5/05/2015
VRAAG 1
VAK I
Een jachtverlof wordt afgeleverd door :
KENNIS VAN DE REGELGEVING MET BETREKKING TOT DE JACHT EN HET NATUURBEHOUD
A: het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos B: de arrondissementscommissaris C: de procureur des Konings
VRAAG 2 Een wildbeheereenheid moet onder meer aan de volgende voorwaarde voldoen om erkend te worden en te blijven: A: de oppervlakte van het jachtterrein van elk lid bedraagt minstens 40 ha B: de som van de oppervlaktes van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, bedraagt ten minste 75% van de jachtterreinen waarop het jachtrecht wordt uitgeoefend binnen het WBE-werkingsgebied C: de WBE heeft minstens 1 bijzondere veldwachter aangesteld
VRAAG 4 Indien overlappingen worden vastgesteld op ingediende voorstellen van jachtplannen wordt het jachtrecht toegewezen aan: A: de jachtrechthouder die het oudste nog geldige schriftelijke bewijs kan voorleggen B: de jachtrechthouder die het recentste nog geldige schriftelijke bewijs kan voorleggen C: geen van beide partijen
VRAAG 3 De wetgeving schrijft voor dat een voorstel van jachtplan jaarlijks wordt ingediend voor: A: 1 mei B: 1 juni C: 1 april
VRAAG 5 Om te kunnen jagen dient een onafhankelijk jachtrechthouder te beschikken over: A: enkel een goedgekeurd faunabeheerplan B: enkel een goedgekeurd jachtplan C: een goedgekeurd jachtplan en een goedgekeurd faunabeheerplan
De Jachtexamencommissie heeft beslist deze vraag te neutraliseren. Elke kandidaat kreeg een punt voor deze vraag toegekend.
1
5/05/2015
VRAAG 6 De wanden van een kastval bestaan: A: uit minstens drie vaste gesloten wanden B: uit minstens twee vaste gesloten wanden C: uit gaas
VRAAG 7 Het zich met een wapen bevinden op een jachtkansel gelegen op minder dan 150 meter van een naburig jachtterrein is: A: verboden B: enkel toegestaan mits schriftelijke toestemming van de naburige jachtrechthouder C: toegestaan
VRAAG 8 De jacht op grof wild wordt bij sneeuwval: A: niet opgeschort B: opgeschort wanneer de sneeuwlaag minstens 5 cm bedraagt C: opgeschort wanneer de sneeuwlaag minstens 20 cm bedraagt
VRAAG 10
VRAAG 9 De dikste toegelaten hagel voor de jacht in Vlaanderen heeft een diameter van: A: 3 mm B: 4 mm C: 5 mm
VRAAG 11
De gewone jacht op patrijs binnen een erkende wildbeheereenheid is:
Bijzondere jacht kan een aanvang nemen:
A: toegestaan onder bepaalde voorwaarden B: steeds toegestaan C: verboden
A: 24 uur na melding ervan B: onmiddellijk na vaststelling van de schade C: 72 uur na melding ervan
2
5/05/2015
VRAAG 12 Welk van de volgende dieren behoort tot de categorie "waterwild"? A: de ijsvogel B: de reiger C: de kievit
VRAAG 13 Op een braakliggend droog open terrein werd dit seizoen de jacht op wilde eenden geopend op: A: 1 september B: 1 augustus C: 15 augustus
VRAAG 14 Wanneer de houder van het jachtrecht trechtervallen gebruikt bij de bestrijding van zwarte kraaien, moet hij dit vooraf ter kennis brengen aan: A: de provinciale dienst van het Agentschap voor Natuur en Bos en de burgemeester B: de arrondissementscommissaris C: de provinciegouverneur
VAK II
VRAAG 15 De bijzondere jacht op houtduif is dit jaar geopend van: A: 1 april tot en met 14 augustus B: 1 maart tot en met 14 september C: 1 januari tot en met 31 december
VRAAG 16 De reebok bezit geurklieren:
KENNIS VAN HET WILD, DE WILDE DIEREN EN JACHTHONDEN
A: aan de rug B: tussen de tenen van de achterpoten C: aan de hals
3
5/05/2015
VRAAG 17
VRAAG 18
Een reegeitkalfje krijgt haar hartvormig schortje:
Het definitieve gebit van het wild zwijn bestaat uit:
A: na vijf maand B: na één maand C: na één jaar
A: 36 tanden B: 44 tanden C: 48 tanden
VRAAG 19
VRAAG 20
Een hinde van het edelhert draagt:
De bronst van het damwild valt:
A: 42 tot 44 weken B: 30 tot 32 weken C: 34 tot 36 weken
A: na de bronst van het edelhert B: gelijktijdig met die van het edelhert C: vóór de bronst van het edelhert
VRAAG 21
VRAAG 22
Een jachthond heeft de grootste moeite om een jong haasje te vinden:
Een gezonde hazenmoer in haar tweede levensjaar heeft normaal per worp:
A: omdat jonge haasjes wegkruipen in een pijp B: omdat jonge haasjes bij naderende predatie zeer snel weglopen C: omdat jonge haasjes verstarren en de poriën afsluiten
A: 7 tot 8 jongen B: 1 jong C: 2 tot 4 jongen
4
5/05/2015
VRAAG 23 Bij het grootbrengen van de kuikens helpen fazantenhanen: A: nooit B: altijd C: alleen wanneer de fazantenhen doodgemaaid wordt
VRAAG 24 Men ziet patrijzen en fazanten dikwijls allerlei steentjes oppikken. De rol van deze steentjes is: A: kalk aan te leveren om de eierschalen te ontwikkelen B: te dienen als maalsteentjes in de spiermaag C: rode gaapwormen uit de keelholten te drijven
VRAAG 25
VRAAG 26
Welke van de volgende eenden is een duikeend?
Welk is het zeer typische soortenkenmerk bij de woerd van de wilde eend:
A: de tafeleend B: de pijlstaart C: de smient
VRAAG 27 Je ziet ergens in Vlaanderen een grote groep zwart-witte ganzen in augustus. Het kunnen: A: Canadese ganzen en/of nijlganzen zijn B: alleen maar Canadese ganzen zijn C: Canadese ganzen en/of brandganzen zijn
A: de groene kopveren B: de krulveren op de staart C: de oranje poten
VRAAG 28 Hoe onderscheiden we een jonge houtduif van een oude: A: een jonge duif heeft geen witte vlekken op de hals B: een jonge duif heeft een gele snavel C: een jonge duif heeft groene poten
5
5/05/2015
VRAAG 29 Bij wilde konijnen zullen: A: moertjes van zeven jaar en ouder de meeste jongen werpen B: de jongste moertjes het meeste jongen werpen C: moertjes vanaf hun tweede levensjaar vaker en meer jongen werpen
VRAAG 31
VRAAG 30 De paartijd van de vos valt in de maanden: A: januari - februari B: maart - april C: mei - juni
VRAAG 32
Welke valkachtige zoekt "biddend" zijn prooi:
Welke predator draagt een witte pels in de winter:
A: de torenvalk B: de boomvalk C: de slechtvalk
A: de hermelijn B: de bunzing C: de wezel
VRAAG 33
VRAAG 34
Een typische hond voor de jacht in open veld, vooral op vederwild, is een:
Het zintuig bij de hond dat het minst ontwikkeld is:
A: basset hound B: fox terrier C: setter
A: de reuk B: het gehoor C: het zicht
6
5/05/2015
VRAAG 35
VRAAG 36
De boommarter is de voornaamste vijand van: A: het wild konijn B: de eekhoorn C: de fazant
Die vogels zijn: A: grauwe ganzen B: kleine rietganzen C: Canadese ganzen
VRAAG 37
VRAAG 38
Die vogel is:
Die vogel is:
A: een tafeleend B: een kuifeend C: een smient
A: een sperwer B: een bruine kiekendief C: een buizerd
VRAAG 39
Die vogel is: A: een goudplevier B: een steltkluut C: een wulp
VRAAG 40
In veel gevallen wordt het moederdier en het kalf op deze foto ook nog vergezeld door: A: een smaldier B: een volwassen edelhert C: een volwassen damhert
7
5/05/2015
VRAAG 41
Het wijfje van die soort is drachtig gedurende: A: ongeveer veertig dagen
B: ongeveer vijftig dagen C: ongeveer zestig dagen
VRAAG 42
Welk dier heeft deze schade veroorzaakt? A: een wild zwijn B: een ree C: een edelhert
VRAAG 43
VRAAG 44
Die foto werd normaal genomen in:
Deze foto van vechtende fazanten is genomen in:
A: juli-augustus B: september-oktober C: november-december
VRAAG 45
A: augustus B: december C: april
VAK III KENNIS EN BEHANDELING VAN JACHTWAPENS EN HUN MUNITIE
Deze vogel vlucht: A: door watertrappend op te vliegen B: door te duiken C: opspringend uit het water
8
5/05/2015
VRAAG 46
VRAAG 47
Bij het overschrijden van een hindernis zal men steeds:
Een 'open' jachtgeweer met kippende loop wordt gesloten terwijl men:
A: het geweer ontladen B: het geweer op veilig stellen C: het geweer over de hindernis duwen en dan zelf erover gaan
A: de lopen horizontaal houdt en de kolf omhoog brengt B: de lopen omhoog brengt en het wapen toeklapt C: de lopen omlaag en de kolf omhoog brengt
VRAAG 48 Welk hagelkorrelnummer past niet bij het bejagen van patrijzen: A: hagelnummer 6 B: hagelnummer 2 C: hagelnummer 8
VRAAG 49 Voor de jacht op grofwild in België zijn de volgende kalibers vooral geschikt voor algemeen gebruik: A: 6,5 tot 9,5 mm B: 5,1 tot 5,8 mm C: 10,5 tot 11,5 mm
VRAAG 50
VRAAG 51
Het gewicht van de hagellading van een jachtpatroon kal. 12 bedraagt ongeveer:
De massadichtheid van bismuthagel is ten opzichte van de massadichtheid van staalhagel:
A: 42 g B: 22 g C: 32 g
A: gelijk B: kleiner C: groter
9
5/05/2015
VRAAG 52
VRAAG 53
Welke van deze patronen mag gebruikt worden voor de waterwildjacht in de vogelrichtlijngebieden ? A: bismut nummer 3 B: loodhagel nummer 4 C: staalhagel nummer 0
Op de plaats die de pijl aangeeft bevindt zich: A: het slaghoedje B: het kruit C: de prop
VRAAG 54 Een bukspatroon waarop vermeld wordt '7 x 57R' draagt een kogel met een diameter van ongeveer:
VRAAG 55 Aan de loopmond bedraagt de snelheid van de hagelkorrels ongeveer: A: 450 - 500 m per sec B: 350 - 400 m per sec C: 200 - 250 m per sec
A: 7 mm B: 5,7 mm C: 7 duim
VRAAG 56
VRAAG 57
Op honderd meter van het geweer bereikt de spreiding van de hagel een diameter van ongeveer:
Tijdens het vervoer van een jachtwapen in een voertuig moet het wapen:
A: 5 m B: 35 m C: 15 m
A: alleen ontladen zijn als het los op de bank ligt B: altijd ontladen zijn C: alleen ontladen zijn als het in het foedraal steekt
10
5/05/2015
VRAAG 58 Als de 'choke' van een geweerloop kaliber 12 1,0 mm bedraagt, spreekt men van: A: een halve choke B: een verbeterde choke C: een 'full-choke'
VRAAG 59 Het inschieten van een grendelbuks vergt tenminste: A: 12 schoten B: 7 schoten C: 3 schoten
VRAAG 60
Deze patroon is bij voorkeur geschikt voor: A: een kiploopbuks B: een hagelgeweer C: een grendelbuks
11