D
E
Mestbank W
E
G
W
I
J
Z
E
R
De opdracht en de aanpak van de Mestbank met betrekking tot de mestproblematiek in Vlaanderen
Een publicatie van de Vlaamse Landmaatschappij
I N H O U D
D E E L
1
D E M E S T P R O B L E M AT I E K
De mestproblematiek in Vlaanderen
4
De Mestbank
8
Het milieubeleidslandschap in Vlaanderen
D E E L
12
2
EEN MESTBELEID WAAR LANDBOUW EN MILIEU BETER VAN WORDEN Het Vlaamse mestbeleid
16
Van spreidingsbeleid naar driesporenbeleid
20
Naar een duurzame oplossing
24
D E E L
3
VOORLICHTING EN DIENSTVERLENING: TWEE BELANGRIJKE PIJLERS VAN EEN GEZOND BELEID Voorlichting
28
Dienstverlening
30
Info
32
1
2
V O O R W O O R D
D
e laatste decennia worden gekenmerkt door een stijgende aandacht voor en bekommernis om het milieu. Iedereen is nu vertrouwd met termen als milieuvriendelijk, luchtvervuiling, waterverontreiniging, geluidsoverlast, overbemesting,... Na de euforische naoorlogse jaren, waarin alles mogelijk
leek, volgde de ontnuchtering. Water, lucht en bodem blijken niet onkwetsbaar te zijn... Zowel huishoudens als industrie en landbouw kunnen deze natuurlijke bronnen schade toebrengen. Vermesting is de verrijking (eutrofiëring) van bodem, water (oppervlakte- en grondwater) en lucht met nutriënten, in zodanige mate dat de ecologische processen en de natuurlijke kringlopen verstoord worden. Deze verstoringen kunnen aanleiding geven tot diverse probleemvelden: eutrofiëring van zoet en zout oppervlaktewater, verhoogde nitraatconcentraties in oppervlakte- en grondwater, achteruitgang van de biodiversiteit in (natuur-)gebieden en een kwalitatieve achteruitgang van landbouwgewassen.
3
Belangrijke hoeveelheden nutriënten worden niet enkel in het milieu gebracht door de landbouw (bemesting, veeteelt), maar ook door de industrie (verbrandingsprocessen, lozingen van afvalwater), de huishoudens (lozingen van afvalwater) en het verkeer (verbrandingsprocessen). Overbemesting is dus zeker niet de enige oorzaak van de belasting van ons leefmilieu, maar toch was er reden genoeg voor de Vlaamse en Europese overheden om op te treden en het mestprobleem aan te pakken. Deze aanpak houdt rekening met de mogelijkheden van een duurzaam landbouwproductiesysteem. Stilaan is immers het besef gegroeid dat de landbouwer meer is dan een louter leverancier van voedsel aan de bevolking. De landbouwer vervult ook een sociale functie als een motor van de plattelandsontwikkeling en heeft een rol bij het landschapsonderhoud. Vanuit dit bewustzijn heeft de Vlaamse overheid de Mestbank, belast met het toezicht op de uitvoering van het mestbeleid, ondergebracht binnen de Vlaamse Landmaatschappij.
4
D E E L
1
DE MESTPROBLEMATIEK
De mestproblematiek Naar een duurzaam evenwicht tussen economie en ecologie
Overdaad schaadt Mest is een onmisbare grondstof. Om te kunnen groeien en bloeien hebben planten niet alleen water, maar ook voedingsstoffen nodig. Bij de oogst worden de gewassen van het land weggehaald en daarmee ook belangrijke hoeveelheden voedingsstoffen. Deze worden via bemesting weer aangevuld. Maar, teveel is teveel. Een overdaad aan mest schaadt het milieu: de grond, het water, de lucht.
Wat is mest? Gewassen zoals maïs, tarwe en gras groeien dankzij de voedingsstoffen die de bodem hen schenkt. Deze voedingsstoffen zijn onder meer mineralen zoals stikstof, fosfaat, kalium en sporenelementen als koper, mangaan, zink en ijzer. Bij elke oogst verliest de bodem voedingsstoffen aan deze gewassen. Dankzij bemesting wordt de voorraad fosfaat, stikstof en kalium in de bodem weer op peil gebracht. Sommige meststoffen, zoals kalk, geven de bodemvruchtbaarheid bovendien een extra stimulans. Dierlijke mest
Wie koeien, varkens of kippen houdt, heeft mest. Een gedeelte van deze mest komt, als het vee in de wei staat, direct op het land terecht. De overige mest, die afkomstig is van het vee dat in stallen staat, wordt direct gedroogd en afgevoerd, of tijdelijk opgeslagen in een mestopslagplaats, om achteraf te worden uitgereden op het land. Dierlijke mest bevat niet altijd voldoende voedingsstoffen. Bovendien is een dosering niet altijd even gemakkelijk. Daarom maakt de landbouwer ook gebruik van kunstmest, waarvan het gehalte aan voedingsstoffen vrij nauwkeurig vaststaat en waardoor een exacte dosering mogelijk is. Kunstmest
Kunstmest is, de term zegt het, kunstmatig bereid. Planten en gewassen halen er dezelfde voedingsstoffen uit als uit dierlijke mest, voornamelijk fosfaat en stikstof. Stikstof is een van de belangrijkste voedingsstoffen voor de plant. De natuur stelt dit mineraal in ruime hoeveelheden beschikbaar (70% van de lucht bestaat uit stikstof), maar in een ongebonden vorm, die de meeste planten niet kunnen opnemen. Pas als stikstof gebonden wordt aan een ander element zoals zuurstof of waterstof, biedt het voeding aan de gewassen. Dit is precies wat gebeurt bij de bereiding van kunstmest.
5
in Vlaanderen Overbemesting De grondslag van de huidige mestproblematiek werd gelegd in de tweede helft van de negentiende eeuw. Dankzij de uitvinding van kunstmest en het gebruik van aangekocht veevoeder en krachtvoeders kon de landbouwer veel meer dieren houden op een klein stuk grond en zich toeleggen op intensieve gewassenteelten. Het mestprobleem is ontstaan op het einde van de jaren zestig. In die periode kende de agrarische sector, dankzij een toegenomen productiviteit en ingevoerde veevoeders een hoge vlucht. De veestapel groeide sterk aan, met als gevolg een even sterke toename van de geproduceerde hoeveelheid dierlijke mest. De overtollige dierlijke mest werd uitgereden op akkers en grasland. Daarnaast werd ook kwistig met kunstmest gestrooid. Resultaat: de grond kreeg een overdosis fosfaat, nitraat, ammoniak en in mindere mate kalium te slikken, met een aantasting van de bodem en de grond- en oppervlaktewateren tot gevolg, en de lucht kreeg (via de dierlijke mest) een teveel aan ammoniak te verwerken. Doordat de bodemsamenstelling slechts heel langzaam verandert, duurde het ettelijke jaren vooraleer de gevolgen van overbemesting op het milieu tot uiting kwamen. Het heeft dan ook tot op het einde van de jaren zeventig geduurd vooraleer milieuverenigingen de alarmklok luidden.
HET MAP-I EN MAP-II
Via het mestdecreet (1991), het Mestactieplan-1 (MAP-1, 1995) en het Mestactieplan-2 (MAP2) reikt de overheid concrete maatregelen en instrumenten aan, om een overbelasting van het milieu door de landbouw terug te dringen en op termijn weg te werken, zodat een duurzame landbouw in Vlaanderen kan blijven bestaan.
Naar een oplossing van de mestproblematiek: schone landbouw kan Landbouw vormt binnen elke leefgemeenschap een vitale ader. Als voedselleverancier speelt de landbouwer een cruciale maatschappelijke rol. Vanuit zijn positie kent hij als geen ander de hartslag van de natuur, haar gaven, maar ook haar grillen. Het is van maatschappelijk belang dat een duurzame landbouw in de toekomst een sleutelfunctie kan blijven vervullen op het
Het abc van de mest AMMONIAK (NH 3 ): Ammonium, een stof die in mest zit, vervluchtigt als ammoniak. Ammoniak heeft een schadelijk effect op de lucht (zure regen) en op de bodem en het grondwater (verzuring). NITRAAT (NO - ): Een teveel aan nitraat heeft via uit- en afspoeling negatieve gevolgen 3
voor de grondkwaliteit en voor het water (grond- en oppervlaktewater). Bij uitspoeling komt een overvloed aan mineralen via het regenwater in het grondwater terecht. Dit grondwater moet tegen hoge kosten gezuiverd worden, vooraleer het als drinkwater kan worden aangewend. Afspoeling is slecht voor de kwaliteit van het water in sloten, beken, plassen en meren. Met nitraten vervuild drinkwater is een gevaar voor de volksgezondheid. Nitraten worden in het lichaam omgezet in nitrieten, die zich binden aan de hemoglobine in het bloed en daar de plaats innemen van zuurstof. Als het bloed geen zuurstof kan opnemen en transporteren, komt het lichaam in ademnood. Vooral baby’s, kleine kinderen en oudere mensen vormen hier een risicogroep. FOSFAAT (P2O5 ): Te veel fostaat leidt tot grote algengroei tijdens de zomermaanden. Die ongebreidelde groei wordt gevolgd door massale verrottingsprocessen, zuurstofgebrek in het water en vissterfte. De mate van fosfaatverzadiging van de grond hangt af van de aard van de bodem. De snelheid van de fosforuitspoeling wordt bepaald door de hoeveelheid fosfor in de bodem en het bodemtype: lichte bodems (zoals zure zandgronden) kunnen minder fosfor vasthouden dan zware bodems (zoals klei). Bij fosfaatverzadigde gronden komen de fosfaten in grote concentraties in het grondwater en via laterale uitspoeling in het oppervlaktewater terecht. Daarnaast draagt ook oppervlakkige afvloei bij tot een verhoging van fosfaten in het oppervlaktewater. STIKSTOF (N): Een chemisch element dat deel uitmaakt van nitraat (NO -) en ammoniak 3
(NH3) KALIUM (K): Hoge kaliumgehalten brengen de drinkwatervoorziening uit oppervlaktewater in gevaar. ZWARE METALEN: Dierlijke mest bevat ook zware metalen. Een langdurige en veelvuldige toevoeging van zware metalen komt de kwaliteit van de bodem niet ten goede. Sommige gewassen nemen teveel van deze metalen op en komen niet meer voor consumptie door mens of dier in aanmerking. Als deze metalen in de bodem achterblijven, komen ze na verloop van tijd ook in het grond- en oppervlaktewater terecht.
6
D E E L
1
D E
M E S T P R O B L E M A T I E K
platteland. Daarom kijkt de (Vlaamse én Europese) overheid niet vanaf de zijlijn toe, maar stuurt zij bij door de landbouwsector te stimuleren op milieuvriendelijke productiemethoden over te gaan en door duidelijkheid te scheppen over de aanpak van de overbemesting in de komende jaren. Daarnaast onderkent ze steeds meer het belang van een multifunctionele landbouw binnen het maatschappelijke bestel. DE EUROPESE NITRAATRICHTLIJN
De belangrijkste maatregel op Europees
• • •
niveau is ongetwijfeld de Nitraatrichtlijn. Deze richtlijn verplicht de lidstaten passende maatregelen te nemen om de aanvoer van stikstof van gewassen in balans te brengen met de stikstofbehoefte van die
•
gewassen. Met deze richtlijn wil de Europese Unie de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt door nitraten uit agrari-
•
sche bronnen verminderen en verdere verontreiniging voorkomen.
•
50mg/l nitraat in grond- en
•
oppervlaktewater Concreet werd vastgelegd dat tegen 2002 de basiskwaliteitsnorm van maximaal 50mg/l nitraat in grond- en oppervlaktewater bereikt moet worden in alle lidstaten van de Europese Unie. Om deze doelstellingen te bereiken moeten de lidstaten vaststellen welke wateren door verontreiniging worden beïnvloed en welke
Om de milieubelasting met fosfaat, stikstof en ammoniak terug te dringen moeten drie probleemvelden worden aangepakt: de overbemesting met dierlijke mest; het overmatige gebruik van kunstmest; de uitstoot van ammoniak. De overheid moedigt milieuvriendelijke investeringen aan in: technologie om de ammoniakemissie te verminderen (emissie-arme stallen, emissie-arme aanwending); brongerichte maatregelen (aangepaste nutriëntenarme voeders); ondersteunende structuren voor mestdistributie (mestopslagplaatsen); onderzoek naar milieuverantwoorde mestverwerkingstechnieken.
Land- en tuinbouwtelling 1995 Aantal land- en tuinbouwbedrijven Oppervlakte cultuurgrond (in ha) Aantal landbouwtrekkers
1997
1998
72.865
1996 69.756
67.397
65.674
1999 63.927
1.368.135
1.375.284
1.383.001
1.390.801
1.393.765
100.948
98.477
100.005
97.879
97.463
3.286 673
3.243 637
3.157 617
3.090 619
3.085 608
Dieren (x 1.000)
wateren zouden kunnen worden beïnvloed
Aantal runderen - waaronder melkkoeien
indien maatregelen achterwege blijven.
Varkens
7.268
7.225
7.313
7.632
7.706
Vervolgens dienen de lidstaten kwetsbare
Leghennen
10.321
11.786
11.680
12.068
12.165
zones aan te duiden en voor die zones actie-
Vleeskippen
18.688
19.902
22.303
23.103
24.202
282.428
272.632
277.378
292.235
248.532
98.810
97.990
95.781
94.246
101.191
183.274
199.588
208.865
199.777
212.205
55.846
61.403
55.510
58.631
66.612
programma’s op te stellen. Tenslotte moe-
Teelten (in ha)
ten de lidstaten regelmatig via meetpunten
Granen (excl. maïs)
de nitraatconcentraties van het water
Suikerbieten
meten om het effect van de genomen maatregelen te evalueren.
Maïs Aardappelen
Bron: NIS, Landbouwstatistieken, 15 mei 2000.
7
De stikstofcyclus in de landbouw ATMOSFERISCHE STIKSTOF Lucht: 79% stikstof
N2O N2 NH 3 vervluchtiging
Uitwerpselen Stikstof uit de meststoffenindustrie
Bacteriën van de vlinderbloemigen
Stikstof uit kunstmest
Stikstoffixerende bacteriën
STIKSTOF UIT DIERLIJKE MEST
OPNAME DOOR PLANTEN
PLANTENRESTEN
MINERALE STIKSTOF
ORGANISCHE STIKSTOF
Nitraatuitspoeling
Verliezen met negatieve milieugevolgen
Om te kunnen ingrijpen op de uitspoeling van nitraten vanuit de landbouw moet men eerst inzicht krijgen in de stikstofcyclus. Door met andere woorden te onderzoeken hoe de aan- en afvoer van stikstof verloopt kan gezocht worden naar manieren om beide optimaal op elkaar af te stemmen, zodat de hoeveelheid nitraten die na de oogst aan uitspoeling onderhevig is zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Aanvoer Negentig tot vijfennegentig procent van de stikstof bevindt zich onder organische vorm in de bodem en is op die manier niet opneembaar voor de plant, maar ook niet aan uitspoeling onderhevig. De grootste hoeveelheid stikstof wordt meestal aangevoerd door de jaarlijkse bemesting. Zowel kunstmest, waarvan de stikstof dadelijk opneembaar is, als dierlijke mest, waarvan de stikstof eerst moet gemineraliseerd worden, en de aanvoer van stikstof door vlinderbloemigen (bijvoorbeeld klavers) moeten hier in rekening gebracht worden. Afvoer Een groot deel van het nitraat wordt als voedingsstof opgenomen door planten en gewassen. Daarnaast ontstaat er stikstofverlies door denitrificatie: nitraat wordt omgezet tot N2-gas en komt in de atmosfeer terecht. Dit gebeurt vooral in perioden van wateroverlast en zuurstoftekort. Gasvormige verliezen kunnen ook plaatsvinden in de vorm van ammionakvervluchtiging. De nitraten die dan nog achterblijven in het bodemprofiel kunnen uitspoelen.
8
D E E L
1
DE MESTPROBLEMATIEK
De Mestbank De landbouwer als beheerder van het platteland
Via een coherent mestbeleid streeft de Vlaamse overheid ernaar het leefmilieu
Mest: een onmisbare voedingsstof
te beschermen tegen verontreiniging als gevolg van de mestoverschotten. Omdat landbouw geen op zichzelf staande sector binnen de totale open ruimte is wordt de Mestbank, belast met de uitvoering van het beleid, ondergebracht binnen de Vlaamse Landmaatschappij. De VLM heeft immers als missie de zorg voor de open ruimte in Vlaanderen.
De nood aan meer voedsel voor de mens maakt een intensieve landbouw onvermijdelijk. De uitputting van de grond wordt door vruchtwisseling slechts in beperkte mate afgeremd. Daarom is een aangepaste en uitgebalanceerde bemesting van de bodem meer dan ooit nodig. Dat zowel dierlijke als kunstmest een onmisbare voedingsstof vormen voor planten en gewassen is een vaststaand feit. De manier waarop deze stoffen worden toegediend gebeurt evenwel niet altijd even oordeelkundig: de samenstelling van de meststoffen, het tijdstip van toediening, de hoeveelheid, de manier van onderwerken, ... spelen stuk voor stuk een belangrijke rol bij het al of niet verstoren van het ecologische evenwicht.
9
Duurzaam evenwicht binnen de open ruimte
mestproblematiek in Vlaanderen. Via dit decreet krijgt de regering een werkinstrument in handen om het leefmilieu te beschermen tegen verontreiniging als gevolg van de productie en het gebruik van meststoffen. Daarnaast moet het decreet uitvoering geven aan de Europese Nitraatrichtlijn, die erop gericht is de waterverontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen en verdere verontreiniging te voorkomen. Voor de praktische uitvoering van het Meststoffendecreet werd de Mestbank in het leven geroepen. Om een duurzaam evenwicht tussen landbouw en milieu te optimaliseren werd de Mestbank ondergebracht binnen de Vlaamse Landmaatschappij, belast met de zorg voor de open ruimte in Vlaanderen.
De milieuproblemen veroorzaakt door de overbemesting situeren zich zowel op het vlak van de bodem en het oppervlakte- en grondwater (ammoniak, nitraat en fosfaat) als de lucht (ammoniak). Omwille van deze complexiteit ligt een sluitende oplossing zonder afwenteling van het ene compartiment naar het andere niet voor de hand. Bovendien is de landbouw geen op zichzelf staande cel binnen de totale open ruimte, maar maakt ze er integrerend en interactief deel van uit. De publicatie van het Mestdecreet in 1991 was een eerste concrete stap naar de aanpak van de
Het Europese Plattelandsbeleid: naar een multifunctionele landbouw Via een Plattelandsontwikkelingsplan (POP) wil de Europese Unie haar lidstaten ertoe aanzetten geïntegreerde programma’s voor plattelandsontwikkeling op te stellen. Deze programma’s moeten als doelstelling hebben: • een sterke land- en tuinbouwsector tot stand brengen; • het concurrentievermogen van het platteland verbeteren;
De taken van de Mestbank De Mestbank kreeg een uitgebreid takenpakket toegewezen. Deze taken worden onder de volgende noemers gegroepeerd: 1. Aangifte en registratie
• het milieu en het landelijke erfgoed van Europa instandhouden. De milieumaatregelen in de landbouw zijn een verplicht onderdeel van deze programma’s. Andere maatregelen zijn: investeringen in landbouwbedrijven, vestiging van jonge landbouwers, vorming, bebossing, verwerking van landbouwproducten en maatregelen voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden. In deze nieuwe verordening wordt ook verwezen naar de codes van goede landbouwpraktijken als minimumstandaard. De onderliggende filosofie is dat landbouwers met deze minimale milieuvoorwaarden moeten rekening houden zonder dat ze daarvoor een vergoeding moeten krijgen. In het kader van milieuvriendelijke landbouwtechnieken worden ook voorstellen uitgewerkt om landbouwers te vergoeden die volgende maatregelen op hun bedrijf treffen: groenbedekking in de winter, mechanische onkruidbestrijding, beheersovereenkomsten en omschakeling naar biologische landbouw. Meer en meer gaan stemmen op om de multifunctionele rol van de landbouw te benadrukken. Hieronder wordt verstaan dat landbouw, naast de productie van landbouwproducten, ook andere diensten (milieu en natuur) verstrekt en als een onderdeel van de ontwikkeling en het behoud van het platteland blijft bestaan.
•
•
Om een probleem doeltreffend aan te pakken moet men eerst een volledig inzicht hebben in de draagwijdte ervan. Pas dan kan men daadwerkelijk ingrijpen en concrete oplossingen aanreiken. Voor de mestproblematiek houdt dit in dat de productie en aanwending van mest van a tot z in kaart gebracht of geregistreerd wordt. Een eerste stap in het registratieproces gaat via de aangifteprocedure. Alle Vlaamse landbouwers moeten jaarlijks een gedetailleerde aangifte indienen van hun bedrijfssituatie van het voorgaande jaar. Op basis van deze aangiftes registreert de Mestbank elk jaar kerngegevens over de Vlaamse landbouwbedrijven: de gemiddel-
10
D DE EE E LL
•
1
de veebezetting, het bedrijfsareaal cultuurgrond met hun ligging en hun teeltplan, het gebruik van chemische en andere meststoffen, de opslagcapaciteit en de opslag van dierlijke mest op het einde van het jaar. Daarnaast vraagt de Mestbank gegevens op van gewestoverschrijdende bedrijven (bedrijven buiten het Vlaamse Gewest met cultuurgronden in Vlaanderen), producenten van ‘andere meststoffen’ (bijvoorbeeld compost), verzamelpunten en be- en verwerkingseenheden van mest. Aan de hand van de verzamelde data kan de Mestbank een volledige berekening maken van de totale fosfaat- en stikstofproductie (de mestproductie wordt uitgedrukt in kilo fosfaat of stikstof) en de mestverhandelingen op het Vlaamse grondgebied. De mestoverschotten kunnen op verschillende niveaus bekeken worden, bijvoorbeeld op bedrijfsniveau, of op lokaal, regionaal of gewestelijk niveau. Door voor een bepaald gebied het areaal cultuurgronden te vergelijken met de mestproductie, kan de totale mestdruk, afkomstig van dierlijke mest, in dat gebied berekend worden.
D D EE
MME E S TS PTR PO RB O L EBML AE T M I EAK T
•
•
•
mestverhandelingen tussen landbouwers die tijdens het jaar plaatsvonden. Overeenkomstig het Mestdecreet heeft de Mestbank als taak de vraag naar dierlijke mest te stimuleren en te bemiddelen bij mestverhandelingen tussen producenten en gebruikers. Tenslotte treedt de Mestbank op als vangnet voor bedrijven die geen uitweg weten met hun mestoverschotten.
3. Financiën
•
2. Vervoer
Onder deze noemer vallen alle taken die betrekking hebben op de mestverhandelingen. De Mestbank volgt de volledige meststromen in Vlaanderen op. Dit houdt in dat systematisch alle mesttransporten en -opslagplaatsen met hun respectievelijke opslagcapaciteit in kaart worden gebracht. Bovendien registreert ze alle
I E K
•
De financiële taken van de Mestbank behelzen het innen en invorderen van heffingen en administratieve boetes en het uitbetalen van vergoedingen. Via de aangifte houdt de landbouwer bij hoeveel mineralen (fosfaten en nitraten) er via veevoeder, kunstmest en andere meststoffen zijn bedrijf binnenkomen en hoeveel er opnieuw in de mest verdwijnen. Hierop moet hij een heffing betalen, namelijk de basisheffing. Daarnaast bestaat er nog een afzetheffing, die wordt verrekend aan producenten, die het voorbije jaar overschotten hebben aangeboden aan de Mestbank. Tenslotte geldt er vanaf 1 januari 2001 ook een superheffing. Deze heffing geldt voor alle landbouwers die in het voorbije jaar meer mest geproduceerd hebben dan toegestaan en die niet voldaan hebben aan de mestverwerkings- of exportplicht. Het nieuwe mestdecreet voorziet een vergoedingsregeling voor landbouwers in kwetsbare gebieden. Zij is gebaseerd op een vrijwillige
11
beheersovereenkomst tussen de landbouwer en de Vlaamse Landmaatschappij. Bovendien kan de VLM gronden in natuurgebieden aankopen. 4. Controle en toezicht
Het is duidelijk dat de mestproblematiek pas efficiënt kan worden aangepakt als er ook controle is. Daarom is de Mestbank ook verantwoordelijk voor de controle en het toezicht van de wetgeving. Vooral de administratieve controletaken zijn zeer uitgebreid. Ze hebben betrekking op de controle van de aangiften, de dossiers in verband met de administratieve geldboetes, de mestverhandelingen en de vervoerreglementering door de erkende mestvoerders. Daarnaast oefent de Mestbank ook een doeltreffende terreincontrole uit: jaarlijks worden 25 inspecteurs op pad gestuurd die meer dan 1000 bedrijven ter plaatse doorlichten.
•
5. Vergunningen
•
•
Vooraleer het college van burgemeester en schepenen van een gemeente en de bestendige deputatie van een provincie een milieuvergunning kunnen verlenen aan landbouwbedrijven of hun goedkeuring kunnen geven voor een verandering of overname van een vergunning, dienen zij advies te vragen aan de Mestbank. Deze adviezen zijn evenwel niet bindend voor de betrokken instanties. De Mestbank behandelt alle aanvragen tot erkenning van mestvoerders en -opslagplaatsen.
•
6. Beleidsmatige taken
•
Voorlichting, dienstverlening en communicatie De Mestbank geeft doorlopend voorlichting via verschillende kanalen, verspreid over gans Vlaanderen. De doelgroepen zijn voornamelijk landbouwers en landbouwverenigingen maar ook het land- en tuinbouwonderwijs, provincieen gemeentebesturen doen een beroep op de Mestbank om voorlichtingsvergaderingen te organiseren. Daarnaast geeft de Mestbank via rondleidingen, persconferenties, studiedagen, algemene infobrochures en deelname aan beurzen informatie aan het brede publiek. Tenslotte kan iedereen de Mestbank raadplegen via de website van de Vlaamse Landmaatschappij.
•
De Mestbank besteedt uitgebreid aandacht aan dienstverlening en ondersteuning van de Vlaamse landbouwers bij hun dossiers in het kader van de mestwetgeving. Een belangrijk luik in de dienstverlening betreft de registratie van de gebruikspercelen. Speciale registratieploegen van de Mestbank begeven zich ter plaatse om de landbouwgronden, aan de hand van luchtfoto’s, digitaal in kaart te brengen. Elke landbouwer krijgt een afdruk van de luchtfoto, waarop zijn percelen ingetekend staan met een duidelijk overzicht van de toegelaten bemestingsdosis en bemestingstijdstippen voor elk van zijn percelen. Toegepast wetenschappelijk onderzoek opvolgen en subsidiëren Via toegepast wetenschappelijk onderzoek wordt gezocht naar oplossingen voor de mestproblematiek. Voorbeelden van onderzoek zijn: - een studie naar de economische haalbaarheid van mestverwerking; - onderzoek naar de ideale samenstelling van veevoeders; - onderzoek naar technieken om ammoniakuitstoot te beperken. Advies verstrekken aan de Vlaamse regering De Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, waarvan de Mestbank het voorzitterschap en het secretariaat waarneemt, adviseert de Vlaamse regering over de bepalingen van het Mestdecreet. Daarnaast heeft ze tot taak het gevoerde mestbeleid op regelmatige tijdstippen te evalueren. Mestverwerking De gehele landbouwsector is ervan overtuigd dat mestverwerking en export van de mestoverschotten onvermijdelijk is, wil men een duurzaam evenwicht bereiken tussen ecologie (bescherming van het milieu) en economie (bescherming van de agrarische sector). Via het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM), waarvan de Mestbank deel uitmaakt, wordt gezocht naar technieken om dierlijke mest en andere meststoffen ook buiten de Vlaamse landbouw bruikbaar te maken. Daartoe moet de mest worden omgevormd tot een beter verhandelbaar product dat bij voorkeur vrij is van geur en ziektekiemen en dat gemakkelijk kan worden vervoerd.
12
D E E L
1
DE MESTPROBLEMATIEK
Het milieubeleidslandsc Een permanente zorg voor de open ruimte in Vlaanderen
De Mestbank binnen de Vlaamse Landmaatschappij In het federale België is leefmilieu een bevoegdheid van de gewesten. Het beleid wordt bepaald door de Vlaamse regering en uitgevoerd door de bevoegde administraties van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap en door een aantal Vlaamse openbare instellingen waaronder de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). De Vlaamse Landmaatschappij behartigt de zorg voor de open ruimte in Vlaanderen. Vanuit haar opgedane ervaring met onder andere ruilverkavelingsprojecten is de VLM een doorgewinterde bemiddelaar tussen natuur en landbouw. De VLM is uitstekend geplaatst om de interactie tussen de verschillende sectoren die aanspraak maken op de open ruimte en de uit-
13
hap in Vlaanderen
die daarvoor in aanmerking komen. De VLM krijgt daarnaast de taak toevertrouwd natuurbeheersovereenkomsten te promoten en te sluiten.
eenlopende belangen die ermee gepaard gaan, te kanaliseren zodat een stabiel evenwicht ontstaat. Binnen de grenzen van het Vlaamse Gewest vervult de VLM vijf opdrachten:
4. De Mestbank
1. Landinrichting:
De Vlaamse Landmaatschappij speelt een centrale rol bij het landinrichtingsgebeuren in Vlaanderen. Zij wordt belast met de voorstudie tot landinrichting en de opmaak van de landinrichtingsplannen. Zij organiseert het overleg, geeft voorlichting, regelt de inspraak, oefent controle uit en kan haar medewerking verlenen aan het beheer en de nazorg van de uitgevoerde landinrichtingswerken. 2. Ruilverkaveling
Ruilverkaveling herschikt de landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Met deze herschikking beoogt ruilverkaveling te komen tot aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk bij het landbouwbedrijf liggen. Ruilverkaveling bevordert zo de rendabele, overzichtelijke en duurzame landbouwuitbating. 3. Natuurinrichting
De VLM speelt een rol bij de voorbereiding en de uitvoering van natuurinrichtingsprojecten. Ze oefent voor de Vlaamse overheid ook een recht van voorkoop van gronden uit in de gebieden
Recht van voorkoop Het recht van voorkoop brengt voor de eigenaar van een goed de verplichting mee zijn goed te koop aan te bieden aan de begunstigde van dit recht tegen dezelfde prijs als definitief overeengekomen met een derde-koper. Sinds 1997 oefent de Vlaamse Landmaatschappij voor de Vlaamse overheid een recht van voorkoop van gronden uit. Deze gronden liggen in natuurgebieden. Dit recht van voorkoop stelt de Vlaamse Landmaatschappij in staat vanuit een geïntegreerd beleid een bijdrage te leveren tot de bescherming van de open ruimte in Vlaanderen.
Mest is een belangrijke grondstof in de landbouw en dus zeker geen restproduct of afvalstof. Landbouw maakt deel uit van de totale open ruimte in het algemeen en de groene ruimte in het bijzonder in Vlaanderen. Vanuit haar ervaringen met landinrichting, ruilverkaveling en natuurinrichting, en haar vertrouwensrelatie met de verschillende betrokken partijen, achtte de wetgever het aangewezen de Mestbank onder te brengen bij de opdrachten van de Vlaamse Landmaatschappij. 5. Ondersteunend Centrum GIS-Vlaanderen
Om een verantwoord beleid te kunnen voeren heeft de overheid steeds meer behoefte aan geografische basisinformatie over de activiteiten in de open ruimte in Vlaanderen. Dankzij de nieuwe digitale technologieën kan een enorme massa gegevens bijzonder snel worden opgeslagen en verwerkt. Het Ondersteunend Centrum GIS-Vlaanderen (Geografische Informatiesystemen) staat in voor het verzamelen, het beheer en het beschikbaar stellen van de geografische informatie.
14
D E E L
1
D E
M E S T P R O B L E M A T I E K
Vlaamse regering Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
AMINAL
ALT
Vlaamse Openbare Instellingen VLM
VMM
OVAM
VMW
Wie is wie in het Vlaamse milieubeleidslandschap Het mestbeleid is gegroeid vanuit een bewustzijn dat een al te enthousiast gebruik en een overproductie van mest schade kan toebrengen aan het milieu. Het wordt dan ook gekaderd binnen een ruimer Vlaams milieubeleid. Nevenstaand schema geeft een overzicht van de structuur van de beleidsorganen in Vlaanderen die belast zijn met de milieuproblematiek. Permanent overleg
Permanent overleg tussen deze verschillende instellingen staat garant voor een integrale benadering van het milieulandschap wat moet leiden tot een gecoördineerd beleid inzake beheer en behoud van de open ruimte in Vlaanderen.
Wie doet wat? AMINAL
De Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer is een brede administratie die op vele milieuterreinen actief is. Handhaving, beheer, inrichting, onderzoek, coördinatie, overleg, sensibilisatie en educatie zijn enkele van de kernwoorden die in de werking sterk naar voor komen. AMINAL bestaat uit een directoraat-generaal en acht afdelingen die zich elk bekommeren om een specifiek aspect van de milieu- en natuurproblematiek. ALT
De Administratie Land- en Tuinbouw van de Vlaamse Gemeenschap overkoepelt drie diensten: de afdeling Land- en Tuinbouwondersteuningsbeleid, de afdeling Land- en Tuinbouwvorming en het Directoraat-Generaal. VLM
De Vlaamse Landmaatschappij heeft als doelstelling zorg te dragen voor de open ruimte in Vlaanderen. Dat realiseert zij met landinrichting, ruilverkaveling, natuurinrichting en de Mestbank. De laatste staat in voor de uitvoering van het MAP en het innen van heffingen op mestoverschotten. OVAM
De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest stuurt en beheert het afvalbeleid in Vlaanderen. De opdrachten van de OVAM beslaan in hoofdzaak de problematiek van de afvalstoffen en van de bodemsanering. VMM
De Vlaamse Milieumaatschappij rapporteert over de kwaliteit van het leefmilieu en waakt over de kwaliteit van het oppervlaktewater en de omgevingslucht. Zij int heffingen op de watervervuiling en vanaf 1 januari 2000 ook op het oppompen van grondwater. Zij spoort huishoudens, industrie en landbouw aan tot een milieubewuster gedrag. Zij is verantwoordelijk voor de uitbouw van het MAP-meetnet om het Mestactieplan te evalueren. Zij meet ook de aanwezigheid van pesticiden in oppervlakte- en hemelwater. VMW
De Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening bestudeert, bouwt en exploiteert alle installaties die nodig zijn voor de openbare watervoorziening. Daarnaast sluit de VMW contracten af met andere instellingen van openbaar nut, gemeenten, intercommunales of particulieren, inzake de waterproductie, de waterdistributie en de afvalwaterzuivering.
De Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek De Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek is een adviserend orgaan, waarvan de Mestbank het voorzitterschap en het secretariaat waarneemt. Enerzijds moet ze adviezen formuleren en ontwerpteksten voorbereiden voor de Vlaamse regering. Anderzijds moet ze het mestdecreet op vaste tijdstippen evalueren en eventueel bijkomende maatregelen voorstellen. Hierbij wordt telkens rekening gehouden met de socio-economische impact van de maatregelen. Het MAP-1 en MAP-2 zijn ontstaan vanuit een evaluatie van het oorspronkelijke mestdecreet. Deze regelmatige feedback stelt de overheid in de gelegenheid het gevoerde beleid bij te sturen met als doel een optimaal resultaat te bekomen, namelijk een duurzame oplossing bewerkstelligen voor de mestproblematiek.
15
16
D E E L
2
EEN MESTBELEID WAAR LANDBOUW EN
Het Vlaamse mestbelei Een eerste stap naar de oplossing van de mestproblematiek
Om te kunnen ingrijpen in de problema-
Vaststellingen in 2000
tiek van de mestoverschotten moeten we eerst en vooral inzicht krijgen in de
1. Dierlijke mestproductie
omvang, de structuur en de oorzaken
•
ervan. Een eerste logische stap is het in kaart brengen van de mestproductie en -stromen in Vlaanderen. Dit gebeurt via een
•
gedetailleerde databank, die landbouwkundige, ecologische en socio-economische informatie over Vlaanderen groe-
De totale dierlijke productie in Vlaanderen bedraagt ongeveer 32 miljoen ton mest. Dit komt overeen met 206 mio kg stikstof (N) en 89 mio kg fosfaat (P2O5), welke voor het grootste deel in Vlaanderen wordt uitgereden. Een gedeelte hiervan wordt geëxporteerd (3,6 mio kg N) maar tegelijk is er ook import uit Nederland (1,7 mio ton N).
2. Kunstmestgebruik
In Vlaanderen wordt bovendien ongeveer 100 mio kg stikstof en 15 mio kg fosfaatmeststof uit kunstmest gebruikt.
peert. In een tweede fase heeft de overheid het beleid uitgestippeld en daarbij concrete
3. Afzetmogelijkheden
maatregelen uitgewerkt die de land-
•
bouwsector bij de uitvoering van het mestbeleid kunnen begeleiden en sturen. Doordat de databank op elk moment een exacte neerslag is van de Vlaamse landbouwrealiteit vormt ze ook een onmisbaar instrument bij de evaluatie van het mestbeleid.
De afzetmogelijkheden voor dierlijke mest kunnen op twee manieren worden berekend: - volgens de maximaal toegelaten bemestingsnormen; - volgens de opnamemogelijkheden door de landbouwgewassen. Berekend volgens de maximaal toegelaten bemestingsnormen bedraagt de afzetmogelijkheid in Vlaanderen 258 mio kg N en 82 mio kg P2O5.
17
MILIEU BETER VAN WORDEN
id Productie van fosfaat uit dierlijke mest in Vlaanderen P 2 O 5 -productiedruk per fusiegemeente
Bron, VLM jaarverslag 1999
Legende • kg P2O5 per ha cultuurgrond
Berekend volgens de opnamecapaciteit van de landbouwgewassen (onttrekkingsnormen) bedraagt de afzetmogelijkheid voor dierlijke mest gemiddeld 120 mio kg N en 40 mio kg P2O5.
•
4. Mestoverschotten
•
Op basis van de maximale bemestingsnormen bedraagt het mestoverschot op Vlaams niveau 48 mio kg N en 22 mio kg P2O5. Op bedrijfsniveau bevindt zich een derde van de dierlijke productie op bedrijven die onvoldoende gronden hebben om deze dierlijke mest milieuverantwoord te gebruiken. Ongeveer 13.000 landbouwbedrijven (op een totaal van 40.000) hebben mestoverschotten op hun bedrijf. Deze bedrijven situeren zich voornamelijk in de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen, waar ongeveer 30% van de bedrijven een mestoverschot hebben. In Vlaams-Brabant
kampt amper 9% van de bedrijven met mestoverschotten. Het overschot op de Vlaamse bodembalans (berekend met de onttrekkingsnormen) bedraagt 151 mio kg N en 66 mio kg P2O5. Omgerekend per hectare komt dit overeen met 251 kg N/ha en 110 kg P2O5. De doelstellingen zijn respectievelijk 70 en 10 kg/ha.
5. Ammoniakuitstoot
•
Niet minder dan 90% van de ammoniakemissie in Vlaanderen wordt veroorzaakt door de landbouwsector. In 1997 bedroeg de totale ammoniakemissie 66 mio ton, waarvan de helft afkomstig was uit de stal en de andere helft vrijkwam bij het uitrijden van dierlijke mest. Ongeveer 54% is afkomstig van varkens, 35% van rundvee, 7% van pluimvee en 4% van andere dieren.
= 0 - < 75 = 75 - < 100 = 100 - < 125 = 125 - < 200 = 200
18
D E E L
2
E N
M E S T B E L E I D
W A A R
L A N D B O U W
Stikstofbalans van de Vlaamse landbouwbodem in 1998
Conclusies
(miljoen kg stikstof) 1. De productie van dierlijke mest ligt veel te hoog
Een eerste belangrijke vaststelling is dat heel wat landbouwbedrijven in Vlaanderen jaarlijks te kampen hebben met een aanzienlijk mestoverschot. Het is duidelijk dat er voor de eigen mestproductie globaal onvoldoende plaats is op de cultuurgronden in Vlaanderen. 2. Er wordt nog steeds veel kunstmest gebruikt
minerale meststoffen
dierlijke mest
reststoffen
depositie
biologische N-fixatie
100
206
6
24,7
2,6 ammoniakemissie 66
LANDBOUWBODEM
151,4
3. Er is geen afzet meer voor dierlijke mest in Vlaanderen 4. Het aandeel van de landbouw in de totale ammoniakemissie is aanzienlijk
Ammoniak is schadelijk voor het milieu (zure regen, verzuring van de bodem). Om de ammoniakbelasting op het milieu te verlagen moet de emissie van de landbouwbedrijven omlaag.
AANDEEL VAN DE DOELGROEPEN VOLGENS DE NUTRIENTENEMISSIE
verkeer en vervoer: 4%
bevolking: 10%
landbouw: 66% industrie: 20%
Vlaanderen, 2000 Bron: Mira-S 2000
nutriëntensurplus
Bron: Mira-S 2000 en VRIND 2000
gewasproductie
netto-export en verwerking
120
1,9
E N
M I L I E U
B E T E R
V A N
19
W O R D E N
Fosfaatbalans van de Vlaamse landbouwbodem in 1998 (miljoen kg fosfaat P2 O5 )
minerale meststoffen
dierlijke mest
reststoffen
15
89
3
LANDBOUWBODEM
nutriëntensurplus 66
gewasproductie
netto-export 1
40 Bron: Mira-S 2000 en VRIND 2000
Kwetsbare zones De mestproblematiek in Vlaanderen is niet overal even acuut. Bovendien wordt de bodem in elk gebied gekenmerkt door een verschillende samenstelling. Elke regio vraagt met andere woorden om een verschillende aanpak. Fosfaatverzadigde gebieden vragen bijvoorbeeld strengere bemestingsnormen dan landbouwgronden die nog niet fosfaatverzadigd zijn. De kwetsbare zones worden ingedeeld in drie groepen: - de ‘groep natuur’: hieronder vallen gebieden met een bijzondere ecologische waarde (bijvoorbeeld natuurreservaten); - de ‘groep water’: hiertoe behoren de gebieden die vanwege hun relatie tot de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit bijzonder beschermd moeten worden, ze vereisen strengere normen met het oog op de drinkwaterproductie of omdat ze extra gevoelig zijn voor stikstofuitspoeling; - de fosfaatverzadigde gebieden: in deze gebieden heeft de bodem een zodanige verzadigingsgraad bereikt dat ze alle fosfaat dat bijkomend wordt toegediend ‘doorstuurt’ naar het grond- en oppervlaktewater.
20
D E E L
2
EEN MESTBELEID WAAR LANDBOUW EN
Van spreidingsbeleid n Een totaaloplossing voor een complex gegeven
Het staat als een paal boven water dat een eenzijdige aanpak van de mestproblematiek geen oplossing biedt voor de mestoverschotten. Enkel via een geïntegreerde mix van maatregelen kunnen deze overschotten voldoende weggewerkt worden. Concreet stoelt het nieuwe mestbeleid op drie pijlers: - aanpak aan de bron: via nieuwe voedertechnieken en nutriëntenarme voeders, het beredeneerd voederen aan de hand van nauwkeurig bijgehouden balansen en een herstructurering van de veehouderij moet de mestproductie met 25% teruggedrongen worden; - oordeelkundige bemesting: door het bijhouden van een bodembalans en het controleren van het nitraatresidu ook na de teelt, via het bewerken van de dierlijke mest zodat een betere nitraat-fosfaatverhouding in de mest kan worden bekomen welke beter is afgestemd op bodem en teelt,... moet 25% van het overschot benut worden op de bodem; - mestverwerking: 50% van het mestoverschot moet op zodanige wijze verwerkt worden dat geen verplaatsing van het probleem wordt gerealiseerd naar de compartimenten lucht of water. Hierbij kan ook een deel van het overschot worden geëxporteerd buiten Vlaanderen.
Het standstill-principe: mestoverschotten niet verder laten toenemen Teneinde de mestoverschotten niet verder te laten toenemen ligt het voor de hand om de mestproductie te bevriezen. In een eerste fase gebeurde dit via het standstill-principe. Dit principe hield in dat de totale hoeveelheid fosfaat en stikstof die de Vlaamse veestapel per jaar mocht produceren, werd beperkt tot het peil van 1992, namelijk 75 miljoen kg fosfaten en 169 miljoen kg stikstof. Om te voorkomen dat dit plafond overschreden werd, gold een vergunningenbeleid. De krachtlijnen van dat beleid waren: • Nieuwe landbouwinrichtingen konden niet meer worden opgestart. • Er was geen uitbreiding mogelijk van de dierlijke productie in donkergrijze of zwarte gemeenten (dit zijn gemeenten met een productiedruk boven 100 kg fosfaat per ha).
MILIEU
BETER
VAN
21
WORDEN
aar driesporenbeleid •
spelen tussen de verschillende betrokkenen of anderzijds fungeren als vangnet voor mestoverschotten die niet via de vrije markt kunnen worden verhandeld:
Bij hernieuwing van een vergunning of bij overname van een vergunning werd voor grotere bedrijven 25% van het vergunde aantal dieren gereduceerd. In een tweede fase voerde de overheid een nutriëntenhalte in (van kracht vanaf 1 januari 2001 tot 31 december 2004). Ook in deze nutriëntenhalte zit het standstill-principe ingebakken: elk bedrijf mag vanaf 2001 niet méér produceren dan zijn hoogste productie in 1995, 1996 of 1997. Bovendien zijn de ‘grote’ mestproducenten verplicht hun overschotten te verwerken en/of te exporteren.
•
Alle land- en tuinbouwers kunnen kostenloos en zonder enige verplichting een beroep doen op de bemiddelingsrol van de Mestbank. •
Spreidingsbeleid Het belangrijkste instrument van de overheid om overbemesting tegen te gaan is het spreidingsbeleid. Dit houdt in dat overschotten vanuit overschotbedrijven vervoerd worden naar bedrijven met afzetmogelijkheden (afnemers van dierlijke mest in binnen- en buitenland). Vanuit een breder perspectief beoogt het spreidingsbeleid ook de overschotten vanuit gebieden met een hoge veebezetting te transporteren naar gemeenten waar nog plaats is om dierlijke mest nuttig te gebruiken.
In het eerste geval beperkt de rol van de Mestbank zich tot het met elkaar in contact brengen van de verschillende partijen. Daarna stellen deze partijen zelf en volgens de regels van de vrije markt de verhandelingsvoorwaarden vast.
In het tweede geval, wanneer de Mestbank haar vangnetfunctie uitoefent, brengt zij niet alleen de betrokken partijen met elkaar in contact, maar organiseert zij ook het transport, de opslag of de verwerking en de geldelijke transacties. Bovendien neemt zij de verantwoordelijkheid voor de verantwoorde afzet van de verhandeling op zich. In dit geval betaalt de aanbieder de afzetheffing.
Mestverhandeling
Wanneer voor een bepaald jaar op een bedrijf de hoeveelheid geproduceerde dierlijke mest, vermeerderd met de kunstmestgift, groter is dan de maximaal toegelaten hoeveelheid mest voor dat bedrijf, op basis van de bemestingsnormen, dan heeft het bedrijf in dat jaar mestoverschotten. Uitbaters van bedrijven met overschotten moeten deze op een verantwoorde manier afvoeren. Ze moeten met andere woorden hun overschot aan mest verhandelen en/of verwerken. De Mestbank kan bij de verhandeling van mestoverschotten op twee manieren tussenkomen. Ze kan enerzijds een bemiddelende rol
Concrete invulling van het spreidingsbeleid Gemeenten met een zeer dichte veebezetting vinden we onder meer in West-Vlaanderen en de Noorderkempen. Anderzijds zijn er heel wat gemeenten met lage veedichtheid in Vlaams-Brabant en het zuiden van Oost-Vlaanderen en Limburg. Als men de transportgegevens van de verschillende jaren naast elkaar legt, dan blijkt dat er van jaar tot jaar meer invulling gegeven wordt aan het spreidingsbeleid. Vóór het mestdecreet werd de mest voornamelijk gebruikt in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar ze geproduceerd werd. Vandaag bedraagt het volume verhandelde mest ongeveer 50 miljoen stikstof en 35 miljoen kg fosfaat. In vergelijking met 1992 is het aantal mestverhandelingen nagenoeg verdubbeld.
22
D E E L
2
E E N
M E S T B E L E I D
W A A R
L A N D B O U W
Erkennen van mestvoerders
Om het vervoer van de mestoverschotten in goede banen te leiden werden beleidsmatig een aantal regels vastgelegd. Deze moeten het mogelijk maken om de mestoverschotstromen binnen en gedeeltelijk ook buiten Vlaanderen in kaart te brengen, te controleren en zo nodig bij te sturen. Vandaar dat voor vervoer van overschotten steeds formaliteiten moeten worden vervuld. De in te vullen documenten moeten altijd vermelden wie de aanbieder en wie de afnemer is en tevens hoeveel mest er wordt uitgewisseld. Behalve enkele uitzonderingen dienen alle transporten te gebeuren door een erkend mestvoerder. Deze erkende mestvoerders hebben de verplichting om altijd en in alle omstandigheden, elk transport vooraf te melden en achteraf te bevestigen aan de Mestbank. Zo krijgt de Mestbank de mogelijkheid na te gaan of de geplande transporten wel mogen doorgaan en of de gemelde transporten wel daadwerkelijk plaatsvinden.
SOORTEN TRANSPORTDOCUMENTEN
Vervoer binnen Vlaanderen •
Document Burenregeling: Dit document moet opgemaakt worden voor elk vervoer (tenzij naar bedrijfseigen gronden) binnen dezelfde gemeente of tussen aangrenzende gemeenten
binnen
het
Vlaamse
Gewest door niet-erkende mestvoerders. Van zodra dit transport gebeurt door een erkend mestvoerder is naast
•
De volgende transporten dienen niet door een erkende mestvoerder te gebeuren: Vervoer van mest of andere meststoffen vanuit een inrichting naar gronden behorende tot die-
de Burenregeling ook een mestafzetdocument vereist. •
Mestafzetdocument Het mestafzetdocument moet altijd en in alle omstandigheden worden gebruikt door erkende mestvoerders bij ieder vervoer binnen Vlaanderen.
Internationale mesttransporten •
EVOA-documenten Internationale mestverhandelingen zijn onderworpen aan de ‘Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen’. Deze transporten worden geregistreerd aan de hand van ‘EVOA’documenten.
MAP-meetpunten oppervlaktewater (VMM) en grondwater (Aminal): het Vlaamse mestbeleid geëvalueerd Om de rol van de landbouw in de nitraatvervuiling van de grond- en oppervlaktewateren te meten en de impact van het Vlaamse Mestbeleid te evalueren zette de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een netwerk van 266 meetpunten uit voor het oppervlaktewater. Deze meetpunten liggen hoofdzakelijk in gebieden met een zeer intensieve veeteelt, waar de invloed van de industrie en huishoudens te verwaarlozen is of precies te berekenen. Op die manier kan er een duidelijk oorzakelijk verband gelegd worden tussen het nitraatgehalte in het oppervlaktewater en het aandeel van de landbouw hierin. Aan de hand van de verzamelde gegevens wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater getoetst aan de nitraatrichtlijn. Op dezelfde manier zette Aminal een meetnet uit voor het grondwater. Uit de resultaten van het MAP-meetnet blijkt dat: • de waterkwaliteit op een meerderheid van de meetplaatsen niet voldoet aan de Vlaamse doelstellingen om ‘basiskwaliteit’ te halen; • het hoogste aantal normoverschrijdingen en de hoogste concentraties aan nitraat werden teruggevonden in gebieden waar intensieve veehouderij en tuinbouw een belangrijke impact hebben op de waterkwaliteit; • de hoge nitraatconcentraties in het merendeel van de gevallen afkomstig zijn van cultuurgronden: het gebruik van kunstmest en dierlijke mest in de landbouw, plaatselijk ook de tuinbouw.
E N
M I L I E U
• •
B E T E R
V A N
23
W O R D E N
zelfde inrichting: met andere woorden transport van eigen mest naar eigen grond. Overeenkomst van burenregeling of overdracht. Vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen dat gebeurt met een vervoermiddel waarvan het nuttige laadvermogen maximaal 500 kg bedraagt (bijvoorbeeld mest voor particulier gebruik in de moestuin).
Aanpak aan de bron Een ander belangrijk instrument om de overschotten weg te werken is de aanpak aan de bron. Via brongerichte maatregelen kan zowel de nitraaten fosfaatuitspoeling naar de grond als de ammoniakemissie in de lucht aanzienlijk gereduceerd worden. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn: het gebruik van nieuwe voedertechnieken en efficiëntere, nutriëntenarme voeders, het beredeneerd voederen via het bijhouden van balansen, herstructurering van de veehouderij,... De Mestbank kan hierin een sturende rol spelen, door bijvoorbeeld het wetenschappelijke onderzoek naar nieuwe voedertechnieken te stimuleren.
Oordeelkundige bemesting Het oordeelkundige gebruik van dierlijke mest kan helpen om de voorraden stikstof en fosfor in de bodem op peil te houden. • Bemesting gebeurt best in het voorjaar op een ogenblik dat het gewas meer stikstof nodig heeft voor de vorming van bladeren en wortels. Dan zijn de hoeveelheden stikstof die in het grondwater terechtkomen relatief kleiner. Om die reden gelden periodes van uitrijverbod voor de verspreiding van dierlijke mest. • Een andere stelregel is dat de mest direct moet ondergewerkt worden om ammoniakemissie naar de lucht te beperken. Recent is een techniek ontwikkeld waarbij de mest 5 tot 25 cm diep in de grond wordt gespoten. Op die manier kan de ammoniakemissie in sommige gevallen met 80% verminderd worden.
VERGUNNINGENDATABANK
De voorbije jaren stelde de Mestbank een uitgebreide inventaris op van de bestaande vergunningen voor veeteeltbedrijven in Vlaanderen. Via deze inventaris kan de evolutie van het vergunde veebestand opgevolgd worden. Deze databank van de Mestbank is een belangrijk instrument bij de besluitvorming rond vergunningsaanvragen. De aanvragen worden getoetst aan de verschillende regels van het mestdecreet met betrekking tot het bereiken van de bevriezing van de Vlaamse veestapel. Bovendien vormt de databank een belangrijke bron van informatie voor landbouwers, notarissen,... Tenslotte biedt ze een doeltreffende ondersteuning voor politieke beleidsbeslissingen.
Uitrijregeling mest Het spreiden van mest is aan vaste regels onderworpen. Zo mag mest (dierlijke mest, andere meststoffen en stikstofhoudende chemische meststoffen) niet uitgereden worden tijdens de wintermaanden. Meer bepaald geldt dit verbod tijdens de volgende periodes: • In algemeen en fosfaatverzadigd gebied: - grasland: tussen 21 sept.en 31 jan.; • akkerland: tussen 21 sept. en 15 febr. Dit verbod geldt niet voor stalmest. • In de kwetsbare gebieden water, natuur, ecologisch waardevolle agrarische gebieden: - voor alle teelten: tussen 1 sept. en 15 febr. Dit verbod geldt ook voor stalmest. Daarnaast mag mest niet gespreid worden: • op zaterdagen, zondagen en feestdagen, met uitzondering van chemische mest; • vóór 7 uur en na zonsondergang; • op drassig, overstroomd, bevroren of besneeuwd land; • binnen 5 meter van waterlopen; deze afstand bedraagt 10 meter op niet begroeide hellende percelen grenzend aan een waterloop. Bemestingsnormen
30% fosforreductie in varkensmest Sinds kort kan de uitscheiding van fosfor in varkensmest met 30% verminderd worden. Dat is te danken aan de hulp van bacteriën die een enzym (fytase) produceren dat aan het varken toelaat een veel groter deel van het fosfor uit zijn voedsel op te nemen. Fytase komt voor in het spijsverteringsstelsel van herkauwers. Dieren met slechts één maag, zoals varkens en pluimvee, beschikken echter niet over een eigen fytase-activiteit, waardoor het grootste deel van de fosfor uit het voedsel onbenut terechtkomt in de varkensmest. Het fytase-enzym wordt nu door een bacteriecultuur aangemaakt en kan dan bij het varkensvoer gevoegd worden.
Het gebruik van dierlijke en kunstmest kan slechts als veilig beschouwd worden voor het milieu, het vee en de plantengroei op voorwaarde dat een aantal regels in acht genomen worden. Daarom is een bemestingsadvies voor de landbouwer door gespecialiseerde diensten bijzonder waardevol. Zo gelden bemestingsnormen, die de maximale hoeveelheid mest bepalen die per hectare landbouwgrond mag toegediend worden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen vier gewasgroepen: grasland, maïs, gewassen die weinig stikstof nodig hebben (bijv. fruit en groenten) en alle andere gewassen.
Mestverwerking Hoofdbrok binnen het driesporenbeleid is ongetwijfeld de mestverwerking. Niet minder dan 50% van de mestoverschotten moet volledig verwerkt worden. Deze problematiek komt in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan bod.
24
D E E L
2
EEN MESTBELEID WAAR LANDBOUW EN
Naar een duurzame op Herstel van een natuurlijk evenwicht
Nieuwe technieken kunnen helpen om het mestvraagstuk beheersbaar te maken. De
Toegepast wetenschappelijk onderzoek
Mestbank stimuleert het onderzoek naar die technieken. Hiervoor doet ze een beroep op universiteiten en studiebureaus zowel in binnen- als buitenland. Het wetenschappelijke onderzoek is zowel gericht op een aanpak aan de bron als op technieken die verontreiniging beperken tijdens het mestgebruik en op mestverwerking. Om de studies en projecten rond mestverwerkingstechnieken te sturen en te coördineren werd het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking opgericht. In de voorbije jaren werden reeds tal van initiatieven genomen (vaak ook in de privésector) voor de verwerking van mest. Het is de taak van het VCM om al deze projecten te vergelijken met het oog op de ontwikkeling van de Best Beschikbare Technologie (BBT) voor mestverwerking.
Een belangrijke taak van de Mestbank is het toegepast wetenschappelijk onderzoek opvolgen en subsidiëren. Een deel van de heffingen is bestemd voor dit onderzoek. Op het vlak van wetenschappelijk onderzoek riep de Mestbank de kennis in van meer dan 200 wetenschappers om studies uit te voeren. Een aantal projecten worden volledig gestuurd door de Mestbank, andere projecten zijn ontstaan uit samenwerkingsverbanden met andere overheidsinstellingen. De projecten zijn gericht op diverse aspecten van de mestproblematiek: • preventieve aanpak van het mestprobleem: emissiepreventie door nieuwe staltechnieken, onderzoek naar verlaging van de stikstof- en ammoniakemissie door aanpassing van de voedersamenstelling,...
25
MILIEU BETER VAN WORDEN
lossing - Mogelijkheid tot verlaging van de N- en NH3emissie bij zeugen, vleesvarkens en biggen door aanpassing van de voedersamenstelling Deze benadering heeft tot doel de mogelijkheden te onderzoeken om door middel van het aanpassen van de voedersamenstelling, de benutting van stikstof bij de varkens te verhogen om op die manier de N-uitstoot in mest te verlagen. Hierbij mag geen kwaliteitsverlies optreden van de dierlijke eindproducten.
•
•
emissiebeperking bij het opslaan en uitspreiden van mest: mest direct onderwerken, mestopslag afdekken,...; nieuwe mestverwerkingstechnieken. In het kader van het toegepast wetenschappelijk onderzoek worden onder andere de volgende projecten door de Mestbank gefinancierd: - Emissiepreventie in de landbouw door middel van nutriëntenbalansen Dit project moet een methode uitwerken, die wetenschappelijk betrouwbaar en praktisch uitvoerbaar is, waarbij een nutriëntenbalans (stikstof, fosfaat en kalium) kan worden opgesteld op bedrijfsniveau. Deze nutriëntenbalans wordt ontwikkeld voor de varkens-, de pluimvee- en de rundveesector. - Onderzoek naar de nutriëntenstromen in Vlaanderen Het doel van dit project is het inventariseren en kwantificeren van de nutriëntenstromen in Vlaanderen voor de sectoren landbouw, industrie, huishoudens, verkeer en energie. Bij de analyse wordt nagegaan wie de veroorzakers zijn, over welke stoffen het gaat, uit welke processen deze stoffen eventueel ontstaan, welke verspreiding deze stoffen kennen en wat hun bestemming is.
De Mestbank blijft de verwerkingsinitiatieven op het terrein actief met raad en daad ondersteunen en begeleiden. Via studiedagen en vakorganisaties brengt ze de producenten op de hoogte van de stand van zaken en de mogelijkheden van mestverwerking.
26
D E E L
2
E E N
M E S T B E L E I D
W A A R
L A N D B O U W
Mestverwerking DE TASK FORCE MESTVERWERKING: EFFICIËNTE STURING VAN MESTVERWERKINGSINITIATIEVEN
Op initiatief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw werd de Task Force Mestverwerking opgericht. Via deze werkgroep overlegt de minister met alle bevoegde administraties en instellingen over de aanpak van de mestverwerking, het beoordelen van de verschillende mestverwerkingsinitiatieven, het respecteren van de vergunningsregelingen, het voldoen aan de milieunormen en aan de wettelijke vereisten terzake. Dit praktische overleg moet op korte termijn leiden tot concrete aanbevelingen.
Iedereen is stilaan overtuigd van de noodzaak van mestverwerking. Als het niet lukt de mestoverschotten op een verantwoorde manier te verwerken, kan de Europese nitraatnorm enkel gehaald worden via een drastische inkrimping van de veestapel, wat inhoudt dat het voortbestaan van de intensieve veeteelt in Vlaanderen op de helling komt te staan. In de zomer van 1996 werd een Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking opgericht, waarvan de Mestbank deel uitmaakt. Dit centrum heeft tot doel om de verschillende mestverwerkingsprojecten te coördineren en te begeleiden. De technologische kennis is aanwezig, maar organische meststoffen zijn erg heterogeen. Daarom moeten de procestechnieken onderling nog worden getest op economisch rendement, op emissieproblemen en op de vraag of het eindproduct geschikt is voor handel en gebruik. Mestverwerkingsplan
Samen met de Mestbank heeft het VCM een mestverwerkingsplan Vlaanderen opgesteld. In dit plan wordt enerzijds een overzicht gegeven van de actueel beschikbare relevante kengetallen van alle sectoren die meststoffen genereren: •
dierlijke mestproductie: hoeveelheden, soort, aard en ruimtelijke verdeling van dierlijke mest;
•
organische meststoffen afkomstig van de industrie, handel en huishoudens.
E N
M I L I E U
B E T E R
V A N
Anderzijds wordt in dat mestverwerkingsplan ook de recyclagecapaciteit van de landbouwsector opgegeven. Aan de hand van deze gegevens krijgt de Mestbank een exacte weergave van de totale hoeveelheid te verwerken meststoffen. Een tweede onderdeel van het mestverwerkingsplan geeft een overzicht van de bestaande mestverwerkingstechnieken en mestverwerkingsscenario’s. Daar verwerking ook een sectoriële benadering vraagt bevat het plan ook deelplannen voor de kalversector, de pluimveesector en de varkenssector.
27
W O R D E N
HET VLAAMS COÖRDINATIECENTRUM MESTVERWERKING (VCM)
Het
Vlaams
Coördinatie-
centrum Mestverwerking werd opgericht op 26 juni 1996 met een tweevoudig doel: 1. Een doeltreffend overleg organiseren tussen de betrokken overheidsinstellingen en de verschillende factoren in de mestproblematiek, met het oog op een coherent, globaal en
praktisch
toepasbaar
De Best Beschikbare Technologie (BBT)
beleid inzake mestverwerking
In 1998 werd door de brede landbouwsector de noodzaak van mestverwerking algemeen erkend. De intensieve veeteeltbedrijven ondervonden dat de mestafzetmogelijkheden naar Vlaamse landbouwgrond beperkt waren en dat hiervoor een steeds hogere prijs diende te worden betaald. Ook de export van onbewerkte mest bleek steeds moeilijker te worden.
en mestbewerking.
Heel wat verwerkingsexperimenten werden in alle stilte opgezet. Grotere studiebureaus en bedrijven vergaarden in binnen- en buitenland de bestaande technologische kennis. Allerlei losse bestaande procestechnieken werden afzonderlijk uitgetest en daarna gecombineerd: scheiden, vergisten, filteren, omgekeerde osmose, drogen, verbranden,...
lijk: ALT, de VLM (afdeling
Naast de grootschalige projecten wordt sterk gesleuteld aan installaties die verwerking of voorbewerking op bedrijfsniveau mogelijk kunnen maken. Vooral technieken zoals persen, centrifugeren, mengen, composteren en voordrogen van mest bieden zich aan. Al snel bleek dat mestverwerking technisch kan maar dat het prijskaartje het struikelblok is. Het wordt dus zoeken naar de Best Beschikbare Technologie. Het is de taak van het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking om uit de talrijke mestverwerkingsinitiatieven de Best Beschikbare Technologie te destilleren, die zowel ecologisch als economisch haalbaar is. Momenteel zijn er in Vlaanderen nog geen verwerkingsinstallaties voor de mestoverschotten van varkens.
2. Particuliere en overheidsinitiatieven inzake mestverwerking en mestbewerking coördineren, ondersteunen en stimuleren. Het VCM telt elf leden, nameMestbank),
AMINAL,
de
Boerenbond,
AVEVE,
de
Beroepsvereniging
van
de
Mengvoederfabrikanten (BEMEFA), en de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen en VlaamsBrabant.
Pluimveemest: succesvol verwerkt In de loop van 1999 kwam er een doorbraak in de verwerking van pluimveemest. Op meerdere individuele bedrijven werden de voordroog en de gedeeltelijke compostering in gebruik genomen. De homogene en ongeveer 70% droge partijen vinden rechtstreeks hun afzet naar Frankrijk of worden geëxporteerd na menging (met kalk, vlasstof, champost,...) of compostering in grotere eenheden. Indien alle bestaande installaties op volle kracht kunnen werken en exporteren, dan is het probleem pluimveemest voor het overgrote deel opgelost.
28
D E E L
3
VOORLICHTING
EN
DIENSTVERLENING:
Voorlichting Doeltreffende communicatie: sleutel tot succes
Een veranderingsproces verloopt altijd
Landbouwers
moeizaam. Het vergt een mentaliteitsaanpassing, bestaande mechanismen moeten volledig worden bijgestuurd, vertrouwde structuren worden op hun kop gezet. Om dit veranderingsproces optimaal te kunnen begeleiden en sturen besteedt de Mestbank al sinds haar oprichting veel aandacht aan voorlichting en sensibilisatie. De Mestbank tracht maximaal proactief het mestgebeuren te volgen; liever voorkomen dan achteraf te moeten sanctioneren. Voorlichting speelt hierin een cruciale rol. In eerste instantie betreft het de landbouwsector:
landbouwers,
land-
bouworganisaties, be- en verwerkers van mest en mestvoerders. Alle diensten die bij de controle betrokken zijn (inspecteurs, milieuambtenaren, politie en rijkswacht,...) vormen een tweede belangrijke doelgroep. Tenslotte wil de Mestbank ook het grote publiek informeren over haar missie.
Publicaties van de VLM De Vlaamse Landmaatschappij bracht onder andere de volgende infobrochures uit: Jaarverslagen, brochure landinrichting, brochure ruilverkaveling, brochure natuurinrichting, brochure beheersovereenkomsten, Mestbankbrochure, Praktijkgids bij MAP 2 Bis, MestbankInfo, landinrichtingskranten, ruilverkavelingskranten en natuurinrichtingskranten. Deze publicaties kunnen opgevraagd worden bij de Vlaamse Landmaatschappij, Cel Communicatie op het nummer 02-543 72 00.
Sinds haar ontstaan heeft de Mestbank talrijke initiatieven ontwikkeld om de landbouwsector optimaal te informeren over de implicaties van de mestwetgeving. Voorlichtingsvergaderingen
Via voorlichtingsvergaderingen wordt de landbouwsector wegwijs gemaakt in het Vlaamse mestbeleid. De Mestbank tracht op die manier zoveel mogelijk een concrete invulling te bieden aan het waarom en het hoe van de verschillende bepalingen. Via deze bijeenkomsten wil de Mestbank de landbouwer een optimale steun en begeleiding bieden bij zijn bedrijfsvoering. Naargelang het thema nodigt de Mestbank de volledige sector (landbouwers, landbouworganisaties, mestvoerders, be- en verwerkers van mest) of enkel de betrokken partijen uit. Onderwerpen van voorlichtingsvergaderingen zijn onder meer: • algemene toelichting van de mestwetgeving; • welke criteria hanteert de Mestbank bij haar adviezen over milieuvergunningen;
TWEE
BELANGRIJKE
PIJLERS
VAN
EEN
GEZOND
belang dat iedereen geïnformeerd wordt over het Vlaamse mestbeleid. Bovendien worden sommige sectoren rechtstreeks betrokken bij de uitvoering van dit beleid: milieuambtenaren, politie, rijkswacht,...
• belichting van de resultaten van mestverwerkingsprojecten; • Nutriëntenhalte; • praktische toelichting voor erkende mestvoerders: demo van MTIL. MestbankInfo
De Mestbank geeft driemaal per jaar een MestbankInfo uit die de landbouwsector informeert over nieuwe ontwikkelingen en decreten. Daarnaast biedt de MestbankInfo een concrete handleiding aan de landbouwer bij het invullen van zijn aangifteformulier. Elke nieuwe editie wordt met een begeleidend schrijven verstuurd naar alle landbouwers en alle betrokken partijen.
• CODE GOEDE LANDBOUWERSPRAKTIJK
-
Eind 1997 werd de ‘Code van goede landbouwpraktijken’ inzake
bemesting
goedge-
Mestgids
keurd. De doelstelling hier-
Zowel bij het eerste als bij het tweede Mestactieplan publiceerde de Mestbank een Mestgids als hertaalde leidraad bij de nieuwe wetgeving.
van is eenvoudig. ‘Binnen de
Beurzen
Op de voornaamste landbouwbeurzen in Vlaanderen kan de landbouwer aan een infostand van de Mestbank terecht voor al zijn vragen met betrekking tot de mestwetgeving. De voorbije jaren nam de Mestbank onder andere aan volgende beurzen deel: Agriflora, Agribex, Internationale Werktuigendagen, Pluimveedagen, Agriwest,... Vakpers
Via informatieve artikels in de vakpers belicht de Mestbank haar projecten en specifieke aspecten van de mestwetgeving.
Informatie over de landbouwgrenzen heen Niet alleen het landbouwpubliek is gebaat bij een degelijke voorlichting. Een leefbaar samengaan van landbouw en milieu raakt alle geledingen van de maatschappij. Daarom is het van
BELEID
wettelijk opgelegde grenzen
•
op vrijwillige basis inspanningen leveren, zodat, zonder dat
de
portemonnee
ge-
schaad wordt, het milieu gebaat wordt’ Deze code biedt de landbouwer een concrete lijst van milieutips,
richtlijnen
-
en
aanbevelingen voor een oordeelkundige bemesting van zijn gronden. Ze kan worden opgevraagd bij de ALT, tel. 02-553 63 56
-
diensten betrokken bij de controle-acties van de Mestbank: inspecteurs van de Mestbank: vooraleer de inspecteurs aan hun zware controle-opdrachten beginnen krijgen ze een grondige opleiding; politie, rijkswacht, milieuambtenaren: via voorlichtingsvergaderingen op maat, praktische handleidingen en infobrochures krijgen deze diensten een uitgebreide toelichting bij hun uitvoeringstaken. het grote publiek: De Mestbank wil ook het grote publiek betrekken bij de mestproblematiek en het beleid en de aangereikte oplossingen en maatregelen verhelderen en in een bredere context plaatsen. Hiertoe gebruikt ze verschillende kanalen, onder meer: algemene infobrochures; op de website van de VLM (www.vlm.be) kan elke geïnteresseerde informatie opvragen over de werking van de Mestbank; persconferenties.
29
30
D E E L
3
VOORLICHTING
EN
DIENSTVERLENING:
Dienstverlening De Mestbank is er ook voor u
Een belangrijke taak van de Mestbank is de dienstverlening aan alle betrokken partijen, niet in het minst aan de landbouwers zelf, maar ook aan de landbouworganisaties, natuurgroeperingen en het brede publiek. De dienstverlening van de Mestbank behelst diverse activiteiten waarvan permanente informatieverstrekking en een gestructureerde loketfunctie de ruggengraat vormen. Deze dienstverlening leidt tot goed geïnformeerde gesprekspartners, wat op zijn beurt de responsabilisering van alle betrokkenen moet vergroten. Door ook over onze grenzen heen ervaring en knowhow uit te wisselen en te delen komen we een stap dichter bij een noodzakelijk geïntegreerd beleid, ook op Europees vlak.
Duurzame ondersteuning aan de landbouwsector
De Vlaamse Landmaatschappij en de Mestbank in het bijzonder, verzamelen, al dan niet in samenwerking met andere Vlaamse milieuadministraties, een massa informatie over het Vlaamse milieulandschap, over de open ruimte in Vlaanderen, over de structuur en omvang van de Vlaamse landbouw. Daarnaast ondersteunen ze talrijke projecten voor toegepast wetenschappelijk onderzoek die moeten helpen een oplossing bieden voor de mestproblematiek. Aan de hand van de knowhow die zo wordt verkregen, kan de Mestbank landbouwers, landbouworganisaties en mestvoerders een maximale ondersteuning bieden bij de uitvoering van hun werk. Elke geïnteresseerde kan op werkdagen telefonisch of rechtstreeks advies opvragen bij de provinciale afdelingen van de Mestbank.
TWEE BELANGRIJKE PIJLERS VAN EEN GEZOND BELEID
Digitale registratie van gebruikspercelen Sinds 1996 worden de perceelsgronden in Vlaanderen digitaal geregistreerd. Met deze inventaris verkrijgt de overheid er een zeer belangrijk beleidsondersteunend instrument bij en worden de belangrijkste aspecten van de mestwetgeving concreet vertaald naar de boer toe.
Studiedagen
De Mestbank levert een actieve inbreng in talrijke studiedagen in binnen- en buitenland. Zo rapporteerde ze op het internationale congres ‘Regulation of Animal Production in Europe’ in Wiesbaden (Duitsland) over het Vlaamse mestbeleid en bracht ze op de workshop ‘N-dynamics in Intensive and Extensive Agriculture Cooperation Programme between Flanders and South Africa’ verslag uit over haar perceelsregistratiesysteem. Ervaring delen
De Mestbank ontvangt regelmatig internationale delegaties (onder andere uit Denemarken, Canada, Ierland, de Verenigde Staten, ZuidAfrika) om de mestproblematiek en het Vlaamse beleid terzake toe te lichten. Een klare kijk
Via duidelijke informatie wil de Mestbank ook de burger bij het mestgebeuren betrekken. De voorbije jaren verleende de Mestbank haar medewerking aan talrijke lokale en regionale initiatieven: opendeurdagen, lessenreeksen, schoolprojecten, ... Daarnaast kan iedere geïnteresseerde bij de Mestbank en op de website van de VLM informatie opvragen over haar taken, maar ook concrete cijfergegevens over de landbouw en de mestproblematiek.
Hoe gaat deze registratie concreet in zijn werk? Elke dag begeven registratieteams van de Mestbank zich op het terrein. Elke landbouwer wordt uitgenodigd om op digitale luchtfoto’s (orthofoto’s) zijn percelen te komen aanduiden. De verwerking van deze gegevens gebeurt ter plaatse op draagbare computer. Dankzij deze inventarisatie beschikt de Mestbank over een geografische digitale laag van alle landbouwgebruikspercelen en zijn van ongeveer 45.000 landbouwbedrijven de ligging, de gebouwen en de cultuurgronden precies aangeduid op luchtfoto’s. Van elk perceel is de oppervlakte en de teelt elk jaar opnieuw gekend zodat deze kunnen getoetst worden aan andere kenmerken zoals de landbouwstreek, de toegelaten bemesting en van toepassing zijnde regels voor het spreiden van mest. Alle landbouwers krijgen een afdruk van de intekening op de luchtfoto en een duidelijk overzicht van de toegelaten bemestingsdosis en bemestingstijdstippen op de percelen die ze uitbaten.
MESTTRANSPORTINTERNETLOKET
In 1999 startte de Mestbank een project om transporten automatisch en on line via de internettechnologie aan te melden aan de mestdatabank. MTIL (MestTransportInternetLoket) is inmiddels operationeel: voor het jaar 2001 zijn er in totaal een zestigtal transporteurs op aangesloten. Dit loket biedt heel wat voordelen: • MTIL voert alle controles on line uit; er kunnen geen administratieve fouten meer gemaakt worden. • Normaal gezien moet een erkende mestvoerder elk transport minstens vierentwintig uur op voorhand per fax melden aan de Mestbank. Met MTIL vervalt deze regel: de aanvrager kan na goedkeuring zijn mestafzetdocument onmiddellijk printen en zijn transport uitvoeren. • Het gebruik van MTIL door de erkende mestvoerders is gratis.
31
32
I N F O HOOFDBESTUUR
De openingsuren van de Mestbank De Mestbank is op werkdagen toegankelijk van maandag tot en met vrijdag, telkens van 9.00 uur tot 11.30 uur. Daarnaast kunt u steeds op afspraak langskomen. Telefonisch is de Mestbank elke werkdag te bereiken van 9.00 uur tot 12.00 uur en van 14.00 uur tot 16.00 uur.
Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel Tel. 02-543 72 00 V O O R D E P R O V I N C I E W E S T- V L A A N D E R E N
Vlaamse Landmaatschappij Provinciale afdeling Brugge, Mestbank E. De Neckerestraat 5, 8000 Brugge Tel. 050-45 81 00 V O O R D E P R O V I N C I E O O S T- V L A A N D E R E N
Vlaamse Landmaatschappij Provinciale afdeling Gent, Mestbank Ganzendries 149, 9000 Gent Tel. 09-244 85 00 VOOR DE PROVINCIE LIMBURG EN HET ARRONDISSEMENT LEUVEN
Vlaamse Landmaatschappij Provinciale afdeling Diest, Mestbank Leuvense Straat 86a, 3290 Diest Tel. 013-35 87 00
V O O R H E T A R R O N D I S S E M E N T H A L L E - V I LV O O R D E
Algemene info Voor algemene informatie kunt u ook terecht bij: • VLM, Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel, tel 02-543 72 00 fax 02-543 73 98 • www.vlm.be •
[email protected]
Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel Tel. 02-543 72 00
A LT
Leuvenseplein 4, 1000 Brussel Tel: 02-553 63 41 Fax: 02-553 63 50
AMINAL Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel Tel: 02-553 80 11 Fax: 02-553 80 05
OVAM Kan. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen Tel: 015-284 284 Fax: 015-20 32 75
VMM A. Van De Maelestraat 96, 9320 Erembodegem Tel: 053-72 62 11 Fax: 053-77 71 68
VMW Belliardstraat 73, 1040 Brussel Tel: 02-238 94 11 Fax: 02-230 97 98
Verantwoordelijke uitgever: ir. Paul Demeester, Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel • Realisatie:
Vlaamse Landmaatschappij Provinciale afdeling Herentals, Mestbank Cardijnlaan 1, 2200 Herentals Tel. 014-25 83 00
Pinguin Productions, tel. 09-363 84 40
VOOR DE PROVINCIE ANTWERPEN
Een publicatie van de Vlaamse Landmaatschappij