Europese Commissie
Brussel, 30.06.2004 C (2004)2042 fin
Betreft:
Steunmaatregel N 118/2004 -België (Vlaanderen) Subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de EU.
Excellentie,
1
PROCEDURE Bij brief van 8 maart 2004, bij de Commissie geregistreerd op 12 maart 2004, hebben de Belgische autoriteiten, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, het ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de EU, aangemeld. Bij brief D/52419 van 1 april 2004 heeft de Commissie om bijkomende informatie betreffende de aangemelde regeling gevraagd. Bij brief van 3 mei 2004, geregistreerd bij de Commissie op 6 mei 2004, hebben de Belgische autoriteiten de gevraagde inlichtingen verstrekt.
2 2.1
BESCHRIJVING VAN DE STEUNREGELING Doel van de steunregeling In het kader van deze regeling willen de Vlaamse autoriteiten subsidies toekennen om lokale autoriteiten in landen die in aanmerking komen voor gebonden steun krachtens "de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten" (OESOConsensus)1 in staat te stellen haalbaarheidsstudies voor bouw- en milieuprojecten te bestellen. Deze haalbaarheidsstudies worden meestal door internationale financiële instellingen (Wereldbank, IFC, EIB, EBWO, enz.) vereist om internationale financiering voor de ontwikkeling van het betrokken project te verstrekken. De
1
Beschikking nr. 2001/76/EG van de Raad van 22 december 2000 tot wijziging van de beschikking van 4 april 1978 over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten (PB L 32 van 2.2.2001) [Omzetting van de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten].
Zijne Excellentie de Heer Louis MICHEL Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B - 1000 BRUSSEL Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Telefoon: (32-2) 299 11 11.
bouw- en milieuprojecten dienen uitgevoerd te worden in landen die in aanmerking komen voor gebonden steun krachtens de OESO-Consensus en het zijn de lokale autoriteiten in de betrokken landen die de contracterende autoriteiten zijn voor de haalbaarheidsstudies. 2.2
Beperking van de reikwijdte Er kunnen alleen subsidies worden verleend indien:
2.3
2
•
Kan worden aangetoond dat de betrokken lokale autoriteit niet over voldoende financiële middelen beschikt om de haalbaarheidsstudie zelf te financieren.
•
De studie uitgevoerd zal worden door een adviesbureau in het Vlaams Gewest.
•
Voor het toekennen van de opdracht geen openbare aanbesteding wordt georganiseerd.
Voorwaarden •
In beginsel komen alleen haalbaarheidsstudies die uitgevoerd worden door kleine en middelgrote adviesbureaus2 voor steun in aanmerking;
•
De definitie van kleine en middelgrote ondernemingen zal worden aangepast wanneer de nieuwe bepalingen van kracht worden;
•
In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een verzoek om steun voor een studie die niet bij een klein of middelgroot adviesbureau wordt besteld, in aanmerking worden genomen. Naar schatting kunnen maximaal 3 dergelijke afwijkingen worden verleend tijdens de zesjarige looptijd van de regeling.
•
Er kan slechts één studie per adviesbureau per jaar worden gesteund.
•
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de contractuele kosten van de studie, met een maximum van 500 000 EUR;
•
Het gaat om studies voor bouw- en milieuprojecten (vóór de vormgevingsstudies), waarin de technische, economische en financiële haalbaarheid van het project wordt aangetoond en die meestal verbonden zijn met andere studies over bijvoorbeeld de financiering en duurzaamheid van het project.
Aanbeveling nr. 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).
2
2.4
Rechtsgrondslag van de regeling Ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot de bouw- en milieuprojecten in het buitenland met Vlaamse betrokkenheid. Volgens de Belgische autoriteiten is deze steunmaatregel gerechtvaardigd, aangezien hij in overeenstemming is met de bepalingen betreffende gebonden steun in de OESO-regeling inzake richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten.
2.5
Duur van de regeling De regeling is beperkt tot een periode van zes jaar en eindigt op 31.12.2010.
2.6
Aantal begunstigden Het aantal begunstigden wordt geraamd op 5 per jaar.
2.7
Budget Het budget voor het jaar 2004 bedraagt 1 400 000 EUR. Het gemiddeld jaarlijks budget voor de duur van de regeling wordt geraamd op 2 000 000 EUR per jaar.
3 3.1
BEOORDELING VAN DE VOORGENOMEN STEUNMAATREGEL Wettigheid Door de regeling aan te melden alvorens deze uit te voeren, hebben de Belgische autoriteiten voldaan aan hun verplichtingen krachtens artikel 88, lid 3, van het EGVerdrag.
3.2
De vraag of er sprake is van staatssteun Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de lidstaten, in welke vorm ook, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt, behoudens de afwijkingen waarin het EG-Verdrag voorziet. Daaruit volgt dat, om te beoordelen of de door de Belgische autoriteiten voorgenomen maatregel steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormt, de Commissie moet beoordelen of de maatregel: • een economisch voordeel meebrengt • bekostigd is door de staat of met staatsmiddelen • bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt • de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en • het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.
3
3.2.1
Economisch voordeel De steunregeling brengt een economisch voordeel mee voor adviesbureaus in het Vlaams Gewest, in de vorm van een subsidie. De betrokken adviesbureaus ontvangen een kostencompensatie ten belope van 50% van de contractuele kosten van de studies. Zij zullen derhalve profijt trekken uit de maatregel.
3.2.2 Overdracht van staatsmiddelen De Commissie merkt op dat de aangemelde steun wordt gefinancierd door het budget van het Vlaams Gewest; het gaat dus om staatsmiddelen. Voor 2004 wordt een budget uitgetrokken van 1 400 000 EUR, en het gemiddeld budget voor de duur van de regeling bedraagt 2 000 000 EUR per jaar. 3.2.3
Begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties Er kunnen alleen subsidies worden verleend voor haalbaarheidsstudies die worden uitgevoerd door adviesbureaus uit het Vlaams Gewest.
3.2.4
Vervalsing van de mededinging en effect op het handelsverkeer tussen de lidstaten De diensten van de Vlaamse adviesbureaus worden verstrekt aan lokale autoriteiten in landen die in aanmerking komen voor gebonden steun krachtens "de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (OESO-Consensus), dus landen buiten de Europese Economische Ruimte. Er wordt aan herinnerd dat aangezien de contracterende autoriteit een lokale autoriteit in een ontwikkelingsland buiten de Europese Economische Ruimte is, normalerwijze de Europese openbare aanbestedingsregels niet van toepassing zijn. Deze adviesbureaus zijn evenwel ook actief op de EU-markt. Bovendien bestaat er potentiële concurrentie tussen adviesbureaus van verschillende lidstaten om dergelijke contracten binnen te rijven, en kan deze concurrentie worden vervalst. De Commissie merkt op dat via openbare aanbestedingen toegewezen studies niet onder de toepassing van deze regeling vallen. Met deze beperking willen de Vlaamse autoriteiten vermijden dat dankzij hun steun een Vlaams adviesbureau in een openbare aanbesteding lager zou kunnen bieden dan andere adviesbureaus. Een ander aspect is het positieve vermenigvuldigingseffect van deze medegefinancierde projecten in de toekomst. De Vlaamse autoriteiten verwachten dat, wanneer een haalbaarheidsstudie tot een goed einde werd gebracht, de Vlaamse adviesbureaus in een later stadium eventueel contracten zullen kunnen krijgen voor de follow-upstudies van de betrokken projecten. Er is dus sprake van een effect op het handelsverkeer. Bijgevolg valt de maatregel in het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.
3.3
Beoordeling van de verenigbaarheid van de maatregel Krachtens artikel 87, lid 3, onder c), kan de Commissie een vrijstelling verlenen voor "steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad". In dit geval hebben de gesteunde projecten tot doel regionale autoriteiten in ontwikkelingslanden te helpen om haalbaarheidsstudies te verkrijgen die zij zelf niet zouden kunnen financieren. De steun wordt derhalve verleend overeenkomstig het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zoals uiteengezet in artikel 177 van het Verdrag. De maatregel kan bijgevolg worden beschouwd als gebonden ontwikkelingssteun. In 4
de "OESO-regeling inzake richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten" wordt gebonden hulp gedefinieerd als "hulp die (rechtens of feitelijk) gebonden is aan de aankoop van goederen en/of diensten in het donorland en/of een beperkt aantal andere landen". In de onder deze regeling vallende projecten zal de steun gebonden zijn aan diensten van adviesbureaus met een economische aanwezigheid in het Vlaams Gewest. Bij beschikking van 22 december 20003 besloot de Raad dat de in de OESO-regeling vervatte richtsnoeren in de Gemeenschap van toepassing zijn. Dit werd opnieuw bevestigd in de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement – Ontkoppeling van steun: voor doeltreffendere steun" van 18 november 20024, waarvan punt 31 luidt als volgt: "Steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Gekoppelde steun die aan al deze voorwaarden voldoet, zou derhalve beschouwd kunnen worden als een steunmaatregel van een staat, waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 3, op de hoogte gebracht dient te worden. Bij de beoordeling van deze steunmaatregelen zou de Commissie zich met name baseren op de OESO-regeling met betrekking tot richtlijnen voor door de overheid gesteunde exportkredieten". Volgens artikel 30 van de recentste versie van de OESO-regeling5, kan gebonden hulp onder andere de vorm aannemen van schenkingen in het kader van de officiële ontwikkelingshulp. Volgens artikel 35(b) mag deze steun worden verleend ongeacht de subsidiabiliteitsregels voor projecten in de richtsnoeren als de waarde lager is dan 2 miljoen Speciale Trekkingsrechten (STRs), behalve indien de gebonden hulp een onderdeel vormt van een gecombineerd financieringspakket. Volgens bijlage XI (c) van de richtsnoeren bedraagt voor schenkingen het concessionaliteitsniveau 100% voor het deel van de schenking. In de onder de betrokken regeling vallende gevallen wordt steun verleend in de vorm van een schenking (dat wil zeggen met een concessionaliteitsniveau van 100%) voor 50% van de contractwaarde van de haalbaarheidsstudie, en België heeft bevestigd dat er geen verband is met een ander, gecombineerd financieringspakket. Het concessionaliteitsniveau van de volledige financiering van deze haalbaarheidsstudies is 50%. De gebonden steun is derhalve in overeenstemming met de vereisten van de OESO-regeling. Daarenboven merkt de Commissie op dat het overgrote deel van de potentieel begunstigde adviesbureaus in het Vlaams Gewest, kleine of middelgrote ondernemingen zijn in de zin van de door de Commissie vastgestelde definitie6.
3
4 5
6
Beschikking nr. 2001/76/EG van de Raad van 22 december 2000 tot wijziging van de beschikking van 4 april 1978 over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten (PB L 32 van 2.2.2001) [Omzetting van de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten]. COM(2002) 639 def van 18.11.2002. Aangepaste OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (TD/PG(2003)24 van 11 februari 2004). Aanbeveling nr. 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).
5
3.4
Conclusie De Commissie concludeert derhalve dat deze bij haar aangemelde regeling, die steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag vormt, de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
4
BESLUIT Op basis van voorgaande beoordeling concludeert de Commissie dat deze regeling overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De Commissie herinnert de Belgische autoriteiten aan hun verplichting om jaarlijks bij de Commissie een verslag in te dienen over de tenuitvoerlegging van de regeling. Voorts herinnert de Commissie de Belgische autoriteiten eraan dat alle voornemens om deze steunregeling aan te passen, bij de Commissie moeten worden aangemeld. De Commissie herinnert de Belgische autoriteiten aanmeldingsverplichtingen onder de OESO-regeling.
tevens
aan
hun
Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Staatssteun B-1049 Brussel Fax-nr.: (32-2) 296 12 42
Met bijzondere hoogachting,
Voor de Commissie
Mario MONTI Lid van de Commissie
6