RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 8 februari 2002 (13.02) (OR. fr) 5319/02
AGRIFIN 2 FIN 13 NOTA I/A-PUNT van: de Groep AGRIFIN d.d.: 18 december 2001 en 1 februari 2002 aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad nr. vorig doc.: 12400/01 Betreft: Speciaal verslag nr. 7/2001 van de Rekenkamer over uitvoerrestituties Bestemming en het in de handel brengen
1.
De Groep Agrifin heeft tijdens haar vergaderingen van 18 december 2001 en 1 februari 2002 van gedachten gewisseld over speciaal verslag nr. 7/2001 van de Rekenkamer over uitvoerrestituties (aspecten in verband met bestemming en het in de handel brengen); ook de antwoorden van de Commissie op dit verslag werden besproken.
2.
De uitvoerrestituties vertegenwoordigen een post van circa 5 miljard euro per jaar op de Gemeenschapsbegroting. Wanneer de restitutietarieven verschillend zijn naar gelang van het land van bestemming, dienen de aanvragers het bewijs te leveren dat de producten in de handel zijn gebracht (bewijs van aankomst). Wordt voor alle bestemmingen één restitutietarief gehanteerd, dan is geen bewijs vereist, behalve in geval van twijfel.
5319/02
ker/SR/mm DG B II
1
NL
Allerlei documenten kunnen als bewijs van aankomst worden aanvaard, onder meer aangiften van invoer bij de douane en verklaringen van lossing die door toezichthoudende firma's en ambassades van de lidstaten worden afgegeven. De Rekenkamer heeft het systeem van de bewijzen van aankomst onderzocht en het volgende geconstateerd: -
het systeem is te duur; de naleving van de voorschriften brengt immers zowel voor de aanvragers als voor de overheid zeer hoge kosten met zich mee;
-
in talrijke gevallen waren de bewijzen van aankomst vals of ongeldig. Het is echter van belang, een onderscheid te maken tussen de geldigheid van de bewijzen en de vraag of de transactie werkelijk heeft plaatsgevonden. Er is in de meeste gevallen geen bewijs dat het bij de transacties waarvoor restituties worden betaald, niet om zuivere handelstransacties zou gaan;
-
zowel de procedures voor de validering van de door derde landen afgegeven bewijzen van aankomst, als de procedures voor de afgifte van bewijzen door toezichthoudende firma's en ambassades van de lidstaten, vertonen ernstige tekortkomingen.
De Rekenkamer concludeert dat het huidige systeem nauwelijks garanties biedt en beveelt onder meer aan om de verplichting tot het systematisch overleggen van bewijzen van aankomst te vervangen door intensievere controles achteraf, of, indien de verplichting tot systematische overlegging van bewijzen behouden blijft, om de regels voor de afgifte en validering van die bewijzen aanzienlijk aan te scherpen. 3.
De Rekenkamer heeft in haar speciaal verslag de hiernavolgende aanbevelingen gedaan. i)
Wat de voor uitvoerrestituties in aanmerking komende producten betreft, zou het de voorkeur verdienen voor elk product een uniform restitutietarief toe te passen voor alle bestemmingen.
5319/02
ker/SR/mm DG B II
2
NL
ii)
Ten aanzien van het systeem waarmee wordt gecontroleerd of goederen in derde landen in de handel zijn gebracht, is de Rekenkamer van mening: =
dat de bewijzen van aankomst slechts in twijfelgevallen of voor bestemmingen met een hoog risico verplicht mogen worden gesteld;
=
dat aan de betaalorganen vervoersdocumenten en handelsfacturen moeten worden overgelegd ter staving van alle restitutieaanvragen die een bepaald minimum overschrijden;
=
dat achteraf intensiever op het in de handel brengen moet worden gecontroleerd, en dat databases inzake goederenvervoer over zee en per container moeten worden geraadpleegd voor de transacties die voor de controles achteraf zijn geselecteerd.
iii)
Indien de verplichting tot het systematisch overleggen van bewijzen van aankomst blijft voortbestaan: =
zouden de door de ambassades van de lidstaten verrichte controles voor de afgifte van bewijzen identiek moeten zijn aan die welke door de toezichthoudende firma's worden uitgevoerd;
=
zou de Commissie de verantwoordelijkheid voor de erkenning van de toezichthoudende firma's moeten overnemen, zoals dat in het kader van de voedselhulp reeds het geval is;
=
zou de intrekking van de erkenning van een toezichthoudende firma moeten inhouden dat ook alle dochterondernemingen binnen diezelfde groep hun erkenning verliezen;
=
zou moeten worden overwogen sancties te treffen tegen toezichthoudende firma's die onregelmatige bewijzen van aankomst afgeven;
=
zou de Commissie moeten worden belast met het bijhouden en bijwerken van een register van modelbewijzen van aankomst die kunnen worden aanvaard, terwijl zij ook de verificaties in derde landen zou moeten coördineren.
iv)
De Commissie en OLAF moeten ervoor zorgen dat ontdekking van fraude en onregelmatigheden leidt tot een intensieve follow-up, in alle betrokken lidstaten.
5319/02
ker/SR/mm DG B II
3
NL
v)
Er is ruim 100 miljoen euro gemoeid met de vermoedelijke onregelmatigheden die in het speciaal verslag van de Rekenkamer worden genoemd. De Commissie moet er op toezien dat prompt een invorderingsactie wordt ondernomen in de gevallen waarin dit nog niet is gebeurd. In andere gevallen zou de Commissie moeten overwegen om actie te ondernemen in het kader van de goedkeuring van de rekeningen.
vi)
Er mogen geen restituties worden betaald voor producten waarvoor in derde landen en binnen de EU in het kader van vrijhandelsovereenkomsten verlaagde invoerrechten gelden waaraan een risico op carrouselconstructies is verbonden.
4.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rekenkamer, zal de Commissie de volgende stappen doen: -
zij zal een voortdurend bij te werken catalogus van formulieren en stempels van douanediensten van bepaalde derde landen samenstellen. Samen met de lidstaten zal zij bekijken op welke wijze de controle van de bewijzen van aankomst door de betaalorganen beter kan worden gecoördineerd;
-
zij zal met de lidstaten besprekingen voeren over een geharmoniseerde aanpak van de afgifte van certificaten door de ambassades. Er zal een dossier worden bijgehouden;
-
zij zal samen met de lidstaten een regeling uitwerken waarbij de toezichthoudende firma's meer verantwoordelijkheid krijgen. De erkenning van de toezichthoudende firma's zou afhankelijk kunnen worden gemaakt van een zekerheidstelling en bij tekortkomingen moeten worden ingetrokken;
-
met de beheerders van de GMO's en de lidstaten zal worden onderzocht of het mogelijk is een hogere drempel vast te stellen voor de restitutiebedragen waarvoor de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/99 vervatte regeling inzake de overlegging van bewijsstukken kan worden versoepeld. (Zie bijlage I, actieplan voor de controle van het beheer van de uitvoerrestituties dat de Commissie bij het Parlement heeft ingediend.)
5319/02
ker/SR/mm DG B II
4
NL
5.
Tijdens de bespreking van het verslag door de groep werden een aantal opmerkingen gemaakt: -
de Duitse delegatie stemde in met een aantal kritische opmerkingen van de Rekenkamer; dit gold met name de opmerkingen betreffende het gebrek aan betrouwbaarheid van het systeem van bewijzen van aankomst, dat fraude in de hand kan werken en te bureaucratisch is, alsmede de opmerkingen betreffende de ernstige tekortkomingen bij de erkenning en de controle van de toezichthoudende firma's. Bijgevolg was deze delegatie het met name eens met de aanbevelingen van de Rekenkamer dat de Commissie verantwoordelijk moet zijn voor de erkenning van de toezichthoudende firma's en ervoor moet zorgen dat de erkenningsvoorwaarden worden verstrengd. Verder maakte deze delegatie een voorbehoud bij de controle op het in de handel brengen van goederen in het kader van het goederenvervoer over zee en per container. Nadere gegevens hieromtrent staan in bijlage II.
-
De Ierse delegatie wees erop dat het besluit om van de ambassade in Egypte gebruik te maken, zeer bewust is genomen om de middelen van de Gemeenschap te beschermen, omdat de bewijsstukken van de Egyptische douane niet betrouwbaar zijn. Tevens wees zij erop dat wanneer er sprake blijkt van een verschil tussen de vrachtbrief en het douanebewijsstuk, op dit laatste meestal een grotere ingevoerde hoeveelheid vermeld staat en niet een kleinere. (Zie bijlage III.)
-
De Franse delegatie onderstreepte met betrekking tot de zekerheidstellingen voor het toezicht dat: •
de Commissie het type van de te stellen zekerheden dient te bepalen;
•
alleen de betaalorganen in de toekomst verantwoordelijkheid zullen dragen voor het zekerhedenbeheer in Frankrijk.
Deze delegatie merkte voorts op dat het weliswaar wenselijk is de procedures eenvoudiger en minder zwaar te maken, maar dat zulks niet tot een verlaging van de restituties mag leiden.
5319/02
ker/SR/mm DG B II
5
NL
-
De Italiaanse delegatie maakte melding van kwaliteitsverbeteringen in de door de douane verrichte fysieke controles bij uitvoer, alsmede van een beroep dat hangende is bij het Hof van Justitie en van strafrechtelijke onderzoeken naar de uitvoer van vlees naar Jordanië en van levende runderen naar Libanon. (Zie bijlage IV.)
6.
Aan het einde van de bespreking concludeerde de voorzitter dat er ten behoeve van het Comité van permanente vertegenwoordigers een nota I-punt met een overzicht van de standpunten van de delegaties alsmede ontwerp-conclusies van de Raad zullen worden opgesteld.
7.
Overeenkomstig de conclusies van de Raad Ecofin van 8 mei 2000 over de verbetering van de behandeling van de speciale verslagen van de Rekenkamer, verzoekt de Groep Agrifin het Comité van permanente vertegenwoordigers om de Raad aan te bevelen tijdens een volgende zitting de conclusies en aanbevelingen in bijlage V als A-punt aan te nemen.
_______________
5319/02
ker/SR/mm DG B II
6
NL
800/1999
suspension of approval will apply in all Member States to the
DG B II
800/1999
26/10/1999 concerning the rules on approval of surveillance
agencies will be incorporated in the horizontal Regulation
Modification of Regulation (EC) No
800/1999
supervisor companies, have to be foreseen by Member States
Other dispositions of the working document VI/2705 of
Modification of Regulation (EC) No
Effective penalties for irregular proofs of arrival issued by
investigations on each company have been completed
other companies within the same group, until the necessary
Modification of Regulation (EC) No
When an approval is withdrawn from a supervisory company, a
companies in the inquiry on differentiated refunds
5319/02 BIJLAGE I
•
•
•
ker/SR/pc
1st semester 2002
1st semester 2002
1st semester 2002
Before end 2002
Clearance of Accounts
•
Inclusion of audit visits to the most important supervisory
Timing
Means to carry out the action
Action
Commission
Export Refund Action Plan
NL
7
BIJLAGE I
800/1999
involving small amounts of refunds can be exempted from the
the container movement data bases for control purposes
Clearance of Accounts
DG B II
_______________
Visit transport companies in order to evaluate the potential use of
Launch a call for an open tender .
number of third countries
Completion and setting out of the study
Engage credits in 2002 budget
To create a catalogue of customs forms and stamps used in a
production of the proof of importation
Modification of Regulation (EC) No
800/1999
certificates of unloading
Doubling of the de minimis limits by which payment’s claims
Modification of Regulation (EC) No
Rules to be observed by Member States’ embassies on issuing
5319/02 BIJLAGE I
•
•
•
•
ker/SR/pc
Before end 2002
1 ½ years
1st semester 2002
1st semester 2002
NL
8
BIJLAGE II Standpunt van de Duitse delegatie De Duitse delegatie wenst de hiernavolgende opmerkingen te maken bij de overwegingen van de Rekenkamer betreffende de toekenning van gedifferentieerde restituties. Erkenning en controle van toezichthoudende firma's door de Commissie (paragraaf 88, tweede en derde streepje) De Duitse delegatie steunt het voorstel van de Rekenkamer, omdat het onder meer de mogelijkheid biedt om te bepalen in hoeverre de tekortkomingen van een toezichthoudende firma gevolgen moeten hebben voor de erkenning van dochterondernemingen van dat bedrijf in andere lidstaten. Tot op heden is het in Duitsland namelijk zo dat de erkenning van een toezichthoudende firma wordt ingetrokken wanneer zij een ernstige fout heeft begaan. Wanneer een dochteronderneming van die firma, bijvoorbeeld in Frankrijk, als toezichthoudende firma is erkend, heeft de intrekking van de erkenning door Duitsland voor deze dochteronderneming echter geen gevolgen. De toezichthoudende firma kan haar activiteiten dus met hetzelfde personeel voortzetten. Met betrekking tot de erkenning van de toezichthoudende firma's wordt tevens gewezen op het gebrek aan samenhang in het standpunt van de Commissie. Toezichthoudende firma's die controle op producten in het kader van de voedselhulp willen verrichten, worden immers reeds door de Commissie erkend. Vereisten waaraan de door de ambassades afgegeven certificaten moeten voldoen (paragraaf 88, eerste streepje) Luidens de toelichting van de Commissie volgt uit de verordening betreffende de restituties (Verordening (EG) nr. 800/1999, artikel 16) geenszins dat een ambassade slechts na controle ter plaatse een certificaat mag afgeven; een dergelijk vereiste zou tegen de regeling indruisen. In tegenstelling tot wat de Rekenkamer beweert (verslag, blz. 17, noot 14), heeft de Commissie de lidstaten in het Comité ter regeling van het handelsverkeer geen instructies in die zin gegeven. De officiële notulen van de 287e vergadering van het Comité bevatten geen verwijzing naar dergelijke instructies. 5319/02 BIJLAGE II
ker/SR/pc DG B II
9
NL
De Rekenkamer merkt terecht op dat er in Duitsland momenteel op dit gebied geen instructies voor de ambassades gelden. De certificaten die door de ambassades werden afgegeven tijdens de door de audit bestreken periode (één certificaat afgegeven in Moskou en één in Mexico), voldeden evenwel aan de meest recente voorschriften van de EU en werden trouwens niet aangevochten. Bevoegdheid van de Commissie voor het bijhouden en bijwerken van een register van modelbewijzen van aankomst (paragraaf 88, vijfde streepje) De Duitse delegatie steunt het voorstel van de Rekenkamer. De modelbewijzen van aankomst en de erkenningen van toezichthoudende firma's zouden inderdaad onder de bevoegdheid van één instelling moeten vallen. Controle op het in de handel brengen in het kader van het goederenvervoer over zee en per container (paragraaf 87, derde streepje) De Duitse delegatie is van oordeel dat de door de Rekenkamer voorgestelde oplossingen niet werkbaar zijn, en wel om de volgende redenen: -
de door de Rekenkamer genoemde documenten worden in het moderne zeevervoer steeds minder gebruikt of bestaan niet meer in hun oude vorm;
-
de Commissie heeft zelf aangegeven dat de gegevens op de huidige scheepsdocumenten in deze context hoe dan ook niet veel nut hebben en dat uit de gegevens betreffende de producten zo goed als geen conclusies kunnen worden getrokken;
-
veralgemening van controles op basis van scheepsdocumenten is bijna onmogelijk, omdat van die documenten vaak alleen nog voor de douane een papieren versie wordt aangemaakt.
De ontwikkeling van het internationaal recht op het gebied van het zeevervoer (in het kader van de VN) en de opvattingen van de Rekenkamer en de Commissie lopen steeds verder uit elkaar. Hierna worden daarvan twee voorbeelden gegeven:
5319/02 BIJLAGE II
ker/SR/pc DG B II
10
NL
-
overeenkomstig het internationaal recht op het gebied van het zeevervoer is het wisselen van schip sinds 2000 een zaak die uitsluitend onder de bevoegdheid van de vervoerder valt (de exporteur wordt niet meer op de hoogte gebracht). De in het contract vermelde naam van het schip komt dus niet langer overeen met de naam van het schip dat de container daadwerkelijk heeft vervoerd (die naam kan in het scheepsregister van Lloyd's worden teruggevonden). Gevolg daarvan is dat de uitvoerrestituties in eerste instantie niet zullen worden terugbetaald, maar pas na een lange briefwisseling tussen het betaalorgaan en de begunstigde van de restitutie;
-
containerschepen zijn soms zo groot dat ze nog slechts in enkele havens kunnen aanleggen. Voor de rest van het traject gebruikt de reder kleinere schepen die de goederen naar de havens van bestemming in andere landen brengen; de naam van het schip komt bijgevolg niet langer overeen met die op de oorspronkelijke documenten. Gevolg: geen terugbetaling, vermoeden van onregelmatigheden, lange briefwisseling.
Het is beter niet te kiezen voor de weg die de Rekenkamer wil inslaan, maar voor een aanpak waarbij meer tegencontroles (in de onderneming van de exporteur) worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 4045/89. _______________
5319/02 BIJLAGE II
ker/SR/pc DG B II
11
NL
BIJLAGE III Standpunt van de Ierse delegatie Naar het oordeel van de Ierse delegatie dienen bij het verslag van de Rekenkamer betreffende de toekenning van gedifferentieerde restituties de volgende kanttekeningen te worden geplaatst:
Egypte - verwerking van tekorten en geweigerde producten Vanwege de intrinsieke onbetrouwbaarheid van Egyptische invoerbewijsstukken, waarop de ingevoerde hoeveelheden en gewichten niet correct vermeld worden zonder dat daar enige consequentie in te ontdekken valt, heeft Ierland in 1994 de binnenlandse handel laten weten dat nog slechts restituties zouden worden betaald over ingevoerde hoeveelheden die door de ambassade konden worden geverifieerd. Ierland heeft die beslissing genomen om de Gemeenschapsmiddelen te beschermen. De Rekenkamer is niet erg ingenomen met het feit dat Ierland de douanebewijsstukken, die vaak lagere invoerhoeveelheden te zien geven dan de vrachtbrief, lijkt te negeren. Ierland wijst er echter op dat die lagere hoeveelheden meestal het aantal verpakkingen betreffen en dat in het overgrote deel van de gevallen het gewicht in feite hoger ligt dan op de vrachtbrief staat vermeld. Ierland staat op het standpunt dat de douanedocumenten gewoon geen betrouwbare basis vormen voor de vaststelling van gewicht/hoeveelheden. Dit is dan ook de reden waarom wij gebruik maken van de ambassade. In dat opzicht handelen wij volstrekt overeenkomstig de voorschriften. Betrouwbaarheid van bewijzen van aankomst, afgegeven door ambassades van lidstaten De Rekenkamer is niet gelukkig met de inschakeling van ambassades en vindt dat zij even stringente controles zouden moeten uitvoeren als toezichthoudende firma's. Er ligt bij het beheerscomité regeling handelsverkeer een voorstel ter tafel omtrent de aard van de richtsnoeren voor het functioneren van ambassades in deze aangelegenheid en Ierland reageert in dat gremium op de kwestie. Voor Ierland is het zaak dat de voorwaarden die uiteindelijk zullen worden opgelegd praktisch en uitvoerbaar zijn, rekening houdend met de middelen waarover ambassades beschikken. Anders worden ambassades de facto geëlimineerd als bron van secundaire bewijzen.
5319/02 BIJLAGE III
ker/SR/pc DG B II
12
NL
Jordanië - omzeiling van VN-embargo op leveringen aan Irak Hier gaat het om een poging, in 1991, van een aantal lidstaten om het embargo op de export naar Irak te omzeilen door het transport via Jordanië te laten plaatsvinden. Voor Ierland ging het naar verluidt om zo'n 3.200 ton. Ierland heeft evenwel kunnen aantonen dat er voor het overgrote deel daarvan, meer bepaald 85%, een VN-machtiging bestond. Ierland beschikt niet over gegevens die aantonen dat de overige 510 ton door Ierse handelsondernemingen is uitgevoerd. _______________
5319/02 BIJLAGE III
ker/SR/pc DG B II
13
NL
BIJLAGE IV Standpunt van de Italiaanse delegatie: De Italiaanse delegatie: -
bevestigt dat, inzake de kwaliteit van de door de douane verrichte fysieke controles bij uitvoer, welke hebben geleid tot een financiële correctie voor Italië, waartegen overigens bij het Hof van Justitie een beroep hangende is, de situatie de laatste tijd duidelijk aan het verbeteren is, mede omdat de kantoren zich nu meer bewust zijn van deze problematiek en de procedure is verfijnd;
-
bevestigt dat, betreffende het door het UCLAF uitgevoerde onderzoek naar de uitvoer door Italiaanse exporteurs van rundvlees naar Jordanië en het met de aangevochten restituties gemoeide bedrag, het betaalorgaan met de invorderingsacties is begonnen, maar dat in al deze zaken beroep werd aangetekend; ze zijn nog in behandeling;
-
wijst erop dat, omtrent de zaak betreffende de export van levende runderen naar Libanon, waarbij enkele Italiaanse bedrijven betrokken waren en waarbij de verdenking van fraude zou zijn gerezen, de strafrechtelijke onderzoeken die door de parketten van Modena en Bolzano zijn uitgevoerd, tot twee seponeringen hebben geleid; derhalve hebben de aanbevelingen van de Rekenkamer aan de Commissie om invorderingsacties te ondernemen, geen reden van bestaan. _______________
5319/02 BIJLAGE IV
ker/SR/pc DG B II
14
NL
BIJLAGE V Ontwerp-conclusies en ontwerp-aanbevelingen van de Raad De Raad heeft nota genomen van speciaal verslag nr. 7/2001 van de Rekenkamer en heeft de volgende conclusies aangenomen: "De Raad constateert dat de toepassing van het systeem van uitvoerrestituties tekortkomingen vertoont, vooral wat betreft de betrouwbaarheid van het systeem van bewijzen van aankomst van de goederen, en doet de volgende aanbevelingen: -
de Commissie moet de verantwoordelijkheid krijgen voor de erkenning van de toezichthoudende bedrijven, zoals dat in het kader van de voedselhulp reeds het geval is;
-
wanneer de erkenning van een toezichthoudend bedrijf wordt ingetrokken, moet ook de erkenning van alle dochterondernemingen van dezelfde groep worden geschorst;
-
de Commissie moet worden belast met het bijhouden en bijwerken van een register van modelbewijzen van aankomst die kunnen worden aanvaard, alsmede met de coördinatie van de verificaties in derde landen;
-
de Commissie moet nagaan hoe kan worden voorkomen dat restitutie wordt betaald voor goederen waarvoor in derde landen en in de EU in het kader van vrijhandelsovereenkomsten verlaagde invoerrechten gelden, wanneer wordt vastgesteld dat er een carrouselconstructie bestaat.
-
de Commissie moet nagaan of het mogelijk is de bewijzen van aankomst ter bestemming slechts te eisen in twijfelgevallen of voor bestemmingen met een hoog risico, en gebruik te maken van andere bewijzen (vervoerdocumenten, facturen) en controles.". _______________
5319/02 BIJLAGE V
ker/SR/pc DG B II
15
NL