgische ontwikkelingen werd onder andere over de anesthesie en het probleem van antisepsis of asepsis gediscussieerd. De voordrachten dienden door alle leden te worden bijgewoond en waren zoveel mogelijk op algemeen-medische vraagstukken gericht. Elk lid was verplicht zich voor te bereiden en vanuit zijn eigen discipline aan de discussies mee te doen. Die werkwijze was niet alleen instructief, maar betekende ook een stimulans voor iedereen. De notulen van het Utrechtsch Geneeskundig Gezelschap Matthias van Geuns vormen een waardevolle bron voor medisch-historisch onderzoek in Nederland, in het bijzonder in Utrecht.
worden ingezien.2 Bovendien gaf de Utrechtse huisarts en medisch historicus Albert Johannes van der Weijde (1856-1932) aan de hand van deze notulen een boek uit dat uitsluitend voor de leden was bedoeld.3 Voor buitenstaanders kunnen deze notulen van waarde zijn. Medisch-historisch geïnteresseerden kunnen daarin een veelheid van casuïstische gegevens vinden die de veranderingen in tal van ziekten en hun behandeling weerspiegelen zoals deze zich in de Domstad gedurende twee eeuwen hebben voorgedaan. Degenen die mogelijk overwegen in hun eigen omgeving tot de vorming van een soortgelijk medisch gezelschap over te gaan, vinden in de notulen een organisatiemodel dat de tijden heeft doorstaan. andere genootschappen in de 1 8 e eeuw Een vraag die geen der leden ooit heeft gesteld, is wie de werkelijke oprichter van het Utrechtsch Geneeskundig Gezelschap Matthias van Geuns is geweest. Waarschijn-