Datum van inontvangstneming
:
17/07/2015
Vertaling
C-288/15 - 1 Zaak C-288/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing
Datum van indiening: 15 juni 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht München (Deutschland) Datum van de verwijzingsbeslissing: 16 april 2015 Verzoekende partij: MIS Medical Imaging Systems GmbH Verwerende partij: Hauptzollamt München
[OMISSIS] Finanzgericht München Beslissing In de zaak MIS Medical Imaging Systems GmbH
Verzoekster
[OMISSIS] [OMISSIS] te Seeshaupt, [OMISSIS] tegen Hauptzollamt München, [OMISSIS]
NL
verweerder
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 16. 4. 2015 – ZAAK C-288/15
inzake douanerechten en btw bij invoer [Or. 2] heeft de 14e Senat van het Finanzgericht München [OMISSIS] [OMISSIS] na de terechtzitting van 16 april 2015 het volgende beslist: Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzocht zich uit te spreken over de volgende prejudiciële vraag: Is met het oog op de indeling onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 „werk- en bedrijfskleding” van de gecombineerde nomenclatuur uitsluitend het uiterlijk of de gebruiksbestemming doorslaggevend, dan wel dient met toepassing van algemene regel 3 b) in aanmerking te worden genomen aan welke bestanddelen een product zijn wezenlijke karakter ontleent? [OMISSIS] [Or. 3] Motivering: I. Verzoekster heeft in maart 2013 stralingsbeschermende kleding van het model „Xenolite NL 8250” uit de VS ingevoerd in het douanegebied van de Gemeenschap en bij het Hauptzollamt München (hierna: „Hauptzollamt”) Zollamt Flughafen aangifte gedaan voor het vrije verkeer en ten verbruik, onder vermelding van code 6211 33 10 00 0 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) met een douanetarief van 12 %. Het Hauptzollamt aanvaardde de douaneaangifte en legde bij beschikking van 19 maart 2013 invoerrechten op aan verzoekster. Het door verzoekster tegen die aanslag ingediende bezwaar bleef zonder succes. Bij het vermelde goed gaat het om beschermende kleding tegen straling, waarvan de twee buitenste lagen bestaan uit ongeveer 0,2 mm dik, eenkleurig en voor 100 % synthetisch textielweefsel (polyester en polyamide). De binnenste laag bestaat overwegend uit antimoon (ongeveer 60 gewichtsprocent) en andere elementen met een polymeer drager. De mouwloze mantelschort bedekt het bovenlichaam tot onder de heupen en is voorzien van een ronde, nauw afsluitende halsopening zonder kraag en ingenaaide schoudervullingen. De voorpanden overlappen elkaar volledig en worden met klittenbandsluitingen aan de rechterzijde en de schouder aan elkaar vastgemaakt. Aan de voorzijde is een borstzak van bont bedrukte stof geappliqueerd. Bovendien is de mantelschort 2
MIS MEDICAL SYSTEMS IMAGING
voorzien van een sleutelring van onedel metaal, die is bevestigd met een in een lus gelegd en aan de naad van de halsopening ingenaaid lint. Het artikel is bestemd om te worden gedragen als beschermende kleding tegen straling tijdens werkzaamheden met röntgenstralen. Verzoekster diende bezwaar in tegen de vaststelling van de invoerrechten, met name omdat er haars inziens geen rechtsgrondslag bestond voor indeling van het goed onder postonderverdeling 6211 33 10 GN. Het product is samengesteld uit meerdere bestanddelen met een dominant aandeel antimoon, hetgeen kenmerkend is voor het gebruik en de waarde van de verschillende bestanddelen, aangezien een kledingstuk zijn functie van bescherming tegen röntgenstraling zonder het antimoonaandeel niet kan vervullen. Volgens verzoekster moet het product derhalve worden ingedeeld onder postonderverdeling 8110 90 00 GN. Het uiterlijk van een product is vanuit tariefrechtelijk oogpunt bij de beoordeling van een uit verschillende bestanddelen samengesteld product niet relevant. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 298/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 99 van [Or. 4] 5 april 2012; hierna: „indelingsverordening”) is in het onderhavige geval niet van toepassing omdat het in casu relevante product niet identiek is met het door de indelingsverordening bestreken goed. Daarvan afgezien kan die verordening ook niet ter argumentatieve ondersteuning worden ingeroepen voor zover zij niet in lijn is met de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur met betrekking tot goederen die uit meerdere bestanddelen zijn samengesteld. Dergelijke goederen dienen namelijk te worden ingedeeld volgens de beginselen van algemene regel 3 b). Het uiterlijk van het product speelt in dat verband geen rol. Algemene regel 1 leent zich niet ertoe samenloopproblemen bij de indeling van het in casu relevante product, dat bestaat uit textiel en onedele metalen en dus is samengesteld uit meerdere bestanddelen, rechtstreeks op te lossen. De toepassing van algemene regel 1 beperkt zich in casu tot de vaststelling van de afzonderlijke posten waaronder de bestanddelen van het samengestelde product vallen en die met het oog op de indeling in aanmerking komen. In de volgende fases moeten achtereenvolgens de algemene regels 2 en 3 worden toegepast. In de visie van verzoekster moet in het onderhavige geval, gelet op het gebruik en de waarde, het metaalaandeel als kenmerkend worden beschouwd, aangezien zonder het metaal geen bescherming tegen straling wordt geboden. Het textielweefsel is niet meer dan de „verpakking” en heeft geen enkele stralingswerende werking. Verzoekster is derhalve van mening dat het betrokken product moet worden ingedeeld onder post 8110 GN. Het Hauptzollamt voert aan dat het litigieuze product op de wezenlijke punten overeenstemt met het in de indelingsverordening beschreven goed en hiervan slechts onwezenlijk afwijkt. De sleutelaanhanger is niet kenmerkend. In de genoemde verordening is het destijds relevante goed ingedeeld op basis van de algemene regels 1 en 6, aantekening 7 e) op afdeling XI, aantekening 8 op hoofdstuk 62 en de tekst van bepaalde GN-codes. Het product is dus – ongeacht de binnenste laag van onedele metalen – alleen op grond van het feit dat het gaat 3
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 16. 4. 2015 – ZAAK C-288/15
om werk- en bedrijfskleding, ingedeeld onder postonderverdeling 6211 33 10 GN. Dit betekent dat de Commissie ervan uitgaat dat er juist geen sprake is van een samenloopsituatie die met behulp van algemene regel 3 moet worden opgelost. [Or. 5] II. In het hoofdgeding moet de GN worden toegepast in de versie van verordening (EG) nr. 927/2012 van de Commissie van 11 september 2003 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 281, blz. 1), met inbegrip van de toelichtingen op het geharmoniseerde systeem (hierna: „GS”). De uitlegging ervan roept vragen op die voor de beslechting van het hoofdgeding van belang zijn. 1. Het toepasselijke gemeenschapsrecht: Positie 6211 GN 6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; [...] 6211 33 10 00 0
Werk- en bedrijfskleding
Positie 8110 GN: 8110 Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen [...] 8110 90 00 00 0
andere
Algemene regel 1: De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels. Algemene regel 3: Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: 4
MIS MEDICAL SYSTEMS IMAGING
a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld [Or. 6] of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft; b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald. Algemene regel 6: Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede „mutatis mutandis” de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing. Aantekening 7 op afdeling XV: Regels betreffende de samengestelde artikelen: Voor zover in de tekst van de posten niet anders is bepaald, worden werken van onedel metaal, die uit twee of meer onedele metalen samengesteld zijn, ingedeeld als werken van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen overtreft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de werken die moeten worden aangemerkt als werken van onedel metaal. Toelichting 19.1 op algemene regel 3: De factor die doorslaggevend is bij het bepalen van het wezenlijke karakter kan verschillen van de ene soort van goederen tot de andere. De goederen kunnen hun wezenlijk karakter ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, ofwel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt. 5
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 16. 4. 2015 – ZAAK C-288/15
[Or. 7] Verordening nr. 298/2012: [...] Omschrijving
Indeling (GN-code)
Motivering
(1)
(2)
(3)
6211 33 10
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 e) op afdeling XI, aantekening 8 op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6211, 621133 en 62113310.
Geconfectioneerd artikel in de vorm van een mouwloos kledingstuk, bestemd om het bovenlichaam tot onder de heupen te bedekken. Het artikel bestaat uit drie aaneengenaaide panden. Ieder pand bestaat uit drie lagen, de twee buitenste lagen zijn van geweven textielstof van synthetische vezels (nylon) en een binnenste laag die dient ter bescherming tegen straling, vervaardigd van een mengsel van antimoonpoeder, wolfraampoeder en een polymeer. De drie lagen zijn langs alle randen aaneengenaaid met een opgebracht lint. De twee voorpanden overlappen elkaar volledig, links over rechts. De twee voorpanden worden aan elkaar vastgemaakt met twee brede lange verticale klittenbandsluitingen vooraan en twee kortere klittenbandsluitingen op de schouders. De sluiting vooraan wordt rechts versterkt met drie drukgespen. Het artikel heeft een ronde halslijn, een 6
Het artikel is bestemd om te worden gedragen als beschermende kleding tegen straling tijdens werkzaamheden met röntgenstralen. Het dient te worden aangemerkt als werk- en bedrijfskleding, omdat het bestemd is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gedragen ter bescherming van andere kleding en/of personen bij de uitoefening van industriële, beroepsmatige of huishoudelijke activiteiten (zie ook de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur, hoofdstuk 62, algemene opmerkingen, punt 4). Beschermingspakken tegen stralingen zijn opgenomen onder post 6210 van afdeling XI (zie ook de GS-toelichting op post 6210, tweede alinea). Omdat het artikel echter niet uit weefsels van de posten 5602, 5603, 5903, 5906 of 5907 bestaat, is indeling onder die
MIS MEDICAL SYSTEMS IMAGING
borstzakje links schoudervullingen. (beschermende bedrijfskleding)
en werk- en
post uitgesloten. Gelet op het algemene uiterlijk van het artikel als een kledingstuk, de vorm en het textielmateriaal van de twee buitenste lagen is indeling op grond van de binnenste laag uitgesloten. Daarom is indeling 81109000 onder GN-code uitgesloten. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 62113310 als werk- en bedrijfskleding
[Or. 8] 2. In het geding gaat het om de vraag of voor de indeling van een product onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 „Werk- en bedrijfskleding” (invoerrecht voor derde landen van 12 %) uitsluitend het uiterlijk of de gebruiksbestemming een rol speelt of dat bij de indeling in aanmerking moet worden genomen aan welk bestanddeel een product zijn wezenlijke karakter ontleent. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: „Hof”) en het Bundesfinanzhof moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (arresten van het Hof van 7 mei 2009, REWE Zentral AG [C-150/08, Jurispr. blz. I-3941], 29 april 2010, Roeckl Sporthandschuhe [C-123/09, Jurispr. blz. I-4065] en 13 juli 2003, Uroplasty BV [C-514/04, Jurispr. blz. I-6721]; [OMISSIS] zie ook algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de GN). Bovendien zijn de toelichtingen op de GN en het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (vaste rechtspraak van het Hof en het Bundesfinanzhof; arresten van het Hof REWE Zentral AG en Uroplasty BV [reeds aangehaald] [OMISSIS]). Doorslaggevend voor de indeling van de goederen in de GN is de toestand van de goederen zoals deze ter inklaring worden aangeboden. Voorts kan de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (arresten van het Hof Roeckl Sporthandschuhe en REWE Zentral AG 7
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 16. 4. 2015 – ZAAK C-288/15
[reeds aangehaald] en arrest van het Hof van 27 september 2007, Medion AG [C-208/06, Jurispr. blz. I-7963]). a) Onder GN-code 6211 vallen „Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken”. Postonderverdeling 6211 33 10 00 0 GN heeft betrekking op „werk- en bedrijfskleding” van synthetische vezels. Uit de bewoordingen van de vermelde postonderverdeling volgt dat het goed is bestemd voor een bepaald doel, namelijk het gebruik bij het werk of bij de uitoefening van een beroep. Die gebruiksbestemming moet blijken uit de objectieve eigenschappen van het product. Het betrokken product voldoet slechts dan aan de criteria van die postonderverdeling, indien het de voor werk- en bedrijfskleding kenmerkende eigenschappen heeft. Daarbij moeten die eigenschappen zo duidelijk op die uitsluitende of toch vrijwel uitsluitende gebruiksbestemming wijzen, dat [Or. 9] daaromtrent geen twijfel kan ontstaan [OMISSIS]. In de visie van de verwijzende rechter beantwoordt het door verzoekster ingevoerde product qua objectieve eigenschappen en uiterlijk, alsmede de aan het product inherente gebruiksbestemming, aan de tekst van postonderverdeling 6211 33 10 00 0 GN (algemene regels 1 en 6; zie ook aantekening 6 op hoofdstuk 62 betreffende skipakken). De mantelschort heeft het uiterlijk van een kledingstuk en is gemaakt van synthetische vezels, aangezien de twee buitenste lagen bestaan uit ongeveer 0,2 mm dikke, eenkleurige, voor 100 % synthetische chemische vezels (polyester en polyamide). Het gaat om beschermende kleding die personen bij de uitoefening van hun beroep bescherming moet bieden tegen röntgenstraling. Die specifieke gebruiksbestemming volgt vooral uit het vullingsmateriaal, dat voor het merendeel bestaat uit antimoon (ongeveer 60 gewichtsprocent) en andere elementen met een polymeer drager. Bovendien bedekt de mouwloze mantelschort het bovenlichaam tot onder de heupen. De voorpanden overlappen elkaar volledig en worden met klittenbandsluitingen aan de rechterzijde en de schouder aan elkaar vastgemaakt. Een andere gebruiksbestemming van het product, bijvoorbeeld als alledaagse kleding, komt op grond van het materiaal en het uiterlijk niet in aanmerking. Die indeling wordt bevestigd door verordening nr. 298/2012 (reeds aangehaald), waarbij een soortgelijk product eveneens is ingedeeld onder postonderverdeling 6211 33 10 GN. De Commissie argumenteerde in dat verband onder meer dat gelet op het algemene uiterlijk van het artikel van een kledingstuk, de vorm en het textielmateriaal van de twee buitenste lagen, indeling op grond van de binnenste laag en dus onder GN-code 81109000 (douanetarief van 7 %) was uitgesloten. Principieel gelden indelingsverordeningen altijd alleen maar voor het onderzochte product dat de aanleiding was voor de verordening (zie arrest van het Hof van 17 mei 2001, Hewlett Packard [C-119/99, Jurispr. blz. I-03981 [OMISSIS]). 8
MIS MEDICAL SYSTEMS IMAGING
Evenmin heeft een indelingsverordening, voor zover hieraan geen terugwerkende kracht is toegekend, betrekking op vroegere importen [OMISSIS]. Anderzijds benadrukt het Hof dat de toepassing van een indelingsverordening op goederen die overeenstemmen met de door die verordening bestreken goederen [Or. 10], een coherente uitlegging van de GN en de gelijke behandeling van de economische actoren bevordert. Tegelijkertijd dient echter gewaarborgd te zijn dat de in te delen en de in de indelingsverordening vermelde goederen voldoende op elkaar lijken (arrest van het Hof Hewlett Packard [reeds aangehaald]). Dat betekent dat een indelingsverordening voor vergelijkbare goederen althans als argumentatiehulp kan worden ingeroepen (zie arrest van het Hof van 17 april 1997, Ludwig Wünsche & Co [C-274/95 e.a., Jurispr. blz. I-02091 [OMISSIS]). De voornoemde indelingsverordening kan in casu de argumentatie onderbouwen. Enerzijds is zij vastgesteld voorafgaande aan de litigieuze invoer [OMISSIS], anderzijds bestaan er slechts onwezenlijke verschillen tussen het in die verordening beschreven product en het product in casu. Het in de indelingsverordening beschreven product is bijvoorbeeld voorzien van drie drukgespen, het door verzoekster ingevoerde goed daarentegen van een sleutelring. Dit zijn slechts onwezenlijke bestanddelen die het goed niet zijn wezenlijk karakter verlenen en dus niet van invloed zijn op de tariefindeling (algemene regel 3 b)). Het feit dat in de motivering van de indeling onder meer is verwezen naar het algemene uiterlijk van het product, doet geen twijfel rijzen omtrent de rechtmatigheid respectievelijk geldigheid van de genoemde indelingsverordening. Ook in aantekening 6 op hoofdstuk 62 GS wordt namelijk bij de indeling van bepaalde kledingstukken onder post 6211 naar het algemene uiterlijk verwezen. Het standpunt dat postonderverdeling 6211 33 10 00 0 GN aldus moet worden uitgelegd, dat met het oog op de indeling vooral het uiterlijk en de objectieve eigenschappen relevant zijn, wordt ook geschraagd door aantekening 6 op hoofdstuk 62. De daar genoemde skipakken bestaan normaliter ook uit verschillende materialen (bijvoorbeeld kunstvezels, drukknopen en ritssluitingen van metaal, elastieken banden) en dienen eveneens te worden ingedeeld op grond van hun algemene uiterlijk en hun eigenschappen. Bovendien is post 6211 GN in de ogen van de verwijzende rechter de post met de meest specifieke omschrijving in de zin van algemene regel 3 a), die voorrang heeft boven posten [Or. 11] met een meer algemene strekking. Algemene regel 3 b) is slechts van toepassing indien algemene regel 3 a) niet tot een resultaat heeft geleid (zie toelichtingen 01.0 en 17.0 op algemene regel 3 GS; zie ook arrest van het Hof REWE Zentral AG [reeds aangehaald]). Alhoewel het bij post 6211 „Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken” eveneens gaat om een post die een groep producten omvat, komt hierin toch vooral een bepaalde gebruiksbestemming tot uitdrukking, terwijl post 8110 GN „Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen” open geformuleerd is. 9
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 16. 4. 2015 – ZAAK C-288/15
Dit betekent dat wanneer indeling reeds mogelijk is op basis van de tekst van de post (algemene regel 1), algemene regel 3 b) en dus indeling naar het kenmerkende bestanddeel in tegenstelling tot het standpunt van verzoekster geen rol meer speelt. Algemene regel 3 b) is veeleer slechts dan van toepassing wanneer een product is samengesteld uit verschillende materialen en er voor de indeling ervan geen specifieke tariefpost is (zie arresten van het Hof Roeckl Sporthandschuhe en REWE Zentral AG [reeds aangehaald]). De bewoordingen van de posten en de opmerkingen betreffende de afdelingen en hoofdstukken hebben dus bij de indeling voorrang boven iedere andere overweging (zie toelichting 08.0 op algemene regel 1 GS; zie ook toelichting 02.0 ([GS] op algemene regel 3). b) Er rijst echter twijfel over de indeling van stralingsbeschermende kleding onder postonderverdeling 6211 33 10 GN voor zover het product uit verschillende materialen is samengesteld en de binnenste laag bij de voornoemde indeling buiten beschouwing blijft, alhoewel de bescherming tegen straling juist wordt geboden door het vullingsmateriaal, dat vooral uit antimoon bestaat, en niet door de extern zichtbare chemische vezels. Indien bij de indeling niet alleen wordt gekeken naar het uiterlijk en de inherente gebruiksbestemming van het product, maar ook in aanmerking wordt genomen dat het product is samengesteld uit verschillende bestanddelen, zou het volgens algemene regel 3 b) moeten worden ingedeeld onder post 8110 GN „Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen” respectievelijk onder postonderverdeling 8110 90 00 00 0 GN „andere” (douanetarief van 7% voor derde landen). Volgens algemene regel 3 b) worden producten die zijn samengesteld uit verschillende stoffen of bestanddelen ingedeeld naar de stof of naar het bestanddeel waaraan zij hun wezenlijke karakter ontlenen. De factor die doorslaggevend is bij het bepalen van het wezenlijke karakter kan verschillen van de ene soort van producten tot de andere. De producten kunnen hun wezenlijke karakter bijvoorbeeld ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, ofwel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt (toelichting 19.1 op algemene regel 3 GS). Uit hoofde van algemene regel 3 b) moet met het oog op de tariefindeling van een product worden vastgesteld aan welke van de stoffen waaruit het bestaat, het zijn wezenlijke karakter ontleent (arrest van het Hof Roeckl Sporthandschuhe, reeds aangehaald). Te dien einde moet worden onderzocht of het product [Or. 12] ook zonder het ene of het andere van zijn bestanddelen zijn wezenlijke karakter zou behouden (arrest van het Hof van 15 november 2012, SIA Kurcums Metal [OMISSIS]). Relevant is bovendien opmerking 7 juncto opmerking 3 betreffende afdeling XV (zie ook toelichting 16.1 op afdeling XV GS), die inhoudt dat werken van onedel metaal die zijn samengesteld uit twee of meer onedele metalen, worden ingedeeld 10
MIS MEDICAL SYSTEMS IMAGING
als werken van het metaal waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen overtreft. Aangezien het gewichtsaandeel van antimoon bij ongeveer 60 % van het vullingsmateriaal ligt en dus dat van de andere materialen in de mantelschort overtreft, zou overeenkomstig opmerking 7 juncto opmerking 3 betreffende afdeling XV antimoon bepalend moeten zijn voor de indeling. Aan dat metaal ontleent de stralingsbeschermende kleding zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene regel 3 b), aangezien de bescherming tegen straling juist door het vullingsmateriaal en niet door de andere bestanddelen (bijvoorbeeld polyester en polyamide) wordt geboden [OMISSIS]. c) Tot besluit wijst de verwijzende rechter erop dat de autoriteiten van de VS ten aanzien van de tariefrechtelijke indeling hetzelfde standpunt innemen als verzoekster en dus niet dat van de Duitse douaneautoriteiten (zie de door verzoekster in bijlage overgelegde [OMISSIS] indelingsbeslissingen van de autoriteiten van de VS van 23 juni 1992 en 11 mei 2014). [OMISSIS]
11