brielle bestemmingsplan landelijk gebied
nota zienswijzen
adviesbureau voor ruimtelijk beleid ontwikkeling en inrichting
brielle bestemmingsplan landelijk gebied
nota zienswijzen
opdrachtgever nummer datum
: : :
gemeente Brielle 118.10898.03 13 maart 2007
opdrachtleider
:
drs. D.J. Verhaak
LL
OYD’S REGI
E ST
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Inhoud 1. Inleiding
1
blz. 3
2. Beantwoording zienswijzen 2.1. 2.2.
7 7 8
Algemeen Zienswijzen
3. Ambtshalve aanpassingen
145
4. Wijzigingen bestemmingsplan
147 147 147 151
4.1. 4.2. 4.3.
Toelichting Voorschriften Plankaarten
Bijlagen: 1. Ruimtelijke onderbouwing Tuinderij Vers, woningen Hoonaardweg en Voorweg. 2. Overeenkomsten voormalige glastuinbouwbedrijven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
118.10898.03
3
1. Inleiding
Het ontwerp van het bestemmingsplan Landelijk Gebied heeft met ingang van 12 oktober 2006 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan Landelijk Gebied voorziet in een integrale herziening van de thans geldende bestemmingsplannen Landelijk Gebied Brielle, Vierpolders en Zwartewaal. Tevens is het Brielse Meer in de integrale herziening opgenomen. Een 106-tal zienswijzen is schriftelijk dan wel mondeling aan de gemeenteraad kenbaar gemaakt. Termijn en ontvankelijkheid Voor de ontvankelijkheid van de zienswijzen wordt uitgegaan van de datum van inboeking van de zienswijze bij de gemeente. Bij het vaststellen van de ontvankelijkheid van een zienswijze geldt de "verzenddatumtheorie". Binnen de hierboven genoemde termijn van terinzagelegging van zes weken moesten en konden zienswijzen kenbaar gemaakt worden aan de gemeenteraad. De zienswijzen dienden uiterlijk op 22 november 2006 per post, per fax ontvangen te zijn. 103 zienswijzen zijn tijdig aan de gemeenteraad kenbaar gemaakt, hebben betrekking op het ontwerpbestemmingsplan Brielle Landelijk Gebied en zijn derhalve ontvankelijk. Een 2-tal zienswijzen is niet tijdig aan de gemeenteraad kenbaar gemaakt en derhalve niet ontvankelijk. Het betreft zienswijze 76 (Herrewijnen, Kloosterweg 22 te Brielle, ingeboekt op 23 november 2006) en zienswijze 100 (Zuid-Hollandse Milieufederatie, ingeboekt op 27 november 2006). Eén zienswijze had geen betrekking op het ontwerpbestemmingsplan Brielle Landelijk gebied, maar op het streekplan en is om die reden niet ontvankelijk (zienswijze 85, Vereniging Verontruste burgers van Voorne Secretariaat F.G.H. van Itersonlaan 76, 3233 EL Oostvoorne). De 103 zienswijzen worden in deze Nota Zienswijzen behandeld en voorzien van een beantwoording en een conclusie. In de opsomming van de kenbaar gemaakte zienswijzen wordt naast de NAW-gegevens, de inboekdatum bij de gemeente vermeld. Leeswijzer Nota Zienswijzen De Nota Zienswijzen is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komen de kenbaar gemaakte zienswijzen aan de orde. Alle zienswijzen zijn integraal overgenomen, gevolgd door een beantwoording. In hoofdstuk 3 worden ambtshalve wijzigingen op de toelichting, voorschriften en plankaarten weergegeven. Tot slot geeft hoofdstuk 4 het voorstel tot wijziging van de toelichting, voorschriften en plankaarten bij vaststelling aan. Zienswijzen zijn kenbaar gemaakt door: reclamant 1. 2. 3. 4. 4a. 5. 6. 7. 8. 9.
Mol, W.A., Kerkweg 3, 3237 LE Vierpolders Meeuw, camping De, Directeur R. de Jong, Batterijweg 1, Postbus 28, 3230 AA Brielle Steijl, M.D. Vlaardingerhilseweg 3, 3237 LX Vierpolders De heer J. Keyzer, Prinsenweg 2, 3237 LM Vierpolders, Postadres: Burgerweg 2, 2678 NV De Lier De heer J. Keyzer, Prinsenweg 2, 3237 LM Vierpolders, Postadres: Burgerweg 2, 2678 NV De Lier Dijk, P. van Bollaarsdijk 13a, 3231 LA Brielle C.J. Olsthoorn, Kloosterweg 40, 3232 LC Brielle E.M.H.M. Schenkels, Ooievaarsdijk 3, 3238 LP Zwartewaal Fam. Kardol, Middelweg 1, 3237 CJ Vierpolders De heer J. Briggeman, Tussenweg 2a te Vierpolders, ingediend door DLV Plant BV, adviseur van de heer Briggeman
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
datum van 1) inboeking 24/10/06 s 25/10/06 s
wel/niet ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
26/10/06 s 20/10/06 m
ontvankelijk ontvankelijk
30/10-06 s
ontvankelijk
20/10/06 m 30/10/06 s 30/10/06 s 31/10/06 s 01/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
118.10898.03
Inleiding
reclamant 10.
22. 23.
Mevrouw S.C. Vlug en mevrouw S.C. Ketel, Achterdijk 38, 3237 LA Vierpolders L. van de Heuvel, Prinsenweg 4, 3237 LN Vierpolders P. Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders P. Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders Rotterdam-Rijn Pijpleiding, Pompstation Pernis, Postbus 490, 3190 AK Hoogvliet De heer H en J.C. den Bakker, Kloosterweg 11, 3232 LB Brielle H. Talen, Prinsenweg 1, 3237 LN Vierpolders
24.
W.A. Vermeulen, Abbewerveweg 3, 3238 LH Zwartewaal
25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
P. Boender, Jan Blankenstraat 75, 3221 XE Hellevoetsluis H. Kap, Sluisweg 4, 3222 LJ Hellevoetsluis H.J. Edzes en H.A. Edzes-van Loon, Peltserdijk 2, 3234 KP Tinte J.J. Koedood, Prinsenweg 9, 3237 LN Vierpolders L.C. Biesheuvel, Achterdijk 29, 3237 LA Vierpolders C. Spoon F.H.G. van Itersonlaan 30, 3233 EK Oostvoorne De heer Noordam, Kerkweg 6, 3237 LE Vierpolders G. van den Bos, landsweg 2, Vierpolders, door adviseur Zwinkels
33.
B.F. Disberg, Bolaarsdijk 10, A. Mol, Bollaarsdijk 10b - J. Noordermeer, Bollaarsdijk 8 - L. Noordermeer, Hoonaardweg 10 - J.W. SchutOostendorp, Hoonaardweg 10 - J. Quak, Hoonaardweg 6a - J. van Wensveen, Hoonaardweg 6 - T. van Wensveen Hoonaardweg 4 J. Prins, Kloosterweg 15, 3232 LB Brielle R.J.C. Nederpelt namens Kwekerij Nederpelt bv, Oudedijk 4, 3237 MA Vierpolders J.P.C. Franke Schrijversdijk 6, 3232 LM Brielle J. Klok, Rijswaardsedijk 1, 3238 LS Zwartewaal LTO-Vastgoed namens cliënt E. Roos, Mosterdijk 7a te Vierpolders Eneco Energie Ondersteunende Diensten, Juridische Zaken en Advies, Zuiderparkweg 300, 3085 BW Rotterdam Kwekerij Roest maatschap W.A. Roest e.a., Achterdijk 23, 3237 LA Vierpolders Plantenkwekerij Grootscholten c.v., Veckdijk 62 b, 3237 LV Vierpolders Kwekerij "De Coosenhoek", R. Roest, Achterdijk 23, 3237 LA Vierpolders F. van der Wagt, Bollaarsdijk 17b te Brielle, door adviseur Zwinkels De heer en mevrouw Stoof, Bollaarsdijk 17a te Brielle, door adviseur Zwinkels J.C. Varenhout, Ooievaarsdijk 2, 3238 LP Zwartewaal Stichting Zuid-Hollands Landschap, Nesserdijk 368, 3063 NE Rotterdam W.K. Langendoen, Kerkweg 5, 3237 LE Vierpolders, Via Das Rechtsbijstand L.J.A. Mineur, Molendijk 11, 3238 LD Zwartewaal C. van Wensveen, Hoonaardweg 6, 3231 LD Brielle, J. van Wensveen, Orionstraat 1, 3235 TE Rockanje, W. van Wensveen, Hoge Pad 41, 3253 BH Ouddorp C.D.T. Mol, Dorpsdijk 75, 3237 LB Vierpolders M. Mol, Vecdijk 48, 3237 LV Vierpolders Ir. W. van Keulen, Nachtegalenlaan 38, 3233 BL Oostvoorne T. van der Poel, Prinsenweg 6, Vierpolders, door Das Rechtsbijstand
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49.
50. 51. 52. 53.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4
datum van inboeking1) 01/11/06 s
wel/niet ontvankelijk ontvankelijk
06/11/06 m 06/11/06 s 06/11/06 s 06/11/06 s 07/11/06 s 07/11/06 s 07/11/06 s 07/11/06 s 07/11/06 s 07/11/06 s 09/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
10/11/06 m 13/11/06 m en 22/11/06 s 13/11/06 en 20/11/06 m 14/11/06 m 14/11/06 s 14/11/06 s 13/11/06 s 14/11/06 s 16/11/06 s 15/11/06 m 15/11/06 en 16/11/06 s 15/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
15/11/06 s 16/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
17/11/06 s 17/11/06 s 17/11/06 s 17/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
17/11/06 s
ontvankelijk
17/11/06 s
ontvankelijk
17/11/06 s
ontvankelijk
17/11/06 s 17/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
16/11/06 s 17/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
17/11/06 s
ontvankelijk
21/11/06 s 20/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
20/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
17/11/06 s 20/11/06 s 20/11/06 s
118.10898.03
Inleiding
reclamant 54. 55.
56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64.
65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78.
79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89.
Tineke Mulder, Bezorgde Burgers Brielle, Anne Hoevestraat 378, 3232 VK Brielle Stichting tot behoud van het huidige Rijnmondgebied, Voorzitter ir. A. van der Knaap, Valkenlaan 2a, 3233 BV Oostvoorne, tel-0181483180, Secretaris mevrouw M. Lievaart, Witte de Withstraat 8, 3231 CZ Brielle, tel-0181-414030, Penningmeester A Kruithof, Langeweg 8, 3233 LM Oostvoorne J.K.H. den Haan Brigantijn 138, 3232 CG Brielle, tel: 414305, Bezorgde Burgers van Brielle (wijk Zuurland) A.L. Klein Recycling bv, Meeldijk 6, 3238 LC Zwartewaal door Goudkamp, bouwkundig ontwerp- en adviesbureau J. de Snaijer, Achterdijk 27, 3237 LA Vierpolders Grootendorst Pensioen bv, Postbus 78, 3253 ZH Ouddorp Fam. Overkleeft, Rijksstraatweg 30, 3237 LR Vierpolders L. Langstraat-Poldervaart, Verloren Kostdijk 1, 3238 LT Zwartewaal M.R. Groeneveld, Moersaatsenweg 1, 3237 ZLK Vierpolders Lobs Makelaardij, Rijksstraatweg 36, 3237 LR Vierpolders Van Veen Advocaten namens Langestraat Verhuur & Service B.V., Langestraat Grond- Weg en Waterbouw BV en Langestraat Onroerend Goed BV, Prinsenweg 7a, 3237 LN Vierpolders Den Hollander Advocaten namens Kwekerij J.J.M. van Adrichem, Hoonaardweg 8, 3231 LD Brielle Den Hollander Advocaten namens, Handelkwekerij De Riethof en namens Hooger Woude B.V., Beiden Kloosterweg 52, 3232 LC Brielle Den Hollander Advocaten namens, Fa. T. en A. Bos, en fa. L. en P. van der Linde-Saarloos en de heer J. Keijzer Den Hollander Advocaten namens, Maatschap Den Bakker, Hogeweg 3, Vierpolders Adviesbureau Steur namens B.en R. Helderman locaties Kloosterweg 16, Brielle en Kerkweg 3 Vierpolders LTO-Noord namens V.O.F. Dingemans Middelweg 6, Vierpolders LTO-Noord namens K. en N. Rodenburg, Maasijk 18-20 te Zwartewaal LTO-Noord namens L. & M. Blok, Kloosterweg 28, 3232 LC Brielle LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, LTO-Noord afdeling Voorne-Putten LTO-Noord, afdeling Voorne-Putten en Glaskracht Nederland, Postbus 51, 2665 ZH Bleiswijk LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, Namens de heer C.J. Herweijer Van Rodenburg Onderneming 2, 3237 LM Brielle M.M. Herrewijnen, Kloosterweg 22, Brielle via adviseur mevrouw Zwinkels Vereniging Verontruste burgers van Voorne, Secretariaat: F.G.H van Itersonlaan 76, 3233 EL Oostvoorne Jaspers Quist en Remmerswaal namens P.N.A. van Dijk, Bollaarsdijk 13a, 3231 LA Brielle, de heer R. van der Sande Hoonaardweg 11A, Brielle A.K.D. Prinsen van Wijnen, namens Lito B.V., Esso Snack & Shop en Groenrijk Aralia B.V. te Hellevoetsluis Geelkerken en Linskens advocaten namens Maatschap S.J. en E. Arkenbout Bollaarsdijk 9 en 9a, 3231 LA Brielle Dumati, Peter Duyvesteijn, Ruigendijk 11a, 3234 LC Tinte N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen L.J. Herlaar, Waterweg 3, 3237 KL Vierpolders G. en A. Visser, Kloosterweg 21, 3232 LB Brielle Vereniging Verontruste burgers van Voorne, Secretariaat: F.G.H. van Itersonlaan 76, 3233 EL Oostvoorne Tuinbouwbedrijf F.J.J. de Koning BV, Ruigendijk 41b, 3234 LC Tinte Mevrouw T. van Wensveen-Moerkerke, Hoonaardweg 4, 3231 LD Brielle A. Wessendorp, Achterdijk 34, 3437 LA Vierpolders P.A. van Hees, Mosterdijk 15, 3237 LL Vierpolders
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
datum van inboeking1) 21/11/06 s
wel/niet ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
21/11/06 s
ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
21/11/06 s 22/11/06 s 21/11/06 s 22/11/06 s 22/11/06 s 22/11/06 s 22/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
23/11/06 s
ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
23/11/06 s
ontvankelijk
21/11/06 s
ontvankelijk
20/11/06 s 21/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
21/11/06 s 23/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
23/11/06 s
ontvankelijk
23/11/06 s
ontvankelijk
23/11/06 s 22/11/06 s
niet ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
22/11/06 s
ontvankelijk
20/11/06 s
ontvankelijk
21/11/06 s 22/11/06 s 17/11/06 s 20/11/06 s 20/11/06 s 21/11/06 s 21/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk niet ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
21/11/06 s 22/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
118.10898.03
Inleiding
reclamant 90. 91.
A.C. de Pijper, Willem Rosenweg 1, 3223 LN Hellevoetsluis Lobs Makelaardij b.v., Rijksstraatweg 36, 3237 LR Vierpolders, namens familie Van der Wel, Smalleweg 1 en 3, Zwartewaal 92. J. Klok, Rijswaardsedijk 1, 3238 LS Zwartewaal 93. W. Lobs, Moersaatsenweg 4, 3237 LK Vierpolders 94. De Doornhof, Biologische aardappelen, Groenten en Fruit, de heer L.J. van Marion, Doornweg 4, 3235 NJ Rockanje 95. W.M. Sjouw, Oudeweg West 5, 32138 LR Zwartewaal 96. Dorpsraad Vierpolders, ing. J. Ouwendijk, Singel 3, 3237 AS Vierpolders 97. Fa. Grootscholten Vierpolders, Tuindersweg 8, 3237 MB Vierpolders 98. Van Veen Advocaten namens M.H. Langstraat, Prinsenweg 7, 3237 LN Vierpolders 99. Natukreek, Buitengronden 7, 3238 LZ Zwartewaal 100. Zuid-Hollandse Milieufederatie, Postbus 22344, 3003 DH Rotterdam 101. LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, namens de heer, P.J. de Snaijer, Wouddijk 6, Zwartewaal 102. J. Noordermeer, Grondweg 8, 3238 LJ Zwartewaal 103. J. T. M. Zevenhoven, Kloosterweg 8 + 10, 3232 LC Brielle 104. D. Hokke, Landsweg 3a, 3237 KG Vierpolders 105. P.J. Schoordijk, Sluisweg 1, 3238 LE Zwartewaal 106. Kwekerij Barendse Kloosterweg 9, 3232 LB Brielle
6
datum van inboeking1) 22/11/06 s 22/11/06 s
wel/niet ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s 22/11/06 s 22/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s 22/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
22/11/06 s 22/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk
24/11/06 s 27/11/06 s 20/11/06 s
ontvankelijk niet ontvankelijk ontvankelijk
21/11/06 m 22/11/06 m 21/11/06 m 21/11/06 m 16/11/06 s
ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk ontvankelijk
1) s = schriftelijk; m = mondeling.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
7
2. Beantwoording zienswijzen 2.1. Algemeen
Beleid glastuinbouw Een belangrijk beleidsuitgangspunt van de gemeente, waar veel zienswijzen tegen zijn ingediend, betreft het beleid voor glastuinbouw. In zijn algemeenheid wordt aangegeven wat de belangrijkste uitgangspunten zijn voor het glastuinbouwbeleid. Samengevat is het glastuinbouwbeleid van de gemeente in dit bestemmingsplan gericht op enerzijds het concentreren van duurzame glastuinbouw in die gebieden, waar deze bedrijven optimale ontwikkelingsmogelijkheden kunnen krijgen, anderzijds het herstellen van het oorspronkelijke open agrarische landschap door verspreid liggende glastuinbouwbedrijven te saneren. Dit komt overeen met het beleid dat de provincie nastreeft voor verspreid glas. Om dit beleidsdoel te bereiken stelt de gemeente een aantal instrumenten ter beschikking. Zo kan sanering van verspreid glas onder meer worden gefinancierd door inzet van het Ruimtevoor-Ruimte-instrumentarium. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Om die reden heeft de gemeente alle verspreide glastuinbouwbedrijven benaderd om een overeenkomst af te sluiten met betrekking tot de sanering van het glas en de inzet van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Dit is in het bestemmingsplan vertaald, door alle betreffende bedrijven weg te bestemmen, waarbij een beperkte bedrijfsruimte specifiek is bestemd voor eigen gebruik (dus niet voor bedrijfsmatig gebruik). De bedrijven waarmee op het tijdstip van tervisielegging geen overeenkomst is afgesloten, zijn eveneens wegbestemd. De gemeente zal zich tot het uiterste inspannen om alsnog met deze bedrijven tot overeenstemming te komen. Daarbij is het van belang dat de gemeente voldoende middelen heeft gereserveerd (zowel instrumenteel als financieel) om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op dit punt aannemelijk te maken. Na tervisielegging is door een aantal glastuinders een zienswijze ingediend met betrekking tot hun gesaneerde glastuinbouwbedrijf. Op deze zienswijzen zal individueel worden ingegaan. Tegenover de sanering van verspreide glastuinbouwbedrijven, biedt de gemeente extra ontwikkelingsmogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven in de gebieden waar doorgroei voor glastuinbouw aan de orde is (zones AG1, 2 en 3). In zone AG1 zijn extra mogelijkheden voor glastuinbouw opgenomen. Hier kunnen zich nieuwe duurzame glastuinbouwbedrijven vestigen. In de zone AG2 kunnen bestaande bedrijven uitbreiden tot 3 ha. Dit gebied betreft het intensiveringgebied aan de Kloosterweg. In zone AG3 bevinden zich moderne grote bedrijven die beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, in ruil voor een robuuste landschappelijke inpassing. Hiervoor is gekozen omdat het grote bedrijven betreft die recent tot stand gekomen zijn en samen een cluster vormen. Er is in veel mindere mate sprake van een verspreide ligging. Bovendien is saneren van deze bedrijven financieel gezien geen haalbare optie. Uitzondering op het bovengestelde zijn 2 biologische glastuinbouwbedrijven. In het bestemmingsplan is al gemotiveerd waarom deze bedrijven niet in het concentratiegebied gevestigd kunnen worden (gebruik van bestrijdingsmiddelen in het concentratiegebied). Het betreft echter wel twee moderne duurzame bedrijven, waar de gemeente ontwikkelingsmogelijkheden aan wil bieden. Om die reden vallen deze bedrijven niet onder het saneringsbeleid en mogen een maximale omvang van 3 ha hebben. Consequenties van het glastuinbouwbeleid van de gemeente hebben met name betrekking op de uiterlijke verschijningsvorm van het landschap en de ontsluiting. Het landschap zal voor de gebieden waar verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven worden gesaneerd, een positief effect ondervinden. Het open agrarische landschap wordt hersteld. Daar staat tegenover dat woningen worden gebouwd in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Per saldo zal de mate van bebouwing sterk afnemen, omdat per 5.000 m² kassen één woning van 750 m³ mag worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
8
Een ander aspect dat invloed heeft op het landschap, met name 's avonds en 's nachts, is assimilatieverlichting. Omwonenden kunnen hinder ondervinden van assimilatieverlichting. Om deze hinder tot een minimum te beperken, is in de voorschriften van het bestemmingsplan geregeld dat assimilatieverlichting alleen mag worden gebruikt, als de kassen zijn afgeschermd (95%). Glastuinbouwbedrijven trekken verkeer aan. Producten moeten worden getransporteerd en er vindt aan- en afvoer van toeleveranciers plaats. Door de schaalvergroting die ook in de glastuinbouw plaatsvindt, neemt de schaal van het verkeer eveneens toe. Door glastuinbouw te concentreren, is mogelijke overlast beperkt tot die gebieden en de directe omgeving ervan. De aan- en afvoer van de verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven neemt af. De verwachting van de gemeente is dat per saldo er minder verkeersoverlast in het plangebied zal plaatsvinden door verkeer van- en naar glastuinbouwbedrijven. De gemeente is zich echter bewust van de toename van het verkeer rond de glastuinbouwbedrijven, met name rond de zone AG1, omdat daar het glastuinbouwgebied met circa 25 ha wordt uitgebreid. De gemeente onderzoekt daarom de mogelijkheid de ontsluiting van het glastuinbouwconcentratiegebied vanaf de Rijksstraatweg rechtstreeks op de N57 te laten plaatsvinden.
2.2. Zienswijzen 1.
Mol, W.A., Kerkweg 3, 3237 LE Vierpolders (schriftelijk ingekomen 24 oktober 2006)
Zienswijze Het betreft het gebied "Agrarisch gebied, glastuinbouw" zone AG1 gelegen tussen de wegen Veckdijk, Kerkweg en Vlaardingerhilseweg. De zone AG1 is hier ter plaatse ten opzichte van het vorige bestemmingsplan kleiner geprojecteerd. Gezien dat dit gebied sinds enkele tientallen jaren als glastuinbouwconcentratiegebied is bestemd en de problematiek met het te kort aan glastuinbouwgebieden, komt mij deze wijziging in het nieuwe bestemmingsplan zeer vreemd over. Ik zou graag van u vernemen welke redenen u hebt gehanteerd om deze zone te verkleinen? Of is het door onduidelijke redenen verkeerd op de tekening gezet? Beantwoording In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Vierpolders is het concentratiegebied inderdaad groter dan het gebied dat nu is aangegeven op de plankaart. In het huidige plan is dit per abuis zo op de kaart opgenomen. Ook op dat moment was volgens het toen geldende streekplan het concentratiegebied zoals dat nu ook op de kaart is aangegeven. De redenen voor het verkleinen van de zone is gelegen in het feit dat het streekplan een groter concentratiegebied niet toestaat. Het concentratiegebied zal dus niet aangepast worden. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
2.
Meeuw, camping De, Directeur R. de Jong, Batterijweg 1, Postbus 28, 3230 AA Brielle (schriftelijk ingekomen 25 oktober 2006)
Zienswijzen In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied dat met ingang van 12/10/06 gedurende 6 weken ter inzage heeft gelegen worden voorschriften opgenomen met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde (artikel 13, blz. 23). In dit kader wordt de maximale oppervlakte van een stacaravan gesteld op 50 m². Op 12/10/05 is door de raadscommissie GG de notitie "Beleidsregels stacaravans op campings" (cie Eggens/Draaisma) vastgesteld. In deze notitie worden de volgende maximale maten vastgesteld: 1. maximale oppervlakte stacaravan 55 m²; 2. aangebouwde berging maximaal 25% van de totale oppervlakte van de stacaravan; 3. de be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
9
bouwde oppervlakte van de standplaats mag nooit meer zijn dan 70 m² inclusief aanbouw en/of schuurtje. Deze notitie is tot stand gekomen na overleg met vertegenwoordigers van Vakantiepark De Krabbeplaat en Camping De Meeuw en wordt door ons beschouwd als een haalbaar compromis. Kleinere oppervlakte van de stacaravan en het ontbreken van de mogelijkheid van een aanbouw van maximaal 25% (met een totaal maximum van 70 m²), zoals nu vastgelegd in het ontwerpbp, doet ernstig onrecht aan de vraag vanuit de markt naar grotere stacaravans en belemmert ons in een bedrijfseconomisch verantwoorde bedrijfsvoering. Wij verzoeken u het bestemmingsplan overeenkomstig voornoemde besluitvorming aan te passen. Tevens wordt in de bouwvoorschriften bepaald dat erf- of terreinafscheidingen voor de gevelrooilijn niet hoger mogen zijn dan 1 m. Wij stellen voor dit voorschrift, gezien de diversiteit van de campings in de gemeente Brielle, niet op te nemen in het bestemmingsplan en de regulering daarvan over te laten aan de kampeerbedrijven. Beantwoording De notitie van de heren Draaisma en Eggens is ooit aan de orde geweest in de commissie Grondgebied. Deze notitie met beleidsregels inzake stacaravans op campings is echter nooit vastgesteld als beleid. Wij zijn derhalve niet gehouden deze regels integraal over te nemen in het bestemmingsplan. De reden voor een maximaal oppervlak van 50 m² voor een stacaravan komt voort uit de overweging dat voorkomen dient te worden dat de stacaravans qua ruimtelijke uitstraling gaan lijken op een gewoon vakantiehuisje. Daarnaast wordt ook in buurgemeenten de norm van 50 m² aangehouden en is het niet wenselijk hierin verschillen te laten ontstaan. Door 25% van 55 m² te mogen bebouwen ten behoeve van bijgebouwen zal dit leiden tot een groot bebouwd oppervlak, wat ruimtelijk gezien niet wenselijk is. Een bijgebouw van maximaal 6 m² moet voldoende opslagruimte geven. De gemeente gaat akkoord met het wijzigen van de bepaling voor erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn. Deze bepaling komt in de voorschriften te vervallen, zodat overal terreinafscheidingen van 2 m hoogte zijn toegestaan. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
3.
Steijl, M.D. Vlaardingerhilseweg 3, 3237 LX Vierpolders (schriftelijk ingekomen 26 oktober 2006)
Zienswijze Verwijzend naar mijn aanvraag, gedateerd, 17-8-2003, de bestemming te wijzigen van de percelen F189, 190 en 191 van agrarisch gebied naar woondoeleinden en uw reacties d.d. 20-082003 en 27-11-2003, verbaast het mij in hoge mate dat de bestemming van perceel F191 nu als de dRsv aangeduid staat. Het zou kunnen zijn dat, doordat de verkoop van de gronden "Waardenburg" inclusief de oude "trambaan" heeft plaatsgevonden, ervan uit is gegaan dat perceel F191 dan ook wel als dRsv aangeduid kon worden. Ik zou het zeer op prijs stellen als u een en ander in uw ontwerpbestemmingsplan zou willen corrigeren. Beantwoording Het perceel met de kadastrale aanduiding F191 heeft op de plankaart inderdaad de bestemming dRsv gekregen. Dit is niet juist, omdat deze gronden inderdaad niet behoren bij de aangekochte gronden. De bestemming zal gewijzigd worden naar "Woondoeleinden". Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
4.
10
De heer J. Keyzer, Prinsenweg 2, 3237 LM, Vierpolders, Postadres: Burgerweg 2, 2678 NV De Lier (mondeling ingekomen per GSM 06-11048547 20 oktober 2006)
Zienswijze Volgens zoneringskaart is de hoek Prinsenweg/Middelweg bestemd voor glastuinbouw. Op de bestemmingsplankaart staat de bestemming "A". Uit artikel 24, lid 1 blijkt dat glastuinbouwuitbreiding alleen mogelijk is op een bestemming Ag. Verzoek is om de voorschriften c.q. de bestemming zo te wijzigen dat er glastuinbouw kan plaatsvinden op de hoek Prinsenweg/ Middelweg. Een en ander zoals op tekening aangegeven. Beantwoording Per abuis is voor genoemd perceel niet de bestemming Ag, maar A opgenomen. Dit zal worden gewijzigd. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
4a. De heer J. Keyzer, Prinsenweg 2, 3237 LM Vierpolders, Postadres: Burgerweg 2, 2678 NV De Lier (schriftelijk ingekomen 30 oktober 2006) Zienswijze Hierbij maken wij onze zienswijze kenbaar op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied. Het plan voorziet een wijziging van de woning aan de Prinsenweg 2b te Vierpolders dat op dit moment bestemd is als agrarische woning. Op dit moment wordt de woning echter al niet als zodanig gebruikt, maar als burgerwoning, wat tegenstrijdig is met het huidige bestemmingsplan. Volgens het plan Landelijk Gebied krijgt de woning het kenmerk W (woondoeleinden), waardoor de woning wel officieel als burgerwoning gebruikt mag worden. De voorschriften en mogelijkheden voor een bedrijf zijn echter verschillend als dit direct naast een perceel "burgerwoning" ligt ten opzichte van een perceel dat als agrarische woning wordt gekenmerkt. In het nieuwe plan resulteert dit een beperking van onze bedrijfsvoering. Bovendien ligt de woning midden in een gebied dat gekenmerkt wordt als bestemming AG, zoals ook al duidelijk op de zoneringskaart te zien is (zie bijlage). Wij verzoeken u dan ook het perceel, dat wij op de kaart "plangebied" (zie bijlage) hebben gearceerd, te handhaven als agrarische woning. Tenslotte willen wij u informeren dat wij uiteindelijk streven naar een oplossing waar alle drie de partijen (gemeente, huidige bewoners Prinsenweg 2b en wij) zich in kunnen vinden. Wij zijn ook wel bereid tot een aankoop van de huidige woning, maar deze dient dan wel tegen een "agrarische waarde" plaats te vinden en niet tegen de markt-/taxatiewaarde van een burgerwoning. Graag zouden wij over dit laatste nog eens mondeling overleg willen hebben met de betrokken partijen. In afwachting van uw reactie. Bijlage: uitvergroting zoneringskaart en uitvergroting plangebied Vierpolders. Beantwoording Indien een burgerwoning binnen een afstand van 10 m is gelegen van een glastuinbouwbedrijf, dient voor wijzigingen in de bedrijfsvoering een milieuvergunning aangevraagd te worden. Dit betekent echter nog niet dat de bedrijfsvoering beperkt wordt. De bedrijfsvoering zoals deze nu plaatsvindt, kan derhalve voortgezet worden. Bovendien dient in het bestemmingsplan de huidige situatie te worden bestemd, tenzij aangetoond kan worden dat een andere bestemming gedurende de planperiode gerealiseerd wordt. In dit geval geeft reclamant zelf aan dat de woning in gebruik is als burgerwoning en is als zodanig bestemd. Het geven van een andere bestemming, bijvoorbeeld agrarische woning, maakt voor de milieubeperkingen niet uit. In het kader van de milieuvergunning wordt immers gekeken naar het feitelijk gebruik (=burgerwoning) en niet naar de bestemming.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
11
In het al dan niet aankopen kan de gemeente geen partij zijn. Dit zijn onderhandelingen die plaats moeten vinden tussen belanghebbenden onderling. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
5.
Dijk, P. van Bollaarsdijk 13a, 3231 LA Brielle, 0181-478737 (mondeling ingekomen 20 oktober 2006)
Zienswijze Voordelen Brielle West. 1. Creëren van duurzaam glastuinbouwgebied in Brielle West kan positief bijdragen aan warmtevoorziening van de nieuw te bouwen woningen in Meeuwenoord. Gesloten waterkringloop – reguleren en reduceren van het regenwater in de nabijgelegen polders. 2. Werkgelegenheid voor laag geschoolde arbeid. 3. Afnemer van restwarmte van industrie Europoort. 4. De glastuinbouw is "de" bedrijfstak die het goede voorbeeld kan geven om fossiele brandstof terug te dringen. 5. Locatie is uitermate geschikt om doelstellingen te realiseren. 6. Gelijke voorschriften ten aanzien van glastuingebieden, dus AG1, AGII, AGIII gelijk behandelen. 7. Waarom 25 m groenvoorzieningen rond de kassen, waar bijvoorbeeld 10 m ook zou voldoen. Verder: Nummer 11a moet nummer 11 zijn. Wordt gebruikt als burgerwoning. Nummer 11a staat niet op de kaart. Dit is ook een voormalige agrarische bedrijfswoning. De heer Bergwerf. Nummer 13a ontbreekt, nog opnemen op de kaart. Volkstuinen verplaatsen naar Sleepseweg. Kan dienst doen als groenzone. Beantwoording Gemeente is het eens met de voordelen die het gebied in Brielle West opleveren. In de bouwvoorschriften is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende zones AG, om een goede vertaling te kunnen geven van het provinciaal beleid, die Brielle West niet als een concentratiegebied ziet. De gemeente is van mening dat er een stevige groenzone rond het kassengebied van Brielle West moet komen, als compensatie voor de uitbreiding die wordt toegestaan. Deze breedte hoeft niet geheel met opgaande beplanting te worden ingevuld. Juist dicht bij de kassen is opgaande beplanting niet gewenst. Om toch te kunnen voorzien in een robuuste groenzone en een flexibele invulling ervan, is voor deze breedte gekozen. Bollaardsdijk 11a zal op de plankaart gewijzigd worden naar nummer 11. De bestemming zal "W" worden. Nummer 11a wordt niet op de kaart opgenomen. Het betreft een stacaravan, waarvoor nooit vergunning is verleend. Bollaarsdijk 13a betreft de bedrijfswoning van reclamant en is binnen de bestemming Ag(b) bestemd. De woning zal in de ondergrond worden opgenomen. Op dit moment is de voorgestelde verplaatsing niet aan de orde. De gemeente houdt het idee van verplaatsing in gedachte. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
6.
C.J. Olsthoorn, Kloosterweg 40, 3232 LC Brielle, 412213 (schriftelijk ingekomen 30 oktober 2006)
Zienswijze Bij de eerste tervisielegging van het plan, sloeg mij de schrik om het hart, toen rode stippen (de te verdwijnen tuinderijen met kassen) bijna het hele gebied markeerden. Het associeerde mij
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
12
met de geschiedenis tijdens de dertiger jaren onder Jozef Dzjougasjvilli, toen de agrariërs in Georgië, met have en goed, "weggezuiverd" werden. De destructieve gedachtegang, om bepaalde glastuinbedrijven in verschillende polders te verwijderen, omdat het sommigen zou storen, vind ik niet alleen naïef, maar tevens geldverslindend. Om in termen van de betreffende wethouder te spreken, voetbalvelden hoogwaardig vensterglas, gefabriceerd met behulp van kostbaar aardgas (om de substantie vloeibaar te krijgen), ballonnen vol, welke bij afbraak van de kassen, uiteindelijk vergruizeld in een glascontainer verdwijnt, is ronduit verkwistend. Afgezien nog de kapitaalvernietiging van onderbouw en installaties dezer glasopstanden. De achteloosheid, waarmee men met het geld omgaat, lokt alleen talloze stakkers uit andere continenten, met bootjes de oceaan op te gaan, op weg naar het paradijs van overvloed. Kassen, waar onder meer verse groenten in geteeld worden, zijn in het plan, binnen een op het papier getekende lijn, taboe. M’n gedachten gaan terug naar de tijd, dat dag in dag uit, ’s morgens vroeg een stroom hongerige stedelingen, de wegen vulde, om een maal verse groenten uit de kassen te bemachtigen, "versnipperd" glas, of niet, dat deerde hen toen niet. Stel, dat wederom een wereldverbreide calamiteit voordoet, en ons land verstoken is van de noodzakelijke levensbehoeften, zoals in die tijd? Dan reageert men nu ongelovig: "Ons zal zoiets niet gebeuren, mij zal dat niet overkomen!" Zoals het rigoureuze plan voorligt, behelst het niet enkele tuinderijen, maar het treft ook de mens; tuindergezinnen worden ermee geconfronteerd en raken vertwijfeld door opgedrongen voorstellen. Alsof we weer terug in de middeleeuwen zijn, toen stedelingen, het platteland begonnen te domineren. Maar laat de plannenmakers hun creativiteit tonen, en de storende kassen in het zogenaamde buitengebied, omgeven door even zo hoge struiken of zodanig geplant, dat het van de weg afgezien, niet meer hinderlijk is. Wat mijn eigen bedrijf aan de Kloosterweg betreft, gaat dit om een specifieke kwekerij, omdat in vergelijking met anderen, meen fruitteelt bedrijf is, met onder meer glasopstanden, waarin de druivencultuur op een natuurlijke wijze plaatsvindt. Ik wens mijn bedrijf te continueren, met recht op uitbreiding van glasopstanden, zoals ook voor andere bedrijven geldt, die zich niet in het buitengebied bevinden. Op mijn voorstel, om eventueel de druivenserres te verplaatsen, en opnieuw druivenstekken in te planten, is door de betrokken ambtenaren, dan wel Agrimaco, niet ingegaan. Ik kan mij niet vinden in het huidige plan, en teken bezwaar aan. Te meer omdat in het vorige bestemmingsplan duidelijk overeengekomen is, dat de Kloosterweg de begrenzing zou vormen met het aaneengesloten gebied wat nu, met dat van Westvoorne, het "intensiveringgebied" behelst. Derhalve teken ik bezwaar aan tegen het plan in alle onderdelen, artikelen, etc., zover het betrekking heeft op mijn kwekerij; evenals de "bouwvlaklijn", "agrarische bestemming", en de "rode stip"… Beantwoording De gemeente Brielle heeft ervoor gekozen de beleidslijn van de provincie uit te voeren, namelijk, duurzame glastuinbouw concentreren en verspreide glastuinbouwbedrijven saneren. Indien glastuinders hun glastuinbouwbedrijf dat voor sanering in aanmerking komt, willen voortzetten, is in principe verplaatsing mogelijk. Er hebben zich echter geen ondernemers gemeld, die hun glastuinbouwbedrijf willen verplaatsen. Om al deze afzonderlijke bedrijven landschappelijk in te passen, is geen haalbare kaart, gezien het ruimtebeslag en de landschappelijke consequenties (verdichting van het van oorsprong open agrarische landschap). De gemeente hecht eraan op te merken dat ondernemers uit vrije wil een overeenkomst tot sanering zijn aangegaan met de gemeente. Er is derhalve geen sprake van opgedrongen voorstellen. Met betrekking tot het bedrijf van reclamant speelt het verkleinen van het intensiveringsgebied rond de Kloosterweg een rol. Het is van belang om afstand te bewaren tussen de bebouwde kom en glastuinbouwbedrijven. Om die reden is het intensiveringsgebied verkleind, waar dit grenst aan de kern Brielle. Van de mogelijkheid tot uitbreiding van diens glastuinbouwbedrijf, heeft reclamant de afgelopen 18 jaar geen gebruikgemaakt. Hij heeft op dat vlak passief het risico aanvaard dat deze mogelijkheid in het nieuwe bestemmingsplan zou verdwijnen. Het bestaande glastuinbouwbedrijf dat 2.800 m² groot is, is wegbestemd. De gemeente zal zich inspannen om alsnog tot overeenstemming met reclamant te komen tot sanering van het bedrijf. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
7.
13
E.M.H.M. Schenkels, Ooievaarsdijk 3, 3238 LP Zwartewaal, GSM 0650208053 (schriftelijk ingekomen 30 oktober 2006)
Zienswijze Gaarne uw aandacht voor het volgende: Bij onze woning, een voormalige boerderij in de polder van Zwartewaal, staan twee losse schuren, door ons gebruikt als berging/hobbyruimten. Zowel deze schuren als ons woonhuis worden sinds het grondwaterpeil in 1988 is verlaagd, ernstig bedreigd door scheurvorming en verzakkingproblemen. Jarenlange geldverslindende procedures met het Waterschap Brielse Dijkring hebben ons niets opgeleverd, waarna wij zelf aan de slag zijn gegaan. In eerste instantie met het woonhuis. We zijn de zaak op gaan knappen om het oude woonhuis, dat bepalend is voor het beeld in de polder, te behouden. Inmiddels was een van de schuren zo goed als ingestort. Ervan uitgaande in de geest van de wet te handelen ben ik deze schuur gaan reconstrueren. Bouw- en woningtoezicht heeft kenbaar gemaakt dat ik hiermee handel in strijd met het ontwerpbestemmingsplan. Dat betekent dat deze schuur niet herbouwd mag worden. Een en ander zoals aangegeven in uw brief van 10 oktober jl./ onder nummer VI/LS/ 06.45975. Door deze situatie voel ik mij onevenredig benadeeld, per slot is door externe omstandigheden deze situatie ontstaan, en belemmert dit verbod voor mij het gebruik. Ik verzoek u daarom ons verzoek opnieuw te overwegen, gelet op artikel 11 WRO, en mij alsnog toestemming te verlenen deze schuur te herbouwen. Uiteraard ben ik ook bereid een en ander persoonlijk toe te lichten. Beantwoording Nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, zal beoordeeld worden of de bouw van de schuur alsnog gelegaliseerd kan worden. Daarnaast dient voor de bouw van de schuur wel een bouwvergunning aangevraagd te worden. Het feit dat hier eerder een schuur heeft gestaan doet hieraan niet af. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
8.
Fam. Kardol, Middelweg 1, 3237 CJ Vierpolders (schriftelijk ingekomen 31 oktober 2006)
Zienswijze In het Briels Nieuwsland van 11 oktober hebben wij kennisgenomen van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van Brielle en hebben wij de kaarten van dit bestemmingsplan in de Korstanjerie bekeken. Onderstaand geven wij aan, waarom wij het niet eens zijn met dit bestemmingsplan. Op 17 januari 2006 werd in de Korstanjerie in Vierpolders een voorontwerp gepresenteerd waaruit bleek dat ons perceel Brielle F 406 in het concentratiegebied lag en de bestemming AG had. Dit perceel is ruim twee jaar geleden, samen met het perceel van onze buurman D. Staalduinen, te koop aangeboden via makelaardij Lobs te Vierpolders. Voor dit perceel Brielle F 406 is op 18 april 2006 een bouwvergunning aangevraagd. Dit ten behoeve van een potentiële koper. Deze aanvraag is nog niet afgerond. Naar aanleiding van de aanvraag voor een bouwvergunning is er een gesprek met Agrimaco geweest op 31 mei. In dit gesprek hebben wij gevraagd waarom de groenstrook niet aan de noordzijde van de Middelweg gepland kon worden. Deze grond is eigendom van de gemeente Brielle. Totaal verrast waren wij dat bij de presentatie van het voorontwerpbestemmingsplan na besluitvorming de bestemming van het perceel Brielle F406 AG gewijzigd was in A. Bovendien misten wij ook de bedrijvenbestemming B III op dit perceel. Zie kaart bijlage 1. Over deze wijziging is door de gemeente Brielle met ons nooit contact gezocht. Op 28 juni 2006 hebben wij de heer L. Schmetz een aantal opmerkingen onder nummer 87 (bijlage 2) laten noteren. Niet eens met bestemming woondoeleinden. Wil huidige bestemming B III behouden. Wil huidige bestemming AG behouden, omdat perceel nu in concentratiegebied ligt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
14
Het schijnt gebruikelijk te zijn dat met degene die deze opmerkingen plaatst, een gesprek gehouden zal worden. Dit is helaas niet gebeurd. Op 11 oktober 2006 lazen wij in Briels Nieuwland dat met onze opmerkingen niets gedaan werd. De bestemming AG en bestemming B III op bovengenoemd perceel waren gewijzigd in respectievelijk A en W. Op 15 juni 2006 ontvingen wij een schrijven van Tennet met betrekking tot een advies van staatssecretaris Van Geel, dat er een zwakke associatie naar voren komt tussen het optreden van leukemie bij kinderen tot 15 jaar en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningsleidingen. De woning en bedrijfsgebouwen zijn uit voorgaande informatie dus niet geschikt voor jonge gezinnen. Een vestiging van een bedrijf op dit perceel ligt daarom meer voor de hand. Bovendien ben ik sinds 17 februari 1993 bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en Benedenmaas als Opslagbedrijf voor goederen ten behoeve van de bouwnijverheid onder nummer 236677 ingeschreven. Een handhaving van de bestemming B III is voor continuering vereist. Ons is verder opgevallen dat vergelijkbare bedrijven aan de Middelweg wel de bedrijvenbestemming hebben behouden (bijlage 3). Kort samengevat zien wij graag dat: Op perceel Brielle F406 de bestemming AG behouden blijft. Op perceel Brielle F406 de bestemming B III met groot genoeg bouwvlak behouden blijft. Als de gemeente Brielle onze bezwaren op dit bestemmingsplan c.q. zienswijzen niet honoreert, dan zullen wij planschade op de gemeente Brielle verhalen. Beantwoording Binnen de kaders van het streekplan en de RR2020 heeft de gemeente de taak om tot een goede ruimtelijke ordening te komen. Het saneringsbeleid voor verspreid glas, in combinatie met het bieden van extra ruimte voor duurzame glastuinbouwbedrijven is na een zorgvuldige belangenafweging tot stand gekomen. Een belangrijke afweging daarbij was uitbreiding van het concentratiegebied Vierpolders in relatie tot het woon- en leefklimaat in Vierpolders zelf. Om hier geen afbreuk aan te doen, heeft de gemeente besloten een strook langs de Middelweg te reserveren voor groenvoorzieningen, zodat afscherming van het glastuinbouwgebied van de kern Vierpolders plaats kan vinden. Omdat de groenvoorziening nog niet gerealiseerd is en het huidige gebruik agrarisch is, is een overeenkomstige bestemming op het gebied gelegd. Via een wijzigingsbevoegdheid heeft de gemeente de mogelijkheid de bestemming te wijzigen in groenvoorziening. Het leggen van de groenvoorziening aan de noordzijde van de Middelweg schiet zijn doel voorbij, namelijk het afschermen van het glastuinbouwconcentratiegebied vanuit Vierpolders. Naar aanleiding van de inloopweken is geen nader gesprek toegezegd. Dit is ook niet gebruikelijk, in tegenstelling tot wat reclamant beweert. In het bestemmingsplan wordt het huidige gebruik bestemd, tenzij de gemeente (of derden) een andere bestemming willen realiseren, waarbij de haalbaarheid van de nieuwe bestemming moet worden aangetoond. Aangezien het huidige gebruik opslag van goederen voor de bouwnijverheid betreft, zal de bestemming worden gewijzigd in bedrijfsdoeleinden, opslag. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
9.
De heer J. Briggeman, Tussenweg 2a te Vierpolders, ingediend door DLV Plant BV, adviseur van de heer Briggeman (schriftelijk ingekomen 1 november 2006)
Zienswijze In opdracht van de heer J. Briggeman, Tussenweg 2a te Vierpolders verzoeken wij u de bestemming van zijn percelen te Vierpolders te wijzigen. In eerder overleg met de heer Briggeman heeft u aangegeven dat hij zelf een voorstel moet doen. Daartoe hebben wij in overleg met de opdrachtgever de bestemming van de verschillende kadastrale kavels apart omschreven. Deze omschrijving is opgenomen in bijlage I. Wij verzoeken u deze bestemmingen in het bestemmingsplan op te nemen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
15
Tevens hebben wij informatie bijgevoegd betreffende de huidige provinciale regelingen zoals die gelden in het boomkwekerijengebied te Boskoop. Voor grote delen van het gebied zijn oppervlakten ondersteunend glas van toepassing, die recht doen aan een moderne bedrijfsvoering. Wij gaan ervan uit dat u de concepttekst van de nieuwe bestemming en de conceptplankaart met legenda in ontwerpfase ter beoordeling aan de opdrachtgever stuurt. Met vragen of voor overleg kunt u contact opnemen met J. Briggeman (06-52070975). Beantwoording De woning kan niet conform het voorstel van reclamant worden gehonoreerd, omdat de afstand van de woning tot de N57 qua geluidbelasting niet mogelijk is, ook niet als een verzoek hogere grenswaarde wordt gedaan. Wel bestaat er een mogelijkheid om op de gewenste locatie een woning met een zogenaamde "dove" gevel te bouwen. Om dit akoestisch te verantwoorden, zal akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Indien reclamant dat wenst, kan de gewenste woning na vaststelling van het bestemmingsplan via een zogenaamde artikel-19 procedure worden gerealiseerd. Het akoestisch onderzoek dient dan deel uit te maken van de ruimtelijke onderbouwing, die daarvoor moet worden opgesteld. Het aanpassen van de bestemming Agrarische doeleinden, fruitteelt wordt, conform het huidige gebruik, aangepast. De provinciale regelingen die gelden voor boomkwekerijen hebben betrekking op het boomteeltconcentratiegebied in de regio Boskoop. Alleen in dat gebied worden deze regels toegepast bij boomkwekerijen en sierteeltbedrijven. Wel is overeenstemming met de gemeente bereikt voor het toelaten van 5.000 m² ondersteunend glas. Dit wordt in het bestemmingsplan verwerkt. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze, is het aan de gemeenteraad om te beoordelen of de zienswijze gegrond wordt verklaard. Het plan ligt 6 weken na vaststelling wederom ter inzage. Reclamant heeft dan de gelegenheid het al dan niet gewijzigde plan in te zien en desgewenst bedenkingen bij het college van gedeputeerde staten in te dienen. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
10. Mevrouw S.C. Vlug en mevrouw S.C. Ketel, Achterdijk 38, 3237 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 1 november 2006) Zienswijze Hierbij delen wij u mede bedenkingen te hebben met betrekking tot het ontwerp van het bestemmingsplan betreffende Achterdijk nrs. 34, 36, 38 en 40 te Vierpolders, wat vanaf 12 oktober jl. ter inzage ligt bij bouw- en woningtoezicht. Het betreft hier 4 kavels met 4 woningen. In het ontwerp wordt gesproken over 5 woningen. Wij nemen aan dat dit een fout is in het ontwerp en verzoeken u dan ook deze fout te herstellen en het ontwerp aan te passen aan de huidige situatie van 4 woningen. Gaarne per omgaande een bevestiging van ontvangst van dit schrijven. Beantwoording De plankaart zal aangepast worden. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
11. L. van de Heuvel, Prinsenweg 4, 3237 LN Vierpolders (mondeling ingekomen 6 november 2006) Zienswijze Is het niet eens met het wegbestemmen van het glas van zijn perceel. Voorstel: A wijzigen in AG.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
16
De heer Van den Heuvel zegt dat hij gezien heeft dat in het ontwerp van het bestemmingsplan de glasbestemming van zijn perceel is afgehaald. Hij lijdt hierdoor schade. Tijdens de inloopdagen heeft hij zijn bedenkingen hiertegen kenbaar gemaakt. De heer De Reus zegt, na raadpleging van de Nota van wijzigingen, dat dit niet goed op de kaart is gekomen. In plaats van A moet de bestemming Ag op dit perceel worden gelegd. De heer Van den Heuvel zegt dat zijn woning de bestemming W* heeft gekregen. Hij denkt dat hij meer bouwmogelijkheden heeft, indien de agrarische bestemming gehandhaafd blijft. De heer Heijboer zegt dat dit geen verschil maakt. Indien er een agrarische schuur moet worden gebouwd, dan zal de noodzaak daarvan moeten worden aangetoond. Wél heeft de bestemmingswijziging van agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning, fiscale gevolgen. De heer Van den Heuvel zegt dat hij al met de fiscus heeft afgerekend. De heer Heijboer stelt voor om de bestemming W* te handhaven. De heer Van den Heuvel kan hiermee instemmen. Beantwoording Verwezen wordt naar zienswijze 4. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
12. P. Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders (schriftelijk ingekomen 6 november 2006) Zienswijze Betreft bouwplan R20060104 d.d. 13 april 2006 en zienswijze bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Met dit schrijven willen wij reageren op uw ontwerpbestemmingsplan voor de buitengebieden van Brielle, zoals dit momenteel ter inzage ligt. Zoals u wellicht bekend is, hebben wij sinds 1999 een plantenkwekerij aan de Veckdijk 62b te Vierpolders. In 2003 hebben wij dit uitgebreid en in 2006 hebben wij de laatste fase gebouwd, zodat wij nu een bedrijf van circa 5,2 ha hebben. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied staat een deel van ons bedrijf als contour voor de bestemming Ag ingetekend. Hierop hebben wij verschillende bezwaren en wij willen u dan ook verzoeken dit aan te passen (zie bijlage). Op het groene deel zijn de verkeerde bedrijfscontouren ingetekend. Bij de uitbreiding van 2003 is hier vergunning voor verleend en dit deel is ook werkelijk gebouwd. Op het blauwe deel zal een glastuinbouwondernemer, die in de toekomst ons bedrijf over kan nemen, zeer waarschijnlijk een kas willen bouwen om een goede logistiek te krijgen. In ons specifieke geval hebben wij hier de ingang van het bedrijf geplaatst. Gaarne deze lijn recht doortrekken. De grens langs de oprit zal in de toekomst wellicht nog iets moeten verspringen om bij vervanging een goede kas neer te kunnen zetten. Dit zal waarschijnlijk beperkt zijn tot 2 tot 3 m, maar het is wel van groot belang dat hier enige flexibiliteit moet blijven. Eventueel kan dit natuurlijk ook in de voorwaarden van het bestemmingsplan opgenomen worden. Wij verzoeken u om deze contouren aan te passen, omdat dit anders de verkoopbaarheid en dus ook de waarde van ons bedrijf op langere termijn ernstig kan schaden. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben. Natuurlijk zijn wij altijd bereid om verdere vragen te beantwoorden. Beantwoording De plankaart zal aangepast worden, zodat de gerealiseerde uitbreiding van 2003 op de kaart binnen de bestemming Ag zal vallen. De plankaart zal aangepast worden, zodat ook voor dit deel van het perceel de bestemming Ag geldt. Dit houdt echter wel in dat het bouwvlak verkleind wordt. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op genoemde punten aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
17
13. P. Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders (schriftelijk ingekomen 6 november 2006) Zienswijze Betreft bouwplan R20060104 d.d. 13 april 2006 en zienswijze bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Met dit schrijven willen wij reageren op uw ontwerpbestemmingsplan voor de buitengebieden van Brielle, zoals dit momenteel ter inzage ligt. Ik schrijf u dit bericht na het overleg wat ik heb gehad op het stadskantoor met de heren H. Snoeij en L. Schmertz en mevrouw P. van der Eijk op diverse data. Zoals u wellicht bekend is, hebben wij sinds 1999 een plantenkwekerij aan de Veckdijk 62b te Vierpolders. In 2003 hebben wij dit uitgebreid en in 2006 hebben wij de laatste fase gebouwd, zodat wij nu een bedrijf van circa 5,2 ha hebben. Verder hebben wij afgelopen april een bouwvergunning aangevraagd voor het perceel F218 in Vierpolders (Kerkweg 3). Eveneens zijn wij bezig met de voorbereidingen tot het indienen van een bouwplan op perceel F214/ F765 (tussen het aangevraagde plan, onze bestaande kas, de caravanstalling en woonhuizen Veckdijk 50 tot 54). Op het moment geeft het streekplan aan dat de grens van het glastuinbouwbeleid wordt gevormd door de hoogspanningsleiding van Eneco Infra/Eneco Netbeheer die over beide percelen loopt en deze grens zal waarschijnlijk ook worden overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan (dit is nog niet geregeld, zie ons separate bezwaar in brief Brielle vergunn. 2006, br. 2 hieromtrent). Aangezien er geen onoverkomelijke bezwaren van Eneco liggen om kassen onder de leiding door te bouwen, bevreemdt deze nieuwe grens van het concentratiegebied ons zeer. In het vigerende bestemmingsplan is er namelijk een bestemming glastuinbouw op de twee complete percelen en daarop hebben wij dan ook onze plannen gebaseerd. Het resultaat was een zeer bevredigend plan. Nu komt het er in de praktijk bij deze randvoorwaarden op neer dat wij een behoorlijk minder plan kunnen ontwikkelen op de genoemde locatie, waardoor de waarden van de percelen af zullen nemen. Indien de bestemmingsplannen ongewijzigd zullen blijven, blijft een groot deel van de percelen onbenut. Dit betekent niet alleen dat wij hier geen goed gebruik voor zullen vinden, maar ook akkerbouwers zullen dit perceel te klein vinden om hier een gewas op te zetten. Hierdoor is de kans groot dat het restperceel vervuild raakt. Zeer concreet houden de wijzigingen het volgende in: Op perceel F214/765 zouden wij circa 18 m over deze lijn heen willen gaan (netto oppervlakte voorbij de lijn 330 m²) om in totaal 4.000 m² kas extra te kunnen bouwen. Gezien de logistiek van ons bedrijf kunnen we namelijk alleen kappen van 1.325 m² met 1.200 m² teeltruimte bouwen. Op perceel F218 willen wij graag circa 60 m over deze lijn heen bouwen (3.100 m² kas over de lijn), zodat: de logistiek van het project zeer sterk verbetert; er netto 5.300 m² kas extra gebouwd kan worden; de onderhoudskosten van het restperceel verlaagd kunnen worden en de kans op vervuiling minder wordt. Indien u deze wijzigingen toestaat, zouden wij ons bijvoorbeeld kunnen inspannen om te zoeken naar een betere inpassing van de kas in de omgeving. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben. Natuurlijk zijn wij altijd bereid om verdere vragen te beantwoorden. Beantwoording Het streekplan geeft de grens van het concentratiegebied aan. De gemeente hecht eraan deze grens aan te houden, om zodoende voldoende afstand tot de kern Vierpolders te handhaven. Glastuinbouw is buiten dit gebied niet toegestaan. Het feit dat in het vigerende plan wel een glasbestemming gold, levert in uw geval alleen de mogelijkheid op een verzoek tot planschade in te dienen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
18
14. P. Grootscholten, Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders (schriftelijk ingekomen 6 november 2006) Zienswijze Betreft bouwplan R20060104 d.d. 13 april 2006 en zienswijze bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Met dit schrijven willen wij reageren op uw ontwerpbestemmingsplan voor de buitengebieden van Brielle, zoals dit momenteel ter inzage ligt. Ik schrijf u dit bericht na het overleg wat ik heb gehad op het stadskantoor met de heer L. Schmertz en mevrouw P. van der Eijk op 27 oktober jl. Zoals u wellicht bekend is hebben wij afgelopen april een bouwvergunning aangevraagd voor het perceel F218 in Vierpolders (Kerkweg 3). Eveneens zijn wij bezig met de voorbereidingen tot het indienen van een bouwplan op perceel F214/ F765 (tussen het aangevraagde plan, onze bestaande kas, de caravanstalling en woonhuizen Veckdijk 50 tot 54). In de voorbereidingsfase is aangegeven dat dit gebied beschikbaar zou blijven voor de bouw van tuinbouwkassen en bijbehorende bebouwing. Het voorbereidingsbesluit van de gemeente had namelijk duidelijk aangegeven dat de concentratiegebieden in Vierpolders buiten de beperkingen zouden vallen. Nu is op uw kaart het gebied echter aangegeven met kenmerk A en niet met Ag. Dit betekent dat het opeens geen bestemming glastuinbouw meer heeft en dat er ook geen kassen meer gebouwd zouden mogen worden conform artikel 24 in de omschrijving van het eerste "voorschrift bij tabel 3", namelijk het kopje uitbreiding oppervlakte aan kassen in zone AG1 van het bestemmingsplan (pag. 39). Dit is echter strijdig met het streekplan van RR2020, waarin duidelijk staat aangegeven dat het gebied wel degelijk behoort tot het concentratiegebied, op tekening staat namelijk het gebied SG1 ingetekend over het grootste gedeelte van de betreffende percelen. Derhalve willen wij u verzoeken de tekening aan te passen voor deze strijdigheid. Dit betekent dat het gebied Ag op de bestemmingskaart in ieder geval uitgebreid moet worden tot aan de as van de hoogspanningsleiding, zoals deze op de tekening is aangegeven. Hierbij willen wij u tevens in overweging geven dat de oude perceelsgrenzen economisch vele malen beter geschikt zijn om als grenzen van het concentratiegebied te gelden dan de nu opgegeven lijn van de hoogspanningsleiding. De huidige eigenaren zijn dit ook zeker met ons eens. De strijdigheid is eventueel ook op te lossen door in het aangegeven voorschrift op pagina 39 in het bestemmingsplan het laatste deel van de alinea te laten vervallen: "met dien verstande……". Op deze manier komt onzes inziens wel de weg vrij om vergunning te verlenen voor onze plannen. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben. Natuurlijk zijn wij altijd bereid om verdere vragen te beantwoorden. Beantwoording Per abuis is op betreffend perceel de A-bestemming gelegd en niet de bestemming Ag. Dit zal worden aangepast, conform de grenzen van het concentratiegebied. Het aanpassen van de tekst in de voorschriften is derhalve niet nodig. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
15. N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 444 2740 AK Waddinxveen (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Uit een publicatie in de Nederlandse Staatscourant nr. 198 van 11 oktober jongstleden, vernemen wij dat het voornoemde ontwerpbestemmingsplan door u ter inzage is gelegd. Bij inzage is gebleken dat de door ons gemaakte opmerkingen uit het vooroverleg ex artikel 10 Bro 1985 niet zijn ontvangen. Wij hechten er evenwel waarde aan u alsnog een kopie van dit schrijven, ons kenmerk TAJW 06.4845, te doen toekomen. Hoewel het ontwerpbestemmingsplan ten aanzien van ons belang in gunstige zin is aangepast, is dit nog niet volledig opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
19
Hierbij doen wij u onze zienswijze, als bedoeld in artikel 23 lid 1 sub b van de WRO c.q. artikel 3:15 lid 1 van de AWB inzake voornoemd onderwerp, toekomen. Zoals op kaartblad 1 is aangegeven ligt binnen kaartblad 2 een aardgastransportleiding welke in haar geheel niet op kaartblad 2 is aangegeven. Het betreft de leiding W-538-02, gelegen op enige afstand parallel aan de Rik. Langs de Vlaardingerhilseweg zijn de daar gelegen aardgastransportleidingen in enkelvoud weergegeven. Wij onderscheiden aldaar 3 afzonderlijke leidingen, te weten de W-538-02, W538-08 en W-538-18. Bijgaand doen wij fragmenten van kaartblad 2 toekomen waarop de situatie staat aangegeven. Wij verzoeken u de ontbrekende leidingen alsnog op de plankaart aan te geven. Wanneer u over digitale informatie van de ontbrekende leidingen wenst te beschikken, kunt u hieromtrent een verzoek indienen bij ondergetekende:
[email protected]. Beantwoording De aardgastransportleiding W-538-02 zal op de kaart aangegeven worden. De ontbrekende 3 afzonderlijke leidingen te weten de W-538-02, W-538-08 en W-538-18 zullen alsnog op de kaart gezet worden. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
16. R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders En niet R. Mol, e.e.a. in brief van 12 november 2006 bevestigd (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Ondergetekende maakt bezwaar tegen de voorgestelde bestemming in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter zake van het perceel Brielle sectie F1133 en F804 gelegen aan de Middelweg 10. In het ontwerpbestemmingsplan is dit perceel aangeduid met de bestemming BA en de voorgestelde bebouwing van 1.990 m². Ondergetekende maakt tegen deze bestemming BA bezwaar op grond van het navolgende; De nu voorgestelde bestemming BA betekent een substantiële waardevermindering van het perceel. Na de voorgenomen bedrijfsoverdracht aan de zoon van ondergetekende (R.J. Mol) zal deze in zijn voorziening in zijn levensonderhoud belemmerd worden daar er dan geen eventuele uitbreiding van zijn agrarische activiteiten mogelijk is. Het huidige bestemmingsplan voorziet in een bebouwingsmogelijkheid van 70% ofwel 3.640 m² (secties F1133, F1134 en F804). De voorgestelde 1.990 m² wordt met de huidige bebouwing nagenoeg reeds overschreden. Ondergetekende wenst derhalve naast de wijziging in de bestemming BA tevens een wijziging in de bestemming AG. Reden hiervoor is, dat de huidige bestemming zowel Agrarisch (incl. kassenbouw) is als bedrijfsdoeleinden. Ondergetekende wenst derhalve handhaving van deze dubbelbestemming te weten BA en AG. Ondergetekende is bereid tot toelichting of nader overleg. Beantwoording Op het betreffende perceel wordt de bestemming aangepast naar Ag\a, zodat zowel het glastuinbouwbedrijf als het aannemersbedrijf is bestemd. Het bouwvlak wordt hiervoor aangepast, zodat de kas buiten het bouwvlak valt en de bestemming Ag krijgt (zie ook zienswijze 18). Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
20
17. R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders En niet R. Mol, e.e.a. in brief van 12 november 2006 bevestigd (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Ondergetekende maakt bezwaar tegen de voorgestelde bestemming in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter zake van het perceel Brielle sectie D121 gelegen aan de Oude Dijk. In het ontwerpbestemmingsplan is dit perceel aangeduid met de bestemming A. Ondergetekende maakt tegen deze bestemming A bezwaar op grond van het navolgende: Volgens de informatie van de gemeente zou op dit perceel met deze bestemming geen nachtc.q. schuilverblijf van beperkte omvang voor vee gerealiseerd mogen worden. Ondergetekende acht dit bezwaarlijk daar het vee, dat nu dit perceel begraast, niet dagelijks naar een nacht- c.q. schuilverblijf elders kan worden gebracht. Ondergetekende wenst derhalve bij de voorgestelde bestemming voor dit perceel de mogelijkheid van een dergelijk nacht- c.q. schuilverblijf uitdrukkelijk toegevoegd te zien. Ondergetekende is bereid tot toelichting of nader overleg. Beantwoording In het bestemmingsplan wordt het restrictief beleid gehanteerd. Dat houdt in dat in het bestemmingsplan alleen ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden aan functies die aan het landelijk gebied zijn gebonden, zoals de agrarische functie. In het bestemmingsplan is aangegeven dat alle bebouwing binnen het bouwvlak dient te worden gerealiseerd. Voor een moderne agrarische bedrijfsvoering is het niet noodzakelijk bebouwing buiten het agrarisch bouwvlak te realiseren. Om die reden kan niet worden ingestemd met het verzoek van reclamant. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
18. R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders En niet R. Mol, een en ander in brief van 12 november 2006 bevestigd (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Ondergetekende maakt bezwaar tegen de voorgestelde bestemming in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter zake van het perceel Brielle sectie F1134 gelegen aan de Middelweg 10. In het ontwerpbestemmingsplan is dit perceel aangeduid met zowel de bestemming A als de bestemming BA, althans voor zover uit de plattegrondtekening valt af te leiden. Ondergetekende maakt tegen deze bestemming A bezwaar op grond van het navolgende: Ondergetekende oefent ter voorziening in zijn levensonderhoud onder meer een agrarisch bedrijf uit. Daartoe dient ook het hiervoor bestemde perceel. De aangewezen bestemming zal voor ondergetekende tot gevolg hebben een vermindering van inkomsten omdat in de voorgestelde bestemming het agrarische bedrijf t.w. glastuinbouw niet uitgeoefend kan worden. Ondergetekende wenst naast de wijziging in de bestemming AG tevens een wijziging in de bestemming BA. Reden hiervoor is, dat de huidige bestemming van sectie Brielle F1134 zowel Agrarisch (incl. kassenbouw) is als Bedrijfsdoeleinden. Ondergetekende wenst derhalve handhaving van deze dubbelbestemming te weten BA en AG. De nu voorgestelde bestemming A betekent een substantiële waardevermindering van het perceel. Ondergetekende is bereid tot toelichting of nader overleg. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de zone diverse percelen bestemd als Agrarische doeleinden, A. Om de bouw van kassen rechtstreeks mogelijk te maken binnen de zone AG1, worden deze bestemmingen gewijzigd in de bestemming Agrarische doeleinden, glastuinbouw, Ag. Uitzondering hierop vormt het perceel ten zuiden van de bestemming Groenvoorzieningen ten zuiden van de Middelweg. Dit perceel houdt de bestemming Agrarische doeleinden, A en
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
21
kan alleen worden gewijzigd in de bestemming Agrarische doeleinden, glastuinbouw, Ag als aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan (namelijk verwerving door de gemeente). Ook enkele kleine percelen met de bestemming A behouden hun bestemming, omdat deze percelen door hun vorm, omvang en ligging niet geschikt zijn voor glastuinbouw. Voor het leggen van een dubbelbestemming BA-Ag wordt verwezen wordt naar zienswijze 16. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
19. R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders En niet R. Mol, een en ander in brief van 12 november 2006 bevestigd (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Ondergetekende maakt bezwaar tegen de voorgestelde bestemming in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter zake van het perceel Brielle sectie F338 gelegen aan de Middelweg/Prinsenweg. In het ontwerpbestemmingsplan is dit perceel aangeduid met de bestemming GR. Ondergetekende maakt tegen deze bestemming GR bezwaar op grond van het navolgende: Ondergetekende oefent ter voorziening in zijn levensonderhoud onder meer een agrarisch bedrijf uit. Daartoe dient ook het hiervoor bestemde perceel. De aangewezen bestemming GR zal voor ondergetekende tot gevolg hebben een vermindering van inkomsten omdat in de voorgestelde bestemming het agrarische bedrijf niet uitgeoefend kan worden. Voorts betekent de voorgestelde bestemming een substantiële waardevermindering van het perceel. Ondergetekende wenst naast de wijziging in de bestemming GR gewijzigd te zien in ten minste A dan wel AG. Ondergetekende is bereid tot toelichting of nader overleg. Beantwoording Het perceel is niet in eigendom van de gemeente. Wel wil de gemeente hier in de toekomst een groenvoorziening realiseren. De gemeente stemt daarom gedeeltelijk in met de zienswijze van reclamant en geeft aan betreffend perceel de bestemming Agrarische doeleinden, A. Wel wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het perceel in de toekomst alsnog als groenvoorziening te kunnen bestemmen, zodra de gronden verworven zijn. Hiertoe zal plankaart 5, zonering worden aangepast en de opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het aangrenzende perceel zal worden doorgetrokken. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
20. R.J. Mol, Middelweg 8, 3237 LJ Vierpolders En niet R. Mol, een en ander in brief van 12 november 2006 bevestigd (schriftelijk ingekomen 7 november 2006) Zienswijze Ondergetekende maakt bezwaar tegen de voorgestelde bestemming in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter zake van het perceel Brielle sectie F1135 gelegen aan de Middelweg 8. In het ontwerpbestemmingsplan is dit perceel aangeduid met de bestemming A. Ondergetekende maakt tegen deze bestemming A bezwaar op grond van het navolgende: De nu voorgestelde bestemming A betekent een substantiële waardevermindering van het perceel daar het nu de bestemming AKK heeft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
22
Na de voorgenomen bedrijfsoverdracht aan de zoon van ondergetekende (R.J. Mol) zal deze in zijn voorziening in zijn levensonderhoud belemmerd worden daar er dan geen eventuele uitbreiding van zijn kas kan plaatsvinden, die zich nu op perceel Sectie F1134 bevindt. Ondergetekende wenst derhalve de voorgestelde bestemming gewijzigd te zien in AG. Ondergetekende is bereid tot toelichting of nader overleg. Beantwoording Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze 18. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
21. Rotterdam-Rijn Pijpleiding, Pompstation Pernis, Postbus 490, 3190 AK Hoogvliet (schriftelijk ingekomen 9 november 2006) Zienswijze Onderwerp brief: Onze 36" olieleiding Europoort-Venlo in het Landelijk Gebied Brielle. Na beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied hebben wij vastgesteld dat we betrokken zijn met onze 36" ruwe olieleiding Europoort-Venlo. Wij verzoeken u de volgende punten op te nemen/aan te passen in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Op pagina 29 artikel 20 wordt onze 36" ruwe olieleiding Europoort-Venlo niet genoemd. Dit zou moeten zijn "binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van 5 m van de aanduiding "RRPolieleiding" een olieleiding met een diameter van 36". Op pagina 62 onder het hoofdstuk "overige functies" wordt de RPP 36" ruwe olieleiding binnen een "leidingbundel" genoemd, alleen wordt niet duidelijk dat de toe te passen toetsingsafstand en minimale bebouwing geldt "vanaf"de meest aan de buitenzijde van de bundel gelegen leidingen. Beantwoording De voorschriften en toelichting worden op bovengenoemde punten aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
22. De heer H. + J.C. den Bakker, Kloosterweg 11, 3232 LB Brielle (mondeling ingekomen 10 november 2006) Zienswijze Wil de mogelijkheid hebben om hun perceel te bebouwen met glas. circa 2 ha (uitbreiding). Momenteel is de bestemming A. Dit moet dan Ag worden. Beantwoording Binnen de zone AG2 bestaat de mogelijk om bestaande glastuinbouwbedrijven uit te laten breiden tot maximaal 3 ha, zoals in de toelichting is aangegeven. Hiervoor is in artikel 24 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (voorschrift 6). Per abuis is de maximale oppervlakte niet in het betreffende voorschrift aangegeven. Dit zal alsnog gebeuren. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
23
23. H. Talen, Prinsenweg 1, 3237 LN Vierpolders (mondeling ingekomen 13 november 2006 en schriftelijk ingekomen 22 november 2006)
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Zienswijze Watergangen AG1 zal per saldo afnemen (tekst). Bij kassenbouw moeten er meer watergangen komen, daar de grond/kassen geen vocht opneemt. Ik ben tegen goothoogte van 9 m. AG1W waterberging Moersaatsenweg onacceptabel. Lichtproblemen worden niet voldoende omschreven. Transport van AG1, niets bekend. Afscherming door groen bij AG1 niet concreet.
Bij dezen maak ik van de mogelijkheid gebruik om mijn commentaar met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Ik lees het volgende. De kwaliteiten van het gebied en de uitgesproken landelijkheid vormen een rustpunt in het jachtige bestaan van zijn omgeving. Het gebied heeft steeds meer een uitloopfunctie gekregen niet alleen voor de inwoners van de stad Brielle maar voor het hele Rijnmondgebied. Een duidelijke omschrijving hoe jullie de functie van het landelijk gebied zien, hulde, alleen jammer dat jullie daarna deze omschrijving geheel verlaten, erg jammer. Ik heb de volgende vragen ten aanzien van AG1: 1. Waarom verlaten jullie deze omschrijving, het is aangewezen als Belvedèregebied. 2. Waarom gaan jullie tegen het provinciale niveau in, we worden aangeduid als "de tuin van de Rotterdamse regio". 3. Waarom geen artikel 19-procedure, wat normaal is bij een bestemmingsverandering. 4. Waarom een goothoogte van 9 m, terwijl in Vierpolders laagbouw gewenst is. 5. Waarom waterberging langs de Moersaatsenweg (met silo’s van 12 m hoog). 6. Waarom geen verkeersbeperkende maatregelen, zodat de wegen heel blijven? 7. Waarom geen compensatie in verband met de uitbreiding van de Maasvlakte. 8. Waarom omschrijft u bij "flora en fauna" (blad 28) beschermde soorten die mogelijk in het plangebied voorkomen: planten, vogels (alle soorten), zoogdieren en amfibieën. Niks mogelijk, zeker weten, ik eis een volledige natuurtoets volgens flora en fauna wetgeving, in verband met het bepalen van de natuurwaarde. Ik ben bereid dit tot de hoogste instantie uit te vechten. 9. Waarom stelt u geen milieueisen. Op blad 52 lees ik: met name als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, kunnen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven milieuhinder en gezondheidsrisico’s optreden. Het is daarom gewenst om in nieuwe situaties 25 m afstand tussen kassen en vrijstaande woning aan te houden. Belachelijk, dit is een volledige vrijbrief. 10. Waarom omschrijft u dat de lichthinder is opgelost, zijn er bindende afspraken, welke? 11. Waarom hier geen afscherming met groenvoorzieningen (zoals voorstel CDA). 12. Waarom werkt het wegbestemmen en het gebruikmaken van de Ruimte-voor-Ruimteregeling hier niet, terwijl er elders wel mogelijkheden zijn. 13. Indien u tot het plaatsen van de glascomplexen overgaat vind ik dat dit de kwaliteit van de leefomgeving in en rond Vierpolders sterk zal worden verminderd. Het zal betekenen dat het wonen hier minder aantrekkelijk wordt. Dat zal ook zijn consequenties hebben voor de waarde van de woning, ik ga er dan ook van uit dat u volledige medewerking verleent om deze schade te compenseren, zoals ik al reeds eerder heb aangegeven. Geeft u alstublieft eerst antwoord op bovenstaande vragen, zodat ik een beter oordeel kan vellen over dit ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied.
1.
2. 3.
Beantwoording mondelinge zienswijze d.d. 13 november 2006 Conform de Keur van het waterschap, zal bij toename van het verhard oppervlak, verlies aan oppervlaktewater moeten worden gecompenseerd. Hiervoor is in de zone AG een gebied gereserveerd, dat als zodanig is aangeduid (AG1w) Het bestemmingsplan maakt geen goothoogte van 9 m mogelijk. In artikel 24 wordt via vrijstelling een goothoogte tot 7 m mogelijk gemaakt en een bouwhoogte van 9 m. Niet duidelijk is waarom reclamant de locatie voor waterberging onacceptabel vindt. De locatie voor waterberging is nodig ter compensatie van het oppervlak aan kassen dat in de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
4. 5. 6.
24
zone AG1 kan worden gebouwd. Het perceel met de aanduiding AG1w, leent zich door zijn vorm en afmeting niet voor bebouwing met kassen, maar kan wel dienst doen als waterbergingslocatie. Zowel in de toelichting (paragraaf 13.2.2 pagina 85) als in de voorschriften (artikel 3 lid 4 sub e als lid 6) wordt aandacht aan assimilatieverlichting besteed. In de toelichting (hoofdstuk 8) is aangegeven dat de ontsluiting van het glastuinbouw-concentratiegebied op de N57 zal worden opgepakt. De gronden van Piek die in het glastuinbouwconcentratiegebied beschikbaar komen voor nieuw glas, zijn door de gemeente verworven. Bij de inrichting van het gebied zal de gemeente, in overleg met omwonenden, erop toezien dat een afschermende beplantingsstrook wordt aangebracht.
Beantwoording schriftelijke zienswijze d.d. 22 november 2006 De gemeente is van mening met dit bestemmingsplan bij te dragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, onder meer door het beleid met betrekking tot glastuinbouw. In het verleden is het open agrarische landschap te veel verdicht, onder andere door vestiging van verspreide glastuinbouwbedrijven. Het beleid voor glastuinbouw in dit bestemmingsplan streeft concentratie na in enkele gebieden die daar optimaal voor worden ingericht. Daar staat tegenover dat ingezet wordt op sanering van verspreid glas, zodat het open agrarische landschap hersteld kan worden. 2. Het beleid dat de gemeente voorstelt, sluit in belangrijke mate aan bij het provinciaal beleid. Brielle West is wat dat betreft nog in discussie. De gemeente vindt dat geboden mogelijkheden in Brielle West nodig zijn om in het gehele plangebied voldoende vestigingsmogelijkheden te bieden, om aan de behoefte die binnen de glastuinbouw bestaat te kunnen voldoen (zie ook 2.1 algemeen). 3. De gemeente heeft om drie redenen gekozen voor een integrale planherziening: 1. de wettelijke termijn voor bestemmingsplannen buitengebied is verstreken. De gemeente is verplicht de oude plannen te herzien; 2. voorheen waren er drie plannen voor het buitengebied. De gemeente heeft deze geïntegreerd tot een plan voor het gehele buitengebied; 3. de bestemmingsplannen waren niet meer toegesneden op de problematiek van het buitengebied in deze tijd. Ook dit vraagt om een integrale herziening. Overigens is het glastuinbouwbeleid niet het enige onderwerp waar de gemeente nieuw beleid voor formuleert. Ook andere onderwerpen als verbrede landbouw, vervolgfuncties voor stoppende agrarische bedrijven en allerlei nieuwe beleidsontwikkelingen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Een artikel 19-procedure wordt gebruikt om ontwikkelingen mogelijk te maken die niet in het (vigerend) bestemmingsplan passen. Voor ingrijpende beleidswijzigingen is een integrale herziening het juiste instrument. 4. Zie beantwoording mondelinge reactie 2. 5. Het perceel aan de Moersaatseweg met de aanduiding AG1w, leent zich door zijn vorm en afmeting niet voor bebouwing met kassen, maar kan wel dienst doen als waterbergingslocatie. 6. Zie beantwoording mondelinge reactie 5. 7. Niet duidelijk is wat reclamant bedoelt met deze opmerking. 8. In het kader van de Flora en fauna moet worden onderzocht of het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Dat is het geval als de gunstige staat van instandhouding van soorten niet in het geding is. Voor dit bestemmingsplan is onderzocht of het bestemmingsplan in dat kader uitvoerbaar is. Dat is het geval, zoals omschreven in de toelichting in paragraaf 5.2.3 (pagina 29). 9. Milieueisen worden niet in het kader van het bestemmingsplan maar in het kader van de milieuwetgeving gesteld. Bedrijven dienen zich aan de bepalingen van hun milieuvergunning te houden, dan wel aan de bepalingen die in AMVB’s zijn voorgeschreven. 10. In de voorschriften is een bepaling opgenomen dat assimilatieverlichting alleen mag worden gebruikt in combinatie met afscherming van de kas (zie artikel 3 lid 4 sub e en lid 6). 11. Ook bij de zone AG1 is ruimte gereserveerd voor een afschermende groenvoorziening. Verder wordt verwezen naar de beantwoording van de mondelinge reactie 6. 12. Het beleid voor glastuinbouw is helder weergegeven. Verspreid glas komt voor sanering en de Ruimte-voor-Ruimteregeling in aanmerking, in een drietal gebieden kan de glastuin1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
25
bouw zich verder ontwikkelen. Het saneren van glastuinbouwbedrijven in de zone AG1 draagt niet bij aan dat beleid. 13. De gemeente bestrijdt dat de leefomgeving rond Vierpolders sterk achteruit gaat. De uitbreiding van glas vindt plaats op een locatie die geheel is ingesloten door andere kassen. Het effect op Vierpolders is daardoor gering. Indien een groene afscherming wordt gerealiseerd, ontstaat er eerder een positief effect. Indien reclamant meent planschade te ondervinden van deze ontwikkelingen, kan hij hiertoe een beroep doen op artikel 49 WRO. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
24. W.A. Vermeulen, Abbewerveweg 3, 3238 LH Zwartewaal (mondeling ingekomen 13 november 2006 en schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Bezwaar tegen wegbestemming van het glas op het perceel. Wenst een groter bouwvlak, conform de vorige versie van het ontwerp. Wil ook fruit gaan telen (subbestemming F). Heeft problemen met het aanlegvergunningstelsel voor het archeologisch waardevol gebied. Beantwoording Zie 2.1 algemeen. Ondertussen is overeenstemming bereikt met reclamant over het saneren van het bestaande glas. Aan de zienswijze hoeft derhalve niet tegemoet te worden gekomen. Het bouwvlak zal wel worden vergroot, zodat een grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd. Het beleid in het bestemmingsplan, maar ook van de provincie staat nieuwe fruitteeltbedrijven in het plangebied niet toe. Nieuwe fruitteeltbedrijven dienen zich te vestigen op locaties waar reeds sprake is van een concentratie aan fruitteeltbedrijven. Het aanlegvergunningenstelsel voor het archeologisch waardevol gebied vloeit voort uit beleid van hogere overheden en voert terug op het verdrag van Malta, dat mede door Nederland is ondertekend. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
25. P. Boender, Jan Blankenstraat 75, 3221 XE Hellevoetsluis (mondeling ingekomen 14 november 2006) Zienswijze Betreft Oude Veerdam 14. Reactie naar aanleiding van brief van 20 oktober 2006 nr. 06.46171 om bestemming te wijzigen naar kantoordoeleinden. Verzoek om ook bedrijfswoning op de plankaart toe te voegen. Beantwoording Sinds maart 2004 is op deze locatie niemand meer ingeschreven. Het is gezien het gebruik (kantoor) niet noodzakelijk hier een bedrijfswoning toe te staan. De locatie ligt bovendien binnen de geluidszone van het industriegebied. Uit de voorschriften bij dit artikel blijkt ook dat een bedrijfswoning bij de bestemming "kantoor" niet is toegestaan. Alleen in de gevallen dat al een bedrijfswoning aanwezig is, is dit op de kaart aangegeven. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
26
26. H. Kap, Sluisweg 4, 3222 LJ Hellevoetsluis (schriftelijk ingekomen 14 november 2006) Zienswijze Hiermee maak ik bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle dat momenteel ter inzage ligt. Het betreft mijn bedrijf aan de Achterdijk 54 te Vierpolders. In het ontwerpbestemmingsplan wordt het gemarkeerd als Bgo (zw) (910 m²). Gaarne zou ik hieraan toegevoegd zien: D, detailhandel, Bho3, een hoveniersbedrijf en een W05, bestemming doeleinden. De rede is dat ik nog steeds met u in gesprek ben om op deze locatie een aantal woningen te realiseren en vervolgens mijn bedrijf te verplaatsen. Gezien de bestemming van het omliggende gebied, waterberging met landschappelijke elementen, zal het totale gebied er bij welvaren wanneer mijn bedrijf verplaatst wordt en er een vijftal woningen gerealiseerd wordt. Ik wil u gaarne mijn plannen toelichten. Beantwoording Het verzoek om bestemmingen toe te voegen zoals detailhandel en hoveniersbedrijf, terwijl ook gesproken wordt over bedrijfsverplaatsing, valt niet met elkaar te rijmen. Er zullen geen nieuwe bedrijfsbestemmingen toegevoegd worden aan het perceel. De hoveniersactiviteiten en de detailhandelsactiviteiten zijn in strijd met het bestemmingsplan en zijn niet wenselijk op deze locatie. Medewerking aan het legaliseren van deze activiteiten zal derhalve niet plaatsvinden. Indien de plannen voor het verplaatsen van het bedrijf reëel zijn geworden, kan beoordeeld worden of het bouwen van vijf woningen mogelijk is op deze locatie. Het hebben van plannen geeft onvoldoende zekerheid om dit nu vast te leggen in het bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
27. H.J. Edzes en H.A. Edzes-van Loon, Peltserdijk 2, 3234 KP Tinte (schriftelijk ingekomen 14 november 2006) Zienswijze Hierbij spreken wij onze bezwaren uit tegen het aanwijzen van de Piek-locatie om de vestiging van glastuinbouw mogelijk te maken. Op de streekplankaart is de Piek-locatie niet als zodanig aangewezen, nadat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in het kader van de streekplanherziening RR2020 een verzoek van Brielle ter zake had afgewezen. Wij verzoeken u derhalve de Piek-locatie uit het ontwerpbestemmingsplan te schrappen en daarmede uit het nieuwe bestemmingsplan. De Piek-locatie is 1 van de slechtst denkbare locaties voor de vestiging van grootschalige glastuinbouw en wel door de geringe omvang, de slechte ontsluitingsmogelijkheden, ligging in een gebied met zeer hoge archeologische aarden, in de onmiddellijke nabijheid van een natuurgebied en de ecologische verbindingszone EVZ 74, alsmede de ligging nabij fort Penscherdijk. Ten aanzien van de geringe omvang van de locatie merken wij op dat de moderne, grootschalige industrieel georiënteerde glastuinbouw zoekt naar nieuwe locaties met een grootte van 25 ha tot 80 ha. De eerste glastuinders vertrekken dan ook al uit Brielle naar de Wieringermeer. Ook in de Eemshaven wordt op dit moment ruimte geschapen ter grootte van 475 ha ten behoeve van de industriële glastuinbouw. Wellicht kan de gemeente Brielle beter proberen om ruimte te reserveren op de nieuwe 2e Maasvlakte ten behoeve van deze bedrijfstak. Ten aanzien van de slechte ontsluitingsmogelijkheden: wij hebben er kennis van genomen dat de Gemeente Brielle in overleg met het waterschap en de gemeente Hellevoetsluis een rotonde wil aanleggen ter hoogte van de Rijksstraatweg om de Pieklocatie en het achterliggende bestaande glastuinbouwgebied te ontsluiten. Het is ons onduidelijk waar het vrachtverkeer – eenmaal op de Rijksstraatweg – daarna heen moet, gezien het feit dat Rijkswaterstaat als beleid voert om geen delen van het plaatselijke wegennet direct op het rijkswegennet aan te sluiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
27
De vraag is ook of dit wenselijk zou zijn gezien de dan te verwachten extra belasting van de gemeentelijke wegennetten. Ten aanzien van de directe nabijheid fort Penscherdijk: in de streekplanuitwerking voor het golfterrein middengebied wordt opgemerkt onder het hoofdje "cultuurhistorie" op pag. 25: "voor het fort is een schootsveld van 700 m gedefinieerd. Het schootsveld van het fort mag niet worden benadeeld door opgaande beplanting of bebouwing". Een belangrijk deel van de Piek-locatie ligt binnen dit schootsveld van 700 m. Het lijkt ons in strijd met staand beleid om juist daar dichte, nagenoeg aaneengesloten bebouwing toe te staan met goothoogten tot maximaal 7 m en nokhoogten tot maximaal 9 m. De ingetekende zichtlijn op de kaart van het ontwerpbestemmingsplan is voor het fort betekenisloos. Wij hopen dat de gemeente Brielle zich met ons de vraag wil stellen of het economische belang van de glastuinbouw in Brielle en daarmee op Voorne wel in verhouding staat met de schade die wordt aangericht door de industriële kassenbouw in het buitengebied. Het is opvallend hoe de toenemende verkeersoverlast in de regio als gevolg van de glastuinbouw onbesproken blijft. De enige die voordeel lijkt te hebben van een verdere groei van de glastuinbouw is het bankwezen met als voorbeeld de Rabobank die aantrekkelijke lease/sale backconstructies in de aanbieding heeft die behalve voor de glastuinder ook voor de bank zeer profijtelijk zijn. Wij verwachten dat u onze argumenten ernstig zult nemen. Beantwoording Voor beantwoording van de zienswijze over locatie Piek, de omvang ervan en de ontsluiting, wordt verwezen naar paragraaf 2.1 algemeen. Met betrekking tot fort Penserdijk merken wij op dat het schootsveld, zoals dat op de plankaart is aangegeven, gerespecteerd wordt. In de toelichting is sprake van een maximale maat voor het schootsveld van 700 m. In het bestemmingsplan is voor een natuurlijke begrenzing van het schootsveld gekozen in de vorm van het dijklichaam van de Rijksstraatweg. Ter plaatse van het schootsveld geldt een aanlegvergunningenstelsel voor het aanbrengen en het kappen of rooien van opgaande beplanting. In het schootsveld mag niet worden gebouwd. Voor de afweging voor nieuwe agrarische bouwvlakken, die via een wijzigingsbevoegdheid in zone A mogelijk kunnen worden gemaakt, zijn voldoende criteria opgenomen om de landschappelijke waarden van het gebied te waarborgen. Nogmaals wordt aangegeven dat in de ogen van de gemeente sprake is van een evenwichtige belangenafweging, waarin het economisch belang van de glastuinbouw een plaats kan krijgen door dit te concentreren in enkele gebieden en het belang van landschap en milieu gediend is met het saneren van verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
28. J.J. Koedood, Prinsenweg 9, 3237 LN Vierpolders, 0181-412541, (schriftelijk ingekomen 13 november 2006) Zienswijze Bezwaren kassen "Land van Piek". 1. Waarom groenstroken langs de "Middelweg-Groene Kruisweg" en niets langs de "Prinsenweg". Is dit een beloning voor de tuinders langs de Middelweg voor hun horizonvervuiling? Ik verwacht dan ook een groenstrook of wal, zeker waar bebouwing aanwezig is langs de Prinsenweg. Hebt u al eens gekeken naar de smerige troep aan de achterzijde van de firma Grootscholten en V.d. Wubben, dit is toch een aanfluiting voor het landschap. "Van voren bont maar van achteren stront". 2. Ik ben bang voor schade aan mijn woning door toename van zwaar verkeer, de woning staat op een gemetselde fundering, dus het is niet ondenkbaar dat er schade ontstaat. Ik verlang dan ook een verklaring dat eventuele schade vergoed wordt. 3. De toegestane hoogte van 12 m, je bouwt toch ook geen wolkenkrabber in het oude centrum van Brielle?
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
28
Voor punt 1 en 2 ga ik desnoods tot aan de Hoge Raad en/of Europese Hof. Tevens kan u een planschadeclaim verwachten.
1. 2.
3.
Beantwoording In het concentratiegebied zelf is de door reclamant gewenste groenstrook niet inpasbaar. De beoogde groenstrook aan de Middelweg ligt niet in het concentratiegebied. Zie paragraaf 2.1 algemeen. Indien reclamant door het bestemmingsplan schade ondervindt die redelijkerwijs niet tot zijn of haar laste gerekend kan worden, kan een beroep worden gedaan op artikel 49 WRO, die betrekking heeft op planschade. Er worden geen kassen met een hoogte van 12 m toegestaan. De goot- en bouwhoogte van kassen is respectievelijk 4,35 en 6 m. Via vrijstelling is een goot- en bouwhoogte mogelijk van 7 respectievelijk 9 m.
Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
29. L.C. Biesheuvel, Achterdijk 29, 3237 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 14 november 2006) Zienswijze Gaarne maak ik gebruik van uw uitnodiging om mijn zienswijze kenbaar te maken met betrekking tot het bestemmingsplan. Op het voorontwerp heb ik in juni jl. gereageerd, maar het is mij niet helemaal duidelijk wat er met mijn opmerkingen is gebeurd. Het is dus mogelijk dan ik nu opmerkingen maak, die door uw ambtenaar al of zijn verwerkt of in behandeling zijn of zijn afgewezen. Mijn zienswijze heb ik verdeeld over: A. gebiedsvisie; B. plankaarten. A. Gebiedsvisie Duurzaam waterbeheer Het zal u niet onbekend zijn dat (vele) tuinders nu reeds kampen met een tekort aan opslagcapaciteit voor water. Dit had natuurlijk ondervangen kunnen worden door minder glas te bouwen en meer waterbassins. Nu extra grond beschikbaar stellen voor het inrichten van bassins/silo’s is onacceptabel, ik maak hier dan ook bezwaar tegen. Zoals bekend gaat het opslaan en afvoeren van overtollig regenwater met steeds meer problemen gepaard. Doordat de gemalen nu al onvoldoende capaciteit hebben, is men genoodzaakt landbouwgronden in te richten voor waterberging. Eén van de oorzaken is het feit, dat er onvoldoende watergangen zijn gerealiseerd in het concentratiegebied, terwijl wel de bestaande sloten zijn gedempt! Er moet mijns inziens geëist worden dat minimaal 8% van het oppervlakte glas als sloot/watering ingericht wordt! P.s. Ook wil ik u erop wijzen dat de grond in Nieuwland-Oost, Oude Goote en ’t land van Waardenburg bij het huidige klimaatscenario niet voldoet aan de faalkans kwalificatie. Bij toename van verharding zal in deze gebieden zelf 10% open water beschikbaar moeten zijn! Behoud en ontwikkeling van natuur, landschap etc. Door het verdwijnen van open gronden, zullen onder andere de (weide)vogels in grote problemen komen. Ook andere diersoorten (waaronder beschermde) komen er in uw plannen er "bekaaid vanaf", vooral omdat ondernemers eisen (is eisen niet onbehoorlijk arrogant?) dat zij zich ook in de toekomst moeten kunnen blijven ontwikkelen (ander woord voor uitbreiden); ik maak hiertegen ernstig bezwaar! Mocht het land van Piek straks misschien als een molensteen om uw nek hangen, dan moet u mijns inziens toch nu al onderzoeken of dit stuk grond met behulp van de overheid behouden kan worden als belangrijk weidegebied, dan wel ingericht kan gaan worden als wateropvanggebied met milieuvriendelijke oevers, wandel- en fietspaden etc.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
29
Voorbeelden: Schouwen-Duiveland, Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland (200 ha!) en dichterbij huis de polder Strijpen in Westvoorne. Wat dacht u van de financiële compensatie die wij als burgers van Voorne (zouden) krijgen voor de aanleg van de 2e Maasvlakte? Nu gaat heel veel geld naar de B-driehoek, ± 80 km van de Maasvlakte verwijderd! U stelt dat "de kwaliteit van het gebied en de uitgesproken landelijkheid een rustpunt moeten zijn in het jachtige bestaan etc. etc." Een prachtig verhaal, doch helaas is daar onder andere in 11,3 niets van terug te vinden! Nieuwe bebouwing in het buitengebied Door het opkopen van voormalige agrarische bedrijven (huis met opstallen en een klein stukje grond) is er in de polder een ware wildgroei ontstaan van niet-agrarische bedrijvigheid. Naar mijn stellige overtuiging moet dit te allen tijde worden bestreden; van "gedogen" mag en kan geen sprake meer zijn! Het karakteristieke van Vierpolders is altijd de lintbebouwing geweest, zowel in het dorp als langs de dijken. Met het realiseren van nieuwe glaspercelen worden tegelijkertijd woningen gebouwd die onder aan de dijken staan, hetgeen weinig inbreuk doet aan het landschap. Daarom is de zinsnede "dat burgerwoningen in principe niet aanvaardbaar zijn er agrarische bedrijfswoningen wel" voor mij niet acceptabel en teken hiertegen dan ook bezwaar aan. Vervolgfuncties Het is (bijna) niet te geloven dat de welstandscommissie regelmatig het buitengebied controleert op "beeldkwaliteit". Zoals hierboven reeds vermeld is er een wildgroei ontstaan die voorkomen had kunnen worden als er voldoende geïnspecteerd was (op locatie dus). Maar, beter laat dan nooit! P.S.: Mag ik u in dit verband ook wijzen op de nieuwbouw die verrezen is op de Dorpsdijk 26? Volkomen in strijd met de visie van het buro, dat bezig is met het bestemmingsplan "Kom Vierpolders!!". Recreatie versus natuur, landschap en landbouw Wederom worden we geconfronteerd met "eisen aan de agrarische sector". Aan de ene kant willen ze profiteren van de burgers en toeristen (verkoop van producten, exploiteren van kleinschalige campings, houden van workshops, aanbieden van logies etc. etc.), maar ze willen beslist geen last hebben van deze groep mensen (de andere kant van ’t verhaal). Geen fiets- of wandelroutes! Heeft de sector wel eens gehoord van bijvoorbeeld het Pieterpad, wel eens gewandeld/gefietst in Limburg en Overijssel? Als u, als college, toeristen naar Brielle e.o. wilt "trekken", zult u iets meer moeten doen dan uw concurrenten; op kassen ben je nl. gauw uitgekeken! Behalve het hierboven gememoreerde uit de gebiedsvisie, heb ik de navolgende opmerkingen: 1.3. Landelijk Gebied Brielle, vastgesteld d.d. 8-11-1998, etc. correct? 2.3. Er is een groot verschil tussen oost en zuidoost, zuidoost en zuid. Zorgvuldiger de kaart bekijken moet voor RBOI geen probleem zijn. 3.3.1. Het Brielse meer is ontstaan na afdammen van de Brielse Maas in juli 1950. 4.2. In 1950 werd de Brielse maas afgesloten van de zee. Na het aanbrengen van de dam tussen Oostvoorne en de Maasvlakte, ontstond het Oostvoornse Meer. Het buitendijkse water voor de kust van Oostvoorne heet Brielse Gat en verderop ligt de Westplaat. 4.3.2. De Kerkweg is volgens uw waarneming rijk voorzien van beplanting. Het aantal bomen en struiken langs de fietsroute bedraagt echter: 0 stuks! 4.3.5. U vindt dat archeologisch waardevolle gebieden behouden moeten worden. Prima idee, maar waarom dan juist deze gebieden volbouwen? Bovendien vind ik dat deze gebieden in de plankaarten opgenomen moeten worden! 8.2.1. Tussen de kern Brielle en Rozenburg vaart alleen in de zomermaanden een voetveer (voor fietsers en voetgangers). 9.2. De gestelde regels, zoals beschreven onder "verstoring van licht", worden stelselmatig en massaal genegeerd; volgens DCMR is de tekst, zoals vermeld, niet correct! 13.4.6. Verschillende masten van hoogspanningsleidingen worden gebruikt als antennemast. Het is aan te bevelen een artikel op te nemen dat dergelijke antennes (GSM en/of UMTS) niet
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
30
bij of in de directe omgeving van huizen, sportvelden, scholen staande masten worden gemonteerd. Bovendien: Bij niet meer in gebruik zijn van het electriciteitsnet, moeten de masten direct verwijderd worden. Bij eventuele vervanging van de ijzeren masten, moeten allen kunststofmasten worden toegestaan. B. Plankaarten Plankaart 1 Aangezien er voor mij op moment van schrijven, te veel onduidelijkheid bestaat over de invulling van het gebied, laat ik deze kaart buiten beschouwing.
1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
17. 18. 19. 20.
1. 2.
Plankaart 2/3 Aanduiding op Groene Kruisweg 14 correct? (Museum…). Groene Kruisweg 10: agrarisch bedrijf, geen W*. Kerkweg no. 3a (!): Woning familie Helderman intekenen. Kerkweg 1a: sierteeltbedrijf vermelden. Veckdijk: a. Berm tussen no. 15 en Voorweg: waarom geen GR? b. Berm tussen dorp en Voorweg: hier staat niets vermeld (GR?) Middelweg 6: Wijzigen in W (of W*). Achterdijk 32: agrarische bedrijfswoning vermelden. Achterdijk 34 t/m 40: 4 woningen, dus W(4) en niet W(5). Achterdijk 54: is ook detailhandel (particulieren). Achterdijk 42 a: bouwvlak met huis intekenen. Mosterdijk 3: W* vervangen door W. Molendijk 1: (bijna) professionele manege. Wouddijk 6: A(b) niet correct, moet zijn Bgo. Dorpsdijk 81: groothandel, dus Bg. Dorpsdijk 75: geldt hier overgangsregeling? (detailhandel) Dorpsdijk 79: intekenen. N.B. afhankelijk van punt 14, 15 en 16 het perceel lopen van Hoofddijk tot Dorpsdijk voorzien van W (….). Tussenweg 2a: moet de bewoonde stacaravan niet ingetekend worden? Rijswaardsedijk 5: W in plaats van A(b)? Rijswaardsedijk 15,15a en 15b: er staat W94). Correct? Oudeweg 5: Kunt u aangeven wat het verschil is tussen tuinders die bijvoorbeeld aardbeien planten dan wel aardbeien telen? De ene mag blijven zitten (Oudeweg 5) en de andere moet weg (Mosterdijk). Zoneringskaart Perceel achter "Esterenburgh" heeft agrarische bestemming, perceel langs Middelweg tot Achterdijk kan gewijzigd worden in groenvoorzieningen. Vraag: a. zijn deze stukken wellicht verwisseld? b. Zo nee, waarom staat het dan op plankaart 2 net andersom? Uit publicatie is onlangs gebleken dat u over het perceel, begrensd door Strijpse Wetering, Achterdijk, Moersaatsenweg en Rijksstraatweg met het waterschap gaat overleggen om dit gebied te kunnen inrichten als waterberging. Op de voorlichtingsavond vertelde RBOI dat er voor de tuinders uit het concentratiegebied wateropslag gerealiseerd mag worden! Voor mij geldt: - waterberging O.K. - wateropslag voor tuinders: niet acceptabel! Bovendien: - Land van Piek wordt begrensd door Moersaatsenweg. - Aanduiding A op blad 2 is correct. - Is onderhavig stuk (± 3,5 ha) in eigendom van Piek?
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
31
Renvooikaart Op deze kaart staat een aanduiding voor 29 recreatiewoningen. Geldt dit voor een ander bestemmingsplan? (bijvoorbeeld uitbreiding bij Kapitein haak?) Ik vertrouw erop met bovenstaande u naar behoren te hebben geïnformeerd en zie met belangstelling uw verder berichten en/of ’t aangepaste bestemmingsplan tegemoet. Beantwoording Duurzaam waterbeheer Elke ondernemer is zelf verantwoordelijk voor watercompensatie van het verhard oppervlak van zijn bedrijf. De Keur regelt hoeveel procent van het verhard oppervlak gecompenseerd moet worden. De extra grond die in het bestemmingsplan beschikbaar wordt gesteld voor waterberging, dient als compensatie voor de bouw van nieuwe kassen in de zone AG1. Deze reservering sluit juist aan bij het beleid voor glastuinbouw (zie 2.1 algemeen) en duurzaam waterbeheer. Niet wordt ingezien waarom dit onacceptabel is. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap etc. De redenering van reclamant dat er gronden verdwijnen voor natuur is gedeeltelijk waar. In het concentratiegebied verdwijnt het open landschap. Overigens komen met name de gronden van Piek nauwelijks belangrijke natuurwaarden voor. Het saneren van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven resulteert in herstel van het open agrarische landschap, waar de natuur wel bij gebaat is. In het bestemmingsplan is overigens onderzocht of het plan in het kader van de Flora- en faunawet uitvoerbaar is. Dat is het geval. Dat betekent dat de gunstige staat van instandhouding van soorten niet in het geding is. Het land van Piek is agrarisch gebied. Het inrichten ervan als wateropvanggebied, wandel- en fietsgebied is in strijd met beleid van regio en provincie. De verwijziging naar financiële compensatie van de 2e Maasvlakte is voor dit bestemmingsplan niet relevant. Nieuwe bebouwing in het buitengebied De niet-agrarische bedrijvigheid wordt in het bestemmingsplan onder voorwaarden en in beperkte mate toegestaan. De wildgroei in het verleden is met name te wijten aan het ontbreken van een goede regeling met betrekking tot vervolgfuncties na het stoppen van agrariërs met hun bedrijf. De voorwaarden in het bestemmingsplan zorgen ervoor dat de ruimtelijke effecten van deze vervolgfuncties beperkt zijn. De zinsnede waar reclamant op doelt is terug te leiden naar het restrictief beleid, waarin alleen functies die aan het buitengebied gebonden zijn, ontwikkelingsruimte krijgen. Burgerwoningen zijn niet aan het buitengebied gebonden, agrarische bedrijven, inclusief agrarische bedrijfswoningen wel. Vervolgfuncties Het bestemmingsplan regelt de beeldkwaliteit niet. Bezwaren op het welstandbeleid van de gemeente zijn in het kader van deze procedure niet relevant. Recreatie versus natuur, landschap en landbouw Het bestemmingsplan regelt geen eisen die bepaalde belangen stellen, maar is het resultaat van een belangenafweging tussen de verschillende functies die in het plangebied aan de orde zijn. Zo stelt elke functie of belang zijn eigen eisen aan het gebied. Het bestemmingsplan kan de ontwikkelingen die het gevolg zijn van de belangenafweging mogelijk maken, maar niet gebieden. Zo is de constatering "geen fiets- of wandelroutes" niet juist. Het bestemmingsplan maakt fiets- en wandelroutes in de zones A en ALN rechtstreeks mogelijk. In de zone N en RN zijn deze aan een aanlegvergunning gekoppeld, om de natuurbelangen die in deze zones spelen mee te kunnen wegen. De gemeente is van mening dat met het ingezette glastuinbouwbeleid de aantrekkelijkheid van de gemeente wordt vergroot, omdat verspreid glas verdwijnt, waarmee de kwaliteit en de belevingswaarde van het landschap zal toenemen. • •
(paragraaf 1.3) De datum vaststelling van het bestemmingsplan is inderdaad niet 8-111998, maar 8-11-1988. Dit zal aangepast worden. (paragraaf 2.3) Tekst zal aangepast worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
• • • • • •
•
• • • • • • • • • • • • • • • • •
32
(paragraaf 3.3.1) Tekst zal aangepast worden. (paragraaf 4.2) Tekst zal aangepast worden. (paragraaf 4.3.2) Tekst zal aangepast worden. (paragraaf 4.3.5) Archeologisch waardevolle gebieden zijn op de plankaart aangegeven met een stippelaanduiding. In artikel 19 is een bepaling opgenomen waarin voorschriften staan met betrekking tot bebouwing en gebruik. (paragraaf 8.2.1) Tekst zal aangepast worden. Op dit moment zijn er voor assimilatieverlichting nog geen regels van kracht. Ze kunnen dus ook niet genegeerd worden. Als het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, zal de gemeente het bestemmingsplan handhaven. De tekst waar DCMR op doelde had betrekking op de tekst op bladzijde 53 onder het kopje "verstoring door licht". In de tweede alinea staat "tussen zonsopgang en zonsondergang". Dit moet zijn "tussen zonsondergang en zonsopgang". De tekst wordt aangepast. (paragraaf 13.4.6) Er is geen reden op grond van de ruimtelijke ordening om dergelijke regels te stellen. Vooralsnog blijkt ook uit onderzoeken dat er geen directe gevaren zijn. Plankaart 2/3 (1) Betreft inderdaad een monument. Ook de nadere aanduiding museum is correct. (2) Groene Kruisweg heeft niet de bestemming W*, maar heeft de bestemming A. Het agrarisch bedrijf dat daar is gevestigd wordt binnenkort verplaatst. De aanwezige bebouwing wordt gesloopt. Het plan behoeft op dit punt geen aanpassing (3) Op het betreffend perceel is een agrarisch bouwvlak ingetekend (Ag(b). In het bouwvlak is een bedrijfswoning toegestaan en hoeft daarvoor niet in de ondergrond te worden ingetekend. De ondergrond heeft geen juridische status. (4) Kerkweg 1a betreft inderdaad een sierteeltbedrijf. De bestemming van het bouwvlak zal aangepast worden naar As(b). De omliggende gronden worden bestemd als As. (5a) De strook grond is inderdaad in gebruik als berm. De bestemming zal gewijzigd worden van agrarische doeleinden naar Verkeerdoeleinden (V), waarin ook groenvoorzieningen zijn opgenomen. (5b) De bestemming tussen de Voorweg en Vierpolders is A, conform het huidige gebruik. Het plan behoeft op dit punt geen aanpassing. (6) Middelweg 6 staat bij ons nog bekend als agrarisch bedrijf. Geen reden om dit te wijzigen. (7) Achterdijk 32 staat als bedrijfswoning op de plankaart. Wijziging is niet noodzakelijk. (8) W(5) zal gewijzigd worden in W(4). (9) Detailhandel in ondergeschikte mate is impliciet binnen de bedrijfsbestemming toegestaan. Het (mede)bestemmen van detailhandel maakt ongewenste ontwikkelingen mogelijk. Het plan wordt op dit punt daarom niet gewijzigd. (10) Op genoemd perceel is inderdaad een woning gebouwd. Deze zal alsnog op de kaart worden ingetekend. Overigens betreft het Achterdijk 40b en is gelegen achter Achterdijk 42a. (11) Omdat Mosterdijk 3 nooit een agrarisch bedrijf is geweest wordt de bestemming gewijzigd van van W* naar W. (12) Op locatie Molendijk 1 is een manege geen gewenste ontwikkeling. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf. Volgens artikel 27, nevenfuncties, mag er paardenstalling plaatsvinden, inclusief het houden van een paardenbak. (13) Perceel heeft altijd een agrarische bestemming gehad. Een bedrijfsbestemming op deze locatie is niet wenselijk. Geen bereidheid om deze bestemming te wijzigen naar Bedrijfsdoeleinden groothandel en opslag. (14) Het bestemmen van Dorpsdijk 81 als Bedrijfsdoeleinden, groothandel (Bg) is geen gewenste ontwikkeling. Aan het verzoek kan daarom niet worden meegewerkt. (15) Detailhandel op Dorpsdijk 75 is eveneens een ongewenste ontwikkeling, waar inmiddels handhavend tegen is opgetreden. Bestemmingswijziging is daarom niet aan de orde. (16) Op de plankaart zijn 7 woningen bestemd. Dat is inclusief nummer 79. In de ondergrond zal nummer 79 alsnog worden ingetekend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
• • • •
•
•
33
(17) Het is niet toegestaan om in een stacaravan permanent te wonen. Hiertegen zal handhavend worden opgetreden. (18) Bij gemeente is niet bekend dat het bedrijf op dit perceel niet meer actief zou zijn. Er is door bewoners ook geen zienswijze over huidige bestemming ingediend. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt daarom geen aanpassing. (19) Op genoemd perceel staan inderdaad 3 woningen. W4 wordt daarom gewijzigd in W3. (20) Aan de Oudeweg 5 is een sierteeltbedrijf gevestigd waar geen aardbeien worden gekweekt, maar boompjes. Hier is slechts ondersteunend glas aanwezig. Dit is op grond van het streekplan toegestaan. Het betreft geen glastuinbouwbedrijf. Aan de Mosterdijk is een glastuinbouwbedrijf gelegen, welke niet binnen het glasconcentratiegebied valt, zodat de bestemming glastuinbouw is wegbestemd. Zoneringskaart: Het plan wordt op dit punt aangepast. Voor de gehele strook ten zuiden van de Middelweg zal de huidige situatie worden bestemd, te weten Agrarische doeleinden (A). Voor de hele strook wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (zoals voor het oostelijk deel al aanwezig). Plankaart 2 en 5 worden aangepast. (2) Er kan alleen waterberging op deze locatie gerealiseerd worden. Wateropslag is niet toegestaan.
Renvooikaart: De 29 recreatiewoningen behoren bij het recreatiepark Nautic. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
30. C. Spoon, F.H.G. van Itersonlaan 30, 3233 EK Oostvoorne (mondeling ingekomen 16 november 2006) Zienswijze Het perceel van de heer Spoon aan de Van Abbewerveweg heeft de aanduiding "archeologisch waardevol gebied" gekregen. Volgens de kaart cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Vierpolders en GoereeOverflakkee is het gebied gewaardeerd als "lage kans op archeologische sporen". Hoe zit dit in elkaar? Beantwoording Alle gebieden die op genoemde kaart (het betreft overigens de regio Voorne-Putten en GoereeOverflakkee) archeologische waarden, dan wel een zeer grote of redelijk grote trefkans op archeologische sporen hebben, zijn op de plankaart aangeduid als "archeologisch waardevol gebied". Voor al deze gebieden gelden de regels zoals die in artikel 19 zijn opgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
31. De heer Noordam, Kerkweg 6, 3237 LE Vierpolders (mondeling ingekomen 15 november 2006) Zienswijze Het bouwvlak is niet, overeenkomstig eerdere wens, vergroot (zie nr. 118) Graag alsnog vergroten. Beantwoording Er is reeds eerder toegezegd dat bouwvlak vergroot zou worden, maar is per abuis niet op de plankaart opgenomen. Dit gebeurt alsnog.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
34
Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
32. G. van den Bos, Landsweg 2, Vierpolders, door adviseur Zwinkels Per 16 november komt de bijlage inzake jurisprudentie aan (schriftelijk ingekomen 15 november 2006) Zienswijze Hierbij richt ik mij tot u namens G. van den Bos, woonachtig Landsweg 2 te (3237 KG) Vierpolders met betrekking tot het volgende. Tot en met 22 november a.s. ligt ter inzage het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Het bedrijf van Van den Bos is in dit bestemmingsplan gelegen. Hij brengt met betrekking tot dit bestemmingsplan een zienswijze in als volgt. 1. Gijs van den Bos is 46 jaar. Hij heeft een glastuinbouwbedrijf aan de Landsweg 2 te Vierpolders. Hij is hier zijn bedrijf gestart in 1981. Het bedrijf is volledig in overeenstemming met het toen geldende bestemmingsplan opgezet, en is nu volledig legaal in overeenstemming met het nu geldende bestemmingsplan in bedrijf. Het gaat om een bedrijf van 6 ha waarop 2 ha glas is gebouwd. In 2000 heeft hij de glasopstanden nog volledig aangepast aan de daarvoor geldende eisen. Hij kweekt op ruim 1,6 ha paprika’s en in opstanden van iets minder dan 0,5 ha aardbeien. Hij heeft 6 mensen vast in dienst. In de zomer wordt dit aangevuld met 5 tijdelijke krachten. Hij heeft nog een jong gezin met 1 zoon en 5 dochters, van wie mogelijk 1 of meer het bedrijf zouden willen overnemen. Hem wordt het voortzetten van het bedrijf echter op termijn volledig onmogelijk gemaakt. 2. Volgens het bestaande bestemmingsplan heeft hij de mogelijkheid om de glasopstanden uit te breiden tot 3 ha. In 1999 heeft hij een bouwvergunningaanvraag ingediend om 1 ha glas erbij te bouwen, opdat hij het toegestane blok volledig vol zou bouwen. Hij heeft toen echter de voorkeur gegeven aan het eerst aanpassen van de bestaande glasopstanden. Ten gevolge van die keuze heeft hij de bouwaanvraag, die toen reeds door de gemeente in behandeling was genomen, ingetrokken. 3. De nieuwe bestemming voor het gebied waarin het bedrijf van Van den Bos is gelegen is "agrarische", hieraan is niet de subbestemming "glastuinbouw" toegevoegd. Aan hem is slechts een klein bouwblok toegekend, waarin zijn woning en bestaande bedrijfsgebouwen zijn gelegen. Toekenning van de bestemming "agrarische doeleinden" zonder de subbestemming "glastuinbouw" betekent dat zijn glastuinbouwbedrijf is wegbestemd. Dit heeft tot gevolg dat zijn bedrijf van de ene op de andere dag in strijd is met het bestemmingsplan in werking is. Hij mag het gebruik van het bedrijf nog uitsluitend voortzetten op grond van overgangsrecht. Door dit overgangsrecht worden zijn mogelijkheden zeer beperkt. Dit heeft onder andere tot gevolg dat aan hem geen uitbreidingsmogelijkheid toekomt. Ook hetgeen hij eerder volgens de bouwaanvraag uit 1999 zou mogen bouwen, is hem nu niet meer toegestaan. Ook enige vernieuwing of verhoging van zijn glasopstanden is niet meer mogelijk. 4. Voor Van den Bos is het dringend noodzakelijk zijn bestaande rechten te behouden, teneinde op termijn zijn bestaande glasopstanden te kunnen herbouwen en ook de derde ha glas te kunnen bouwen. Ook is het voor hem noodzakelijk zo nodig tot een grotere hoogte te bouwen dan de hoogtematen in de bestaande glasopstanden. Tot voor kort verleende de gemeente zonder meer vrijstelling voor een hogere nok- en goothoogte van de kassen. Ook in de vergunningaanvraag uit 1999 waren deze uitbreidingen van de hoogte opgenomen. Tot voor kort werden deze uitbreidingen min of meer standaard verleend door middel van een vrijstelling van het bestemmingsplan. De gemeente ziet in dat deze hoogte noodzakelijk is om aan de eisen van deze tijd tegemoet te komen. In het ontwerpbestemmingsplan is deze mogelijkheid echter uitgesloten. 5. Gelet op het voorgaande zal het bedrijf nimmer meer kunnen uitbreiden, en zelfs niet meer de glasopstanden kunnen vernieuwen. Gelet op de afschrijvingstermijn van glasopstanden van ongeveer 10 tot 15 jaar betekent dit dat Van den Bos zijn bedrijfsvoering binnen 15 jaar dient te beëindigen. Hierdoor wordt zijn bedrijf nu al onverkoopbaar, want in de toekomst is het niet meer te gebruiken als een glastuinbouwbedrijf. Voor Van den Bos ontstaat hierdoor een groot probleem. Indien het bedrijf op termijn onverkoopbaar is, heeft het nu al nauwelijks waarde meer. Hierdoor is de waarde van zijn onderpand ten opzichte van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
35
(hypothecaire) leningen aan de bank te laag geworden. Dit zou voor de bank grondslag kunnen zijn om de leningen op te zeggen op grond van het feit dat er tegenover de lening onvoldoende zekerheden staan. Zelfs indien dit niet gebeurt, heeft deze constructie voor Van den Bos desastreuze gevolgen. Hij mag alleen hopen dat hij door de opbrengsten uit zijn bedrijfsvoering zal kunnen blijven voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Hij is echter niet in staat kapitaal op te bouwen in de vorm van de waarde van zijn bedrijf. Waar het de gewoonte is dat een pensioen wordt opgebouwd in de waarde van het bedrijf, zal de heer Van den Bos met lege handen achterblijven. 6. Het gaat niet aan dat de gemeente een bloeiend bedrijf om zeep helpt door dit weg te bestemmen. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt op pagina 68 geconstateerd dat "Een belangrijke eis vanuit de landbouw is dat agrarische bedrijven zich in de toekomst kunnen blijven ontwikkelen. Voor zowel de grondgebonden landbouw als de glastuinbouw betekent dit dat bouwvlakken voldoende ruim moeten zijn, zodat ze enerzijds kunnen uitbreiden ten behoeve van schaalvergroting en anderzijds kunnen voldoen aan eisen die vanuit milieu enz. worden gesteld. Tevens willen zij hun bedrijfsvoering zonder beperkingen kunnen uitvoeren." Kennelijk wordt in dit bestemmingsplan aan dit terechte uitgangspunt uitsluitend lippendienst bewezen door de gemeente. Er wordt immers niet daadwerkelijk rekening gehouden met de noodzaak van agrarische bedrijven om uit te breiden. Wegbestemmen niet toegestaan als er geen zekerheid is over beëindiging van het gebruik 7. Het bedrijf van Van den Bos is onder het huidige bestemmingsplan volledig legaal gevestigd, met de mogelijkheid van uitbreiding tot 3 ha. In het nieuwe bestemmingsplan wordt hij wegbestemd, waardoor hij zijn werkzaamheden uitsluitend volgens het overgangsrecht kan voortzetten. Daarbij wordt hij in zijn bedrijfsvoering ten zeerste beperkt. 8. De jurisprudentie laat toe dat legaal gebruik wordt wegbestemd, indien het algemeen belang dit volstrekt noodzakelijk maakt. Volgens vaste jurisprudentie is het echter uitsluitend toegestaan om een legale bestemming weg te bestemmen, indien vast staat dat het niet langer toegestane gebruik binnen 10 jaar ook daadwerkelijk beëindigd wordt. Zie voor verschillende uitspraken waarvan deze overwegingen voorkomen in bijgaande bijlage. Hierin zijn de belangrijkste passages opgenomen. Blijkens deze jurisprudentie dient de gemeente aan te tonen dat zij over de middelen beschikt om de betreffende grond binnen deze termijn middels onteigening of door aankoop te verkrijgen dan wel door verplaatsing aan te bieden. 9. In casu is het algemene belang gelegen in het feit dat Brielle weer wil beschikken over een open gebied rondom de stad. Hiervoor is het noodzakelijk verspreid liggend glas weg te bestemmen. Hoezeer dit op zichzelf wenselijk zou kunnen zijn, het gaat niet aan om de negatieve gevolgen van dit algemene belang alleen en uitsluitend op Van den Bos te laten drukken! Om die reden wordt aan de bestemmingsplanopsteller het vereiste gesteld dat deze zekerheid biedt dat de grond binnen 10 jaar verworven of onteigend wordt, of dat voorzien wordt in verplaatsing van het bedrijf. De gemeente kan deze zekerheid echter niet bieden. Het is zelfs niet haar bedoeling om de grond te verkrijgen. Hierdoor is er in ieder geval geen enkele zekerheid dat het gebruik voor glastuinbouw ter plaatse binnen tien jaar beëindigd wordt. De gemeente heeft tegenover Van den Bos uitdrukkelijk gesteld dat niet de wens bestaat om de grond (tegen reële waarde) te verwerven of te onteigenen. Hiervoor zijn bij de gemeente ook geen middelen beschikbaar. Verplaatsing is in het geval van Van den Bos, gelet op de leeftijd van de glasopstanden en de prijs waartegen grond wordt aangeboden, volstrekt niet haalbaar. Rechtsongelijkheid 10. Uit het bestemmingsplan blijkt dat de toewijzing van de subbestemming "glastuinbouw" zeer arbitrair heeft plaatsgevonden. Aan de Hoonaardweg, Brielseweg en Schrijversdijk komen verschillende glastuinbouwbedrijven door die vrijwel solitair in het landschap zijn gelegen en die ongeveer even groot zijn als het bedrijf van Van den Bos. Het gaat onder andere om het bedrijf van Van Adrichem aan de Hoonaardweg, het bedrijf van Franken aan de Brielseweg en andere bedrijven. De grootte van deze bedrijven bedraagt slechts 3 of 3,5 ha. Deze bedrijven zijn op korte afstand van de burcht van Brielle gelegen in een verder open landschap. Desondanks zijn deze bedrijven positief bestemd. Hieraan is de subbestemming "glastuinbouw" toegekend terwijl de uitbreidingsmogelijkheid tot 3 ha is toegekend of gehandhaafd. Het bedrijf van Van den Bos is op grotere afstand van de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
36
burcht gelegen. Het komt voor in een gebied dat vrijwel grenst aan het glastuinbouwconcentratiegebied (G1) en dat op zich geen bijzondere landschappelijke kenmerken heeft. Desondanks is aan Van den Bos niet de subbestemming "glastuinbouw" toegekend. 11. Van den Bos wordt hierdoor ongelijk behandeld ten opzichte van eigenaren van vergelijkbare bedrijven elders in het gebied. Deze ongelijke behandeling is door de gemeente niet gemotiveerd. Een redelijke motivering volgt evenmin uit de toelichting op het bestemmingsplan, of de onderscheidingen die op de kaart zijn gemaakt. 12. Van den Bos wordt voorts ongelijk behandeld ten opzichte van twee verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven met biologische bedrijfsvoering (het bedrijf van Poldervaart en het bedrijf van Temsen). Het doet zeer willekeurig aan dat wel twee verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven met biologische bedrijfsvoering mogen worden voortgezet en uitgebreid tot 4 ha, terwijl hij dat niet mag. De ruimtelijke uitstraling van deze bedrijven is precies hetzelfde als die van andere glastuinbouwbedrijven zoals dat van hem. Er is derhalve ruimtelijk gezien geen enkele grondslag om onderscheid te maken tussen deze 2 bedrijven en het bedrijf van Van den Bos. Ook dit is te beschouwen als een niet toegestaan onderscheid. Conclusie 13. Gelet op het vorenstaande is het wegbestemmen van de glastuinbouwbestemming door middel van het enkel opleggen van de agrarische bestemming op het perceel van Van den Bos niet terecht. Dit dient te worden vervangen door een subbestemming glastuinbouw. Ik verzoek u het bestemmingsplan op dit punt aan te passen. Beantwoording Verwezen wordt naar de algemene beantwoording met betrekking tot het glastuinbouwbeleid van de gemeente in paragraaf 2.1. Met betrekking tot de aangehaalde passage over landbouw op bladzijde 68 wordt het volgende opgemerkt. In dit hoofdstuk wordt de situatie van de landbouw geanalyseerd en worden wensbeelden voor deze sector genoemd. Deze sectorale wensbeelden vormen nog geen afgewogen beleidsstandpunt. Deze afweging vindt plaats in hoofdstuk 11 en leidt tot de zonering van het plangebied in hoofdstuk 12. De door reclamant aangehaalde passage kan derhalve niet als beleidsuitgangspunt voor dit bestemmingsplan worden gezien. In de toelichting is aangegeven om welke reden de biologische bedrijven niet in het concentratiegebied gevestigd kunnen worden. Dit heeft met bestrijding van ziektes te maken. De vergelijking met het glastuinbouwbedrijf van reclamant gaat daarom niet op. Het glastuinbouwbeleid van de gemeente is afhankelijk van de vrijwillige medewerking van glastuinders om hun bedrijf te saneren, onder meer met behulp van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. De gemeente blijft bij haar beleidsstandpunt dat verspreid glas, dus ook het bedrijf van reclamant, voor sanering in aanmerking komt en zal zich tot het uiterste inspannen om alsnog tot overeenstemming te komen met reclamant. Overigens heeft de gemeente voldoende middelen gereserveerd om de uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
33. B.F. Disberg, Bollaarsdijk 10 (schriftelijk ingekomen 15 november 2006) A. Mol, Bollaarsdijk 10b - J. Noordermeer, Bollaarsdijk 8 L. Noordermeer, Hoonaardweg 10 - J.W. Schut-Oostendorp, Hoonaardweg 10 - J. Quak, Hoonaardweg 6a - J. van Wensveen, Hoonaardweg 6 - T. van Wensveen Hoonaardweg 4 Zienswijze In het Briels Nieuwsland van 11 oktober 2006 maakt u uw voornemen bekend tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied in Brielle. Hierbij maken de bewoners Bollaarsdijk en Hoonaardweg hun zienswijze kenbaar over dit ontwerpbestemmingsplan. Een aantal argumenten ligt aan deze zienswijze ten grondslag. Deze komen hieronder punts-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
37
gewijs aan de orde. Onze bezwaren zijn gericht tegen de mogelijke realisering van glastuinbouw in het gebied ten westen van Brielle. In het plan is voor dit gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, en is het gebied aangeduid als zone AG3 en AG2. Onze bezwaren zijn: Het plan past niet in het Regio plan RR2020. In dit plan is opgenomen dat er geen nieuwe glas is toegestaan op Voorne-Putten, voordat de streekplanuitwerking is vastgesteld door GS. Verder is in RR2020 bepaald dat extra ruimte voor glas in beginsel alleen wordt toegestaan in de glastuinbouwconcentratiegebieden en alleen indien dit een bijdrage levert aan de sanering van het verspreide glas. Het plan past niet in het provinciaal beleid, zoals bijvoorbeeld geformuleerd in de ontwerpstreekplanherziening Voorne, en in de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland. Volgens dit beleid heeft bestaande glastuinbouw buiten de aangegeven glasconcentratie- en intensiveringsgebieden een maximale uitbreidingsmogelijkheid tot 2 ha. Aan die eis wordt in Brielle West niet voldaan. Feitelijk wordt daar een nieuw concentratiegebied glastuinbouw gerealiseerd. Tevens zullen de bewoners grote overlast ondervinden van extra verkeersdrukte, geluidshinder, lichtoverlast e.d. De bewoners komen midden in een glastuinbouwconcentratiegebied te wonen waardoor al het woongenot teniet wordt gedaan. Er treedt een verregaande verdichting en "verglazing" op van het open gebied. Daarmee wordt de waarde van het over gebied in landschappelijk opzicht teniet gedaan. De bewoners zijn dus pertinent tegen glasconcentratiegebied Plan West. De bewoners hebben zich verenigd en zullen alles in het werk stellen Plan West glastuinbouw niet het bestemmingsplan te laten opnemen. Op basis van de bovenstaand argumenten maken wij bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan (Plan West). Naar aanleiding van het voorgaande verzoek ik u met inachtneming van onze zienswijze het ontwerpbestemmingsplan niet vast te stellen, althans gewijzigd vast te stellen. Wij gaan ervan uit dat u ons van de verder procedure op de hoogte houdt. Beantwoording De gemeente is van mening dat aan de voorwaarden van de provincie wordt voldaan. Naast het beleid zoals dat is neergelegd in het streekplan, de RR2020 en de Nota Regels voor Ruimte, heeft de provincie eveneens beleid geformuleerd voor concentratie van duurzame glastuinbouwbedrijven in combinatie met sanering van verspreid glas. Brielle is de eerste gemeente in Zuid-Holland die concreet uitvoering geeft aan deze provinciale beleidsuitgangspunten. Om de sanering te kunnen realiseren, is enerzijds voldoende ruimte voor eventuele hervestiging nodig. Daarnaast zal moeten worden afgewogen in hoeverre de kosten van sanering opwegen tegen het doel wat ermee wordt bereikt. Om die reden komen de bedrijven in Brielle West niet in aanmerking voor sanering; het zijn relatief nieuwe bedrijven, waar recent uitbreidingen hebben plaatsgevonden. De kosten voor sanering gaan de financiële en instrumentele middelen van de gemeente te boven. Om toch landschappelijke kwaliteitswinst te boeken, is als voorwaarde voor uitbreiding een landschappelijke inpassing als voorwaarde gesteld. Ook aan de regio en de provincie zijn deze overwegingen meegegeven. De gemeente is van menig dat de verkeersoverlast voor omwonenden eerder zal afnemen dan zal toenemen. Er worden niet meer bedrijven gevestigd, de bestaande bedrijven breiden mogelijk uit. Daar staat tegenover dat bestaand glas aan de Hoonaardweg wordt gesaneerd. De verkeersproductie van deze bedrijven zal verdwijnen. Met betrekking tot lichtoverlast wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 23 onder 4 en 10. De gemeente bestrijdt dat reclamanten in een glastuinbouwgebied komen te wonen. De verdichting van glas waar sprake van is, zal nauwelijks zichtbaar zijn voor reclamanten. De potentiële uitbreidingen die in Brielle West aan de orde zijn, kunnen alleen worden gerealiseerd als
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
38
landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd. Het zicht verandert daarmee van het huidige zicht op bestaande kassen naar zicht op een groenstrook. Bovendien worden de bestaande kassen aan de Hoonaardweg en de Bollaardsdijk gesaneerd. Deze kassen zijn nu gesitueerd in de directe omgeving van reclamanten. In die zin wordt open agrarische landschap in de directe omgeving van reclamanten juist hersteld. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
34. J. Prins, Kloosterweg 15, 3232 LB Brielle (schriftelijk ingekomen 15 november 2006) Zienswijze Bij deze dien ik bezwaar in tegen het ontwerpbestemmingsplan. Door dit plan worden de 3 ha glasrechten die op mijn perceel rusten wegbestemd. Door het wegnemen van de glastuinbouwbestemming word ik beperkt in mijn mogelijkheden ten aanzien van het gebruik van het perceel qua bebouwing dan wel verkoop van de gronden met die bouwmogelijkheid los, aan een aangrenzende eigenaar of samen met een aangrenzende eigenaar. Beantwoording Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 1. Reclamant heeft in de afgelopen 18 jaar geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid om zijn glasrechten te benutten. In dit geval is sprake van een passieve risicoaanvaarding. Het bestemmingsplan wordt op dit punt daarom niet aangepast. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
35. R.J.C. Nederpelt namens Kwekerij Nederpelt bv, Oudedijk 4, 3237 MA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 16 november 2006) Zienswijze Uit het ontwerpstreekplan Voorne heb ik vernomen dat de grens agrarisch-tuinbouw precies stopt bij de grens van ons perceel. Dit betekent dat wij in de toekomst niet kunnen uitbreiden met ons bedrijf aan deze locatie. Ons bedrijf is nu circa 2 ha groot en is redelijk modern, toch is het al bijna 15 jaar oud dus zou het binnen 5 jaar aan vernieuwing toe zijn. Maar met de huidige ontwikkelingen, denk bijvoorbeeld aan een wwk maar ook voor de normale kostprijsverlaging, is het belangrijk dat je kunt uitbreiden. Daarom hebben wij de kaart eens bekeken en denken dat het mogelijk moet zijn om naast ons te kunnen bouwen, weliswaar tot aan de transportleidingen die verderop liggen, het is niet de bedoeling om daar overheen te bouwen. Op deze manier kunnen wij uitbreiden tot circa 3 ha. Op de kaart hebben wij in het rood aangegeven hoe de grens volgens ons kan lopen. Wij vragen u om hier serieus over na te denken en op ons verzoek wilt ingaan. Wij staan open voor een discussie, mocht u hier behoefte aan hebben. Contact kunt u opnemen met R.J.C. Nederpelt op tel. 06-23996726/0181-416480 of e-mail
[email protected]. Wij zouden het op prijs stellen al u een e-mail stuurt als dit ontvangen is. 1 bijlage bijgevoegd. Beantwoording Het beleid is gericht op optimale ontwikkelingsmogelijkheden van glastuinbouwbedrijven in het concentratiegebied. De noordgrens van het concentratiegebied ten noorden van de Middelweg wordt bepaald door de ligging van een aantal transportleidingen. De gemeente heeft er geen bezwaar tegen het concentratiegebied enigszins uit te breiden tot aan de leidingenstrook, om zo het bestaande glastuinbouwbedrijf van reclamant de nodige ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Plankaart 2 wordt hiervoor aangepast, door het door reclamant aangeduide gebied te be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
39
stemmen als Ag. Op plankaart 5 wordt het betreffende concentratiegebied iets naar het noorden uitgebreid (tot 5 m van de leidingenstrook). Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
36. J.P.C. Franke, Schrijversdijk 6, 3232 LM Brielle (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Naar aanleiding van het nieuwe bestemmingsplan heb ik het volgende voorstel: Omdat de achterliggende bedrijven zeer waarschijnlijk weinig of geen belang hebben in de aan te leggen groenstroken, en omdat het voor mij alleen niet te realiseren is hoe het nu op de tekening staat, ben ik van mening dat het beter is de groenstrook achter mijn bedrijf door te trekken zoals ik op de bijgaande tekening met groen ingekleurd heb. Ik denk dat deze oplossing in deze situatie goed past. En vele bewoners aan de Anna Hoevestraat (flats) zullen hier blij mee zijn omdat hun uitzicht hierdoor verbetert. Verder ben ik ook van mening dat de bouwhoogte aangepast moet worden naar 7/9 m. Beantwoording De groenstrook is bedoeld om het gehele glascomplex langs de Schrijversdijk in te kunnen passen. Vandaar dat de situering gekozen is zoals op de zoneringskaart is weergegeven. Deze wordt niet aangepast. De gemeente heeft voor verspreid glas een lagere goot- en bouwhoogte gehanteerd dan voor bedrijven in het concentratie- of intensiveringsgebied. Uitbreiding van goot- en bouwhoogte is via vrijstelling daarom mogelijk tot maximaal 6, respectievelijk 8 m. De twee biologische bedrijven vallen ook onder het regime van verspreid glas. Per abuis is voor deze bedrijven geen vrijstellingsregeling opgenomen om de goot- en bouwhoogte te wijzigen tot maximaal 6, respectievelijk 8 m. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
37. J. Klok, Rijswaardsedijk 1, 3238 LS Zwartewaal, 0181-461975 en 0653181940 (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Mijn akkerbouwbedrijf, Rijswaardsedijk 1, kadastraal Brielle H181, heeft in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied een bouwvlak van ongeveer 7.000 m². Hoe ik geïnformeerd ben, heb ik recht op 10.000 m² bouwvlak. Maar voor de plannen in de toekomst zou een bouwvlak van 15.000 m² beter tot zijn recht komen. Ondergetekende is graag bereid bovenstaande zienswijze mondeling toe te lichten. Beantwoording De bouwvlakken zijn samengesteld aan de hand van verschillende gegevens. Zo heeft de inventarisatie waarin de huidige situatie is bezien en het tafeltjesoverleg een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de bouwvlakken. Er bestaat derhalve geen recht op een bepaalde oppervlakte. Wel voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid het bouwvlak te vergroten via een wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders, als dat enerzijds bedrijfsmatig noodzakelijk is, anderzijds andere belangen die in het geding zijn niet onevenredig worden geschaad. Indien de plannen van reclamant concreet geworden zijn, kan van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik worden gemaakt. In de zone ALN, waar het bedrijf van reclamant in gelegen is, zullen de belangen van natuur- en landschap nadrukkelijk meegewogen worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
40
Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
38. LTO-Vastgoed namens cliënt E. Roos, Mosterdijk 7a te Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Namens onze cliënt, E. Roos, Mosterdijk 7a te Vierpolders, dienen wij onze zienswijze in ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan dat door u ter inzage is gelegd op 12 oktober jl. Momenteel zijn wij namens de heer Roos met Agrimaco in overleg teneinde de gemaakte afspraken in het kader van het verwijderen van de glasbestemming van genoemd perceel, schriftelijk vast te leggen. Zolang wij nog geen definitieve overeenstemming hebben die schriftelijk is vastgelegd en door beide partijen is ondertekend, kunnen wij ons niet verenigen met het voorliggende plan. Namens onze cliënt verzoeken wij u bij deze de glasbestemming zoals opgenomen in het oude bestemmingsplan te handhaven. Zo gauw de hiervoor genoemde overeenkomst door beide partijen ondertekend is kunt u deze zienswijze als ingetrokken beschouwen. Tot die tijd behouden wij ons alle rechten voor om de zienswijze op een later tijdstip aan te vullen. Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en zien uw reactie graag tegemoet. Beantwoording Op het moment van vaststelling is overeenstemming met reclamant bereikt en wordt de zienswijze als ingetrokken beschouwd. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
39. Eneco Energie Ondersteunende Diensten, Juridische Zaken en Advies, Zuiderparkweg 300, 3085 BW Rotterdam (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Hierbij dienen wij namens de netbeheerder ENECO Netbeheer B.V. de volgende zienswijze in tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. De subbestemming Mn (nutsvoorzieningen) kent op basis van artikel 8 en de plankaart een bebouwingsoppervlakte van 265 m². Ter plaatse van deze locatie, door ons genoemd "station Wellebrug", zijn thans gebouwen voor de transformatie en verdeling van elektriciteit gesitueerd met een gezamenlijke oppervlakte van 313 m², terwijl het huidige bestemmingsplan 50% bebouwing van het bouwvlak ofwel 412,5 m² toelaat. Deze locatie "station Wellebrug" is een knooppunt in de elektriciteitsvoorziening van uw gemeente en die van omliggende gemeenten en van vitaal belang voor noodzakelijke toekomstige uitbreidingen van de capaciteit. Begin 2007 zijn wij voornemens naast de bestaande bebouwing een voorziening te plaatsen om de elektriciteitsbehoefte van een deel van de gemeente Westvoorne voorlopig te kunnen waarborgen. Onder het huidige bestemmingsplan zou die uitbreiding zonder meer mogelijk zijn. Onder het nieuwe bestemmingsplan niet. Derhalve verzoeken wij u dat de bebouwingsmogelijkheid van 50% conform het huidige bestemmingsplan gehandhaafd blijft. Verder kunnen wij niet instemmen met de maximale goothoogte voor gebouwen van 4,5 m. Eén van onze bestaande gebouwen heeft namelijk een goothoogte van 5,65 m. Het andere gebouw is iets hoger dan 4,5 m. Wij verzoeken u een maximale goothoogte op te nemen van 6 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
41
Ook kunnen wij niet instemmen met de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken. Wij willen de mogelijkheid hebben in de open lucht een transformator te plaatsen dan wel een verdeelinrichting. Hiervoor hebben wij minimaal een bouwhoogte nodig van 4,5 m. Tenslotte kunnen wij niet instemmen met de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen. In verband met de veiligheid plaatsen wij altijd hekken om onze terreinen van 2,5 m. hoog. Ook nu staat er al een omheining van die hoogte. Wij achten het niet redelijk dat onze huidige bebouwing gedeeltelijk wordt wegbestemd. Het zou voorts niet praktisch en mogelijk risicovol zijn toekomstige uitbreidingen via een vrijstellingsprocedure te moeten afhandelen. Wij vertrouwen erop dat het ontwerpbestemmingsplan conform het bovenstaande wordt aangepast. Beantwoording Het bebouwingspercentage zal gewijzigd worden naar 415 m² aangezien reeds nu meer bebouwing aanwezig is dan het aangegeven aantal m². De goothoogte zal aangepast worden naar maximaal 6 m in plaats van 4,5 m. Aangezien het hier om bijzondere bestemmingen ten behoeve van het algemeen nut is het te rechtvaardigen hier een andere goothoogte toe te staan. De maximale bouwhoogte van bouwwerken zal ook aangepast worden tot 5 m in plaats van 3 m. Aangezien het hier om bijzondere bestemmingen ten behoeve van het algemeen nut gaat, is het te rechtvaardigen hier een andere bouwhoogte toe te staan. In verband met veiligheidseisen is het noodzakelijk de maximale hoogte voor een erfafscheiding te verhogen naar 2,5 m. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op genoemde punten aangepast.
40. Kwekerij Roest maatschap W.A. Roest e.a., Achterdijk 23, 3237 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Wij hebben kennisgenomen van het ontwerpbestemmingsplan buitengebied Brielle. Hierin is ons bedrijf gedeeltelijk wegbestemd als As. Het betreft hier de grond achter onze bedrijfsgebouwen. Echter onze percelen aan de overzijde van de watergang tussen de Achterdijk en de Hogeweg zijn bestemd als A (zie bijgevoegde tekening) terwijl hier al ruim 20 jaar siergewassen en vaste planten geteeld worden. Daarom verzoeken wij u bestemming van deze percelen aan te passen naar As. Bijlage: Kaart bestemmingsplan. Beantwoording Het betreffende perceel wat gebruikt wordt ten behoeve van de sierteelt wordt alsnog als zodanig bestemd. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
42
41. Plantenkwekerij Grootscholten c.v., Veckdijk 62b, 3237 LV Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Met dit schrijven willen wij reageren op uw ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van Brielle, zoals dit momenteel ter inzage ligt. Wij schrijven u dit bericht na het overleg wat wij hebben gehad met diverse mensen van LTO-Noord Glaskracht. Zoals u wellicht bekend is, hebben wij sinds 1999 een plantenkwekerij aan de Veckdijk 62b te Vierpolders. In 2003 hebben wij dit uitgebreid en in 2006 hebben wij de laatste fase gebouwd, zodat wij nu een bedrijf hebben van circa 5,2 ha. Wij zijn verder voornemens ons bedrijf verder uit te breiden. Op dit moment geeft het ontwerpbestemmingsplan in art 3, lid 6 aan dat er extra beperkingen worden gesteld aan de lichtuitstoot. Dit terwijl ons belangenorganisatie LTO-Noord Glaskracht net een convenant met diverse instanties en de ministeries heeft gesloten om te komen tot een wettelijke basis met een redelijk tijdspad etc. daarin opgenomen. Dit geheel zal verder worden opgenomen in het besluit Glastuinbouw. Wij zijn daarom van mening dat het niet juist is dat deze extra beperkingen in het bestemmingsplan worden meegenomen. Voor verdere info willen wij u graag verwijzen naar de zienswijze van LTO-Noord Glaskracht aangaande dit punt. U zou bijvoorbeeld wel kunnen opnemen: "Beperkingen van de lichtemissie volgens de laatste versie van het Besluit Glastuinbouw en bijlagen". Wij vertrouwen erop hu hiermede voldoende geïnformeerd te hebben natuurlijk zijn wij altijd bereid om verdere vragen te beantwoorden. Beantwoording De gemeente is zich ervan bewust dat bij het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden aan de glastuinbouwsector, dit bezwaren van omwonenden kan oproepen. Om zowel tegemoet te komen aan de wensen van glastuinders als aan die van omwonenden, heeft de gemeente er voor gekozen om het gebruik van assimilatieverlichting aan regels te binden. Omdat het juridisch gezien niet mogelijk is om in een bestemmingsplan te verwijzen naar andere wetgeving of beleid en dat bindend te verklaren voor het bestemmingsplan, is er voor gekozen om in het bestemmingsplan zelf deze regels op te nemen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
42. Kwekerij "De Coosenhoek", R. Roest, Achterdijk 23, 3237 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Van het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Brielle" heb ik kennisgenomen. Gezien onze vergevorderde plannen voor het opstarten van een bloemen- en plantenkwekerij, welke reeds beoordeeld zijn door DCMR, verzoeken wij u een bouwvlak voor dit bedrijf in te tekenen met de bestemming As(b). Hierop kunnen wij dan in een later stadium de benodigde opstallen bouwen. Op de bijgevoegde tekening is aangegeven waar wij het bouwvlak graag ingetekend zien. Ik ga ervan uit u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben. Bijlage: Tekening van bouwvlak en kopie koopovereenkomst. Beantwoording Op het perceel Achterdijk 23 bevinden zich momenteel 2 volwaardige sierteeltbedrijven. DCMR heeft een positief advies uitgegeven over de volwaardigheid van beide bedrijven en de milieusituatie. Omdat de plannen reeds in een vergevorderd stadium zijn, wordt het bestaande bouwvlak gesplitst. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
43
43. F. van der Wagt, Bollaarsdijk 17b te Brielle, door adviseur Zwinkels, (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Hierdoor richt ik mij tot u namens de heer F. van der Wagt, woonachtig Bollaarsdijk 17b te (3231 LA) Brielle met betrekking tot het volgende. Tot en met 22 november as. ligt ter inzage het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Het bedrijf van de heer F. van der Wagt is in dit bestemmingsplan gelegen. Hij brengt met betrekking tot dit bestemmingsplan een zienswijze in als volgt. De heer F. van der Wagt heeft een glastuinbouwbedrijf aan de Bollaarsdijk 17b te Brielle. Het gaat om een bedrijf waarin amaryllis onder glas wordt geteeld. In het bestaande bestemmingsplan heeft zijn bedrijf de bestemming glastuinbouw. De nieuwe bestemming voor het gebied waarin het bedrijf van de heer F. van der Wagt is gelegen is "agrarisch". Hieraan is niet de subbestemming "glastuinbouw" toegevoegd. Dit betekent dat zijn glastuinbouwbedrijf is wegbestemd. Dit heeft tot gevolg dat zijn bedrijf van de ene op de andere dag in strijd met het bestemmingsplan in werking is en derhalve illegaal gevestigd is. Hij mag het gebruik van het bedrijf uitsluitend voortzetten op grond van overgangsrecht. Het overgangsrecht biedt hem slechts beperkte rechten. Met name is vervanging van de glasopstanden niet toegestaan. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het wegbestemmen van alle glastuinbouwbedrijven die niet in een concentratiegebied zijn gelegen. Dit om de openheid van het landschap te bevorderen. Het gaat hier om een vrij abstract algemeen belang. Er is geen aanwijsbaar algemeen belang betrokken bij het herstellen van de openheid van het landschap, behalve dan dat dat prettig is voor wandelaars en fietsers. Het belang dat voor de heer van der Wagt is gemoeid met het behoud van zijn glastuinbouwbedrijf is echter zeer groot. Het is derhalve de vraag of het belang van het herstel van de openheid van het landschap opweegt tegen het ontnemen van alle rechten aan een individuele ondernemer in het gebied. De rechtszekerheid van het bedrijf van Van der Wagt wordt zeer bedreigd door het vervallen van de glastuinbouwbestemming. Hierdoor kan hij zijn bedrijf immers niet op normale wijze voortzetten. Met name is van groot belang dat hij de glasopstanden niet kan vervangen. Voorts is zijn bedrijf hierdoor onverkoopbaar geworden. De aanwijzing van glastuinbouwbestemmingen heeft arbitrair plaatsgevonden. Verderop aan de Bollaarsdijk, aan de Honaardweg en aan de Schrijversweg is aan verschillende bedrijven de glastuinbouwbestemming toegekend. Aan het bedrijf van Van der Wagt is dit niet gedaan, terwijl ook hier meerdere glastuinbouwbedrijven bij elkaar gevestigd zijn en tezamen een areaal van enkele ha glas vormen. Volgens vaste jurisprudentie is het weg bestemmen van een legale bestemming niet toegestaan als er geen zekerheid is over beëindiging van het weg bestemde gebruik binnen 10 jaar na het vaststellen van het bestemmingsplan. De gemeente dient uitdrukkelijk aan te geven dat de gronden zullen worden verworven of onteigend binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar. In dit geval is dit niet gebeurd. De gemeente verwijst slechts naar de mogelijkheid van verplaatsing of toepassing van de voorruimte. Hierdoor is de rechtzekerheid van de heer Van der Wagt in het geding. Conclusie Gelet op het vorenstaande is het wegbestemmen van de glastuinbouwbestemming van het bedrijf van de heer Van der Wagt niet terecht. Hieraan dient de subbestemming glastuinbouw te worden toegevoegd. Ik verzoek u het bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle op dit punt aan te passen. Beantwoording Op het moment van vaststelling is overeenstemming met reclamant bereikt over het wegbestemmen van diens glastuinbouwbedrijf. In de overeenkomst is afgesproken dat het bedrijf als sierteeltbedrijf zal worden voortgezet. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wel wordt de sierteeltbestemming op de plankaart ingetekend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
44
44. De heer en mevrouw Stoof, Bollaarsdijk 17a te Brielle, door adviseur Zwinkels (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Hierdoor richt ik mij tot u namens de heer en mevrouw J. Stoof, woonachtig Bollaarsdijk 17a te (3231 LA) Brielle met betrekking tot het volgende. Tot en met 22 november as. ligt ter inzage het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied te Brielle. Het bedrijf van de heer en mevrouw J. Stoof is in dit bestemmingsplan gelegen. Zij brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan een zienswijze in als volgt. De heer en mevrouw Stoof hebben samen een glastuinbouwbedrijf aan de Bollaarsdijk 17a te Brielle. Het gaat om een bedrijf waarin groente en druiven onder glas worden geteeld. In het bestaande bestemmingsplan heeft zijn bedrijf de bestemming glastuinbouw. De nieuwe bestemming voor het gebied waarin het bedrijf van de heer en mevrouw Stoof is gelegen is "agrarisch". Hieraan is niet de subbestemming "glastuinbouw" toegevoegd. Dit betekent dat zijn glastuinbouwbedrijf is wegbestemd. Dit heeft tot gevolg dat zijn bedrijf van de ene op de andere dag in strijd met het bestemmingsplan in werking is en derhalve illegaal gevestigd is. Hij mag het gebruik van het bedrijf uitsluitend voortzetten op grond van overgangsrecht. Het overgangsrecht biedt hem slechts beperkte rechten. Met name is vervanging van de glasopstanden niet toegestaan. Rechtszekerheid De rechtszekerheid van het bedrijf van Stoof wordt zeer bedreigd door het vervallen van de glastuinbouwbestemming. Hierdoor kan hij zijn bedrijf immers niet op normale wijze voortzetten. Met name is van groot belang dat hij de glasopstanden niet kan vervangen, terwijl deze aan vervanging toe zijn. Voorts is zijn bedrijf hierdoor onverkoopbaar geworden. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het wegbestemmen van alle glastuinbouwbedrijven die niet in een concentratiegebied zijn gelegen. Dit om de openheid van het landschap te bevorderen. Het gaat hier om een vrij abstract algemeen belang. Er is geen aanwijsbaar algemeen belang betrokken bij het herstellen van de openheid van het landschap, behalve dan dat dat prettig is voor wandelaars en fietsers. Het belang dat voor de familie Stoof is gemoeid met het behoud van hun glastuinbouwbedrijf is echter zeer groot. Het is derhalve de vraag of het belang van het herstel van de openheid van het landschap opweegt tegen het ontnemen van alle rechten aan Stoof. Volgens vaste jurisprudentie is het weg bestemmen van een legale bestemming niet toegestaan als er geen zekerheid is over beëindiging van het weg bestemde gebruik binnen 10 jaar na het vaststellen van het bestemmingsplan. De gemeente dient uitdrukkelijk aan te geven dat de gronden zullen worden verworven of onteigend binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar. In dit geval is dit niet gebeurd. De gemeente verwijst slechts naar de mogelijkheid van verplaatsing of toepassing van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Hierdoor is de rechtzekerheid van de heer en mevrouw Stoof in het geding. Arbitraire aanwijzing van bestemmingen De aanwijzing van glastuinbouwbestemmingen heeft arbitrair plaatsgevonden. Verderop aan de Bollaarsdijk, aan de Honaardweg en aan de Schrijversweg is aan verschillende bedrijven de glastuinbouwbestemming toegekend. Aan het bedrijf van Stoof is dit niet gedaan, terwijl ook hier meerdere glastuinbouwbedrijven bij elkaar gevestigd zijn en tezamen een areaal van enkele ha glas vormen. Conclusie Het wegbestemmen van het bedrijf van Stoof is onvoldoende gemotiveerd. Bij afweging van de belangen zou het belang van Stoof tegenover het meer abstracte belang van een open landschap, zou het belang van Stoof zwaarder moeten wegen. De aanwijzing van bestemmingen op zich is arbitrair. Gelet op het vorenstaande is het wegbestemmen van de glastuinbouwbestemming van het bedrijf van de heer en mevrouw Stoof niet terecht. Hieraan dient de subbestemming glastuinbouw te worden toegevoegd. Ik verzoek u het bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle op dit punt aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
45
Beantwoording Op het moment van vaststelling is overeenstemming met reclamant bereikt over het wegbestemmen van diens glastuinbouwbedrijf. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
45. J.C. Varenhout, Ooievaarsdijk 2, 3238 LP Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 16 november 2006) Zienswijze Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle van 12 oktober 2006 schrijf ik u het volgende. In juni 2005 is gestart met de bouw van onze nieuwe loopstal aan de Abbewerveweg 100 te Zwartewaal ten behoeve van onze melkveehouderij. Deze loopstal is gebouwd om te kunnen voldoen aan de nieuwe regels met betrekking tot het mestbeleid. Bij het ontwerp van deze nieuwe stal is rekening gehouden met de groei van de melkveehouderij in de toekomst. De stal kan op eenvoudige wijze worden vergroot, zie hiervoor het geel aangegeven gedeelte op de plattegrond van de loopstal. Door deze vergroting zal het gebouw een symmetrisch dak krijgen. In het ontwerpbestemmingsplan is de nieuw gebouwde loopstal niet ingetekend, en ligt de gebouwde loopstal buiten het agrarische bouwvlak. Dit geeft voor de toekomst het probleem dat de begrenzing van het agrarische bouwvlak gewijzigd dient te worden alvorens de uitbreiding van de stal kan plaatsvinden. Hierbij zou ik dan ook het verzoek willen doen om het agrarische bouwvlak te vergroten zodat de nieuwe loopstal ook binnen het agrarische bouwvlak komt te liggen. Op bijgevoegde tekening heb ik de begrenzing van het gewenste agrarische bouwvlak in het rood aangegeven. Mocht u vragen hebben of een nadere toelichting wensen, dan verneem ik dit graag. In afwachting van uw reactie verblijf ik. Bijlagen: - gewenst agrarisch bouwvlak. - Plattegrond loopstal Abbewerveweg 100. Beantwoording Het bouwvlak zal worden aangepast zodat de loopstal, inclusief de ruimte die nodig is voor de toekomstige uitbreiding, in het bouwvlak valt. Een groter bouwvlak is, gezien de ligging in zone ALN, niet wenselijk en niet noodzakelijk. In die zin kan slechts gedeeltelijk aan de wens van reclamant tegemoet worden gekomen. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
46. Stichting Zuid-Hollands Landschap, Nesserdijk 368, 3063 NE Rotterdam (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Hierbij geven wij onze zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. Tevens verwijzen wij hiervoor naar de eerder door ons gemaakte opmerkingen tijdens de klankbordgroepvergadering over de nota van uitgangspunten op 15 juni 2005 (zie het verslag van die bijeenkomst). Wij zijn op de hoogte van het feit dat zich op Voorne een discussie afspeelt over de glastuinbouw. Hierover willen wij opmerken dat de omvang en locatie van de glastuinbouw in overeenstemming moet zijn met de in ontwikkeling zijnde streekplanherziening (uitwerking RR2020). Onze reactie op het bestemmingsplan zal zich in het navolgende vooral toespitsen op het krekenplan Holle Mare - Derryvliet. Het krekenplan Holle Mare - Derryvliet betreft de verwerving en inrichting van gronden langs de Derryvliet en enkele afrondende percelen langs de Holle Mare, met als doel de Ecologische
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
46
Hoofdstructuur te versterken en mogelijkheden te bieden voor natuur gerichte recreatie. Uitgangspunt daarbij is het behoud en de versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Met het krekenplan wordt uitvoering gegeven aan nationaal en regionaal overheidsbeleid. Het gebied maakt deel uit van de Provinciale Ecologische Verbindingszone nr. 75: St. Annapolder Nieuwenhoorn - Holle Mare. In het Groenakkoord ROM-Rijnmond is afgesproken dat op Voorne 300 ha extra natuur en recreatie wordt gerealiseerd. Als uitwerking hiervan heeft de provincie Zuid-Holland in 1999 de Gebiedsgerichte Aanpak Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Hierin is het gebied Holle Mare - Derryvliet aangewezen als prioritair te ontwikkelen natuurgebied met mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie. De hoge prioriteit van het project is recent bevestigd in het Regionaal Groen-blauw Structuurplan 2 (RGSP2) van de stadsregio Rotterdam en provincie Zuid-Holland. In maart 2005, respectievelijk maart 2006 hebben de provincie Zuid-Holland en de Stuurgroep Deltanatuur aan het Zuid-Hollands Landschap de financiële middelen ter beschikking gesteld om een krachtige impuls te geven aan de verwerving van de benodigde gronden en uitvoering van het krekenplan Holle Mare - Derryvliet. Inmiddels is door de Dienst Landelijk Gebied een inventarisatie uitgevoerd van de verkoopbereidheid bij de grondeigenaren. Hieruit is gebleken dat een hoopgevend aantal eigenaren bereid is om zijn/haar grond te verkopen of te ruilen. Op basis hiervan worden op korte termijn de onderhandelingen gestart over daadwerkelijke grondverwerving. Het betreft maximaal 61 ha binnen het plangebied van het krekenplan Holle Mare - Derryvliet dat begrensd wordt door de Wouddijk/Lage weg aan de noordzijde, de Groene Kruisweg (N218) aan de oostzijde, Holle Maarse Dijk/Rijswaardse Dijk aan de zuidzijde en de Mosterdijk aan de westzijde. De bebouwde percelen maken geen deel uit van het plangebied. Gezien de bovenstaande concrete ontwikkelingen van het krekenplan Holle Mare - Derryvliet en de daarvoor aanwezige financiële en bestuurlijke draagvlak, is het belangrijk dat de realisatie van het krekenplan ook planologisch mogelijk wordt gemaakt middels het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied. Wij hebben de bestemmingsplandocumenten op de website van de gemeente bestudeerd. Zover wij hebben kunnen vaststellen biedt het nieuwe bestemmingsplan voldoende mogelijkheden om het krekenplan Holle Mare - Derryvliet te realiseren. Het beeld wordt echter enigszins vertroebeld doordat er onderscheid gemaakt is in een kaart met bestemmingen op gebiedsniveau een kaart met bestemmingen op perceelsniveau. Op gebiedsniveau is het plangebied van het krekenplan aangeduid als ALN (Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden) en op perceelsniveau bestaat alleen de bestemming A (agrarisch gebied). Tevens ontstaat in enige mate onduidelijkheid doordat onderscheid gemaakt wordt in grootschalige natuurontwikkeling (niet mogelijk), kleinschalige natuurontwikkeling en realisatie van ecologische verbindingszones zonder dat duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. Wij gaan ervan uit dat de bestemming en bijbehorende voorschriften van het ALN gebied van toepassing en rechtsgeldig zijn voor het plangebied van het bijgevoegde krekenplan Holle Mare - Derryvliet en dat natuurontwikkeling conform het krekenplan middels een vereenvoudigde procedure (wijzigingsbevoegdheid) mogelijk is. Mocht dit niet geval zijn, dan verzoeken wij u het bestemmingsplan op dit punt aan te passen. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Beantwoording De gegevens over het krekenplan die wij van uw vertegenwoordiger in de klankbordgroep hebben ontvangen, zijn vertaald in het bestemmingsplan. De gronden die voor aankoop ten behoeve van natuurontwikkeling in aanmerking komen, zijn op gebiedsniveau bestemd als N. De ALN-gebieden komen niet voor verwerving in aanmerking, maar slechts voor kleinschalige natuurontwikkeling (aanleg van landschapselementen, natuurvriendelijke oevers, poelen e.d.) en ecologische verbindingszones. Verder stelt het krekenplan niet zeker dat er meer gronden dan aangegeven binnen de zone N, voor realisering van natuur in aanmerking komen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
47
47. W.K. Langendoen, Kerkweg 5, 3237 LE Vierpolders, Via Das Rechtsbijstand (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Tot mij hebben zich gewend de heer en mevrouw Langendoen, wonende aan de Kerkweg 5 te 3237 LE Brielle, te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam aan de Karspeldreef 15, ten kantore van de Naamloze Vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstandverzekeringmaatschappij, van welke maatschappij mr. O.W. Wagenaar tot gemachtigde is gesteld met het recht van substitutie, naar aanleiding van het hiernavolgende. Thans ligt ter inzage het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Cliënten hebben kennisgenomen van de inhoud van het plan en wensen hun zienswijze aan uw raad kenbaar te maken. Cliënten exploiteren een glastuinbouwbedrijf aan de Kerkweg 5 te Brielle. Het perceel is gelegen in een gebied waar thans conform het vigerende bestemmingsplan glastuinbouwbedrijven mogen worden opgericht. Zo ook op het perceel van cliënten. Conform de vigerende bestemming exploiteren cliënten het glastuinbouwbedrijf. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied is het gebied aangewezen voor Agrarische Doeleinden, echter zonder de toevoeging "glastuinbouw toegestaan". Aldus wordt het bedrijf van cliënten onder het overgangsrecht gebracht en heeft het bedrijf geen toekomstperspectief meer. Immers uitbreiding dan wel modernisering van de opstallen is binnen de voorgestelde bestemming niet meer mogelijk. Cliënten maken derhalve ernstige bezwaren tegen het laten vervallen van de (sub)bestemming glastuinbouw. Voorts is gebleken dat het bouwblok op de kaart is gewijzigd ten opzichte van het bouwblok dat op het perceel rustte in het vigerende plan. Het bouwblok is verkleind en evenwijdig aan de Kerkweg geprojecteerd. De op het perceel aanwezige bebouwing valt hierdoor grotendeels buiten het bouwblok. Aldus wordt niet alleen het gebruik van de aanwezige bebouwing onder het overgangsrecht gebracht, ook de bebouwing zelf is daarmee onder het overgangsrecht gebracht. Reeds in de voorontwerpfase hebben cliënten er op gewezen dat het bouwblok is gedraaid en verzochten zij om het oorspronkelijke bouwblok op te nemen. Toegezegd is dat het oorspronkelijke bouwblok zou worden ingetekend in de plankaart. Het verbaast cliënten ten zeerste dat de toezegging niet is verwerkt in de plankaart. Temeer daar er geen reden is aangegeven waarom het bouwblok verlegd is. Cliënten wijzen er nog op dat het college een voorstel heeft gedaan tot financiële tegemoetkoming. Het voorstel dekte echter op geen enkele wijze de schade die cliënten lijden als gevolg van de wijziging van de bestemmingsvoorschriften. Cliënten hebben het voorstel dan ook moeten afwijzen. Cliënten verzoeken uw raad het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied gewijzigd vast te stellen in die zin dat de vigerende bestemming wordt gehandhaafd. Reeds nu wordt opgemerkt dat indien en voor zover u instemt met het voorliggende ontwerpbestemmingsplan cliënten zich alle rechten voorbehouden. Tevens zullen zij dan een planschadeclaim ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening indienen. Beantwoording Met betrekking tot de sanering van de glasbestemming wordt verwezen naar paragraaf 2.1 algemeen. Het bestemmingsplan behoeft op dat punt geen aanpassing. Wel zal het bouwvlak, conform de wens van reclamant, worden gedraaid, zodat de op het perceel aanwezige bebouwing binnen het bouwvlak valt. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
48
48. L.J.A. Mineur, Molendijk 11, 3238 LD Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Uw college heeft onlangs ter visie gelegd het bestemmingsplan buitengebied. In dat plan is voor ons perceel de bestemming wonen met 1 woning aangegeven. Tijdens de inzage door mij werd door de ambtenaar aangegeven dat de bestaande bouw gehandhaafd blijft. Daar ga ik mee akkoord. Dit betekent dat er niet 1 maar 2 woningen, 4 garages, schuren hooimijt, paardenstallen enz. op staan. Dit wil ik dan ook zo houden. Het is echter zo, dat indertijd door mijn architect tekeningen zijn ingediend voor vernieuwing en overkapping van het gebouwde bij het zwembad en voor een schuur van 10 x 20 m met kantoor daarin van 8 x 10 m. De schuur komt dan in de plaats van de woning en de 4 garages. Hiervoor is door de vorige wethouder de heer W. Zeeman toestemming gegeven, maar dit is niet geëffectueerd kunnen worden. Getuige van deze toestemming was mijn architect na enkele besprekingen op het stadhuis. Dit alles heb ik op het tafeltjesoverleg ook ingebracht en er zou rekening mee gehouden worden. Als nu in het nieuwe bestemmingsplan de 2e woning niet gehandhaafd wordt, ga ik daar nu voor alsdan tegen in beroep. Mochten echter mijn eerder geplande bouw van zwembadrenovatie en schuur met kantoor daarin uw voorkeur hebben, dan kan er een gesprek worden aangegaan hoe we tot een win-win situatie kunnen komen, gezien de wensen van uw ambtenaren en van ons. Beantwoording Er zijn geen redenen aanwezig om de huidige bestemming te wijzigen. Er is nooit een bouwvergunning voor de tweede woning verleend. In geval van vernieuwbouwplannen dient voldaan te worden aan de regels behorende bij de bestemming "Woondoeleinden". Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
49. C. van Wensveen, Hoonaardweg 6, 3231 LD Brielle J. van Wensveen, Orionstraat 1, 3235 TE Rockanje W. van Wensveen, Hoge Pad 41, 3253 BH Ouddorp (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze In het Briels Nieuwsland van 11 oktober 2006 maakt u uw voornemen bekend tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied in Brielle. Hierbij maken ondergetekenden als eigenaren van de woning Hoonaardweg 6 te Brielle hun zienswijze kenbaar over dit ontwerpbestemmingsplan. Wij hebben geconstateerd, dat deze woning in het ontwerpbestemmingsplan nog steeds staat ingetekend in een agrarisch bouwvlak. Het tuinbouwbedrijf is echter reeds jaren geleden gestaakt en de bijbehorende tuinbouwgrond is begin 2000 verkocht, zodat de woningen feitelijk al meerdere jaren uitsluitend voor woondoeleinden wordt gebruikt. Evenals meerdere woningen aan de Hoonaardweg met een voormalige agrarische bestemming verzoeken wij u dan ook de bestemming van de woning Hoonaardweg 6 te wijzigen in woondoeleinden (burgerwoning). Op basis van het bovenstaande maken wij bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan (Plan West). Naar aanleiding van het voorgaand verzoeken wij u met inachtneming van onze zienswijze het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Wij gaan ervan uit dat u ons de verder procedure op de hoogte houdt. Beantwoording De woning zal op de plankaart de aanduiding W krijgen. De plankaart zal hierop aangepast worden. Op de plankaart is het huisnummer 6 niet vermeld. De commissie en raadsvergadering
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
49
met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan worden op gebruikelijke wijze aangekondigd in de pers en op de internetsite van de gemeente. Op deze wijze vindt ook de kennisgeving van de tweede tervisielegging plaats. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
50. C.D.T. Mol, Dorpsdijk 75, 3237 LB Vierpolders (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Naar aanleiding van het thans ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle schrijf ik u deze brief. De plankaart bestuderende, constateerde ik dat het agrarisch bouwvlak behorende bij het glastuinbouwbedrijf Dorpsdijk 40 is vergroot. Dientengevolge zal in de toekomst de bouw van bijvoorbeeld bedrijfsruimte en/of een tweede agrarische bedrijfswoning voor onze woning plaats kunnen vinden, althans indien het ontwerp als zodanig vastgesteld en goedgekeurd zal worden. In dit kader wens ik hierbij mijn zienswijze kenbaar temaken, c.q. mijn bezwaar te uiten en u te verzoeken het onderhavige bouwvlak te handhaven in de vorm zoals ingetekend op de plankaart van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Vierpolders. Bovendien vind ik het handhaven en eventueel uitbreiden van dit bedrijf in strijd met de intentie van het streekplan RR2020. Tevens bestrijd ik het feit dat dit biologische bedrijf moeilijk in te passen zou zijn in het nieuwe concentratiegebied, vanwege het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in naastliggende niet biologische bedrijven. Immers in de huidige situatie worden op het belendende perceel aardappelen en graan verbouwd, welke periodiek behandeld worden met chemische gewasbeschermingsmiddelen. Tevens is de levensvatbaarheid van dit kleinschalige bedrijf in de toekomst beter gewaarborgd in het nieuwe concentratiegebied door veel grotere uitbreidingsmogelijkheden. In dit kader verzoek ik u dit bedrijf te huisvesten in een van de nieuwe concentratiegebieden. In de verwachting dat u dit verzoek zal honoreren, verblijf ik in afwachting. Beantwoording Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 1. Met betrekking tot de gewasbeschermingsmiddelen die voor aardappelen en graan worden gebruikt merkt de gemeente het volgende op. Omliggende teelten (aardappelen en graan) brengen geen ziektes met zich mee, die mogelijk te verwachten zijn in glastuinbouwbedrijven. De middelen die in glastuinbouwbedrijven worden gebruikt, mogen niet in de biologische bedrijven worden gebruikt. De kans dat het biologische bedrijf hierdoor het predicaat "biologisch" verliest, is in de concentratiegebieden reëel. In de open akkerbouwgebieden speelt dit niet. De uitbreidingsbehoefte van biologische bedrijven is minder hoog dan die van "conventionele" glastuinbouwbedrijven. In de laatste categorie is uitbreiding van belang om via schaalvergroting tot een lagere kostprijs te komen. Bij biologische bedrijven ligt het "terugverdienen" veel meer in de (hogere) prijs die voor de biologische producten wordt verkregen, dan in kostenverlaging via schaalvergroting. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
51. M. Mol, Vecdijk 48, 3237 LV Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Middels dit schrijven wil ik bezwaar aantekenen op uw ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle, zoals dit momenteel ter inzage ligt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
50
Op het oude bestemmingsplan waren de percelen F214 en F765 aangegeven met een Ag-bestemming. In uw ontwerpbestemmingsplan hebben de percelen F214 en F765 een A-bestemming gekregen. Aangezien er al geruime tijd onderhandelingen plaatsvinden met Plantenkwekerij Grootscholten, woningen aan de Veckdijk 62b om deze A-grond te verkopen is de wijziging van het bestemmingsplan een financiële tegenvaller. Indien deze wijziging zal worden doorgevoerd, ben ik genoodzaakt u aansprakelijk te stellen voor de waardevermindering van deze grond. In antwoord op uw reactie verblijf ik. Beantwoording Per abuis zijn de gronden als A bestemd, terwijl dit tot het hart van de hoogspanningsleiding Ag had moeten zijn. De plankaart wordt op dit punt aangepast (zie ook zienswijze 14). Conclusie De zienswijze is deels gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt deels aangepast.
52. Ir. W. van Keulen, Nachtegalenlaan 38, 3233 BL Oostvoorne (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Betreft: bestemmingsplan gemeente Brielle. voorstel tot aanpassing. Reeds geruime tijd ben ik in gesprek met de gemeente Brielle (onder andere mevr. Sandra Maas) over plannen om in Zwartewaal een grote roeivereniging op te zetten. Als inwoner van Oostvoorne was mij ontgaan dat het bestemmingsplan van de gehele gemeente gewijzigd werd en dat dit voor onze plannen uiterst belangrijk is. Dankzij een tip kan ik nu nog reageren. Wat zijn onze plannen: De RoeiVereniging Oostvoorne (RVO) en de RV Belos (te Zwartewaal/Heenvliet) beide circa 40 leden zijn voornemens om op korte termijn (2007) te fuseren en gezamenlijk op een nieuwe plek (kanaaldijk West, Zwartewaal) verder te gaan met als oogmerk om een grote roeivereniging (ten minste 350 leden) op te richten. De precieze locatie is de driehoek welke gevormd wordt door het "voedingskanaal" en het kanaal door Voorne. Dit alles ligt naast het zgn. "Paintballcentrum". Het terrein is nu "kaal" (brede strook gras langs de waterranden) met in het midden een kleine verlaging met doorgeschoten struikgewas/bosjes. Klein vergeleken met het daar aan ten westen gelegen grenzende bosachtige deel. Mevr. Sandra Maas, beleidsmedewerkster van de gemeente Brielle kan u daar alle details over verschaffen. Het bestemmingsplan bestuderend kom ik voor het gebied de volgende uitdrukkingen tegen: gebied met verweving van recreatieve en natuurwaarden (zone RN) – kaart zonnering 1; gebied met dagrecreatieve doeleinden: dR, nader gespecificeerd worden hier: • golfbaan; • jachthaven; • paintballcentrum; • opslag; • scoutingterrein; • sportvelden; • volkstuinen; • modelvliegclub. De bestuurders van beide RoeiVerenigingen zijn van mening dat onze plannen om aldaar een grote RoeiVereniging op te richten geheel passen in de daar nu reeds aanwezige activiteiten en dat de rustige aard van een RoeiVereniging bijdraagt aan de dagrecreatieve doeleinde en op geen enkele wijze de natuurwaarden aan zal tasten. Waar wij het plan hebben om direct naast het zgn. "Paintballcentrum" te komen lijkt het mij een omissie als wij in bovenstaande opsomming niet ook vermeld worden. De huidige RV Belos is gesitueerd op een drijvend ponton in het kanaal door Voorne op een paar honderd m verwijderd van de beoogde locatie. De RV Belos ligt aan de oostzijde van dat
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
51
afgedamde kanaal in Heenvliet, gemeente Bernisse. Hoewel in een andere gemeente zal de beleving van de burger geen verandering in de bestemming ervaren. Verder is dat deel van het afgedamde kanaal door Voorne aan de Bernisse kant geheel ingericht als jachthaven. Een roeivereniging past daar uitstekend bij. Ik vraag u dan ook dringend om het bestemmingsplan aldus aan te passen. Deze brief schrijf ik als voorzitter van de RoeiVereniging Oostvoorne en als coördinator van de fusiecommissie van de RVO en RV Belos en na nauw overleg met de heer A. Verburg in zijn functie van voorzitter van de RV Belos. In de verwachting spoedig van u een reactie te mogen verwachten, teken ik, Wout M. van Keulen, voorzitter van de RVO en coördinator van de fusie van RVO en RV Belos mede in naam van A Verburg, voorzitter van de RV Belos. Bijlage: plattegrond landelijk gebied. Beantwoording In principe is de zone receatie-natuur (RN) een voor de hand liggende locatie voor een roeivereniging. De gemeente wil echter per initiatief kunnen afwegen wat de consequenties voor het gebied zijn. Om dit te kunnen beoordelen, zal er een wijzigingsbevoegdheid in artikel 25 worden opgenomen, waarmee het initiatief van de roeivereniging mogelijk wordt gemaakt, indien aan de criteria van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Op deze wijze kunnen alle in het geding zijnde belangen op een goede manier tegen elkaar worden afgewogen. In de toelichting is aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen via een aparte procedure moeten plaatsvinden. Door het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen via een wijzigingsbevoegdheid, zal tevens aanpassing van de toelichting plaatsvinden. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
53. T. van der Poel, Prinsenweg 6, Vierpolders, door Das Rechtsbijstand (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Tot mij heeft zich gewend de heer T. van der Poel, wonende en zaakdoende aan de Prinsenweg 6 te Vierpolders, gemeente Brielle, met betrekking tot het volgende. Blijkens een publicatie in de plaatselijke pers ligt thans t/m 22 november a.s. ter inzage het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle en namens cliënt geef ik onderstaand zijn zienswijze op dit plan. Voor zover cliënt plankaart, toelichting en voorschriften van het onderhavige bestemmingsplan goed heeft geïnterpreteerd, heeft zijn huiskavel met bijbehorende opstallen in dit plan en bouwblok met bestemming Ag(b) gekregen en zijn overige gronden, waarop zich glasopstanden bevinden, bestemd tot agrarische doeleinden, glastuinbouw, (Ag). Hij zou graag van uw Raad de bevestiging krijgen, dat inderdaad zijn overige gronden, derhalve gronden die buiten zijn bouwblok zijn gelegen, bestemd zijn tot "agrarische gronden, glastuinbouw", in zone I, waarmee dan vervolgens een gegeven is, dat zijn glasopstanden kunnen worden uitgebreid. Hij ontvangt deze bevestiging graag van uw Raad, omdat hem ten gemeentehuize te verstaan is gegeven, dat wellicht over de bestemming Ag onzekerheid bestaan, nu immers de eigendomsgrenzen van zijn grond niet zijn aangegeven op deze kaart en niet expliciet met AG zijn aangeduid. Hij hoort echter graag van u dat de bestemming Ag ook geldt voor zijn eigendommen buiten het eigen bouwblok, dat terecht bestemd is met Ag(b). Krijgt cliënt inderdaad van uw Raad bevestiging als boven gevraagd, dan kan hij zich geheel in het ontwerp van dit plan vinden. In het ander geval verzoekt hij u om alsnog de bestemming Ag te leggen op al zijn gronden binnen dit plangebied. Beantwoording Op de gronden gelegen buiten het bouwvlak met de bestemming Ag is het toegestaan kassen te bouwen. Rond het bouwvlak van reclamant zijn alle gronden aangeduid met de bestemming Ag, zodat hierover geen onduidelijkheid hoeft te bestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
52
Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
54. Tineke Mulder, Bezorgde Burgers Brielle, Anne Hoevestraat 378, 3232 VK Brielle (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Het oorspronkelijke doel van de Aktie groep Bezorgde Burgers Brielle was en is nog steeds: Geen grootschalige uitbreiding van nieuw te vestigen bedrijven van buitenaf en was zowel toen als nu nooit gericht tegen de bestaande glastuinbouwbedrijven. De vele handtekeningen die destijds (mei 2005) opgehaald zijn waren dan ook daarop gebaseerd. Dit gold met name voor de wijk Rugge daar juist daar het grootste gedeelte van de bewoners persoonlijk werd benaderd. De nadruk lag daarbij wel op de Voortschrijdende Kassenbouw van het eiland Voorne zoals ook op de flyer vermeld stond, echter de bezorgers ervan die wel de moed hadden om aan te bellen, hadden dan ook duidelijk de boodschap meegekregen dat het niet de eigen tuinders betrof en zelfs te benadrukken dat de verspreid liggende tuinders indien nodig om te overleven moeten kunnen uitbreiden. Om er nu na bijna anderhalf jaar later zeker van te zijn dat die boodschap destijds goed is overgekomen heeft ondergetekende onlangs gedurende de laatste 2 weken van oktober 2006 een tweede onderzoek gedaan in dezelfde wijk onder 120 bewoners echter nu met een ander insteek. De vraag die ik nu stelde lag meer in de trend van hoe men erover dacht wanneer de eigen tuinders om te kunnen overleven beperkt uit zouden willen breiden en gelijktijdig heb ik ook Plan West meegenomen in dit plaatje. De uitkomst was zeer verrassend…. 98 voor beperkte uitbreiding, 10 tegen en 4 geen mening. De overige waren zelf werkzaam in de sector en dus niet meegerekend. Ik ben mij er terdege van bewust dat zowel bovenstaand als onderstaand gegeven dwars tegen de plannen van de Stadsregio indruist met betrekking tot de streekplan uitwerking Voorne dat veel meer is toegespitst op het "opschonen" van het eiland en dan nog snel ook. Vandaar dat wij bij het indienen van onze zienswijze bij de Stadsregio dan ook als eerste punt het volgende vermeldde: Geeft het hele plan meer tijd echter het uiteindelijke doel mag beslist niet leiden tot een totale opschoning van het eiland. De meeste burgers hebben nooit bezwaar gemaakt tegen het verspreid liggend glas, toen niet en nu nog niet. Men ging pas reageren toen de intensiveringgebieden en concentratiegebieden steeds meer in het oog vielen zonder groenstrook. Hieronder volgt nu puntsgewijs onze zienswijze van het bestemmingsplan van de gemeente met betrekking tot de Glastuinbouw. 1. Het weren van nieuw te vestigen grootschalige glastuinbouwbedrijven van buitenaf met uitzondering van zie punt 2. 2. Het landje van Piek alleen bestemd voor eigen tuinders van Voorne of voor een bedrijf van buitenaf wanneer deze een bestaand bedrijf op Voorne heeft overgenomen. 3. Wet lichthinder per 1 januari 2008 aanpassen zodat bij later verkoop de bedrijven toch afgeschermd zullen zijn. 4. Verspreid liggende bedrijven eenmalig de mogelijkheid bieden beperkt uit te breiden. 5. Bedrijven met het label niet rendabel alleen saneren wanneer de tuinder zelf aangeeft te willen stoppen. 6. Tuinders te allen tijde met respect behandelen. 7. Zoveel mogelijk groen eromheen waar mogelijk zodat nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven zoveel mogelijk in het landschap zullen gaan. 8. Overheid moet bijspringen in de kosten genoemd onder punt 7. Het komt namelijk ten goede van het eiland. 9. Noch uitbreiding van glas noch van groen eromheen mag er toe leiden dat noch omwonenden noch tuinders volledig ingebouwd worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
53
10. In dergelijke gevallen genoemd onder punt 9 bouwplannen aanpassen of planschade verhogen. 11. Gaan onder bepaalde voorwaarden akkoord met plan West mits eenmalig, beperkt en omgeven door een groenstrook waar mogelijk. De omwonenden moeten zoveel mogelijk worden ontzien. 12. De nul optie dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven. 13. Verdere uitbreiding alleen nog door overname of samenvoegen van reeds bestaande bedrijven op dit eiland. Mijn persoonlijke reden om voor Plan West te stemmen en een onderzoek te doen onder de burgers was: dat wij met zijn allen, zowel burgers als politici, nooit bezwaar hebben gemaakt tegen de vestiging van deze bedrijven van buitenaf enkele jaren geleden. Vele burgers en ondergetekende vinden het dan ook niet rechtvaardig om hen halverwege de pas af te snijden. Uitbreiding alleen al om de concurrentie het hoofd te bieden zal nodig zijn en dit geldt niet alleen voor Plan West en de biologische bedrijven maar ook voor de overige verspreid liggende bedrijven. Ook hen mag die kans niet ontnomen worden. Wel is het belangrijk om vanaf nu een beter beleid te voeren met duidelijke afspraken met het oog op de toekomst, zowel voor de tuinder, de burger en het eiland zelf. Beantwoording Het bestemmingsplan kan nieuwe glastuinbouwbedrijven toelaten of weren. Er kan echter niet dwingend worden voorgeschreven welke tuinders zich op de gronden van Piek zouden moeten vestigen. 2. Zie beantwoording onder 1. Uiteraard staan de gronden van Piek ook open voor tuinders uit de gemeente Brielle, bijvoorbeeld voor hen die als verspreid glastuinbouwbedrijf worden gesaneerd. Uit deze doelgroep heeft zich echter niemand gemeld om zich op de gronden van Piek te vestigen. 3. Het bestemmingsplan heeft geen invloed op andere wetten. Wel zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen die lichthinder tegen moeten gaan. Deze regels zijn van kracht als het bestemmingsplan als zodanig wordt vastgesteld en goedgekeurd, zolang als het bestemmingsplan vigeert. 4. Zie paragraaf 2.1 algemeen. 5. Alle overeenkomsten worden op basis van vrijwilligheid getekend. 6. De gemeente is het met deze zienswijze eens en handelt daar ook naar. 7. De uitbreiding van de zone AG3 gaat gepaard met de realisatie van landschappelijke inpassing. Voor bestaande glastuinbouwbedrijven in de zone AG1 en AG2 kan dit niet worden vereist. Wel is het noordelijk deel van de gronden van Piek gereserveerd voor groenvoorzieningen. 8. De overheid investeert in zijn algemeenheid in het beleid, zoals de gemeente dit heeft neergelegd in het bestemmingsplan. Zo zijn er vanuit de provincie extra financiën beschikbaar voor het saneringsbeleid. Daarnaast zetten de provincie en de gemeente het instrument "Ruimte-voor-ruimte" in en springen op die manier eveneens bij in de kosten van sanering. Tegelijkertijd vindt de gemeente het redelijk een bijdrage van glastuinders te vragen in de vorm van financiering van landschappelijke inpassing als zij hun bedrijf kunnen uitbreiden. 9. Omwonenden worden niet ingebouwd. Tuinders in de zone AG3 worden niet "ingebouwd". Wel geeft de landschappelijke inpassing de grenzen van hun uitbreidingsmogelijkheden weer. 10. De gemeente ziet geen noodzaak de plannen aan te passen. De hoogte van planschade kan pas worden vastgesteld als het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Op voorhand kan niet worden aangegeven of planschade kan worden geclaimd, dan wel hoe hoog een eventuele planschadeclaim zou kunnen zijn. 11. In de ogen van de gemeente wordt aan punt 11 in het bestemmingsplan tegemoetgekomen. 12. Niet duidelijk is wat reclamant bedoeld met de nuloptie. Indien reclamant daarmee bedoelt de huidige situatie en bestaande planologische rechten in stand te houden, kan de gemeente daar niet mee instemmen. Dit doet tekort aan het beleid dat de gemeente met betrekking tot glastuinbouw wil realiseren: ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan duurzame 1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
54
glastuinbouwbedrijven in een aantal specifiek daarvoor aangewezen gebieden, in combinatie met landschapsherstel door verspreid liggende glastuinbouwbedrijven te saneren (op basis van vrijwilligheid). 13. Overnames of samenvoegingen kunnen bijdragen aan uitbreiding van individuele glastuinbouwbedrijven. Het draagt echter niet bij aan herstel van het open agrarische landschap (door middel van sanering), dat eveneens onderdeel van het gemeentelijk glastuinbouwbeleid uitmaakt. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
55. Stichting tot behoud van het huidige Rijnmondgebied Voorzitter ir. A. van der Knaap, Valkenlaan 2a, 3233 BV Oostvoorne, tel-0181-483180 Secretaris mevrouw M. Lievaart, Witte de Withstraat 8, 3231 CZ Brielle, tel-0181-414030 Penningmeester A Kruithof, Langeweg 8, 3233 LM Oostvoorne, Postgiro 391785 (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Brielle 18-11-06 Bij het doorlezen en het bestuderen van de stukken bij het op 12 oktober 2006 ter inzage gelegen nieuwe bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied voor Brielle overviel ons het gevoel van totale nutteloosheid van het maken van dit plan. Immers van de vorige plannen pagina 1 en 2 is er van de afspraken en gemeenteraadsbesluiten van respectievelijk 8 november 1988 en 1 februari 1998 ook niets terechtgekomen. De eerste die zich van haar besluiten niets aantrekt is de Gemeenteraad van Brielle zelf. Gemeenteraadsleden hebben zich herhaaldelijk krom staan lachen in ons bijzijn over de toepassing van de wet en ons zeer duidelijk gemaakt dat ze zich aan god noch gebod, laat staan aan een wet houden. Deze houding van de gemeenteraad heeft geleid tot de bevoordeling van een kleine groep tuinders ten koste van de rest van de bevolking. Deze houding van de Gemeenteraad heeft geleid tot een ernstig en bijna niet te overbruggen kloof tussen bevolking en tuinders. Er zijn onterechte toezeggingen gedaan aan tuinders in Brielle voor vestiging op plekken waar het bestemmingsplan geen tuinbouwkassen toestaat. Wie via Google earth naar deze gebieden kijkt ziet grote kassencomplexen op plaatsen aan smalle dijkweggetjes, totaal ongeschikt voor zwaar vrachtverkeer, bijvoorbeeld de Hoonaardweg (zie bijlage). Omwonenden die voordien een woonhuis in de polder hebben gebouwd zijn zwaar gedupeerd door de verschijning van deze grote bakbeesten. Zij moeten toch wel heel raar opgekeken hebben van de toestemming die de Raad steeds vlot voor deze bouwwerken heeft afgegeven. Nog merkwaardiger is het dat de Raad zich druk maakt over het beschermd stadsgezicht Brielle. Wij vragen ons af wat dat nog voor nut heeft als men ziet hoeveel kassen gewoon in het beschermde deel zijn gebouwd. Een ogentest voor kandidaat raadsleden als voorwaarde voor het innemen van een raadszetel lijkt ons een stringente en bittere noodzaak. Het maken van al deze zinloze plannen kosten bakken met geld. Aan ruilverkavelingsrente wordt nog steeds 2.269 euro per ha per jaar betaald door eigenaren van grond in het buitengebied. De gemeente Brielle moet in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling voor vele miljoenen tuinders uitkopen, terwijl aan de achterkant nieuwe aanvragen al weer binnen stromen, zoals Veckdijk 6 in Vierpolders, Hoonaardweg 1 la, en een vijftal bedrijven in het gebied West aan de Kloosterweg, die op 10-5-2006 nog snel een dag voor het tweede voorbereidingsbesluit de gelegenheid werd gegeven door wethouder Heijboer, om een reguliere bouwvergunning aan te vragen. Dan ligt er ook nog bij Provinciale Staten de aanvraag van uitbreiding voor Hoonaardweg 8. Bovendien eisten een aantal tuinders het recht tot uitbreiding van hun bedrijven op ten tijde van de hoorzitting gehouden door de Regio Raad voor de provincie Zuid-Holland op 1 november 2006 in Oostvoorne bij van Marion. Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van Brielle" lijkt ons een kerstboom vol gehangen met dromen van veertig jaar geleden, dromen die totaal niet waar te maken zijn. Deels beschrijft het plan een lieflijk polderlandschap met een grandioze entree naar Den Briel. De tijd dat je tien minuten langer naar school moest op de fiets
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
55
omdat de Voorstraat zo vol toeristen liep, net zo druk of drukker als nu bij de 1 April viering. Die tijd is al jaren voorbij. In de jaren negentig is de afbraak van de monumentale omgeving van Brielle uitermate snel gegaan. Het liefelijke landschap is kapot gebulldozerd met grof geweld. De Raad van Brielle heeft de omgeving tot industrielandschap gebombardeerd en zo ziet het er dan ook uit. Het landschap rondom Den Briel ziet er dan ook uit als een uitgewoond huis. Citaat uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied" pagina 37 onder kopje glastuinbouw". Het glastuinbouwcomplex van Voorne-Putten is uitgegroeid tot één van de belangrijke glastuinbouw gebieden in Zuid-Holland. Het gunstige klimaat maar ook de mogelijkheid om in de vestigingsgebieden Tinte en Vierpolders moderne bedrijven te realiseren met een doelmatige structuur, heeft een zeer hoogwaardige glastuinbouwsector opgeleverd waaraan veel andere bedrijvigheid is verbonden. De bedrijven die zich nieuw gevestigd hebben zijn grote bedrijven. In de laatste tien jaar groeide de bedrijfsoppervlakte met gemiddeld 100%! De gemiddelde bedrijfsoppervlakte is hier nu 30% groter dan in de rest van Nederland" einde citaat. Dit alles is gebeurd zonder dat er voor de bevolking gelegenheid was om zich over deze zeer ingrijpende gang van zaken uit te spreken, in een nieuw bestemmingsplan. Pas in 2003 heeft onze Stichting in de inspraak procedure VPRO + een opmerking hierover kunnen maken die nimmer is beantwoord door de gemeente Den Briel. Met een stiekeme salamitactiek heeft de Brielse Raad kas voor kas het groene licht gegeven. Eenzijdig de belangen van de tuinders behartigt ten koste en op kosten van de rest van de inwoners van Brielle. Want nu moet er glas voor duur geld geruimd worden. Wat zal daar van terechtkomen? Wij stemmen in met het voornemen van de Regio Raad-provincie Zuid-Holland, om het gebied ten noordwesten van de vestingstad Brielle, begrenst door Langesingel, Schrijversdijk, Heindijk en Brielse Maas glasvrij te maken en te houden door onder meer bestaande glastuinbouw weg te saneren. Zodat er een klein deel van het monumentale stadsgezicht gered wordt. In dit verband wordt opgemerkt, dat in deel 7 (Voorne-Putten) van de serie "Pen beeld van het Zuid-Hollands Landschap" uitgegeven door de provincie Zuid-Holland Dienst Ruimte en Groen, Bureau Landschapsvorming d.d. juni 1991 op de kaart nr. 22 (ruimtelijke effecten ruilverkaveling) zeer duidelijk de concentratiegebieden voor glastuinbouw zijn aangegeven en eveneens het gebied ten noordwesten van de vesting Brielle uitsluit van kassenbouw. Hieruit moge het u duidelijk zijn, dat wij dan ook ernstige bezwaren hebben tegen de aldaar, in het op 12 oktober 2006 ter inzage gelegde nieuwe bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied van Brielle opgenomen nieuwe tuinbouwvoorzieningen. Hiermee worden namelijk de ten noordwesten van de vesting aanwezige tuinbouwbedrijven gelegaliseerd en de mogelijkheid gecreëerd voor een extra glastuinbouw concentratiegebied. Voorts is het wegenplan in dit gebied is daarop niet berekend! De grote Kassencomplexen zorgen voor zwaar containerverkeer voor afvoer van tuinbouw producten over zeer smalle weggetjes, zonder bermen zonder uitwijkmogelijkheden naar de reeds overvolle Schrijversdijk, Groene Kruisweg. Voor de overige kassenbouw in de andere concentratiegebieden bepleiten wij *Bestrijding van lichtoverlast door kassen ook in Brielle. Voorts bepleiten wij voor het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle* Controle op tuinbouwbedrijven die gebruikmaken van ontzilt grondwater als aanvullend gietwater -brijn-ingedikte zoutoplossing- en dit in de bodem lozen. Beperking van nokhoogte van kassen tot 5 m. Voor bouw kassen moet de artikel 19-procedure gelden. Geen woningbouw in de voet van industriegebieden onder andere Brielse Maas. Geen huizenbouw in een gebied boven de 50 decibel. Een evacuatieplan voor het geval Voorne-Putten ogenblikkelijk ontruimd moet worden, vastgesteld. Wij bepleiten een duidelijke omschrijving van wat er exact wordt verstaan onder het begrip natuur, (zie bijlage pagina 2 onderaan en verder). Golfbanen Wij maken bezwaar om de schaarse ruimte op Voorne te gaan besteden aan golfbanen. De bestaande wegenstructuur kan een toename van de verkeersdrukte niet meer aan. Golfbanen vergen veel bouwkundige voorzieningen, waarbij de vraag kan worden gesteld of deze bouwwerken passen in het open landschap van Voorne. Voorts komt de golfbaan aan de Rijksstraatweg te liggen binnen het rechtsgebied van de gemeente Brielle, Westvoorne en Hellevoetsluis. Dit betekent voor de handhaving van onder andere de openbare orde dat rekening gehouden moet worden dat het mogelijk is, dat een golfspeler in Brielle een bal slaat naar de buurgemeente (toepassing van wet en regelgeving). Hoewel de exploitatie een particuliere aangelegenheid is kunnen er door een overaanbod van golfbanen (Brielse Maas, Oudenhoorn,
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
56
Spijkenisse, Rhoon, Goeree-Overflakkee en deze aan te leggen baan) er exploitatieproblemen ontstaan met als gevolg sluiting en daarna een bestaand open polderlandschap dat hierdoor onnodig werd verknoeid. Tenslotte merken wij op dat wij in de plannen de aanleg missen van terpen, om voor de bevolking als vluchtheuvel te dienen, als de dijken bezwijken en het water komt. Geachte Gemeenteraad, In uw desbetreffende verzoek, in het artikel "Brielle informeert" opgenomen in het Briels Nieuwsland wordt de uitdrukkelijke vraag gesteld zienswijzen tegen het ontwerpplan aan uw raad kenbaar te maken. Gaarne rekenen wij er op dat u bij de vaststelling van dit plan, u van onze zienswijze wilt kennisnemen en die honoreren. Bijlage bij aanvullende zienswijze: Hoorzitting 1 november 2006 Ruimtelijk plan regio Rotterdam 2020 Ontwerpstreekplanuitwerking-Voorne en Landelijk Gebied Brielle Tegenwoordig kun je via het programma Google earth in de computer, inzoomen op VoornePutten vanuit de ruimte. Heel lang voor je Voorne-Putten ziet, zie je vooral Goeree-Overflakkee. Voorne-Putten is maar een smal streepje land. In de beleving van plannenmakers en projectontwikkelaars evenwel, is Voorne-Putten tienmaal zo groot. Daarom wordt het landschap van Voorne-Putten steeds rommeliger. Google laat Voorne-Putten bij daglicht zien, maar het had net zo goed een opname bij nacht kunnen zijn. Door de glastuinbouw wordt het nooit meer donker op dit eiland. Aan de gemeenteraden hebben we in deze niets. Integendeel zij zijn mede de oorzaak van de verrommeling van het landschap. Om bovenstaande stelling kracht bij te zetten wil ik het hier hebben over het gebied ten noorden van de vesting Brielle, het gebied tussen de Schrijversdijk, Heindijk, Brielse Maas en de Lange Singel. Onze Stichting heeft begin 2005 bezwaar aangetekend bij de gemeenteraad van Brielle op een aanvraag voor verdere grote uitbreiding van glastuinbouw in dit gebied. Het bezwaar van onze stichting op de hoorzitting van de gemeenteraad van Brielle op 17 mei 2005 ging over een perceel aan de Hoonaardweg en was het volgende: De huidige gemeente Brielle is gevormd per 1 januari 1980 bij wet van 17 maart 1979, gemeentelijke herindeling van Voorne-Putten en Rozenburg (staatsblad 470) Daarin is boven beschreven gebied aan de gemeente Brielle toegewezen. Na een voorbereidingstijd van 1975-1979 werd in de periode 1980 tot 1987 een grootschalige ruilverkaveling op Voorne-Putten uitgevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 48 van de toen geldende ruilverkavelingswet konden door eigenaren van, in het ruilverkavelingsblok gelegen onroerende zaken onder andere geen werken worden uitgevoerd waardoor de waarde hiervan zou veranderen. Bij deze hoorzitting stelde onze secretaris onder meer dat in het bestemmingsplan "OostVoorne" uit de 70er jaren wellicht glasrechten hadden bestaan voor het perceel aan de Hoonaardweg, maar dat deze glasrechten door de ruilverkaveling waren vervallen. Daarnaast waren de glasopstanden in hoofdzaak lage serres, dus in 1970 anders van aard, dan de huidige grootschalig gebouwde glasopstanden (warenhuizen). Volgens de plankaart bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle d.d. 8 november 1988 is de bestemming van het perceel agrarische doeleinden met hulpgebouwen, dus geen glas. Tegen deze bestemming werd tijdens de planvoorbereiding en ook bij de vaststelling geen bezwaar ingediend door de grondeigenaar. Dat bestemmingsplan was dus in overeenstemming gebracht met het inmiddels afgeronde ruilverkavelingplan. In het ontwerp 1e herziening van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle van 1 februari 1998 wordt vervolgens het onderhavige perceel gewijzigd in "Agrarische doeleinden met glastuinbouw". In een op 12 oktober 2006 ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van Brielle blijft ondanks vele bezwaren het vestigen van glastuinbouw mogelijk. De gemeente gaat hier dus over tot aanpassen van een bestemmingsplan in afwijking van de zienswijzen in de ruilverkavelingsperiode, namelijk het maken van "glastuinbouw-concentratiegebieden". In de gebiedsuitwerking Voorne wordt er gelukkig van uitgegaan dat de door de Brielse gemeenteraad voorgestelde glaslocatie nabij de Hoonaardweg niet moet worden verwezenlijkt. De gemeente Brielle vergeet de voorschriften op het monumentale stadsgezicht, die reeds eerder van toepassing werden verklaard en gaat over circa de helft van dit gebied. Vraag wat kost het maken van deze voorschriften, waar later geen enkele overheid een boodschap aan heeft? Wie boven genoemd gebied bekijkt hetzij van boven hetzij van de grond ziet een ordeloze chaos van allerlei kassen. De vraag dringt zich dan ook op, wat staan wij als burgers hier te doen, we geven ons grote moeite om de stukken te lezen en van repliek te voorzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
57
Maar we weten nu al dat niemand zich van onze bezwaren iets zal aantrekken. Uw ontwerpstreekplanuitwerking Voorne zal de weg van alle plannen gaan, nl. direct na aanname in een bureaulade verdwijnen en er door een gemeenteraad, en zeker door de gemeenteraad van Brielle nooit meer worden uitgehaald. Een streekplan zou een handleiding moeten zijn voor besturen en een reiswijzer voor burgers. Een door een volksvertegenwoordiging genomen besluit, is ook naar nu is gebleken, niet meer waard dan het papier waarop het gedrukt is. U kunt er van op aan dat burgers dat in hun oren knopen en als het hun uit komt van deze wetenschap gebruik zullen maken. De kardinale vraag is dus, is het ontwerpen van een streekplan niet het meest overbodige werk watje een ambtenaar kunt laten doen? Zou het niet van groot verstand en inzicht getuigen als dat geld werd besteed aan het veilig op Delta hoogte brengen van onze dijken? Verder is de burgemeester van Brielle mevrouw van Vliegen in de Regio Raad natuurlijk voor het ontwerpstreekplanuitwerking -Voorne en in de Brielse gemeenteraad tegen het voorstel. Verder valt het onze stichting op dat toerisme en recreatie vakkundig om zeep geholpen worden, het lijkt ons een veel schonere bron van werkgelegenheid, dan glastuinbouw, bovendien arbeidsintensief. De aanleg van twee golfbanen voor een elitaire club zien we door middel van ook totaal niet zitten, wij pleiten voor strand- en duinenrecreatie. Maar het ~d van Oostvoorne is nauwelijks nog bereikbaar. Het is volgens onze Stichting dringend noodzakelijk om in Nederland voor eens en voor altijd vast te stellen wat natuur in Nederland nu eigenlijk is. Niet het ene jaar duindorens aanplanten en net als de trekvogels aan het eten zijn, met donderend geweld van bulldozers en gierende elektrische zagen het duin weer omkeren om een stuifzandvalei te creëren. Noch in het Pleistoceen, Carboon of Cambrium had de natuur deze werktuigen. Natuurverenigingen hebben een typische middeleeuwse opvatting over wat natuur zou moeten zijn. Dat is een culturele opvatting over natuur. In hun optiek is de natuur beheersbaar. Bovendien moet de natuur en parkachtig landschap zijn. Nadat Nederland is ontstaan was het gewoon een eentonig landschap van watertjes, wilgen en vlieren. Nederlanders zijn cultuurbarbaren en hebben zonder zich daar bewust van te zijn, zelfs over de natuur een culturele opvatting. Tenslotte vestigt de Stichting nog gaarne u aandacht op een bericht in het Algemeen dagblad van 30 oktober bladzijde 16 waarin wordt vermeld dat uit een onderzoek van Agri Direct blijkt dat het aantal glastuinbouwbedrijven met uitbreidingsplannen sterk is gedaald in de laatste drie jaar. Voor Voorne is dit een gunstig bericht. Brielle 5 -11-06 Aanvullende zienswijze RR 2020-ontwerpstreekplanuitwerking-Voorne Wij stemmen in met het voornemen om het gebied ten noordwesten van de vestingstad BRIELLE, begrensd door Lange singel, Schrijversdijk, Heindijk en Brielse Maas glasvrij te maken en- te houden door onder meer bestaande glastuinbouw weg te saneren. Dit is in overeenkomst met het ruilverkavelingsplan uitgevoerd in de jaren 1980-1987, en later bevestigd in bestemmingsplan-raadsbesluiten van de gemeente Brielle van 8 november 1988 en 1 februari 1998 - (zie bijlage pag. 1 en 2). In dit verband wordt opgemerkt, dat in deel 7 (Voorne-Putten) van de serie "Een beeld van het Zuid-Hollands Landschap", uitgegeven door de provincie ZuidHolland Dienst Ruimte en Groen, Bureau Landschapsvorming d.d. juni 1991 op de kaart nr. 22 (ruimtelijke effecten ruilverkaveling) zeer duidelijk de concentratiegebieden voor glastuinbouw zijn aangegeven en eveneens het gebied ten noordwesten van de vesting Brielle uitsluit van kassenbouw. Opmerkelijk is, dat de gemeente Brielle haar eigen besluiten van 1988 en 1998 nu intrekt, en in een op 12 oktober 2006 ter inzage gelegd nieuw bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied van Brielle een nieuw concentratiegebied creëert ten noordwesten van de vesting om de daar aanwezige tuinbouw te legaliseren en mogelijkheid te bieden om deze bedrijven uit te breiden (zie bijlage pagina 1 en 2). Het wegenplan in dit gebied is daarop niet berekend! De grote kassencomplexen zorgen voor zwaar containerverkeer voor afvoer van tuinbouwproducten over zeer smalle weggetjes, zonder bermen en zonder uitwijkmogelijkheden naar de reeds overvolle Schrijversdijk en Groene Kruisweg. Voor de overige kassenbouw in de concentratiegebieden bepleiten wij: bestrijding van lichtoverlast door kassen ook in Brielle; beperking van nokhoogte van kassen tot 5 m. Natuur Wij bepleiten een duidelijke omschrijving van wat er precies wordt verstaan onder het begrip natuur (zie bijlage pag. 2 onderaan en verder) Golfbanen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
58
Wij zijn absoluut geen voorstander om de schaarse ruimte op Voorne te gaan besteden aan golfbanen. De bestaande wegenstructuur kan een toename van de verkeersdrukte niet meer aan. Golfbanen vergen veel bouwkundige voorzieningen, waarbij de vraag kan worden gesteld of deze bouwwerken passen in het open landschap van Voorne. Voorts komt de golfbaan aan de Rijksstraatweg te liggen binnen het rechtsgebied van de gemeenten Brielle, Westvoorne en Hellevoetsluis. Dit betekent voor de handhaving van onder andere de openbare orde dat rekening gehouden moet worden dat het mogelijk is, dat een golfspeler in Brielle de bal slaat naar de buurtgemeente (toepassing van wet en regelgeving). Hoewel de exploitatie een particuliere aangelegenheid is kan door een overaanbod van golfbanen (Brielse Maas, Oudenhoorn, Spijkenisse, Rhoon, Goeree-Overflakkee en deze 2 aan te leggen baan) er een overaanbod ontstaat met als gevolg sluiting en daarna een bestaand open polderlandschap dat onnodig werd verknoeid. Bevordering van duin- en strandrecreatie, het strand van Oostvoorne is bijna niet meer bereikbaar, de vraag naar strandrecreatie zal significant toe nemen na de aanleg van de Tweede Maasvlakte, omdat er door de aanleg van de Tweede Maasvlakte aldaar 7 km strand verdwijnt. Dit soort recreatie is arbeidsintensief en zeer gewenst door de bevolking. Wij missen in de plannen, de aanleg van terpen, om voor de bevolking als vlucht heuvel te dienen, als de dijken bezwijken, en het water komt. Beantwoording Met betrekking tot de bezwaren tegen de mogelijkheden voor glastuinbouw in Brielle West, het glastuinbouwbeleid in het algemeen en de infrastructuur, wordt verwezen naar paragraaf 2.1, algemeen. Met betrekking tot het bezwaar tegen overlast van assimilatieverlichting wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 69. Met betrekking op de controle van ontzilt grondwater merkt de gemeente op dat dit geen onderwerp is dat het bestemmingsplan betreft, maar het milieu- en waterbeleid. In dat spoor dienen eventuele bezwaren kenbaar te worden gemaakt. De gemeente kan zich niet vinden in het bezwaar tegen kassen hoger dan 5 m en dat kassenbouw via een artikel 19 WRO-procedure zou moeten verlopen. De huidige kassen mogen al tot 6 m hoogte worden gebouwd. Bestaande rechten zouden hiermee worden aangetast. De gemeente wil duurzame glastuinbouwbedrijven toestaan in enkele daarvoor geschikte gebieden. Bij duurzame glastuinbouw, met name als het gaat om energiebesparing, dient de mogelijkheid te worden geboden om hogere kassen te bouwen. Om die reden is een vrijstellingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen, zodat het college van burgemeester en wethouders kan afwegen of een aanvraag voor hogere kassen noodzakelijk is en bijdraagt aan duurzaamheid. In het bestemmingsplan is een duidelijke afweging gemaakt, waarin is bepaald welke glastuinbouwbedrijven mogen worden uitgebreid en onder welke voorwaarden. Het is niet nodig en niet wenselijk daar extra procedures (ex artikel 19 WRO) voor te voeren. Het is niet de bedoeling van de gemeente op grote schaal woningbouw toe te passen aan de voet van de Brielse Maas of binnen de 50 dB(A)-contour industrielawaai. Wel wil de gemeente het Ruimte-voor-Ruimte-instrumentarium inzetten om sanering van verspreid glas te kunnen financieren. Per saldo ontstaat winst, omdat de oppervlakte aan ongewenste bebouwing fors afneemt. Hiervoor zal een Verzoek hogere grenswaarden bij de provincie worden ingediend. De toelichting geeft een duidelijk beeld wat er onder het begrip natuur wordt verstaan. Het gaat om die gebieden die in het vigerende bestemmingsplan als natuur zijn aangeduid, de gebieden die in het kader van provinciaal beleid als natuur zijn aangeduid. Onder nieuwe natuur worden die gebieden verstaan, die in de toekomst als natuur zullen worden ingericht en beheerd. Daarnaast komen ook natuurwaarden voor in het plangebied. Deze waarden kunnen aan een gebied gebonden zijn, zonder dat dat gebied uitsluitend als natuurgebied is bestemd. Denk bijvoorbeeld aan (water)vogels in het Brielse Meer. Indien natuurwaarden aan bepaalde gebieden zijn verbonden, wordt dat in de bestemmingslegging beschreven en zal er bij nieuwe ingrepen rekening met deze natuurwaarden moeten worden gehouden. In het noorden van het plangebied ligt een bestaande golfbaan. Deze is als zodanig bestemd. In het bestemmingsplan wordt geen nieuwe (gemeentegrensoverschrijdende) golfbaan mogelijk gemaakt. De aanleg van terpen als vluchtgebied als de dijken zouden doorbreken is in de ogen van de gemeente een irreëel beeld en in dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
59
Met betrekking tot de bijlage over de hoorzitting d.d. 1 november 2006, worden geen nieuwe bezwaren ingebracht en wordt voorkennisgeving aangenomen. Met betrekking tot de aanvullende zienswijze van 5 november 2006 wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Brielle geen invloed heeft op de strandrecreatie, aangezien het strand van Oostvoorne buiten het plangebied ligt. Ook worden of kunnen in het bestemmingsplan geen ruimtelijk relevante maatregelen worden getroffen die van invloed zijn op de strandrecreatie. Daarnaast zijn er geen nieuwe bezwaren kenbaar gemaakt en worden voor voorkennisgeving aangenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
56. J.K.H. den Haan Brigantijn 138, 3232 CG Brielle, tel: 414305 Betreft: Zienswijze van de Bezorgde Burgers van Brielle (wijk Zuurland) (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Gaarne maak ik namens de Bezorgde Burgers van Brielle conform de inhoud van de protest brief met handtekeningactie de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan aan u kenbaar. Inmiddels hebben wij de zienswijze met betrekking tot het ontwerpstreekplan Voorne aan de Stadsregio Rotterdam toegezonden, waarvan een kopie bij deze zienswijze wordt bijgevoegd. Inhoudelijk is elke regel van toepassing op uw ontwerpbestemmingsplan Brielle en dient u deze zienswijze te zien als zienswijze op uw bestemmingsplan. In ’t kort samengevat is de zienswijze van toepassing op: uitbreiding van het concentratiegebied Vierpolders met het Land van Piek; geen verdere uitbreiding van een vijftal bedrijven in het gebied West en Kloosterweg; infrastructuur met betrekking tot de verkeersdrukte; bouwvoorschriften qua goot en nokhoogte. Plankaarten van de kernen Brielle en Vierpolders en de betrokkenheid van de bewoners van Brielle aangetoond door een handtekeningenactie in de wijk Zuurland en zijn er kopieën van deze actie met toelichting in een eerder stadium aan u verzonden. Gaarne wil ik hierbij nog gezien de recentelijke ontwikkelingen een nadere toelichting/zienswijze vermelden U heeft allemaal in de media kunnen lezen dat de firma Helderman gaat vertrekken naar de Wieringermeer om aldaar een kas met een oppervlakte van 24 ha neer te zetten. Tevens daarnaast nog een bericht van verhuizing van de firma v.d. Kaay om grond voor glastuinbouw aan te kopen in de regio Dinteloord en om aldaar een enorme glaspuist van 35 ha te kunnen neerzetten. U ziet nu wat er gaat gebeuren als men de tuinders de ruimte geeft. Ik verzeker u dat in een mum van een tijd de polders worden volgebouwd. Een vloedgolf van glas zal over de polders stromen. Dit is niet generaliserend bedoeld; er zijn ook nog tuinders, die met 3 ha genoegen nemen en al hun inzet geven om een zo’n goed mogelijk kwalitatief product af te leveren. Als je veel wil verdienen en alles met een gekleurde bril ziet en weinig interesse heeft voor het woon en leefklimaat rondom jouw gebied, dan zijn er tuinders genoeg om de polders af te stropen om ongelimiteerd te keer kunnen gaan en her en der hun kassen neerzetten. Een 100 ha glastuinbouwkas is alreeds in de Wieringermeer neergezet; je kan hierbij spreken van een verhoogd in de zonlicht blinkend glasmeer. Het neerzetten van zeer grootschalige tuinbouwkassen betekent in de kortste tijd in dit kleine landje een enorme destructie van de natuur en het landschap. De landbouw en veeteeltgronden zijn dan door onder andere de projectontwikkelaars opgekocht voor een dikke vette premie en worden de boeren langzamerhand de nek omgedraaid door allerlei quota’s en wat blijft er dan over: een aaneenschakeling van monsterachtige glaspaleizen, die verscholen liggen achter de geluidswanden van de grote verkeerswegen. Het economisch motief heeft dan gezegevierd, echter de natuur in dit kleine landje heeft het onderspit gedolven. Gelukkig zijn er nog mensen, werkzaam in de overheid, bestuursorganisaties en actiegroepen, die deze vloedgolf van glas onderkennen en structureel en gepast hiermee willen omgaan. Gezien de intenties van grootschaligheid bij vele tuinders en handelsorganisaties in dienst van supermarkten en banken is het niet ondenkbaar dat deze hiervoor geschetste toekomstvisie werkelijkheid kan worden en daarom is het hoognodig tijd deze ontwikkeling een halt toe te roepen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
60
om deze ongebreidelde uitbreiding van deze massa industrie te voorkomen. Op zichzelf is de handelsmentaliteit en het inzicht van de Nederlandse tuinder zeer geschikt, echter de toepassing van grootschalige glastuinbouw is in dit kleine Nederland qua hoeveelheid natuur en landschap ongeschikt om voor deze grondverslindende industrie ruimte te reserveren. Bij doorzetten van deze economische factor en de reeds afgelopen 30 jaren verdubbeling van de Nederlandse bevolking zal het woon en leefklimaat ernstig beperkt worden. Wilt een tuinder zich grootschalig vestigen, dan is ons advies: zoek een land op met grote steppeachtige onbevolkte landschappen met voldoende zonlicht en waarbij een kas van 100 ha in het ver uitstrekkende kilometerslange landschap tot aan de horizon in het niet verdwijnt. Er zijn alreeds tuinders, die zich in Ethiopië en andere landen met grote oppervlakten hebben gevestigd en zeer grote kasbedrijven hebben opgezet en gezien de mogelijkheden rendabel kunnen functioneren en een goedbelegde boterham verdienen: goedkope arbeid, veelzonlicht, ruimte voldoende en weinig investeringskosten en bovendien door vestiging directe ontwikkelingshulp. Hopende dat deze beschouwende toelichting op deze zienswijze u tot nader inzicht zal brengen en u verder geen enkele stimulans geeft tot uitbreiding van deze massa industrie op het eiland Voorne , de achtertuin van Rotterdam. Bijlage de zienswijze ontwerpstreekplanuitwerking Voorne van de Stadsregio is een onderdeel van de zienswijze ontwerp Landelijk Gebied Brielle Betr: nadere toelichting op de genotuleerde zienswijze met betrekking tot ontwerpstreekplanuitwerking, geformuleerd uit de spreekbeurt op 1 november 2006 voor de Stadsregio te Rockanje Aan de Stadsregio Rotterdam Ten aanzien van de heer P. Manders Na mijn spreekbeurt zijn er een drietal zienswijzen geformuleerd en door mij ondertekend met de mededeling dat er nog een vervolg op deze zienswijzen zou komen. De geformuleerde zienswijze betreft de toewijzing van het land van Piek als uitbreiding van het concentratiegebied Vierpolders, de bouwschriften qua goot en nokhoogte en het plaatsen van een rotonde vanwege de verhoogde intensiteit van het verkeer, veroorzaakt door het vrachtverkeer van en naar de glastuinbouwbedrijven. De doelstelling van het land van Piek is het creëren van ruimten voor het verspreid glas en financiële mogelijkheden vrij maken voor het saneren van verspreid en papierenglas in het buitengebied. en loopt parallel met de plannen van de Stadsregio. Overige financiële middelen komen uit de Ruimte-voor-Ruimteregeling, glasfonds en kunnen naar onze mening tevens via de rijk gevulde kas van de gemeente Brielle.(vrijmaken van geldmiddelen via dispensatie door PS in verband met 10%-regeling) gefinancierd worden Verdere uitbreiding tot 3 ha van bedrijven is alleen gewenst bij verplaatsing naar het land van Piek. De viertal bedrijven in "West"/behoeven niet uitgebreid te worden; deze bedrijven hebben ieder alreeds een oppervlakte van 3 ha. Concluderend is voor ons het land van Piek het eindstation, zoals duidelijk vermeld in de spreekbeurt en dient tevens bij aanvraag van de bouwvergunning via de normale procedure volgens artikel 19 van RO aangevraagd te worden. Ten aanzien van de goothoogte dient de gebruikelijke max. standaardhoogte gebruik te worden: 4,19 m en verder geen glaswolkenkrabbers met een nokhoogte van 9 m plaatsen, ook niet in het kader van innovatie. Gezien de beschikbare grond en de doelstelling om het glas niet verder uit te breiden lijkt mij zeker innovatie in dit dichtbevolkte gebied niet van toepassing, zeker gezien het ernstig verrommelde uitzicht in de nabijheid van het overige aangrenzende open landschap. Bij nader bestuderen van de plankaarten van de kern Brielle en Vierpolders is mij enkele merkwaardige zaken opgevallen: Het glastuinbouwbedrijf aan Veckdijk 6 in Vierpolders heeft recentelijk een vergunning aangevraagd om nog eens met 4,1 ha uit te breiden, echter de bestemde grond is agrarisch (A) en voorheen via de plankaart ’88 was dit A(kk)4. Concluderend kan dit bedrijf niet meer uitbreiden en is dit concentratiegebied: de driehoek van Vierpolders, dicht geconcentreerd en is niet meer beschikbaar voor de glastuinbouw. Idem dito ziet u via de plankaart van de kern Brielle een vijftal bedrijven met perspectief, die in het gebied West volgens de intentie van de gemeente Brielle, ondanks het negatief advies van de Stadsregio Rotterdam, mogen uitbreiden. Echter bij nader bestuderen zijn de gronden rondom de bedrijven agrarisch (A) zoals aan de Hoonaardweg 11a of geheel bestemmingsloos ingevuld. Het laatste ziet u bij
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
61
het glastuinbouwbedrijf aan de Hoonaardweg 8, welke meer als een jaar geleden een vergunning heb aangevraagd en toegewezen via de goedkeuring van de gemeente Brielle en vervolgens via artikel 19 RO bij PS volgens besluit laten bekrachtigen om in het verlengde van de kas te mogen uitbreiden met 3 ha, wat tot nu toe nog niet is gebeurd. Echter via de huidige plankaart is het gebied rondom dit bedrijf in de lengte agrarisch bestemd en in de breedte zonder bestemming. Hoewel er bedenkingen ten aanzien van de Hoonaardweg 8 zijn ingediend, is er tot op heden van PS niets bekend. Gezien een vijftal bedrijven in het gebied West en de Kloosterweg op 10-5-2006 nog snel een dag vóór het 2de voorbereidingsbesluit een reguliere bouwvergunning hebben aangevraagd, is ons vermoeden sterk en willen wij dit gaarne onder uw aandacht brengen dat het uitbreidingsplan van de gemeente Brielle ten aanzien van de bedrijven aan de Kloosterweg en Bollaarsdijk (gebied West) uit nood is geboren teneinde de financiële consequenties van herbestemming te ontlopen. Concluderend en afgaande op de nu bestaande plankaart kan geen enkel genoemd bedrijf in deze regio zich uitbreiden en dient het plan van de gemeente Brielle in de papierla te verdwijnen en volgen wij de keuze van de Stadsregio: het land van Piek, alhoewel gezegd dient te worden dat hierbij wederom een stuk natuur en landschap om zeep geholpen wordt en daar worden wij niet blij van. Met betrekking tot de betrokkenheid van de bewoners van Brielle weten we via de handtekeningacties dat de overgrote meerderheid en ook de middenklasse tegen uitbreiding van de kassen bouw is. Bijgevoegd bij de spreekbeurt heb ik u voldoende informatiemateriaal en gegevens verstrekt. Wat betreft de bewoners van West dient opgemerkt te worden dat zij met de gemeente Brielle nooit overleg hebben gehad, terwijl met de tuinders regelmatig over de uitbreiding van tuinbouwgebied West is gesproken. Inmiddels hebben zij een advocaat ingehuurd om hun belangen te verdedigen. Wij willen eindigen met de hoop dat al het niet rendabele verspreide glas en papierenglas gesaneerd en wegbestemd wordt, zodat het landschap rondom Brielle zoveel mogelijk schoongeveegd en verlost wordt van deze immens grote glasfabrieken. Beantwoording Met betrekking tot het bezwaar tegen de gronden van Piek wordt verwezen naar paragraaf 2.1, algemeen. Met betrekking tot de hoogten van kassen wordt opgemerkt dat de vigerende rechten een bouwhoogte weergeven van 6 m. Indien voor een duurzame bedrijfsvoering een grotere bouwhoogte van een kas noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het kader van energiebesparing, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen tot maximaal 9 m in de zones AG 1 en 2 en 8 m in de zone AG3. De grotere bouwhoogten hangen samen met energiebesparing. De gemeente vindt het van belang om juist duurzame bedrijven ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Met betrekking tot verkeer wordt verwezen naar paragraaf 2.1, algemeen. Met betrekking tot de te volgen procedures voor uitbreiding van glastuinbouw wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 55. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
57. A.L. Klein Recycling bv, Meeldijk 6, 3238 LC Zwartewaal door Goudkamp, bouwkundig ontwerp- en adviesbureau (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Namens mijn opdrachtgever, de heer A.L. Klein, directeur van Klein Recycling B.V., Meeldijk 6, 3238 LC Zwartewaal, maak ik gebruik van de inspraak mogelijk betreffende het ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Het aangegeven bebouwingsoppervlakte van 1.190 m² (perceelsgrootte circa 5.090 m²) is voor een goede bedrijfsvoering te weinig. De huidige bebouwing is circa 1.275 m² (woning, loodsruimte en "vaste containers"). Hierdoor zouden er al geen uitbreidingsmogelijkheden meer bestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
62
Momenteel wordt voorbereid de aanvraag bouwvergunning voor een overkapping ten behoeve van opslag papier en plastics en stalling van vrachtauto’ s (oppervlakte 380 m²). Wij verzoeken u een bebouwingspercentage van 40% te aanhouden, zodat er circa. 2.000 m² kan worden bebouwd. Graag ben ik bereid een en ander nader toe te lichten. Beantwoording Op grond van ons bekende informatie is met bouwvergunning circa 900 m² aan bedrijfsbebouwing gebouwd. In het maximum van 1.190 m² is al ruimschoots rekening gehouden met enige uitbreiding. Een verdere uitbreiding naar 2.000 m² wordt te ruim geacht aangezien een toename van niet agrarische bedrijfsbebouwing in het landelijk gebied in strijd is met het restrictief beleid. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
58. J. de Snaijer, Achterdijk 27, 3237 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied geef ik hier mijn zienswijze. Met de aanwijzing als Archeologisch waardevol gebied met de daarbij behorende spelregels ben ik het niet eens. Het is voor ons onwerkbaar en duur, als ik moet gaan aantonen dat in mijn percelen geen archeologische waarden aanwezig zijn. Een vaak voorkomende werkzaamheid bij ons is drainage; dat wordt op deze manier onbetaalbaar! Reeds bij het voorontwerpbestemmingsplan heb ik aangegeven dat ik op Achterdijk 27 in de oude boerderij (die sinds kort als monument aangewezen is) caravans zou willen stallen. Graag zou ik de bestemming "caravanstalling"op Achterdijk 27 krijgen. Beantwoording Nederland heeft het verdrag van Malta ondertekend. Dat houdt in dat in Nederland rekening gehouden moet worden met archeologische waarden, die in het gebied voorkomen. Om de archeologische waarden afdoende te kunnen beschermen, zijn er regels opgenomen in het bestemmingsplan. De gemeente acht het reëel dat diegene die mogelijk door ingrepen het archeologisch bodemarchief schaadt, de kosten betaalt van archeologisch onderzoek en zo nodig het veiligstellen van de archeologische waarden. In artikel 27 van het bestemmingsplan is aangegeven dat opslag van niet-agrarische producten in agrarische bedrijfsgebouwen als nevenfunctie in deze zone rechtsreeks is toegestaan tot een oppervlak van 200 m² (zie voorschrift 8c). Hiervoor hoeft niet specifiek de bestemming caravanstalling te worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
59. Grootendorst Pensioen bv, Postbus 78, 3253 ZH Ouddorp (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Hierbij doen wij u toekomen een verzoek om uw medewerking te verlenen aan het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied een wijziging aan te brengen zodat de mogelijkheid aanwezig is voor de realisatie van een woonzorgcomplex aan de Thoelaverweg 2 te Vierpolders. Wij zijn in vergevorderde onderhandeling met de eigenaar de heer Lughtenburg om het perceel aan de Thoelaverweg 2, Vierpolders Kadastraal bekend gemeente Brielle F727-726-728 en 684 aan te kopen en vervolgens de bestaande panden te slopen. Onze bedoeling is om een woonzorgcomplex te realiseren van 40-50 eenheden met alle voorzieningen welke daarbij behoren: een parkeergarage voor ongeveer 60 auto’s, diverse kleine ruimten voor de verkoop van de eerste levensbehoeften, fysiotherapie-arts, ruimte kapper, recreatie/restaurantruimte en een paar logeerkamers.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
63
Het geheel zal bestaan uit een bebouwing van twee lagen met een kap en zal voldoen aan de eisen conform bouwbesluit-welstand-monumentencommissie etc. Tevens willen wij de uitvoering van het complex in een oude stijl laten uitvoeren zodat het geheel een grote toegevoegde waarde verkrijgt voor de Gemeente Brielle. Daarnaast verzoeken wij u medewerking te verlenen na ontvangst van den GRO en nadat een positief advies van de Monumentencommissie is verkregen, de vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO op te starten. Aannemende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd en verzoeken u hierbij om een positief advies voor bovenstaande af te geven en altijd bereid voor nadere uitleg. Beantwoording De plannen zijn nog in een te pril stadium om nu reeds op te nemen in het bestemmingsplan. Onvoldoende zekerheid is te geven over de eigendomsverhouding, aangezien het "in vergevorderde onderhandeling" zijn nog geen zekerheid biedt over de uitkomst hiervan. Ook bestaat nog geen inzicht in hoeverre de plannen rekeninghouden met het beschermde stadsgezicht. Wanneer meer duidelijkheid over het plan bestaat zal de gemeente overwegen of de daarvoor benodigde procedures kunnen worden opgestart. Tot die tijd blijft de huidige bestemming gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
60. Fam. Overkleeft, Rijksstraatweg 30, 3237 LR Vierpolders (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Naar aanleiding van uw brief 0645012 op 16 november 2006 en het sluiten van het termijn ten behoeve van de zienswijzen op het voorontwerp " Landelijk Gebied" reageer ik met deze zienswijze. Hiermee bevestig ik de brief die stelt dat het mogelijk is, nadat het bestemmingsplan van kracht is, een bouwvergunning aan te vragen ten behoeve van de caravans en de container indien het in overeenstemming is met het gebruik van de overige bedrijfsactiviteiten. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in de Horecadoeleindenomschrijving geen logies opgenomen en geen aanpassing van de goothoogte ten behoeve van het herberg plan. De caravans en container hebben geen bijgebouwen. Op de luchtfoto zijn de dierenverblijven te zien deze zijn met bouwvergunning aanwezig afgegeven op 15 april 1994 zie bijgevoegde akkoord bouwvergunning bijlage 1. Een bedrijfswoning bouwen ten behoeve van de opvolger van het bedrijf. Het staat in het bestemmingsplan waarvan de inspraakavond op 30 maart 1987 is gehouden in Vierpolders zie bijlage 2, heb ik ook kenbaar gemaakt in het tafeltjes overleg van maart 2005 dit weer op te nemen. De brief van 5 oktober 1981 bevestigd dat ons huis omschreven wordt als woning zie bijlage 3. Wij hebben te goeder trouw gehandeld. In 1982 hebben wij voor de twee caravans vergunning gekregen van burgemeester de Ronde. Na vijf jaar kwam ik op het stadhuis vragen de vergunning te verlengen, met zei: "De wet is veranderd, een vergunning is niet meer nodig tot het aantal van vijf caravans". Wij hebben een horeca bestemmingsverandering in 1987 gekregen. In 1992 is de Galerie/Koffieschenkerij en Kinderboerderij gestart. De twee caravans stonden toen ook op ons land daar werd niets van gezegd, ik vond het logisch in de algemene bepalingen van het agrarisch gebied stond er mochten vijf caravans staan zonder vergunning. De container is gekomen in 1994 deze was nodig als opslag voor de voorraad van de Galerie, tuingereedschap, bouwmaterialen, de elektrische machines. Een zware storm vernielde het ponyverblijf en is in 1999 afgebroken, Jelle de pony zit nu in het varkensverblijf. Ponyverblijf 15,08 m² varkenshof 6,76 m² = 8,22 m² minder in gebruik. Dieren verblijven totaal aanwezig 35,04 m². De container is verplaatst naar de voormalige plaats van de ponystal in verband met de bouw van de Orangerie aan de Galerie. Wij hebben deze opslagruimte had nodig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
64
Het kinderboerderij project is non actief de ambtenaar van welzijn wilde niet participeren in het voorstel een stichting ten behoeve van de voorzieningen voor het ontvangen van publiek de Galerie/Koffieschenkerij kon deze kosten niet dragen, vele dieren zijn weg gedaan, (koeien, varkens, geiten, schapen, ganzen, kippen enz). De grote tourcaravans zijn vervangen door kleine stacaravans ten behoeve van de kunstenaars van beeldende kunst, muziek, lichaamsontspanning, Shi Neng, touch®pro stoelmassages door erkende fysiotherapeuten, de gasten die masterclases volgen en de team dagen. Hopend u hiermede van dienst te zijn. Beantwoording Er bestaat geen bereidheid medewerking te verlenen aan een hotel/herbergbestemming op deze locatie. Op grond van de toekomstige definitie Horecabedrijf kan ook een hotel gerealiseerd worden, maar hiervoor dient wel een aparte aanduiding gegeven te worden. In dit geval wordt deze aanduiding niet aan de bestemming toegevoegd. Er bestaat geen behoefte aan meer logiesmogelijkheden, gezien het feit dat er nog meerdere hotelvoorzieningen binnen de gemeente worden gerealiseerd. Tevens wordt opgemerkt dat ondanks de mogelijkheden welke hiertoe in het huidige bestemmingsplan zijn opgenomen nooit een herberg of logiesvoorziening is gerealiseerd. Bijlage 1 bevond zich niet bij de stukken. In het algemeen kan opgemerkt worden dat ten behoeve van de bestemming café-restaurant alsmede een kinderboerderij en een galerie een maximaal bebouwingsoppervlak is toegestaan van 620 m². Hierbinnen vallen derhalve ook de dierenverblijven. Een bedrijfswoning toestaan naast de reeds aanwezige woning is niet aan de orde. Het feit dat in een brief gesproken wordt over een woning, kan nog niet tot de conclusie leiden dat hier een burgerwoning bedoeld wordt in plaats van een bedrijfswoning. De aanwezige woning wordt nu beschouwd als een bedrijfswoning. Er wordt alleen een tweede woning toegestaan, wanneer deze reeds aanwezig is of wanneer het bedrijfsbelang hiertoe aanleiding geeft. Daarvan is in uw geval geen sprake. Zolang de bebouwing gebruikt wordt ten behoeve van de bestemming en niet meer bedraagt dan 620 m² doet het niet ter zake waarvoor het gebruikt wordt. Wel is het noodzakelijk dat voor alle bebouwing een bouwvergunning is verleend. De werkzaamheden ten behoeve van de kunstenaars van beeldende kunst, muziek en lichaamsontspanning valt naar onze mening niet binnen één van de hierboven genoemde subbestemmingen. Daarom is aan de subbestemming "atelier" toegevoegd. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
61. L. Langstraat-Poldervaart, Verloren Kostdijk 1, 3238 LT Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Hierbij willen we bezwaar aantekenen tegen het ontwerpbestemmingsplan en het Agrarische gebied met landschap en natuur, wat jullie voor ons beslissen. We maken bezwaar tegen alle veranderingen en beperkingen en verplichtingen die jullie ons op willen leggen, zo ook de Archeologische op onze percelen. Beantwoording De WRO verplicht de gemeente haar bestemmingsplan Buitengebied om de tien jaar te herzien. Op dat moment dient het bestemmingsplan de bestaande situatie vast te leggen en gewenste ontwikkelingen te faciliteren. De uitvoerbaarheid moet daarbij worden aangetoond. Dat betekent dat de gemeente verplicht is veranderingen die zich sinds het vorige bestemmingsplan hebben voorgedaan, op te nemen in het bestemmingsplan. Bovendien faciliteert de gemeente gewenste
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
65
ontwikkelingen. Daarnaast moeten bepaalde wettelijke vereisten in het bestemmingsplan worden doorgevoerd, zoals regels met betrekking tot archeologie. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
62. M.R. Groeneveld, Moersaatsenweg 1, 3237 ZLK Vierpolders (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Vanaf 12 oktober laatst leden is door u ter inzage gelegd het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Hierbij wens ik gebruik te maken van de mogelijkheid mijn zienswijze onder uw aandacht te brengen, dan wel mijn bezwaar te uitten. Mijn huiskavel loopt vanaf de Achterdijk langs de Moersaatsenweg tot aan de L-bocht Prinsenweg. Onderhavig perceel is ingetekend met de bestemming Agrarische doeleinden A, zone AG1w (Agrarische gebied glastuinbouw-waterberging). In hoofdstuk 3 Bestemmingen op gebiedsniveau, artikel 24, voorschriften bij tabel 3 sub 6 geeft aan onder andere dat planwijziging in de zone AG1 uitsluitend wordt toegepast indien de gronden in eigendom zijn overgedragen aan de gemeente ten behoeve van de glastuinbouw. Ik dien hier in ernstige mate tegen te protesteren en acht dit te betitelen als onbehoorlijk bestuur. De gemeente dient mijns inziens, als laagste overheid, zich te onthouden van grondhandel in de agrarische sector. Mijn individueel belang wordt hier in ernstige mate door geschaad. In de verwachting dat u vooromschreven zienswijze serieus zal nemen en uw ontwerp in die zin zal wijzigen in die zin dat dit een algemene wijzigingsbevoegdheid zal worden ex artikel 11 WRO. Beantwoording Het beleid van de gemeente is gericht op ontwikkeling van duurzame glastuinbouw. Onderdeel van dit beleid is mogelijkheden bieden voor nieuwvestiging van duurzame glastuinbouwbedrijven. Met name de gronden van Piek komen daarvoor in aanmerking. De gemeente heeft een belangrijk deel van deze gronden aangekocht ten behoeve van dergelijke nieuwvestiging, onder meer met de gedachte ruimte beschikbaar te stellen voor verspreide glastuinbouwbedrijven die elders worden gesaneerd. Vanuit die doelgroep hebben zich echter geen belangstellenden gemeld. Nu vestiging van dergelijke bedrijven op de gronden van Piek niet aan de orde is, wil de gemeente, om met name duurzame glastuinbouwbedrijven te kunnen ondersteunen, deze gronden uitgeven aan bedrijven met een minimale grootte. Alleen dan kunnen investeringen met betrekking tot duurzame systemen (energie, warmtekrachtkoppeling, grondstoffengebruik) worden gefinancierd. Voorkomen moet worden dat de gronden van Piek versnipperd worden aangeboden, omdat er zich anders geen grote bedrijven meer kunnen vestigen en genoemde investeringen in duurzaamheid niet kunnen worden gedaan. Daarom wil de gemeente over alle gronden kunnen beschikken, zodat deze kunnen worden uitgegeven aan bedrijven van voldoende omvang, zodat de duurzaamheidsdoelstelling gestalte kan krijgen. Deze voorwaarde geldt overigens alleen voor de A-bestemming ten zuiden van de GR-bestemming gelegen onder de Middenweg. De overige A-bestemmingen worden gewijzigd in de bestemming Ag, met uitzondering van die gronden die op de zoneringskaart zijn aangewezen als AG1w en enkele kleine percelen die door hun vorm, omvang en ligging niet geschikt zijn voor glastuinbouw. Op die gronden mag het huidig gebruik worden voortgezet (grondgebonden landbouw), dan wel mogen de gronden gebruikt worden voor waterberging, conform artikel 24 voorschrift 5. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
66
63. Lobs Makelaardij, Rijksstraatweg 36, 3237 LR Vierpolders (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Onze cliënt Van der Nol en Zoon B.V. exploiterende het tuincentrum plaatselijk bekend Kloosterweg 20 te Brielle nam kennis van het thans ter visie liggende ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Op verzoek van en namens cliënten als voornoemd, wordt de navolgende zienswijze gedeponeerd. Het achterste deel van het onderhavige perceel heeft op dit moment de bestemming Ahg. In het ontwerp is dit wegbestemd. Verzocht wordt dit in het nieuw samen te stellen plan wederom op te nemen. Als alternatief wordt verzocht het gehele perceel te bestemmen als Tuincentrum met een bebouwingspercentage welke de maximale bebouwingsmogelijkheden aan pleegt te geven. Voornoemde intekening is zeer belangrijk in verband met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf. In het vertrouwen dat u dit reële verzoek, gedeponeerd als zienswijze zal honoreren al dan niet na mondeling nader overleg verblijven wij. Beantwoording Binnen het toekomstige bestemmingsplan bestaat geen bestemming Ahg meer. Deze bestemming liet in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle alleen agrarische hulpgebouwen van 100 m² toe. Daarnaast zijn de bebouwingsmogelijkheden in het vigerende plan beperkter dan in het nu ontwerpbestemmingsplan. In het vigerende plan mocht slechts 6.300 m² bebouwd worden, terwijl in het ontwerpbestemmingsplan bebouwing tot 7.230 m² is toegestaan, exclusief de bedrijfswoning. Het verder uitbreiden van de bedrijfsbebouwing is geen wenselijke ontwikkeling, gezien het restrictief beleid dat voor het bestemmingsplan Buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
64. Van Veen Advocaten namens Langestraat Verhuur & Service B.V., Langestraat Grond- Weg en Waterbouw BV en Langestraat Onroerend Goed BV, Prinsenweg 7a, 3237 LN Vierpolders (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Tot mij hebben zich gewend, Langestraat Verhuur & Service B.V., Langestraat Grond- Weg- en Waterbouw B.V. en Langestraat Onroerend Goed B.V. te Vierpolders, gevestigd aan de Prinsenweg 7a te (3237 LN) Vierpolders, met het verzoek om namens hun een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Op het perceel waarop cliënten gevestigd zijn, rust momenteel de bestemming bedrijfsdoeleinden, met de subbestemming hoveniersbedrijf. In het ontwerpbestemmingsplan heeft dat perceel de bestemming Bho3: een hoveniersbedrijf behorende tot categorie 3. Dat zou echter betekenen, dat de grond-, weg- en waterbouwtak van Langestraat niet zou zijn toegestaan. Voorts is een aantal ruimten binnen de loods van Langestraat (Onroerend Goed B.V.) in gebruik bij andere bedrijven dan hoveniersbedrijven. Ook die activiteiten zouden onder het ontwerpbestemmingsplan dus niet zijn toegestaan. Cliënten kunnen zich daarmee niet verenigen. Hierdoor en derhalve tijdig dien ik namens cliënten hun zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied in. Voordat ik namens cliënten hun concrete bezwaren noem, zal hieronder eerst de feitelijke achtergrond worden geschetst, zodat een volledig en juist beeld wordt verkregen en de situatie en de bezwaren van cliënten door uw Raad op de juiste waarde geschat kunnen worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
67
Achtergrond Vanaf eind jaren ’80 van de vorige eeuw was op het perceel Prinsenweg 7 te Vierpolders Aannemingsbedrijf (V.D.L.) B.V. gevestigd. Dit is een aannemingsbedrijf dat zich toespitst op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw (bijlage 1). Op dat moment had het perceel aan de Prinsenweg 7a ook al de bestemming bedrijfsdoeleinden met de subbestemming hoveniersbedrijf. Begin 1999 heeft VDL een bouwplan ingediend voor de bouw van een loods zoals die zich thans op het perceel Prinsenweg 7a bevindt. In die periode was de vennootschap onder firma J.C. Langestraat & Zn. v.o.f. voor 60% eigenaar van VDL. Daarbij nam de v.o.f. met name hoveniersactiviteiten voor haar rekening en verzorgde VDL de grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden. Bij brief van 25 januari 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders van uw gemeente aan VDL bericht dat haar verzoek in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. Het ging daarbij met name om de omvang van het bouwplan en niet zozeer om de activiteiten die VDL ontplooide. De grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden vormden dus geen probleem. In diezelfde brief hebben burgemeester en wethouders verklaard dat zij medewerking zullen verlenen aan het bouwplan van VDL en dat zij één en ander zouden betrekken bij de herziening van het bestemmingsplan (bijlage 2). Eind 1999/begin 2000 liep de samenwerking tussen de v.o.f. en VDL spaak. De v.o.f. heeft toen haar aandeel in VDL verkocht, waarna VDL zich in Zuidland heeft gevestigd (zie bijlage 1). De v.o.f. heeft toen, met het oog op de toekomst, het bouwplan van VDL overgenomen. De v.o.f. is vervolgens omgezet in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Langestraat Verhuur & Service B.V. (bijlage 3). Deze onderneming heeft alle rechten en plichten van de v.o.f. overgenomen. Als kernactiviteit heeft Langestraat Verhuur & Service het uitoefenen van een hoveniersbedrijf. In eerste instantie verrichtte zij voor een klein gedeelte grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden. Dat heeft zij in het kader van de bouwvergunningaanvraag ook aan de DCMR Milieudienst Rijnmond bericht bij brief van 14 september 2000 (bijlage 4). Deze brief maakt onderdeel uit van de bouwvergunning die burgemeester en wethouders uiteindelijk aan Langestraat Verhuur & Service hebben verleend. De grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden worden momenteel uitgeoefend door Langestraat Grond- Weg- en Waterbouw B.V., welke B.V. na de Verhuur & Service B.V. is opgericht (bijlage 5). Deze grond-, weg- en waterbouwactiviteiten zijn ondergeschikt aan de hoveniersactiviteiten van Langestraat. Dat Langestraat Verhuur & Service hoofdzakelijk hoveniersactiviteiten verricht, blijkt ook uit de brief met bijlagen die ik op 22 juli 2002 aan uw medewerkers, mevrouw mr. H.E. Jansen-van der Hoek en de heer F.J.M. de Reus, heb toegestuurd (bijlage 6). 85% van het terrein aan de Prinsenweg 7a wordt door het hoveniersbedrijf gebruikt. Uit deze stukken blijkt ook dat de grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden uitsluitend op locatie worden verricht. Langestraat Grond- Weg- en Waterbouw B.V. gebruikt de loods dan ook uitsluitend als opslagplaats voor materiaal en materieel. De loods bestaat uit drie hallen die oorspronkelijk door Langestraat en VDL gezamenlijk gebruikt zouden gaan worden. Door het vertrek van VDL had Langestraat (Onroerend Goed B.V.) een loods die te groot was voor haar eigen activiteiten. Zij heeft om die reden 1 hal (de kleinste) in twee delen opgesplitst. Eén deel is verkocht aan Bakker Bouw B.V. met wie Langestraat Verhuur & Service al jaren samenwerkt ter ondersteuning van haar hoveniersactiviteiten. Bakker Bouw gebruikt de ruimte in de loods uitsluitend als opslagplaats. Daadwerkelijke bouwactiviteiten worden uitsluitend op locatie verricht. Eind 2001 hebben burgemeester en wethouders van uw gemeente Langestraat echter bericht dat de loods uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van een hoveniersbedrijf. De overige activiteiten zouden niet zijn toegestaan. Naar aanleiding daarvan is een bezwaarschrift- en een voorlopige voorzieningenprocedure gevoerd. Tijdens de zitting bij de rechtbank is vast komen te staan dat uw gemeente geen bezwaren heeft tegen andere activiteiten dan hoveniersactiviteiten, zolang die activiteiten van ondergeschikt belang zijn aan de hoveniersactiviteiten (bijlage 7). Vervolgens is er tussen uw gemeente en Langestraat overleg gepleegd over de mogelijkheden van legalisering van de activiteiten op het perceel Prinsenweg 7a voor zover die activiteiten niet als hoveniersactiviteiten of aanverwante activiteiten aan te merken zouden zijn. In dat verband
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
68
heeft er op 15 juli 2002 een bespreking plaatsgevonden tussen Langestraat, ondergetekende en uw medewerkers, mevrouw mr. H.E. Jansen-van der Hoek en de heer F.J.M. de Reus. Naar aanleiding daarvan is op 22 juli 2002 nog eens schriftelijk aan deze medewerkers uiteengezet dat het perceel aan de Prinsenweg 7a met name gebruikt wordt voor hoveniersactiviteiten en dat de overige activiteiten daaraan ondergeschikt zijn (zie bijlage 6). Op 22 november 2002 heeft mevrouw mr. Jansen-van der Hoek ondergetekende bevestigd dat de "niet-hoveniersactiviteiten" op de Prinsenweg 7a zijn toegestaan, zolang er maar hoofdzakelijk hoveniersactiviteiten plaatsvinden (bijlage 8). Aangezien dat het geval was en is, is het daarna stil gebleven. Uw gemeente heeft het ontwerpbestemmingsplan – terecht – willen aangrijpen om de situatie definitief te regelen, zodat daarover geen discussie meer zou kunnen ontstaan. Dat is ook conform de brief van burgemeester en wethouders aan VDL d.d. 25 januari 1999 waarin is aangegeven dat één en ander bij de herziening van het bestemmingsplan zou worden meegenomen. In het kader van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft Langestraat eind maart, begin april 2006 een uitnodiging van uw gemeente ontvangen om te komen praten over de wijze waarop de situatie kon worden "gelegaliseerd". In juni 2006 heeft dat gesprek plaatsgevonden. Daarbij heeft de heer A.B. Langestraat namens cliënten nogmaals aangegeven wat de huidige activiteiten op het perceel Prinsenweg 7 zijn en dat de bestemming hoveniersbedrijf categorie 3 niet "de volledige lading dekt". Hij heeft dat ook nog eens schriftelijk aangegeven (bijlage 9) . Daarbij heeft hij dringend verzocht om de bestemming in het ontwerpplan dusdanig aan te passen dat van bewerkelijk illegale activiteiten niet langer sprake zou zijn. Aan dat verzoek zou gehoor worden gegeven. Thans hebben cliënten echter moeten constateren dat het perceel Prinsenweg 7a in het ontwerpbestemmingsplan nog steeds de bestemming hoveniersbedrijf categorie 3 heeft. Zij kunnen zich daarmee niet verenigen. Zienswijze/bezwaren Als het perceel Prinsenweg 7a in het bestemmingsplan Landelijk Gebied de bestemming hoveniersbedrijf categorie 3 krijgt, dan zouden de overige activiteiten die thans op dat perceel worden uitgeoefend in strijd met het bestemmingsplan zijn. Daarmee zou de hele discussie die enkele jaren geleden gevoerd is weer opnieuw kunnen beginnen. Dat is niet de bedoeling. Ook uw gemeente heeft aangegeven het bestemmingsplan te willen afstemmen op de huidige situatie bij Langestraat. Dat is door burgemeester en wethouders reeds in 1999 toegezegd, althans in ieder geval voor wat betreft de grond-, weg- en waterbouwactiviteiten (zie bijlage 1). Voor de overige activiteiten (het gebruik van een klein gedeelte van de loods door Bakker Bouw) is door uw gemeente eveneens toegezegd om het bestemmingsplan daarop af te stemmen. Gelet op het vorenstaande is Langestraat van mening dat in het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied een zodanige bestemming aan het perceel Prinsenweg 7a gegeven dient te worden, dat het bestemmingsplan wordt afgestemd op het huidige gebruik van dit perceel door cliënten en derden. Voor wat betreft de grond-, weg- en waterbouwtak binnen Langestraat geldt dat het afstemmen van het bestemmingplan op deze activiteiten conform de door uw gemeente gedane toezeggingen is (zie bijlage 1). Daarnaast geldt dat de grond-, weg- en waterbouwtak binnen Langestraat van ondergeschikt belang is aan de hoveniersactiviteiten van Langestraat (zie bijlage 6). Volgens medewerkers van uw eigen gemeente zijn de grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden in dat geval ook gewoon toegestaan (zie bijlagen 7 en 8). Bovendien is de grond-, weg- en waterbouwtak van Langestraat voor het milieu en de omgeving niet meer belastend dan het hoveniersbedrijf. Het grond- weg-, en waterbouwbedrijf gebruikt de loods immers alleen als opslagruimte. Daarbij gaat het om een oppervlakte van minder dan 1.000 m². Op grond van de staat van bedrijfsactiviteiten valt een grond-, weg- en waterbouwbedrijf van een dergelijke geringe omvang in categorie 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten. Aangezien er reeds een hoveniersbedrijf van categorie 3 is toegestaan, valt niet in te zien waarom een bedrijf van een categorie lager op bezwaren zou stuiten. Daarbij komt dat de betreffende omgeving rondom de Prinsenweg zal worden gebruikt voor intensieve glastuinbouw welke activiteiten zwaarder op de omgeving drukken dan het grond-, weg- en waterbouwbedrijf van Langestraat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
69
Vorenstaande argumenten zijn eveneens van toepassing op de activiteiten van Bakker Bouw. Kortom, er bestaan geen bezwaren tegen afstemming van het bestemmingsplan op de "niet-hoveniersactiviteiten" die thans op het perceel Prinsenweg 7a te Vierpolders plaatsvinden. In de ogen van cliënten zou in het bestemmingsplan Landelijk Gebied aan het perceel Prinsenweg 7a naast de bestemming hoveniersbedrijf categorie 3, tevens de subbestemming aannemingsbedrijf categorie 2 of 3 gegeven moeten worden. Zij pleegt daarover echter graag eerst overleg met uw gemeente. Voor zover uw gemeenteraad van oordeel mocht zijn dat er geen andere bestemming aan het perceel Prinsenweg 7a gegeven kan of mag worden, dan de bestemming hoveniersbedrijf categorie 3, verzoekt Langestraat uw gemeenteraad en/of het college van burgemeester en wethouders om een schriftelijke gedoogverklaring af te geven waaruit blijkt dat de huidige activiteiten op het perceel Prinsenweg 7a te Vierpolders, zoals die hiervoor en in de bijlagen zijn beschreven, gedoogd zullen worden en dat er niet handhavend tegen Langestraat en/of derden die thans in de loods gevestigd zijn, opgetreden zal worden. Ook niet als Langestraat delen van de loods aan andere derden verhuurt, zolang dat gebruik maar ondergeschikt is aan de hoveniersactiviteiten van Langestraat. Strijd met rechtszekerheid/gerechtvaardigd vertrouwen Indien en voor zover het bestemmingsplan Landelijk Gebied niet conform de wensen van Langestraat wordt aangepast en/of de gevraagde gedoogverklaring niet wordt afgegeven, handelt uw gemeente in strijd met het bij Langestraat gewekte, gerechtvaardigde vertrouwen dat er andere activiteiten dan hoveniersactiviteiten zijn toegestaan op het perceel Prinsenweg 7a. Daartoe merkt Langestraat het volgende op. In de eerste plaats wijst Langestraat nogmaals op de brief van burgemeester en wethouders aan VDL d.d. 25 februari 1999 (zie bijlage 1). Destijds bestonden er kennelijk geen bezwaren tegen het feit dat er geen hoveniersbedrijf, maar een aannemingsbedrijf op het gebied van de grond-, weg- waterbouw in de bedrijfshal gevestigd zou worden. In die brief is zelfs door burgemeester en wethouders aangekondigd dat één en ander zou worden meegenomen in de herziening van het bestemmingsplan. Dat is voorafgaand aan het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan nogmaals door diverse medewerkers van uw gemeente aan Langestraat kenbaar gemaakt, zodat Langestraat erop mocht vertrouwen dat dit ook daadwerkelijk zou gebeuren. Uit de reeds genoemde en overgelegde stukken blijkt ook dat uw gemeente er geen problemen mee had en heeft dat er andere activiteiten dan hoveniersactiviteiten op het perceel Prinsenweg 7a worden uitgeoefend, zolang die activiteiten maar ondergeschikt zijn aan de hoveniersactiviteiten (zie bijlagen 7 en 8). Dat de overige activiteiten op het perceel Prinsenweg 7a aan de hoveniersactiviteiten ondergeschikt zijn, blijkt uit bijlage 6. Daarbij komt dat Langestraat zelf ook altijd al grond-, weg- en waterbouwactiviteiten heeft verricht vanaf eind jaren ’80 van de vorige eeuw. Dat deed zij vanaf de Prinsenweg 7a. Uw gemeente was daarmee bekend en heeft daarvan ook nimmer een probleem gemaakt. Tenslotte heeft Langestraat in het kader van de bouwvergunningaanvraag voor de loods aan uw gemeente kenbaar gemaakt dat hij de loods gedeeltelijk aan derden zou verhuren. Dat was geen probleem. Langestraat benadrukt hier nogmaals dat ook de activiteiten van deze derden ondergeschikt zijn aan het hoveniersbedrijf van Langestraat. Op grond van het vorenstaande mocht Langestraat er vanuit gaan dat de "niet-hoveniersactiviteiten" zoals die thans op het perceel Prinsenweg 7a plaatsvinden, waren en zijn toegestaan. Indien het bestemmingsplan niet wordt aangepast zoals door Langestraat voorgestaan en/of de gevraagde gedoogverklaring wordt geweigerd en uw gemeente zich op het standpunt stelt ook onder het bestemmingsplan Landelijk Gebied uitsluitend hoveniersactiviteiten zijn toegestaan op het perceel Prinsenweg 7a, handelt uw gemeente − gelet op het vorenstaande − in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en daarmee onrechtmatig jegens Langestraat. Conclusies Gelet op het vorenstaande zijn cliënten van mening dat hun zienswijze gegrond dient te worden verklaard en verzoeken zij uw gemeenteraad om: Primair: het bestemmingsplan Landelijk Gebied af te stemmen op de huidige activiteiten aan het perceel Prinsenweg 7a door in het bestemmingsplan voor dat perceel naast de bestemming ho-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
70
veniersbedrijf categorie 3 zodanige subbestemmingen op te nemen dat alle overige activiteiten zoals die thans op dit perceel plaatsvinden en hiervoor en in de bijlagen zijn omschreven, in overeenstemming met het bestemmingsplan zijn. Subsidiair: een schriftelijke gedoogverklaring aan Langestraat af te geven waaruit blijkt dat uw gemeente de huidige activiteiten op het perceel Prinsenweg 7a te Vierpolders gedoogt en daartegen niet handhavend op zal treden en ook de verhuur van delen van de loods aan derden zal gedogen, zolang de activiteiten van die derden maar ondergeschikt zijn aan de hoveniersactiviteiten van Langestraat. Cliënten en ondergetekende zijn bereid het vorenstaande in een persoonlijk gesprek nader toe te lichten. Uw nadere berichten zie ik met belangstelling tegemoet. Beantwoording In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Vierpolders heeft het perceel, plaatselijk bekend Prinsenweg 7 te Vierpolders, de bestemming "A, Agrarische doeleinden". Deze gronden zijn bestemd voor land- en tuinbouwbedrijven en mogen uitsluitend bebouwd worden met bouwwerken ten behoeve van voornoemde bestemming. Naar aanleiding van een verzoek van Aannemingsbedrijf VDL bv is bij brief van 25 februari 1999 aan verzoeker meegedeeld dat na indiening van een aanvraag om bouwvergunning medewerking verleend zal worden aan het verzoek om een loods van 1.000 m² te bouwen op het onderhavige perceel. Op grond van voornoemde brief heeft verzoeker op 20 november 2000 een aanvraag om bouwvergunning ingediend. Omdat het ingediende bouwplan in strijd is met het op 27 november 2000 vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Vierpolders is op 26 juni 2001, verzonden 2 juli 2001, een verklaring van geen bezwaar aangevraagd bij de provincie Zuid-Holland om een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen. Op 4 december 2001 is de bouwvergunning, inclusief een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 WRO, verleend voor het bouwen van een bedrijfshal met kantoren. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak d.d. 13 juni 2002, kenmerk VBOUW 02/1041NAV en VBOUW 02/1042-NAV bevestigd dat de bouwvergunning, onder toepassing van artikel 19, lid 1 WRO, verleend is voor een bedrijfshal ten behoeve van een hoveniersbedrijf. Tevens heeft de voorzieningenrechter bevestigd dat verzoeker bij de aanvraag om bouwvergunning of in de loop van de procedure niet kenbaar heeft gemaakt dat de te bouwen loods tevens benut zou worden ten behoeve van haar eigen weg- en waterbouwactiviteiten en verhuurd zou gaan worden aan bedrijven, niet zijnde hoveniersbedrijven, en dat in verband daarmee om vrijstelling verzocht werd. Bij brief van 6 december 2001 is verzoeker eveneens meegedeeld dat verhuur aan een ander bedrijf dan een hoveniersbedrijf niet is toegestaan en dat slechts indien de verhuur geschiedt aan een hoveniersbedrijf daartegen niet zal worden opgetreden. Uit het voorgaande blijkt dat elk gebruik van de gronden en de bedrijfshal met kantoren anders dan de verleende vrijstelling ex artikel 19, lid 1 WRO, in strijd is met het vigerende bestemmingsplan en dat verzoeker altijd op de hoogte is gesteld van het standpunt van de gemeente Brielle in deze. Ondanks het tijdelijk gedogen van de huidige situatie, bestaat er geen bereidheid deze nu positief te bestemmen. De reden hiervoor is dat wij van mening zijn dat genoemde bedrijven thuishoren op een bedrijventerrein en niet in het buitengebied. Een verdere uitbreiding van de activiteiten dan alleen hoveniersactiviteiten is derhalve niet wenselijk. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
65. Den Hollander Advocaten namens Kwekerij J.J.M. van Adrichem, Hoonaardweg 8, 3231 LD Brielle (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Sinds medio oktober ligt het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied ter inzage. Dit bestemmingsplan voorziet in een geheel nieuwe regeling van het grondgebruik in het buitengebied van uw gemeente. Het plan vervangt de bestaande bestemmingsplannen die in de loop der jaren in werking zijn getreden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
71
Namens de maatschap Kwekerij J.J.M. van Adrichem, gevestigd aan de Hoonaardweg 8 te 3231 LD Brielle, maak ik gebruik van de mogelijkheid om tegen het ontwerp van het bestemmingsplan zienswijzen in te dienen. Cliënte ziet zich daartoe gedwongen, omdat het ontwerp voor haar glastuinbouwbedrijf tot ingrijpende beperkingen zal leiden. Cliënte wil zich daarbij niet neerleggen. Ik zal de bezwaren van cliënte hierna uiteenzetten en toelichten. Ik zal echter eerst de feitelijke situatie van het bedrijf beschrijven. 1. Feiten ./. Cliënte exploiteert aan de Hoonaardweg 8 een glastuinbouwbedrijf. De ligging van het bedrijf heb ik op de bijgevoegde kaart (een kopie van de plankaart) aangegeven. De locatie ligt ten noordwesten van de kern Brielle, op een afstand van ongeveer een kilometer van de stad. Het bedrijf van cliënte is gespecialiseerd in de groenteteelt (paprika’s) maar zal binnenkort overschakelen op de teelt van orchideeën. De totale oppervlakte glas bedraagt ongeveer 3,5 ha. Cliënte heeft concrete plannen voor het vergroten van haar bedrijf. Na realisering van deze plannen zou de oppervlakte glas 7,4 ha moeten bedragen. Het ontwerpbestemmingsplan maakt realisering van deze plannen onmogelijk. Weliswaar valt de locatie aan de Hoonaardweg binnen één van de doorgroeigebieden voor glastuinbouw, de beperkingen die burgemeester en wethouders vervolgens in de voorschriften hebben opgenomen, maken de aanwijzing tot doorgroeigebied nagenoeg zinloos. De zienswijze richt zich dan ook volledig tegen deze beperkingen. 2. Gronden In het ontwerp zijn de gronden van cliënte bestemd voor agrarische doeleinden. Daarnaast hebben burgemeester en wethouders een subbestemming opgenomen voor glastuinbouw. Uit de plankaart blijkt verder dat op de gronden ook een medebestemming voor archeologisch waardevol gebied van toepassing is. Uit de zoneringskaart volgt dat het bedrijf van cliënte binnen de zone AG3 valt, één van de drie zones in het buitengebied die zijn aangewezen als doorgroeigebied voor glastuinbouw. De bezwaren van cliënte tegen deze wijze van bestemmen en, vooral, tegen de beperkingen in de voorschriften, zal ik in aparte paragrafen uitwerken. 2.1 Bezwaren tegen de bebouwingsvoorschriften bij de bestemming agrarische doeleinden In artikel 3, vierde lid onder f zijn gedetailleerde bebouwingsvoorschriften opgenomen. Daaronder bevindt zich ook een regeling voor de maximale oppervlakte aan kassen ter plaatse van de subbestemming voor glastuinbouw. De maximale oppervlakte bedraagt per bedrijf 3 ha. Cliënte kan zich met deze norm uiteraard niet verenigen. Aangezien zij momenteel al over 3,5 ha glas beschikt, is elke verdere vorm van uitbreiding uitgesloten. De "overmaat" van een halve ha is dan weliswaar ingevolge artikel 38 van de voorschriften niet onder het overgangsrecht gebracht, dat neemt niet weg dat het bedrijf van cliënte niet meer kan vergroten. De ligging in de doorgroeilocatie (zie hierna onder paragraaf 2.2) doet daaraan niet af. Ik wijs er nadrukkelijk op dat cliënte concrete uitbreidingsplannen heeft. Deze plannen zijn in ontwerp gereed. Ik zal u binnenkort een kopie van de tekeningen nazenden. De plannen voorzien in een verdubbeling van een oppervlakte naar 7,4 ha en houden direct verband met de omschakeling van groenteteelt (paprika’s) naar bloementeelt (orchideeën). Voor de continuïteit en de verdere bedrijfsontwikkeling is omschakeling en schaalvergroting onontkoombaar. Dit klemt te meer omdat het bedrijf van cliënte binnenkort de keuze moet maken om te investeren in verband met het gebruik van restwarmte en CO2 uit de Botlek. Deze investeringen zijn alleen haalbaar als vergroting van de oppervlakte wordt toegelaten. Het is voor cliënte onbegrijpelijk dat burgemeester en wethouders met deze komende ontwikkeling geen rekening hebben gehouden, te meer omdat dit project in belangrijke mate bijdraagt aan duurzame glastuinbouw. De oppervlaktenorm van 3 ha dient dan ook te worden geschrapt. Behalve de oppervlakte is in lid 4 onder f ook de goot- en de bouwhoogte begrensd: de goothoogte mag niet meer dan 4,35 m bedragen, de totale bouwhoogte niet meer dan 6 m. Ook met deze normen kan cliënte zich niet verenigen, al was het maar omdat de goothoogte van de bestaande kassen al meer dan 4,35 m bedraagt. De regeling houdt geen rekening met de maatvoeringen die anno 2006 gebruikelijk zijn. Zo heeft een moderne kas standaard een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 8 m. Deze hoogten behoren bij recht te worden toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
72
Daarvoor is reden te meer, omdat tuinders hogere kassen moeten bouwen als gevolg van technische voorzieningen op het gebied van het kasklimaat en de beperking van emissies (het tegengaan van lichthinder, het verminderen van warmte-emissie en dergelijke). De normen in lid 4 onder f dienen aan de moderne inzichten te worden aangepast: een maximale goothoogte (bij recht) van 6 m en een maximale bouwhoogte (ook bij recht) van 8 m. In de tabel van het vierde lid onder f van artikel 3 is verder ook de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde begrensd en wel op 3 m. Cliënte is van oordeel dat ook deze hoogte te beperkend is. Ook hier geldt opnieuw dat deze norm de ontwikkelingen in de moderne glastuinbouw miskent. Zo is voor een warmtekrachtkoppeling een tank vereist die, inclusief de fundering, als regel minimaal 4 m hoog is. De maat van 3 m is zodoende ontoereikend. De moderne techniek van warmtekrachtkoppeling is tegenwoordig in de glastuinbouw gemeengoed. In dit verband geldt voor cliënte in het bijzonder nog dat de maat van 3 m het oprichten van een koelvoorziening onmogelijk maakt. Voor de overschakeling op de teelt van orchideeën dient in de kas een constante temperatuur van 18° Celsius te heersen. Dat betekent dat in het voorjaar en de zomer de lucht gekoeld moet worden. De technische voorziening die daarvoor noodzakelijk is, heeft een hoogte van 6 m. In de voorschriften dient (bij recht) met de hoogte rekening gehouden te worden. In ieder geval behoort ten minste een vrijstellingsbevoegdheid te worden toegevoegd. 2.2 Bezwaren tegen de voorschriften van de doorgroeilocatie In artikel 24 van de voorschriften hebben burgemeester en wethouders de regeling vastgelegd voor de doorgroeilocatie AG3. De regeling komt erop neer dat het gebied in de omgeving van de Hoonaardweg en de Oosterlandseweg als een clustergebied is aangemerkt waarbinnen de bestaande bedrijven behouden kunnen blijven. Met behulp van een wijzigingsbevoegdheid kan de oppervlakte worden uitgebreid en kunnen ook de goot- en bouwhoogte worden vergroot. Anders dan de aanduiding als doorgroeilocatie suggereert, staat de regeling voor het bedrijf van cliënte echter geen vergroting toe. In lid 7 van artikel 24 is immers niet geregeld dat de oppervlakte van de kassen meer dan 3,5 ha mag bedragen. Voor cliënte biedt de regeling dan ook geen soelaas. In zoverre heeft de aanwijzing als doorgroeilocatie zelfs geen enkele meerwaarde. Cliënte stelt zich op standpunt dat in deze bepaling expliciet vastgelegd moet worden – conform het bepaalde in het eerste lid van artikel 24 – dat geen beperking aan de oppervlakte van kassen moet worden gesteld. Daarvoor is te minder reden, nu in lid 7 ook is vastgelegd dat nieuw glas niet eerder kan worden gerealiseerd dan nadat een afschermende groenstrook is aangebracht. Cliënte ziet niet in wat de meerwaarde is van een begrenzing van de oppervlakte aan glas als dit glas door middel van beplanting in het landschap is ingepast. Cliënte heeft verder ook bezwaren tegen het bepaalde in lid 7 sub b van artikel 24. Deze bepaling komt erop neer dat eerst een groenstrook moet zijn gerealiseerd voordat burgemeester en wethouders tot wijziging overgaan. Een dergelijke bepaling is onredelijk bezwarend. Het wijzigen van de bestemming is krachtens het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te allen tijde een bevoegdheid, zodat cliënte nooit kan afdwingen dat het college daadwerkelijk tot wijziging overgaat. Intussen moet wel eerst een groenstrook zijn aangebracht. De verplichting tot voorafgaande realisering zonder dat enig recht op wijziging bestaat, is daarom niet aanvaardbaar. De desbetreffende bepaling dient te worden geschrapt. In plaats daarvan kunnen burgemeester en wethouders aan de bouwvergunning de voorwaarde verbinden dat de kas (binnen de bestemming groenvoorziening) moet worden ingeplant. Ik wijs er overigens nog op dat aan de oostzijde van het doorgroeigebied al grotendeels een groenstrook aanwezig is. Daarnaast wenst cliënte te benadrukken dat zij op zichzelf geen bezwaren heeft tegen de eis van inplanting van de kassen. De nu opgenomen regeling schept voor haar evenwel eenzijdig louter verplichtingen. Cliënte kan zich evenmin verenigen met de vrijstellingsbevoegdheid in lid 8 van artikel 24. Deze bepaling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders de goot- en bouwhoogte van kassen tot 6, respectievelijk 8 m verhogen. De bevoegdheid kan alleen worden gebruikt als de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond en een deskundigenadvies is uitgebracht. Deze regeling is in de ogen van cliënte overbodig en ook onnodig bezwarend. Zoals ik in de vorige paragraaf al heb aangetoond, bedraagt de goothoogte van moderne kassen al enige tijd 6 m en is de bouwhoogte als regel 8 m. Lagere kassen zijn niet of nauwelijks meer op de markt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
73
De noodzaak voor hogere kassen houdt direct verband met de bestaande eisen op het gebied van de milieuregelgeving. Lid 8 dient daarom te worden geschrapt. 2.3 Bezwaren tegen de medebestemming voor archeologisch waardevol gebied Een groot deel van het westelijke plangebied is aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Burgemeester en wethouders hebben deze aanwijzing in de voorschriften van het bestemmingsplan verwerkt door in artikel 19 een medebestemming op te nemen. De regeling komt erop neer dat op gronden met de medebestemming, niet voor de andere bestemming (ingeval van cliënte: de agrarische bestemming voor glastuinbouw) mag worden gebouwd dan nadat binnenplanse vrijstelling is verleend. Deze vrijstelling is afhankelijk van archeologisch onderzoek, waarvan de rapportage door het college is goedgekeurd. Cliënte stelt zich op het standpunt dat deze regeling in strijd met artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is. Uit de aard van de binnenplanse vrijstelling vloeit voort dat alleen op ondergeschikte delen van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Daarvan is geen sprake als met behulp van de vrijstelling een volledig bouwverbod wordt opgeheven. Bovendien is een medebestemming (hier: de medebestemming voor archeologisch waardevol gebied) naar haar aard ondergeschikt aan de bestemming voor agrarische doeleinden. Daarmee verdraagt zich niet dat in de medebestemming een voorwaardelijke regeling is opgenomen die de gebruiksmogelijkheden (in ruime zin) van de agrarische bestemming blokkeert. 3. Conclusies Op grond van de bovengenoemde argumenten kom ik tot de slotsom dat het ontwerp van het bestemmingsplan niet ongewijzigd kan worden vastgesteld. Namens cliënte verzoek ik u daarom rekening te houden met de bezwaren die ik in deze zienswijze heb verwoord. Beantwoording 2.1 Bezwaren tegen de bebouwingsvoorschriften In de bestemming op perceelsniveau is een maximale oppervlakte van glastuinbouwbedrijven van 3 ha genoemd. Op gebiedsniveau kan de oppervlakte worden vergroot door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 24, voorschrift 7. In hetzelfde artikel is een vrijstelling opgenomen om de goot- en bouwhoogte te vergroten tot 6 respectievelijk 8 m. Het vergroten van goot- en bouwhoogten kan een landschappelijke aantasting tot gevolg hebben, anderzijds kan het vergroten van de hoogte noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering. Daarom willen burgemeester en wethouders het landschappelijk belang tegen het agrarisch belang kunnen afwegen en het vergroten van goot- en bouwhoogte kunnen toetsten aan de mate van duurzaamheid van het glastuinbouwbedrijf. De hoogte van bouwwerken voor warmtekrachtkoppeling (wateropslagtanks) is op een hoogte van 12 m gesteld en daarmee toereikend voor een modern glastuinbouwbedrijf. De voorschriften zullen worden aangepast zodat ook koelinstallaties met een grotere hoogte dan 3 m kunnen worden toegestaan. 2.2 Bezwaren tegen de voorschriften voor doorgroeimogelijkheden Niet duidelijk is waarom reclamant denkt niet meer te kunnen uitbreiden. Artikel 24 lid 7 is juist bedoeld voor uitbreiding, onder meer voor het bedrijf van reclamant. Hieraan zijn geen beperkingen gesteld, behoudens dat de uitbreiding niet meer kan bedragen dan het gebied waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft (zone AG3). De gemeente koppelt daaraan de voorwaarden dat het gebied landschappelijk wordt ingepast. Met het voorstel van reclamant om de volgtijdelijkheid van de wijzigingsbevoegdheden achterwege te laten en de groenvoorziening als voorwaarde te stellen voor uitbreiding, kan de gemeente niet instemmen. Juist volgens het voorstel van reclamant is een groenvoorziening niet meer af te dwingen, als eenmaal bouwvergunning is verleend. Indien een groenvoorziening wordt aangelegd, zal de gemeente ook de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van het glas toepassen, indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit past ook volledig in het beleid dat de gemeente met betrekking tot glastuinbouw wil voeren. De gemeente is van oordeel dat een hogere bouwhoogte alleen kan worden toegestaan, als dit vanuit een duurzame bedrijfsvoering noodzakelijk is. Om die reden is een vrijstellingsbepaling opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
74
2.3 Archeologisch waardevol gebied De gemeente kan zich niet vinden in de redenering van reclamant. Uit jurisprudentie blijkt dat de voorschriften met betrekking tot archeologie acceptabel zijn en niet in strijd zijn met artikel 15 WRO. Daarnaast is een medebestemming niet ondergeschikt, maar nevengeschikt aan andere bestemmingen die op hetzelfde gebied rusten. Het bezwaar is ongegrond. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
66. Den Hollander Advocaten namens Handelkwekerij De Riethof en namens Hooger Woude B.V., Beiden Kloosterweg 52, 3232 LC Brielle (schriftelijk ingekomen 23 november 2006) Zienswijze (22 november 2006 per fax) Sinds medio oktober ligt het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied ter inzage. Dit bestemmingsplan voorziet in een geheel nieuwe regeling van het grondgebruik in het buitengebied van uw gemeente. Het plan vervangt de bestaande bestemmingsplannen die in de loop der jaren in werking zijn getreden. Namens de Handelskwekerij De Riethof en namens Hooger Woude B.V., beiden gevestigd aan de Kloosterweg 52 te 3232 LC Brielle, maak ik gebruik van de mogelijkheid om tegen het ontwerp van het bestemmingsplan zienswijzen in te dienen. Cliënten zien zich daartoe gedwongen, omdat het ontwerp voor hun bedrijven tot ingrijpende beperkingen leidt . Zij wensen zich daarbij niet neer te leggen. Ik zal de bezwaren van cliënten hierna uiteenzetten en toelichten. Ik zal eerst de feitelijke situatie van de bedrijven beschrijven. 1. Feiten Cliënten beschikken aan de Kloosterweg over drie aparte glastuinbouwbedrijven. Deze bedrijven zijn gevestigd aan de Kloosterweg 52 en 52a, achter het perceel aan de Kloosterweg 50 en achter het perceel aan de Kloosterweg 44. Bovendien heeft De Riethof ook aan de Achterdijk 32 in Vierpolders nog een apart bedrijf. De locaties aan de Kloosterweg liggen ten zuiden van de kern Brielle, het bedrijf aan de Achterdijk ligt in het zogeheten glasconcentratiegebied bij Vierpolders. De bedrijven van cliënten zijn als één van de weinigen in Nederland gespecialiseerd in de teelt van hortensia’s. Ik wijs erop dat de locaties aan de Kloosterweg nog maar enkele jaren geleden zijn aangekocht. Op één van de locaties is een tuincentrum gevestigd. Cliënten hebben concrete plannen voor het vergroten van hun bedrijven. Cliënte De Riethof heeft onlangs een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor het vergroten van de oppervlakte glas met ruim zesduizend m². Deze vergunning – de aanvraag ziet op een kas gelegen achter de Kloosterweg 44 – is door burgemeester en wethouders bij besluit van 18 juli 2006 geweigerd. Momenteel is het bezwaarschrift tegen dit besluit in behandeling. Ook van cliënte Hooger Woude B.V. werd op 18 juli jongstleden een aangevraagde bouwvergunning afgewezen. Deze aanvraag betrof het vernieuwen van de stookruimte en het plaatsen van een warmteopslagtank, beide voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van het bedrijf. Ook tegen dit besluit is een bezwaarschrift aanhangig. Aangezien in het ontwerp de zojuist omschreven plannen definitief onmogelijk worden gemaakt, kunnen cliënten zich niet met het nieuwe bestemmingsplan verenigen. Het bedrijf aan de Achterdijk is een bestaand glastuinbouwbedrijf. De Riethof beschikt hier in totaal over circa 3,5 ha glas. Ook al valt dit bedrijf binnen het glasconcentratiegebied, in de voorschriften van het ontwerpbestemmingsplan hebben burgemeester en wethouders zodanige beperkingen opgenomen dat cliënte voorziet dat zij in de verdere ontwikkeling van haar bedrijf zal worden belemmerd. De zienswijze richt zich zodoende mede tegen deze beperkingen. 2. Gronden Ik zal de bezwaren van cliënten onderverdelen in twee aparte paragrafen. In paragraaf 2.1 komen de bezwaren aan bod die gelden voor de bedrijven aan de Kloosterweg, in paragraaf 2.2 zal ik apart ingaan op de bezwaren tegen de bestemmingsregeling aan de Achterdijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
75
2.1 Bedrijven aan de Kloosterweg In het ontwerp van het bestemmingsplan hebben burgemeester en wethouders de gronden die horen bij De Riethof deels bestemd voor agrarische doeleinden, deels voor een agrarisch bouwperceel, deels voor een sierteeltbedrijf en deels ook voor woondoeleinden. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is deze bestemmingsregeling een ingrijpende verandering. Het geldende bestemmingsplan bestemt de gronden immers voor kassenbouw, respectievelijk voor een tuincentrum. Op grond van de geldende voorschriften mag de oppervlakte aan kassen in totaal 3 ha bedragen. In het ontwerp is kassenbouw geheel uitgesloten en is ook de bestemming voor tuincentrum geschrapt. Iets soortgelijks geldt voor de gronden van Hooger Woude B.V. Waar in het geldende bestemmingsplan tot 1,5 ha kassen mogen worden opgericht, is in het ontwerp de bouw van kassen volledig verboden. Voor cliënten zijn de bovengenoemde bestemmingen niet aanvaardbaar. Het ontwerp heeft immers tot gevolg dat de bestaande bebouwing, waaronder ook de kassen, worden wegbestemd. Feitelijk en juridisch is het gevolg dat de glastuinbouwbedrijven moeten verdwijnen. Op dit punt is het ontwerp in strijd met de rechtszekerheid. Het wegbestemmen van een bedrijf is naar geldend recht immers alleen toegestaan als vast staat dat gedurende de periode waarvoor het bestemmingsplan zal gelden (als regel is dat tien jaar) de nieuwe bestemming daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Dat is in casu allerminst zeker. Integendeel, cliënten exploiteren gezonde bedrijven, waarvan het voortbestaan niet zomaar mag worden geblokkeerd. Daarbij komt dat cliënten al enige tijd met burgemeester en wethouders in onderhandeling zijn om tot verplaatsing te komen. De onderhandelingen hebben tot op heden geen resultaat gehad. Dat heeft alles te maken met de geldelijke bijdrage van de gemeente. Het beleid mag dan gericht zijn op verplaatsing van bedrijven, de kosten daarvan zijn hoog. Juist de kennelijk gebrekkige middelen zijn debet aan de huidige impasse in de onderhandelingen. Zolang niet vast staat dat de bedrijven kunnen worden verplaatst, behoort de bestemming voor glastuinbouw intact te blijven, inclusief de geldende uitbreidingsmogelijkheden. De bedrijven van cliënten behoren bij de vaststelling alsnog een positieve bestemming te verkrijgen, eventueel gecombineerd met een wijzigingsbevoegdheid, waarvan alleen gebruik kan worden gemaakt bij verplaatsing. Het ontwerp dient in zoverre te worden aangepast. Cliënten zijn verder van oordeel dat het onderliggende beleid tot sanering van het glas onvoldoende is onderbouwd. Uit de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan volgt dat dit beleid voortkomt uit landschappelijke overwegingen. Zie ik het goed, dan zouden de kassen moeten verdwijnen, opdat de openheid van het landschap wordt hersteld. Dit beleid is echter in hoge mate illusoir. Aan de zuidkant van Brielle ligt de gemeentegrens juist ten zuiden van de gronden van cliënten. Daarachter begint het grondgebied van Westvoorne. Vast staat dat in deze polder, de polder Rugge, iets verderop volop bebouwing staat, ook in de vorm van aanzienlijke hoeveelheden glas. Het beleid om de bebouwing terug te dringen, heeft dan ook alleen zin als ook Westvoorne actief tot sanering van het glas overgaat. Of dat gebeurt, staat allerminst vast. Zolang een intergemeentelijke visie op dit gebied ontbreekt, is het saneren van glas aan de zuidrand van Brielle onnodig bezwarend en in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De bezwaren van cliënten richten zich verder tegen de medebestemming voor archeologisch waardevol gebied. Deze medebestemming rust ook op de gronden aan de Kloosterweg. Burgemeester en wethouders hebben deze aanwijzing in de voorschriften van het bestemmingsplan verwerkt door in artikel 19 een medebestemming op te nemen. De regeling komt erop neer dat op gronden met de medebestemming, niet voor de andere bestemming (ingeval van cliënten: de agrarische bestemming) mag worden gebouwd dan nadat binnenplanse vrijstelling is verleend. Deze vrijstelling is afhankelijk van archeologisch onderzoek, waarvan de rapportage door het college is goedgekeurd. Cliënten stellen zich op het standpunt dat deze regeling in strijd met artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is. Uit de aard van de binnenplanse vrijstelling vloeit voort dat alleen op ondergeschikte delen van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Daarvan is geen sprake als met behulp van de vrijstelling een volledig bouwverbod wordt opgeheven. Bovendien is een medebestemming (hier: de medebestemming voor archeologisch waardevol gebied) naar haar aard ondergeschikt aan de bestemming voor agrarische doeleinden. Daarmee verdraagt zich niet dat in de medebestemming een voorwaardelijke regeling is opgenomen die de gebruiksmogelijkheden (in ruime zin) van de agrarische bestemming blokkeert.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
76
Voor cliënte De Riethof geldt verder in het bijzonder dat de bestemming voor tuincentrum ten onrechte is geschrapt. Op grond van het geldende bestemmingsplan mag cliënte de gronden aan de Kloosterweg 52a voor dit doel gebruiken en tot een oppervlakte van 50% van het bestemmingsvlak bebouwen. In het nieuwe bestemmingsplan hebben burgemeester en wethouders de gronden bestemd voor agrarische doeleinden, voorzien van een bouwblok. Dit betekent dat, kort gezegd, alleen een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan. Daarmee is de bebouwing wegbestemd. Cliënte De Riethof kan zich met deze wijze van bestemmen niet verenigen. Niet alleen worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in onaanvaardbare mate beperkt, het beoogde grondgebruik is voor haar volstrekt ondoelmatig. Bovendien valt niet in te zien waarom aan de Kloosterweg een tuincentrum ruimtelijk niet aanvaardbaar zou zijn. De Kloosterweg sluit aan op de Rik en is als zodanig uitstekend bereikbaar. Daarbij komt dat de locatie aan de rand van Brielle is gelegen. Dit soort kernrandgebieden is bij uitstek geschikt als vestigingslocatie voor tuincentra. In het ontwerp van het bestemmingsplan is het wegbestemmen van het tuincentrum dan ook onvoldoende gemotiveerd. 2.2 Bestemmingsregeling Achterdijk In paragraaf 1 heb ik al aangegeven dat cliënte De Riethof aan de Achterdijk 32 ook over een glastuinbouwbedrijf beschikt. Uit de plankaart blijkt dat dit bedrijf bestemd is voor agrarische doeleinden, met de subbestemming voor glastuinbouw. Daarnaast is een bouwvlak op de kaart aangeduid. De locatie valt verder, zo blijkt uit de zoneringskaart, binnen het glasconcentratiegebied bij Vierpolders en is zodoende aangeduid als zone AG1. Ondanks deze positieve bestemming, heeft cliënte bezwaren tegen het ontwerp, zowel wat de begrenzing van de bestemmingen op de plankaart betreft als tegen enkele onderdelen van de voorschriften. Uit de plankaart blijkt dat het gedeelte van de gronden waarop de bedrijfswoning is gebouwd de nadere aanduiding voor een bouwvlak heeft gekregen. Deze begrenzing is echter zo gekozen, dat het bestaande bedrijfsgebouw buiten dit bouwvlak is gehouden. Het bewuste gebouw staat zodoende op gronden met de subbestemming voor glastuinbouw. ./. Cliënte kan zich met dit onderdeel van het ontwerp niet verenigen. De begrenzing van het bouwvlak is foutief. Op grond van het bepaalde in artikel 3, vierde lid aanhef en onder a mogen bedrijfsgebouwen namelijk uitsluitend binnen dit bouwvlak worden opgericht. De regeling in het ontwerp heeft tot gevolg dat het bestaande bedrijfsgebouw is wegbestemd. Aangezien het bedrijf gedurende de komende planperiode niet zal verdwijnen, is een zodanige wijze van bestemmen (opnieuw) in strijd met de rechtszekerheid. Het ontwerp dient op dit punt gewijzigd te worden vastgesteld. Op de bijgevoegde kopie van de plantekening is de gewenste begrenzing van het bouwvlak ingetekend. Cliënte heeft, los van het voorgaande, ook bezwaren tegen het onderscheid tussen een bouwvlak enerzijds en de subbestemming voor glastuinbouw anderzijds. Door dit onderscheid te maken, heeft cliënte niet meer de flexibiliteit uit het oude bestemmingsplan om bedrijfsgebouwen die geen kassen zijn, naar eigen inzicht te situeren. Het plan wordt daardoor onnodig star. Dit klemt te meer omdat uit artikel 24 van de voorschriften lijkt te volgen dat vergroting van het bouwvlak voor glastuinbouwbedrijven niet tot de mogelijkheden behoort. In ieder geval begrijpt cliënte de regeling in dit artikel zo, dat tenminste wijziging van de bestemming moet plaatsvinden. De noodzaak voor een dergelijke regeling ontbreekt echter geheel. Daarbij komt nog dat het wijzigen van de subbestemming voor glastuinbouw in een agrarisch bouwvlak gebonden is aan strikte criteria. Wijziging mag immers alleen plaatsvinden als dat voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is. Bovendien moet het college daartoe de agrarisch deskundige inschakelen. Vooral indien bijvoorbeeld een gedeelte van al bestaande kassen wordt opgeofferd voor de uitbreiding van een bedrijfsgebouw, valt niet in te zien waarom deze wijzigingsbevoegdheid aan dit soort criteria moet worden gebonden. Cliënte is van oordeel dat het onderscheid tussen bouwvlakken en de subbestemming voor de kassen moet vervallen, zeker binnen het glasconcentratiegebied. Daarvoor is reden te meer, nu binnen het concentratiegebied de oppervlakte van kassen niet aan een maximum is gebonden. Cliënte heeft verder bezwaren tegen het bepaalde in artikel 3, vierde lid aanhef en onder f. In de tabel die bij dit onderdeel van de voorschriften hoort, hebben burgemeester en wethouders de goot- en bouwhoogte begrensd. De goothoogte mag niet meer dan 4,35 m bedragen, de totale bouwhoogte van kassen is begrensd op 6 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
77
Met deze normen kan cliënte zich niet verenigen, omdat de goothoogte van de bestaande kassen al meer dan 4,35 m bedraagt. De regeling houdt geen rekening met de maatvoeringen die anno 2006 gebruikelijk zijn. Zo heeft een moderne kas standaard een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 8 m. Deze hoogten behoren bij recht te worden toegestaan. Daarvoor is reden te meer, omdat tuinders hogere kassen moeten bouwen als gevolg van technische voorzieningen op het gebied van het kasklimaat en de beperking van emissies (het tegengaan van lichthinder, het verminderen van warmte-emissie en dergelijke). De normen in lid 4 onder f dienen aan de moderne inzichten te worden aangepast: een maximale goothoogte (bij recht) van 6 m en een maximale bouwhoogte (ook bij recht) van 8 m. In de tabel van het vierde lid onder f van artikel 3 is verder ook de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde begrensd en wel op 3 m. Cliënte is van oordeel dat ook deze hoogte te beperkend is. Ook hier geldt opnieuw dat deze norm de ontwikkelingen in de moderne glastuinbouw miskent. Zo is voor een warmtekrachtkoppeling een tank vereist die, inclusief de fundering, als regel minimaal 4 m hoog is. De maat van 3 m is zodoende ontoereikend. De moderne techniek van warmtekrachtkoppeling is tegenwoordig in de glastuinbouw gemeengoed. Cliënte kan zich tot slot evenmin verenigen met de vrijstellingsbevoegdheid in lid 2 van artikel 24. Deze bepaling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders de goot- en bouwhoogte van kassen tot 7, respectievelijk 9 m verhogen. De bevoegdheid kan alleen worden gebruikt als de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond en een deskundigenadvies is uitgebracht. Deze regeling is in de ogen van cliënte overbodig en ook onnodig bezwarend. Zoals ik zojuist al heb aangetoond, bedraagt de goothoogte van moderne kassen al enige tijd 6 m en is de bouwhoogte als regel 8 m. Lagere kassen zijn niet of nauwelijks meer op de markt. De noodzaak voor hogere kassen houdt direct verband met de bestaande eisen op het gebied van de milieuregelgeving. Lid 2 dient daarom te worden geschrapt. 3. Conclusies Op grond van de bovengenoemde argumenten kom ik tot de slotsom dat het ontwerp van het bestemmingsplan niet ongewijzigd kan worden vastgesteld. Namens cliënten verzoek ik u daarom rekening te houden met de bezwaren die ik in deze zienswijze heb verwoord. Beantwoording 2.1 Glastuinbouwbedrijven aan de Kloosterweg Verwezen wordt naar paragraaf 2.1, algemeen. Het oorspronkelijke intensiveringsgebied aan de Kloosterweg is verkleind, om afstand te kunnen bewaren tot de bebouwde kom van Brielle, zodat bewoners van Brielle geen hinder ondervinden van glastuinbouwbedrijven. Om die reden zijn bedrijven van reclamant aan de Kloosterweg gesaneerd. De gemeente heeft getracht om met reclamant tot overeenstemming te komen. Vooralsnog is dat niet gelukt. De gemeente zal zich echter tot het uiterste inspannen, om alsnog tot overeenstemming te komen, die leidt tot sanering van betreffende glastuinbouwbedrijven. De gemeente heeft overigens voldoende middelen gereserveerd, zowel instrumenteel als financieel, om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zeker te stellen. De gemeente deelt de zienswijze van reclamant, dat er eerst een intergemeentelijke visie zou moeten worden opgesteld, niet. Deze visie is overigens in een andere vorm reeds aanwezig in de vorm van provinciaal beleid (zie streekplanuitwerking Voorne). Dit beleid geeft aan dat verspreid glas moet worden gesaneerd en dat duurzame glastuinbouw zich geconcentreerd in de daarvoor aangewezen locaties kan ontwikkelen. Voor beantwoording van de bezwaren tegen het archeologisch waardevol gebied, wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 65. Het tuincentrum is wegbestemd, omdat het betreffende bedrijf al enige tijd niet meer als zodanig in gebruik is. De bestemming Agrarische doeleinden ligt voor de hand, na het wegbestemmen van de glastuinbouw en het tuincentrum. 2.2 Glastuinbouwbedrijf Achterdijk Het niet maken van onderscheid tussen bouwvlakken en percelen waar kassen kunnen worden gesitueerd, is zinvol bij zeer grote en diepe kavels, waarbij de bedrijfsbebouwing om logistieke redenen centraal geplaatst worden. Dat is in dit glastuinbouwgebied niet aan de orde. De reden om bouwvlakken te hanteren heeft zowel stedenbouwkundige als praktische redenen. Het ste-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
78
denbouwkundig beeld is gebaat bij de ligging van bedrijfsbebouwing en -woningen aan de straatzijde. Bovendien kunnen door het hanteren van bouwvlakken, de oppervlakten voor kassen maximaal blijven. Daar komt bij dat de systematiek van bouwvlakken de nodige flexibiliteit kent. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen de bouwvlakken zo nodig worden vergroot of gewijzigd. Wel kan worden ingestemd met het wijzigen van de ligging van het bouwvlak conform het verzoek van reclamant. Voor beantwoording van de bezwaren tegen bouw- en goothoogten van kassen en bouwhoogten van bouwwerken wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 65. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
67. Den Hollander Advocaten namens Fa. T. en A. Bos, en fa. L. en P. van der Linde-Saarloos en de heer J. Keijzer (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Tot mij wendden zich de fa. T. en A. Bos, de fa. L. en P. van der Linde-Saarloos en de heer J. Keijzer, te dezer zake domicilie kiezende te Middelharnis aan de Oost Achterweg no. 82, ten kantore van mr. J. van Groningen, advocaat en procureur. Tot en met 22 november 2006 ligt het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied (hierna te noemen: het ontwerp) ter inzage en kunnen zienswijzen worden ingediend. Cliënten hebben kennisgenomen van de inhoud van het ontwerp en brengen daartegen het navolgende naar voren. De fa. T. en A. Bos en de heer J. Keijzer exploiteren beiden een in het concentratiegebied ten westen van Vierpolders gelegen glastuinbouwbedrijf. De fa. L. en P. van der Linde-Saarloos is eigenaar van grond in dat concentratiegebied. Nog voordat u besloot tot het vaststellen van het voorbereidingsbesluit hebben cliënten met elkaar overeenkomsten gesloten inzake de verwerving van grond van de fa. L. en P. van der Linde-Saarloos, teneinde de beide bedrijven verder te ontwikkelen. Op het betreffende perceel van de fa. L. en P. van der Linde-Saarloos, groot circa 11 ha, is het volgens het vigerende bestemmingsplan buitengebied toegestaan glas op te richten. Ook het streekplan 1996 laat een dergelijk ruimtelijke invulling toe. In het ontwerp wordt geen genoegzame redengeving gegeven voor het beperken van het glasconcentratiegebied waarin de beide bedrijven zich bevinden. Voorts wordt in het ontwerp voorbij gegaan aan het bij het vaststellen van het streekplan 1996 en de latere bestemmingsplannen uitdrukkelijk hebben aanvaard van glas op deze plaats. Nu in het ontwerp geen enkele onderbouwing wordt gegeven voor het terugkomen op dat beleidsstandpunt, kan het ontwerp niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Tegenover het beweerdelijk gestelde algemene belang staan de individuele belangen van cliënten. Door cliënten is destijds bewust gekozen voor glas in het concentratiegebied. Ook de ligging van de beide bedrijven is strategisch gekozen. Aan deze zijde van het concentratiegebied was uitbreiding nog mogelijk. Nu evident is dat beide glastuinbouwbedrijven, om zich in de markt staande te houden, zich moeten blijven ontwikkelen en de huidige omvang van de bedrijven op korte termijn al te klein is, ontneemt het ontwerp de bedrijven de vereiste ontwikkelingsruimte en is daardoor fataal voor de continuïteit van de bedrijven. Het herstructureren van glas mag niet gepaard gaan met het verdwijnen van op zichzelf levensvatbare bedrijven. Temeer niet nu aan die herstructurering voor wat betreft de concentratiegebieden geen duidelijke noodzaak valt aan te wijzen. Een dergelijk gevolg merken cliënten als strijdig met een goede ruimtelijke ordening. Aan het ontwerp dient primair het uitgangspunt ten grondslag te worden gelegd bestaande bedrijven de noodzakelijke ontwikkelingsruimte te (blijven) bieden. De met het ontwerp nagestreefde ruimtelijke kwaliteit omvat mede de bestaande glastuinbouwbedrijven. En juist voor die
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
79
bedrijven neemt de ruimtelijke kwaliteit significant af en komt daarmee op een onaanvaardbaar niveau. Daarbij komt nog dat het nog onbebouwde deel van het concentratiegebied niet kan worden aangemerkt als een planologisch niet aanvaardbaar te achten glaslocatie. Deze locatie heeft juist een directe relatie met het reeds fysiek aanwezige glas en biedt bestaande bedrijven de noodzakelijke ontwikkelingsruimte. De nog onbebouwde oppervlakte is een conditio sine qua non voor de instandhouding van het concentratiegebied, althans van de beide daarvan deel uitmakende bedrijven van cliënten. Naar cliënten durven stellen, wordt het beperken van de ontwikkelingsruimte in het bestaande glasconcentratiegebied uitsluitend gedicteerd door de politieke wens een nieuw glasconcentratiegebied te realiseren. Dit nu kan niet worden aanvaard. Het gaat ten kosten van de bestaande glastuinbouwbedrijven. Deze, althans de bedrijven van cliënten, wordt in het ontwerp geen enkele uitbreidingsruimte geboden. Met het creëren van 25 ha fysieke ruimte op de zogenoemde Piek-locatie wordt niet tegemoetgekomen aan het door de reductie van glas binnen het bestaande concentratiegebied ontstane probleem. Dit vanwege het feit dat het nieuwe concentratiegebied te ver van het concentratiegebied, waarin de beide bedrijven thans zijn gevestigd, ligt, terwijl voorts het nieuwe concentratiegebied is bedoeld voor gesaneerde bedrijven. Daarnaast wordt met het creëren van een nieuw concentratiegebied een niet te aanvaarden inbreuk gemaakt op de landschappelijke openheid die de Piek-locatie thans kenmerkt. Dit kan niet worden gerechtvaardigd met een verwijzing naar de beweerdelijk gestelde ruimtelijke kwaliteitsverbetering die met het saneren van elders aanwezig of toegelaten glas wordt nagestreefd. Van een kwaliteitsverbetering is namelijk niet gebleken. Nut en noodzaak ontbreken volledig. Ten slotte is onduidelijk hoe de herstructurering van glas wordt gefinancierd. De instrumenten die het ontwerp noemt zijn daarvoor volstrekt ontoereikend. Cliënten stellen zich op het standpunt dat het nieuwe beleid economisch niet uitvoerbaar is. Mogelijk dat daardoor bestaande bedrijven worden geblokkeerd zonder dat het doel dat met de blokkade beoogd wordt, wordt gehaald. Beide bedrijven zijn gelegen in zone AG1. In artikel 24 zijn voorschriften opgenomen die naast of in plaats van de in artikel 3 opgenomen voorschriften van toepassing zijn. Dit betekent voor beide bedrijven dat geen beperking geldt voor het oppervlak aan glas. Cliënten genieten daarvan echter niet de voordelen, nu de voor uitbreiding noodzakelijke ruimte in het ontwerp niet (meer) aanwezig is. Dit nu strookt duidelijk niet met de in het ontwerp voor de in zone AG1 gevestigde glastuinbouwbedrijven ruimtelijk wel noodzakelijk geachte ontwikkelingsruimte. Op dit onderdeel is het ontwerp innerlijk tegenstrijdig. Voor zover het ontwerp een belemmering inhoudt voor het plaatsen van glas op of onder leidingenstroken, bestrijden cliënten de noodzaak daartoe. Van de leidingenbeheerder is in het kader van de ingediende aanvraag om bouwvergunning daarvoor juist toestemming gekregen. Het ontbreekt zodoende aan een noodzaak leidingenstroken volledig vrij te houden van bebouwing. Daarbij komt nog dat glas niet te vergelijken is met een stenen bouwwerk. De constructie en bouwaard van beiden verschilt daarvoor te zeer. Het bij recht slechts toestaan van een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,35 m en 6 m kan niet worden aanvaard. Evident is dat de huidige eisen die aan de teelt onder glas worden gesteld een hoogte van respectievelijk 7 m en 9 m noodzakelijk maken. Er moeten hogere kassen worden gebouwd als gevolg van technische voorzieningen op het gebied van kasklimaat en de beperking van emissies (het tegengaan van lichthinder, het verminderen van warmte-emissie e.d.). Het onder die omstandigheden onder de vrijstellingsbevoegdheid brengen van de goot- en nokhoogte is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. In geen van de gevallen voegt het aantonen van de bedrijfseconomische noodzaak en het advies van de agrarisch deskundige iets toe. Dit volgt ook genoegzaam uit de in het recente verleden daaraan door het college van b&w gegeven medewerking. De noodzaak is reeds gegeven. Artikel 3, lid 3, onder f, dient dienovereenkomstig te worden aangepast, terwijl artikel 24, lid b, onder 2 dient te vervallen. In de tabel van het derde lid, onder f, van artikel 3 is verder ook de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, begrensd, en wel op 3 m. Cliënten stellen zich op het standpunt dat deze hoogte onnodig beperkend is. Ook hier geldt, dat deze norm de ontwikkelingen in de moderne glastuinbouw miskent. Zo is voor warmtekrachtkoppeling een tank vereist
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
80
die, inclusief fundering, als regel minimaal 4 m hoog is. De maat van 3 m is zodoende ontoereikend. De moderne techniek van warmtekrachtkoppeling is tegenwoordig in de glastuinbouw gemeengoed. Met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid voor nieuwe bouwvlakken kan de voorwaarde, zoals opgenomen in artikel 24, lid b, sub 3.b niet worden aanvaard. Het is een onnodige beperking van de vestigings- c.q. ontwikkelingsmogelijkheden in een zone waarin het oppervlak aan glas onbegrensd is. Artikel 24, lid b, onder 1 wordt daarmee ook volledig illusoir gemaakt . Cliënten hebben verder bezwaren tegen het bepaalde in lid 7, sub b, van artikel 24. Deze bepaling komt er op neer dat eerst een groenstrook moet zijn gerealiseerd voordat burgemeester en wethouders tot wijziging overgaan. Een dergelijke bepaling is onredelijk bezwarend. Het wijzigen van de bestemming is krachtens het bepaalde in artikel 11 WRO te allen tijde een bevoegdheid, zodat cliënten nooit kunnen afdwingen dat het college van b&w daadwerkelijk tot wijziging overgaat. Intussen moet eerst een groenstrook zijn aangebracht. De verplichting tot voorafgaande realisering zonder dat enig recht op wijziging bestaat, is daarom niet aanvaardbaar. De desbetreffende bepaling dient bij de vaststelling niet te worden gehandhaafd. In plaats daarvan kan het college van b&w aan de bouwvergunning de voorwaarde verbinden dat de kas (binnen de bestemming groenvoorziening) moet worden ingeplant. Verder kan niet worden aanvaard dat het uitbreiden van het oppervlak aan glas uitsluitend kan plaatsvinden nadat de grond waarop die uitbreiding wordt beoogd aan de gemeente in eigendom is overgedragen. Met name voor de reeds bestaande glasconcentratiegebieden is dit een onaanvaardbare inperking van de vrijheid van eigendom. Het geeft de gemeente een instrument om de bij recht gegeven onbegrensde ontwikkelingsruimte privaatrechtelijk te beperken dan wel teniet te doen. Tevens wordt met deze wijze van bestemmen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming buiten spel gezet en worden daarmee geen ruimtelijke doelen gediend. De op bladzijde 54, onder b, van het ontwerp opgenomen Ruimte-voor-Ruimteregeling heeft mede betrekking op woningen in zone AG1. Cliënten stellen zich op het standpunt dat binnen glasconcentratiegebieden nimmer woningen mogen worden gebouwd ter compensatie van in dat gebied te slopen glas. Uitgangspunt is en moet blijven dat glasconcentratiegebieden beschikbaar blijven voor glastuinbouwbedrijven en dat daar geen woningen mogen worden gebouwd in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Dit zou anders een verdere afname van het toch al schaarse oppervlak aan glas tot gevolg hebben. Het positief bestemmen van biologische glastuinbouwbedrijven beperkt zich in het ontwerp tot uitsluitend twee reeds bestaande bedrijven. Dergelijke bedrijven zouden zich vanwege hun eigen gevoeligheid niet binnen de glasconcentratiegebieden kunnen staande houden. Dit zo zijnde en daargelaten dat cliënten tegen iedere vorm van saneren zijn, dan dient het de overige bestaande glastuinbouwbedrijven te worden toegestaan om te schakelen naar biologische teeltmethoden. Voor zover wordt gepersisteerd bij het saneringsbeleid, dan dient daarvoor in het definitieve plan een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen. Cliënten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van reële ontwikkelingsruimte. In het thans voorliggende ontwerp wordt daarmee onvoldoende rekening gehouden. Juist wordt de in het vigerende bestemmingsplan nog aanwezige ruim te weggesaneerd. Dit nu kan niet worden aanvaard. Voor het perceel van fa. L. en P. van der Linde-Saarloos dient de bestemming AG1 te blijven gelden. Temeer nu fa. T. en A. Bos daarvoor tijdig een bouwaanvraag heeft ingediend en de vergunbaarheid gegeven is. Voorts kan niet worden aanvaard dat door het schrappen van circa 11 ha glasconcentratiegebied aan de reeds aanwezige bedrijven iedere verdere ontwikkelingsruimte wordt ontnomen. De noodzaak van het verder vergroten van de bedrijfsomvang dient te worden gerespecteerd. U wordt dringend verzocht het ontwerp niet ongewijzigd vast te stellen. Beantwoording Het argument van reclamant dat uitbreiding van glastuinbouw op de gronden van Piek vanuit landschappelijke overwegingen onaanvaardbaar zou zijn, ontgaat de gemeente, te meer daar reclamant uitbreidingsruimte wenst in een qua landschappelijke openheid vergelijkbaar gebied. Bebouwen van leidingenstroken kan alleen worden toegelaten met instemming van de leidingbeheerder, indien dit leidingen betreft die in het kader van externe veiligheid niet relevant zijn, zoals bijvoorbeeld waterleidingen of rioolpersleidingen. In dit geval bevat de leidingenstrook ook gas- en olieleidingen. Hier speelt externe veiligheid een rol. Dat betekent dat de minimaal aan te houden afstanden 5 m zijn (zie toelichting blz. 63 en artikel 20 van de voorschriften). Om die
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
81
reden zijn ook de bouwmogelijkheden voor kassen verkleind ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Met betrekking tot de zienswijzen over bouw- en goothoogten, hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde en over de aanleg van een groenstrook en het vergroten van bouwvlakken wordt verwezen naar zienswijze 65. Met de zienswijze over Ruimte-voor-Ruimte kan de gemeente instemmen. De Ruimte-voorRuimteregeling is niet bedoeld om te worden toegepast in de zone AG. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast. Verwerving van gronden is alleen van toepassing op de bestemming A ten zuiden van de bestemming GR onder de Middelweg. Voor de overige A-bestemmingen binnen de zone AG1 is aankoop door de gemeente niet van toepassing. Per abuis zijn deze gronden niet als Ag bestemd. Dit zal alsnog gebeuren, met uitzondering van enkele kleine percelen, die door hun vorm, omvang en ligging niet geschikt zijn voor glastuinbouw. Voor de gronden met de A-bestemming ten zuiden van de bestemming GR onder de Middelweg geldt de volgende motivering. De gemeente wil de gronden van Piek inzetten voor duurzame en moderne glastuinbouwbedrijven, waarbij onder meer mogelijkheden geschapen konden worden voor hervestiging van gesaneerde verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven. Deze laatst genoemde doelgroep heeft echter geen belangstelling getoond voor verplaatsing en stelt de gemeente deze gronden beschikbaar voor andere duurzame glastuinbouwbedrijven. De gemeente wil nu voldoende grote percelen kunnen aanbieden om grote bedrijven aan te trekken. Deze kunnen grote investeringen die gemoeid zijn met efficiënt energiegebruik en duurzaamheid terug verdienen. Om versnippering van de locatie te voorkomen en daarmee de vestiging van voldoende grote, duurzame glastuinbouwbedrijven te bevorderen, wil de gemeente alle gronden in bezit hebben, zodat voldoende grote kavels uitgegeven kunnen worden. Dit is des te meer van belang, omdat de gemeente 80% van de gronden al in eigendom heeft. De twee bestaande biologische bedrijven zijn apart bestemd als uitzondering op het saneringsbeleid. Indien andere glastuinbouwbedrijven willen overschakelen naar biologische glastuinbouw kan dat alleen plaatsvinden binnen zone AG, mits er voldoende buffer wordt gecreëerd tussen de biologische en andere glastuinbouwbedrijven. Dit is nodig in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Voor omschakeling zal in het plan een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
68. Den Hollander Advocaten namens Maatschap Den Bakker, Hogeweg 3, Vierpolders (schriftelijk ingekomen 23 november 2006) Zienswijze Tot mij wendden zich de vennoten Den Bakker, te dezer zake domicilie kiezende te Middelharnis aan de Oost Achterweg no. 82, ten kantore van mr. J. van Groningen, advocaat en procureur. Tot en met 22 november 2006 ligt het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied (hierna te noemen: het ontwerp) ter inzage en kunnen zienswijzen worden ingediend. Cliënten hebben kennisgenomen van de inhoud van het ontwerp en brengen daartegen het navolgende naar voren. Cliënten exploiteren buiten de concentratiegebieden aan de Hogeweg 3 te Vierpolders een glastuinbouwbedrijf. De teelten betreffen bonen, sla, andijvie, courgettes en paprika’s. De bedrijfslocatie grenst aan de achterzijde aan de provinciale weg. Op het betreffende perceel is het volgens het vigerende bestemmingsplan buitengebied toegestaan glas op te richten. Ook het streekplan 1996 laat een dergelijk ruimtelijke invulling toe. Het ontwerp geeft aan het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden (zone ALN)". Op gronden met deze bestemming is glastuinbouw niet toegelaten. Cliënten bestrijden de juistheid van de aan dit deel van het buitengebied, en meer in het bijzonder het perceel Hogeweg 3, gegeven bestemming. Aan het gebied dient de bestemming "Agrarische doeleinden" en aan het perceel de subbestemming Ag te worden toegekend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
82
In het ontwerp wordt geen genoegzame redengeving gegeven voor het niet meer toelaatbaar achten van glas buiten de glasconcentratiegebieden. Voorts wordt in het ontwerp voorbij gegaan aan het bij het vaststellen van het streekplan 1996 en de latere bestemmingsplannen uitdrukkelijk hebben aanvaard van glas op deze plaats. Nu in het ontwerp geen enkele onderbouwing wordt gegeven voor het terugkomen op dat beleidsstandpunt, kan het ontwerp niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Tegenover het beweerdelijk gestelde algemene belang staan de individuele belangen van cliënten. Door cliënten is destijds geïnvesteerd in glas op deze plaats, hetgeen thans maakt, dat cliënten voor hun inkomen afhankelijk zijn van het continueren van het bedrijf op deze plaats. Verplaatsen naar het nieuwe glasconcentratiegebied is vanwege de toegepaste teelten en daarmee samenhangende specifieke bedrijfsvoering financieel onhaalbaar. Nu evident is dat het glastuinbouwbedrijf, om zich in de markt staande te houden, zich moeten blijven ontwikkelen en de huidige omvang van het bedrijf op korte termijn al te klein is, ontneemt het ontwerp het bedrijf de vereiste ontwikkelingsruimte en is daardoor fataal voor de continuïteit van het bedrijf. Het herstructureren van glas mag niet gepaard gaan met het verdwijnen van op zichzelf levensvatbare bedrijven. Temeer niet nu aan die herstructurering geen duidelijke noodzaak valt aan te wijzen. Een dergelijk gevolg merken cliënten als strijdig met een goede ruimtelijke ordening. Aan het ontwerp dient primair het uitgangspunt ten grondslag te worden gelegd bestaande –levensvatbare- bedrijven te respecteren en daaraan de noodzakelijke ontwikkelingsruimte te (blijven) bieden. De met het ontwerp nagestreefde ruimtelijke kwaliteit omvat mede de bestaande glastuinbouwbedrijven. En juist voor die bedrijven neemt de ruimtelijke kwaliteit significant af en komt daarmee op een onaanvaardbaar niveau. Met het creëren van 25 ha fysieke ruimte op de zogenoemde Piek-locatie wordt niet tegemoetgekomen aan het door de reductie van glas binnen het bestaande concentratiegebied ontstane probleem. Dit vanwege het feit dat het nieuwe concentratiegebied te ver van de locatie, waarop het bedrijf thans is gevestigd, ligt. Voorts is niet onderzocht in hoeverre te saneren glastuinbouwbedrijven zich daadwerkelijk kunnen hervestigen in dit nieuwe glasconcentratiegebied. Daarnaast wordt met het creëren van een nieuw concentratiegebied een niet te aanvaarden inbreuk gemaakt op de landschappelijke openheid die de Piek-locatie thans kenmerkt. Dit kan niet worden gerechtvaardigd met een verwijzing naar de beweerdelijk gestelde ruimtelijke kwaliteitsverbetering die met het saneren van elders aanwezig of toegelaten glas wordt nagestreefd. Van een kwaliteitsverbetering is namelijk niet gebleken. Nut en noodzaak ontbreken volledig. Tenslotte is onduidelijk hoe de herstructurering van glas wordt gefinancierd. De instrumenten die het ontwerp noemt zijn daarvoor volstrekt ontoereikend. Cliënten stellen zich op het standpunt dat het nieuwe beleid economisch niet uitvoerbaar is. Mogelijk dat daardoor bestaande bedrijven worden geblokkeerd zonder dat het doel dat met de blokkade beoogd wordt, wordt gehaald. Ondanks de in het ontwerp neergelegde beleidslijn is niet uitgesloten, dat bestaande bedrijven gedurende de komende planperiode geëxploiteerd blijven worden. Het onder het overgangsrecht brengen van deze bedrijven kan niet worden aanvaard. Deze dienen bij recht te worden toegelaten. Aan toegelaten glastuinbouwbedrijven wordt bij recht slechts een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,35 m en 6 m toegestaan. Dat nu kan niet worden aanvaard. Evident is dat de huidige eisen die aan de teelt onder glas worden gesteld een hoogte van respectievelijk 7 m en 9 m noodzakelijk maken. Er moeten hogere kassen worden gebouwd als gevolg van technische voorzieningen op het gebied van kasklimaat en de beperking van emissies (het tegengaan van lichthinder, het verminderen van warmte-emissie e.d.). Het onder die omstandigheden onder de vrijstellingsbevoegdheid brengen van de goot- en nokhoogte is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. In geen van de gevallen voegt het aantonen van de bedrijfseconomische noodzaak en het advies van de agrarisch deskundige iets toe. De noodzaak is reeds gegeven. In de tabel van het derde lid, onder f, van artikel 3 is verder ook de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, begrensd, en wel op 3 m. Cliënten stellen zich op het standpunt dat deze hoogte onnodig beperkend is. Ook hier geldt, dat deze norm de ontwikkelingen in de moderne glastuinbouw miskent. Zo is voor warmtekrachtkoppeling een tank vereist
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
83
die, inclusief fundering, als regel minimaal 4 m hoog is. De maat van 3 m is zodoende ontoereikend. De moderne techniek van warmtekrachtkoppeling is tegenwoordig in de glastuinbouw gemeengoed. Glastuinbouwbedrijven worden in het ontwerp nog slechts toegestaan in glasconcentratiegebieden. Niet kan worden aanvaard dat het uitbreiden van het oppervlak aan glas uitsluitend kan plaatsvinden nadat de grond waarop die uitbreiding wordt beoogd aan de gemeente in eigendom is overgedragen. Dit is een onaanvaardbare inperking van de vrijheid van eigendom. Het geeft de gemeente een instrument om de bij recht gegeven onbegrensde ontwikkelingsruimte privaatrechtelijk te beperken dan wel teniet te doen. Tevens wordt met deze wijze van bestemmen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming buiten spel gezet en worden daarmee geen ruimtelijke doelen gediend. De op bladzijde 54, onder b, van het ontwerp opgenomen Ruimte-voor-Ruimteregeling heeft mede betrekking op woningen in zone AG1. Cliënten stellen zich op het standpunt dat binnen glasconcentratiegebieden nimmer woningen mogen worden gebouwd ter compensatie van in dat gebied te slopen glas. Uitgangspunt is en moet blijven dat glasconcentratiegebieden beschikbaar blijven voor glastuinbouwbedrijven en dat daar geen woningen mogen worden gebouwd in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Dit zou anders een verdere afname van het toch al schaarse oppervlak aan glas tot gevolg hebben. Het positief bestemmen van biologische glastuinbouwbedrijven beperkt zich in het ontwerp tot uitsluitend twee reeds bestaande bedrijven. Dergelijke bedrijven zouden zich vanwege hun eigen gevoeligheid niet binnen de glasconcentratiegebieden kunnen staande houden. Dit zo zijnde en daargelaten dat cliënten tegen iedere vorm van saneren zijn, dan dient het de overige bestaande glastuinbouwbedrijven te worden toegestaan om te schakelen naar biologische teeltmethoden. Voor zover wordt gepersisteerd bij het saneringsbeleid, dan dient daarvoor in het definitieve plan een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen. Cliënten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van het toegelaten blijven van het door hun geëxploiteerde glastuinbouwbedrijf en het bestaan van reële ontwikkelingsruimte. In het thans voorliggende ontwerp wordt daarmee onvoldoende rekening gehouden. Juist wordt de in het vigerende bestemmingsplan nog aanwezige ruimte weggesaneerd. Dit nu kan niet worden aanvaard. De noodzaak van het verder vergroten van de bedrijfsomvang dient te worden gerespecteerd. U wordt dringend verzocht het ontwerp niet ongewijzigd vast te stellen. Beantwoording Voor de beantwoording van de zienswijze over het wegbestemmen van het glastuinbouwbedrijf van reclamant wordt verwezen naar paragraaf 2.1, algemeen. Bovendien heeft reclamant de afgelopen 18 jaar geen gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid van glas gemaakt en heeft daarmee passief een risico aanvaard dat beleid op dit punt zou kunnen wijzigen. De gemeente blijft derhalve op haar standpunt staan, dat het bedrijf van reclamant voor sanering in aanmerking komt. De gemeente zal zich blijven inspannen om met reclamant alsnog tot overeenstemming te komen. De gemeente kan niet instemmen met de zienswijze over de landschappelijke aantasting van de gronden van Piek. Om per saldo het open agrarische landschap in het plangebied te kunnen herstellen, is enige uitbreiding van het concentratiegebied noodzakelijk. Deze uitbreiding vindt plaats, aansluitend bij een bestaande concentratie van glastuinbouwbedrijven. De gemeente heeft in haar afweging geoordeeld dat de geringe verdichting van het landschap met glas op de gronden van Piek op een veel grotere schaal landschappelijk herstel kan opleveren. De redenering die reclamant volgt in haar zienswijze ontgaat de gemeente volledig; de landschappelijke waarde van de gronden waar het bedrijf van reclamant is gevestigd (zone ALN), zijn veel groter. Daar zou volgens reclamant wel verdere uitbreiding kunnen plaatsvinden, zonder aantasting van het landschap. Door de aankoop en uitgifte van de gronden van Piek, het gebruikmaken van de Ruimte-voorRuimteregeling en door het doen van een aanvraag uit het provinciaal glassaneringsfonds, is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Het is niet juist dat de gemeente niet heeft onderzocht of te saneren glastuinbouwbedrijven zich zouden willen vestigen op de gronden van Piek. In de besprekingen met de glastuinders is gebleken dat er geen glastuinders waren, die van deze mogelijkheid gebruik wilde maken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
84
Met betrekking tot de zienswijzen over bouw- en goothoogten van kassen en bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt verwezen naar zienswijze 65. Met betrekking tot de zienswijzen over uitbreiding van glas nadat de gronden aan de gemeente zijn overgedragen, over de Ruimte-voor-Ruimteregeling en over omschakeling naar biologische teelten wordt verwezen naar zienswijze 67. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
69. Adviesbureau Steur namens B.en R. Helderman locaties Kloosterweg 16, Brielle en Kerkweg 3 Vierpolders (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Namens de heren Barry en Ruud Helderman uit Brielle geef ik hierbij een zienswijze op ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Helderman heeft op twee locaties in Brielle glastuinbouwbedrijven, namelijk aan de Kloosterweg 16 en de Kerkweg 3. Voor de toekomst van de glastuinbouwsector in het gebied is het van belang dat de bestaande clusters sterk en groot genoeg zijn. Dit om zo een economisch duurzaam glasgebied te kunnen vormen. Om bestaansrecht te houden, zetten wij in op maatschappelijk verantwoord produceren. Landschappelijke inpassing, de ontwikkeling van een restwarmtenet, het afnemen van CO2 van de industrie, waterberging realiseert; dit zijn ontwikkelingen die door de tuinders in het gebied al zijn ingezet. In het gebied Brielle West en in Tinte staan bedrijven die met het grote project T4P (restwarmte en CO2 gebruiken uit de Botlek) voor de keuze staan om ruim 110 miljoen euro te investeren. Dat betekend dat we het bedrijf goed moeten kunnen verbeteren, met name bouwvlakken en verplaatsen van sloten. Daarnaast is expliciet aangegeven dat herstructurering voor dit gebied niet aan de orde is. Wij zijn van mening dat schaalvergroting én herstructurering juist wel nodig zijn om binnen die gebieden optimaal te kunnen investeren in bedrijfsontwikkeling, zodat onze bedrijven mee kunnen met de ontwikkelingen in de sector. Schaalvergroting blijkt een zeer krachtige motor voor innovaties te zijn. Om ook hier innovaties op het vlak van energiebenutting, water, emissiebeperking en meervoudig ruimtegebruik door te kunnen voeren, is het van belang dat schaalvergroting en herstructurering binnen de bestaande concentratiegebieden zo goed mogelijk gefaciliteerd worden. Het bestemmingplan is gericht op concentratie van glastuinbouw. Om dit te bereiken wordt ingezet op het mogelijk maken van verplaatsing van bestaande glastuinbouwactiviteiten naar het concentratiegebied. Wij onderschrijven de noodzaak en wenselijkheid van het bundelen van glas. Het bestaande cluster in Vierpolders is hiertoe als zone AG1 aangewezen. Binnen deze zone krijgen de bestaande glastuinbouwbedrijven goede mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling. De andere bestaande glastuinbouwclusters in Brielle zijn echter als zones AG2 en AG3 aangewezen. In deze gebieden worden extra voorwaarden gesteld aan de bedrijven (onder andere ten aanzien van maximale bedrijfsgrootte en voorwaarden van landschappelijk inpassing gekoppeld aan bedrijfsuitbreiding). Wij zijn van mening dat ook deze bestaande clusters als concentratiegebieden conform de zone AG1 gezien moeten worden. Met name zone AG2 betreft een gebied dat nu al tot het bestaande intensiveringsgebied Tinte gerekend kan worden. De ontwikkeling van de glastuinbouw in Brielle West dient met de ontwikkelingen in het gebied Tinte in samenhang gezien te worden. Het gebied Tinte heeft in 2002 in de Glasnota van de provincie Zuid-Holland al de status duurzaam glastuinbouwgebied gekregen. Wij verwachten dan ook dat voor alle bestaande clusters eenzelfde benadering gehanteerd wordt, zijnde de benadering die is neergelegd in de beschrijving voor zone AG1. In artikel 24 lid 6 heeft aangegeven dat wijziging van de perceelsbestemming A naar Ag in de zones AG1 alleen nadat de gronden in eigendom zijn overgedragen aan de gemeente. In de toelichting wordt aangegeven dat de gemeente op de manier wil veilig stellen dat het nieuwe glas in zone AG1 wordt toegestaan ter ondersteuning van het saneringsbeleid. Wij zijn van mening dat dergelijke waarborgen ingebouwd kunnen worden zonder grondverwerving door de gemeente als voorwaarde te stellen. Dat kan eenvoudigweg door deze voorwaarde als zodanig in het bestemmingsplan op te nemen. De eis van grondverwerving door de gemeente is in wezen niet relevant. Ook initiatieven van de betreffende grondeigenaar zelf om tegemoet te komen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
85
aan de vereiste van bundeling van glas dragen bij aan realisatie van het door de gemeente gewenst beleid. Dat kan bijvoorbeeld door als grondeigenaar elders in het gebied glas te saneren. Maar ook de verplaatsing van bedrijfsactiviteiten van zone AG2 of AG3 draagt bij aan de gewenste bundeling van glas. Voor zowel het oprichten van nieuw glas als het vernieuwen van bestaand glas in alle Ag-bestemmingen (Ag en Agb) geldt een maximale goothoogte van 4,35 m en 6 m maximale bouwhoogte (artikel 3 lid 4 f). Voor kassen met bestemming Ag of Agb in de zones AG1 en AG2 geldt daarnaast een vrijstellingsbevoegdheid (artikel 24 lid 2) voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 m en voor kassen in de zone AG1 een vrijstellingsbevoegdheid (artikel 24 lid 8) voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 8 m. Om een goed binnenklimaat te handhaven is een hogere kas noodzakelijk, zeker met het oog op nieuwe en energiezuinige teeltmethoden. Wij willen dan ook overal een goothoogte van 10 m en een nokhoogte van 12 m. In artikel 3 lid 6 is een bijzondere gebruiksvoorschrift opgenomen dat aangeeft dat binnen de bestemming A het gebruik van assimilatiebelichting of cyclische belichting verboden is, tenzij de kassen zowel aan gevel als dak aan de binnenzijde voor 95% zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling. Op 2 november 2006 zijn de Stichting Natuur en Milieu en LTO-Noord Glaskracht het samen eens geworden over verdere beperking van lichthinder uit tuinbouwkassen. De afspraken worden in het Besluit glastuinbouw opgenomen en krijgen hiermee een wettelijke status. De regels treden vanaf 2008 inwerking. Dat betekent dat vanaf januari 2008 alle kassen een donkerperiode van zes uur houden. Tuinders schermen dan het licht uit hun kassen voor 95 procent af, of zij gebruiken geen assimilatiebelichting (groeilicht). De donkerperiode in de maanden november t/m maart duurt van 18.00 uur tot 24.00 uur. In de maanden april, september en oktober duurt deze periode van 20.00 uur tot 02.00 uur. Na de donkerperiode wordt het scherm zoveel als mogelijk benut, echter dusdanig dat géén teelttechnische complicaties optreden. Hiertoe wordt een protocol opgesteld dat onder normale omstandigheden streeft naar een afscherming van 85 procent. Bedrijven die vanaf 2008 beginnen met belichten, installeren een 95 procent scherm. Dit geldt ook voor bedrijven die nu alleen in de nanacht belichten. Uitzondering hierop vormen de bestaande bedrijven die nu belichten maar geen scherm kunnen aanbrengen (poothoogte kleiner dan 3,5 m, stegdoppel of isolerend kasdek) mogen ook alleen in de nanacht belichten maar dan zonder scherm. Alle overige bedrijven (nieuw en bestaand) sluiten het scherm tijdens de donkerteperiode (de nacht) zodat 95 procent afscherming bereikt wordt en in de nanacht zoveel mogelijk. De afspraken zijn tot stand gekomen naar aanleiding van een Plan van Aanpak dat de glastuinbouwsector en Natuur en Milieu drie jaar geleden hebben opgesteld om de lichtemissie vanuit kassen terug te dringen. In dit plan kwamen zij overeen in 2008 95 procent van het licht af te gaan schermen van zonsondergang tot zonsopgang. Om na te gaan of dit haalbaar was, zijn er de afgelopen jaren twee onderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken is nu bovenstaande aanpak als de meest haalbare naar voren gekomen. Wij verwachten dat de gemeente Brielle zich conformeert aan deze afspraken, die wettelijk verankerd zullen worden in het Besluit Glastuinbouw. Deze wettelijke verankering maakt het formuleren van gebruiksvoorschriften zoals verwoordt in artikel 3 lid 6 overbodig. In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is in paragraaf 13.4.5 aangegeven dat afstanden van 10 tot 25 m tussen bestaande en nieuwe woningen en glas gehanteerd moeten worden en afstanden van 25 tot 50 m tussen bestaande aaneengesloten woningenbouw respectievelijk nieuwe aaneengesloten woningenbouw en kassen. Deze afstanden zijn volgens de toelicht nodig als gevolg van gebruik van gewasbeschermingmiddelen. Op basis van onderzoek van TNO is echter vast komen te staan dat vanwege de wijze waarop in de praktijk omgegaan wordt met gewasbeschermingsmiddelen niet langer een minimale afstandseis van een burgerwoning tot een kas nodig is. De middelen die worden gebruikt en de wijze waarop ze worden toegepast, geven volgens het onderzoek aanleiding om de tot nu toe gehanteerde afstandseis te laten vervallen. In dit kader zouden alleen stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden bepalend moeten zijn voor de afstand die moet worden aangehouden tot kassen. In de voorschriften van het bestemmingsplan zijn dan ook geen voorschriften ten aanzien van afstand tussen woningen en glas opgenomen anders dan de bepaling in artikel 37.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
86
Mochten er nog vragen zijn, neemt u dan contact met ons op. Beantwoording In het provinciaal beleid hebben de drie zones AG alle drie een andere status; zone AG1 is concentratiegebied, zone AG2 is een locatie voor duurzame glastuinbouw en zone AG3 kent in het provinciaal beleid geen afzonderlijke status. In dat beleid is vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven alleen aan de concentratiegebieden voorbehouden. Op de locatie voor duurzame glastuinbouw (Kloosterweg, zone AG2) is alleen ruimte voor bestaande bedrijven. De gemeente heeft zelf de zone AG3 benoemd, omdat hier een aantal moderne bedrijven geclusterd zijn, waarvan sanering om verschillende redenen niet haalbaar is. De gemeente heeft hier de voorwaarde van landschappelijke inpassing aan verbonden. Gezien de verschillende status van de drie gebieden, is een op de zone toegesneden regeling gerechtvaardigd. Met betrekking tot de zienswijzen over uitbreiding van glas nadat de gronden aan de gemeente zijn overgedragen wordt verwezen naar zienswijze 67. De gemeente wil de landschappelijke invloed van (de hoogte van) kassen kunnen afwegen tegen de bedrijfseconomische noodzaak kassen te verhogen. Om die reden is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. De opgenomen goot- en bouwhoogten is voldoende om moderne, duurzame kassen waarin klimaatbeheersing en energiebesparing kunnen worden uitgevoerd, te realiseren. Een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 10 en 12 m is naar de mening van de gemeente niet nodig voor duurzame glastuinbouw en heeft bovendien een te grote en negatieve invloed op het landschap. Zolang het convenant voor lichtemissie niet in werking is getreden, heeft de gemeente de behoefte het effect van assimilatieverlichting zoveel mogelijk te beperken. In de voorschriften zal een regeling worden opgenomen, dat de gebruiksbepaling alleen van toepassing is, zolang het convenant nog niet in werking is getreden. De genoemde afstanden tussen woningen en kassen komen voort uit het besluit glastuinbouw. Zolang dit besluit nog in werking is, worden genoemde afstanden opgenomen in het bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
70. LTO-Noord namens V.O.F. Dingemans Middelweg 6, Vierpolders (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Aan de Middelweg 4 te Vierpolders (3237 LJ) exploiteert V.O.F. Dingemans een glastuinbouwbedrijf. De vennoten bestaan uit de heer W.M. Dingemans, de heer S.W.N. Dingemans en mevrouw C.A.M. Dingemans – v.d. Geest. Namens V.O.F. Dingemans Vierpolders (hierna te noemen: cliënt) dient ondergetekende een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. Cliënt heeft in het kader van de inspraak aangegeven dat de woning Middelweg 6 de bestemming "Woondoeleinden" zou moeten krijgen met de nadere aanduiding "voormalig agrarisch bedrijf". Als bijlage is een uitsnit van de bestemmingsplankaart bijgevoegd waarop de woning Middelweg 6 is aangeduid. De woning Middelweg 6 is oorspronkelijk gebouwd als bedrijfswoning bij het achterliggende glastuinbouwbedrijf. In het ontwerpbestemmingsplan is de woning gelegen binnen de bestemming Ag(b). Door middel van deze zienswijze wordt kenbaar gemaakt dat de woning geen dienst (meer) doet als bedrijfswoning. In artikel 1 lid 18 van de voorschriften van het ontwerpbestemmingsplan is de volgende definitie van een bedrijfswoning gegeven: "een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein". Het bewonen van Middelweg 6 door cliënt is niet noodzakelijk, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. De reden waarom deze conclusie kan worden getrokken wordt hierna uitgelegd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
87
Cliënt is één van de vennoten van VOF Dingemans Vierpolders. VOF Dingemans exploiteert een glastuinbouwbedrijf dat reeds over een bedrijfswoning beschikt, namelijk Middelweg 4. Door het opkopen van de buren en het samenvoegen van het glas is de woning Middelweg 6 ook in het bezit gekomen van VOF Dingemans. Alle toezichthoudende werkzaamheden (buiten de normale werktijden) worden echter gedaan vanuit de bedrijfswoning Middelweg 4. In de Nota regels voor ruimte van de provincie Zuid-Holland is over bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven het volgende vastgelegd: "Ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf is één zelfstandige agrarische bedrijfswoning toegestaan". Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied volgt de lijn van de provincie door alleen een eerste bedrijfswoning toe te staan (overigens alleen via vrijstelling). De woning Middelweg 6 is niet noodzakelijk als bedrijfswoning bij het achtergelegen glastuinbouwbedrijf. Omdat de agrarische bestemming niet de meest doelmatige bestemming is verzoekt cliënt aan de gemeenteraad deze bestemming te wijzigen in woondoeleinden (W*). De gevraagde wijziging van de bestemming van de woning veroorzaakt geen belemmering voor het achterliggende glastuinbouwbedrijf. Dit bedrijf is opgericht voor 1 mei 1996. Omdat de woning Middelweg 6 een categorie II woning op grond van het Besluit glastuinbouw is een minimale afstand vereist van 10 m. Uit metingen is gebleken dat de woning op een grotere afstand is gelegen van het glastuinbouwbedrijf dan deze 10 m. De conclusie die hieruit dus getrokken kan worden is dat het glastuinbouwbedrijf niet wordt belemmerd qua bedrijfsontwikkeling. Anderzijds ondervindt de bewoner geen hinder van de glastuinbouwactiviteiten. Het verzoek van cliënt om de bestemming agrarische bedrijfswoning te wijzigen in een woondoeleindenbestemming is voor een vergelijkbare situatie al wél doorgevoerd door de gemeente Brielle. Aan de Oude Dijk 1 heeft een bedrijfswoning de bestemming "Woondoeleinden" gekregen met de nadere aanduiding "voormalig agrarisch bedrijf". Wij zijn van mening dat de gemeente één lijn dient te trekken op grond van het gelijkheidbeginsel. Dit betekent dat de gevraagde bestemmingswijziging van de woning Middelweg 4 ook gehonoreerd dient te worden. Indien de gemeenteraad het verzoek van cliënt niet honoreert (waar we niet vanuit gaan), dan zal de woning Oude Dijk 1 ook de bestemming Ag(b) moeten krijgen op grond van het eerder genoemde gelijkheidsbeginsel. In artikel 3, lid 3 onder a is bepaald dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen en kassen, uitsluitend gebouwd mogen worden op gronden met de nadere aanduiding "bouwvlak" (b). VOF Dingemans Vierpolders heeft aan de Oude Dijk onlangs een nieuwe bedrijfsruimte gerealiseerd. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied is het terrein waar de bedrijfsruimte staat bestemd als "Glastuinbouwbedrijf" (Ag) zonder de aanduiding "bouwvlak" (b). Op de plankaart in de bijlage is aangegeven waar de bedrijfsruimte onlangs is gebouwd. De systematiek dat gebouwen en bouwwerken uitsluitend op gronden met de nadere aanduiding "bouwvlak" gebouwd mogen worden, is een verslechtering ten opzichte van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Vierpolders. Wij pleiten ervoor dat in het gebied waar de glastuinbouw voorop staat (Ag) er geen restricties zijn waar gebouwen en bouwwerken opgericht mogen worden. Er is geconstateerd dat de "digitale" plankaart, zoals die op de internetsite van de gemeente Brielle is te vinden, afwijkt van de "papieren" plankaart. De "digitale" plankaart laat de grenzen zien van (oude) bebouwing. De "papieren" plankaart laat deze grenzen niet zien. Hierdoor is het onduidelijk waar de begrenzing van het Ag-gebied is gesitueerd. De "papieren" plankaart laat geen grenzen zien van (oude) bebouwing, waardoor de exacte begrenzing wél duidelijk is. We pleiten er dus voor dat binnen de subbestemming "Ag", zoals weergegeven op de "papieren" plankaart, het oprichten van gebouwen en bouwwerken is toegestaan. In artikel 24 is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor grotere goot- en bouwhoogte voor kassen in de zones Ag1 en Ag2. In de aanhef van het artikel wordt aangegeven dat het alleen om kassen gaat, terwijl het artikel verwijst naar artikel 3, lid 4 sub f, waar ook bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen onder vallen. Wij gaan er vanuit dat de vrijstellingsbevoegdheid van toepassing is op zowel kassen, bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen. De hoogtes die in artikel 3, lid 4 sub f worden genoemd zijn onvoldoende voor moderne glastuinbouwbedrijven. De gemeente heeft in het bestemmingsplan gekozen voor een systematiek van vrijstellingen om grotere goot- en bouwhoogten toe te kunnen taan. Cliënt is het met deze systematiek niet eens. In een gebied waar de glastuinbouw voorop staat moeten bedrijven de mogelijkheid krijgen om voldoende hoog te bouwen. Een systematiek van vrijstellingen levert
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
88
vertraging op en extra kosten. Daarbij wil de (Rijks)overheid de bureaucratie (regelzucht) terugdringen. Een goothoogte van 7 m en een bouwhoogte van 9 m moeten bij recht opgenomen worden in het bestemmingsplan en dus niet via vrijstelling. Cliënt vertrouwt erop dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied uitvoering zal geven aan de gevraagde wijzigingen/aanpassingen van het plan. Bijlage: Plankaart ontwerpbestemmingsplan (gedeeltelijk). Bijlage: Plankaart ontwerpbestemmingsplan. Beantwoording Uit de beantwoording van reclamant wordt niet duidelijk, waarom de woning op adres Middelweg 4 als burgerwoning zou moeten worden bestemd, temeer daar reclamant zelf aangeeft dat de woning wordt bewoond door een van de vennoten van de V.O.F. Dingemans bv. De gemeente is van mening dat de woning wel tot het glastuinbouwbedrijf behoort. Er zijn geen overtuigende argumenten aangevoerd de bestemming te wijzigen. Dit geldt des te meer aangezien in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen in de bestemming woondoeleinden, indien het agrarisch bedrijf wordt beeindigd. Dat is op dit moment niet het geval. Met betrekking tot de zienswijze van reclamant over de ogenschijnlijke verschillen in de ondergrond tussen de "papieren kaartversie" en de "internetversie" merkt de gemeente twee zaken op: 1. niet de ondergrond, maar de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik en bebouwingsmogelijkheden zijn relevant; 2. de "papieren versie" heeft formeel ter visie gelegen en is in de publicaties als zodanig aangekondigd. De "internetversie" betrof een service van de gemeente, waar formeel geen rechten aan ontleend kunnen worden. De "internetversie" is niet in de publicaties genoemd als het bestemmingsplan waartegen zienswijzen ingebracht konden worden. De vrijstellingen als genoemd door reclamant hebben betrekking op kassen en niet op andere gebouwen. Dit is als zodanig in de aanhef van het betreffende lid ook genoemd. De reden om een hogere goot- en bouwhoogte via vrijstelling mogelijk te maken, verschaffen burgemeester en wethouders de mogelijkheid de agrarische noodzaak af te wegen tegen andere belangen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
71. LTO-Noord namens K. en N. Rodenburg, Maasdijk 18-20 te Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Namens maatschap K. Rodenburg en N. Rodenburg, Maasdijk 18 – 20 te Zwartewaal, dient ondergetekende een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. Maatschap Rodenburg (hierna te noemen: cliënt) exploiteert aan de Maasdijk 18-20 een agrarisch (aanverwant) bedrijf. Deze zienswijze is opgebouwd uit twee onderdelen. Allereerst wordt de historie van het bedrijf geschetst. Dit is nodig om de wensen van cliënt ten aanzien van de wijziging van het bestemmingsplan in perspectief te zetten. In het tweede gedeelte worden de wensen van cliënt kenbaar gemaakt. In dit deel worden ook de argumenten aangedragen waarom u als gemeenteraad in zou moeten stemmen met de wensen van cliënt. Historie Voor de aanleg van de N57 was de Nieuwe Ondernemingspolder één polder en werden de pachtgronden bewerkt vanuit de boerderij Maasdijk 18 en de boerderij Maasdijk 20. Met de aanleg van de N57 werden de gronden tweeën gedeeld. Omdat de gronden aan de overkant van de N57 daardoor slecht bereikbaar werden is besloten aan die kant een geheel nieuwe boerderij te bouwen en het bedrijf op te splitsen. De heer K. Rodenburg bleef het bedrijf exploiteren vanuit de boerderij Maasdijk 18. De boerderij Maasdijk 20 werd sindsdien verhuurd aan een (voormalige) medewerker. In 1972 heeft het bedrijf 30 ha pachtgrond inclusief de bedrijfsgebouwen gekocht en in 1978 de overige 30 ha van de Nieuwe Ondernemingspolder gelegen ten oosten van de N57.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
89
Omdat het akkerbouwbedrijf na de aanleg van de N57 ongeveer halveerde in oppervlakte moest het bedrijf intensiveren om het inkomen op peil te houden. In eerste instantie is men begonnen met de teelt en trek van witlof. Deze teelt en trek bleken echter geen succes te zijn, waardoor het bedrijf in financiële moeilijkheden kwam. Als gevolg hiervan is in 1993 de helft van de akkerbouwgrond verkocht aan het recreatieschap. Ten behoeve van de witlofteelt had het bedrijf forse investeringen gedaan in onder andere de bouw van een opslag-/verwerkingsschuur achter de woning Maasdijk 18. Met het wegvallen van de witlofteelt kwam de opslag-/verwerkingsruimte leeg te staan. Omdat het bedrijf daarbij in oppervlakte halveerde, was een gedeelte van de schuurruimte "over". Sinds 1993 wordt een gedeelte van de bedrijfsruimte verhuurd voor de geconditioneerde opslag van agrarische producten van derden. Na de verkoop van de helft van de akkerbouwgrond had het bedrijf nog de beschikking over 30 ha grond. Omdat het intensiveren van de teelt geen succes was geworden is het bedrijf op zoek gegaan naar verbreding van de activiteiten. Dit is gevonden in de intensieve pluimveeveehouderij. In april 1998 is een bouwvergunning aangevraagd voor een pluimveestal met een capaciteit van 20.000 pluimvee. Omdat de bouwvergunning in eerste instantie is geweigerd heeft het tot 7 november 2002 geduurd voordat de bouwvergunning is afgegeven voor het bouwplan dat is gerealiseerd. Een kopie van de beschikking is als bijlage 1 toegevoegd. In de tussentijd kondigde het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) een Time Out aan voor de bedrijfsontwikkeling in de pluimveehouderij. Dit gebeurde op 6 november 1998. Met de Time Out werd het stelsel van Pluimveerechten geïntroduceerd. Zonder deze rechten is het niet toegestaan om pluimvee te houden. De heer Rodenburg had inmiddels de pluimveestal gebouwd, maar mocht vervolgens het pluimvee dus niet houden. Na lang getouwtrek met het Ministerie van LNV zijn de pluimveerechten pas in 2005 definitief toegekend. Tot overmaat van ramp is in de tussentijd de verleende milieuvergunning verlopen voor het houden van het pluimvee. Door een zeer vervelende overmachtsituatie dreigde het bedrijf door de investering in de pluimveestal opnieuw in de financiële problemen te geraken. De stal mocht immers niet gebruikt worden voor het houden van pluimvee omdat er geen rechten waren toegekend. Ook was de Vogelpest uitgebroken, waardoor de optie om de stal daadwerkelijk in te zetten als pluimveestal verder weg leek dan ooit. De heer Rodenburg heeft daarom besloten de stal ook geschikt te maken voor de geconditioneerde opslag van agrarische producten. Voor de aanpassing van de pluimveestal heeft de gemeente Brielle op 2 juni 2005 een bouwvergunning verleend. Een kopie van dit besluit is als bijlage 2 toegevoegd. Zeer recent is het bedrijf van cliënt geconfronteerd met een aanwijzing van de boerderij Maasdijk 18 als gemeentelijk monument. Tegen deze aanwijzing heeft cliënt bezwaar gemaakt, echter heeft dit niet tot gevolg gehad dat de boerderij van de lijst is afgevoerd. Ondernemers zijn in het algemeen niet gebaat bij de aanwijzing van een gebouw tot monument omdat dit de mogelijkheden om het gebouw aan te passen aan de eisen/wensen van deze tijd (financieel) onmogelijk maakt. Zienswijze Cliënt dient een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan teneinde de toekomst van zijn bedrijf veilig te stellen. Graag wil de 5e generatie Rodenburg, te weten Nico Rodenburg (25 jaar) het bedrijf voortzetten als een volwaardig en levensvatbaar bedrijf. De agrarische bestemming (zonder intensieve veehouderij) die het bedrijf nu heeft maakt dit niet mogelijk. In deze zienswijze komen de volgende onderwerpen aan de orde: bestemming van het bedrijf; verschuiven van het bouwblok; gemeentelijk monument; woonbestemming; aanpassen artikel 1 en artikel 4 van de voorschriften; definitie akker- en vollegrondstuinbouw.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
90
Ad 1 Als bijlage 3 is een kopie van de bestemmingsplankaart van het voorontwerp afgedrukt. Het bedrijf heeft de bestemming Agrarische doeleinden (A) gekregen met de nadere aanduiding "bouwvlak" (b). Tevens is door middel van het teken "°" aangegeven dat het bedrijf over twee bedrijfswoningen beschikt. Het bedrijf van cliënt is sinds 1993 begonnen met de geconditioneerde opslag van agrarische producten. Inmiddels wordt circa 1.800 m² van de beschikbare bedrijfsruimte gebruikt voor deze activiteit. Op 2 juni 2005 heeft de gemeente Brielle een bouwvergunning afgegeven voor de aanpassing van de pluimveestal teneinde deze geschikt te maken voor geconditioneerd opslaan van producten. Het staat daarom vast dat de gemeente op de hoogte was van deze activiteiten. Door middel van een brief van 12 december 2005 heeft cliënt bij de gemeente reeds het verzoek ingediend om de bestemming agrarische doeleinden te wijzigen in de bestemming agrarische hulp- en nevenbedrijven. Deze brief is op 14 december 2005 door de gemeente Brielle ontvangen. Kopieën van beide brieven zijn als bijlage 4 en 5 toegevoegd. Door het inkrimpen van het areaal landbouwgrond, de dalende rendementen van de akkerbouwproducten en het verplicht inkrimpen van het suikerbietenareaal neemt het opbrengend vermogen van de akkerbouwtak steeds verder af. De opbrengsten van de opslag- en koelingsactiviteiten zijn naar verhouding steeds belangrijker geworden en zijn inmiddels uitgegroeid tot de belangrijkste inkomstenbron van het bedrijf. Vanwege de geschetste ontwikkeling en het feit dat het bedrijf sinds 1993 aan het geconditioneerd opslaan van agrarische producten doet, pleiten we ervoor het bedrijf de bestemming Agrarisch aanverwante doeleinden (AD) te geven. In artikel 1 lid 5 is beschreven welke bedrijfsactiviteiten onder deze noemer vallen, namelijk: agrarisch hulpbedrijf; agrarisch loonbedrijf; agrarisch handels- en exportbedrijf; overige agrarisch aanverwante bedrijven. In onze opinie sluiten de activiteiten van cliënt het beste aan bij de omschrijving van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf. Namens cliënt verzoek ik de gemeenteraad van Brielle aan het bedrijf de bestemming Adh te geven; Agrarische aanverwante doeleinden met als subbestemming hulp- en nevenbedrijf. Indien de gemeenteraad de gevraagde bestemmingswijziging doorvoert bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, dan zal cliënt afzien van de intensieve veehouderijtak. Indien de gemeente de gevraagde bestemmingswijziging niet doorvoert, dan verzoekt cliënt aan de gemeenteraad de bestemming agrarische doeleinden aan te vullen met de subbestemming "intensieve veehouderij". Bij het vasthouden aan de bestemming agrarische doeleinden is de intensieve veehouderijtak nodig om het bedrijf voldoende omvang te geven zodat de 5e generatie Rodenburg ook een inkomen uit het bedrijf kan halen. Een akkerbouwbedrijf van 30 ha met circa 20.000 vleeskuikens is een bedrijf met toekomstperspectief. De intensieve veehouderij zal binnenkort onder het Besluit landbouw milieubeheer worden gebracht. Intensieve veehouderijen tot 40.000 kippen zullen onder het Besluit komen te vallen. Cliënt zal daarom geen milieuvergunning meer hoeven aan te vragen, maar zal kunnen volstaan met een melding. Het opstarten van de pluimveetak behoort daarom zondermeer tot de mogelijkheden. Door het treffen van technische aanpassingen is het zelfs mogelijk het aantal stuks kippen in de bestaande stal nog uit te breiden, waardoor het bedrijf meer dan volwaardig wordt. Een akkerbouwbedrijf met alleen 30 ha teeltareaal is niet volwaardig en zal onvoldoende inkomen generen om van te kunnen leven. Uitbreiding van het teeltareaal behoort niet tot de mogelijkheden vanwege:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
91
De aangrenzende gronden zijn in eigendom van het recreatieschap en hebben de bestemming gebied met verweving van recreatie- en natuurwaarden (zone Rn). In de directe nabijheid van het bedrijf zijn de agrarische gronden in gebruik bij jonge akkerbouwers. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze jonge ondernemers grond willen verkopen/verpachten. Op pagina 34 van de toelichting is aangegeven dat bedrijven met een omvang van minder dan 32 nge weinig toekomstperspectief hebben in de huidige opzet. Tussen de 32 en 70 nge zullen alle zeilen moeten worden bijgezet om volwaardig te worden of te blijven. De bedrijven die groter zijn dan 70 nge hebben zonder meer een serieus toekomstperspectief. Als bijlage 6 is de nge berekening opgenomen van het akkerbouwbedrijf met de intensieve pluimveehouderijtak. Uit de berekening blijkt dat het bedrijf met de intensieve tak over 64,8 nge beschikt. Met de intensieve tak heeft het bedrijf een serieus toekomstperspectief. Zonder de intensieve tak is de omvang 37,66 nge. In dat geval kan worden gesteld dat het bedrijf geen volwaardig agrarisch bedrijf is. Ad 2 Het bouwblok dat op de plankaart is getekend ligt voor een (klein) deel op grond van derden. De grens van het bouwblok aan de zijde van de Maasdijk zal gelijk moeten lopen met de grens van de eigendomsgronden van cliënt. Nu is een deel van de Maasdijk opgenomen in het bouwblok. Door middel van deze zienswijze verzoekt cliënt tevens het bouwblok op te schuiven in westelijk richting. Op de plankaart in de bijlage is door middel van een rode lijn aangegeven waar de begrenzing van het bouwblok moet komen te liggen. Ad 3 Onlangs heeft de boerderij Maasdijk 18 de status gemeentelijk monument gekregen. Deze status wordt nu ook in het bestemmingsplan vastgelegd. Cliënt heeft bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing, maar dit heeft niet het effect gehad dat de boerderij van de lijst is afgevoerd. Cliënt maakt in het kader van de herziening van het bestemmingsplan wederom bezwaar tegen de aanwijzing van de boerderij Maasdijk 18 als gemeentelijk monument. De aanwijzing van dit pand als monument heeft voor cliënt verstrekkende gevolgen. Cliënt wordt niet alleen beperkt in hun vrijheid het gebouw aan te passen aan hun wensen, maar tevens heeft de aanwijzing ook verstrekkende gevolgen voor wat betreft de vervolgfuncties die het bestemmingsplan biedt. Cultuurhistorische bebouwing mag niet worden gesloopt in het kader van bijvoorbeeld ruimte voor ruimte. De aanwijzing als gemeentelijk monument heeft daarom naast de beperkingen qua bouw en verbouw ook financiële gevolgen. De schuur met een oppervlakte van circa 1.200 m² vertegenwoordigd in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling één compensatiewoning. Door de aanwijzing als monument vervalt deze mogelijkheid. Wij verzoeken de gemeenteraad daarom met klem de schuur niet als gemeentelijk monument in het bestemmingsplan op te nemen, echter alleen het woonhuis. Ad 4 Indien de gemeenteraad geen gehoor geeft aan het verzoek genoemd onder ad 3, dan pleit cliënt ervoor het pand Maasdijk 18 te bestemmen voor "Woondoeleinden". Een boerderij met een monumentale status heeft voor de bedrijfsopvolger minder/geen waarde, waardoor hij ervoor kiest alleen het pand Maasdijk 20 over te nemen. Het gevolg hiervan is dat De heer Rodenburg sr. in de monumentale boerderij blijft wonen. Omdat de heer Rodenburg sr. in de komende planperiode geen ondernemer zal blijven (hij is inmiddels ruim de 65 gepasseerd), is de agrarische bestemming niet het meest doelmatig. We verzoeken aan de gemeenteraad, wanneer niet wordt afgezien van de monumentale bestemming, de boerderij Maasdijk 18 te bestemmen voor Woondoeleinden (W*). Als bijlage 7 is een kopie van de plankaart afgedrukt waarop met een rode lijn de grens van de bestemming "Woondoeleinden" is weergegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
92
Ad 5 In artikel 1 lid 5 wordt onder aan agrarisch aanverwant bedrijf een agrarisch hulpbedrijf verstaan. Wij verzoeken dit te wijzigen in agrarisch hulp- en nevenbedrijf. In artikel 1 lid 10 wordt een agrarisch hulp- en nevenbedrijf omschreven als een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven. Graag zien we dat het geconditioneerd opslaan van agrarische producten ook in deze omschrijving wordt opgenomen. In artikel 4 agrarisch aanverwante doeleinden lid 1 uitbreiden met de subbestemming ADh: ter plaatse van de subbestemming Adh: een agrarisch hulp- en nevenbedrijf. Ad 6 De akkerbouwgronden van cliënt mogen worden gebruikt voor de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt. Cliënt verzoekt sierteelt niet als uitzondering op te nemen in deze definitie. Samenvattend Het bedrijf van cliënt heeft in het verleden een aantal tegenslagen gekend, waardoor men in 1993 begonnen is met het geconditioneerd opslaan van agrarische producten. Inmiddels wordt circa 1.800 m² vloeroppervlakte gebruikt voor deze activiteit. Het rendement van de akkerbouwactiviteiten nemen steeds verder af, waardoor de opslagactiviteiten de hoofdactiviteit is geworden. Cliënt verzoekt daarom de bestemming van het bedrijf te wijzigen in "Agrarisch aanverwante doeleinden" met als subbestemming "agrarisch hulp- en nevenbedrijf". Het overwegend gebruik van de bedrijfsgebouwen wordt daarmee positief bestemd. De akkerbouwactiviteiten zullen als ondergeschikte activiteit voort worden gezet. Cliënt wenst het bouwblok te verschuiven in westelijke richting conform hetgeen op de plankaart in de bijlage is aangegeven en de grens van het bouwblok aan de zijde van de Maasdijk op de eigendomsgrens te leggen. Tot slot wordt ervoor gepleit de monumentale status van het pand Maasdijk 18 te verwijderen voor zover het de schuur betreft. Indien de gemeenteraad dit verzoek niet overneemt, dan pleit cliënt ervoor het pand Maasdijk 18 te bestemming voor "Woondoeleinden". Wij vertrouwen erop dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de gevraagde aanpassingen/wijzigingen van het bestemmingsplan zal doorvoeren. Bijlage: 1. besluit gemeente Brielle tot verlening bouwvergunning voor de pluimveestal d.d. 7 november 2002; 2. besluit gemeente Brielle voor het verbouwen van de pluimveestal d.d. 2 juni 2005; 3. kopie bestemmingsplankaart (gedeeltelijk); 4. brief van de maatschap d.d. 12-12-2005 met verzoek bestemming te wijzigen in hulp- en nevenbedrijven; 5. brief van de gemeente Brielle d.d. 14-12-2005; 6. nge berekening; 7. kopie plankaart met gewenste bestemming "Woondoeleinden" Maasdijk 18. Beantwoording In het bestemmingsplan dienen de gronden overeenkomstig het huidig gebruik te worden bestemd, mits het gebruik legaal tot stand gekomen is. In onderhavig geval is het conditioneel opslaan van agrarische producten 14 jaar het feitelijke gebruik en heeft de gemeente door middel van een verleende bouwvergunning (2 juni 2005) dit gebruik gelegaliseerd. De gemeente zal daarom de bestemming wijzigen in Agrarisch aanverwante doeleinden, hulp- en nevenbedrijf (ADh). De voorschriften van artikel 4 zijn van toepassing. Er bestaat geen bezwaar tegen het verschuiven van het bouwvlak in westelijke richting.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
93
Voor het bepalen van de status monumentaal pand is een procedure in het kader van de monumentenwet gevoerd. In het kader van het bestemmingsplan kan deze procedure niet ongedaan worden gemaakt. De monumentale status van het pand Maasdijk 18 blijft gehandhaafd. Aangezien de tweede bedrijfswoning aan het bedrijf verbonden is, kan evenmin worden ingestemd met het bestemmen van Maasdijk 18 als Woondoeleinden (W). De definitie van agrarisch aanverwant bedrijf (artikel 1 lid 5) zal worden gewijzigd conform het verzoek van reclamant. Het aanpassen van artikel 1 lid 10 is niet nodig, omdat het opslaan van producten afkomstig van agrarische bedrijven in de definitie zit opgesloten. Binnen die definitie zijn de activiteiten van reclamant begrepen. Sierteelt behoort niet tot de zogenaamde grondgebonden landbouw en blijft daarom uitgezonderd van akker- en vollegrondstuinbouw. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
72. LTO-Noord namens L. & M. Blok, Kloosterweg 28, 3232 LC Brielle (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Namens firma L. & M. Blok, Kloosterweg 28 te Brielle (3232 LC) dient ondergetekende een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. Firma Blok (hierna te noemen: cliënt) exploiteert aan de Kloosterweg 28 een glastuinbouwbedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt van Cymbidium. Het bedrijf heeft de beschikking over circa 2,5 ha grond, waarvan 16.000 m² bebouwd is met glas. Daarnaast heeft het bedrijf de beschikking over een bedrijfsruimte van circa 900 m², een waterbassin met een oppervlakte van circa 4.000 m² en twee opslagtanks voor water van 13 m lang met een doorsnede van 3,5 en 4 m. Het glastuinbouwbedrijf van cliënt is te bestempelen als een modern bedrijf met groeipotentie. Ongeveer 2,5 jaar geleden heeft cliënt bij de gemeente navraag gedaan over de uitbreiding van zijn bedrijf op de naastgelegen gronden. Door omstandigheden is aan deze uitbreiding tot op heden nog geen vervolg gegeven. Het plan is echter nimmer in de "ijskast" verdwenen. Cliënt heeft een bestaand volwaardig glastuinbouwbedrijf. De volwaardigheid is objectief vastgesteld met behulp van de nge-norm. De berekening van de nge’s is als bijlage toegevoegd. Het bedrijf van cliënt heeft de beschikking over 311 nge (afgerond). Op pagina 34 van de toelichting is aangegeven dat bedrijven met meer dan 70 nge zonder meer een serieus toekomstperspectief hebben. In het "oude" bestemmingplan had de locatie van cliënt een glastuinbouwbestemming. Op grond van het oude plan had het bedrijf voldoende uitbreidingsmogelijkheden. Als bijlage 1 is een kopie (van een gedeelte) van de bestemmingsplankaart afgedrukt, waarop het bedrijf van cliënt is aangegeven. In het ontwerpbestemmingsplan is de bestemming van het bedrijf van cliënt gewijzigd in "Agrarische doeleinden" zonder de subbestemming "Ag" glastuinbouwbedrijf. De conclusie die hieruit getrokken moet worden is dat het bedrijf is wegbestemd. Op pagina 117 van de toelichting is aangegeven dat de gemeente een groot aantal glastuinbouwbedrijven heeft wegbestemd. Ter compensatie wordt de Ruimte-voor-Ruimteregeling toegepast. Voor de sloop van elke 5.000 m² glas mag een woning worden gebouwd. De gemeente heeft de sloop van kassen en het bouwen van compensatiewoningen in privaatrechtelijke overeenkomsten vastgelegd. Ten aanzien van het bovenstaande moet worden opgemerkt dat cliënt geen privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente heeft gesloten en dat cliënt geen behoefte heeft aan het bouwen van woningen. In het geval van cliënt is er dus geen sprake van een compensatie voor het wegbestemmen van het glastuinbouwbedrijf. De gemeente Brielle heeft in het bestemmingsplan door middel van een zoneringskaart aangegeven waar de glastuinbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen. De zoneringskaart is als
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
94
bijlage 2 toegevoegd. Ten noorden van het bedrijf is het gebied gelegen dat is aangegeven als AG3-gebied. De glastuinbouwbedrijven die in deze zone zijn gelegen hebben de bestemming "Ag" glastuinbouwbedrijf gekregen. Door middel van deze zienswijze verzoekt cliënt aan de gemeenteraad van Brielle zijn bedrijf in de zone AG3 op te nemen. Tevens verzoekt cliënt bestemming van zijn bedrijf in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik van zijn bedrijf, te weten glastuinbouw (Ag). In artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening staat dat bestemmingsplanvoorschriften slechts om dringende redenen een beperking van het meest doelmatige gebruik mogen inhouden en de voorschriften mogen geen eisen bevatten ten aanzien van de structuur van agrarische bedrijven. Door het wegbestemmen van het bedrijf van cliënt wordt het meest doelmatige gebruik zeer ernstig beperkt, terwijl er geen dringende redenen zijn om de glastuinbouwbestemming van het bedrijf te halen. Cliënt heeft immers geen privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de gemeente. In de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland is ten aanzien van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven het volgende verwoord: "Uitbreiding van bestaande verspreid liggende glastuinbouwbedrijven is in beperkte mate mogelijk, waarbij uitbreiding tot een oppervlakte van 2 ha als maximum wordt gehanteerd". Ook op basis van jurisprudentie dienen bestaande bedrijven ruimte te krijgen om het bedrijf te kunnen ontwikkelen. Het bedrijf van cliënt heeft op basis van het aantal nge’s een serieus toekomstperspectief, aldus de toelichting op het bestemmingsplan. Echter door het wegbestemmen van het bedrijf is het toekomstperspectief op de locatie aan de Kloosterweg 28 volledig weggenomen. Hiermee kan cliënt zich niet verenigen en verzoekt aan de gemeenteraad daarom met klem zijn bedrijf de bestemming "glastuinbouw" terug te geven. Bijlage: 1. plankaart ontwerpbestemmingsplan (gedeeltelijk); 2. zoneringskaart; 3. nge-berekening. Beantwoording Verwezen wordt naar paragraaf 2.1, algemeen. De gemeente heeft niet de intentie terug te komen op haar beleidsvoornemen verspreid glas te saneren, dan wel glas te saneren op locaties waar een zekere afstand in acht genomen moet worden tot de bebouwde kom. Ondanks dat met reclamant vooralsnog geen overeenkomst is afgesloten, zal de gemeente zich tot het uiterste inspannen alsnog tot overeenstemming te komen. Overigens merkt de gemeente op dat voldoende middelen zijn gereserveerd om de uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
73. LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, LTO-Noord afdeling Voorne-Putten (schriftelijk ingekomen 23 november 2006) Zienswijze 22/11 fax Hierbij geeft LTO-Noord mede namens de LTO-Noord afdeling Voorne-Putten haar zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle conform artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. LTO-Noord ondersteunt hiermee tevens de zienswijze van LTO-Noord Glaskracht ten aanzien van de functie glastuinbouw. Aanleiding In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan geeft u in grote lijnen aan welke teneur u waarneemt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij constateert u dat de ontwikkelingen in de landbouw en tevens de groei van Brielle ertoe hebben bijgedragen dat het lande-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
95
lijk gebied een andere functie heeft gekregen. Wij nemen aan dat u hierbij doelt op de bestemmingsplannen van eind jaren ’80. LTO-Noord constateert dat deze trend niet alleen geldt voor het vigerende plangebied maar voor de hele randstad. Het is inherent aan de economische en ecologische ontwikkelingen dat de landbouwstructuur op het platteland aan het wijzigen is . Wij reageren in deze zienswijze vanuit de landbouwbelangen met in achtneming van de maatschappelijke ontwikkelingen en wensen die er leven. Één van die wensen is dat de landbouw de drager van het landschap blijft. LTO-Noord wil als sector voldoende instrumentarium en mogelijkheden behouden om de rol als drager van het landschap ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen. Wij hebben als belangenorganisatie voldoende middelen en sturingsmogelijkheden en gaan graag in overleg met de gemeente omdat te realiseren. We pretenderen namelijk dat zowel de gemeente als wel de agrarische sector hetzelfde doel nastreeft, namelijk een economisch en ecologisch aantrekkelijk landschap. De gemeente heeft het instrumentarium om doelen af te dwingen. LTO-Noord heeft de mogelijkheid om via overleg en argumenten sturing te geven aan genoemde belangen en dagen de gemeente dan ook uit om samen te komen tot een integrale aanpak voor het totale buitengebied. Wij dringen er op aan dat u in hoofdstuk ’1. Inleiding, 1.1. Aanleiding, 2e alinea’ het volgende tekstvoorstel opneemt: "Nog steeds is de landbouw dominant aanwezig als drager van het platteland. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en wensen blijft de gemeente Brielle een voorstander dat de Landbouw deze functie blijft behouden als stoffeerder van het landschap". Sectorale wensbeelden Basis van dit ontwerpbestemmingsplan zijn de sectorale wensbeelden. Als LTO-Noord onderschrijven wij deze wensbeelden ook, maar niet altijd de methode die u wilt hanteren om die te bereiken. Wensbeelden zijn uiterste mogelijkheden, waarbij in gecalculeerd wordt dat niet alles ingevuld zal worden. Als de gemeente het basisidee blijft onderstrepen, namelijk een economisch en ecologisch aantrekkelijk landschap, dan is het invullen van wensbeelden een kwestie van overleg op basis van gelijkheid. In hoofdstuk 13, Nadere uitwerking, worden de wensbeelden met elkaar afgewogen ten aanzien van het landschap, natuur, water, de cultuurhistorie en archeologie. LTO-Noord heeft hierbij de volgende zienswijzen: Behoud van contrast tussen openheid en beslotenheid. LTO-Noord is van mening dat in het onderhavig plangebied openheid een groot goed is. Maar dat mag de economische ontwikkeling van de huidige bedrijven niet in de weg staan. Ondermeer vanuit milieueisen is groei van de bedrijven door het bouwen van bedrijfsgebouwen onontkoombaar. In de analyse concludeert u terecht dat autonome ontwikkelingen niet tegen te gaan zijn. Wij constateren daar wel dat u van een beëindigingscenario bent uitgegaan voor de agrarische bedrijven, terwijl wij juist trachten om een ontwikkelingsvisie neer te leggen die groeiende en stoppende bedrijven zodanig met elkaar verbindt dat het een meerwaarde voor de streek gaat worden. Een meer natuurlijk watersysteem. Zowel in de landbouwgebieden als binnen bebouwingscontouren is het van belang dat er voldoende drooglegging blijft. Zoveel mogelijk aansluiten bij een natuurlijke peilfluctuatie mag niet inhouden dat ’s winters het land onder water komt te staan en ’s zomers ligt te verdrogen. Landbouwgronden hebben van nature een behoorlijk waterbergend vermogen. Als de drooglegging echter nihil is geworden, is daarbij ook het waterbergend vermogen verdwenen. Een bestemmingsplan is primair een ruimtelijke ordeningsinstrument en de Keur samen met de peilbesluiten een waterbeheersinstrument. Wij protesteren dan ook tegen de zinsnede in hoofdstuk 11. Afweging sectorale wensbeelden, paragraaf 11.2., 4e alinea, dat het bestemmingsplan het geëigende instrument zou zijn in de breedte van de belangenafweging en dringen erop aan dat u deze zinsnede aanpast of verwijderd. Natuur. Behoud en herstel van het kreken- en dijkpatroon en kleine landschapselementen is een doelstelling in dit ontwerpbestemmingsplan. Wij kunnen ons daarin vinden, voor wat betreft het behoud mits dit niet ten koste gaat van de huidige bedrijfsvoering. Wij doen een beroep op uw analytisch vermogen om zowel het ene wensbeeld, namelijk de economische waarde van het gebied, als wel het andere wensbeeld de ecologische waarde daarvan te verstrekken. Wij verzoeken u op de plankaarten de ecologische zones zo in te tekenen dat ze geen agrarische bedrijven doorsnijden. Cultuurhistorie. Waar door noeste arbeid en creatief bouwen de mooiste boerderijen zijn ontstaan, zal LTO-Noord zich blijven inzetten om deze waarde vast te houden. De wettelijk mogelijkheid die geboden wordt in de Wet Ruimte voor Ruimte koesteren wij. Samenvoegen van be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
96
drijven is soms noodzakelijk om te kunnen overleven. Maar leegkomende cultuurhistorische waardevolle bebouwing mag niet verdwijnen. Er zijn daarvoor wettelijke mogelijkheden bij genoemde wet. Wij pleiten ervoor dat de regels van genoemde wet dan ook flexibel ingevuld moeten worden, zodat er geen waardevolle gebouwen verdwijnen. Daarbij heeft het onze voorkeur dat de extra woningen niet verspreid in het buitengebied komen, maar in of aan de rand van de dorpskernen. Archeologische waarden. In hoofdstuk 13, paragraaf 13.5 Cultuurhistorie en archeologie, wordt aangegeven dat het bestemmingsplangebied een gebied is met "hoge archeologische waarde en dat een deel van het plangebied is aangemerkt als terrein met een zeer grote kans op archeologische sporen". Via een aanlegvergunningenstelsel wilt u archeologisch waardevolle terreinen gaan beschermen. Dat houdt in dat grondbewerkingen op welke manier dan ook verbonden zijn aan een vergunningenstelsel. Alhoewel ook LTO-Noord cultuurhistorie en archeologie als waardevol beschouwt, mag het niet zo zijn dat dit algemeen maatschappelijk belang ten koste gaat van een individuele ondernemer. Iedere vergunningaanvraag kost geld en het kan nooit de bedoeling zijn van de gemeente dat de lasten van archeologie eenzijdig bij de ondernemer neergelegd wordt. In genoemde paragraaf 13.5 wordt daar geen duidelijkheid over gegeven. Naast de vergunningaanvraag wordt er in de voorschriften, artikel 19, lid 10a, gesproken over het overleggen van een rapport. LTO-Noord pleit ervoor om helderheid te verschaffen wie verantwoordelijk is voor de kosten van zo’n rapport en de vertraging in de bouwwerkzaamheden die het onderzoek met zich meebrengt. Wij geven u in overweging om in artikel 19, tevens aan te geven dat de kosten van het opstellen van het rapport alsmede de vertraging in de bouwwerkzaamheden veroorzaakt wordt door een algemeen maatschappelijk belang en dat die uit de algemene middelen gefinancierd gaat worden. Waterberging In het plan wordt geopperd om wateroverlast te bestrijden door het realiseren van ondermeer waterberging in de polders Zwartewaal en Heenvliet. Voor LTO-Noord is het onduidelijk hoe u de verschillende wateropgaven wilt gaan realiseren. U noemt in paragraaf 13.4.1. Waterberging, drie vragen waarvan de laatste in dit bestemmingsplan beantwoord dient te worden. In de toelichting figuur 3.1 water, wordt het ons niet duidelijk waar exact de waterberging komt te liggen en hoe u die gaat realiseren. Wij willen eerst meer duidelijkheid omtrent de doelstelling waterberging voordat wij hiermee in kunnen stemmen. Plankaarten LTO-Noord mist op de plankaarten verschillende bedrijven die niet of niet geheel juist zijn ingetekend. Ook ten aanzien van een paar bestaande bouwvlakken is dit niet geheel correct op de plankaarten terug te vinden. Daar dit een algemene reactie is zullen we hier niet gedetailleerd op ingaan, maar ondersteunen wel de individuele reacties en verzoeken de Gemeenteraad van Brielle het plan pas goed te keuren indien de plankaarten conform de huidige situatie is. Tot slot LTO-Noord en de LTO-Noord afdeling Voorne-Putten verwachten dat u bovengenoemde zienswijze meeneemt bij de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle. Deze reactie zullen we u zowel per fax als per aangetekend schrijven doen toekomen. Beantwoording Het bestemmingsplan staat de rol van de landbouw als drager, stoffeerder van het landschap op geen enkele wijze in de weg, integendeel, het bestemmingsplan biedt ruime ontwikkelingsmogelijkheden voor de grondgebonden landbouw. Het opnemen van een extra zinsnede in de inleiding van de toelichting voegt daar in de ogen van de gemeente niets aan toe. Er lijkt wel een discrepantie te bestaan bij het beleid dat LTO-Noord voor ogen heeft en het beleid dat de gemeente nastreeft. De gemeente richt zich op de grondgebonden landbouw en op glastuinbouw in de daarvoor aangewezen zones (AG1 tot en met 3). De constatering van LTONoord dat de gemeente zich richt op een beëindigingsscenario, geldt alleen voor de verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven buiten de zones AG. In betreffende alinea is aangegeven dat de Keur en de peilbesluiten de geëigende instrumenten voor waterbeheer zijn en dat het bestemmingsplan alleen een rol speelt indien de afweging
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
97
breder dient te zijn dan alleen voor waterbeheer. Dit is een algemene en juiste constatering van de wettelijke mogelijkheden van het bestemmingsplan met betrekking tot waterbeheer. De gemeente ziet geen reden de toelichting op dit punt aan te passen. Ecologische zones zijn bedoeld om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Daarvoor kan het nodig zijn agrarische percelen te doorsnijden. Overigens vindt realisatie van ecologische verbindingszones op vrijwillige basis plaats. Indien een agrariër zijn gronden niet wil verkopen voor ecologische verbindingszones, blijven de gronden in agrarisch bezit. De Ruimte-voor-Ruimteregeling is een provinciale regeling en geen wet. De gemeente beoogt net als LTO-Noord waardevolle gebouwen te beschermen. Hiervoor zijn regels in het bestemmingsplan opgenomen. De gemeente is het met LTO-Noord eens dat het de voorkeur verdient woningen die in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling gerealiseerd worden, in of aan de randen van bestaande kernen te realiseren. De praktische uitvoering hiervan vereist een ontwikkelingsorganisatie, die niet of nauwelijks te realiseren is, zo heeft de praktijk uitgewezen. Om die reden past de gemeente deze regeling pragmatisch toe en kan op de bestaande bouwkavel invulling worden gegeven aan de regeling. De gemeente acht het redelijk dat iedere initiatiefnemer die door zijn of haar initiatief mogelijk algemene belangen schaadt, de plicht heeft om dit te onderzoeken en zo nodig maatregelen te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor bodemonderzoek in het kader van een bouwvergunning en archeologisch onderzoek indien er mogelijk archeologische waarden in het geding zijn. Overigens is het niet mogelijk in voorschriften vast te leggen wie de kosten van onderzoek dient te betalen, aangezien dit ruimtelijk irrelevant is. In paragraaf 13.4 worden drie stappen beschreven die nodig zijn om extra waterberging te realiseren. In dezelfde paragraaf wordt tevens de conclusie getrokken dat de plannen hiervoor zich in een dusdanig stadium bevinden,dat regeling ervan in het bestemmingsplan vooralsnog prematuur is. Ook de gemeente wil meer duidelijkheid voordat extra waterberging in het bestemmingsplan geregeld gaat worden. Van de ondersteuning van andere reacties met betrekking tot het al of niet juist weergeven van bouwvlakken wordt kennisgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
74. LTO-Noord, afdeling Voorne-Putten en Glaskracht Nederland, Postbus 51, 2665 ZH Bleiswijk (ingekomen 23 november 2006) Zienswijze (per fax binnengekomen d.d. 22 november 2006) Hierbij geeft LTO-Noord Glaskracht, mede namens de afdeling Voorne-Putten van LTO-Noord en Glaskracht Nederland, een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied dat tot en met 22 november 2006 ter inzage ligt . Allereerst wil LTO-Noord Glaskracht de reactie van LTO-Noord, mede namens de afdeling Voorne-Putten, van ganser harte ondersteunen. De reactie van LTO-Noord Glaskracht is bedoeld als versterking en nadere motivatie van de reactie van LTO-Noord en gaat in het bijzonder in op de belangen van de in het gebied gevestigde glastuinbouwbedrijven. Algemeen Voor de toekomst van de glastuinbouwsector in het gebied is het van belang dat de bestaande clusters sterk en groot genoeg zijn om hiermee een economisch duurzaam glastuinbouwgebied te kunnen vormen. Om bestaansrecht te houden, zetten de ondernemers in op maatschappelijk verantwoord produceren. Landschappelijke inpassing, de ontwikkeling van een restwarmtenet, het afnemen van CO2 van de industrie, waterberging realiseren; dit zijn ontwikkelingen die door de tuinders in het gebied al zijn ingezet. In het gebied Brielle West en in Tinte staan bedrijven die met het grote project T4P (restwarmte en CO2 gebruiken uit de Botlek) voor de keuze staan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
98
om ruim 110 miljoen euro te investeren. Dit willen zij doen, mits zij van de gemeente het gevoel krijgen dat zij gerespecteerd worden. Bundeling van glas is beter voor het landschap én beter voor de bedrijven. Bedrijven kunnen dan beter samenwerken en zo schaalvoordelen halen. Daarbij is het dan belangrijk vooral aansluiting te zoeken bij de al bestaande clusters. Op die manier worden de gebieden groot en sterk genoeg om te kunnen blijven functioneren. De bestaande voorzieningen worden dan veel beter benut. Ook kan dan de landschappelijke inpassing van zo'n gebied veel beter worden opgepakt. Vanuit die optiek kan LTO-Noord Glaskracht dan ook instemmen met het voornemen van de gemeente Brielle om de bestaande clusters glastuinbouw positief te bestemmen. Dit biedt voor de glastuinbouwbedrijven ter plekke een goede basis om te kunnen investeren in bedrijfsontwikkeling, zodat de bedrijven mee kunnen met de ontwikkelingen in de sector. Echter, om ook hier innovaties op het vlak van energiebenutting, water, emissie-beperking en/of meervoudig ruimtegebruik door te kunnen voeren, is het van belang dat schaalvergroting en herstructurering binnen de bestaande concentratiegebieden zo goed mogelijk gefaciliteerd worden. Schaalvergroting blijkt een zeer krachtige motor voor innovaties te zijn. Daarbij gaat het ook om mogelijkheden voor het toepassen van nieuwe technieken op het gebied van bijvoorbeeld lichtafscherming. Hiervoor is het van belang dat de bouwtechnische eisen die aan glastuinbouw worden gesteld, voldoende ruimte bieden om de nieuwste technieken ook daadwerkelijk toe te kunnen passen. Onderscheid in zones AG1, AG2 en AG3 Het bestemmingplan is gericht op concentratie van glastuinbouw. Om dit te bereiken wordt ingezet op het mogelijk maken van verplaatsing van bestaande glastuinbouwactiviteiten naar het concentratiegebied. LTO-Noord Glaskracht onderschrijft de noodzaak en wenselijkheid van het bundelen van glas. Het bestaande cluster in Vierpolders is hiertoe als zone AG1 aangewezen. Binnen deze zone krijgen de bestaande glastuinbouwbedrijven goede mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling. De andere bestaande glastuinbouwclusters in Brielle zijn echter als zones AG2 en AG3 aangewezen. In deze gebieden worden extra voorwaarden gesteld aan de bedrijven (onder andere ten aanzien van maximale bedrijfsgrootte en voorwaarden van landschappelijk inpassing gekoppeld aan bedrijfsuitbreiding). LTO-Noord Glaskracht is van mening dat ook deze bestaande clusters als concentratiegebieden conform de zone AG1 gezien moeten worden. Met name zone AG2 betreft een gebied dat nu al tot het bestaande intensiveringsgebied Tinte gerekend kan worden. Voor het gebied Brielle west (dat nu als zone AG3 is ingetekend) is, zoals reeds aangeduid in de paragraaf "Algemeen" van deze zienswijze, gelden dezelfde omstandigheden als voor het gebied Tinte. De ontwikkeling van de glastuinbouw in Brielle West dient met de ontwikkelingen in het gebied Tinte in samenhang gezien te worden. Het gebied Tinte heeft in 2002 in de Glasnota van de provincie Zuid-Holland al de status duurzaam glastuinbouwgebied gekregen. LTO-Noord Glaskracht verwacht dan ook dat voor alle bestaande clusters eenzelfde benadering gehanteerd wordt, zijnde de benadering die is neergelegd in de beschrijving voor zone AG1. Dat betekent dat de zones AG2 en AG3 komen te vervallen en als zone AG1 worden ingetekend. LTO-Noord Glaskracht verwacht dat artikel 24 evenals de plankaart conform bovenstaande wordt aangepast. Wijzigingsbevoegdheid A naar Ag alleen voor gronden in eigendom van gemeente In artikel 24 lid 6 is aangegeven dat wijziging van de perceelsbestemming A naar Ag in de zone AG1 alleen kan nadat de gronden in eigendom zijn overgedragen aan de gemeente. In de toelichting wordt aangegeven dat de gemeente op deze manier wil veiligstellen dat het nieuwe glas in zone AG1 wordt toegestaan ter ondersteuning van het saneringsbeleid. LTO-Noord Glaskracht is van mening dat dergelijke waarborgen ingebouwd kunnen worden zonder grondverwerving door de gemeente als voorwaarde te stellen. Dat kan eenvoudigweg door deze voorwaarde als zodanig in het bestemmingsplan op te nemen. De eis van grondverwerving door de gemeente is niet relevant. Ook initiatieven van de betreffende grondeigenaar zelf om tegemoet te komen aan de vereiste bundeling van glas kunnen bijdragen aan realisatie van het door de gemeente gewenste beleid. Dat kan bijvoorbeeld door als grondeigenaar elders in het gebied glas te saneren. Maar ook verplaatsing van bedrijfsactiviteiten naar zone AG2 of AG3 draagt bij aan de gewenste bundeling van glas.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
99
LTO-Noord Glaskracht verzoekt de gemeente om artikel 24 lid 6a zodanig te wijzigen dat niet grondverwerving door de gemeente als voorwaarde is gekoppeld aan bestemmingswijziging van A naar Ag in zone AG1, maar dat de bestemmingswijziging een bijdrage moet leveren aan het bundelingsbeleid van de gemeente. Maximale bouwhoogte Voor zowel het oprichten van nieuw glas als het vernieuwen van bestaand glas in alle Ag-bestemmingen (Ag en Agb) geldt een maximale goothoogte van 4,35 m en 6 m maximale bouwhoogte (artikel 3 lid 4f). Voor kassen met de bestemming Ag of Agb in de zones AG1 en AG2 geldt daarnaast een vrijstellingsbevoegdheid (artikel 24 lid 2) voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 m en voor kassen in de zone AG1 een vrijstellingsbevoegdheid (artikel 24 lid 8) voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 8 m Verreweg het meest voorkomende kastype dat momenteel in gebruik is in de glastuinbouw is de Venlo-kas. Deze is van glas, met een skelet van staal en aluminium. Dat geldt ook voor de breedkapper. De keuze voor een van deze beide types wordt vooral bepaald door het te telen gewas. Om een goed binnenklimaat te handhaven is de stelregel dat hoe lager het gewas is, hoe hoger de kas moet zijn. Daarom zijn de Venlo-kassen vooral in gebruik bij telers van groenten (tomaten, paprika en komkommer) en ook wel snijbloemen, terwijl kwekers van potplanten, rozen en uitgangsmateriaal doorgaans voor een breedkapper kiezen. Inmiddels is een goothoogte van 5 tot 5,5 m standaard, en vooral bij bijzondere sierteeltproducties (bomen, palmen) zijn grotere hoogten geen uitzondering meer. In de glasgroenteteelt is de goothoogte van 6 m al standaard bij nieuwbouw. Omdat er in de kassen steeds meer schermen geïnstalleerd worden, neemt de hoogte van de goot toe om het kasklimaat zo gunstig mogelijk te houden. Ook andere ontwikkelingen inzake kasklimaat en beperking van emissies (onder andere van lichthinder, warmte-uitstoot of gewasbeschermingsmiddelen) nopen glastuinders om hogere kassen te bouwen. Beperking van emissies spoort ook met het bedrijfseconomisch belang van een individuele tuinder, die liefst zo weinig mogelijk grond- en hulpstoffen verloren ziet gaan. Individueel ondernemen tuinders daarom veel acties om emissies te beperken. Soms zijn dat maar kleine ingrepen, maar alle kleine beetjes helpen. De sector als geheel laat onderzoek doen naar het nut en de haalbaarheid van diverse nieuwe technische ingrepen. Tegelijk zoekt de tuinbouw naar nieuwe technologieën, systemen en concepten die een veel efficiëntere inzet van grond- en hulpstoffen mogelijk maken. Voor een bestemmingsplan met een werkingsduur van 10 jaar mag verondersteld worden dat dergelijke ontwikkelingen worden gestimuleerd of dat op zijn minst daarop wordt geanticipeerd, mede omdat deze gericht zijn op vermindering van de uitstoot. LTO-Noord Glaskracht is dan ook van mening dat het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 m niet alleen na vrijstelling mogelijk moet zijn voor kassen in de zones AG1 en AG2 maar voor alle kassen met de bestemming Ag of Agb. LTO-Noord Glaskracht pleit ervoor om in artikel 3 lid 4 sub f een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 9 m voor alle Ag- en Agb-bestemming op te nemen, ongeacht of deze ligt in zone AG1, AG2 of AG3. Artikel 24 lid 2 en artikel 24 lid 8 kunnen dan geschrapt worden. Bouw waterbassins en -silo's In artikel 3 is aangegeven dat binnen het Agrarisch gebied (bestemming A) waterbassins en silo's alleen gebouwd mogen worden ter plaatse van de subbestemmingen Ag, Agb en As(b), met ander woorden binnen de bouwblokken van glastuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven. Dit betekent dat bij de begrenzing van deze bouwblokken er rekening mee moet worden gehouden dat voor het realiseren van deze voorzieningen voldoende ruimte aanwezig is. Het realiseren van voldoende capaciteit voor opvang en hergebruik van regenwater is immers niet alleen voor de bedrijven van levensbelang, maar ook voor alle andere functies in het landelijk gebied. Als het bouwen van waterbassins en watersilo's binnen het bouwblok niet mogelijk is, dan zal het bestemmingsplan derhalve de ruimte moeten bieden om waterbassins en -silo's in gebieden met een A-bestemming (dus eveneens in de zones AG1 t/m AG3) ook buiten het bouwblok te realiseren. LTO-Noord Glaskracht vraagt de gemeente ofwel artikel 3 zodanig aan te passen dat het bouwen van waterbassins en watersilo's mogelijk wordt buiten de bouwblokken of de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
100
bouwblokken dusdanig te bemeten dat er ruimte is voor het realiseren van deze bouwwerken. Beperking lichtemissie In artikel 3 lid 6 is een bijzondere gebruiksvoorschrift opgenomen dat aangeeft dat binnen de bestemming A het gebruik van assimilatiebelichting of cyclische belichting verboden is, tenzij de kassen zowel aan gevel als dak aan de binnenzijde voor 95% zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling. Op 2 november 2006 zijn de Stichting Natuur en Milieu en LTO-Noord Glaskracht het samen eens geworden over verdere beperking van lichthinder uit tuinbouwkassen. De afspraken worden in het Besluit glastuinbouw opgenomen en krijgen hiermee een wettelijke status. De regels treden vanaf 2008 in werking. Dat betekent dat vanaf januari 2008 alle kassen een donkerperiode van zes uur houden. Tuinders schermen dan het licht uit hun kassen voor 95% af, of zij gebruiken geen assimilatiebelichting (groeilicht). De donkerperiode in de maanden november t/m maart duurt van 18.00 uur tot 24.00 uur. In de maanden april, september en oktober duurt deze periode van 20.00 uur tot 02.00 uur. Na de donkerperiode wordt het scherm zoveel als mogelijk benut, echter dusdanig dat géén teelttechnische complicaties optreden. Hiertoe wordt een protocol opgesteld dat onder normale omstandigheden streeft naar een afscherming van 85%. Bedrijven die vanaf 2008 beginnen met belichten, installeren een 95% scherm. Dit geldt ook voor bedrijven die nu alleen in de nanacht belichten. Uitzondering hierop vormen de bestaande bedrijven die nu belichten maar geen scherm kunnen aanbrengen (poothoogte kleiner dan 3,5 m, stegdoppel of isolerend kasdek), mogen ook alleen in de nanacht belichten maar dan zonder scherm. Alle overige bedrijven (nieuw en bestaand) sluiten het scherm tijdens de donkerperiode (de nacht) zodat 95% afscherming bereikt wordt in de nanacht. De afspraken zijn tot stand gekomen naar aanleiding van een Plan van Aanpak dat de glastuinbouwsector en Natuur en Milieu drie jaar geleden hebben opgesteld om de lichtemissie vanuit kassen terug te dringen. In dit plan kwamen zij overeen in 2008 95% van het licht af te gaan schermen van zonsondergang tot zonsopgang. Om na te gaan of dit haalbaar was, zijn er de afgelopen jaren twee onderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken is nu bovenstaande aanpak als de meest haalbare naar voren gekomen. LTO-Noord Glaskracht verwacht dat de gemeente Brielle zich conformeert aan de op 2 november 2006 gemaakt afspraken inzake groeilicht, die wettelijk verankerd zullen worden in het Besluit glastuinbouw. Deze wettelijke verankering maakt het formuleren van gebruiksvoorschriften zoals verwoord in artikel 3 lid 6 overbodig. LTO-Noord Glaskracht verwacht dan ook dat artikel 3 lid 6 wordt geschrapt. Afstand woningen en glas In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is in paragraaf 13.4.5 aangegeven dat afstanden van 10 tot 25 m tussen bestaande en nieuwe woningen en glas gehanteerd moeten worden en afstanden van 25 tot 50 m tussen bestaande aaneengesloten woningbouw respectievelijk nieuwe aaneengesloten woningbouw en kassen. Deze afstanden zijn volgens de toelichting nodig vanwege gebruik van gewasbeschermingmiddelen. Op basis van onderzoek van TNO is echter vast komen te staan dat vanwege de wijze waarop in de praktijk omgegaan wordt met gewasbeschermingsmiddelen, niet langer een minimale afstandseis van een burgerwoning tot een kas nodig is. De middelen die worden gebruikt en de wijze waarop ze worden toegepast, geven volgens het onderzoek aanleiding om de tot nu toe gehanteerde afstandseis te laten vervallen. In dit kader zouden alleen stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden bepalend moeten zijn voor de afstand die moet worden aangehouden tot kassen. In de voorschriften van het bestemmingsplan zijn dan ook geen voorschriften ten aanzien van afstand tussen woningen en glas opgenomen anders dan de bepaling in artikel 37. LTO-Noord Glaskracht vraagt de gemeente om de toelichting zodanig aan te passen zodat helder is dat in het bestemmingsplan geen eisen worden gesteld aan de minimale afstand tussen glas en woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
101
Tot slot LTO-Noord Glaskracht verwacht dat de gemeente Brielle in het kader van de ontwerpstreekplanherziening pleit voor het bestemmen van het gebied Brielle West als concentratiegebied, in lijn met gemeentelijk beleid om ontwikkelingsperspectief te bieden. Dit mede in het licht van het feit dat als gevolg van het niet meer mogen bouwen in de buurt van hoogspanningsleidingen en leidingstraten, oppervlakte waarop het realiseren van glas mogelijk is binnen de bestaande concentratiegebieden, verloren gaat. LTO-Noord Glaskracht verlangt een voldoende compensatie van de oppervlakte met bebouwingsmogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven. LTO-Noord Glaskracht is graag bereid bovenstaande zienswijze mondeling toe te lichten. Beantwoording Voor de beantwoording van de zienswijze over het onderscheid in drie soorten zones AG wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 69. Voor de beantwoording van de zienswijze over het aankopen van gronden door de gemeente alvorens glas te realiseren, wordt verwezen naar zienswijze 67. Voor de beantwoording van de zienswijze over bouw- en goothoogten wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 65. Met betrekking tot het bouwen van waterbassins en watersilo's merkt de gemeente het volgende op. Conform artikel 3 lid 4 sub b mogen zowel kassen als bouwwerken (onder meer waterbassins en -silo's) binnen de bestemming Ag, Agb en As(b) worden gebouwd. Bij de glastuinbouwbedrijven mogen deze bouwwerken dus buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor de beantwoording van de zienswijze over lichtemissie en over de afstand tussen woningen en kassen wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 69. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
75. LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, Namens de heer C.J. Herweijer Van Rodenburg Onderneming 2, 3237 LM Brielle (ingekomen 23 november 2006) Zienswijze (tijdig verzonden op 21 november 2006) Namens de heer C.J. Herweijer van Rodenburg dient ondergetekende een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. De heer Herweijer van Rodenburg (hierna te noemen: cliënt) exploiteert aan de Onderneming 2 in Vierpolders (3237 LM) een agrarisch bedrijf (akkerbouw, veeteelt en vollegrondsgroenteteelt) met een oppervlakte van 48 ha. Als bijlage 1 is een kopie van de bestemmingsplankaart toegevoegd waarop de locatie van het bedrijf is aangegeven. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan heeft cliënt de volgende bezwaren: 1. grote en ligging van het bouwblok; 2. de bestemming RN; 3. planologische onzekerheid. Ad 1 Cliënt is het niet eens met de ligging en de grootte van zijn agrarisch bouwblok. Tijdens het zogenaamde tafeltjesoverleg heeft cliënt aangegeven hoe het bouwblok gesitueerd had moeten zijn. Hieraan is door de gemeente geen gehoor gegeven. Door middel van een schets, welke als bijlage 2 is toegevoegd, is aangegeven hoe het bouwblok gesitueerd moet worden. Door middel van deze zienswijze wordt aan de gemeenteraad verzocht het bouwblok zoals aangegeven in bijlage 2 over te nemen op de bestemmingsplankaart. Ad 2 Op de zoneringskaart is het bedrijf van cliënt volledig gelegen binnen de zone Rn. Als bijlage 3 is (een deel van) de zoneringskaart bijgevoegd. Op pagina 80 van de toelichting is ten aanzien van de zone RN (gebied met verweving van recreatie- en natuurwaarden) het volgende aangegeven. Het toekomstperspectief in deze zone is gericht op behoud en ontwikkeling van de recreatieve waarden. Het gaat daarbij zowel om ontwikkeling van de bestaande verblijfsrecrea-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
102
tieve- als dagrecreatieve voorzieningen. Nieuwvestiging van (recreatie) bedrijven is niet toegestaan. In deze zone is het perspectief tevens gericht op het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden. Dit betekent dat bij recreatieve ontwikkeling de aanwezige ecologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast. Tabel 4 van artikel 25 geeft aan welke doeleinden en bouwmogelijkheden op gronden met de bestemming RN mogelijk zijn. Cliënt maakt bezwaar tegen het feit dat op grond van deze tabel slechts kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen toelaatbaar zijn. Cliënt verzoekt aan de gemeenteraad ook verblijfsrecreatieve voorzieningen in de zone RN toe te staan, teneinde de mogelijkheden om het RN-gebied te kunnen ontwikkelen voor recreatieve doeleinden, niet onnodig te beperken. Op pagina 80 van de toelichting is aangegeven dat alleen bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen verder ontwikkeld mogen worden. Cliënt pleit ervoor dat ook nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen tot de mogelijkheden moeten behoren. In de zone RN is het perspectief tevens gericht op het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden. Cliënt is het met dit perspectief oneens. Zijn percelen zijn niet gelegen binnen de ecologische hoofdstructuur. Er is daarom geen planologische basis voor het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden. Deze waarden kunnen de agrarische bedrijfsvoering belemmeren. In artikel 25 is aangegeven dat het mede gaat om de voorkomende natuurwaarden in de vorm van diverse eenden- en ganzensoorten. Eenden en ganzen kunnen voor een akkerbouwer een plaag zijn. Cliënt mag door middel van het bestemmingsplan niet extra beperkt worden in de mogelijkheden om overlast van ganzen en eenden te bestrijden. Omdat het gebied, waar de gronden van cliënt zijn gelegen, niet binnen de ecologische hoofdstructuur valt, maakt cliënt bezwaar tegen het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden in de zone RN. Ad 3 Op kaartblad 2 hebben de gronden van cliënt en het bedrijfscentrum de agrarische bestemming. De gronden op de kaart aangewezen voor Agrarische doeleinden (A) zijn bestemd voor grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw. Op de zoneringskaart vallen de gronden van cliënt binnen de bestemming "gebied met verweving van recreatie- en natuurwaarden". Het staat vast dat de gronden en de bedrijfsgebouwen door cliënt gebruikt worden voor agrarische doeleinden, zoals aangegeven in artikel 3 van het bestemmingsplan. Cliënt zet primair in op het behoud van zijn akkerbouwbedrijf en dus ook op de agrarische bestemming van zijn bedrijf. De bestemming RN, die tevens op zijn gronden rust, maakt de planologische situatie voor het bedrijf van cliënt erg onduidelijk. Vaststaat dat cliënt niet belemmerd wil worden in zijn bedrijfsvoering. Het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden en de cultuurhistorische waarden, waarover wordt geschreven in artikel 25, mogen geen beperkingen opleveren voor zijn bedrijfsvoering. Door middel van deze zienswijze wordt aan de gemeenteraad verzocht duidelijkheid te verschaffen rondom de "dubbele" bestemming van zijn bedrijf. Tot slot In 2001 heeft Proper Stok een plan ingediend genaamd "Buitenplaats Brielle". Dit plan behelsde de bouw van recreatiewoningen en woningen in het groen op de gronden van cliënt. Het ontwerpbestemmingsplan, zoals het nu ter visie ligt, maakt deze ontwikkeling niet (meer) mogelijk. Cliënt pleit ervoor het bestemmingsplan op dit punt te verruimen zodat de bouw van recreatieve woningen mogelijk wordt gemaakt op de gronden van cliënt in de Nieuwe Ondernemingspolder. In het verleden heeft de familie Rodenburg bij de gemeente Brielle geïnformeerd of ze hun laatste rustplaats mogen vinden in de Nieuwe Ondernemingspolder. Door middel van deze ziens-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
103
wijze vraagt de familie Rodenburg in te stemmen met hun wens om in de Nieuwe Ondernemingspolder begraven te mogen worden. Bijlagen: 1. bestemmingsplankaart; 2. correcte situering bouwblok; 3. zoneringskaart. Beantwoording Het bouwvlak zal worden aangepast conform het kaartje dat als bijlage is meegezonden. Het agrarische bedrijf kent voldoende bouwmogelijkheden op grond van artikel 3, Agrarische doeleinden. Ontwikkelingsmogelijkheden in de zone RN zijn gericht op recreatie. Gezien de aard van het gebied wil de gemeente geen nieuwe verblijfsrecreatieve bedrijven toelaten. Wel is er ontwikkelingsruimte voor dagrecreatieve bedrijvigheid. Hiertoe wordt het plan aangepast (zie ook zienswijze 52). Per abuis was in artikel 27 vergeten in de tabel nevenfuncties bij agrarische bedrijven mogelijk te maken in zone RN. Dit zal worden aangepast. In het bestemmingsplan is onderzocht in welke mate natuurwaarden binnen de verschillende zones voorkomen. Hier is in het beleid voor het buitengebied rekening mee gehouden door het aangeven van medebestemmingen. Dit geldt zowel voor de zone ALN als voor de zone RN. Bij nieuwe ontwikkelingen zullen de belangen van natuur in de afweging worden betrokken. Het is niet noodzakelijk dat deze gebieden samenvallen met de ecologische hoofdstructuur. Sterker nog, de belangrijkste onderdelen van de ecologische hoofdstructuur vallen binnen de zone Natuur (N), waar het beleid volledig is gericht op natuurbehoud en ontwikkeling. Het bestemmingsplan regelt niets met betrekking tot het bestrijden van ganzen en eenden. Hiervoor is de Flora- en faunawet (Besluit beheer- en schadebestrijding) het aangewezen instrument. De systematiek kent twee bestemmingsplagen. De bestemmingen op perceelsniveau geven het huidige gebruik weer, dat kan blijven voortbestaan. In dit geval is het huidige gebruik agrarisch en als zodanig bestemd. De bestemmingen op gebiedsniveau (de zones) geven de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden weer. In het provinciale beleid is de Ondernemingspolder aangeduid als recreatiegebied. De toekomstige ontwikkelingen dienen daar op gericht te zijn. Dat betekent enerzijds dat het agrarische bedrijf kan worden voortgezet, maar dat de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn en anderzijds dat recreatieve ontwikkelingen mogelijk zijn, maar dat de gemeente in haar uitwerking van beleid heeft aangegeven dat hier geen nieuwe verboijfsrecreatieve ontwikkelingen passend worden geacht. De mogelijkheid om op het eigen grondgebied begraven te mogen worden, wordt niet in het kader van het bestemmingsplan Landelijk Gebied bepaald, maar is afhankelijk van andere regels en wetten. Reclamanten zullen hierover in een aparte brief over worden geïnformeerd. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
77. Vereniging Verontruste burgers van Voorne, Secretariaat: F.G.H van Itersonlaan 76, 3233 EL Oostvoorne (ingekomen 22 november 2007) Zienswijze Vanaf 12 oktober 2006 is het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle ter inzage gelegd. De Vereniging Verontruste Burgers van Voorne (VVBV) maakt gaarne gebruik van de gelegenheid haar zienswijze kenbaar te maken. Bedoeld ontwerpplan betekent een algehele heroverweging van het landelijk deel van de gemeente Brielle gelegen buiten de dorpskernen Brielle, Zwartewaal en Vierpolders. De basis van deze verdere gemeentelijke uitwerking mag geacht worden te zijn gelegen in het provinciale streekplan en het stadsregionale structuurplan RR2020. Voor Voorne zijn enkele elementaire aspecten aan de orde gesteld. Een daarvan is de zich in het agrarische gebied prominent manifesterende glastuinbouw. Daarbij wordt aan de orde ge-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
104
steld dat de vanuit het verleden ontstane situatie noopt tot een duidelijke heroverweging en heroriëntering van deze bedrijfstak in dit gebied. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn het tenietdoen van verspreid liggende glaslocaties en de aanwijzing van twee gebieden waarbinnen een zekere intensivering of concentratie toelaatbaar wordt geacht. Verspreid liggende locaties zouden op die wijze een hervestigingsmogelijkheid hebben. In het Landelijk Gebied Brielle zijn beide vormen, intensiveren en concentreren, herkenbaar. Aansluitend op het intensiveringgebied Westvoorne ligt op het Brielse gebied een beperkte intensiveringlocatie. Binnen de grenzen van de kern Vierpolders is een concentratielocatie aangegeven. De wijze waarop een en ander in het ontwerpplan is uitgewerkt, geeft een duidelijk ander beeld en strookt niet met genoemde uitgangspunten. Aan de westelijke zijde van de kern Brielle is sprake van een vergaande versterking van de glastuinbouwactiviteit. Er is niet meer sprake van een aansluiten op, of vestigen in het intensiveringgebied Brielle-Westvoorne! Er wordt verder gegaan! Een nieuwe glastuinbouwlocatie is in het plan opgenomen ten noorden van de intensiveringsgebiedbegrenzing Schrijversdijk-Kleidijk. Dit betekent een verregaande aantasting van het open polderlandschap. Door de in het ontwerp opgenomen grotere goot- en nokhoogten zal deze aantasting worden versterkt. De geprojecteerde groenzones zullen een en ander in lichte mate verzachten, doch de dominantie wordt er niet mee tenietgedaan. Verder dient ten aanzien van het geprojecteerde te worden opgemerkt dat het geen aanvaardbare oplossing is om een deel van de groensingel in een punt te laten uitlopen omdat een volledige uitwerking binnen de gemeente Brielle niet mogelijk is. Er worden geen garanties gegeven dat het resterende deel op Westvoornse grond wordt afgemaakt. De geschetste ruimtelijke effecten zijn echter niet de enige botsing van dit ontwerp met RR2020, ook de beoogde overall visie wordt door deze uitwerking gefrustreerd. Het gebied ten noorden van de Bollaarsdijk heeft in het vigerende streekplan de aanduiding "te ontwikkelen openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen". De uitwerking in het ontwerpplan is hiermee in strijd. Het gebied verdient dat respect wordt opgebracht voor de eigen open landschappelijk agrarische kwaliteiten, alsmede een handhaving van de visuele kwaliteit op het beschermde stadsgezicht van Brielle komende vanuit Oostvoorne. De VVBV bestrijdt derhalve de realisering/ontwikkeling van een nieuwe glasconcentratiegebied aan de westkant van de kern Brielle (glastuinbouw Brielle West). De VVBV gaat er van uit dat er wordt recht gedaan aan de wijze waarop de ruimtelijke inrichting is vormgegeven in het vigerende streekplan RR2020. Wanneer in het kader van een herstructurering van de glastuinbouw gezocht wordt naar alternatieve locaties en, zoals het plan aangeeft, gekozen wordt voor het land van Piek is het ook gewenst zich tot het daardoor ontstane duidelijk afgebakende gebied te beperken en de onderscheidenlijke verkeersstroken te zien als dé markerende kaders. Het lokaliseren van de bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterbassins op de nabijgelegen vrije zone kan niet anders gezien worden dan als een ruimtelijke dwaling; het is een gemiste kans om geen landschappelijke inpassing te realiseren van een zo dominant ruimtelijk element als de glastuinbouw. Een inpassing die ook vanuit de sector zou moeten worden nagestreefd in een landschappelijk zo gevoelig gebied. De reeds aanwezige strook tussen Rijksstraatweg en Moersaatsenweg is qua natuur waardevol en zou in dat opzicht een uitermate functionele rol kunnen spelen, enerzijds als landschappelijk inpassingelement en anderzijds als versterking van het bestaande landschap. De in het plan geprojecteerde waterbassins betekenen niet meer en niet minder dan het op een slinkse manier vergroten van het gebied voor glastuinbouw. De VVBV bestrijdt derhalve de bestemming welke is gelegd op het gebied tussen Rijksstraatweg en de Moersaatenweg ten behoeve van de aanleg van waterbassins zoals in het plan wordt beoogd. De VVBV gaat ervan uit dat recht gedaan wordt aan de in het plan geformuleerde uitgangspunten de glastuinbouw op een aanvaardbare wijze landschappelijk in te passen en daartoe de aangegeven strook te benutten; de bestaande natuurwaarden zullen daardoor worden versterkt. Een dubbele bestemming, primair natuur met waterhuishoudkundige doeleinden of nevengebruik, zou een oplossing kunnen zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
105
De VVBV stelt het op prijs indien de punten die in de zienswijze naar voren zijn gebracht in het bestemmingsplan zullen worden pgenomen. Beantwoording Met betrekking tot de beantwoording van de zienswijze over Brielle West wordt verwezen naar de algemene beantwoording onder 1. Verder merkt de gemeente op dat zij alleen bevoegd is een bestemmingsplan op te stellen voor haar eigen grondgebied en niet voor het grondgebied van de gemeente Westvoorne. Het gebied tussen de Rijksstraatweg en de Moersaatenweg mag gebruikt worden voor grondgebonden landbouw (bestemming op perceelsniveau: A) en voor waterberging (en dus niet voor kassen of ander gebouwen of bouwwerken). Indien op de gronden van Piek glastuinbouwbedrijven worden gevestigd, kan op deze gronden de watercompensatie plaatsvinden. De inrichting van de waterberging kan heel goed samengaan met natuurontwikkeling. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
78. Jaspers Quist en Remmerswaal namens P.N.A. van Dijk, Bollaarsdijk 13a, 3231 LA Brielle, de heer R. van der Sande Hoonaardweg 11A Brielle (ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Door deze, en derhalve tijdig, maakt ondergetekende, mevrouw mr. J. Bouwman-Treffers, advocaat, kantoor houdende te (postbus 252, 2670 AH) Naaldwijk, gemeente Westland, in haar hoedanigheid van gemachtigde van de heer P.N.A. van Dijk, hierna verder te noemen: "Van Dijk", gevestigd te (Bollaarsdijk 13A, 3231 LA) Brielle, en de heer R. van der Sande, hierna verder te noemen: "Van der Sande", gevestigd te (Hoonaardweg 11A) Brielle, die te dezer zake woonplaats kiezen te mijnen kantore, hun zienswijze kenbaar met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan Brielle Landelijk Gebied zoals dat sedert 12 oktober 2006 ter inzage ligt. Gelet op de eigendommen van de heer P.N.A. van Dijk, kadastraal bekend gemeente Brielle sectie E nummers 2325, 160, 192, 198, 159, 151, 152 en 17, groot + 7 ha en 80 are en op de eigendommen van de heer R. van der Sande, kadastraal bekend gemeente Brielle, sectie E nummers 44 en 45, + groot 4 ha en 60 are dienen zij te worden beschouwd als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De zienswijze kan als volgt worden weergegeven. Inleiding Van Dijk en Van der Sande kunnen zich niet verenigen met het bepaalde in voorschrift 8 bij tabel 3 behorende bij artikel 24 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften. De bepaling luidt als volgt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub f voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte in de zone AG3 van 6 m respectievelijk 8 m, met inachtneming van het volgende: a. een hogere goot- en bouwhoogte dient vanuit bedrijfseconomische overwegingen noodzakelijk te zijn; b. alvorens vrijstelling te verlenen, wordt omtrent een bedrijfseconomische noodzaak eerst advies ingewonnen bij een agrarische deskundige." Deze bepaling geeft minder ruimte om de kassen hoger te bouwen dan dezelfde bepaling voor de zones AG1 en AG2, waar de maximale goot- en bouwhoogte 7 m respectievelijk 9 m is. Dit leidt tot inconsistentie met bepaling aan het ontwerpbestemmingsplan zelf en levert strijdigheden op met hogere beleidskaders en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van Dijk en Van der Sande bedrijven glastuinbouw op hun percelen en hun percelen zijn dan ook hiervoor bestemd. Hierdoor vallen zij onder het regime van artikel 3 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften en door lid 2 zijn deze percelen ook gekoppeld aan het bepaalde uit artikel 24 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften. Ook is het bepaalde van artikel 30 relevant, aangezien dit de Beschrijving in Hoofdlijnen is. Uit de plankaart behorende bij het ont-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
106
werpbestemmingsplan Brielle Landelijk Gebied komt naar voren dat de gronden van Van Dijk en Van der Sande vallen onder de zogenaamde AG3-zone, welke grofweg ligt afgebakend tussen de Bollaarsdijk, Hoonaardweg en Schrijversdijk. Dit glastuinbouwconcentratiegebied wordt ook Brielle West genoemd. Door sanering van de concentratiegebieden in het landelijk gebied van de gemeente Brielle is een groot aantal glastuinbouwbedrijven in het agrarisch gebied of gestopt of verplaatst naar glastuinbouwconcentratiegebieden zoals Vierpolders en Het Land van Piek. Deze gebieden hebben ook een AG-zoneringsbestemming gekregen, waardoor artikel 24 van toepassing is. In deze bepaling zit een inconsistentie voor de binnenplanse vrijstelling van de goot- en bouwhoogte van de kassen, welke bestaat uit het gegeven dat er in een AG3-zone slechts een vrijstelling kan worden verleend voor een goot- en bouwhoogte van 6 m respectievelijk 8 m, terwijl in de AG1- en AG2-zone er een vrijstelling verkregen kan worden voor een maximale goot- en bouwhoogte van 7 respectievelijk 9 m. Strijdigheden met betrekking tot rijksbeleid Dit verschil leidt tot strijdigheden met hogere beleidskaders. Ingevolge de Nota Ruimte, welke in werking is getreden met de bekendmaking op 27 februari 2006 dient er een bevordering plaats te vinden van een vitaal platteland. Door het verschil tussen AG1- en AG2-zone en de AG3zone vindt er geen bevordering van een vitaal platteland plaats. Relevant in dat kader is ook de Beschrijving in Hoofdlijnen van artikel 30 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften. Deze bepaling luidt als volgt: "Zone AG: agrarisch gebied, doorgroei glastuinbouw. Deze zone is gericht op optimale ontwikkeling van de glastuinbouw. Factoren die deze ontwikkeling kunnen belemmeren zijn hier niet toegestaan. Aan het bestaand glastuinbouwconcentratiegebied is een nieuw deel toegevoegd. Omdat dit nog onbebouwd is (tijdens de vaststelling van het bestemmingsplan), is hier ruimte voor innovatieve glastuinbouwontwikkeling. Meervoudig grondgebruik, waarbij waterberging, bedrijfsbebouwing en kassen in verschillende lagen op hetzelfde perceel kunnen worden gerealiseerd, zijn mogelijk. Wel dient rekening gehouden te worden met voldoende waterbergend vermogen. Tevens kan in deze zone afschermende beplanting worden gerealiseerd, onder voorwaarde dat deze de glastuinbouw niet beperkt in haar ontwikkelingsmogelijkheden." Meervoudig grondgebruik en innovatie kunnen alleen plaats hebben, indien er ruimte is. Meervoudig grondgebruik vraagt innovatie. Zoals in deze Beschrijving in Hoofdlijnen wordt vermeld, moet er gekeken worden naar de mogelijkheid tot het bouwen in lagen. Voor deze lagen is wel hoogte nodige. Door in de AG1- en AG2-zones de bij binneplanse vrijstelling te realiseren maximale goot- en bouwhoogte te bepalen op 7 m respectievelijk 9 m kan er in deze zones voldaan worden aan de doelstelling van een vitaal plattenland. Door deze maximale goot- en bouwhoogte in de AG3-zones te bepalen op 6 m respectievelijk 8 m wordt er afbreuk gedaan aan de doelstelling van een vitaal platteland, aangezien de glastuinbouwbedrijven in deze zones zich niet optimaal kunnen ontwikkelen. Voorschrift 8 bij tabel 3 van artikel 24 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften levert derhalve een strijdigheid op met de doelstelling uit de Nota Ruimte van een vitaal landelijk gebied. Opmerking verdient ook nog de mogelijkheid dat Brielle West de warmtevoorziening voor haar rekening neemt voor nieuw op te richten woonwijken. Ook hiervoor is de ruimte nodig. Dit kan worden gerealiseerd door middel van de lagenbenadering uit de Beschrijving in Hoofdlijnen. Een andere innovatie met betrekking tot warmtevoorzieningen is de opname van restwarmte vanuit Europoort voor het gebruik in Brielle West. Momenteel gaat veel van deze restwarmte verloren door lozing en inefficiënt hergebruik. Deze vormen van innovatie passen prima binnen de doelstellingen van de Nota Ruimte. Strijdigheden met betrekking tot het provinciaal en intergemeentelijk beleid De ongelijke voorschriften leveren ook strijdigheden op met het streekplan wat tevens moet gelden als Regionaal Structuurplan voor de regio Rijnmond. Het zogenaamde Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 geeft aan dat glastuinbouw in Brielle versterkt dient te worden. Brielle West is een geclusterd stuk glastuinbouw en wordt dan ook gezien als een glastuinbouwconcentratiegebied. In samenhang met de Regiovisie voor de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening voor de Ruimtelijke Ontwikkeling Rotterdamse Regio 2010-2030 wordt glastuinbouw bestem-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
107
peld als een belangrijke economische pijler van de regio. Ook wordt het innovatieve karakter benadrukt in de Regiovisie. De Regiovisie geeft voorts aan dat blijkt dat andere economische functies van de glastuinbouw meer toegevoegde waarde per ha genereert. Hiermee wordt gedoeld op onder andere warmtevoorzieningsfunctie. Door de AG3-zone, en dan met name Brielle West, niet de mogelijkheid te bieden bij een vrijstelling de kassen hoger op te trekken tot een maximale bouwhoogte van 9 m, kan deze toegevoegde waarde niet of niet efficiënt gegenereerd worden. Op intergemeentelijk niveau levert de verschillende aanpak van de AG-zones ook strijdigheden op met beleidsnota's. Door de gemeenteraad van Brielle is de intergemeentelijke beleidsnota "Gebiedsgerichte Verkenning 2020" aangenomen. De opgaven ten aanzien van de glastuinbouw in deze beleidsnota zijn overgenomen uit het streekplan Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020. Dit houdt in dus dat wederom glastuinbouw wordt gezien als een belangrijke economische pijler, wat de ruimte moet krijgen. Wel dient glastuinbouw geclusterd en geconcentreerd te worden. Brielle West is zo een een glastuinbouwconcentratiegebied. Deze gebieden dienen ingevolge deze beleidsnota de ruimte te krijgen voor verdere ontwikkeling. Door verschillende voorschriften te hanteren voor de glastuinbouwconcentratiegebieden in Brielle wordt het glastuinbouwgebied in de AG3-zones benadeeld doordat bij een binnenplanse vrijstelling er een lagere maximale grote bouwhoogte kan worden toegestaan dan in de AG1- en AG2-zones. Uit de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne, een deeluitwerking van het streekplan Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020 komt naar voren dat glastuinbouwconcentratie of intensiveringsgebieden de ruimte dienen te krijgen voor verdere ontwikkeling, in navolging van het RR2020 zelf en de Nota Ruimte. Dat Brielle West in de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne niet als een dergelijk gebied is bestemd is onbegrijpelijk, aangezien het feitelijk een glastuinbouwcluster vormt. De gemeente Brielle erkent dit zelf door Brielle West als een AG-zone te bestemmen. Door deze bestemming dient Brielle West behandeld te worden als een glastuinbouwconcentratiegebied en dat de concrete beleidsbeslissing inzake de opgave voor glastuinbouw ook van toepassing is voor Brielle West. Hierdoor is het nog onbegrijpelijker waarom de AG3-zones niet door middel van een binnenplanse vrijstelling hoger mogen bouwen tot maximaal 9 m. Hierdoor wordt er zonder onderbouwing met twee maten gemeten, waardoor Brielle West op zeer korte termijn benadeeld wordt. Er is geen enkel argument aangevoerd waarom Brielle West niet is opgenomen in de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne en waarom Brielle West met andere voorschriften voor de bouwhoogten moet werken. Wederom geeft dit verschil in voorschriften strijdigheden met het streek- en regionaal structuurplan Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020, eveneens met betrekking tot de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne. Strijdigheden met betrekking tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur Het hanteren van verschillende voorschriften voor identieke situaties geeft aan dat er door de gemeente Brielle een onzorgvuldige belangenafweging is gemaakt die leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Tevens is ondeugdelijk gemotiveerd waarom AG3-zones een binnenplanse vrijstelling kunnen verkrijgen voor een lagere maximale goot- en bouwhoogte van de AG1-en AG2-zones. Uit de beleidsstukken die hierboven zijn behandeld blijkt dat glastuinbouwconcentratiegebieden gewenst zijn en moeten kunnen doorgroeien. Ook het ontwerpbestemmingsplan geeft in onder andere de Beschrijving in Hoofdlijnen van artikel 30 weer dat deze gebieden moeten kunnen doorgroeien in velerlei opzicht. Hogere bouwhoogten stimuleren innovatieve oplossingen voor de glastuinbouw zelf en andere economische functies met toegevoegde waarden. Door Brielle West deze mogelijkheden te onthouden en identieke glastuinbouwbedrijven in de AG1- en AG2zones wel deze mogelijkheden te bieden, is er onzorgvuldig met de belangen van de glastuinbouwbedrijven in AG3-zones omgegaan ex artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling beperkt behalve de stimulans van innovatie, ook de daarmee samenhangende economische bedrijvigheid, aangezien er meer kosten gemaakt moeten worden en er minder mogelijkheden zijn om de continuïteit te waarborgen, en dan vooral in vergelijking met de glastuinbouwbedrijven in de AG1- en AG2-zones. Dit levert een schending op van het gelijkheidsbeginsel, aangezien er duidelijk met twee maten gemeten wordt. Uit de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan wordt nergens onderbouwd waarom AG3-zones minder ruimte kunnen krijgen voor de hoogte van de kassen door middel van een binnenplanse vrijstelling. Dit levert een schending op van het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
108
Door verschillende voorschriften te hanteren voor gelijke situaties is er een duidelijke schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel (HR 1 juni 2005, AB 2005/311 (Smit/minister van VROM) en HR 18 maart 2005, NJ 2005, 163 Lichtevoorde/Dusseldorp)). Inconsistentie Tot besluit moet nog geconstateerd worden dat door voor AG1, AG2 en AG3 andere voorschriften te hanteren er een grote mate van inconsistentie ontstaat in het ontwerpbestemmingsplan. Weliswaar zijn er 3 beleidsnuances te onderscheiden. Zo is er voor Brielle West geen nieuwvestiging mogelijk, maar het toekomstperspectief en de insteek van AG1-, AG2- en AG3zones zijn hetzelfde. In samenhang met de Beschrijving in Hoofdlijnen van artikel 30 van de ontwerpbestemmingsplanvoorschriften leidt dit tot inconsistentie in het ontwerpbestemmingsplan. Enerzijds worden de AG3-zones dezelfde kansen en mogelijkheden toegedicht, anderzijds wordt dit door het hanteren van verschillende voorschriften voor de AG3-zones tegengesproken. Alle drie worden ze beschouwd als gunstige economische pijlers. Het toekomstperspectief voor deze zones is gericht op behoud en ontwikkeling van duurzame glastuinbouw. Dat geldt dus ook voor Brielle West. Er wordt echter door andere voorschriften te hanteren voor binnenplanse vrijstellingen ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte afbreuk gedaan aan het gezamenlijk toekomstperspectief. Dit toekomstperspectief is ook nader onderbouwd in de Beschrijving in Hoofdlijnen van artikel 30 van de ontwerpplanvoorschriften. Behoud en ontwikkeling van duurzaam glas zit grotendeels in de innovatie en de ruimte die hiervoor geboden wordt. Deze ontwikkeling zal stagneren wanneer glastuinbouwbedrijven in Brielle West de kassen niet hoger kunnen bouwen dan een maximale goot- en bouwhoogte van 6 m respectievelijk 8 m, terwijl de overige glastuinbouwbedrijven kunnen bouwen met een maximale goot- en bouwhoogte van 7 respectievelijk 9 m. Het is van zeer groot belang dat alle glastuinbouwconcentratie- of intensiviseringsgebieden gelijkwaardig worden behandeld. Hierdoor wordt de inconsistentie weggenomen en kan de beleidslijn uit het ontwerpbestemmingsplan van behoud, ontwikkeling en versterking van duurzame glastuinbouw worden gerealiseerd. Conclusie Het ontwerpbestemmingsplan, en uiteindelijk het bestemmingsplan Brielle Landelijk Gebied, dient in de spreekwoordelijke "pas te lopen" met de Nota Ruimte, het streek- en regionaal structuurplan Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 en het intergemeentelijk beleid. Brielle West is een glastuinbouwconcentratiegebied en als zodanig heeft de gemeente Brielle West deze ook bestemd. Door deze bestemming dient de gemeente tevens de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne ook toe te passen op Brielle West en is de concrete beleidsbeslissing ten aanzien van de glastuinbouw uit deze streekplanuitwerking ook van toepassing op Brielle West. Derhalve dient het ontwerpbestemmingsplan eveneens in overeenstemming te zijn met de ontwerpstreeklplanuitwerking Voorne. Door andere voorschriften te hanteren voor de binnenplanse vrijstelling voor de maximale goot- en bouwhoogte is het ontwerpbestemmingsplan niet in overeenstemming met hogere beleidskaders. Door andere voorschriften te gebruiken voor identieke gebieden heeft de gemeente een onzorgvuldige belangenafweging gemaakt en levert dit een schending op van het gelijkheidsbeginsel. Tevens is er sprake van schending van het motiveringsbeginsel, aangezien er geen of geen goede motivering ten grondslag ligt aan het opstellen van andere voorschriften voor de AG3-zones ten opzichte van AG1- en AG2-zones . Door deze verschillende regels voor identieke gebieden, namelijk glastuinbouwconcentratiegebieden, ontstaat er ook een inconsistentie tussen de doelstelling en de beleidslijn die ten grondslag liggen aan dit ontwerpbestemmingsplan en de planvoorschriften die deze doelstelling en beleidslijn dienen te volgen. Redenen waarom Reclamant verzoekt om, met inachtneming van deze zienswijze, over te gaan tot het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan Brielle Landelijk Gebied, in het bijzonder de bestemming AG3 en de voorschriften vervat in het voorschrift 8 bij tabel 3 van artikel 24 te wijzigen als volgt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 3, lid 4, sub f voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte in de zone AG3 van 7 m respectievelijk 9 m, met inachtneming van het volgende:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
109
a. een hogere goot- en bouwhoogte dient vanuit bedrijfseconomische overwegingen zakelijk te zijn; b. alvorens vrijstelling te verlenen, wordt omtrent de bedrijfseconomische noodzaak eerst advies ingewonnen bij een agrarisch deskundige ". Beantwoording De zones AG1 en AG2 zijn gebieden die ook binnen het regionaal en provinciaal beleid gezien worden als belangrijke clusters waar de glastuinbouw zich in de toekomst kan concentreren. Zone AG3 behoort daar niet bij. In die zin is de motivering van de zienswijze vanuit provinciaal en regionaal beleid niet zinvol. Bovendien kan alleen een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied worden ingediend en is niet de ontwerpstreekplanuitwerking Voorne onderwerp waartegen zienswijzen kunnen worden gericht. De gemeente heeft in het bestemmingsplan gemotiveerd waarom zone AG3 niet voor sanering in aanmerking kan komen. Wel is de gemeente zich ervan bewust dat het niet saneren van de kassen aan de Hoonaardweg, Bollardsdijk en Schrijversdijk landschappelijke effecten heeft. Om die reden heeft het college besloten dat de zone AG3 alleen ontwikkelingsmogelijkheden kan krijgen indien de landschappelijke effecten kunnen worden verzacht. Dit is gedaan door een landschappelijke inpassing te eisen, alvorens uitbreiding kan plaatsvinden en door een lagere goot- en bouwhoogte toe te staan dan in beide andere AG-zones. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
79. A.K.D. Prinsen van Wijnen, namens Lito B.V., Esso Snack & Shop en Groenrijk Aralia B.V. te Hellevoetsluis (ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Namens Lito B.V., Esso Snack & Shop en Groenrijk Aralia B.V. te Hellevoetsluis, voor wie ik in dezen optreed als raadsvrouwe en gemachtigde, bericht ik u als volgt. Tot en met 22 november aanstaande ligt het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ter inzage. Cliënten kunnen zich niet met dit ontwerpbestemmingsplan verenigen en brengen hierbij tijdig hun zienswijze naar voren. Deze zienswijze luidt als volgt: Het ontwerpbestemmingsplan voorziet onder meer in het oprichten van een tankstation aan de Kanaaldijk-West te Zwartewaal (nabij de Groene Kruisweg). De daar thans aanwezige woningen zouden voor dit verkooppunt moeten wijken. In het ontwerpbestemmingsplan is daartoe aan het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de subbestemming "Bvmb" toegekend, dat blijkens artikel 6, eerste lid, onder q bestemd is voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen exclusief de verkoop van LPG behorende tot categorie 2 (dan wel mogelijk de subbestemming Bvmbl, waar blijkens het eerste lid onder r verkoop van LPG is toegelaten, zie hierna). Cliënten hebben overwegende bezwaren tegen dit plandeel en menen dat dient te worden afgezien van het mogelijk maken van de vestiging van een brandstofverkooppunt op deze locatie. Verder menen cliënten dat in het bestemmingsplan in het algemeen een te rooskleurig beeld wordt geschetst van de ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Nieuw brandstofverkooppunt aan de Kanaaldijk-West In de toelichting wordt geen aandacht besteed aan de aanvaardbaarheid van het geprojecteerde brandstofverkooppunt. Volstaan wordt met de mededeling dat voor het tankstation een ruimtelijke onderbouwing is opgesteld en met een verwijzing naar deze ruimtelijke onderbouwing (blz. 105). Een eigen gemeentelijke afweging van bijvoorbeeld planologische, verkeerskundige en distributieplanologische aspecten blijft ten onrechte achterwege. Naar de mening van cliënten leidt een dergelijke afweging tot de conclusie dat nieuwvestiging van een brandstofverkooppunt op deze locatie ongewenst is. Distributieplanologische situatie/planologische inpassing Ten onrechte is voorbijgegaan aan de distributieplanologische situatie. Waar een nieuw verkooppunt wordt geprojecteerd, dient te worden nagegaan of daarvoor wel de distributieplanolo-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
110
gische ruimte bestaat en of de beoogde locatie in dit opzicht (en in andere opzichten) wel wenselijk is. Dit onderzoek is geheel achterwege gebleven. Naar de mening van cliënten heeft het projecteren van een nieuw verkooppunt een ontwrichtende werking, gezien de bestaande situatie en gezien de ruimtelijke verdeling van brandstofverkooppunten. Dat klemt in dit geval des te meer, daar het geprojecteerde verkooppunt niet zozeer van invloed is op de distributieplanologische situatie in Brielle, maar vooral gevolgen heeft voor die situatie in Hellevoetsluis. Het verkooppunt is immers aan de uiterste rand van de gemeente Brielle geprojecteerd, op de doorgaande route van en naar Hellevoetsluis. Voor inwoners van de gemeente Brielle is het verkooppunt niet of nauwelijks van betekenis, maar het heeft wel grote gevolgen voor de distributieplanologische situatie in Hellevoetsluis. De gemeente Hellevoetsluis acht het noodzakelijk zich eerst beleidsmatig een oordeel te vellen over de wenselijkheid van de vestiging van nieuwe verkooppunten, voordat daaraan medewerking wordt verleend. Ook daarom achten cliënten het niet juist dat de gemeente Brielle zonder meer medewerking zou verlenen, terwijl de consequenties juist in belangrijke mate in Hellevoetsluis voelbaar zijn. De zorg van cliënten voor de distributieplanologische situatie is niet theoretisch. Uit recent onderzoek van de BOVAG (2006) blijkt dat de branche sterk onder druk staat en dat gevreesd moet worden voor sluiting van een aanzienlijk aantal verkooppunten (met name de punten die niet aan autosnelwegen zijn gelegen). Indien de situatie in de nabijheid van de thans geprojecteerde locatie in ogenschouw wordt genomen, dan blijkt dat er sprake is van een grote druk op de markt. Op slechts ongeveer 2,5 km rijafstand zijn twee Shell-verkooppunten aanwezig langs de N218. In Hellevoetsluis bestaat het initiatief voor het oprichten van een nieuw verkooppunt bij een bestaand tuincentrum, op een rijafstand van circa 5 km van de bewuste locatie. Daarnaast is sprake van het oprichten van een nieuw verkooppunt bij een McDonald's langs de N218, eveneens op een afstand van circa 5 km van de bewuste locatie. De druk op de markt door twee extra verkooppunten binnen een overlappend verzorgingsgebied (van/naar Hellevoetsluis; N218 en N494) is al groot. Daarnaast is geen ruimte voor een derde. Voor wat betreft de distributieplanologische situatie en de planologische inpasbaarheid ligt het beoogde tankstation aan de Kanaaldijk-West bovendien ongunstig. Zoals gezegd liggen op een afstand van slechts circa 2,5 km al twee andere verkooppunten. Voor de verkooppunten bij het tuincentrum en de McDonald's geldt bovendien dat deze locaties verkeerskundig al volledig zijn ingericht op grote bezoekersaantallen, zodat de verkooppunten verkeerskundig goed kunnen worden ingepast. Voor het geprojecteerde verkooppunt aan de Kanaaldijk-West is dat niet het geval. Integendeel: verkeerskundig kleven aanzienlijke bezwaren aan nieuwvestiging van een verkooppunt op deze locatie (zie hierna). Voor wat betreft de planologische inpassing is de vestiging van een nieuw verkooppunt op deze locatie naar de mening van cliënten niet te verenigen met het beleidsuitgangspunt dat geen vestiging van nieuwe bedrijven in het agrarische gebied van Voorne is toegestaan (zie onder meer uitvoeringsprogramma Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020). Problematische verkeerskundige inpassing In opdracht van de initiatiefnemer is een verkeerskundige analyse opgesteld voor het nieuwe verkooppunt. Deze analyse is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Uit deze analyse blijkt dat de verkeerskundige inpassing inderdaad problematisch is. In een brief van 19 april 2006 heeft de provincie Zuid-Holland een aantal zwaarwegende bedenkingen verwoord tegen een plan dat toen aan de provincie was voorgelegd. Zo vindt de provincie het onder meer problematisch dat het verkeer op de toch al erg drukke Kanaaldijk-West (N494) de rijbaan moet oversteken om het tankstation te bereiken. Omdat dit verkeer aan zeer veel tegemoetkomend verkeer voorrang moet verlenen, leidt dat tot extra conflicten en stilstand op de hoofdrijbaan, zo meent de provincie. Verder vindt de provincie de afstand tot het fietspad te gering. Bovendien bestaan grote bezwaren tegen de combinatie van de uitgang van het verkooppunt met de Korte Welleweg. In de eerste plaats is de voorrangsituatie daar onduidelijk. De haakse aansluiting van de Korte Welleweg op de N494 wordt als extra onveilig beschouwd. De provincie constateert bovendien dat de verkeersintensiteit dermate hoog is dat oversteken nauwelijks mogelijk is en altijd gepaard gaat met lange wachttijden. In voornoemde verkeerskundige analyse heeft men getracht aan de provinciale kritiekpunten tegemoet te komen. Kort samengevat wordt een oplossing voorgesteld waarin de ingang van het brandstofverkooppunt en de daarnaast gelegen carpoolplaats worden gecombineerd, en waarin zowel de gebruikers van de carpoolplaats als de bezoekers van het verkooppunt de lo-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
111
catie verlaten via de Korte Welleweg. Die Korte Welleweg zou alsnog een loodrechte aansluiting op de N494 krijgen. Het fietspad zou enigszins worden verlegd en de gebruikers van dit fietspad zouden niet langer voorrang krijgen op het autoverkeer. Met deze gepresenteerde oplossing zijn de verkeerskundige problemen echter niet weggenomen. Feit blijft dat de auto's de drukke N494 zullen moeten oversteken om het eenzijdige verkooppunt te bereiken, hetgeen zonder meer tot extra conflictsituaties leidt. Cliënten roepen in herinnering dat ook naar de mening van de provincie sprake is van dermate hoge verkeersintensiteiten dat oversteken nauwelijks mogelijk is. Verder ontstaat een situatie waar op korte afstand van elkaar kruisend verkeer ontstaat: het kruispunt met de N218 ligt op nog geen 50 m afstand van de inrit, en slechts circa 70 m verder volgt dan weer een uitrit, gecombineerd met de Korte Welleweg. Het feit dat de carpoolgebruikers via het brandstofverkooppunt naar de uitgang zullen moeten rijden, bevordert de verkeersveiligheid evenmin. De voorgestelde inrichting vormt verder een extra belasting voor de Korte Welleweg en zorgt voor een aanzienlijk groter aantal voertuigen dat vanuit die weg de N494 op moet rijden. Cliënten wijzen er verder op dat voor de motorvoertuigen die het terrein van het verkooppunt verlaten en weer de N494 op willen rijden op de Korte Welleweg weinig opstelruimte beschikbaar is (namelijk voor één auto). Gezien het aantal bezoekers van het verkooppunt en de carpoolplaats en de drukte op de N494 is hier congestie te verwachten. In dat geval wordt de Korte Welleweg geblokkeerd, hetgeen een gevaarlijke situatie oproept voor degenen die vanaf de drukke N494 de Korte Welleweg op willen rijden. Voor degenen die gebruik maken van de Korte Welleweg (van of naar de N494) wordt de situatie eveneens onoverzichtelijk. Bij het naderen van de kruising met de N494, maar ook indien men vanuit de N494 die weg inrijdt, moet men immers zowel rekening houden met de auto's die het verkooppunt verlaten, als met de fietsers die direct daarnaast de weg oversteken. Het ontnemen van een voorrangspositie aan de fietsers, kan deze extra onveiligheid niet compenseren. Het aantal bezoekende auto's aan het verkooppunt wordt naar de mening van cliënten bovendien onderschat. In de verkeerskundige analyse wordt uitgegaan van 200 tot 250 bezoekers per dag, evenredig verdeeld over de dag. In het luchtkwaliteitonderzoek, dat door de initiatiefnemer eveneens bij de ruimtelijke onderbouwing is gevoegd, wordt evenwel − terecht − uitgegaan van een veel groter aantal bezoekers, namelijk circa 1.000 per dag. De veronderstelling dat het aantal bezoekers evenredig over de dag zal zijn verdeeld lijkt evenmin realistisch: het ligt voor de hand dat tijdens de drukke spits meer auto's komen tanken. Dat betekent dat rekening moet worden gehouden met meer verkeersbewegingen dan in het rapport is gebeurd en dat grote vraagtekens moeten worden geplaatst bij de capaciteit voor de verkeersafwikkeling (bijvoorbeeld van het linksafvak). Ook het aantal conflictsituaties bij het afslaan en opdraaien van de N494 is dan hoger, evenals de belasting op de Korte Welleweg. Indien de door de initiatiefnemer gepresenteerde oplossing al wenselijk zou zijn (hetgeen cliënten bestrijden), is de daadwerkelijke uitvoering daarvan bovendien nog onzeker. Cliënten hebben niet kunnen constateren dat de bestemmingsplankaart op de gepresenteerde inrichting, met een extra strook en een verlegd fietspad, is afgestemd. Daarnaast lijkt nog geen definitieve overeenstemming met de provincie te zijn bereikt. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt immers dat nog nader overleg moet worden gevoerd, en wordt nog altijd gesproken over een "mogelijke" gecombineerde inrit met de carpoolplaats. Gezien het gewicht van de eerder door de provincie geuite bezwaren in verband met de verkeersveiligheid, betreft het hier bovendien geen kwestie die via "detailovereenstemming" kan worden opgelost (zie blz. 7 van de ruimtelijke onderbouwing). In dat geval dienen de randvoorwaarden in het bestemmingsplan te worden vastgelegd en dient de uitvoerbaarheid vast te staan. Cliënten menen voorts dat het voornemen tot het oprichten van een nieuw verkooppunt op deze locatie voor wat betreft de verkeersveiligheid de toets aan het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 niet kan doorstaan. Akoestische situatie In de ruimtelijke onderbouwing wordt diverse malen benadrukt dat de geluidsbelasting op de bestaande woningen, die zouden moeten wijken voor het verkooppunt, hoog is. De gemeente zou hebben vastgesteld dat de huidige gevelbelasting op die woningen 75 dB(A) bedraagt. Waar dit cijfer op is gebaseerd, is niet duidelijk. Cliënten plaatsen hierbij vraagtekens en plaatsen daarmee ook vraagtekens bij de noodzaak van het amoveren van de woningen. Zij wijzen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
112
er in dit verband op dat deze locatie in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2006 niet als akoestisch knelpunt is aangegeven. In de ruimtelijke onderbouwing (en in het ontwerpbestemmingsplan) wordt ten onrechte niet ingegaan op de consequenties van de komst van het brandstofverkooppunt voor de nabijgelegen woningen. Dit geldt niet alleen voor wat betreft de verkeersveiligheid (zie hiervoor), maar ook voor de akoestische gevolgen. Zelfs al zou de verkeersintensiteit op de Kanaaldijk-West niet toenemen, dan moet er blijkens het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek toch rekening worden gehouden met circa 1.000 tankende auto's, dus met 2.000 extra parkeerbewegingen. Aan de gevolgen daarvan (optrekken en wegrijden,slaan met portieren, tanken van benzine) is ten onrechte voorbijgegaan. Economische uitvoerbaarheid De economische uitvoerbaarheid van de nieuwvestiging staat onvoldoende vast en is onvoldoende onderzocht. Ten aanzien van dit aspect wordt volstaan met de mededeling in de door de initiatiefnemer opgestelde ruimtelijke onderbouwing dat de uitvoeringskosten geheel ten laste zullen komen van de initiatiefnemer. In het bestemmingsplan (par. 15) wordt overwogen dat bij particuliere initiatieven de haalbaarheid moet worden aangetoond. De haalbaarheid van dit initiatief is echter niet aangetoond en een gemeentelijke toetsing daarvan is achterwege gebleven. Daarmee is men er aan voorbijgegaan dat deze toetsing door de gemeenteraad wel degelijk dient plaats te hebben, ook indien sprake is van een particulier initiatief (zie bijvoorbeeld ABRvS 6 november 2004, MenR 2004, 3). Flora en fauna In de ruimtelijke onderbouwing wordt melding gemaakt van een verkennend onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde dieren- en/of plantensoorten zoals bedoeld in de Flora- en faunawet. Dat onderzoek is evenwel niet bij de stukken gevoegd. Verder is een meer gedetailleerd onderzoek kennelijk achterwege gebleven. Cliënten bestrijden dan ook dat voldoende en representatief inzicht bestaat in de aanwezige flora en fauna en in de waarde daarvan en dat het plan in dit opzicht aanvaardbaar en uitvoerbaar is. In dit verband wordt er tevens op gewezen dat de locatie voor wat betreft de ecologische waarde een beheersgebied-plus is (zie kaart 5.1 bij het ontwerpbestemmingsplan). Onderliggend onderzoek In de ruimtelijke onderbouwing wordt naar verschillende onderzoeksresultaten verwezen, die evenwel niet bij de ruimtelijke onderbouwing zijn gevoegd en die evenmin in het kader van de bestemmingsplanprocedure ter visie hebben gelegen. Ter illustratie vermelden cliënten het verkennend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en het akoestisch onderzoek (blz. 6 van de ruimtelijke onderbouwing). Nu deze rapporten niet ter inzage zijn gelegd, en cliënten (en derden, waaronder de gemeenteraad) daar dus geen kennis van hebben kunnen nemen en daar niet op hebben kunnen reageren, is sprake van een onzorgvuldige procedure. De achterliggende rapportages dienen alsnog tijdig aan cliënten (en derden) ter hand te worden gesteld. Subsidiaire aspecten Subsidiair wijzen cliënten nog op het volgende. Indien op de bewuste locatie al zou kunnen worden voorzien in het oprichten van een brandstofverkooppunt (zoals gezegd zijn daar naar de mening van cliënten overwegende bezwaren aan verbonden), dient de bestemmingsregeling voldoende eenduidig te zijn. De bestemmingsregeling bevat echter een aantal onduidelijkheden die tot rechtsonzekerheid leiden. De bestemming is op de plankaart aangeduid met "BvmbIzw)(100 m²)". Cliënten gaan ervan uit dat beoogd is de subbestemming "Bvmb" toe te kennen, waar geen verkoop van LPG is toegestaan. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt immers dat de potentiële exploitant geen LPG-verkoop beoogt en op de plankaart is geen vulpunt LPG aangeduid. Doordat na de letters "Bvmb" een "l" is geplaatst, in plaats van een "("behorende bij de aanduiding (zw))", kan de indruk ontstaan dat ter plaatse de subbestemming "BvmbI" is toegekend en dat dus de verkoop van LPG is toegestaan. Cliënten menen dat deze onduidelijkheid dient te worden weggenomen. Overigens zal duidelijk zijn dat het mede toestaan van verkoop van LPG op deze locatie naar de mening van cliënten niet aanvaardbaar is, zowel vanwege de reeds bestaande voorzieningen als vanwege de inpassing in de omgeving.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
113
Verder geldt − eveneens subsidiair − nog het volgende. Ingevolge artikel 6, vierde lid, onder a, wordt een eventuele beperking in de oppervlakte van gebouwen op de plankaart aangegeven. Op de plankaart is voor het bewuste perceel de aanduiding "100 m²" opgenomen, waarmee beoogd is de oppervlakte gebouwen tot maximaal 100 m² te beperken. Deze betekenis van deze aanduiding dient echter nog in het renvooi te worden vastgelegd. Luchtkwaliteit plangebied Hiervoor is door cliënten met name ingegaan op het geprojecteerde brandstofverkooppunt aan de Kanaaldijk-West. Voor wat betreft het plan als geheel, plaatsen cliënten daarnaast vraagtekens bij het luchtkwaliteitonderzoek dat bij het plan is gevoegd. Zo is de huidige situatie in kaart gebracht, alsmede de situatie in 2010 en 2016. Ook in de tussengelegen periode hebben echter nieuwe ontwikkelingen plaats en volgens vaste jurisprudentie dienen de gevolgen voor de luchtkwaliteit in kaart te worden gebracht vanaf het moment dat die ontwikkelingen plaatshebben. Daarnaast is de veronderstelling dat nieuwe ontwikkelingen slechts zullen leiden tot 1.000 extra motorvoertuigen in 2010 en 2016 naar de mening van cliënten een onderschatting van de groei die werkelijk te verwachten is. In dat verband wordt onder meer gewezen op de ontwikkelingen in de glastuinbouw, de beoogde schaalvergroting in de landbouw, maar ook op de ontwikkelingen op toeristisch-recreatief gebied. Naar de mening van cliënten is dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met het bestemmingsplan geen verdere verslechtering van de luchtkwaliteit boven de geldende grenswaarden zal plaatshebben. Gelet op het voorgaande verzoeken cliënten u hun zienswijze gegrond te verklaren en, indien u al tot vaststelling van het bestemmingsplan overgaat, dit te doen met inachtneming van hun zienswijze. Beantwoording In hoofdstuk 13 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling aangekondigd. De onderbouwing bij het voornemen is tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter visie gelegd. De gemeente is van mening dat na afweging van de in het geding zijnde belangen, de vestiging van het verkooppunt voor motorbrandstoffen aanvaardbaar is. Voor de vestiging van het verkooppunt voor motorbrandstoffen is een distributieplanologisch onderzoek niet noodzakelijk. Deze situatie is niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld winkelvoorzieningen in het stedelijk gebied. Van de gemeente Hellevoetsluis is geen artikel 10-reactie ontvangen die op deze situatie betrekking heeft. Overigens heeft de initiatiefnemer achteraf wel degelijk een DPO uitgevoerd, onder meer om de financiële haalbaarheid van het verkooppunt van motorbrandstoffen aantoonbaar te maken. De provincie is in principe akkoord met de vestiging van een brandstofverkooppunt op deze locatie. In het princiepverzoek van oktober 2005 is evenwel gesteld dat de verkeerskundige situatie onderwerp van nader overleg zou moeten zijn. Dergelijk overleg heeft intussen plaatsgevonden en heeft geleid tot een aangepast ontwerp dat tegemoetkomt aan eerdere bezewaren tegen de verkeerssituatie. De gemeente staat in het onderhavig plangebied nieuwvestiging van bedrijven die niet aan het buitengebied zijn gebonden niet toe. In dit geval is het goed verdedigbaar dat een brandstofverkooppunt aan specifieke doorgaande verkeersroutes worden gevestigd, te meer daar vestiging ervan in de bebouwde kom eveneens de nodige hinder met zich mee kan brengen.
-
-
Verkeerskundige situatie Er wordt gesteld dat uit het rapport "Verkeerskundige analyse tankstation Zwartewaal" d.d. 27 juni 2006 zou blijken dat de verkeerskundige inpassing problematisch is. Dit staat niet in het rapport. De per brief d.d. 19 april 2006 door de provincie Zuid-Holland aangedragen bedenkingen bij een eerder ontwerp voor het tankstation, zijn allemaal verwerkt in het nieuwe ontwerp zoals weergegeven in het rapport d.d. 27 juni 2006. Aan het genoemde probleem dat extra verkeer de toch al drukke Kanaaldijk-West moet oversteken om het tankstation te bereiken (extra conflicten en stilstand op de hoofdrijbaan) is tegemoetgekomen door een afzonderlijk linksafvak te realiseren. In de huidige situatie is dit linksafvak niet aanwezig en is verkeer naar de carpoolplaats wellicht geneigd risico te nemen bij het oversteken. In de voorgestelde situatie is voldoende opstelruimte aanwezig, waardoor geen wachtrijen op de hoofdrijbaan ontstaan. Door de nabijheid van de verkeers-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
114
regelinstallatie zullen regelmatig hiaten in de tegemoetkomende verkeersstroom ontstaan die het mogelijk maken om over te steken naar het tankstation en de carpoolplaats. Aan de bedenking dat de afstand tussen fietspad en tankstation te klein was, is tegemoetgekomen door de afstand te vergroten zodat overal een gelijke afstand (van 1,5 m) tussen fietspad en tankstation geldt. Aan het bezwaar van de combinatie van uitrit van het verkooppunt met de aansluiting Kanaaldijk-West/Korte Welleweg (onduidelijke voorrangssituatie en niet-haakse aansluiting) is eveneens tegemoetgekomen. De Korte Welleweg is verschoven en is haaks op de Kanaaldijk-West aangesloten en voorzien van een middengeleider. De uitrit van het tankstation is haaks op de Korte Welleweg geplaatst. Tevens is de voorrangssituatie van het fietspad aangepast. De fietsers zijn uit de voorrang gehaald conform de landelijke richtlijnen. Aan de bedenking dat oversteken naar het tankstation nauwelijks mogelijk is, is tegemoetgekomen door een afzonderlijk linksafvak te realiseren. Bovendien is − zoals weergegeven in het rapport − door een kruispuntberekening bepaald dat er nauwelijks wachtrijen ontstaan (gemiddelde wachtrij van 1 voertuig in het maatgevende ochtendspitsuur) en de gemiddelde wachttijd in het maatgevende ochtendspitsuur beperkt blijft (7 seconden). Geconstateerd wordt dat de realisatie van het tankstation tot extra conflictsituaties leidt. Dit is niet eenduidig te constateren. De realisatie van het tankstation leidt tot extra oversteekbewegingen ten opzichte van de huidige situatie met de woningen en de carpoolplaats. De oversteekbeweging naar het tankstation en de carpoolplaats wordt echter veiliger door de realisatie van het linksafvak. Daarnaast is er in het ontwerp alleen sprake van een inrit naar het tankstation, terwijl er in de huidige situatie sprake is van een in- en uitrit naar de carpoolplaats. Bovendien wordt de huidige gevaarlijke aansluiting van de twee woningen direct (schuin) op het kruispunt Korte Welleweg/Kanaaldijk-West vervangen door een verkeersveilige haakse aansluiting van het tankstation op de Korte Welleweg en een verkeersveilige haakse aansluiting van de Korte Welleweg op de Kanaaldijk-West. Het is dus niet denkbeeldig dat de totale verkeersveiligheidssituatie verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Gesteld wordt dat er drie punten met kruisend verkeer kort op elkaar ontstaan. Dit is echter in de huidige situatie ook al zo. Daarnaast wordt de in- en uitritmogelijkheid direct op de Kanaaldijk-West vervangen door alleen een inrit. Zowel de inrit als de aansluiting van de Korte Welleweg op de Kanaaldijk-West wordt veiliger vorm gegeven dan in de huidige situatie. De zichtsituatie vanaf het kruispunt Korte Welleweg/Kanaaldijk-West naar het verkeer op de Kanaaldijk-West (en andersom) wordt beter (verwijderen twee woningen en erfafscheidingen). Het is dus niet denkbeeldig dat de totale verkeerssituatie verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Gesteld wordt dat het feit dat de carpoolgebruikers via het brandstofverkooppunt naar de uitgang zullen moeten rijden de verkeersveiligheid evenmin bevordert. Dit is niet juist. Het is veiliger om via een aangepast volwaardig kruispunt als de Korte Welleweg de Kanaaldijk-West op te rijden, dan via de bestaande uitrit direct op de Kanaaldijk-West. Gesteld wordt dat er te weinig opstelruimte op de Korte Welleweg (voor de aansluiting op de Kanaaldijk-West) beschikbaar is en dat dat leidt tot congestie en blokkering van de Korte Welleweg. Gezien de orde van grootte van de resultaten van de berekening van de wachtrijen en wachttijden op de inrit naar het tankstation en de carpoolplaats (zie punt 6) is het niet te verwachten dat er op het kruispunt Korte Welleweg/Kanaaldijk-West congestieproblemen ontstaan. Gesteld wordt dat de situatie op de Korte Welleweg onoverzichtelijker wordt ten opzichte van de huidige situatie. Verkeer op de Korte Welleweg zou rekening moeten houden met verkeer dat het tankstation verlaat en met fietsers die direct daarnaast de weg oversteken. Dit is niet juist. De Korte Welleweg heeft namelijk voorrang op het verkeer uit het tankstation. De situatie wordt overzichtelijker door de haakse vormgeving van het kruispunt, het − conform de landelijke richtlijnen − uit de voorrang halen van het fietspad, het vervallen van de schuine aansluiting van de twee woningen direct op het kruispunt Korte Welleweg/Kanaaldijk-West en het verwijderen van de twee woningen inclusief erfafscheidingen (verbeterde zichtsituatie). Gesteld wordt dat het aantal bezoekende auto's wordt onderschat. Dit is niet het geval. Het in het rapport opgenomen aantal van 200 tot 250 bezoekers per dag is gebaseerd op de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
-
-
115
globale omzetverwachtingen van het tankstation. Het in het luchtkwaliteitonderzoek genoemde aantal van 1.000 bezoekers per dag betreft een voor die materie gangbaar rekengetal. Rekenen met een kleiner rekengetal is bij die materie niet gebruikelijk. Gesteld wordt dat in het rapport wordt uitgegaan van een evenredige verdeling van het aantal bezoekers over de dag. Dit is niet juist. In het rapport staat aangegeven dat "de bezoekers van het tankstation evenredig aan de verkeersstroom over de dag worden verdeeld". Dit betekent dat het bezoekpatroon van het tankstation gelijk is aan de verdeling van de verkeersstroom op de Kanaaldijk-West over het etmaal (dus inclusief drukke spitsperioden). Gesteld wordt dat het oprichten van een nieuw verkooppunt op deze locatie voor wat betreft de verkeersveiligheid de toets aan het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 niet kan doorstaan. Er wordt niet aangeven welk beleidsuitgangspunt uit het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 zich zou verzetten tegen realisatie van een brandstofverkooppunt. Ons is geen beleidsuitgangspunt uit het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 bekend dat zich zou verzetten tegen realisatie van een brandstofverkooppunt.
Akoestische situatie Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat er geen enkele wettelijke norm overschreden wordt en dat er geen maatregelen in het kader van de Wet geluidhinder genomen hoeven te worden. Economische uitvoerbaarheid Voor het initiatief is alsnog een DPO uitgevoerd, waarin de economische haalbaarheid wordt ondersteund. De belangen van de ondernemer zouden echter worden geschaad als in de ruimtelijke onderbouwing uitvoerig en kwantitatief op de economische uitvoerbaarheid zou worden ingegaan en is derhalve achterwege gelaten. Flora- en faunawet Door Grontmij is een deskstudie uitgevoerd in combinatie met een bezoek aan het gebied. De studie wijst uit dat er mogelijk vogelsoorten en amfibieën voorkomen, waar nader onderzoek voor moet worden uitgevoerd om te bepalen of al of niet ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. De conclusie is echter gerechtvaardigd dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in het geding is. Onderliggend onderzoek De onderzoeken zullen bij vaststelling alsnog aan de onderbouwing worden toegevoegd. Subsidiaire aspecten Op de plankaart die op het gemeentehuis ter visie heeft gelegen, zijn de haakjes rond de aanduiding "zw" duidelijk weergegeven. Op het renvooi is ook de betekenis van het aantal m² weergegeven. Luchtkwaliteit Het onderzoek naar luchtkwaliteit is in de ogen van de gemeente op juiste wijze uitgevoerd. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op genoemde punten geen aanpassing.
80. Geelkerken en Linskens advocaten namens Maatschap S.J. en E. Arkenbout Bollaarsdijk 9 en 9a, 3231 LA Brielle (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Namens mijn cliënten, de maatschap S.J. en E. Arkenbout en haar maten de heren S.J. Arkenbout en de heer E. Arkenbout gevestigd en wonend aan de Bollaarsdijk 9 en 9A te 3231 LA
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
116
Brielle, dien ik hierbij een zienswijze in omtrent het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied zoals dat thans ter inzage ligt. Inleiding Het bedrijf is sinds het begin van de vorige eeuw ter plekke gevestigd op de huidige locatie. Het bedrijf omvat circa 3,15 ha grond. De heren Arkenbout zijn eigenaars van de grond bestaande uit twee percelen kadastraal bekend gemeente Brielle, sectie E, nummers 19 en 20. Daarop staat 20.000 m² glas. In 2000 is de destijds aanwezige 1 ha glas vervangen door 2 ha. Verder staat er een schuur van circa 800 m² (inclusief een substraat-/ketelhuisruimte). Cliënten hebben in mei van dit jaar een bouwaanvraag ingediend voor vergroting van de aanwezige kassen. Op beide percelen staat een woonhuis, waarin de heren Arkenbout zelf wonen met hun gezinnen. Het ontwerpbestemmingsplan De percelen van cliënten hebben in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming "agrarische doeleinden" met de aanduiding (g) gekregen, hetgeen betekent dat hun glastuinbouwbedrijf is inbestemd. Als cliënten de plankaart goed interpreteren, dan is van hun percelen een strook langs de Bollaarsdijk aangewezen als bouwvlak (b), waarop bouwwerken en gebouwen gebouwd mogen worden. De bestemming "agrarische doeleinden" is geregeld in artikel 3 van de planvoorschriften. Op beide percelen tezamen mag 3 ha glas gebouwd worden met een maximale goothoogte van 4,35 m en een maximale bouwhoogte van 6 m. Verder is in de planvoorschriften bepaald dat assimilatiebelichting en cyclische belichting in de kassen niet gebruikt mag worden, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde voor 95% worden afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling. De percelen van cliënten zijn verder, zoals te zien is op kaartblad 5 bij het plan, opgenomen in de zone "agrarisch gebied, glastuinbouw" (AG3). Dit betekent op grond van artikel 24 van de planvoorschriften dat na wijziging van de bestemming op grond van artikel 11 WRO een uitbreiding van het oppervlak kassen mogelijk is. Verder kan met vrijstelling van het bestemmingsplan de bouwhoogte en de goothoogte verhoogd worden. Op zichzelf zijn cliënten blij dat hun perceel en een gedeelte van het perceel daarachter is aangewezen als zone "AG3". Zij zijn echter van mening dat de wijzigingsbevoegdheid zoals die nu in het bestemmingsplan is opgenomen niet werkbaar is. Zij menen dat voor een optimale bedrijfsvoering voor hen een vergelijkbaar regime zou moeten gelden als voor de gronden aangewezen als zone "AG1". In artikel 24 lid 7 is bepaald dat de wijzigingsbevoegdheid alleen toegepast kan worden als een deel van de gronden met de aanduiding "groenvoorzieningen" wordt gewijzigd in de perceelsbestemming "groenvoorzieningen" (GR) ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de betreffende glastuinbouwbedrijven. Op de plankaart is echter niet terug te vinden welke perceelsgedeelten nu de aanduiding "groenvoorzieningen" hebben, zodat naar de letter van de planvoorschriften de wijzigingsbevoegdheid nimmer toegepast kan worden. Verder is in artikel 24 lid 7 bepaald dat vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aansluitend aan het glastuinbouwbedrijf en aansluitend aan de beoogde uitbreiding van het glas groenvoorzieningen gerealiseerd moeten worden. Dit is natuurlijk niet reëel. Uw gemeente kan niet verwachten dat een glastuinder eerst de groenvoorzieningen realiseert en daarna moet afwachten of al dan niet van de wijzigingsbevoegdheid gebruikt gemaakt wordt. De situatie kan dan immers ontstaan dat wel de groenvoorzieningen worden gerealiseerd, maar dat ervan wordt afgezien de wijzigingsbevoegdheid toe te passen, zodat het bedrijf nog steeds geen extra glas kan neerzetten. Hierdoor wordt te veel afbreuk gedaan aan de rechtszekerheid. Verder is in artikel 24 lid 7 bepaald dat om te kunnen beoordelen of er in voldoende mate sprake is van landschappelijke inpassing van glastuinbouwbedrijven een inrichtingsplan moet worden overgelegd dat dient te voldoen aan hetgeen daarover in de Beschrijving in Hoofdlijnen (BIH) (artikel 30) is geregeld. In artikel 30 is in lid 9 een bepaling opgenomen betreffende het overleggen van een inrichtingsplan als voorwaarde voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid genoemd in artikel 3 lid 5 van de planvoorschriften. Een verwijzing naar artikel 24 ontbreekt. Artikel 3 lid 5 voorziet niet in een wijzigingsbevoegdheid. Is hier bedoeld artikel 24 lid 7?
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
117
Voorts zijn de eisen die worden gesteld aan een inrichtingsplan groenvoorzieningen voor cliënten niet haalbaar, en niet reëel. Tevens wordt een vraagteken gesteld bij de ruimtelijke relevantie van de aan het inrichtingsplan gestelde eisen. Er moet immers "gebiedseigen beplanting" worden aangeplant. Deze beplanting moet een hoogte kunnen bereiken van minimaal de bouwhoogte van de kassen. Verder moet het gaan om duurzame beplanting gemengd met snelgroeiende houtsoorten, zodat op relatief korte termijn een voldoende afschermend resultaat kan worden bereikt. Ten slotte moet minimaal 5 m van de breedte van de nadere aanduiding "groenvoorzieningen" voorzien zijn van opgaande beplanting. Voor het overige deel van de strook kan ook lagere beplanting worden toegepast. In artikel 24 lid 8 is bepaald dat een vrijstelling gegeven kan worden voor een grotere goothoogte van een kas van 6 m en een bouwhoogte van 8 m. Dit kan uitsluitend indien dit noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomische overwegingen. Daarbij is bepaald dat voordat vrijstelling wordt verleend omtrent de bedrijfseconomische noodzaak eerst advies wordt ingewonnen bij een agrarisch deskundige. Hierbij rijst de vraag wie dat advies moet inwinnen. Is het de bedoeling dat het college van burgemeester en wethouders dit doet of moet bij de vrijstellingsaanvraag een advies worden overgelegd? Bovendien menen cliënten dat bij hen hetzelfde regime zou moeten gelden als geldt voor AG1 en AG2, waar (slechts) na vrijstelling een goothoogte mogelijk is van 7 m en een nokhoogte van 9 m. Conclusie Gezien het voorgaande bevat het ontwerpbestemmingsplan nogal wat onduidelijkheden. Vriendelijk verzoek ik u het bestemmingsplan zodanig vast te stellen dat bovengenoemde onduidelijkheden zijn opgehelderd. Overigens behoud ik me namens cliënten het recht voor deze zienswijze nog aan te vullen. Beantwoording Met betrekking tot de zienswijze over het opnemen van een vergelijkbaar regime als zone AG1 wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 69, waarin het onderscheid tussen de 3 zones AG wordt toegelicht. Op plankaart 5, zonering, is de betreffende groenstrook aangegeven. Naar dit kaartblad wordt ook in artikel 24, voorschrift 7 verwezen. Met betrekking tot de beantwoording van de zienswijze over het eerst realiseren van de groenvoorziening, alvorens in zone AG3 glas mag worden uitgebreid, wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 65. Reclamant wijst terecht op een foutieve verwijzing in de Beschrijving in Hoofdlijnen. Verwezen moet inderdaad worden naar artikel 24 lid 7 en niet naar artikel 3 lid 5. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast. Reclamant maakt niet duidelijk waarom de inrichtingseisen die aan de groenvoorziening worden gesteld, niet reëel zijn. De gemeente is die mening niet toegedaan. Juist het duidelijk aangeven waar de groenvoorziening aan moet voldoen, voorkomt onduidelijkheden. Met betrekking tot het inwinnen van agrarisch advies, wordt het volgende opgemerkt. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen, na advies aangevraagd te hebben bij een agrarisch deskundige. In artikel 1, begripsbepaling, is omschreven wat daarmee wordt bedoeld. Voor het gemaakte onderscheid tussen de verschillende zones AG wordt nogmaals verwezen naar zienswijze 69. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
81. Dumati, Peter Duyvesteijn, Ruigendijk 11a, 3234 LC Tinte (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Graag wil ik op deze wijze reageren op het ontwerpbestemmingsplan Brielle, hierbij wil ik met name de volgende punten in acht nemen:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
118
-
Bouwhoogte binnen gebied Tinte en gebied Vierpolders-Piek is onvoldoende, goothoogte moet naar minimaal 10 m om in de toekomst op moderne en verantwoorde wijze te kunnen blijven telen. Maximale grootte kasoppervlakte van 30.000 m binnen concentratiegebied dient te vervallen, bedrijven moeten de mogelijkheid krijgen op hun perceel een maximale bebouwingsgraad te behalen. Streekplanuitwerking dient voor Brielle en Westvoorne gelijk te zijn (bepaalde regels zijn verschillend). Waarom beiden een verschillend beleid voeren is niet duidelijk, tevens geen onderbouwing kunnen vinden waarom dit zo is. Mijn voorstel is: 1 beleid voor meer duidelijkheid. Papieren glas, glas van buiten de concentratiegebieden en intensiveringsgebied dat moet verdwijnen, dient gecompenseerd te worden door concentratiegebied Tinte te vergroten (nabij de Rietdijk te Tinte) om de bedrijven hier te hervestigen. Voor de gemeente Brielle zal alleen land van Piek te weinig zijn om alle glas te compenseren. Mijn voorstel is hierin om ook het gebied tussen de N57 en de Kerkweg te gebruiken om al het glas te compenseren. Verder zou ook gedacht kunnen worden aan het gebied tussen de N57-Meeldijk-Wouddijk-Dorpsdijk als compensatiegebied. Gebied Tinte dient als een concentratiegebied gezien te worden en niet als een intensiveringsgebied te worden aangeduid om zo in de streekplanuitwerking een duurzame glasbestemming te verkrijgen, binnen een concentratiegebied (ook die van Brielle West, Vierpolders en het Land van Piek) bedrijfsontwikkelingen als zijnde schaalvergroting en herstructurering zijn binnen deze concentratiegebieden dan mogelijk. Gaarne zijn wij bereid het een en ander mondeling toe te lichten. Beantwoording Voor beantwoording van de zienswijze over een hogere bouwhoogte wordt verwezen naar zienswijze 65 en 69. De gemeente merkt op dat binnen het concentratiegebied (Zone AG1) geen sprake is van een maximale oppervlakte glas. Voor zone AG2 geldt wel een maximale oppervlakte gezien het provinciale beleid voor intensiveringsgebieden. Het verschil in beleid tussen de gemeenten Brielle en Westvoorne is terug te voeren op het feit dat elke gemeente verantwoordelijk is voor zijn eigen beleid. De gemeente Brielle is de eerste gemeente in Zuid-Holland die sanering van verspreid glas concreet regelt in het bestemmingsplan. De gemeente Brielle kan haar buurgemeente niet voorschrijven hetzelfde te doen. Het concentratiegebied vergroten om al het papieren- en verspreid glas te compenseren gaat de gemeente te ver, omdat de bedrijven die worden gesaneerd, hun bedrijf niet op een andere plaats (i.c. het concentratiegebied) willen voortzetten. In die zin is compensatie op de gronden van Piek en de extra ruimte in de zones AG2 en AG3 voldoende om in de behoefte van de glastuinbouw in Brielle te kunnen voorzien. De gemeente is dan ook niet van plan nog andere gebieden aan te wijzen voor vestiging van glastuinbouwbedrijven. Het onderscheid tussen de verschillende zones is in de algemene beantwoording onder 1 en in zienswijze 69 voldoende duidelijk gemaakt. Daar wordt naar verwezen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
82. N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze In aanvulling op ons schrijven van 6 november jongstleden, ons kenmerk TAJW 06.6719, kunnen wij u eerst nu het volgende onder de aandacht brengen. In het kader van een veranderende gasstroom door Nederland worden momenteel initiatieven genomen voor het oprichten van een LNG import terminal op de Maasvlakte. Voor deze installatie zal een nieuwe hoofdaardgastransportleiding aangelegd worden om het gas te kunnen vervoeren in de richting Dordrecht. Deze leiding zal worden ontworpen op 80 bar en een diameter krijgen van minimaal 42". Hoewel dit nog nader onderzocht moet worden is de verwachting dat het te volgen tracé door uw gemeente gaat lopen. Dit tracé zal zoveel als mogelijk worden gebundeld met de reeds aanwezige hoofdaardgastransportleidingen. Wij verzoeken u bin-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
119
nen het onderhavige plan rekening te houden met de bovengeschetste ontwikkeling. Desgevraagd kunnen wij u binnenkort het voorgenomen globale tracé doen toekomen. Nagaan of dit al beschikbaar is. Beantwoording Uit telefonische informatie van de heer Roest van de Gasunie is gebleken dat de leiding naar alle waarschijnlijkheid niet door de gemeente Brielle zal lopen en dat voor een andere route wordt gekozen. Dit betekent dat aanpassing van het plan niet noodzakelijk is. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
83. L.J. Herlaar, Waterweg 3, 3237 KL Vierpolders (schriftelijk ingekomen 17 november 2006) Zienswijze Hierbij dien ik mijn zienswijze in omtrent het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Bij eerdere onderhandelingen met de gemeente Brielle omtrent de verkoop van mijn vorige bedrijf aan de Groene Kruisweg ten behoeve van de aanleg van de wijk Nieuwland ben ik met de gemeente Brielle overeengekomen dat bij herziening van het bestemmingsplan mijn huidige perceel aan de Waterweg een dubbele bestemming zou krijgen, te weten glastuinbouw en manege. Er is geen afspraak gemaakt over de grootte van de bedrijven, zodat het gehele perceel een dubbele bestemming zou krijgen. Hierbij zou ik zelf vrij zijn in de invulling hiervan. Momenteel is er al het een en ander gebouwd via de artikel 19-procedure. Er staan nu kassen en paardenstallen, rijbakken en verdere accommodatie voor training. De afspraken, die toen gemaakt zijn, zijn vastgelegd in de eigendomsakte bij de notaris en later per brief van 6 september, verzonden 11 september 1995 door het toenmalige college, bevestigd. In het ontwerpbestemmingsplan heb ik gezien dat op de locatie waar nu mijn kassen staan een (A) is opgenomen op mijn perceel. Dit druist in tegen de overeenkomst zoals met de gemeente Brielle overeen is gekomen bij de verkoop van mijn vorige bedrijf en zoals ik heb aangegeven ook als zodanig is vastgelegd. Mocht er in de toekomst met de gemeente Brielle, met als tussenpersoon "Agrimaco" een overeenkomst komen om de kassen af te breken (wat ik ten zeerste betwijfel) dan zou de manege ook niet verder kunnen uitbreiden omdat er geen bouwvlak meer is. Ook het tegenover mijn perceel gelegen weiland is in het nieuwe plan de bestemming gewijzigd van voorheen A(hg) naar (A) oftewel agrarisch met hulpgebouwen naar agrarisch zonder hulpgebouwen. Op dit perceel is al in augustus 2005 een bouwvergunning aangevraagd voor paardenstallen voor de uitbreiding van het huidige bedrijf met een aparte locatie voor de paardenfokkerij. Bij voorafgaande informatie bij de heer Snoeij was dit op deze locatie toegestaan. Vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan is volgens mij deze bouwaanvraag geweigerd om redenen die niet geloofwaardig overkomen, maar ik denk vooral om wisselgeld te hebben om tot overeenstemming te komen om de kassenproblematiek aan te pakken. Ikzelf noem dit dan ook chantage mede door het antwoord van de heer Wassink van de D.C.M.R. Ik zou van u willen vragen om de schriftelijk vastgelegde afspraken uit te voeren en hier rekening mee te willen houden met het vaststellen van het bestemmingsplan. Tevens heb ik in de inspraakreactie en eerdere correspondentie, die ik hier als herhaald en ingelast beschouw en tevens is bijgevoegd, gevraagd om bij de manege/kassen een tweede bedrijfswoning te bouwen. Of liever gezegd, een bedrijfswoning voor de manege. Ik verzoek uw raad om dit ook alsnog op te nemen in het door uw raad vast te stellen bestemmingsplan, zonodig via een amendement. Bijlagen: 1. afschrift notarisakte; 2. afschrift brief van 6 september 1995; 3. afschrift verzoek tweede bedrijfswoning.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
120
Beantwoording In verband met het saneren van het verspreid liggende glas hebben met de heer Herlaar de nodige besprekingen plaatsgevonden. Zijn bebouwingsvlak Am(b) is zodanig aan te passen dat zijn ontwikkeling van een manege mogelijk is. Hiervoor zal een wijziging van het bouwvlak Am(b) op de bestemmingsplankaart plaatsvinden. Het verzoek voor de 2e woning hangt samen met het bereiken van overeenstemming met reclamant. Tot op heden is deze niet bereikt, zodat dit deel van de zienswijze vooralsnog ongegrond is. Indien in een later stadium alsnog overeenstemming wordt bereikt, kan met een vrijstelling medewerking worden verleend aan een tweede woning. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
84. G. en A. Visser, Kloosterweg 21, 3232 LB Brielle (schriftelijk ingekomen 20 november 2006) Zienswijze Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied bevat voor ons drie onderdelen waarover wij onze zienswijze aan u kenbaar willen maken. De zone AG3 (bedrijven aan de Bollaarsdijk, Hoonaardweg en Schrijversdijk). Dit voorstel past niet in het streekplan en ook niet in het glasconvenant van de gemeente Brielle. De zone AG2 (Tuinderij Vers Advt 11.500 m²).Bij de vorige uitbreiding van Tuinderij Vers is toegezegd dat dit tevens de laatste zou zijn. Uitbreiding brengt nog meer verkeer met zich mee. De aanvoer van groenten komt nu al niet alleen van de tuinderijen op Voorne, maar ook van de veilingen ten noorden van Rotterdam tot aan Spanje toe. Uitbreiding vraagt meer generatoren, dus meer geluid. Advt in een dergelijke omvang is industrie. De zone AG1 met AG1w (land van Piek en waterberging). De waterberging langs de Rijksstraatweg is zeer gezichtsbepalend. Toch zijn er geen voorwaarden voor landschappelijke inpassing gesteld. Innovatie zoals in het glasconvenant met betrekking tot waterberging ontbreekt, evenals mogelijke concentratie van bedrijfswoningen. De vrijstellingsbevoegdheid van het college in de zones AG1 en AG2 met betrekking tot de goot- en bouwhoogte kan leiden tot nog meer landschapsontsierende bouw. Wij zijn bereid verder mondelinge toelichting te geven. Beantwoording Voor beantwoording van het bezwaar over zone AG3 wordt verwezen naar de algemene beantwoording onder 1. In het ontwerpbestemmingsplan heeft Tuinderij Vers 6.500 m² aan bouwmogelijkheden. Het bedrijf wil verder uitbreiden tot 11.000 m² Dit is in het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende onderbouwd. In het vastgestelde plan zal een ruimtelijke onderbouwing worden opgenomen, waaruit blijkt dat de uitbreiding planologisch verantwoord is. Het concentratiegebied (zone AG1) is gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw. Beperkingen in de vorm van landschappelijke eisen aan waterberging en bedrijfswoningen is daarbij niet aan de orde. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van bouw- en goothoogten. Bij het verlenen van de vrijstelling zullen landschappelijke effecten worden afgewogen tegen de bedrijfsmatige noodzaak voor duurzame glastuinbouwbedrijven. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wel behoeft het bestemmingsplan deels aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
121
86. Tuinbouwbedrijf F.J.J. de Koning BV, Ruigendijk 41b, 3234 LC Tinte (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Hierbij wil ik graag reageren op het ontwerpstreekplan Landelijk Gebied. Mijn huidige situatie is als volgt. Het tuinbouwbedrijf bestaat uit drie vestigingen te weten: 1. Ruigendijk 14b 3234 LC te Tinte ter grootte van 25.000 m²; 2. Kloosterweg 5 3232 LB te Brielle ter grootte van 30.000 m²; 3. Kloosterweg 6 3232 LC te Brielle ter grootte van 15.000 m². Ik maak bezwaar tegen het bestemmen van de tuin aan Kloosterweg 5 met alleen een glasbestemming voor biologische teelt. Voor deze locatie gelden nu meer beperkende eisen dan voor andere bedrijven in het intensiveringsgebied. Bij aankoop van de tuin in 2004 was dit niet zo. Ook wees in de tijd niets op de ontwikkeling zo als deze nu zijn. Mij is niet duidelijk waarom mijn tuin wel met allerlei beperkingen wordt geconfronteerd terwijl dat van aangrenzende eigenaren (de Bakker en dergelijke) aan dezelfde zijde van de Kloosterweg bij het intensiveringsgebied is getrokken. Glasbestemming voor biologische teelt beknot mij ernstig in de ondernemersmogelijkheden. Dit is mijns inziens in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Daarin staat dat de bestemmingsplanvoorschriften geen eisen mogen bevatten ten aanzien van de structuur van de agrarische bedrijven. Door de bestemming Agb toe te kennen aan het bedrijf, grijpt de gemeente mijns inziens wel in in de structuur van het bedrijf. Bovendien is bij eventuele verkoop de biologische teelt-bestemming erg nadelig, daar er dan maar weinig potentiële kopers overblijven. Deze tuin ligt tegen het intensiveringsgebied aan en zou daar bijgevoegd moeten worden. Graag zou ik willen uitbreiden om economischer te kunnen werken en het bedrijf levensvatbaar te houden en beter te kunnen inspelen op huidige en toekomstige ontwikkelingen. Nu zou expansie van het bedrijf tot meer versnippering leiden, omdat de maximale bedrijfsgrootte in het intensieveringsgebied Tinte gelimiteerd is tot 3 ha. Gezien de kostenbesparing is uitbreiding door middel van grotere oppervlakte per locatie wenselijker dan uitbreiding door middel van meerdere locaties. Meerdere locaties per bedrijf druist ook in tegen de gemeente wensen. Ook de gemeente wil bundeling en concentratie. Beantwoording Voor biologische bedrijven is een uitzondering gemaakt met betrekking tot het saneringsbeleid. Dit is in de algemene beantwoording onder 1 nader gemotiveerd. Indien het bedrijf niet als biologisch bedrijf was bestemd, was het mogelijk wegbestemd. Indien het tot de zone AG2 had behoord, had eveneens een uitbreidingsmaximum gegolden van 3 ha. De gemeente bestrijdt dat de subbestemming "biologisch" niet ruimtelijk relevant is. In de algemene beantwoording onder 1 is dit nader gemotiveerd. Ook bestrijdt de gemeente dat hierdoor het bedrijf minder waard wordt. Het biedt de ondernemer juist mogelijkheden om zijn bedrijf voort te zetten. Vergroting van het bedrijf is fysiek in het intensiveringsgebied niet meer mogelijk door uitbreiding van de bestaande bedrijven, gezien het beleid met betrekking tot glastuinbouw van de gemeente. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
87. Mevrouw. T. van Wensveen-Moerkerke, Hoonaardweg 4, 3231 LD Brielle (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze In het Briels Nieuwsland van 11 oktober 2006 maakt u uw voornemen bekend tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied in Brielle. Hierbij maak ik als eigenaar van de woning Hoonaardweg 4 te Brielle mijn zienswijze kenbaar over dit ontwerpbestemmingsplan. Ik heb geconstateerd dat deze woning in het ontwerpbestemmingsplan nog
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
122
steeds staat ingetekend in een agrarisch bouwvlak. Het tuinbouwbedrijf is echter reeds jaren geleden gestaakt en de bijbehorende tuinbouwgrond is begin 2000 verkocht, zodat de woning feitelijk al meerdere jaren uitsluitend voor woondoeleinden wordt gebruikt. Evenals meerdere woningen aan de Hoonaardweg met een voormalige agrarische bestemming verzoek ik u dan ook de bestemming van de woning Hoonaardweg 4 te wijzigen in Woondoeleinden (burgerwoning). Op basis van het bovenstaande maak ik bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan (Plan West). Naar aanleiding van het voorgaande verzoek ik u met inachtneming van onze zienswijze het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Ik ga ervan uit dat u mij van de verdere procedure op de hoogte houdt. Beantwoording De bestemming zal gewijzigd worden naar de bestemming Woondoeleinden (W). Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
88. A. Wessendorp, Achterdijk 34, 3437 LA Vierpolders (schriftelijk ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Bij deze maak ik van de mogelijkheid gebruik om mijn "zienswijze" met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Het gaat mij hierbij met name om de rol en de functie die de glastuinbouw in het plan krijgt toebedeeld. Mijn opmerkingen zijn de volgende. Ik ben het helemaal eens met de zinsnede op blz. 5 van de toelichting betreffende de functie van het landelijk gebied. "De kwaliteiten van het gebied en de uitgesproken landelijkheid vormen een rustpunt in het jachtige bestaan van zijn omgeving". "Het gebied heeft steeds meer een uitloopfunctie gekregen voor niet alleen de inwoners van de stad Brielle maar voor het hele Rijnmondgebied". Met het fors verder uitbreiden van het glasconcentratiegebied (GCG) rond Vierpolders komt bedoelde "uitloop" voor de inwoners van Vierpolders, nog meer dan al het geval was, onder druk te staan. Ik ga er daarbij natuurlijk van uit dat de inwoners van Vierpolders ook tot die van de stad Brielle worden gerekend. "Op provinciaal niveau is het streekplan richtinggevend" (blz. 7). Dit zal in grote lijnen het geval zijn, waar het echter gaat om het inrichten van een nieuw GCG, Plan West, wordt een andere richting dan de door de provincie bedoelde weg, ingeslagen. In de ontwerpstreekplanuitwerking (op dit moment ligt deze uitwerking als ontwerp bij de Stadsregio) is geen sprake van een nieuw GCG op bedoelde locatie. Op blz. 37 valt te lezen dat de glastuinbouwsector zeker perspectief heeft. "Het gebrek aan ontwikkelingsruimte vormt echter een groot probleem". Er wordt helaas niet vermeld waarop deze positieve toekomstvisie is gebaseerd. Ik ben van mening dat er op Voorne geen perspectief is voor de glastuinbouw. Het gebrek aan ontwikkelingsruimte is slechts één van de vele negatieve voorspellende factoren. Zo is er bijvoorbeeld ook geen maatschappelijk draagvlak (meer) voor verdere uitbreiding van de sector, de schaarse ruimte dient op andere wijze te worden ingevuld. De landschappelijke waarde dient behouden te blijven. Het provinciale beleid sluit hier naadloos bij aan. Er dient, naar de mening van de provincie, geen verdere uitbreiding van de glastuinbouw plaats te vinden op Voorne! Voor werkelijk perspectief is de zogenaamde "glasas" de aangewezen plek. Tuinders hebben zelf ook in de gaten dat de grens op Voorne is bereikt, men trekt weg naar de Wieringermeer waar volop ruimte is. Deze "emigratie" dient gestimuleerd te worden, de bewoner van het buitengebied zou dan niet tot "ongewenst" persoon bestempeld hoeven te worden (zie blz. 91: "de vervolgfunctie naar wonen is in zone AG niet toegestaan"! Opvallend is het ten slotte dat waar er buiten de GCG'n voortdurend sprake is van landschappelijke waarden die beschermd moeten worden, dit volstrekt niet geldt binnen het GCG. Alles wat God elders verboden heeft kan in het GCG wel gepraktiseerd worden. Waar voor de kom van Vierpolders laagbouw is gewenst bestaat de mogelijkheid om in het buitengebied kassen te bouwen met een goothoogte van 9 m. Dat is nog eens innovatief!
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
123
Dan zijn er nog de negatieve gevolgen van vergroting van het glasareaal zoals in het onderhavige bestemmingsplan wordt voorgesteld. Waar deze negatieve gevolgen bij de beschrijving van de respectievelijk "sectorale wensbeelden" nog wel worden genoemd zijn ze, als de verschillende wensbeelden tegen elkaar zijn afgewogen, nog nauwelijks in beeld. Te noemen valt: 1. Bij "bodem en water" (blz 16): onder andere rond de kern Vierpolders treden bij langdurige en/of hevige regenval ongewenste peilstijgingen op. Dat wordt er met het storten van beton op het land van Piek natuurlijk niet beter op! 2. Bij "landschap, cultuurhistorie en archeologie" (blz. 23): "verdere verdichting van de polders dient te worden tegengegaan". Het creëren van GCG staat hier uiteraard haaks op. 3. Bij "flora en fauna" (blz. 28 en volgende): er staat: "beschermde soorten die mogelijk (!!) in het plangebied voorkomen zijn: planten, vogels (alle soorten), zoogdieren en amfibieën". Het is overduidelijk dat het inrichten van onder meer het land van Piek als GCG het trekvogels niet meer mogelijk maakt zich in het gebied op te houden. Beschermde soorten als mol, egel, haas en konijn zijn ter plaatse de dupe. 4. Bij "natuur" (blz. 31): te lezen is: "behoud en bescherming van bestaande natuurgebieden". Het land van Piek in zijn huidige vorm kan als zodanig worden aangeduid. En verder: "Behoud van waardevolle weidevogel- en ganzenfoerageergebieden". Ook voor deze benaming komt het land van Piek in aanmerking. Ten slotte: "voorkoming van vermindering van natuurwaarden". Dat spreekt voor zich. 5. Bij "verkeer en infrastructuur" (blz. 47): er staat: "de ontsluiting van het GCG (land van Piek) op de N57 wordt aangepakt". Expliciet geeft men daarmee aan dat het huidige wegennet bepaald onvoldoende moet worden geacht om het vrachtverkeer te verwerken. Met een eventuele ("eerst zien, dan geloven") aansluiting op de N57 wordt echter niet voorkomen dat grote "veeltonners" over voor hen ongeschikte wegen rijden, bermen stuk worden gereden en er grote onveiligheid is voor het langzaam verkeer. Alles bijeen genomen is dat nog een reden waarom er rond Vierpolders (en op heel Voorne) geen goed perspectief is voor de glastuinbouw. 6. Milieu (blz. 52): ik lees daar: "met name als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, kunnen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven milieuhinder en gezondheidsrisico's optreden. Het is daarom gewenst om in nieuwe situaties een zekere afstand tussen gevoelige bestemmingen en kassen aan te houden". Dan staat er op blz. 53 een tabel die de burger gerust moet stellen. Als je het geluk hebt om een vrijstaande woning te hebben wordt je beloond met het gegeven dat op 25 m afstand van je woning zich een glastuinbedrijf mag vestigen. Als voorbeeld van deze categorie II wordt nota bene een restaurant genoemd!! Ook onder het kopje Milieu valt natuurlijk de lichthinder. Die problemen zijn zo te lezen allemaal opgelost. Helaas leert de praktijk dat slechts de zijkanten worden afgeschermd, de hele nok van de kas en het dak kunnen vrijuit licht afgeven. Is er iemand die kan meten of de lichtuitstraling nu met 95% is gereduceerd? 7. Toekomstige ontwikkelingen (blz. 58): er staat: "nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd". Alleen op schone grond zou je dus de betonvloer die in de kas zijn intrede heeft gedaan, mogen storten!! Wat een verspilling van vruchtbare grond! Kassen kunnen heel goed op industrieterreinen geplaatst worden. Waarom gebeurt dat niet? Het zal u inmiddels duidelijk zijn, geacht college, dat ik de voorgestelde uitbreiding van glasconcentratiegebieden en met name AG1 (het land van Piek), onnodig en onwenselijk vindt. Onnodig omdat met het wegbestemmen en het gebruikmaken van de Ruimte-voor-Ruimteregeling zou kunnen worden volstaan. Onder het motto: "saneren van het buitengebied" doet de glastuinbouwsector alsnog een poging om het glasareaal uit te breiden. Onwenselijk, omdat de glastuinbouw geen perspectief meer heeft op Voorne en er veel negatieve effecten (zie boven) aan uitbreiding zijn verbonden. Ten slotte neem ik stelling tegen de bestemming die aan het land van Piek wordt toegekend te weten: AG. Als het werkelijk in de bedoeling ligt om deze locatie alleen te gebruiken als daarmee de sanering wordt gerealiseerd en het daarbij de intentie is om "de ontwikkeling van het gebied het tempo van de sanering te laten volgen" zoals in de uitwerking van het streekplan nog eens expliciet wordt aangegeven, is het verstandiger om bedoelde locatie de bestemming A te
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
124
verlenen en middels een artikel 19-procedure de invulling vorm te geven. Daarmee wordt voorkomen dat, als er toch minder animo blijkt te zijn om naar het land van Piek te verkassen dan het college gehoopt had, er niet alsnog tuinders van buiten het plangebied (misschien wel uit Timboektoe!) die niets met saneren van doen hebben, worden "binnengehaald". Afsluitend merk ik op dat er weinig voorstellingsvermogen voor nodig is om te bedenken dat met het plaatsen van industriële glascomplexen de kwaliteit van de leefomgeving in en rond Vierpolders sterk zal worden verminderd. Het zal betekenen dat het wonen in het GCG Vierpolders minder aantrekkelijk wordt. Dat zal ook zijn consequenties hebben voor de waarde van de woning. U zult het mij dan ook vast niet kwalijk nemen als ik in de fase van het maken van bezwaar tegen de plannen tevens een schadeclaim indien. Beantwoording Per saldo zal meer glas gesaneerd worden dan de uitbreiding van Piek, zodat het uitloopgebied in de gemeente Brielle wordt vergroot. Voor de beantwoording van de zienswijze over Brielle West, wordt verwezen naar de algemene beantwoording onder 1. Dat er geen perspectief is voor de glastuinbouw wordt bestreden. Juist door glastuinbouw te concentreren in daarvoor ingerichte gebieden, blijft perspectief voor de glastuinbouw bestaan. Voor kleine individuele glastuinbouwbedrijven bestaat minder perspectief om in de toekomst duurzaam te kunnen blijven voortbestaan. Om die reden is het beleid van de gemeente en van de provincie gericht op concentratie in combinatie met sanering van verspreid glas. De gemeente constateert dat de landschappelijke waarde van het open agrarisch gebied groter is dan die van glastuinbouwgebieden. De landschappelijke waarde van het open agrarisch gebied wordt versterkt door de sanering van verspreid glas. In de glastuinbouwconcentratiegebieden kan niet gesproken worden van een open agrarisch landschap en is daarom landschappelijk van minder waarde en heeft evenmin een functie als uitloopgebied. Overigens wordt in het bestemmingsplan geen goothoogte van 9 m toegestaan, ook niet via vrijstelling. Om het waterbergend vermogen van de grond op peil te houden, worden er door de waterbeheerder eisen gesteld aan compensatie van water en wordt er in het bestemmingsplan ruimte gereserveerd voor waterberging (zone AG1w). Uitbreiding van het glastuinbouwconcentratiegebied staat niet haaks op het open houden van het landschap, omdat dat juist het instrument is om verspreid glas te kunnen saneren. Met betrekking tot natuurwaarden is onderzocht of de gunstige staat van instandhouding van soorten in het buitengebied in het geding komt door de mogelijke ontwikkelingen. Dit is niet het geval. Overigens wordt bestreden dat de gronden van Piek op dit moment natuurwaarden bezitten. In het bestemmingsplan is aangegeven dat de verkeerssituatie nader onderzocht wordt en dat in overleg met het Waterschap en andere partijen maatregelen genomen zullen worden. Met betrekking tot milieu voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten. Met betrekking tot het voorkomen van lichthinder zijn voorschriften opgenomen die lichthinder moet reduceren met 95%. De gemeente kan zich niet vinden in het standpunt van reclamant om de uitbreiding van de gronden van Piek via een artikel 19-procedure te regelen. Een dergelijke ad hoc-benadering past niet binnen het ontwikkelen van glastuinbouwbeleid voor de gehele gemeente. Ook is de gemeente het oneens met reclamant dat de leefomgeving rond Vierpolders minder aantrekkelijk wordt. De uitbreiding van de locatie van Piek zal gepaard gaan met landschappelijke inpassing. Bovendien staat tegenover de uitbreiding van glas een herstel van het open agrarische landschap door het saneringsbeleid. De gemeente neemt kennis van de plannen van reclamant om een schadeclaim in te dienen conform artikel 48 WRO. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
125
89. P.A. van Hees, Mosterdijk 15, 3237 LL Vierpolders (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Hierbij laat ik u, mede namens de mede-eigenaren van de grond, weten dat ik mij niet kan vinden in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. De volmachten van de mede-eigenaren, A.N.M. Bloemberg-van Hees en A.J.P. van Driel-van Hees zullen u separaat worden toegezonden. Ook de gebruikster van de grond, L.I. van Hees-Herweijer, kan zich eveneens niet vinden in eerdergenoemd ontwerpbestemmingsplan. De bedenkingen hebben betrekking op het perceel grond aan de Rijswaardsedijk, plaatselijk bekend Zwartewaal, sectie H276. Deze grond heeft thans de bestemming Agrarische doeleinden en is al jaren in gebruik als zodanig. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied hebben deze gronden de bestemming Agrarische doeleinden en Archeologisch waardevol gebied, op figuur 4.3 archeologie, aangeduid bij trefkans/verwachtingen "zeer grote kans op archeologische sporen". Door het toevoegen van de bestemming Archeologisch waardevol gebied wordt ik in mijn bedrijfsvoering belemmerd. Immers als het voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is om het betreffende perceel te draineren, wordt ik belast met het aanvragen van een aanlegvergunning. Die aanvraag aanlegvergunning moet dan gepaard gaan met een rapport waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein in voldoende mate is vastgesteld. Deze handelswijze draagt niet bij tot het terugdringen van de bureaucratie. Ik vind het onterecht dat het maatschappelijk belang op de individuele ondernemer wordt afgewenteld. Immers voor de kosten van het archeologisch onderzoek zou de ondernemer moeten opdraaien. Uit informatie is vast komen te staan dat de kosten van een dergelijk onderzoek, afhankelijk van de grootte van dit onderzoek, al minimaal € 5.000,- gaan bedragen. Ik verzoek u dan ook: het betreffende perceel niet met de bestemming "archeologisch waardevol gebied" te bezwaren of de algemene voorkomende werkzaamheden voorkomende op een akkerbouwbedrijf (draineren etc.) vrij te stellen van onderzoeksplicht bij het aanvragen van een aanlegvergunning; of kosten voor het verrichten van eerdergenoemd onderzoek voor rekening te doen zijn van uw gemeente. Beantwoording Voor beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 73. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
90. A.C. de Pijper, Willem Rosenweg 1, 3223 LN Hellevoetsluis (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Hierbij een zienswijze geheven op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied dat tot 22 november 2006 ter inzage ligt. Tot mijn verbazing zag ik dat mijn perceel (kadastraal H.199) aan de Abbewerveweg archeologisch waardevol gebied. Deze grond heeft thans de bestemming Agrarische doeleinden en is al vele jaren in gebruik als zodanig. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied hebben deze gronden de bestemming Agrarische doeleinden en Archeologisch waardevol gebied gekregen. Door het toevoegen van de bestemming Archeologisch waardevol gebied word ik in mijn bedrijfsvoering belemmerd. Als het voor bedrijfsvoering noodzakelijk is om het perceel te draineren word ik verplicht om een aanlegvergunning aan te vragen. Met de aanvraag van de aanlegvergunning moet dan gelijk een rapport overlegd worden waarin de archeologische waarde van het perceel in voldoende mate is vastgesteld. Ik vind het onterecht dat het maatschappelijk belang op de individuele ondernemer wordt afgewenteld. Immers de kosten van het archeologisch onderzoek zijn ook voor de ondernemer. Nadere informatie over de kosten van zo'n onderzoek afhankelijk van de grootte bedraagt dan al snel € 5000,- of meer. Bij deze verzoek ik u ook het betreffende perceel niet met de bestemming "archeologisch waardevol gebied te bezwaren; of de algemene voorkomende werkzaamheden voorkomende op een agrarisch bedrijf (draineren, egaliseren etc.) vrij te stellen van de onderzoeksplicht bij het aanvragen van een aanlegvergunning; of kosten voor het verrichten van een
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
126
eerdergenoemd onderzoek voor rekening te doen zijn van uw gemeente. Ik ben gaarne bereid bovenstaande zienswijze mondeling toe te lichten. Beantwoording Voor beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 73. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
91. Lobs Makelaardij b.v., Rijksstraatweg 36, 3237 LR Vierpolders, namens familie Van der Wel, Smalleweg 1 en 3, Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Ons kantoor pleegt de belangen te behartigen van de familie Van der Wel, Smalleweg 1 en 3 te Zwartewaal. Onze cliënt nam kennis van het feit dat de woning Smalleweg 1 is ingetekend in het agrarisch bouwvlak. Onderhavige woning, eigendom van de bejaarde mevrouw M. van der Wel-Kramer, wordt sedert 1985 (het jaar waarin de heer Van der Wel senior overleed) als burgerwoning bewoond. Onze cliënten verzoeken u hierbij de woning Smalleweg 1 te bestemmen als burgerwoning (Woondoeleinden W) gezien het reeds vele jaren durende gebruik. In de hoop en verwachting dat u dit verzoek zal honoreren verblijven wij met verschuldigde hoogachting.
Beantwoording Het bedrijf staat momenteel te koop en is in gebruik voor paardrijactiviteiten. Op de plankaart zijn twee bedrijfswoningen bestemd. Gezien het feit dat een van de bedrijfswoningen inmiddels als burgerwoning wordt gebruikt, wordt voorgesteld de bestemming zodanig te wijzigen, dat er 1 bedrijfswoning en een burgerwoning is toegestaan. De huisnummering op de plankaart is overigens niet correct. Nummer 1a moet nummer 3 zijn. Dit zal eveneens worden gewijzigd. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op genoemde punten aangepast.
92. J. Klok, Rijswaardsedijk 1, 3238 LS Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze In het nieuwe bestemmingsplan is het niet meer mogelijk om mijn akkerbouwbedrijf aan de Rijswaardsedijk 1 uit te oefenen, zoals wij gewend waren. Een groot gedeelte van mijn grond (mijn eigendom), ligt in de archeologische zone, waardoor werkzaamheden, zoals draineren en andere werkzaamheden niet meer mogelijk is, zonder vergunningaanvraag en uitgebreid onderzoek. (Waarvan kosten voor de ondernemer zijn, terwijl de gemeenschap hiervan mee profiteert.) Ondergetekende is graag bereid bovenstaande zienswijze mondeling toe te lichten. Beantwoording Voor beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar de beantwoording onder zienswijze 73. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
127
93. W. Lobs, Moersaatsenweg 4, 3237 LK Vierpolders (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Ondergetekende nam kennis van het ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan, als bovenvermeld. Vervolgend hierop wensen wij hierbij onze zienswijze te uitten. In eerste aanleg merken wij op dat de eerder ingebrachte inspraak reacties in het geheel niet in het ontwerp zijn opgenomen, er werd zelfs in het geheel geen reactie aan gewijd. Wij verzoeken u hierbij het bouwvlak wat te verruimen, het huidige bouwvlakje voorziet niet in de bouwmogelijkheid van een deugdelijke sorteerruimte. De huidige, inpandige kasruimte, voldoet niet aan de eigentijdse eisen en is aan vervanging toe. Ons perceel lopende van de thans aanwezige glasopstanden tot aan de Tuindersweg heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming KK-Concentratiegebied glastuinbouw. Glastuinbouw (ook in nieuwe vestiging) was planologisch mogelijk. Onderhavige bestemming is gewijzigd in agrarische doeleinden zonder mogelijkheid van de bouw van glasopstanden. In de planvoorschriften is slechts een wijzigingsbevoegdheid opgenomen indien de betreffende grond in eigendom wordt overgedragen aan de gemeente. Dit belemmert ons ingeval van toepassing, met dit perceel deel te nemen in het vrije economische verkeer. Derhalve komen wij in een nadeliger planologische situatie te verkeren. Wij verzoeken u de bestemming glastuinbouw te handhaven. In de hoop en verwachting dat onze zienswijzen gevolgd worden verblijven wij in afwachting. Beantwoording Het bouwvlak zal overeenkomstig het verzoek aangepast worden, zodat het bouwvlak geschikt is om bedrijfsgebouwen te realiseren. De bestemming "A" zal op de plankaart worden gewijzigd in Ag, zodat glastuinbouw zonder wijzigingsbevoegdheid is toegestaan. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op genoemde punten aangepast.
94. De Doornhof, Biologische aardappelen, Groenten en Fruit, de heer L.J. van Marion, Doornweg 4, 3235 NJ Rockanje (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Hierbij de zienswijze van biologische agrarisch bedrijf De Doornhof en de erven C.H. van Marion op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle, betreffende de percelen door ons in gebruik en in eigendom zijnde gelegen aan de Oudeweg West te Zwartewaal zoals op bijgevoegd kaartje aangegeven. Op het perceel aan de Oudeweg West 1 is tot 1983 het agrarisch bedrijf gevestigd geweest van wijlen de heer C.H. van Marion. In 1983 is het bedrijf vrijwel geheel afgebrand. In verband met een verzekeringskwesties heeft de heer C.H. van Marion de bedrijfsgebouwen en -woning niet direct opnieuw opgebouwd. Door uw college is destijds de verzekering gegeven dat het opbouwen op een later tijdstip geen probleem zou zijn. Na 1983 heeft de heer C.H. van Marion de percelen aan de Oudeweg West in gebruik gegeven aan de Doornhof, destijds een v.o.f. van hemzelf en ondergetekende. Na het uittreden van C.H. van Marion uit de v.o.f. de Doornhof zijn de percelen aan de Doornhof verpacht. Zolang de heer C.H. van Marion nog in goede gezondheid was zorgde hij voor het dagelijks toezicht op deze terreinen en met name ook op ons vee. Na de verslechtering van zijn gezondheid heb ik met mijn medewerkers deze taak overgenomen. Echter het heen en weer rijden van Rockanje naar Zwartewaal, soms meerdere keren per dag, vormt een te zware belasting op onze beschikbare arbeid. Daarnaast is het ontbreken van stallen, sanitaire voorzieningen en kantineruimte een groot probleem op deze locatie. We hebben daarom dit voorjaar tijdelijk onze veehouderijactiviteiten aan de Oudeweg West moeten staken. Om een goede bedrijfsvoering mogelijk te maken hebben wij daar een schuur/veestalling nodig en een bedrijfswoning voor de bedrijfsvoerder voor het dagelijks toe-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
128
zicht. Tot op dit moment is ons bedrijf gevestigd in Rockanje. De gemeente aldaar is recent gestart plannen te ontwikkelen voor het gebied waar ons bedrijf is gevestigd. Dit brengt voor ons een planologische onzekerheid met zich mee. Mede in verband hiermee overwegen wij sterk om ons bedrijf geheel te verhuizen naar het terrein in Zwartewaal, mits wij daar ons bedrijfscentrum kunnen vestigen. In uw ontwerpbestemmingsplan heeft u geen agrarisch bouwvlak meer opgenomen op onze percelen. Wij verzoeken u om wel een agrarisch bouwvlak op ons perceel te vestigen. Indien het bouwvlak niet meer wordt opgenomen overwegen wij de economische schade bij u te claimen. Voorts kunnen wij niet instemmen met de bestemming Natuur voor het perceel tussen de Kanaaldijk West en de Ouderweg West. Dit perceel is evenals de omliggende grond al zolang ons bekend in gebruik als weiland en dient dan ook naar onze mening te worden bestemd voor Agrarische Doeleinden. Ik hoop dat u zich met bovenstaande zienswijze kan verenigen. Beantwoording In het bestemmingsplan dient de huidige situatie te worden bestemd, of de toekomstige situatie, voor zover de uitvoerbaarheid ervan kan worden aangetoond (zowel maatschappelijk als financieel). De huidige situatie is dat er geen agrarische bebouwing op betreffend perceel aanwezig is. Dit is al 23 jaar het geval. Het beleid van de gemeente is niet gericht op het toestaan van nieuwe bouwvlakken in de zone ALN. De reden ligt in de kwetsbaarheid van het gebied in combinatie met het feit dat er jaarlijks agrariërs stoppen met hun bedrijfsvoering. Om zuinig met de schaarse ruimte om te kunnen gaan ligt het voor de hand dat in plaats van nieuwe bouwvlakken op te richten, agrariërs gebruikmaken van een gestopt agrarisch bedrijf om zich te vestigen. Het perceel tussen de Kanaaldijk West en de Oudeweg West is in het vigerende bestemmingsplan Zwartewaal Landelijk Gebied bestemd als natuurgebied. Dat de gronden in agrarisch gebruik zijn, doet daar niet aan af. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
95. W.M. Sjouw, Oudeweg West 5, 32138 LR Zwartewaal (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Ondergetekende nam kennis van het thans ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle en wenst hieromtrent bij deze zijn zienswijze kenbaar te maken. In het thans van kracht zijnde bestemmingsplan Landelijk Gebied Zwartewaal rust er op het bedrijf van ondergetekende plaatselijk bekend op bovenvermeld adres de bestemming Aln(s) hetgeen inhoudt: een bestemming agrarische doeleinden alsmede behoud en/of herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden met de subbestemming sierteeltbedrijf. Het bedrijf heeft de beschikking over twee met elkaar verbonden planologische bouwvlakken gescheiden door de Oudeweg West dan wel aan weerszijden daarvan gelegen. De gezamenlijke bebouwingsmogelijkheid aan planologisch te bouwen opstallen omvat 40% hetgeen neerkomt op 12.000 m². Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle geeft aan dat voor 6.000 m², inmiddels aangekochte aangrenzende grond, de bestemming opgenomen zal worden als sierteeltbedrijf (As); echter zonder bebouwing. De huidige politieke houding zorgt ervoor dat de bebouwingsmogelijkheden worden beperkt met 3.500 m²! Gezien de trendmatige ontwikkelingen van het bedrijf bestaan er duidelijk bouwbehoeften, er wordt al enige jaren 2.500 m² kasruimte gehuurd van een bedrijf dat thans in de door de gemeente beoogde sanering zal geraken. Het bedrijf van ondergetekende dient niet als weg te saneren bedrijf aangemerkt te zijn/worden. De achterliggende argumenten hiertoe zijn nimmer openbaar kenbaar gemaakt. Het zal u duidelijk zijn dat door wijziging van de bestemming als opgenomen in het ontwerp, het bedrijf in een planologisch nadelige situatie zal komen te verkeren. Het vooromschrevene heeft tot direct gevolg dat er aan waardevermindering/vermogensschade een bedrag van € 70.000,- geleden zal worden. Daarboven zal een bedrag aan winst gederfd worden van € 15.000,- te kapitaliseren, tot aan de 65-jarige leeftijd van ondergetekende, in de massa derhalve € 225.000,-. Hiervan zal geen terugkapitalisatie naar constante waarde plaatsvinden, de statistische inflatiecorrectie maakt dit geheel overbodig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
129
Ondergetekende verzoekt u hierbij dringend de thans aanwezige planologische bouwmogelijkheden ook in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen, dan wel uw invloed als zodanig in deze aan te wenden. In de hoop en verwachting dat u dit verzoek zult honoreren, verblijf ik. Beantwoording Bij de weergave van de huidige bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de mogelijkheden in het ontwerpbestemmingsplan worden niet de juiste gegevens gehanteerd. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied Zwartewaal is het juist dat de bebouwingsmogelijkheden van 40% van de gronden met de bestemming As, circa 12.000 m² bedragen. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied zijn bebouwingsvlakken As(b) en de hoeveelheid kassen op de bestemmingsplankaart aangegeven. De hoeveelheid kassen is 8.500 m² en daarnaast mogen voor schuren en het woonhuis de bebouwingsvlakken As(b) worden volgebouwd. Gelet op de grootte van de bebouwingsvlakken As(b) blijft er naast de kassen van 8.500 m² meer dan 3.500 m² beschikbaar voor de woning en schuren. De bebouwingsmogelijkheid op de percelen is dus vergroot in plaats van verkleind zoals door reclamant gesteld. Omdat de ligging van de As-gronden achter de woning van reclamant ongunstig waren gelegen, is zijn verzoek gehonoreerd om deze gronden te verplaatsen naar de kant van de Kanaalweg onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hier geen kassen geplaatst mochten worden. Vóór de aankoop van de betreffende gronden is deze beperking met reclamant doorgesproken. Gezien de bouwmogelijkheden die in stand blijven wordt een waardevermindering niet aannemelijk geacht. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
96. Dorpsraad Vierpolders, ing. J. Ouwendijk, Singel 3, 3237 AS Vierpolders, 06-5360 1906 (schriftelijk ingekomen 22 november 2006) Zienswijze Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om u onze zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle kenbaar te maken. Wij hebben dit opgezet in een deel Algemeen, de Toelichting, de Voorschriften en de Plankaarten. Wij gaan ervan uit dat onze opmerkingen zullen worden verwerkt in het bestemmingsplan. Graag ontvangen wij bevestiging van ontvangst van dit schrijven, Uw puntsgewijze reactie en op welke wijze de gewenste aanpassingen worden verwerkt binnen korte tijd. Opgesteld in overleg met de werkgroep inrichting en verkeer van de Dorpsraad Vierpolders. Ing. J. Ouwendijk 6 bijlagen, welke deel uitmaken van dit schrijven. Opmerkingen, aanvullingen en bezwaren bij het Ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle, Uitgave 12-10-2006 Algemeen Verlichting Zowel in de toelichting is sprake van verlichting in de glastuinbouw. Wij kunnen instemmen met de voorschriften hoofdstuk II, artikel 3 paragraaf 3 lid e, indien dit als volgt wordt verwoord: "Kassen (gevel en dak) dienen aan de binnenzijde volledig te zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale uitstraling van licht of andere straling, telkens wanneer verlichting of straling wordt toegepast. Dit geldt voor bestaande kassen binnen 2 jaar en nieuwe kassen direct bij aanleg van de installatie. Op alle plaatsen in de toelichting, in de voorschriften en op de plankaarten, waar van verlichting in kassen sprake is, wordt aangegeven: volgens artikel 3, paragraaf 3 lid e."
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
130
Sanering glastuinbouw Het lijkt ons dat momenteel onzorgvuldig wordt omgegaan met glasrechten en toewijzen van glasconcentratie- en intensiveringgebieden, zonder een duidelijke balans tussen het te saneren glas en het in deze gebieden te bouwen glas. Een duidelijke boekhouding met glasrechten, desnoods getoetst naar oppervlakte door het kadaster lijkt ons een must. Voordat nieuwe gebieden worden ontwikkeld zal een sluitende balans voor het aantal hectaren moeten worden voorgelegd aan de raad en de provincie. Pas dan is de noodzaak integraal aangetoond. Vrijstellingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid Daar waar sprake is van bevoegdheid van burgemeester en wethouders voor het aanwijzen, vrijstellen, wijzigen en dergelijke wordt bedoeld dat in alle gevallen de besluiten gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd, waarbij een bezwaarprocedure wordt gehanteerd. Bezwaren worden na behandeling door de commissie bezwaarschriften behandeld bij de raad of de provincie. Deskundige Daar waar sprake is van een (agrarisch) deskundige, wordt bedoeld een onafhankelijke deskundige, aan te wijzen door de raad of de provincie. Definities Hiervoor genoemde zaken worden eveneens opgenomen in de definities van artikel 1. Toelichting Blz. 53. Verstoring door licht Het convenant tussen LTO-Noord, Stichting Natuur en Milieu en het ministerie van LNV heeft geen wettelijke status. Als iemand zich hier niet aan wenst te houden (wat nu al gebeurd) is er niemand die daartegen optreedt. Het is de bedoeling dan hier een landelijk "beleid" uit voortkomt. Dit kan door gemeente worden geregeld volgens opmerking bij Algemeen. Verstoring door stank Als de Wet stank veehouderij in 2002 is goedgekeurd mag worden aangenomen dat daar in 2007 duidelijkheid over is. Als dit niet zo is moet gemeente zelf een plan trekken volgens deze wet (blz. 56 en 57). Bedrijvigheid in plangebied en vervoer gevaarlijke stoffen Is opslag en transport van gasflessen hier niet vergeten (blz. 58)? Wegtransport Hoe wordt cafetaria nabij af-/oprit Brielse brug Noordzijde beoordeeld? Bodem Wat staat er in relevante informatie uit het BIS, waarom is dit niet in dit ontwerp meegenomen?
-
Luchtkwaliteit Bijlage 4 moet zijn bijlage 5. Hoe wordt omgegaan met productie, gebruik en uitstoot van CO2?? (en verbranding resten) Dit is toch ook luchtvervuiling! BROEIKASEFFECT! (blz. 67). Afweging en conclusies (laatste alinea) Op zijn minst kan worden gesteld dat op elke glasbestemming een meer dan voldoende waterberging dient te worden aangelegd binnen het voor glas bestemde gebied! (vervuiler betaald principe?). Het aanleggen van waterberging buiten de glasconcentratie respectievelijk intensiveringgebieden is daarom ontoelaatbaar (blz. 69 en 70).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
-
-
-
-
-
-
131
Ontwikkelingsmogelijkheid en grondgebruik Het beleid glastuinbouw wordt alleen ondersteund als duidelijk is dat voor 100% meegewerkt wordt aan sanering. Dit moet dan wel vóór de terinzagelegging van het bestemmingplan zwart op wit in de openbaarheid worden gebracht, anders is de geschreven tekst een onhaalbaar stuk en dient volledig te worden aangepast aan de situatie welke op dat moment is gerealiseerd! (blz.76). Figuur 12-1 Het concentratiegebied tussen Prinsenweg en Tuindersweg wordt direct verbonden met het land van Piek en een bestemming AG aan gegeven. Dit is in strijd met het convenant PvdA en VVD en het daarop gevolgde raadsbesluit. Het gebied tussen Moersaatsenweg en de wetering (AG1w) wordt bestemd als waterberging. Dit is een oneigenlijke uitbreiding van het glasconcentratiegebied. Het gehele gebied tussen Middelweg en glasconcentratiegebied dient als ""groen"" te worden aangemerkt. Het hier aangegeven gebied komt niet overeen met de plankaart (blz.78). Toekomstperspectief Door gemeente aangekochte gronden (< 25 ha) zijn onvoldoende voor sanering! (blz. 80). 3 agrarisch gebied, doorgroei glastuinbouw III (AG3) Bedoelde bestemming is in strijd met provinciale beleid (blz. 85). Bouwvlak Wanneer wordt tafeltjesoverleg openbaar gemaakt? (blz. 93). Waterberging Zie opmerking bij blz. 76 (blz. 95). Fort Welke afspraken zijn hier gemaakt? En door wie? Is dit openbaar gemaakt? Of is dit al een eerste lobby voor gebruik van Fort voor golfbaan? (blz. 98). Kampeerterreinen Geef ook bij chalets en stacaravans de goot- en nokhoogten aan! (blz. 104). Woningen aan de Hoonaardweg Wat wordt bedoeld met 55 woningen die in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling worden gebouwd? (blz. 120). Ruimte-voor-Ruimte
Reactie 3 Wij juichen toe dat voor een (groot) gedeelte van de gronden een groenbestemming wordt geadviseerd. Beantwoording 3 In de beantwoording wordt over Agrarische doeleinden gesproken. Dit wordt in de reactie niet bedoeld, daarom dient dit te worden aangepast. Bijlage 2 Bedrijveninventarisatie. Waarom worden de glastuinbouwbedrijven niet in dit overzicht opgenomen? Dit zijn toch ook bedrijven met groot grondoppervlak, grote bebouwing, groot energieverbruik, groot geïnstalleerd vermogen, grote vervuiling, gebruik van gevaarlijke stoffen enz. In de tabel onder naam en aard van het bedrijf ook de aard van het bedrijf opnemen. Bijlage 3 Monumentenlijst Fort Penschersdijk ook in de desbetreffende lijst opnemen. Bijlage 4 Berekening wegverkeerslawaai Waarom ontbreekt dit?
-
Voorschriften Blz. 3: Hoofdstuk I begripsbepalingen Hier de zaken genoemd onder "Algemeen" zie boven bijvoegen. Blz. 5: 29 Chalet. Een chalet is geen voertuig, daarom kan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voertuig geen chalet worden genoemd. Een chalet is vergunningplichtig met toetsing van de welstandscommissie. Dit voorkomt het plaatsen van oude bussen en vrachtauto's op kampeerterreinen!
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
132
-
Blz. 11: Hoofdstuk II Bestemming op perceelsniveau. In dit hoofdstuk genoemde goot- en nokhoogten van woningen en overige gebouwen aanpassen naar 4,5 respectievelijk. 7 m. Hoogten van silo's en wateropslagtanks maximaal 5 m. Kassen 4,35 respectievelijk 6 m aanhouden. Blz.34: Wijzigingsbevoegdheid groenvoorziening, lid c: De assortimentskeuze dient te bestaan uit beplanting die bij aanleg een hoogte van 3,5 m heeft en binnen 3 jaar een hoogte van minimaal 7 m te bereiken. Kleinschalige windturbines. Deze bestemming geeft ook weer extra horizonvervuiling, terwijl er geen economisch voordeel mee te behalen is. Graag verwijderen. Blz. 39: voorschriften bij tabel 3. Verlenen van vrijstelling maximale goot- en nokhoogten 5 en 7 m hanteren. De huidige kassen zijn nergens hoger, een grotere hoogte kan nog niet voldoende onderbouwd worden. Blz. 40: waterberging zone AG1. Dit is een ontoelaatbare uitbreiding van het glasconcentratiegebied. Plankaarten Kaart 3 en 4: de met een driehoek aangegeven 29 recreatiewoningen worden niet in de toelichting, nog in de voorschriften van het ontwerpbestemmingsplan beschreven. Beantwoording Algemeen De gemeenteraad beoordeeld de zienswijzen en is het bevoegde orgaan om het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen. Het raadsbesluit, dat daar de neerslag van vormt, wordt inclusief het vastgestelde bestemmingsplan ter visie gelegd, uiterlijk 4 weken na de datum van vaststelling. Iedereen wordt vervolgens gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld desgewenst bedenkingen tegen het vastgestelde plan in te dienen bij het college van gedepteerde staten. Verlichting In artikel 3 is afdoende geregeld dat assimilatieverlichting onder voorwaarde van afscherming dient plaats te vinden. Het stellen van termijnen voor bestaande en nieuwe kassen is niet ruimtelijk relevant en kan op deze wijze niet in voorschriften worden verwoord. Het opnemen van genoemde verwijzing levert geen duidelijker plan op en is deels niet mogelijk. Sanering van glas De gemeente heeft alle tuinders met een verspreid gelegen glastuinbouwbedrijf benaderd om tot overeenstemming te komen over het saneren van hun bedrijf. Dit proces is met de nodige zorgvuldigheid ingestoken. Glasrechten, waar de afgelopen 18 jaar of langer, geen gebruik van is gemaakt, zijn terecht komen te vervallen. Betreffende ondernemers hebben passief het risico aanvaard dat hun rechten op termijn zouden kunnen komen te vervallen. Voor de sanering is wel degelijk een zorgvuldige boekhouding bijgehouden. Het betreft echter vertrouwelijke informatie over individuele glastuinbouwbedrijven, die omwille van een zorgvuldige procedure niet openbaar gemaakt kan worden. Wel zal de gemeente deze "boekhouding" aan de provincie overleggen ten behoeve van de goedkeuringsprocedure, zodat de haalbaarheid van het saneringsbeleid gewaarbord kan worden en de provincie tot een afgewogen oordeel kan komen van het saneringsbeleid van de gemeente. Vrijstellingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid, deskundige en definities In het bestemmingsplan hoeft de procedure omtrent vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden niet te worden omschreven, aangezien dit in de WRO is vastgelegd. In artikel 1 is een definitie van agrarisch deskundige opgenomen. Verstoring door licht In het bestemmingsplan wordt niet uitgegaan van het convenant, maar is een regeling opgenomen in de voorschriften (zie onder "verlichting"). Het convenant zal in de toekomst, verwacht wordt in 2008, wel wettelijk worden vastgelegd. Als dat het geval is, zal de regeling in het be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
133
stemmingsplan komen te vervallen, om dubbele regelgeving te voorkomen. Hiervoor zal te zijner tijd een partiële herziening van het bestemmingsplan plaatsvinden. Verstoring door stank Per 1 januari 2007 treedt de Wet geurhinder in werking. De gemeente kan gemeentelijk geurbeleid opstellen, maar is daar niet toe verplicht. Het al of niet opstellen van gemeentelijk geurbeleid staat los van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Bedrijvigheid in plangebied en vervoer gevaarlijke stoffen In het plangebied is één bedrijf aanwezig met opslag van gasflessen. De hoeveelheid opgeslagen gasflessen is dusdanig, dat dit bedrijf niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt. Wegtransport Het cafetaria is een bestaande situatie en hoeft niet nader beoordeeld te worden. Bodem Bodemonderzoek is alleen nodig indien sprake is van functieverandering die rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt. Dit is in het bestemmingsplan alleen het geval bij de woningen aan de Voorweg en Hoonaartweg. Voor deze twee locatie worden in de bijlage alsnog ruimtelijke onderbouwingen opgenomen, waarin bodemonderzoek is opgenomen. Alle overige functiewijzigingen vinden plaats via een wijzigingsbevoegdheid. Op het moment dat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, dient bodemonderzoek plaats te vinden. Luchtkwaliteit De verwijzing naar de bijlage wordt aangepast. In het kader van luchtkwaliteit wordt de uitstoot van NO2 en fijn stof beoordeeld, conform het Besluit luchtkwaliteit. CO2-uitstoot maakt daar geen onderdeel van uit. In de genoemde tekst is aangegeven dat uitbreiding van verhard oppervlak compensatie van het waterbergend vermogen mogelijk moet zijn. Uitbreiding van kassen is uitbreiding van verhard oppervlak. In paragraaf 13.4.1 wordt aangegeven dat de gronden in het zuiden van de zone AG1 beschikbaar zijn voor waterberging als compensatie voor nieuwe kassen. Er is dus geen sprake van aanleg van waterberging buiten het concentratiegebied of intensiveringsgebied. Compensatie van waterberging wordt binnen het bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar wordt via de Keur van het Waterschap afgedwongen. Ontwikkelingsmogelijkheid en grondgebruik In het ontwerpbestemmingsplan zijn de bedrijven wegbestemd die voor sanering in aanmerking komen. Voor zover dit bedrijven betreft, waar nog geen overeenstemming mee is bereikt, blijjft de gemeente bij haar standpunt dat ook deze bedrijven uiteindelijk gesaneerd dienen te worden. De gemeente zal zich tot het uiterste inspannen om uiteindelijk overeenstemming met al de te saneren bedrijven te bereiken. In het bestemmingsplan zal een overizhct worden opgenomen van bedrijven waar een overeenkomst mee is afgesloten. Overigens zal de financiële boekhouding van het saneringsbeleid niet openbaar gemaakt worden. De reden daarvan is onder het kopje "sanering van glas" reeds toegelicht. Strijd met het convenant De mogelijkheid rechtsreeks glas te bouwen op de gronden van Piek is niet in strijd met het convenant of het raadsbesluit waar reclamant op doelt. Het gebied tussen Moersaatsenweg en de wetering: Het concentratiegebied is uitgebreid met de gronden van Piek, inclusief het bovengenoemde gebied. Het gebied is gereserveerd voor waterberging. Er mogen geen kassen worden gebouwd. Het is de gemeente niet duidelijk wat hier oneigenlijk aan is. Gebied ten zuiden van de Middelweg: Het gebied te zuiden van de Middelweg is niet in eigendom van de gemeente. Wel is het de bedoeling om hier een afschermende groenvoorziening aan te leggen. Zowel voor het gebied ten westen als ten oosten van de Tuindersweg zal een wijzigingsbevoegdheid worden gebruikt om de groenvoorziening te realiseren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
-
134
Toekomstperspectief: Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 1.
3 agrarisch gebied, doorgroei glastuinbouw III (AG3) Verwezen wordt naar paragraaf 2.1 algemeen. Bouwvlakken Het tafeltjesoverleg betrof gesprekken met individuele ondernemers en wordt niet gepubliceerd. Desgewenst kunnen belangstellenden de stukken op het gemeentehuis inzien. Fort In de toelichting is aangegeven dat plannen dermate inconcreet zijn, dat aanpssing van het bestemmingsplan nog niet aan de orde is. Ze kunnen op dit moment daarom evenmin onderhevig worden gesteld aan zienswijzen. Indien plannen concreet zijn, zal het bestemmingsplan zo nodig worden gewijzigd. Desgewenst kan op dat moment bezwaar worden gemaakt tijdens de op dat moment te doorlopen procedure. Kampeerterreinen In artikel 13 zullen alsnog de nokhoogten van chalets en stacaravans worden opgenomen. Woningen aan de Hoonaardweg Er wordt een algemene ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de woningen die in het kader van sanering van verspreid glas door middel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling kunnen worden teruggebouwd. Dit zijn maximaal 55 woningen. Het exacte aantal is afhankelijk van het aantal overeenkomsten dat uiteindelijk is afgesloten. Aan de Voorweg en de Hoonaardweg zijn verregaande afspraken gemaakt over de bouw van extra woningen in ruil voor sanering van glas. Deze woningen zijn al op de plankaart opgenomen. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, die als bijlage in de toelichting zal worden opgenomen. Reactie 3 Het is niet duidelijk waar reclamant op doelt. Beantwoording 3 In bijlage 2 worden bedrijven genoemd die zijn ingeschaald in bedrijfscategorieën volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op deze wijze wordt de toelaatbare milieuhinder in het bestemmingsplan vastgelegd. Dat geldt niet voor agrarische bedrijven. Deze zijn niet ingedeeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De aard van de bedrijven zal worden toegevoegd. Fort Penschersdijk wordt alsnog in bijlage 3 opgenomen. De berekening wegverkeerslawaai zijn per abuis niet opgenomen in bijlage 4. Dit gebeurt alsnog. Maatvoering artikel 3 De definitie van chalet spreekt over gebouwen, maar maakt het ook mogelijk om bijvoorbeeld voormalige stacaravans, die zijn omgebouwd tot chalet, als zodanig te beschouwen. Uit de zienswijze blijkt niet wat de reden is voor aanpassing van goot- en bouwhoogten. De gemeente ziet derhalve geen reden voor aanpassing van de bouwvoorschriften van artikel 3. Overigens wordt opgemerkt dat de goot- en bouwhoogte van kassen op 4,35 m en 6 m is gesteld, conform de wens van reclamant. Groenvoorziening Het verplicht stellen van beplanting van 3,5 m hoog, brengt substantieel hoge kosten met zich mee. Wel heeft de gemeente in de Beschrijving in Hoofdlijnen vastgelegd dat het assortiment bestaat uit zowel duurzame houtsoorten als snelgroeiende beplanting, zodat snel een acceptabel resultaat wordt bereikt. Kleinschalige windturbines Op bouwvlakken mogen gebouwen tot 10 m hoog gebouwd worden. De gemeente ziet niet in, waarom kleinschalige windturbines die maximaal 2,5 m hoog zijn, horizonvervuiling zouden veroorzaken. Verder laat de gemeente het aan de initiatiefnemer over, of dergelijke windturbines economisch renderen of niet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
135
Vrijstelling bouw- en goothoogten kassen Duurzame kassen hebben een bepaalde goot- en bouwhoogte nodig vanwege energiebesparing en om voorzieningen tegen uitstraling van assimilatieverlichting te kunnen herbergen. Een hoogte van 7 en 9 m is op dit moment niet denkbeeldig, in de toekomst zal, met het voortschrijden van de techniek, deze goot- en bouwhoogte zonder meer noodzakelijk zijn, om op duurzame wijze glastuinbouw te kunnen bedrijven. Waterberging zone AG1 Zie eerdere beantwoording onder afweging en conclusie. Kaarten 3 en 4 In de toelichting is in zijn algemeenheid beschreven op welke wijze verblijfsrecreatieve terreinen zijn bestemd. Het terrein waarop gedoeld wordt is een van die terreinen. Deze wordt inderdaad niet specifiek in de toelichting genoemd. Dat is in de ogen van de gemeente ook niet noodzakelijk. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
97. Fa. Grootscholten Vierpolders, Tuindersweg 8, 3237 MB Vierpolders (schriftelijk ingediend 22 november 2006) Zienswijze Door uw college werd tot en met 22 november aanstaande het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle ter inzage gelegd. Hierbij wensen wij onze zienswijze kenbaar te maken c.q. onze bezwaren te uiten. Door ons werd aangekocht een perceel landbouwgrond gelegen aan de Prinsenweg te Vierpolders, kadastraal bekend gemeente Brielle, sectie F nr.389, groot 5.02.80 ha. Door de destijds portefeuille houdende wethouders (wijlen de heer Zeeman, later de heer Mans) werden toezeggingen gedaan medewerking te verlenen tot bouw van 40.000 m² glasopstanden op het aangekochte perceel mits wij aan zou dragen dat er bij benadering, een gelijke oppervlakte buiten de concentratiegebieden wegbestemd zouden worden. Onzerzijds werd hieraan voldaan. In een later stadium werd de eis gesteld dat de verkoper aan de grond de bereidheid af diende te geven meer grond door verkoop dienstbaar te stellen ten behoeve van verplaatsing van verspreid liggend glas naar dit (te vergroten) concentratiegebied. De grondeigenaar-verkoper heeft ook aan laatst vermelde eis voldaan. Echter het college stelde geen medewerking te verlenen gezien het feit dat het streekplan niet in een succesvolle vrijstellingsprocedure bleek te voorzien. In feite traden wij solistisch op aangaande een toekomstig beleid!! Het betreffende, door ons aangekochte perceel, is in het ontwerpbestemmingsplan ingetekend met de bestemming A-Agrarische doeleinden. Artikel 6A van hoofdstuk 24 geeft echter aan dat er planwijziging, conform artikel 11 WRO mogelijk is indien de bedoelde grond(en) in eigendom aan de gemeente zijn overgedragen. Dit geeft weer dat ons (en dat van anderen) individueel belang, geschaad wordt ten gunste van het algemeen belang zonder dat aantoonbaar is aangegeven dat een dergelijke belangenafweging plaatsgevonden heeft. Door bovenvermelde opstelling lijden wij een omvangrijke schade. Wij verzoeken u hierbij dan ook het door ons aangekochte perceel te bestemmen als AG. In de verwachting dat u onze zienswijze zal honoreren verblijven wij. Beantwoording Niet ontkend kan worden dat de gemeente indertijd de bereidheid heeft uitgesproken medewerking te verlenen aan de bouwplannen voor de glasopstanden. Het gebied behoorde echter niet tot het glasconcentratiegebied zoals het in het streekplan was opgenomen en de provincie was niet bereid medewerking te verlenen aan een artikel 19 lid 1 WRO-procedure. Inmiddels is het beleid gewijzigd en is het gebied aangewezen als uitbreiding voor het glasconcentratiegebied. De gemeente wenst hier echter zelf de regie in handen te houden, zodat in het bestemmingsplan de voorwaarde is opgenomen dat bovengenoemde gronden alleen ontwik-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
136
keld mogen worden voor glastuinbouw indien deze in eigendom zijn van de gemeente. In zienswijze 67 wordt hiervoor de nadere motivatie weergegeven. Ten aanzien van de omvangrijke schade waarover gesproken wordt, kan nog opgemerkt worden dat de gronden die buiten het concentratiegebied beschikbaar zijn gesteld, nu ook geen glasbestemming meer zouden hebben. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
98. Van Veen Advocaten namens M.H. Langstraat, Prinsenweg 7, 3237 LN Vierpolders (schriftelijk ingediend 22 november 2006) Tot mij heeft zich gewend de heer M.H. Langestraat, wonende te (3237 LN) Vierpolders, aan de Prinsenweg 7, met het verzoek om namens hem een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied. Door deze en derhalve tijdig dien ik namens cliënt − verder Langestraat te noemen − zijn zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan in. Langestraat kan zich met dit plan niet verenigen om de hierna te noemen redenen. Zienswijze/bezwaren Langestraat woont sinds 2 jaren op zijn huidige adres aan de Prinsenweg. Het betreft hier een rustige omgeving met relatief weinig verkeer. Bovendien kan Langestraat genieten van het landelijke gebied en het bijbehorende uitzicht dat hij vanuit zijn woning heeft. Dat uitzicht en die rustige omgeving wordt onder het huidige bestemmingsplan gewaarborgd doordat de gronden tegenover de woning van Langestraat, aan de andere kant van de Prinsenweg, de bestemming A(hg) (gb) hebben. Dat betekent dat nieuwe bouwvlakken niet zijn toegestaan en dat slechts agrarische hulpgebouwen met een beperkt oppervlak zijn toegestaan. In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied hebben de betreffende gronden de bestemming A(g) gekregen. Dat betekent dat op de betreffende gronden glastuinbouw is toegestaan. Uit het ontwerpbestemmingsplan, de bijbehorende toelichting en de publicaties van uw gemeente, blijkt dat het de bedoeling is om gronden tegenover de woning van Langestraat te gebruiken om een nieuw glasconcentratiegebied mogelijk te maken. Daarbij gelden voor wat betreft het oppervlak van de glastuinbouwbedrijven geen beperkingen. Op de betreffende locatie zullen de thans in het plangebied verspreid liggende glastuinbouwbedrijven geconcentreerd worden. Ook zullen nieuwe glastuinbouwbedrijven zoveel mogelijk op de betreffende locatie worden geplaatst. Alsdan zal de woning van Langestraat volledig door kassen omgeven zijn. Immers, ook aan de zijde van de Prinsenweg waarop de woning van Langestraat gelegen is, zal glastuinbouw plaatsvinden. Op grond van de voorschriften in het ontwerpbestemmingsplan mogen de kassen een maximale bouwhoogte hebben van 6 m en een maximale goothoogte van 4 m. Daarnaast zullen er waterbassins en silo's gebouwd worden die een hoogte mogen hebben van respectievelijk 12 en 10 m. Als gevolg van de realisering van de geplande glastuinbouw zal Langestraat zijn weidse uitzicht op de polder, en daarmee een groot deel van zijn woongenot, verliezen. Daarbij komt dat de ontsluiting van de betreffende glastuinbouwbedrijven over de Prinsenweg zal moeten plaatsvinden. Dat betekent het einde van de Prinsenweg als relatief rustige verkeersroute. De glastuinbouwbedrijven zullen regelmatig bezocht worden door zware vrachtauto's voor de aan- en afvoer van materialen en producten. Dat betekent een grote verkeers- en geluidsoverlast voor de Langestraat. Bovendien bestaat er een reëel risico op scheurvorming in en verzakking van de woning van Langestraat als gevolg van het zware vrachtverkeer dat dagelijks over de Prinsenweg zal rijden. Verder zullen als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen milieuhinder en gezondheidsrisico's in de directe omgeving van de glastuinbouw optreden, waarvan Langestraat hinder zal ondervinden. Ten slotte zal Langestraat overlast ondervinden van de grote hoeveelheid licht die de betreffende kassen zullen produceren als het donker is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
137
Het spreekt voor zich dat Langestraat als gevolg van het vorenstaande een ernstige derving van zijn woongenot zal ondervinden. Bovendien zal zijn woning als gevolg van de glastuinbouw minder waard worden. Ook als de glastuinbouw niet gerealiseerd zou worden, drukt het enkele feit van de mogelijkheid tot glastuinbouw in de directe woonomgeving van Langestraat op de waarde van zijn woning. Inmiddels heeft Langestraat een beëdigde makelaar en taxateur (gespecialiseerd op het gebied van planschade) opdracht gegeven om een taxatierapport op te laten stellen waaruit de waardedaling van zijn woning als gevolg van de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan blijkt. Dat rapport zal worden opgesteld indien en zodra de bestemming in het ontwerpplan definitief wordt. In ieder geval staat wel vast dat de bepalingen in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied ten nadele van Langestraat is. Hij wordt ook onevenredig zwaar door deze wijzigingen benadeeld. In dit verband dient goed voor ogen gehouden te worden dat het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied bedoeld is om de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied te waarborgen. Die kwaliteit wordt geboekt door de verspreid liggende glastuinbouwbedrijven te saneren. In de gesaneerde gebieden wordt de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied dus verbeterd. Echter, doordat de gesaneerde bedrijven tegenover de woning van Langestraat worden ondergebracht, verslechtert de ruimtelijke kwaliteit van dat gebied. Daarmee wordt Langestraat onevenredig zwaar benadeeld. Immers, overal in de omgeving verbetert de ruimtelijk kwaliteit, behalve bij Langestraat. Dat, terwijl Langestraat zijn woning nu juist gekocht heeft met het oog op de kwaliteit van de landelijke omgeving. Nadeelcompensatie Gelet op het vorenstaande zijn de betreffende bepalingen in het ontwerpbestemmingsplan en de besluitvorming rondom de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan onrechtmatig jegens Langestraat. Hij is dan ook van mening dat de betreffende bepalingen niet in stand kunnen blijven, zolang hij niet volledig wordt gecompenseerd door de door hem geleden en te lijden schade, welke schade onder andere bestaat uit een waardevermindering van zijn woning. Hierdoor verzoek ik u dan ook om het door Langestraat geleden en te lijden nadeel volledig te compenseren. Over de hoogte van de schade zal ik u op de korte termijn nader berichten. Overigens was die schade voor Langestraat niet voorzienbaar. Ten tijde van de aankoop door hem van zijn woning was namelijk nog niet bekend dat het betreffende gebied als concentratiegebied voor glastuinbouw zou gaan dienen. Planschade Voor het geval uw gemeenteraad van oordeel mocht zijn dat het ontwerpbestemmingsplan onverkort in stand kan blijven, zonder het door Langestraat daardoor geleden en te lijden nadeel wordt gecompenseerd, merkt Langestraat het volgende op. Zoals hiervoor reeds uiteen is gezet, lijdt Langestraat schade, indien onverkort aan het ontwerpbestemmingsplan wordt vastgehouden. Die schade bestaat uit een vermindering van zijn woongenot, doordat hij uitzichtschade, geluidsoverlast en de overige hiervoor genoemde vormen van overlast zal ondervinden, resulterend in een waardevermindering van zijn woning. Dergelijke schade komt op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor vergoeding in aanmerking. Deze schade was voor cliënten niet voorzienbaar nu ten tijde van de aanschaf door hem van zijn woning nog niet bekend was dat het betreffende gebied als concentratiegebied voor glastuinbouw zou gaan dienen. Indien het bestemmingsplan Landelijk Gebied in de huidige vorm wordt vastgesteld, dan zal Langestraat bij burgemeester en wethouders van uw gemeente een verzoek om planschadevergoeding indienen. Conclusies Gelet op het vorenstaande is het bestemmingsplan Landelijk Gebied en de bijbehorende besluitvorming onrechtmatig jegens Langestraat, indien dat plan conform het ontwerpbestemmingsplan zal worden vastgesteld. Dat plan kan om die reden dan ook geen stand houden. Langestraat verzoekt uw gemeenteraad dan ook om zijn zienswijze gegrond te verklaren en:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
-
138
primair
: het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat aan de bezwaren van Langestraat tegemoet wordt gekomen; subsidiair : het bestemmingsplan conform het ontwerp vast te stellen, doch louter tegen betaling aan Langestraat van een zodanige vergoeding dat het door Langestraat te lijden nadeel als gevolg van de bestemmingsplanwijzigingen volledig wordt gecompenseerd. Langestraat is bereid om het vorenstaande in een persoonlijk gesprek nader toe te lichten. Uw nadere berichten zie ik met belangstelling tegemoet. Beantwoording Reeds langere tijd is bekend dat de provincie verspreid liggend glas gesaneerd wenst te hebben. Om bedrijven de mogelijkheid te bieden hun bedrijfsvoering voort te zetten is het noodzakelijk nieuwe gronden hiervoor aan te wijzen. De gronden tegenover de Prinsenweg zijn hiervoor het meest geschikt. Immers de Prinsenweg ligt nu ook reeds in het glasconcentratiegebied. Gezien het feit dat het totale gebied is aangewezen als glasconcentratiegebied is het logisch maximale bebouwingsmogelijkheden te bieden. Dit zal leiden tot het wijzigen van het uitzicht van reclamant. Er zullen uiteraard wijzigingen optreden ten aanzien van het aantaal verkeersbewegingen. Qua lichthinder dienen bedrijven te voldoen aan de voorschriften uit het bestemmingsplan. De nieuwe bedrijven dienen daarnaast aan de milieueisen te voldoen indien zij binnen een bepaalde afstand van de woning gebouwd worden. Het feit dat de ruimtelijke kwaliteit elders verbetert en bij reclamant niet, is geen reden om het glasconcentratiegebied niet uit te breiden. De bepalingen uit het bestemmingsplan kunnen niet als onrechtmatig aangemerkt worden. Dergelijke ontwikkelingen behoren bij het normaal maatschappelijk risico. Een planschadeverzoek zal beoordeeld worden op grond van de daarvoor geldende regels. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
99. Natukreek, Buitengronden 7, 3238 LZ Zwartewaal (schriftelijk ingediend 24 november 2006) Zienswijze (22 november 2006 per fax) Hierbij dienen wij onze zienswijze in betreffende het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van Gemeente Brielle. Ons belang in deze wordt verklaard vanuit ons eigendom van Camping Natukreek te Zwartewaal. Wij willen graag een zienswijze indienen op de volgende onderdelen: toekomstvisie Camping Natukreek; maximaal toegestaan bebouwde oppervlakte; classificering terrein met vRk; oppervlakte stacaravans; mogelijkheid recreatiewoningen. Visie Camping Natukreek N.N.T. BV heeft Camping Natukreek in 2004 overgenomen van de NEM Natupark B.V. N.N.T. BV is tevens eigenaar van Flevo-Natuur, het grootste Naturistenpark van Noord-West Europa. Camping Natukreek is de derde grootste naturistencamping van Nederland. De camping was tot 2004 in eigendom van de NEM Natupark B.V. en had een noodleidend bestaan. Uitgangspunt van de camping is ruime groene plaatsen met goede recreatieve voorzieningen. In eerste instantie is vooral geïnvesteerd in de kwaliteit van de infrastructuur op het park.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
139
In de periode 2004-2005 is er sprake geweest van een structureel negatief resultaat. De huidige omzet is te laag voor een professionele exploitatie van de camping. Bovenstaand is voor ons aanleiding geweest om ons te beraden over de toekomst van Camping Natukreek. In de kern is het noodzakelijk dat de huidige bezetting verhoogd wordt. Dit kan alleen door de voorzieningen, uitstraling en dienstverlening van het park te verhogen. Dit heeft geresulteerd in een investering op Camping Natukreek van € 300.000 in 2006 in vernieuwing van de sanitaire gebouwen, plaatsen van nieuwe speeltoestellen en een verbouwing van het Paviljoen. Dit heeft in het seizoen 2006 al geleid tot een kleine omzetgroei. Dit is echter nog niet voldoende. Voor de toekomst streeft camping Natukreek naar een stijging van het aantal jaarplaatsen tot circa 80 stuks (nu 26 bezet) in combinatie met circa 150 toeristenplaatsen. Hierdoor zal de financiële basis van de camping verbeteren, waardoor een structureel positief resultaat kan ontstaan. Om deze jaarplaatsen bezet te krijgen zal er verder geïnvesteerd worden in de voorzieningen en dienstverlening van de camping. Voor de nabije toekomst zal er geïnvesteerd worden in de volgende onderdelen: uitbreiding Paviljoen met een recreatieruimte; uitbreiding Paviljoen met opslagruimte voor het restaurant; uitbreiding Paviljoen met eigen toiletten en douches; realisatie van een openlucht verwarmd zwembad; realisatie van een buitensauna; realisatie van verhuureenheden in de vorm van stacaravans. Op basis van bovenstaande investeringen hopen wij binnen een periode van 5 jaar een prachtige camping te kunnen realiseren, welke aansluit bij de behoefte van de recreatieve gast van nu en de toekomst. Maximaal toegestaan bebouwde oppervlakte Op de bestemmingsplankaart is aangegeven dat de maximaal bebouwde oppervlakte van het campingterrein is vastgesteld op 110 m². Dit is niet in overeenkomst met de werkelijkheid. Op dit moment is er sprake van een receptiegebouw, technische dienst gebouw en een paviljoen. Volgens onze registratie is de huidige bebouwing als volgt: receptie : 66 m²; paviljoen : 110 m²; technische dienst : 66 m². Uit een gesprek met de heer Schmetz is ons gebleken dat de aanwezige sanitaire voorzieningen vergunningsvrij zijn en niet meegenomen dienen te worden in de op dit moment bebouwde aantal vierkante meters. Inzake de toekomstige ontwikkelingen willen wij u verzoeken in het bestemmingsplan rekening te houden met de volgende zaken: uitbreiding huidige paviljoen met: . eigen toiletten (in plaats van huidige buitentoilet inclusief douche en gehandicaptentoilet); . uitbreiding opslag restaurant; . +/- 200 m² extra. de camping beschikt niet over een slechtweer accommodatie voor kinderen. Dit kan in de vorm van een aanbouw aan het Paviljoen van een recreatieruimte (+/- 200 m²). inzake de toekomstige ontwikkeling van het park zien wij noodzaak voor de realisatie van voorzieningen welke leiden tot een hogere kwaliteit en welke meer aansluiten bij de naturistische recreant: . zwemaccommodatie : argumentatie: hygiëne (denk aan blauwalg) en beschikbaarheid van warm zwemwater, seizoensverlengend; . bebouwing ong. 200 m²; . sauna losstaand bij het Paviljoen; argumentatie: slechtweer accommodatie volwassenen, aansluiting bij wensen doelgroep, seizoensverlengend; bebouwing ongeveer 150 m². Classificering terrein met vRk Door classificering van het terrein als vRk is het niet mogelijk in de toekomst recreatiewoningen te bouwen en dienen bestaande recreatiewoningen te worden verwijderd. Volgens de nieuwe
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
140
regelgeving is een stacaravan met een oppervlakte groter dan 50 m² reeds een recreatiewoning. Hiervan staan er circa 7 op het terrein. Door juiste classificering is dan ook vRrt, met een aantal van 7 recreatiewoningen, met een maximale oppervlakte van 66 m². Oppervlakte stacaravans Wij verzoeken om de vastgestelde maximale oppervlakte van stacaravans te verhogen naar 70 m². Dit sluit aan bij de bestaande situatie. Als argumentatie voor de grotere oppervlakte het volgend. Natukreek heeft naturistische gasten welke niet in hun eigen woonomgeving van hun eigen levensstijl kunnen genieten. Hierdoor verblijven deze gasten vaker en voor langere periodes op de camping. Vanuit dit punt hebben deze gasten vaak meer leefruimte nodig om onnodig "woon-camping" verkeer te voorkomen. In de afgelopen 20 jaar heeft binnen de behoefte van de recreatieve gast al een sterke ontwikkeling plaatsgevonden naar een steeds grotere oppervlakte van de recreatieve accommodatie. Je ziet dat terug in grotere (sta)caravans. Waar in 1980 een stacaravan van 35 m² de norm was is dat inmiddels 50 m² of groter. Ook in de toekomst zal deze tendens niet leiden tot kleinere stacaravans. Bij een gezin van 4 personen is een stacaravan van 50 m² nog een acceptabele oplossing in het licht van de wensen en behoeftes van de tegenwoordige recreant. Voor het verblijf van een gezin vanaf 5 of meer personen is absoluut een groter stacaravan noodzakelijk. In navolging op bovenstaand punt heeft Natukreek het doel om in de toekomst te investeren in verhuureenheden. Dit zal naar onze wens gaan om 4- en 6-persoons stacaravans, in de verhouding van respectievelijk 2/3 en 1/3. Wij verzoeken de gemeente ook rekening te houden met de kosten verbonden aan een stacaravan versus een recreatiewoning. In de kern wordt de recreant welke behoefte heeft aan meer gebruiksoppervlakte gedwongen richting de koop of huur van een recreatiewoning. Dit is koopkracht technisch voor het overgrote deel van de bevolking niet haalbaar, terwijl de kosten van een stacaravan vaak wel binnen de koopkrachtmogelijkheden van de middenklasse valt. Tevens willen wij graag aangeven dat de door de gemeente gehanteerde norm dat een stacaravan binnen 1 uur verplaatsbaar moet zijn te streng vinden. Binnen onze onderneming hanteren wij een verplaatsingstermijn van 1 dag. Hierdoor zijn ook dubbele en L-chalets mogelijk onder de benoeming stacaravan. Het blijft dan gaan om mobiele verplaatsbare kampeermiddelen zonder fundering. Mogelijkheid recreatiewoningen In de toekomst zou de bouw van een aantal recreatiewoningen mogelijk moeten zijn. Dit sluit aan bij de toenemende wens naar luxe van de recreatieve gasten en zal leiden tot een versterking van het recreatieve product van Brielle. Tevens kan hiermee de bestaande situatie in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Hierbij verzoeken wij de gemeenteraad om onze zienswijze te verwerken in het bestemmingsplan. Immers de levensduur van het bestemmingsplan is ten minste 10 jaar, maar zal wellicht een langere termijn van toepassing blijven. Middels de door ons verzochte aanpassingen denken wij op lange termijn een gezonde exploitatie te kunnen opbouwen. Beantwoording Het oppervlak van de huidige bebouwing (exclusief toiletgebouwen) zal op de plankaart worden weergegeven, inclusief een uitbreidingsmogelijkheid bij recht van circa 10%. Indien verdergaande ontwikkelingen aan de orde zijn, wil de gemeente kunnen beoordelen of deze ontwikkelingen gewenst zijn en deze kunnen afwegen tegen andere belangen die in de zone RN aan de orde zijn. Hiervoor zal een aparte procedure doorlopen moeten worden. De gemeente is niet overtuigd van de argumentatie van reclamant en houdt vast aan de maat voor stacaravans en chalets. Dat betekent dat de 7 stacaravans die groter zijn dan 50 m², voor dat gedeelte onder het overgangsrecht vallen. Binnen de huidige bestemmingen zijn recreatiewoningen niet mogelijk. Indien de plannen van reclamant om recreatiewoningen te bouwen,
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
141
concreter zijn geworden, zal de gemeente op dat moment beoordelen of dat een gewenste ontwikkeling betreft. Als dat het geval blijkt, kan hier via een aparte procedure aan worden meegewerkt. Hiervoor zal in ieder geval de bestemming gewijzigd moeten worden van "kampeer- en caravanterrein (vRk)" naar "Recreatiewoningenterrein (vRrt)". Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan behoeft deels aanpassing.
101. LTO-Noord, Postbus 108, 2280 AC Rijswijk, namens de heer, P.J. de Snaijer, Wouddijk 6, Zwartewaal (schriftelijk ingediend 20 november 2006) Zienswijze Namens de heer P.L. de Snaijer, Wouddijk 6 te Zwartewaal, dient ondergetekende een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Brielle. De heer De Snaijer (hierna te noemen: cliënt) bezit aan de Wouddijk enkele percelen, kadastraal bekend gemeente Brielle, sectie H nummers 12 en 45 en sectie G nummer 124. Daarnaast huurt cliënt van het Waterschap een perceel met het kadastrale nummer G123. Als bijlage 1 zijn de kadastrale kaarten afgedrukt van de eigendomsgronden. De percelen van cliënt worden gebruikt voor agrarische doeleinden. Op de bestemmingsplankaart is het perceel H12 daarom ook als zodanig bestemd. De percelen H45 en G123 en 124 vallen (deels) in het gebied met de bestemming "Natuurgebied". Een kopie van de bestemmingsplankaart is als bijlage 2 toegevoegd. Op de zoneringskaart, welke als bijlage 3 is toegevoegd, zijn de percelen van cliënt gelegen binnen de zone N: Gebied met natuurwaarden. Deze zone beslaat de bestaande natuurgebieden Holle Mare en de Derryvliet. Daarnaast behoren enkele beoogde natuurgebieden in het veenkernenlandschap tot deze zone. Het toekomstperspectief voor deze zone is uitsluitend gericht op één functie, namelijk natuur. Dit is op pagina 81 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan verwoord. Cliënt is het oneens met het feit dat het toekomstperspectief van zijn gronden gericht is op de functie natuur. Ook is hij het oneens dat een deel van zijn gronden al de bestemming "Natuurgebied" heeft gekregen. Deze functieverandering, van agrarisch naar natuur, heeft enorme financiële consequenties. Grond met een natuurbestemming heeft minder waarde dan grond met een agrarische bestemming. In artikel 14 van de voorschriften van het bestemmingsplan is aangegeven waarvoor gronden met de bestemming "Natuurgebied" voor gebruikt mogen worden. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden. Grond met een dergelijke bestemming heeft geen waarde voor cliënt. Hij wil de mogelijkheid behouden om de gronden agrarisch te kunnen gebruiken zonder beperkingen. Het perceel H12 is niet opgenomen als natuurgebied in het ruimtelijke plan van de regio Rotterdam (RR2020). Als bijlage 4 is een deel van de plankaart behorende bij de RR2020 afgedrukt. Wij verzoeken de gemeenteraad de grenzen van het RR2020 te respecteren en het perceel H12 daarom niet op te nemen in de zone waar het toekomstperspectief is gericht op de functie natuur. De percelen met de nummers H45 en G123 en 124 zijn (deels) bestemd als natuurgebied. Cliënt is het oneens met deze bestemmingswijziging. Cliënt heeft nimmer toestemming gegeven de bestemming van zijn eigendomsgronden te wijzigen in een natuurbestemming. De realisatie van de ecologische hoofdstructuur gaat op basis van vrijwilligheid. Omdat cliënt geen medewerking wil verlenen aan de bestemmingswijziging, verzoekt hij aan de gemeenteraad zijn percelen te bestemmen voor "Agrarische doeleinden". Bijlage: 1. kadastrale kaart; 2. bestemmingsplankaart; 3. zoneringskaart; 4. plankaart RR2020.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
142
Beantwoording De percelen die nu in gebruik zijn bij reclamant (H12 en 45 en G123 en 124) worden alsnog conform het huidige gebruik bestemd. Het beleid is erop gericht om de percelen in de toekomst als natuur in te richten en te beheren, al of niet na verwerving door een natuurbeschermingsinstantie. Om die reden liggen de percelen van reclamant in de zone N. Eventuele verwerving gebeurt op vrijwillige basis. Tot die tijd kunnen de percelen in agrarisch gebruik blijven. Dit wordt ook bevestigd door de tabel behorende bij artikel 26 zone Natuur, waarin is aangegeven dat grondgebonden veehouderij, akkerbouw en volegrondstuinbouw is toegestaan, waar dit op (in dit geval) plankaart 3 als zodanig is bestemd. Omdat de bestemmingen op perceelsniveau van de kadastrale percelen H12 en 45 en G123 en 124 worden gewijzigd in Agrarische doeleinden (A), kan het huidige gebruik in de toekomst worden voortgezet. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
102. J. Noordermeer, Grondweg 8, 3238 LJ Zwartewaal (mondeling ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Zou graag het bouwvlak enigszins vergroot willen hebben (zie kaartje) in verband met de bouw van een nieuwe schuur. Beantwoording Bouwvlak zodanig aanpassen dat de bouw van de nieuwe schuur mogelijk wordt gemaakt. Conclusie De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
103. J. T. M. Zevenhoven, Kloosterweg 8 + 10, 3232 LC Brielle (mondeling ingekomen 22 november 2006)
-
Zienswijze Kloosterweg 8 + 10 Beide percelen zijn eigendom. Op nr. 8 zit een glasbestemming, wil dit ook voor nummer 10. Beide percelen liggen in zone AG2. Wil graag dezelfde bouw- en goothoogte als in het AG1-gebied. Heeft moeite met afstand tussen agrarische bebouwing en burgerwoningen (beperking bouwmogelijkheden).
Kloosterweg 10 Nu nog agrarische bedrijfswoning. Wil dit graag gewijzigd zien in W*. Beantwoording In de zone AG2 is alleen uitbreding van bestaande bedrijven tot 3 ha mogelijk.Nieuwe bedrijven worden niet toegelaten. Zie ook de beantwoording onder 2.1, algemeen. De zones AG1 en AG2 kennen dezelfde bouw- en goothoogten. De afstanden tussen woningen en kassen volgen uit het besluit Glastuinbouw. De gemeente is verplicht dit besluit te verwerken in het bestemmingsplan. Het wijzigen van de agrarische bestemming op Kloosterweg 10 staat haaks op de wens van een glasbestemming op Kloosterweg 10. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
143
104. D. Hokke, Landsweg 3a, 3237 KG Vierpolders (mondeling ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Is het niet eens met de bestemming "W" op zijn perceel. Zou "A " moeten zijn. Bedrijf is land- en tuinbouw op open grond (achterste deel perceel heeft bestemming " A "). Beantwoording Met reclamant is een overeenkomst aangegaan, waarin is bepaald dat wonen de vervolgfunctie is na de sanering van glas. De gemeente ziet geen aanleiding om op die afspraak terug te komen, te meer daar aan de Landsweg meerdere woningen worden gerealiseerd in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Omdat het een voormalig agrarisch perceel betreft, wordt de bestemming gewijzigd in voormalig agrarisch bedrijf, W*. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan wordt wel aangepast door de bestemming te wijzigen in W*.
105. P.J. Schoordijk, Sluisweg 1, 3238 LE Zwartewaal (mondeling ingekomen 21 november 2006) Zienswijze Is het niet eens met het verwijderen van de glasbestemming van zijn perceel. Beantwoording Voor de beantwoording wordt verwezen naar de algemene beantwoording onder 1. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing.
106. Kwekerij Barendse Kloosterweg 9, 3232 LB Brielle (schriftelijk ingekomen 16 november 2006) Zienswijze Jongstleden 6 november ben ik bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied wezen kijken. Ik wil naar aanleiding hiervan mijn zienswijze indienen. 1. Ik heb een vergunning voor 3 ha te bouwen kas. In de situatie die nu is getekend kan ik geen 3 ha op mijn perceel grond kwijt. Voorheen kon je dan land van de buurman kopen en dit er bij betrekken zodat je wel je vergunning vol kon bouwen. Ik zou graag de lijn om mijn kas ruimte willen hebben zodat bij nieuwbouw wel 3 ha kan bouwen. In deze situatie wordt mij iets ontnomen waar ik wel recht op had (bijlage 1). 2. Links van mijn kavel ligt op dit moment land met de bestemming A. Ik zou hier graag binnen enkele jaren een kas op willen bouwen. Als dit tot consequentie heeft dat ik hiervoor mee moet betalen aan de groenstrook en/of glasbestemming ergens moet kopen, ben ik daartoe bereid. De kans dat de groenstrook er komt is dan aanzienlijk groter dan op dit moment. Ik zie dit als een win-winsituatie. De gemeente en de bewoners zien via de Schrijversdijk de kassen dan niet meer en ik kan doorgaan met mijn onderneming op de huidige locatie met een op de toekomst gerichte oppervlakte. Alternatieven om te groeien op Voorne is op het moment niet aanwezig (bijlage 2). Dat betekent dat voor het perceel links van mij in het bestemmingsplan in de zone AG 2 moet liggen om de mogelijkheid te krijgen om de bestemming te wijzigen in Ag. 3. Als wens 2 niet doorgaat, wordt ver in de toekomst Kloosterweg 9 en 11 samengevoegd tot 1 kavel. Daarbij is de wens dat de kavel aan de achterkant recht getrokken moet worden. Dit geeft een mooier bouwperceel. Dit kan beter nu gelijk meegenomen worden dan over enkele jaren weer moeilijke procedures te volgen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Beantwoording zienswijzen
144
4.
In het bestemmingsplan is aangegeven dat waterbassins alleen geplaatst kunnen worden binnen het bouwblok (AGB). Maar dan moet er binnen het bouwblok wel voldoende ruimte voor zijn. Ik verwacht in de toekomst meer wateropslag te moeten aanleggen. Dus ook om deze reden moet mijn bouwblok verruimd worden. Als dat niet mogelijk of wenselijk is, dan zal het bestemmingsplan ruimte moeten bieden om ook in de A-bestemming waterbassins en -silo's aan te leggen. 5. Wat gebeurt er met bedrijfswoningen die door samenvoegen van 2 bedrijven vrij komen? Binnen de zone AG kunnen deze woningen volgens het plan nu geen woonbestemming krijgen. Dat kan toekomstige herstructurering ernstig belemmeren. Ik wil dan ook verzoeken om deze mogelijkheid (eventueel na planherziening) in het bestemmingplan op te nemen. Ik hoop dat jullie wijze besluiten nemen, zodat de jonge moderne ondernemers die verantwoord, milieuvriendelijk en sociaal ondernemen en vele mensen en scholieren op Voorne van werk voorzien, nog een toekomst hebben. Voor vragen en opmerkingen kunt u mij altijd bereiken. Beantwoording Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 24 lid 6 kan de Agrarische bestemming worden omgezet naar de bestemming glastuinbouw, Ag. Op die manier kan reclamant 3 ha glas bouwen. Deze wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk om het criterium af te kunnen dwingen dat alleen bestaande bedrijven glas mogen uitbreiden. Het perceel ten westen van Kloosterweg 9 behoort niet tot het concentratiegebied en kan niet worden benut voor glastuinbouw. Het perceel ten oosten van Kloosterweg 9 kan wel worden gewijzigd van de bestemming A naar Ag, zodat het bedrijf op die locatie kan worden uitgebreid. Het recht trekken van het perceel is niet mogelijk als dat betekent dat uitbreiding in de zone AG3 plaatsvindt. Uitbreiding in zone AG3 is voorbehouden aan de op dit moment in die zone gevestigde bedrijven. Aangezien bij uitbreiding van het areaal glas ook gecompenseerd moet worden voor het waterbergend vermogen en mogelijk regenwaterbassins moeten worden aangelegd, stelt de gemeente voor een rechthoekige kas te bouwen en de "overhoeken" te gebruiken voor wateberging/-bassins. Het gestelde onder 4 is niet correct. Juist in de bestemming Ag moeten waterbassins worden aangelegd (zie ook antwoord op het derde deel van deze zienswijze). Bij samenvoegen van 2 bedrijven blijven de twee bedrijfswoningen als zodanig bestemd. Een bedrijfswoning kan alleen bij beëindiging van het agrarisch bedrijf gewijzigd worden in de bestemming Woondoeleinden. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het bestemmingsplan behoeft op deze punten geen aanpassing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
3. Ambtshalve aanpassingen 1.
2. 3. 4.
5. 6. 7.
8. 9. 10.
11. 12. 13. 14. 15.
16. 17.
18.
19. 20.
145
Als antwoord op de reactie van de provincie uit het artikel 10-overleg heeft de gemeente aangegeven de ecologische verbindingszones op te nemen. In de voorschriften is dat gebeurd. Per abuis is dat niet op de kaarten verwerkt. De ecologische verbindingszones zullen op plankaart 5 worden aangegeven. Het agrarisch bouwvlak aan de Spanjaardsweg (Af(b)) is niet goed op de plankaart van het ontwerpbestemmingsplan ingetekend. Dit zal alsnog worden gewijzigd. Aan de Veckdijk 48 is per abuis de aanduiding (a) achter de bestemming Bcs opgenomen. Deze aanduiding zal worden verwijderd. In de toelichting (13.9) is sprake van 60 m² voor een aan-huis-gebonden beroep. In de voorschriften wordt gesproken over 25% van het vloeroppervlak. De voorschriften zullen in overeenstemming worden gebracht met de toelichting. In de toelichting zal in paragraaf 13.8 tevens aandacht worden besteed aan horeca. In artikel 13 lid 5 zijn per abuis geen stacaravans en chalets genoemd, waarbij permanente bewoning eveneens strijdig gebruik is. Dit gebeurt alsnog. De bebouwing op de gemeentelijke begraafplaats tussen de Rijksstraatweg en het spui wordt binnenkort uitgebreid. Het bebouwingsoppervlak is daarvoor niet meer actueel. Dit zal worden aangepast. Bijlage 1 zal verder worden aangevuld voor die voormalige glastuinbouwbedrijven waarmee een overeenkomst is afgesloten. De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is niet correct in de toelichting (figuur 4.2, blz. 22) en op de plankaart weergegeven. Dit wordt aangepast. De afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de Groene Kruisweg bij Zwartewaal bestaat niet meer. De bestemming Mawz (25 m²) en het bijbehorende bouwvlak worden verwijderd en gewijzigd in de bestemming A. Meeldijk 2 is in gebruik als woning. Omdat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft, dient de bestemming op de plankaart W* te zijn. Dit zal worden aangepast. Op perceel Lageweg 2 is het agrarisch bedrijf niet meer in gebruik. De bestemming werd daarom gewijzigd in W*. Op perceel Grondweg 5 is het agrarisch bedrijf niet meer in gebruik. Omdat er twee bedrijfswoningen waren gevestigd, wordt de bestemming gewijzigd in W*(2). Het perceel grond ten noordoosten van Kloosterweg 17a heeft per abuis de bestemming w(2) gekregen. Dit moet zijn W(z). Rijksstraatweg 32 betreft het depot van het Waterschap, waar materialen voor onderhoud aan wegen en waterlopen is opgeslagen. Het perceel heeft in het ontwerpbestemmingsplan een bedrijfsbestemming gekregen, terwijl de bestemming "Maatschappelijke doeleinden, nutsvoorzieningen" meer voor de hand ligt. De bestemming wordt hierop aangepast. Ook het aantal m² aan bebouwing komt niet overeen met de werkelijkheid en wordt gewijzigd van 685 m² naar 1.000 m². Kloosterweg 10a is per abuis bestemd als Agrarische doeleinden. Het betreft echter een burgerwoning. De bestemming wordt gewijzigd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is in diverse bestemmingsvlakken een aantal m² aangeduid. Het betreft het aantal m² dat als bedrijfsbebouwing aanwezig is, inclusief een uitbreiding van circa 10%. Dit is echter onvoldoende in de voorschriften verwerkt. Uit de voorschriften kan worden opgemaakt dat binnen het aantal m² ook de dienstwoning is meegerekend. De voorschriften worden op dit punt aangepast. In de toekomstige situatie zal het oppervlak van Groene Kruisweg 14, dat als museum in gebruik zal zijn, 500 m² bedragen in plaats van 400 m². Dit wordt in de voorschriften aangepast (artikel 5, lid 1). Om in de praktijk misverstanden te voorkomen, wordt er in het bestemmingsplan een definitie van een mechanisatiebedrijf opgenomen. Op Grondweg 1 zijn de subbestemmingen per abuis omgewisseld. Bovendien was het meest oostelijke perceel in het vigerende bestemmingsplan bestemd als bedrijfsdoeleinden categorie 3. Deze bestemming wordt middels deze ambtshalve wijziging gehandhaafd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Ambtshalve aanpassingen
146
21. Op het perceel aan de Voorweg 1a wordt glas gesaneerd, waarna 5 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Daarnaast dienen de twee bestaande woningen te worden bestemd. De aanduiding op de plankaart moet zijn W(7) in plaats van W(4). 22. Op plankaart 3 is aan het scoutingterrein per abuis de bestemming jachthaven toegekend. Ook het bijbehorende oppervlak dient te worden aangepast aan de feitelijke situatie. 23. In artikel 31 van de voorschriften is sprake van een uitwerkingsplicht. Deze komt in dit bestemmingsplan niet voor. Wel komen vrijstellingsbevoegdheden voor, waar afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op van toepassing is. Dit wordt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
4. Wijzigingen bestemmingsplan
147
4.1. Toelichting -
-
-
-
-
In paragraaf 1.3 wordt de datum van vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied Brielle gewijzigd in 8 november 1988 (naar aanleiding van zienswijze 29). In paragraaf 2.3 wordt de tekst met betrekking tot de windrichtingen aangepast (naar aanleiding van zienswijze 29). In paragraaf 3.3.1 wordt de datum van afsluiting gewijzigd in "juli 1950" (naar aanleiding van zienswijze 29). In figuur 4.2, cultuurhistorie (blz. 22) wordt de begrenzing van het beschermd stadsgezicht aangepast (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 9). In paragraaf 4.2 worden de data en naamgeving aangepast (naar aanleiding van zienswijze 29). In paragraaf 4.3.2 wordt de tekst met betrekking tot laanbeplanting aan de kerkweg aangepast (naar aanleiding van zienswijze 29). De tekst in paragraaf 8.2.1 over het veer wordt aangepast (naar aanleiding van zienswijze 29). Op bladzijde 53 wordt in de eerste regel van de tweede alinea de tekst "van zonsopgang tot zonsondergang" vervangen door "van zonsondergang tot zonsopgang" (naar aanleiding van zienswijze 29). Op bladzijde 58 wordt in paragraaf 9.3 onder het kopje luchtkwaliteit verwezen naar bijlage 4. Dit wordt gewijzigd in bijlage 5 (naar aanleiding van zienswijze 96). Op pagina 62 onder het hoofdstuk "overige functies" wordt aangegeven dat de toe te passen toetsingsafstand en minimale bebouwingsafstand geldt "vanaf" de meest aan de buitenzijde van de bundel gelegen leidingen (naar aanleiding van zienswijze 21). Op pagina 100 wordt de toelichting aangepast. Nieuwe recreatieve ontwikkelingen worden niet alleen via een aparte procedure mogelijk gemaakt. Nieuwe bouwvlakken voor dagrecreatieve ontwikkelingen kunnen tevens via een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt (naar aanleiding van zienswijze 52). In de toelichting zal in paragraaf 13.8 ook aandacht worden besteed aan horeca (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 5). In de toelichting worden als bijlagen de ruimtelijke onderbouwing voor de uitbreiding van Tuinderij Vers opgenomen (naar aanleiding van zienswijze 84). In de toelichting worden als bijlagen de ruimtelijke onderbouwingen voor de woningen aan de Hoonaardweg en Voorweg opgenomen (naar aanleiding van zienswijze 96, zie bijlage 1 bij deze nota Zienswijzen). In bijlage 2 wordt de aard van de bedrijven toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 96). In bijlage 3 wordt fort Penserdijk alsnog opgenomen (naar aanleiding van zienswijze 96). In bijlage 4 worden de berekeningen wegverkeerslawaai alsnog opgenomen (naar aanleiding van zienswijze 96).
4.2. Voorschriften -
Artikel 1 In artikel 1 lid 5 wordt het eerste gedachtestreepje gewijzigd in "- agrarisch hulp- en nevenbedrijf" (naar aanleiding van zienswijze 71). In artikel 1 wordt onder lid 47de volgende definitie opgenomen: "mechanisatiebedrijf een bedrijf gericht op de verkoop, onderhoud en reparatie van land- en tuinbouwmachines" (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 19). De overige nummers van het artikel worden doorgenummerd
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
148
Artikel 3 In artikel 3 lid 1 wordt de volgende nieuwe subbestemming toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 16): "f ter plaatse van de subbestemming Ag/a een glastuinbouwbedrijf, waarbij tevens een aannemersbedrijf behorende tot de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan". Het oude sub f wordt doorgenummerd naar g. In artikel 3 lid 4 wordt na sub b een nieuw sub c toegevoegd met de volgende tekst "op gronden met de nadere aanwijzing mag tezamen maximaal 5.000 m² ondersteunend glas worden gerealiseerd, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen". De overige subleden worden doorgenummerd (naar aanleiding van zienswijze 9). In artikel 3 wordt aan de tabel van lid 4 onder f aan "wateropslagtanks" toegevoegd "en koelinstallaties" (naar aanleiding van zienswijze 65). Aan artikel 3 wordt het volgende lid 7 toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 69): "wijzigingsbevoegdheid assimilatieverlichting 7. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd het plan te wijzigen door het laten vervallen van lid 4 sub e en lid 6 van dit voorschrift, zodra het Plan van Aanpak over lichtemissie vanuit kassen dat de glastuinbouwsector en Natuur en Milieu hebben opgesteld en dat verankerd zal worden in het besluit glastuinbouw in werking is getreden." Artikel 4 Aan artikel 4 lid 1 wordt een sub d ingevoegd: "ter plaatse van de subbestemming ADh: een agrarisch hulp- en nevenbedrijf", het bestaande sub d wordt vernummerd naar sub e (naar aanleiding van zienswijze 71). Artikel 5 In artikel 5 lid 1 wordt het genoemde oppervlak van 400 m² gewijzigd in "500 m²" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 18). Artikel 6 In artikel 6 wordt in lid 1 sub x toegevoegd, met de volgende tekst: "Ter plaatse van de bestemming B3, bedrijfsdoeleinden behorende tot categorie 3;" De voormalige sub x wordt sub y (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 21). Aan artikel 6 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 7 Aan artikel 7 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 8 Aan artikel 8 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). In artikel 8 lid 4 worden de onderste 3 rijen van de tabel als volgt aangepast (naar aanleiding van zienswijze 39): " max. aantal per bouwvlak bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) overige gebouwen en overkappingen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
max. opp.
max. goothoogte
zie plankaart
4,5 m
max. bouwhoogte
géén, tenzij anders op de plankaart is aangegeven 10 m
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
149
max. aantal per bouwvlak
max. opp.
zie plankaart
overige gebouwen en overkappingen ter plaatse van de bestemming Mn erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen - ter plaatse van de bestemming Mn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de bestemming Mn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
max. goothoogte 6 m
max. bouwhoogte 10 m
1m 2m 2,5 m 5m
3m
"
-
-
-
-
-
Artikel 9 In artikel 9 lid 1 sub c wordt de subbestemming gewijzigd in "Hcr/kga: een café-restaurant alsmede een kinderboerderij, een galerie en atelier" (naar aanleiding van zienswijze 60). Aan artikel 9 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 10 Aan artikel 10 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 11 Aan artikel 11 lid 4 sub a wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 12 Aan artikel 12 lid 4 sub b wordt na de eerste zin, de volgende regel tussengevoegd: "In de oppervlaktemaat is de bedrijfswoning niet inbegrepen" (naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 17). Artikel 13 Aan artikel 13 lid 4 sub a wordt na het woordje "niet zijnde" het volgende tussengevoegd: ",de bedrijfswoning,". In artikel 13 wordt de tabel behorende bij lid 4 als volgt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 2): " stacaravans/chalets erf- of terreinafscheidingen
-
-
50 m²
3m
5m 2m
" In artikel 13 lid 5 wordt na het woordje "recreatiewoningen" toegevoegd "stacaravans en chalets" (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 6). Artikel 20 In artikel 20 wordt lid 1 als volgt aangepast (naar aanleiding van zienswijze 21): "f. binnen een afstand aan weerszijden van 5 m van de aanduiding "olieleiding": een olieleiding met een diameter van 36"."
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
-
Artikel 24 In artikel 24 wordt tabel 3 de rij waarin een vrijstelling is opgenomen voor het vergoten van de goot- en bouwhoogte van kassen in de zone AG3 als volgt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 36): " grotere goot- en bouwhoogten kassen in de zone AG3 en bij de bestemming Agb
" -
-
-
-
-
V
8
In artikel 24 wordt in tabel 3 de volgende rij toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 67): " omschakelen naar biologisch glastuinbouwbedrijf
-
150
W
14
" Artikel 24 voorschrift 6 onder b wordt als volgt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 22): "b. planwijziging in zone AG2 uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven tot een maximum van 3 ha." In artikel 24 voorschrift 8 wordt als volgt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 36): "Vrijstellingsbevoegdheid grotere goot- en bouwhoogte voor kassen in de zone AG3 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 3, lid 4 sub f voor het toestaan van een maximale goot- en bouwhoogte in de zone AG3, en bij de bestemming Agb van 6 respectievelijk 8 m, met inachtneming van het volgende: a. een hogere goot- en bouwhoogte dient vanuit bedrijfseconomische overwegingen noodzakelijk te zijn; b. alvorens vrijstelling te verlenen, wordt omtrent de bedrijfseconomische noodzaak eerst advies ingewonnen bij een agrarisch deskundige." In artikel 24 wordt een voorschrift 14 toegevoegd dat luidt als volgt (naar aanleiding van zienswijze 67): "Wijzigingsbevoegdheid omschakeling naar biologisch glastuinbouwbedrijf 14. Burgemeester en wethouders zijn − met toepassing van artikel 11 WRO − bevoegd de bestemming Agrarische doeleinden, glastuinbouw (Ag) te wijzigen in de bestemming Agrarische doeleinden, biologisch glastuinbouwbedrijf (Agb), met inachtneming van het volgende: a. omschakeling alleen mag plaatsvinden indien hierdoor een volwaardig biologisch glastuinbouwbedrijf ontstaat; b. een afstand tot omliggende glastuinbouwbestemmingen in acht wordt genomen van minimaal 5 m, bij wijze van buffer; indien de buffer wordt beplant met opgaande beplanting, mag de afstand tot omliggende glastuinbouwbedrijven minimaal .. m bedragen; c. alvorens vrijstelling te verlenen, wordt omtrent de volwaardigheid van het biologisch glastuinbouwbedrijf eerst advies ingewonnen bij een agrarisch deskundige." De oorspronkelijke leden 14 tot en met 16 worden doorgenummerd. Artikel 25 In artikel 25 wordt de volgende regel in tabel 4 toegevoegd met het bijbehorende voorschrift 4 (naar aanleiding van zienswijze 52): " recreatie bouwvlakken ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen
W
4
Wijzigingsbevoegdheid nieuwe bouwvlakken in de zone RN 4. Burgemeester en wethouders zijn − met toepassing van artikel 11 WRO − bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor dagrecreatieve voorzieningen, met inachtneming van het volgende: a. planwijziging is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming "Dagrecreatieve voorzieningen, dR" ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
151
b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak binnen de zone RN; c. het bouwvlak beslaat maximaal 10.000 m² en mag met maximaal 1.000 m² worden bebouwd; d. de aanwezige natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad; e. het bouwvlak moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie; f. de dagrecreatieve voorziening moet bij realisatie worden voorzien van landschappelijk inpassing van een gebiedseigen assortiment; g. alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid overlegt de initiatiefnemer een inrichtingsplan, waarin in ieder geval wordt weergegeven op welke wijze wordt voldaan aan de voorwaarden zoals onder e en f zijn gesteld; h. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven mogen niet worden beperkt; i. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel en in artikel 12 van overeenkomstige toepassing."
-
-
Artikel 27 In artikel 27 wordt in tabel 6.1 een kolom "zone RN" ingevoegd. Tabel 6.1 wordt gewijzigd, zoals weergegeven in bijlage 1 (naar aanleiding van zienswijze 75). In artikel 27 wordt lid 11 gewijzigd. Onder sub a wordt de tekst "25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen" vervangen door "60 m²". Artikel 28 In artikel 28 voorschrift 3 onder b wordt het 6e gedachtestreepje als volgt gewijzigd: "de inhoudsmaat van de compensatiewoning niet meer mag bedragen dan 650 m³, voor woningen gelegen in de zone A en RN geldt een maat van maximaal 750 m³" tevens wordt een nieuw gedachtestreepje toegevoegd (beiden naar aanleiding van zienswijze 67 en 68) met de tekst: "de wijzigingsbevoegdheid wordt alleen in de zones A, ALN en RN toegepast;"
-
Artikel 30 In artikel 30 wordt in de eerste zin van lid 9 de verwijzing naar artikel 3 lid 5 gewijzigd in artikel 24 lid 7 (naar aanleiding van zienswijze 80).
-
Artikel 31 In artikel 31 wordt "uitwerkingsplicht" vervangen door "vrijstellingsbevoegdheid" (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 23).
-
Bijlage 1 Bijlage 1 van de voorschriften zal worden aangevuld met die voormalige glastuinbouwbedrijven waarvoor een overeenkomst is afgesloten (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 8, zie bijlage 2 bij deze nota Zienswijzen).
4.3. Plankaarten a.
b.
c.
Plankaart 1 Bollaarsdijk 11a zal op de plankaart gewijzigd worden naar nummer 11 en krijgt de bestemming "Woondoeleinden, W". Huisnummer 13a wordt ingetekend (naar aanleiding van zienswijze 5, zie wijzigingskaart 1). De aardgastransportleiding W-538-02 zal op de kaart aangegeven worden. De ontbrekende 3 afzonderlijke leidingen te wetende W-538-02, W-538-08 en W-538-18 zullen alsnog op de kaart gezet worden (naar aanleiding van zienswijze 15, zie wijzigingskaart 6). Het perceel Honaardweg 4 en 6 wordt gewijzigd van Ag(b) naar W(2) (naar aanleiding van zienswijze 49 en 87, zie wijzigingskaart 2).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
d.
e. f. g. h.
152
Op perceel Kloosterweg 2-4 met de bestemming ADvt wordt het aantal vierkante meters gewijzigd van 6.500 m² naar 11.000 m² (naar aanleiding van zienswijze 84, zie wijzigingskaart 2). De begrenzing van het beschermd stadsgezicht wordt aangepast (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 9, zie wijzigingskaart 3). Op het perceel grond ten noordoosten van Kloosterweg 17a wordt de bestemming W(2) gewijzigd in W(z) (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 14, zie wijzigingskaart 4). Het perceel Kloosterweg 10a wordt gewijzigd van A(b) in W (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 16, zie wijzigingskaart 2). Op het perceel Bollaarsdijk 17b wordt de bestemming gewijzigd in As(b). Het achterliggend perceel krijgt de bestemming As (naar aanleiding van zienswijze 43, zie wijzigingskaart 3).
Plankaart 2 Het perceel met de kadastrale aanduiding F191 zal gewijzigd worden naar "Woondoeleinden (z)" (naar aanleiding van zienswijze 3, zie wijzigingskaart 5). j. Het perceel op de hoek Prinsenweg/Middelweg wordt bestemd als Agrarische doeleinden, glastuinbouw, Ag (naar aanleiding van zienswijze 4, zie wijzigingskaart 6). k. De bestemming op perceel Middelweg 1 wordt gewijzigd in Bedrijfsdoeleinden, opslag, Bo (naar aanleiding van zienswijze 8, zie wijzigingskaart 7). l. De bestemming op Achterdijk nrs. 34, 36, 38 en 40 te Vierpolders wordt gewijzigd van W(5) naar W(4). (naar aanleiding van zienswijze 10 en 29, zie wijzigingskaart 7). m. Ter plaatse van Veckdijk 62b wordt de plankaart aangepast (naar aanleiding van zienswijze 12, zie wijzigingskaart 5). n. Tussen de Veckdijk en de Kerkweg, ten noorden van de hoogspanningsleiding, wordt de bestemming A gewijzigd in Ag. (naar aanleiding van zienswijze 14 en 51, zie wijzigingskaart 5). o. De aardgastransportleiding W-538-02 zal op de kaart aangegeven worden. De ontbrekende 3 afzonderlijke leidingen te wetende W-538-02, W-538-08 en W-538-18 zullen alsnog op de kaart gezet worden (naar aanleiding van zienswijze 15, zie wijzigingskaarten 5 en 9). p. Het bouwvlak op Middelweg 10 wordt gewijzigd. De bestemmingsaanduiding wordt Ag/a. Het bouwvlak wordt zodanig aangepast, dat de kas buiten deze bestemming valt. Het deel waar de kas invalt krijgt de bestemming Ag (naar aanleiding van zienswijze 16, zie wijzigingskaart 6). q. De bestemming Agrarische doeleinden, A tussen Middenweg 8 en 10 wordt gewijzigd in de bestemming Ag (naar aanleiding van zienswijze 18, zie wijzigingskaart 6). r. Het perceel ten zuiden van de Middelweg met de bestemming GR wordt gewijzigd inde bestemming A (naar aanleiding van zienswijze 19 en 29, zie wijzigingkaart 6). s. Het perceel Kerkweg 1a krijgt de bestemming "Sierteelt, As(b)", de omliggende gronden de bestemming As. (naar aanleiding van zienswijze 29, zie wijzigingskaart 5). t. De smalle percelen grond ten westen van de Veckdijk die bestemd zijn als A, krijgen de bestemming V (naar aanleiding van zienswijze 29, zie wijzigingskaart 5). u. Achter de woning Achterdijk 42 wordt een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf ingetekend (naar aanleiding van zienswijze 29, zie wijzigingskaart 7). v. De bestemming op Mosterdijk 3 wordt gewijzigd van W* naar W (naar aanleiding van zienswijze 29, zie wijzigingskaart 8). w. Het bouwvlak op Kerkweg 6 wordt vergroot (naar aanleiding van zienswijze 31, zie wijzigingskaart 5). x. Ten noorden van het bouwvlak aan de Oude Dijk 4 wordt de bestemming Ag uitgebreid tot 5 m van de leidingenstrook (naar aanleiding van zienswijze 35, zie wijzigingskaart 6). y. Van de percelen achter Achterdijk 23 wordt de bestemming gewijzigd van A naar As (naar aanleiding van zienswijze 40, zie wijzigingskaart 7). z. Het perceel met de bestemming As(b) aan de achterdijk 23 wordt gesplitst (naar aanleiding van zienswijze 42, zie wijzigingskaart 7). aa. Het bouwvlak van Kerkweg 5 wordt gedraaid (naar aanleiding van zienswijze 47, zie wijzigingskaart 9). bb. De bestemming van het perceel aan de Rijksstraatweg 30 wordt gewijzigd in Hcr/kga (naar aanleiding van zienswijze 60, zie wijzigingskaart 6). i.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
153
cc. De vorm van het bouwvlak op Achterdijk 32 wordt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 66, zie wijzigingskaart 7). dd. De vorm van het bouwvlak op perceel Onderneming 2 wordt aangepast (n.a.v zienswijze 75, zie wijzigingskaart 10). ee. Het bouwvlak aan de Waterweg 3 wordt gewijzigd (naar aanleiding van zienswijze 83, zie wijzigingskaart 11). ff. Het bouwvlak aan de Moersaatseweg 4 wordt vergroot. De naastgelegen bestemming A wordt gewijzigd in Ag (naar aanleiding van zienswijze 93, zie wijzigingskaart 8). gg. De bestemming op perceel Landsweg 3a wordt gewijzigd in W* (naar aanleiding van zienswijze 104, zie wijzigingskaart 11). hh. Het agrarische bouwvlak (Af(b) aan de Spanjaardweg wordt vergroot (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 2, zie wijzigingskaart 11). ii. De aanduiding (a) zal worden verwijderd van de bestemming Bcs aan Veckdijk 48 (ambtshalve wijziging 3, zie wijzigingskaart 5). jj. Het bebouwingsoppervlak van de bestemming Mb tussen de Rijksstraatweg en het Spui wordt gewijzigd in 1.000 m² (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 7, zie wijzigingskaart 6). kk. De begrenzing van het beschermd stadsgezicht wordt aangepast (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 9, zie wijzigingskaart 12). ll. De bestemming van het bouwvlak aan de Rijksstraatweg 32 wordt gewijzigd in Mn, het oppervlak wordt gewijzigd naar 1.000 m² (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 15, zie wijzigingskaart 6). mm. Op perceel Voorweg 1a wordt de aanduiding W(4) gewijzigd in W(7) (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 21, zie wijzigingskaart 5).
nn. oo.
pp. qq. rr. ss.
tt.
uu.
vv. ww. xx. yy.
Plankaart 3 Het perceel ten zuiden van de Krommeweg wordt bestemd als Af (naar aanleiding van zienswijze 9, zie wijzigingskaart 13). De aardgastransportleiding W-538-02 zal op de kaart aangegeven worden. De ontbrekende 3 afzonderlijke leidingen te wetende W-538-02, W-538-08 en W-538-18 zullen alsnog op de kaart gezet worden (naar aanleiding van zienswijze 15, zie wijzigingskaart 17). Het bouwvlak aan de Abbewerveweg 3 wordt vergroot (naar aanleiding van zienswijze 24, zie wijzigingskaart 14). Op het perceel Rijswaardsedijk 15 t/m 15b wordt de bestemming gewijzigd van W(4) naar W(3) (naar aanleiding van zienswijze 29, zie wijzigingskaart 14). Het oppervlak van de bestemming Mn aan de Korte Welleweg wordt gewijzigd in 415 m² (naar aanleiding van zienswijze 39, zie wijzigingskaart 15). Het bouwvlak aan de Abbewerveweg 100 wordt vergroot zodat de ligboxenstal, inclusief de benodigde uitbreidingsruimte binnen het bouwvlak komen te liggen (naar aanleiding van zienswijze 45, zie wijzigingskaart 15). Het bouwvlak aan de Maasdijk 18-20 wordt in westelijke richting verschoven. Tevens wordt de bestemming gewijzigd in ADh (naar aanleiding van zienswijze 71, zie wijzigingskaart 17). Het perceel aan de Smalleweg 1 en 1a met de bestemming ADpº, wordt gewijzigd in ADp en W*. Bovendien wordt de huisnummering gewijzigd; nummer 1a wordt gewijzigd in nummer 3 (naar aanleiding van zienswijze 91, zie wijzigingskaart 17). Het oppervlak van de bestemming vRk van het perceel aan de Buitengronden wordt gewijzigd van 110 m² naar 270 m² (naar aanleiding van zienswijze 99, zie wijzigingskaart 17). De percelen tegenover Wouddijk 6 worden bestemd als A (naar aanleiding van zienswijze 101, zie wijzigingskaart 16). Het bouwvlak aan de Grondweg 8 wordt aangepast (naar aanleiding van zienswijze 102, zie wijzigingskaart 18). De afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de Groene Kruisweg bij Zwartewaal bestaat niet meer. De bestemming Mawz (25 m²) en het bijbehorend bouwvlak worden verwijderd en gewijzigd in de bestemming A (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 10, zie wijzigingskaart 16).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Wijzigingen bestemmingsplan
154
zz. Het bouwvlak aan de Meeldijk 2 krijgt de bestemming W* (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 11, zie wijzigingskaart 17). aaa. Op Lageweg 2 wordt de bestemming gewijzigd in W* (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 12, zie wijzigingskaart 19). bbb. Op perceel Grondweg 5 wordt de bestemming gewijzigd in W*(2) (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 13, zie wijzigingskaart 18). ccc. Op het perceel Grondweg 1 wordt de bestemming Bo(zw) (1.375 m²) gewijzigd in Btr(zw) 1.375 m². De bestemming Btr3(zw) wordt gewijzigd in B3(zw) (700 m²) (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 20, zie wijzigingskaart 18). ddd. Op perceel Visserijweg 7 wordt de bestemming dRj(b) (260 m²) gewijzigd in dRsc(b) (410 m²) naar aanleiding van ambtshalve zienswijze 22, zie wijzigingskaart 20). Plankaart 4 (renvooi) eee. Bij de bestemming A, Agrarische doeleinden wordt de nadere aanwijzing " ondersteunend glas toegestaan (zie artikel 3)" toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 9, zie wijzigingskaart 22). fff. Bij de bestemming A, Agrarische doeleinden wordt de subbestemming "AG/a, glastuinbouwbedrijf waarbij een aannemersbedrijf tot categorie 2 is toegestaan" (naar aanleiding van zienswijze 16, zie wijzigingskaart 22). ggg. Bij de bestemming AD, Agrarisch aanverwante doeleinden wordt de subbestemming "ADh, Agrarisch hulp- en nevenbedrijf" toegevoegd (naar aanleiding van zienswijze 71, zie wijzigingskaart 22). hhh. Aan de bestemming B, Bedrijfsdoeleinden, wordt toegevoegd "B3, bedrijfsdoeleinden behorende tot categorie 3" (naar aanleiding van ambtshalve wijziging 21, zie wijzigingskaart 22). Plankaart 5 (zoneringskaart) De aanduiding "Wijzigingsbevoegdheid groenvoorzieningen (artikel 21 lid 11) wordt noordwestelijke richting verlengd (naar aanleiding van zienswijze 19, zie wijzigingskaart 21.). jjj. Zone AG1 wordt vergoot tot een afstand van 5 m van de leidingenstrook (naar aanleiding van zienswijze 35, zie wijzigingskaart 21). kkk. De ecologische verbindingszones worden op de plankaart weergegeven (ambtshalve wijziging 1, zie wijzigingskaart 21).
iii.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
bijlage
Bijlage 1. Ruimtelijke onderbouwingen Tuinderij Vers, woningbouw aan de Hoonaardweg en de Voorweg
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
1
brielle tuinderij vers
ruimtelijke onderbouwing
adviesbureau voor ruimtelijk beleid R.007/02
ontwikkeling gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing Ligging projectgebied Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 3
2. Ruimtelijk Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
5 5 5 6 6
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
3. Ruimtelijk kader 3.1. 3.2. 3.3.
4. Sectorale toetsingen 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.10.
9 9 9 9
Huidige situatie Toekomstige situatie Conclusie
Waterhuishouding Verkeerskundige aspecten Industrielawaai Luchtkwaliteit Bedrijven en milieuhinder Externe veiligheid Bodemkwaliteit Leidingen Ecologie Archeologie
11 11 11 12 12 13 14 14 14 15 16
5. Economische uitvoerbaarheid
17
6. Afweging
19
Bijlagen: 1. Onderzoek luchtkwaliteit. 2. Economische onderbouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
220508.012910.00
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
220508.012910.00
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing
De directie van Tuinderij Vers heeft het voornemen om de bestaande kas op het perceel aan de Kloosterweg 2 te vervangen door een nieuwe bedrijfsruimte. Deze beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle welke op 8 november 1988 is vastgesteld en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 20 juni 1989. Dit aangezien ter plaatse de bestemming Agrarisch (glastuinbouw) vigeert, waarbij de vervanging van een kas door een bedrijfsgebouw niet is toegestaan. Aangezien het voor de ontwikkeling van het bedrijf een noodzakelijk uitbreiding betreft, heeft het college van burgemeester en wethouders in principe ingestemd met het doorlopen van een zelfstandige projectprocedure op basis van artikel 19 WRO. Een verzoek om vrijstelling dient vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. De ruimtelijke onderbouwing moet een visie bevatten van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied waarbinnen het project gerealiseerd wordt en een beoordeling van de ruimtelijke effecten van het project op de omgeving. Het doel van voorliggende notitie is te voorzien in een goede ruimtelijke onderbouwing.
1.2. Ligging projectgebied Betreffend perceel Kloosterweg 2 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Brielle. De ligging van het projectgebied is weergegeven in figuur 1. Een visualisatie van de huidige en toekomstige situatie is weergegeven in figuur 2.
1.3. Leeswijzer De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciale- en gemeentelijke ruimtelijke beleidskader en wordt een beoordeling gegeven van de planologische inpasbaarheid van het project. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de sectorale toetsingen zoals milieuaspecten, ecologie, waterhuishouding en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat een korte beoordeling van de economische uitvoerbaarheid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam
4
220508.012910.00
5
2. Ruimtelijk Beleidskader 2.1. Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staat onder druk. Om daarin verlichting te brengen, worden in de nota de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimd. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Rijnmond (2005) Voor Voorne-Putten is het streven de landelijke functies van de open gebieden te versterken. Het merendeel van het plangebied is aangewezen voor agrarische doeleinden. Het beleid van de provincie is allereerst gericht op bescherming van waardevolle landschappen en structuren. De gebiedsdelen met de meeste natuurwaarden zijn aangeduid als natuurgebied. Centraal in het plangebied ligt een drietal concentratiegebieden voor glastuinbouw. Daarnaast gaat het om behoud van cultureel erfgoed in de vorm van belangrijke objecten of gebieden die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of gebeurtenis. Buiten de bebouwingscontouren geldt een restrictief beleid ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen. Regio Rotterdam 2020 (2005) Het ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020), dat een gezamenlijk product is van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam, geldt formeel als streekplan en regionaal structuurplan tegelijk. Samengevat worden in deze nota de volgende drie hoofdopgaven genoemd: versterken van het groenblauwe raamwerk, ingebed in het omringende deltalandschap; aansluiting op economische netwerken en verbetering van de leefkwaliteit in de regio; grotere diversiteit aan woon-/werk-/verblijfsgebieden en verbeterde sociale diversiteit. Bij de versterking van de groenblauwe structuur staan in Voorne-Putten de groene randen van het eiland en het verbreden van de waterlopen en kreken voor extra waterberging in combinatie met natuurontwikkeling centraal. Inzet is verder het behoud van het open polderlandschap met een agrarisch karakter. Ten oosten van Brielle is een drietal locaties aangeduid als "ontwikkelen glastuinbouw". Vestiging van glastuinbouw buiten de concentratiegebieden is niet toegestaan. Het oosten van het plangebied is aangewezen als zoekgebied voor waterberging. Ontwerp Streekplanuitwerking Voorne (2006) Momenteel wordt gewerkt aan een uitwerking van RR2020 voor Voorne-Putten. Belangrijkste aandachtspunten hierin zijn instrumenten om de hoeveelheid (verspreid liggende) glastuinbouw
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Ruimtelijk Beleidskader
6
terug te dringen en randvoorwaarden voor de aanleg van een golfbaan in het grensgebied tussen de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne. Nota Ruimte-voor-Ruimte (2005) Het doel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door sloop van (agrarische) bedrijfsgebouwen en kassen die niet in het landschap passen en daardoor de gewenste landschappelijke waarde teniet doen. Om dit te bereiken mag onder bepaalde voorwaarden in ruil voor de sloop van de bedrijfsgebouwen of glasopstallen één of meer compensatiewoningen worden gebouwd. Ontstening staat in de regeling centraal.
2.3. Gemeentelijk beleid Het vigerende bestemmingsplan maakt genoemde ontwikkeling niet mogelijk. Om die reden wordt deze ruimtelijke onderbouwing gemotiveerd, waarom en op welke wijze het initiatief in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Brielle kan worden opgenomen.
2.4. Conclusie De gewenste sloop van een bestaande kas past binnen het beleid van rijk en provincie. Of het terugbouwen van de bedrijfsruimte past binnen het beleid van rijk en provincie is niet eenduidig te beantwoorden. Tuinderij Vers is een agrarisch aanverwant bedrijf, dat in belangrijke mate afhankelijk is van aanvoer van producten van tuinders uit de omgeving. In die zin is het bedrijf gebonden aan het landelijk gebied en past de ontwikkeling binnen het hoger overheidsbeleid. Deze gedachte wordt versterkt door het streven van hogere overheden de economische ontwikkeling van het platteland te versterken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Ruimtelijk Beleidskader
Adviesbureau RBOI Rotterdam
7
220508.012910.00
Ruimtelijk Beleidskader
Adviesbureau RBOI Rotterdam
8
220508.012910.00
9
3. Ruimtelijk kader 3.1. Huidige situatie
De voorgenomen uitbreiding van Tuinderij Vers op gronden waar momenteel een kas gesitueerd is, past niet in het vigerende bestemmingsplan. De betreffende gronden hebben in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle de bestemming Agrarisch (glastuinbouw) waarbinnen de uitbreiding van een bedrijfsgebouw niet past. Teneinde de uitbreiding van het bedrijf planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
3.2. Toekomstige situatie De uitbreiding wordt gerealiseerd op het perceel van het groenteverwerkingsbedrijf Tuinderij Vers. De uitbreiding gaat dienstdoen als logistiek centrum ten behoeve van Tuinderij Vers. In figuur 2 zijn de huidige en toekomstige situatie weergegeven. De bestaande kas wordt vervangen door een Unidek-bedrijfsgebouw van kleinere omvang. Het nieuwe bedrijfsgebouw bevindt zich bovendien tussen de huidige bedrijfsgebouwen van Tuinderij Vers en kassen op het naastgelegen perceel. De ontwikkeling heeft daardoor geen negatieve gevolgen voor de situatie met betrekking tot zicht. De uitbreiding sluit in maatvoering, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik aan op de bestaande bedrijfsgebouwen van Tuinderij Vers. Daarmee vormt het toekomstige bedrijfspand een architectonisch interessante aansluiting op de bestaande bedrijfsgebouwen, als gevolg hiervan treedt geen verslechtering op van de ruimtelijke kwaliteit. Vanwege de ligging nabij de N218, is sprake van een goede bereikbaarheid van het bedrijf. Het aantal transportbewegingen zal met de groei van het bedrijf veel minder dan evenredig meegroeien vanwege het feit dat er nu nog veel halfvolle auto's producten brengen die in de toekomst geheel gevuld zullen zijn. In de nieuw te bouwen bedrijfsruimte zal het accent van geluidsbronnen liggen bij de koeling van dit gebouw en de transportbewegingen. Door te werken met Low-noise condensors en dockshelters met geluidsisolatie, is het mogelijk om hierbij binnen de geldende geluidsnormen te blijven. In de bestaande bedrijfsgebouwen is de installatie van geluidswerende voorzieningen reeds gerealiseerd. Deze voorzieningen zijn afdoende om de geluidsuitstoot te reguleren binnen de geldende normen. Er is in voorzien dat ook bij toekomstige uitbreiding van de productie deze normen niet zullen worden overschreden. Naar aanleiding van bovenstaande aandachtspunten heeft het college van burgemeester en wethouders kenbaar gemaakt geen bezwaren tegen het voornemen te hebben.
3.3. Conclusie Met de realisatie van het voorgestelde voornemen is sprake van een passende ontwikkeling van het bestaande bedrijf. Een afwijking van de toegestane bouwmogelijkheden, dat betrekking heeft op de locatie en aard van de ontwikkeling uit het vigerende bestemmingsplan dat momenteel geactualiseerd wordt, is gezien het gewijzigde beleid van het rijk en de provincie inzake buitengebieden gerechtvaardigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Ruimtelijk kader
Adviesbureau RBOI Rotterdam
10
220508.012910.00
4. Sectorale toetsingen
11
4.1. Waterhuishouding Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het projectgebied wordt het waterbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid stedelijk waterbeheer De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in waterberging (oppervlaktewater). Voor alle aanpassingen aan het oppervlaktewatersysteem dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Huidige situatie waterhuishouding Het projectgebied ligt in het landelijk gebied ten westen van de kern Brielle. De kas die zich momenteel op het perceel bevindt heeft een oppervlakte van circa 16.000 m² en is voorzien van een regenwaterbuffer van 310 m³/ha in de vorm van een waterbassin. Het projectgebied ligt in peilgebied 2 (bemalingsgebied De Noordsluis) waar een zomer- en een winterpeil van NAP -1,5 m wordt gehandhaafd. De maaiveldhoogte van het projectgebied ligt op circa NAP 0 m, waardoor de drooglegging circa 1,5 m bedraagt. Aan de westzijde van het project gebied ligt een sloot, het betreft echter geen hoofdwatergang. De watergang wordt niet aangemerkt als KRW-waterlichaam en het is niet bekend wat de waterkwaliteit van de watergangen is. Binnen of langs het projectgebied bevinden zich geen waterkeringen. Ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot beleid Het voornemen is om de bestaande kas te slopen en op dezelfde locatie een bedrijfsgebouw te plaatsen. Het beoogde bedrijfsgebouw heeft een oppervlakte van 4.500 m², daarnaast wordt circa 11.000 m² voorzien van bestrating. Het bestaande waterbassin blijft gehandhaafd en hemelwater dat op het bedrijfsgebouw valt, wordt afgevoerd naar dit bassin. Compensatie voor verharding in de vorm van bestrating, wordt gerealiseerd middels verbreding van de watergang aan de westkant van het plangebied. Hiervoor dient wel een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd. Voor de bouw van het bedrijfsgebouw is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
4.2. Verkeerskundige aspecten De ontsluiting van de locatie Tuinderij Vers aan de Kloosterweg 2 vindt plaats vanaf de N218 (Spijkenisse-Oostvoorne). De N218 kan worden bereikt via de Kloosterweg. Voor de ontsluiting van het perceel op de Kloosterweg zal gebruik worden gemaakt van de bestaande aansluiting
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Sectorale toetsingen
12
van het perceel op de Kloosterweg. Eventueel kan in de toekomst ook gebruik worden gemaakt van een nog aan te leggen ontsluiting op de Aelbrechtsweg aan de zuidwestzijde van het perceel. Momenteel bevindt zich op het terrein een kas met een oppervlakte van circa 16.000 m². Op basis van de ervaringscijfers in het Westland bedraagt de verkeersproductie van glastuinbouw (netto oppervlak) circa 7,47 mvt/etmaal per hectare, waardoor een verkeersproductie ontstaat van 12 mvt/etmaal. In de nieuwe situatie is de kas gesloopt en bevindt zich op het terrein circa 4.500 m² bruto bedrijfsbebouwing. De verkeersproductie van bedrijven (netto oppervlak) bedraagt circa 220 mvt/etmaal per netto hectare bedrijventerrein1). De totale verkeersattractie van het terrein (1,6 ha netto) zal hierdoor circa 350 mvt/etmaal bedragen en dus met 340 mvt/etmaal toenemen. Bij deze toename van het verkeer zal geen sprake zijn van problemen met betrekking tot de verkeersafwikkeling en/of de verkeersveiligheid op de Kloosterweg (900 mvt/etmaal in 2017). Het gedeelte van de Kloosterweg waarop de toename zal plaatsvinden, heeft een lengte van circa 400 m tot het punt waar de Kloosterweg ontsluit op de N218. Het parkeren ten behoeve van de bedrijfswoning zal volledig plaatsvinden op eigen terrein.
4.3. Industrielawaai Normstelling en beleid Het projectgebied ligt binnen de invloedssfeer van industrieterrein "Europoort, Maasvlakte". Op dit terrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers). Voor dit industrieterrein is op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder een geluidszone industrielawaai vastgesteld. Buiten geluidszones industrielawaai mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Binnen zones industrielawaai geldt een onderzoeksplicht en mogelijk beperkingen voor nieuwbouw van woningen en andere gevoelige bestemmingen, vanwege een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die op de gevel geldt. Onderzoek en conclusie Bedrijfsbebouwing is geen geluidsgevoelige functie. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat aspect industrielawaai de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.4. Luchtkwaliteit Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. De realisatie van de nieuwe bedrijfsruimte zal naar verwachting leiden tot een verkeerstoename op de ontsluitende wegen en kan daarom gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande ontwikkeling is. Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Blk. Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage 1). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
1)
De verkeersproductie van Bedrijventerreinen, Riette Zonnenberg, 1989.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Sectorale toetsingen
13
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
2005 2005
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het doorlopen van een procedure ex artikel 19 WRO uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en resultaten Er is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de bedrijfsuitbreiding voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving en naar de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde bedrijfsuitbreiding. In bijlage 1 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling een beperkte bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Deze bijdrage leidt echter niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit het Blk. Langs de ontsluitende wegen en ter plaatse van de beoogde bedrijfsuitbreiding wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan (in de prognosejaren 2007, 2010 en 2017). Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.5. Bedrijven en milieuhinder In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich een aantal agrarische bedrijfswoningen. De dichtstbijzijnde burgerwoningen liggen op relatief grote afstand van de bedrijfsuitbreiding. De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing wordt gerealiseerd ter vervanging van de bestaande kas. Gezien de afstand van de omliggende woningen tot de beoogde bedrijfsuitbreiding en het feit dat de bebouwing wordt gerealiseerd op de locatie van de huidige kas, wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een toename van milieuhinder ter plaatse van de woningen in de omgeving van het projectgebied. Ter plaatse van de woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Sectorale toetsingen
14
4.6. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Onderzoek en conclusie In de directe omgeving van de geplande ontwikkeling zijn geen bedrijven of andere inrichtingen aanwezig die een risico in het kader van de externe veiligheid opleveren. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in de omgeving van het projectgebied. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling. Op basis van het verrichte onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.7. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is een onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert bij de beoordeling van projecten de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming over het project ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie In de bovengrond worden slechts lichte verontreinigingen aangetroffen, zonder dat daarbij streefwaarden worden overschreden. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen, in het grondwater zijn lichte verontreinigingen vastgesteld. De aangetoonde concentraties zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel niet noodzakelijk wordt geacht. Beperkingen inzake het verlenen van een bouwvergunning worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien (IDDS BV, verkennend bodemonderzoek, 3 januari 2007).
4.8. Leidingen Binnen het projectgebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen planologisch relevante leidingen. 1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Sectorale toetsingen
15
4.9. Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen deze ruimtelijke onderbouwing beoogt. Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies in deze paragraaf weergegeven. Bestaande situatie Het projectgebied bestaat op dit moment uit bedrijfsgebouwen, een bedrijfswoning, een kas en verhard terrein. De projectlocatie ligt in het buitengebied van Brielle aan de Kloosterweg 2. Beoogde ontwikkelingen Vanwege de bedrijfsuitbreiding van Tuinderij Vers zal er ter plaatse van de huidige kas een nieuwe loods worden gerealiseerd. Om dit te kunnen realiseren, zijn de volgende werkzaamheden gepland: sloopwerkzaamheden (kas); grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden (nieuwe loods). Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor − voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Het Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur) ligt op ruim een kilometer ten noorden van de locatie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Sectorale toetsingen
16
Soortbescherming Het projectgebied bestaat uit bedrijfsgebouwen, een bedrijfswoning, een kas en verhard terrein. Volgens verspreidingsgegevens (o.a. Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn beschermde en/of bijzondere plantensoorten niet te verwachten op het verharde terrein, de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning of de kas. Tevens zijn er geen beschermde zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en insecten te verwachten op de planlocatie. Toetsing aan Flora- en faunawet Gebiedsbescherming De voorgenomen werkzaamheden zijn te kleinschalig om verstorend te kunnen zijn voor het op relatief grote afstand (circa 1 km) gelegen Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur). Soortbescherming De bouwwerkzaamheden kunnen mogelijk leiden tot verstoring van wettelijk beschermde broedende vogels en kleine zoogdieren in of nabij het projectgebied. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Floraen faunawet. Zwaar beschermde soorten zijn niet te verwachten op de planlocatie. Conclusie De natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan. Voor de Floraen faunawet geldt dat de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart dienen te worden. Geconcludeerd wordt derhalve dat de Flora- en Faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Nader veldonderzoek zal deze conclusie niet veranderen en wordt daarom niet nodig geacht.
4.10. Archeologie Voor het projectgebied geldt een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van vindplaatsen vanaf de ijzertijd/Romeinse tijd. Binnen het projectgebied zijn echter geen archeologische indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Wel is het veenniveau, dat is aangetroffen tussen 1,5 en 1,9 m, een interessant archeologisch niveau. Het projectgebied bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden, waarvan de bovenste 0,7 m is verstoord. Indien graafwerkzaamheden niet dieper zijn dan 1,3 m, dan is geen vervolgonderzoek noodzakelijk aangezien de verstoring van het archeologisch niveau minimaal blijft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
5. Economische uitvoerbaarheid
17
Zowel de kosten als de opbrengsten van de ontwikkeling komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer, Tuinderij Vers. Uit de onderbouwing in bijlage 2 blijkt dat uitbreiding van Tuinderij Vers van belang is om de groei en continuïteit van het bedrijf te waarborgen, de bedrijfsvoering wordt als gevolg van de uitbreiding aanzienlijk verbeterd. Daarnaast brengt de investering geen buitensporige risico\ s met zich mee gezien de huidige en verwachte toekomstige financiële situatie van het bedrijf. Geconcludeerd wordt dat de economische uitvoerbaarheid geen belemmering vormt voor uitvoering van de beoogde bedrijfsuitbreiding.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Economische uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam
18
220508.012910.00
6. Afweging
19
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van een kas en daaropvolgend de bouw van een loods op dezelfde locatie. De uitbreiding kent een aantal effecten. De effecten op natuur, landschap en cultuurhistorie zijn niet aanwezig, dan wel verwaarloosbaar. Noch de Natuurbeschermingswet noch de Flora- en faunawet staan uitbreiding in de weg. Landschappelijk gezien wordt er meer kas gesloopt dan aan bedrijfsruimte wordt teruggebouwd. Per saldo neemt de bebouwing af. Gezien de ligging in de omgeving, zijn de landschappelijke effecten positief. Uit bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar vormt voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Cultuurhistorische waarden zijn niet aanwezig. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat diepgaander archeologisch onderzoek door middel van grondboringen vooraf dient te gaan aan de bouw van de woningen. Op het gebied van milieu zijn de effecten eveneens verwaarloosbaar. De uitbreiding heeft extra verkeersbewegingen tot gevolg, maar het effect ervan is beperkt. Ook de betreffende ontsluiting en wegverkeerslawaai vormen geen belemmeringen. Indien rekening gehouden wordt met de doorlaatbaarheid van de verharding en de afwatering van de loods op het bassin, dat gehandhaafd blijft, zijn er geen negatieve effecten op de waterhuishouding te verwachten. Tegen genoemde beperkte effecten op de omgeving staat het werkgelegenheidsaspect, dat sterk gebaat is bij deze ontwikkeling. Alle belangen afwegende is de gemeente van mening dat met de realisatie van het voorgestelde voornemen sprake is van een passende ontwikkeling van het bestaande bedrijf, waar vanuit de gemeente geen bezwaar tegen bestaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
bijlage
1
Bijlage 1. Onderzoek luchtkwaliteit B1.1. Beleidskader en normstelling
In paragraaf 4.4 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Brielle bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Meet- en rekenvoorschrift 2006 De regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit staan beschreven in het Meet- en rekenvoorschrift 2006. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke standaardrekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het ministerie van VROM. In het Meet- en rekenvoorschrift is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond. Beleid provincie Zuid-Holland De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari 2005). Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening. Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking met gemeenten. Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van metingen, monitoring en onderzoek.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Bijlage 1. Onderzoek luchtkwaliteit
2
B1.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Aangezien de verkeersaantrekkende werking van de geplande bedrijfsruimte verwaarloosbaar is, heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied is. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma1). Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het projectgebied en zijn omgeving kunnen als zodanig worden aangeduid. Het CAR-programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2017 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2017 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2017 gebruikt met het scenario van 2015.
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is de verkeersproductie. Voor de uitbreiding van Tuinderij Vers wordt uitgegaan van een verkeersproductie van 340 mvt/etmaal (zie paragraaf 4.2). Het bedrijf wordt ontsloten door de Kloosterweg waarna het verkeer verder wordt afgewikkeld over de N218. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken, zijn de Kloosterweg en de N218 als maatgevend genomen, aangezien op deze wegen de verkeerstoename het grootst is. Indien aangetoond kan worden dat de ontwikkeling niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving. Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse De luchtkwaliteit ter plaatse van de uitbreiding is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de Kloosterweg en de N218. Onderzoek luchtkwaliteit De luchtkwaliteit binnen het projectgebied is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Om een beeld te krijgen van de luchtkwaliteit binnen het projectgebied zijn de Kloosterweg en de N218 als maatgevend genomen. Dit zijn de drukste wegen nabij het projectgebied. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de Kloosterweg en N218 zijn weergegeven in tabel B1.1. Tabel B1.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam Kloosterweg N218
2007 excl. ontw. incl. ontw. 800 1.140 15.500 15.840
2010 excl. ontw. incl. ontw. 850 1.190 16.300 16.640
2017 excl. ontw. incl. ontw. 900 1.240 17.300 17.640
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.1, november 2006.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Bijlage 1. Onderzoek luchtkwaliteit
3
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 m van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10)1). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. De betreffende invoergegevens zijn weergegeven in tabel B1.2. Tabel B1.2 Invoergegevens straatnaam
RD-coördinaten
Kloosterweg N218
X 68900 68950
voertuigverdeling (licht/ middelzwaar/ zwaar verkeer)
Y 436425 436525
0,95 / 0,03 / 0,02 0,8725 / 0,0833 / 0,0442
wegtype
snelheidstype
bomen factor
4 2
buitenweg buitenweg
1 1
afstand tot de wegas (in m) 7 10
Berekeningsresultaten Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) In tabel B1.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het projectgebied weergegeven voor 2007, 2010 en 2017. Op grond van het Blk mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden. Tabel B1.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* weg
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
Kloosterweg
23**
23**
22
22
19
20
N218
34**
34**
24
24
25
25
Kloosterweg
23
23
21
21
18
19
N218
32
32
23
23
23
23
Kloosterweg
21
21
21
21
18
18
N218
28
28
22
22
21
21
in 2007
in 2010
in 2017
* **
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. Deze grenswaarde is in 2007 nog niet in werking getreden.
Uit de resultaten in tabel B1.3 blijkt dat de ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert aan de luchtkwaliteit in de omgeving (de uitkomsten met en zonder ontwikkeling zijn niet overal gelijk). Deze toename leidt echter niet tot een overschrijding van een grenswaarde uit het Blk. Langs de ontsluitende wegen wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan.
1)
Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 is de maximale afstand die mag worden aangehouden voor het berekenen van fijn stof 10 m vanaf de wegrand.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Bijlage 1. Onderzoek luchtkwaliteit
4
Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Aangezien direct langs de Kloosterweg en de N218 wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit ook ter plaatse van de beoogde bedrijfsuitbreiding het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
1
Bijlage 2. Economische onderbouwing
Inleiding Tuinderij Vers gevestigd te Brielle is een toonaangevende producent van vers gesneden, kwalitatief hoogwaardige gebruiksklare groente en fruit. De activiteiten van Tuinderij Vers worden op dit moment uitgeoefend in een tweetal gebouwen tezamen groot ongeveer 6.500 m². Deze ruimtelijke onderbouwing gaat uit van een uitbreiding met 4.500 m². Zoals in de door Tuinderij Vers geschreven toekomstvisie al is aangegeven, is deze uitbreiding noodzakelijk voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. De nieuwbouw van 4.500 m² zal met name gebruikt gaan worden voor de logistieke activiteiten van het gereed zijnde product. Reeds nu is voor dit proces al te weinig ruimte beschikbaar en kunnen we logistieke vraagstukken van onze afnemers niet invullen omdat er geen ruimte aanwezig is. In deze paragraaf zal de economische haalbaarheid van dit plan worden aangetoond en zal tevens aandacht worden besteed aan de kansen voor de werkgelegenheid die dit project biedt. Missie en strategie Tuinderij Vers wil de beste en meest vooruitstrevende bedenker, producent en gewaardeerde aanbieder zijn van gebruiksklare groente, maaltijdcomponenten en fruit. Kwaliteit, innovatie, kostleiderschap gelden als kernwaarden, maar ook professionalisering en persoonlijke ontwikkeling staan hoog in het vaandel. De commercie van Tuinderij Vers staat dicht bij haar klanten; meedenken over het assortiment en productpositionering zijn onderdeel van de succesvolle integrale ketenaanpak richting de afnemers. De strategie: Beter - Unieker - Goedkoper is daarbij steeds de insteek. Tuinderij Vers wordt gekenmerkt door een resultaatgerichte, gedreven no-nonsens cultuur. Voor de komende periode zijn groei, innovatie en kostenbeheersing als peilers voor het bedrijf gedefinieerd. Visie Tuinderij Vers verwacht stellig, dat de markt voor Gezond - Gemak - Genieten in Nederland de komende 10 jaar met circa 10% per jaar zal groeien. Onder voorwaarde van forse inspanningen en investeringen van fabrikanten, retailers en de foodservice. Tuinderij Vers ziet doorzettende trends in gebruiksklare groente, meer bewerking en van enkelvoudig naar meervoudig (assemblage). Mede op basis van deze visie op markt en bedrijf, heeft Tuinderij Vers de ambitie neergelegd om tot 2010-2012 in omvang te verdrievoudigen. Vanuit sterke procesbeheersing (processing) en volumedrive zijn de speerpunten hierbij: consumentverpakking retail/foodservice; maatwerk voor grootverbruik; assemblage. Investerings- en financieringsplan Voor een optimale invulling van de logistieke activiteiten, voornamelijk bestaande uit het gereedmaken van alle bestellingen, is er gepland om een bedrijfsruimte van 4.500 m² te bouwen. Deze zal volledig worden geconditioneerd en worden voorzien van een aantal dockshelters voor het laden en lossen. De activiteiten van Tuinderij Vers zullen, na het gereedkomen van deze investeringen, als volgt over de gebouwen worden verdeeld: gebouw West: dit gebouw is 1.800 m² groot en in 1995 herbouwd na een brand. Hierin is de technische dienst gevestigd, wordt de fust gewassen en opgeslagen en worden spruiten geschoond; gebouw Midden: dit gebouw is 4.300 m² groot en is in 2000 gebouwd. Dit gebouw is volledig ingericht als productie-unit voor het snijden, wassen en verpakken van alle panklare groenten; gebouw Oost: de beoogde nieuwbouw van 4.500 m² zal worden gebruikt voor het gereedmaken van alle klantorders. Nadat alle producten in gebouw 2 zijn verpakt, worden ze naar deze nieuwe locatie gebracht alwaar ze op klantniveau kunnen worden verzameld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
Bijlage 2. Economische onderbouwing
2
Voor de nieuwbouw is een investering begroot van ongeveer € 3,5 miljoen. De verwachting is dat minimaal € 1 miljoen hiervan uit eigen middelen kan worden betaald zodat er € 2,5 miljoen bancair zal worden gefinancierd. Tuinderij Vers is financieel gezond, met de volgende balansverhoudingen per eind 2005: activa
passiva
vaste activa − materiele vaste activa − financiële vaste activa
€ 6.200.000 € 100.000
vlottende activa − voorraden − vorderingen − liquide middelen
€ 300.000 € 1.660.000 € 610.000
totaal
€ 8.870.000
groepsvermogen
€ 2.900.000
langlopende schulden kortlopende schulden
€ 4.380.000 € 1.590.000
€ 8.870.000
Uit bovenstaande blijkt zonder meer dat er sprake is van gezonde balansverhoudingen met een solvabiliteit van 33%. De investeringen in de nieuwbouw zullen het balanstotaal weer wat laten toenemen, maar er blijft ook na investering nog altijd sprake van gezonde balansverhoudingen. Rentabiliteit, liquiditeit en kasstroom Sinds 2001 is er jaarlijks sprake van aanzienlijke positieve kasstroom. (Her)investeringen kunnen uit eigen middelen worden voldaan en leningen worden versneld afgelost. Ook de rentabiliteit is jaren erg goed geweest. Helaas is door het vertrek van een grote afnemer eind 2004, het jaar 2005 afgesloten met een gering verlies. In 2006 zullen echter weer zwarte cijfers worden geschreven en ook de verwachtingen zien er positief uit. De hoeveelheid verwerkt product is in 2006 met meer dan 30% gestegen ten opzichte van 2005. Wekelijks wordt er voor meer dan 140 ton groenten tot eindproduct verwerkt. Voor 2007 zal dit naar verwachting met 20% gaan stijgen ten opzichte van 2006. Voor het realiseren van de investering zal een lening worden afgesloten van € 2,5 miljoen. Deze lening zal jaarlijks € 300.000 aan rente en aflossing vragen. Met een positieve cash flow van meer dan € 800.000 in zowel 2005 als 2006, kan dit zonder problemen door Tuinderij Vers worden opgebracht. Werkgelegenheid Tuinderij Vers is in de gemeente Brielle een van de grotere werkgevers. Op dit moment wordt er in totaal aan 91 fte's aan werkgelegenheid geboden, verdeeld over 66 fulltimers, 25 parttimers en ongeveer 25 scholieren. Hierin zijn ongeveer 15 uitzendkrachten nog niet opgenomen. Daarnaast laat Tuinderij Vers veel vollegrondsgroenten telen op tuinbouwbedrijven in de naaste omgeving van het bedrijf. Dit genereert vanzelfsprekend ook nog een behoorlijke hoeveelheid indirecte arbeidsplaatsen, waarvan het de vraag is of deze zonder de aanwezigheid van Tuinderij Vers ook ingevuld zouden worden. Op basis van de eigen cijfers van Tuinderij Vers, maar tevens op basis van branchevergelijkende cijfers, kan worden gesteld dat een arbeidskracht kan voorzien in een omzet van € 150.000 per jaar. Dit betekent concreet dat elke € 1 miljoen aan omzet die Tuinderij Vers extra genereert goed is voor bijna 7 nieuwe arbeidsplaatsen. De huidige omzet in 2006 bedraagt ongeveer € 12 miljoen en dit zal in 2007 doorgroeien naar € 14 miljoen en wellicht wel € 15 miljoen. Voor 2007 zal het medewerkersbestand dus alweer met 20 fte's toenemen. Met de bedrijfsmiddelen die Tuinderij Vers na de investering ter beschikking staan, kan de omzet doorgroeien naar € 40 miljoen en ligt werkgelegenheid voor meer dan 250 fte's in het verschiet. Het aantal benodigde medewerkers voor de toeleveranciers zal dan vanzelfsprekend ook fors toenemen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
220508.012910.00
brielle hoonaardweg 11
ruimtelijke onderbouwing
adviesbureau voor ruimtelijk beleid R.007/02
ontwikkeling gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing Ligging projectgebied Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 3
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. 2.2. 2.3.
5 5 5 6
Nota Ruimte (2006) Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
3. Ruimtelijk kader 3.1. 3.2.
7 7 7
Huidige situatie Toekomstige situatie
4. Sectorale toetsingen 4.1. 4.2.
Waterhuishouding Verkeerskundige aspecten 4.2.1. Ontsluiting en verkeersproductie 4.2.2. Wegverkeerslawaai 4.3. Industrielawaai 4.4. Luchtkwaliteit 4.5. Bedrijven en milieuhinder 4.6. Externe veiligheid 4.7. Bodemkwaliteit 4.8. Leidingen 4.9. Ecologie 4.10. Archeologie
9 9 10 10 10 10 11 12 12 13 13 13 16
5. Economische uitvoerbaarheid
17
6. Afweging
19
Bijlage: 1. Besluit Gedeputeerde Staten vaststelling hogere grenswaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Inhoud
Adviesbureau RBOI Rotterdam
2
118.10898.03
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing
De gemeente Brielle heeft het voornemen om de bestaande kassen op het perceel aan de Hoonaardweg 11 te vervangen door een vijftal woningen. De woning die momenteel reeds op het perceel staat blijft gehandhaafd. Deze beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Brielle welke op 8 november 1988 is vastgesteld en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 20 juni 1989. Dit, aangezien ter plaatse de bestemming Agrarisch met hulpgebouwen vigeert, waarbij de bouw van woningen niet is toegestaan. Aangezien de vervanging van kassen door woningen behoort tot de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden van het landelijk gebied, heeft het college van burgemeester en wethouders in principe ingestemd met het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing om wijziging van de bestemming mogelijk te maken. Een verzoek om vrijstelling dient vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. De ruimtelijke onderbouwing moet een visie bevatten van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied waarbinnen het project gerealiseerd wordt en een beoordeling van de ruimtelijke effecten van het project op de omgeving. Het doel van voorliggende notitie is te voorzien in een goede ruimtelijke onderbouwing
1.2. Ligging projectgebied Het betreffende perceel Hoonaardweg 11 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Brielle, de ligging van het projectgebied is weergegeven in figuur 1.
1.3. Leeswijzer De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciale- en gemeentelijk ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de sectorale toetsingen zoals milieuaspecten, ecologie, waterhuishouding en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat een korte beoordeling van de economische uitvoerbaarheid, waarna in hoofdstuk 6 de belangrijkste ruimtelijke aspecten worden afgewogen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam
4
118.10898.03
5
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. Nota Ruimte (2006)
Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Het economische draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staat onder druk. Om daarin verlichting te brengen, worden in de nota de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimd. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Rijnmond (2005) Voor Voorne-Putten is het streven de landelijke functies van de open gebieden te versterken. Het merendeel van het projectgebied is aangewezen voor agrarische doeleinden. Het beleid van de provincie is allereerst gericht op bescherming van waardevolle landschappen en structuren. De gebiedsdelen met de meeste natuurwaarden zijn aangeduid als natuurgebied. Centraal in het projectgebied ligt een drietal concentratiegebieden voor glastuinbouw. Daarnaast gaat het om behoud van cultureel erfgoed in de vorm van belangrijke objecten of gebieden die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of gebeurtenis. Buiten de bebouwingscontouren geldt een restrictief beleid ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen. Regio Rotterdam 2020 (2005) Het ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020), dat een gezamenlijk product is van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam, geldt formeel als streekplan en regionaal structuurplan tegelijk. Samengevat worden in deze nota de volgende drie hoofdopgaven genoemd: versterken van het groenblauwe raamwerk, ingebed in het omringende deltalandschap; aansluiting op economische netwerken en verbetering van de leefkwaliteit in de regio; grotere diversiteit aan woon-/werk-/verblijfsgebieden en verbeterde sociale diversiteit. Bij de versterking van de groenblauwe structuur staan in Voorne-Putten de groene randen van het eiland en het verbreden van de waterlopen en kreken voor extra waterberging in combinatie met natuurontwikkeling centraal. Inzet is verder het behoud van het open polderlandschap met een agrarisch karakter. Ten oosten van Brielle is een drietal locaties aangeduid als "ontwikkelen glastuinbouw". Vestiging van glastuinbouw buiten de concentratiegebieden is niet toegestaan. Het oosten van het projectgebied is aangewezen als zoekgebied voor waterberging. Ontwerp Streekplanuitwerking Voorne (2006) Momenteel wordt gewerkt aan een uitwerking van RR2020 voor Voorne-Putten. Belangrijkste aandachtspunten hierin zijn instrumenten om de hoeveelheid (verspreid liggende) glastuinbouw
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Ruimtelijk beleidskader
6
terug te dringen en randvoorwaarden voor de aanleg van een golfbaan in het grensgebied tussen de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne. Nota Ruimte-voor-Ruimte (2005) Het doel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door sloop van (agrarische) bedrijfsgebouwen en kassen die niet in het landschap passen en daardoor de gewenste landschappelijke waarde teniet doen. Om dit te bereiken mag onder bepaalde voorwaarden in ruil voor de sloop van de bedrijfsgebouwen of glasopstallen één of meer compensatiewoningen worden gebouwd. Ontstening staat in de regeling centraal.
2.3. Gemeentelijk beleid Momenteel worden de drie bestemmingsplannen voor het buitengebied en dat van het Brielse Meer herzien in een bestemmingsplan Landelijk gebied. In het ontwerpbestemmingsplan heeft het perceel aan de Hoonaardweg een woonbestemming (W). De uitbreiding is hier nog niet in opgenomen. De verschillende belangen afwegende heeft het college van burgemeester en wethouders in principe geen bezwaar tegen het vervangen van kassen door bedrijfsbebouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
7
3. Ruimtelijk kader 3.1. Huidige situatie
De voorgenomen bouw van woningen op gronden waar momenteel een kas gesitueerd is, past niet in het vigerende bestemmingsplan. De betreffende grond heeft in het bestemmingsplan Landelijk Gebied namelijk de bestemming Agrarisch met hulpgebouwen, waarbinnen de bouw van woningen niet past. Teneinde de bouw van de woningen planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Op het perceel van het glastuinbouwbedrijf, gelegen aan de Hoonaardweg 11 bevinden zich momenteel drie kassen met een gezamenlijke oppervlakte van 17.748 m².
3.2. Toekomstige situatie De bestaande kas wordt vervangen door vijf woningen, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 1.000 m² (200 m² per woning). De woningen sluiten in maatvoering, vormgeving en materiaalgebruik aan op nabijgelegen woningen. Aangezien het bebouwd oppervlak daarnaast ook sterk afneemt, heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De verkeersproductie blijft nagenoeg gelijk. Naar aanleiding van bovenstaande aandachtspunten heeft het college van burgemeester en wethouders kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen dit voornemen.
-
-
Verkaveling De locatie is bedoeld voor het oprichten van 5 vrijstaande woningen. De woningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mogen een maximale inhoud hebben van 650 m³ aansluitend bij artikel 5 Woondoelen (en conform de Ruimte-voor-Ruimteregeling). Het woongebouw dient te bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De voorzijde van de woningen dienen gericht te zijn op de Hoonaardweg. De voorgevel van de woningen dienen minimaal 12 m uit de as van de Hoonaardweg te worden gerealiseerd. De zijgevel van de meest westelijk gelegen woning dient minimaal 19 m uit de as van de Koolhoekweg te worden gerealiseerd. De woningen en aanbouwen (vastgebouwd aan hoofdgebouw) dienen ten minste 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Er bestaat een sterke voorkeur om toeritten tot twee nieuwe kavels te koppelen (zodat het aantal momenten voor afslaande bewegingen op de doorgaande weg wordt beperkt).
Bij het opstellen van deze randvoorwaarden is rekening gehouden met de aard en het karakter van de omgeving en de mogelijkheden van de locatie. Daarbij is gezocht naar voldoende mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Ruimtelijk kader
Adviesbureau RBOI Rotterdam
8
118.10898.03
9
4. Sectorale toetsingen 4.1. Waterhuishouding
Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het projectgebied wordt het waterbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid stedelijk waterbeheer De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in waterberging (oppervlaktewater). Voor alle aanpassingen aan het oppervlaktewatersysteem dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Huidige situatie waterhuishouding Het projectgebied ligt in het landelijk gebied ten noordwesten van de kern Brielle. De kassen die zich momenteel op het perceel bevinden hebben een gezamenlijke oppervlakte van 17.748 m². Het projectgebied ligt in peilgebied 2 (bemalingsgebied De Noordsluis) waar een zomer- en een winterpeil van NAP -1,5 m wordt gehandhaafd. De maaiveldhoogte van het projectgebied ligt op circa NAP 0 m, waardoor de drooglegging circa 1,5 m bedraagt. Aan de noordzijde van het perceel ligt een sloot, het betreft een hoofdwatergang. Ook langs de zuid- en westzijde van het projectgebied liggen sloten, deze worden niet aangemerkt als hoofdwatergangen. Geen van de genoemde watergangen wordt aangemerkt als KRW-waterlichamen en het is niet bekend wat de waterkwaliteit van de watergang is. Binnen of langs het projectgebied bevinden zich geen waterkeringen. Ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot beleid Het voornemen is om de bestaande kassen te slopen en op dezelfde locatie 5 woningen te bouwen. De beoogde woningen hebben een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 600 m². Per saldo neemt het verhard oppervlak af met circa 17.150 m², dat betekent dat er geen compensatie in de vorm van open water plaats hoeft te vinden. Voor de bouw van de woningen is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar het oppervlaktewater langs het projectgebied. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Hiervoor dient wel een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd, aangezien het afgekoppelde oppervlak beduidend groter is dan 250 m². Voor hoofdwatergangen geldt een beschermingszone van 5 m, langs overige watergangen geldt een beschermingszone van 1 m. Binnen de beschermingszone zijn werkzaamheden vergunningplichtig en dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
10
4.2. Verkeerskundige aspecten 4.2.1.
Ontsluiting en verkeersproductie
De ontsluiting van de locatie aan de Hoonaardweg 11 vindt plaats vanaf de N218 (SpijkenisseOostvoorne). De N218 kan worden bereikt via de Koolhoekweg. Voor de ontsluiting van het perceel op de Hoonaardweg zal gebruik worden gemaakt van de bestaande aansluiting van het perceel op de Hoonaardweg. In de huidige situatie bevindt zich op het terrein 17.748 m² aan kassen. Op basis van de ervaringscijfers in het Westland bedraagt de verkeersproductie van glastuinbouw (netto-oppervlak) circa 7,47 mvt/etmaal per hectare, waardoor een verkeersproductie ontstaat van 13 mvt/etmaal. In de nieuwe situatie zijn deze kassen geamoveerd en bevinden zich op het terrein 5 extra woningen. De verkeersproductie van woningen bedraagt (uitgaande van 6 mvt/etmaal per woning) 30 mvt/etmaal. De totale verkeersattractie van het terrein zal hierdoor met 17 mvt/etmaal toenemen. Bij deze toename van het verkeer zal geen sprake zijn van problemen met betrekking tot de verkeersafwikkeling en/of de verkeersveiligheid op de ontsluitende wegen. Het parkeren ten behoeve van de woningen zal volledig plaatsvinden op eigen terrein.
4.2.2.
Wegverkeerslawaai
Normstelling en beleid Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven, 30 km/h-wegen en wegen waarvan op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting aan de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). Wanneer de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan − onder voorwaarden − een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde (mits de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden). De hogere waarde moet zijn verleend, voordat op het verzoek om vrijstelling wordt beslist. Onderzoek De 5 nieuw te bouwen woningen bevinden zich binnen de 250 m brede geluidszone van de Hoonaardweg en de Koolhoekweg (buitenstedelijk, 2 rijstroken). Uit het bestemmingsplan blijkt dat de contour van de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A) zich bevindt op een afstand van 9 m uit de as van de Hoonaardweg en 19 m uit de as van de Koolhoekweg. Gezien de mogelijkheid om de woningen te realiseren buiten de contour van de voorkeursgrenswaarde, zal hier geen sprake zijn van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van de te realiseren woningen. Conclusie Op basis van het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect wegverkeerslawaai de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.3. Industrielawaai Normstelling en beleid Het projectgebied ligt binnen de invloedssfeer van industrieterrein "Europoort, Maasvlakte". Op dit terrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers). Voor dit
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
11
industrieterrein is op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder een geluidszone industrielawaai vastgesteld. Buiten geluidszones industrielawaai mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Binnen zones industrielawaai geldt een onderzoeksplicht en mogelijk beperkingen voor nieuwbouw van woningen en andere gevoelige bestemmingen, vanwege een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die op de gevel geldt. Binnen de zone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (waaronder scholen) slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel en binnenshuis beneden bepaalde grenswaarden ligt. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies geldt een wettelijke grenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Hiervoor is een Verzoek hogere grenswaarde bij GS ingediend en toegekend. Sanering In 1992 is het Geluidsconvenant Rijnmond West afgesloten om de sanering van het industrielawaai in westelijk Rijnmond te versnellen. In het kader van dit convenant is een saneringsprogramma voor het industrieterreinen Botlek-Pernis (GRW-oost) en Europoort-Maasvlakte (GRWwest) opgesteld. De gemaakte afspraken zijn tevens vastgelegd in een saneringsprogramma, waarin per bedrijf is aangegeven welke maatregelen wanneer genomen moeten zijn. Het goedgekeurde en vastgestelde saneringsprogramma geeft de geluidscontouren 55 dB(A) tot 65 dB(A) in 2003 weer. In dit programma is aangegeven dat tot 2003 de geluidsbelasting nog enigszins toeneemt, door groeiende bedrijvigheid en omdat compensatie door de vervanging van oude installaties nog onvoldoende is. Daarna zal de geluidsbelasting naar verwachting door de technische vooruitgang van apparatuur afnemen. De contouren na sanering vormen het toetsingskader voor ruimtelijke plannen. Onderzoek en conclusie De 5 geplande woningen zijn binnen de geluidszone van Europoort, Maasvlakte gelegen. De woningen liggen tussen de 50- en de 55 dB(A)-contour. Voor deze woningen is op 12 maart 2007 een hogere grenswaarde toegekend door GS (zie bijlage 1).
4.4. Luchtkwaliteit Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. Door het verdwijnen van het agrarische bestemmingsverkeer zal het voornemen tot de realisatie van 5 woningen, geen relevante negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied is. Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Blk. Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde concentratie) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde concentratie) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
12
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
2005 2005
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling luchtkwaliteit 2005.
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het verlenen van een vrijstelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 is bepaald dat de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Voor de gemeente Brielle bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Onderzoek Door het verdwijnen van het agrarische bestemmingsverkeer zal het aantal verkeersbewegingen per saldo ongeveer gelijk blijven. De beoogde ontwikkeling van 5 woningen levert derhalve geen relevante bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. De verkeersintensiteit op de Hoonaardweg is dermate laag (maximaal 350 mvt/etmaal) dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde woningen wordt bepaald door het toetsen van de achtergrondconcentraties aan de grenswaarden uit het Blk. Voor stikstofdioxide gaat het om een jaargemiddelde concentratie van 25 μg/m³ en voor fijn stof om een jaargemiddelde concentratie van 22 μg/m³ en 21 overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde grenswaarde in 2007. Ter plaatse van het projectgebied wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.5. Bedrijven en milieuhinder Het projectgebied ligt in agrarisch gebied. In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich geen agrarische bedrijven die uit het oogpunt van milieuhinder relevant zijn. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de realisering van het project niet in de weg staat en dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
4.6. Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en /of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
13
In de directe omgeving van de geplande ontwikkeling zijn geen bedrijven of andere inrichtingen aanwezig die een risico in het kader van de externe veiligheid opleveren. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in de omgeving van het projectgebied. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.
4.7. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is een onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert bij de beoordeling van projecten de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming over het project ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie In januari 2007 is in het projectgebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen vastgesteld, alsmede een matige verontreiniging met koper. Daarnaast vertoon ook het grondwater ter plaatse van de voormalige schuur lichte verontreinigingen. Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaat geen bezwaar voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Ook is het uitvoeren van nader bodemonderzoek niet noodzakelijk (BK Ingenieurs, Verkennend bodemonderzoek, 7 maart 2007).
4.8. Leidingen Er zijn in het projectgebied en in de directe omgeving daarvan geen planologisch relevante leidingen gelegen.
4.9. Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen − wat ecologie betreft − moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies in dit hoofdstuk weergegeven. Bestaande situatie Het projectgebied bestaat op dit moment uit akkerland, grasland, opgaand groen (bomen en struiken) en glasopstanden. Beoogde ontwikkelingen De aanwezige kassen zullen worden gesloopt en ter plaatse zullen 5 woningen worden teruggebouwd. De werkzaamheden bestaan uit: verwijderen glasopstanden; grond- en mogelijk kapwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden voor woningbouw.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
14
Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor − voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Het Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur) ligt op ruim een kilometer ten noorden van de locatie. Soortbescherming Het projectgebied bestaat voornamelijk uit akkerland, grasland, opgaand groen (gecultiveerde bomen en struiken) en glasopstanden. Volgens de verspreidingsgegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig. Planten Volgens het natuurloket zijn planten goed onderzocht en zijn er beschermde planten binnen het betreffende kilometerhok aangetroffen. Gezien de voorkomende biotopen (glasopstanden, akkerbouw en grasland) en het intensive beheer, is de verwachting dat er geen beschermde plantensoorten voorkomen binnen het projectgebied. Vogels De locatie heeft een beperkte betekenis voor vogels. Door lichtverstoring vanuit de kassen is de verwachting dat de mogelijk te bebouwen akker geen goede broedmogelijkheden biedt aan akkervogels. Tevens maakt het intensieve agrarische gebruik een jaarlijkse aanwezigheid van akkervogels echter weinig waarschijnlijk. In de winter vormen deze percelen het foerageergebied voor kraaien, houtduiven en meeuwen. Mogelijk hebben kleine vogelsoorten als koolmees, pimpelmees, heggemus en roodborst broedplaatsen in de struiken en bomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
15
Zoogdieren Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn beschermde zoogdieren aangetroffen binnen het betreffende kilometerhok. Waarschijnlijk gaat het hier om vleermuizen (gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger). Mogelijk maken deze soorten gebruik van de planlocatie als foerageergebied en vliegroute (lijnvormige elementen). Vaste verblijfplaatsen zijn hier niet te verwachten. De te slopen glasopstanden en de mogelijk te kappen bomen zijn niet geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Het projectgebied biedt mogelijk wel leefgebied aan algemene soorten als haas, mol, woelrat en veldmuis. Amfibieën Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. De sloot langs het projectgebied vormt mogelijk het leefgebied van groene kikker en kleine watersalamander. Tevens kunnen soorten als bruine kikker en gewone pad gebruik maken van het projectgebied als onderdeel van hun leefgebied. Mogelijk maken de genoemde soorten gebruik van het projectgebied als schuilgelegenheid en winterverblijfplaats (onder takkenhopen, stenen en in ruigten). Al deze soorten zijn landelijk en regionaal vrij algemeen. Overige soorten De planlocatie is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw (categorie 1) haas, mol, woelrat en veldmuis
ontheffingsregeling Ffw licht beschermde soort (categorie 2) alle inheemse vogels
zwaar beschermde soort (categorie 3) alle vleermuizen
groene kikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad
Toetsing Gebiedsbescherming De voorgenomen werkzaamheden zijn te kleinschalig om verstorend te kunnen zijn voor het op relatief grote afstand (circa 1 km) gelegen Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur). Soortenbescherming De grond-, kap en bouwwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 van tabel 4.2, waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart, is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Flora- en faunawet. Er zijn geen zwaar beschermde soorten aanwezig binnen het projectgebied en deze zijn ook niet te verwachten. Conclusie Voor de Flora- en faunawet geldt dat de grond-, kap- en bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart dienen te worden. Geconcludeerd wordt derhalve dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Nader veldonderzoek zal deze conclusie niet veranderen en wordt daarom niet nodig geacht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Sectorale toetsingen
16
4.10. Archeologie In het kader van de beoogde bouw van vijf woningen op het perceel aan de Hoonaardweg 11, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam. Reden voor het onderzoek was de ligging van de locatie in een archeologisch kansrijk gebied. Geconcludeerd wordt dat, gezien de verwachtingswaarde en de bodemopbouw, eventuele archeologische sporen binnen een halve meter onder het maaiveld worden verwacht. Op grond van de nota "Regels-voor-Ruimte" van de provincie Zuid-Holland, dient archeologisch onderzoek door middel van grondboringen vooraf te gaan aan de bouw van de woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
5. Economische uitvoerbaarheid
17
De kosten en opbrengsten van de woningbouw komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een overeenkomst afgesloten omtrent het uitkeren van eventuele planschadevergoedingen. De economische uitvoerbaarheid wordt uitvoeriger behandeld in het kader van het bestemmingsplan waar deze ruimtelijke onderbouwing deel van uitmaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
Economische uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam
18
118.10898.03
6. Afweging
19
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van een drietal kassen en daaropvolgend de bouw van vijf woningen op dezelfde locatie. De uitbreiding kent een aantal effecten; De effecten op natuur, landschap en cultuurhistorie zijn niet aanwezig, dan wel verwaarloosbaar. Noch de Natuurbeschermingswet noch de Flora- en faunawet staan uitbreiding in de weg. Landschappelijk gezien wordt 17.748 m² kas gesloopt en worden vier woningen met een maximale oppervlakte van 600 m2 gebouwd. Per saldo neemt de bebouwing af. Gezien de ligging in de omgeving, zijn de landschappelijke effecten positief. Uit bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar vormt voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Cultuurhistorische waarden zijn niet aanwezig. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat diepgaander archeologisch onderzoek door middel van grondboringen vooraf dient te gaan aan de bouw van de woningen. Op het gebied van milieu zijn de effecten eveneens verwaarloosbaar. De uitbreiding heeft slechts een klein aantal extra verkeersbewegingen tot gevolg en ook betreffende de ontsluiting en wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen. Verder zijn er louter positieve kwantitatieve effecten op de waterhuishouding, aangezien het verhard oppervlak per saldo behoorlijk afneemt. Alle belangen afwegende is de gemeente van mening dat met de realisatie van het voorgestelde voornemen sprake is van een passende ontwikkeling van het bestaande bedrijf, waar vanuit de gemeente geen bezwaar tegen bestaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
118.10898.03
brielle voorweg 1A
ruimtelijke onderbouwing
adviesbureau voor ruimtelijk beleid R.007/02
ontwikkeling gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing Ligging projectgebied Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 3
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. 2.2. 2.3.
5 5 5 6
Nota Ruimte (2006) Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
3. Ruimtelijk kader 3.1. 3.2.
7 7 7
Huidige situatie Toekomstige situatie
4. Sectorale toetsingen 4.1. 4.2.
Waterhuishouding Verkeerskundige aspecten 4.2.1. Ontsluiting en verkeersproductie 4.2.2. Wegverkeerslawaai 4.3. Industrielawaai 4.4. Luchtkwaliteit 4.5. Bedrijven en milieuhinder 4.6. Externe veiligheid 4.7. Bodemkwaliteit 4.8. Leidingen 4.9. Ecologie 4.10. Archeologie
9 9 10 10 10 10 11 12 12 12 13 13 15
5. Economische uitvoerbaarheid
17
6. Afweging
19
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Inhoud
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
118.10898.03
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing
De gemeente Brielle heeft het voornemen om de bestaande kas op het perceel aan de Voorweg 1A te vervangen door een vijftal woningen, de woning die momenteel reeds op het perceel staat blijft gehandhaafd. Deze beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Vierpolders, welke op 11 oktober 1988 is vastgesteld en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Dit aangezien ter plaatse de bestemming Agrarisch met hulpgebouwen vigeert, waarbij de bouw van woningen niet is toegestaan. Aangezien de vervanging van kassen door woningen behoort tot de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden van het landelijk gebied, heeft het college van burgemeester en wethouders in principe ingestemd de ontwikkelingen in het bestemmingsplan Buitengebied mee te nemen, onder voorwaarde dat de ontwikkelingen voldoende onderbouwd kunnen worden. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin en wordt als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De ruimtelijke onderbouwing bevat een visie van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied waarbinnen het project gerealiseerd wordt en een beoordeling van de ruimtelijke effecten van het project op de omgeving.
1.2. Ligging projectgebied Het betreffende perceel Voorweg 1A is gelegen in het buitengebied van de gemeente Brielle, de ligging van het projectgebied is weergegeven in figuur 1.
1.3. Leeswijzer De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciale- en gemeentelijk ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de sectorale toetsingen zoals milieuaspecten, ecologie, waterhuishouding en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat een korte beoordeling van de economische uitvoerbaarheid, waarna in hoofdstuk 6 de belangrijkste ruimtelijke aspecten worden afgewogen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Inleiding
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4
118.10898.03
5
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. Nota Ruimte (2006)
Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staat onder druk. Om daarin verlichting te brengen, worden in de nota de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimd. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Rijnmond (2005) Voor Voorne-Putten is het streven de landelijke functies van de open gebieden te versterken. Het merendeel van het projectgebied is aangewezen voor agrarische doeleinden. Het beleid van de provincie is allereerst gericht op bescherming van waardevolle landschappen en structuren. De gebiedsdelen met de meeste natuurwaarden zijn aangeduid als natuurgebied. Centraal in het projectgebied ligt een drietal concentratiegebieden voor glastuinbouw. Daarnaast gaat het om behoud van cultureel erfgoed in de vorm van belangrijke objecten of gebieden die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of gebeurtenis. Buiten de bebouwingscontouren geldt een restrictief beleid ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen. Regio Rotterdam 2020 (2005) Het ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020), dat een gezamenlijk product is van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam, geldt formeel als streekplan en regionaal structuurplan tegelijk. Samengevat worden in deze nota de volgende drie hoofdopgaven genoemd: versterken van het groenblauwe raamwerk, ingebed in het omringende deltalandschap; aansluiting op economische netwerken en verbetering van de leefkwaliteit in de regio; grotere diversiteit aan woon-/werk-/verblijfsgebieden en verbeterde sociale diversiteit. Bij de versterking van de groenblauwe structuur staan in Voorne-Putten de groene randen van het eiland en het verbreden van de waterlopen en kreken voor extra waterberging in combinatie met natuurontwikkeling centraal. Inzet is verder het behoud van het open polderlandschap met een agrarisch karakter. Ten oosten van Brielle is een drietal locaties aangeduid als "ontwikkelen glastuinbouw". Vestiging van glastuinbouw buiten de concentratiegebieden is niet toegestaan. Het oosten van het projectgebied is aangewezen als zoekgebied voor waterberging. Ontwerp Streekplanuitwerking Voorne (2006) Momenteel wordt gewerkt aan een uitwerking van RR2020 voor Voorne-Putten. Belangrijkste aandachtspunten hierin zijn instrumenten om de hoeveelheid (verspreid liggende) glastuinbouw
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Ruimtelijk beleidskader
6
terug te dringen en randvoorwaarden voor de aanleg van een golfbaan in het grensgebied tussen de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne. Nota Ruimte-voor-Ruimte (2005) Het doel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door sloop van (agrarische) bedrijfsgebouwen en kassen die niet in het landschap passen en daardoor de gewenste landschappelijke waarde teniet doen. Om dit te bereiken mag onder bepaalde voorwaarden in ruil voor de sloop van de bedrijfsgebouwen of glasopstallen één of meer compensatiewoningen worden gebouwd. Ontstening staat in de regeling centraal.
2.3. Gemeentelijk beleid Momenteel worden de drie bestemmingsplannen voor het buitengebied en dat van het Brielse Meer herzien in een bestemmingsplan Landelijk gebied. In het ontwerpbestemmingsplan heeft het perceel aan de Voorweg een woonbestemming (W). De uitbreiding is hier nog niet in opgenomen. De verschillende belangen afwegende heeft het college van burgemeester en wethouders in principe geen bezwaar tegen het vervangen van kassen door bedrijfsbebouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
7
3. Ruimtelijk kader 3.1. Huidige situatie
De voorgenomen bouw van woningen op gronden waarmomenteel een kas gesitueerd is, past niet in het vigerende bestemmingsplan. De betreffende grond heeft in het bestemmingsplan Landelijk gebied Vierpolders namelijk de bestemming Agrarisch met hulpgebouwen, waarbinnen de bouw van woningen niet past. Teneinde de bouw van de woningen planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Op het perceel van het glastuinbouwbedrijf, gelegen aan de Voorweg 1A bevindt zich momenteel een kas van 10.284 m².
3.2. Toekomstige situatie De bestaande kas wordt vervangen door vijf woningen, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 1.000 m² (200 m² per woning). De woningen sluiten in maatvoering, vormgeving en materiaalgebruik aan op nabijgelegen woningen. Aangezien het bebouwd oppervlak daarnaast ook sterk afneemt heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De verkeersproductie blijft nagenoeg gelijk. Naar aanleiding van bovenstaande aandachtspunten heeft het college van burgemeester en wethouders kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen voornemen.
-
-
Verkaveling De locatie is bedoeld voor het oprichten van 5 vrijstaande woningen. De woningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mogen een maximale inhoud hebben van 650 m³ aansluitend bij artikel 5 woondoelen (en conform de Ruimte-voor-Ruimteregeling). Het woongebouw dient te bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De voorzijde van de woningen dienen gericht te zijn op de Voorweg. De voorgevel van de woningen dienen minimaal 14 m uit de as van de Voorweg te worden gerealiseerd. De zijgevel van de meest oostelijk gelegen woning dient minimaal 6 m uit de as van de Prinsenweg te worden gerealiseerd. De woningen en aanbouwen (vastgebouwd aan hoofdgebouw) dienen ten minste 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Er bestaat een sterke voorkeur om toeritten tot twee nieuwe kavels te koppelen (zodat het aantal momenten voor afslaande bewegingen op de doorgaande weg wordt beperkt).
Bij het opstellen van deze randvoorwaarden is rekening gehouden met het aard en karakter van de omgeving en de mogelijkheden van de locatie. Daarbij is gezocht naar voldoende mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe woningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Ruimtelijk kader
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8
118.10898.03
9
4. Sectorale toetsingen 4.1. Waterhuishouding
Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het projectgebied wordt het waterbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid stedelijk waterbeheer De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in waterberging (oppervlaktewater). Voor alle aanpassingen aan het oppervlaktewatersysteem dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Huidige situatie waterhuishouding Het projectgebied ligt in het landelijk gebied ten zuidoosten van de kern Brielle. De kas die zich momenteel op het perceel bevindt heeft een oppervlakte van 10.284 m². Het projectgebied is gelegen in peilgebied 23 (bemalingsgebied De Vierpolders) waar een zomer- en een winterpeil van NAP 2,25 m wordt gehandhaafd. De maaiveldhoogte van het projectgebied ligt op circa NAP 0 m, waardoor de drooglegging circa 2,25 m bedraagt. Aan de noordzijde van de Voorweg en aan de oostkant van de Prinsenweg ligt een sloot, het betreffen twee hoofdwatergangen. Aan de zuidzijde van het perceel ligt een watergang die niet wordt aangemerkt als hoofdwatergang. Geen van de drie watergangen wordt niet aangemerkt als KRW-waterlichaam, het is niet bekend wat de waterkwaliteit van de watergangen is. Binnen of langs het projectgebied bevinden zich geen waterkeringen. Parallel aan de Voorweg loopt een rioolwaterpersleiding. Ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot beleid Het voornemen is om de bestaande kas te slopen en op dezelfde locatie vijf woningen te bouwen. De beoogde woningen hebben een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 450 m². Per saldo neemt het verhard oppervlak af met circa 9.830 m², dat betekent dat er geen compensatie in de vorm van open water plaats hoeft te vinden. Voor de bouw van de woningen is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar het oppervlaktewater langs het projectgebied. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Hiervoor dient wel een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd, aangezien het afgekoppelde oppervlak beduidend groter is dan 250 m². Voor de rioolwaterpersleiding (Ø 500 mm) dient een zakelijk rechtstrook aangehouden te worden van 5 m aan weerszijden. Voor hoofdwatergangen geldt een beschermingszone van 5 m, langs overige watergangen geldt een beschermingszone van 1 m. Binnen de beschermings-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
10
zone zijn werkzaamheden vergunningplichtig en dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.
4.2. Verkeerskundige aspecten 4.2.1.
Ontsluiting en verkeersproductie
De ontsluiting van de locatie Voorweg aan de Voorweg 1a vindt plaats vanaf de N218 (Spijkenisse-Oostvoorne). De N218 kan worden bereikt via de Veckdijk en De Nolle. Voor de ontsluiting van het perceel op de Voorweg zal gebruik worden gemaakt van een aansluiting van het perceel op de Voorweg. In de huidige situatie bevindt zich op het terrein 10.284 m² aan kassen. Op basis van de ervaringscijfers in het Westland bedraagt de verkeersproductie van glastuinbouw (netto-oppervlak) circa 7,47 mvt/etmaal per hectare, waardoor een verkeersproductie ontstaat van 8 mvt/etmaal. In de nieuwe situatie zijn deze kassen geamoveerd en worden op het terrein 5 extra woningen gebouwd. De verkeersproductie van woningen bedraagt (uitgaande van 6 mvt/etmaal per woning) 30 mvt/etmaal. De totale verkeersattractie van het terrein zal hierdoor met 22 mvt/etmaal toenemen. Bij deze toename van het verkeer zal geen sprake zijn van problemen met betrekking tot de verkeersafwikkeling en/of de verkeersveiligheid op de ontsluitende wegen. Het parkeren ten behoeve van de woningen zal volledig plaatsvinden op eigen terrein.
4.2.2.
Wegverkeerslawaai
Normstelling en beleid Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven, 30 km/h-wegen en wegen waarvan op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting aan de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). Wanneer de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan − onder voorwaarden − een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde (mits de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden). De hogere waarde moet zijn verleend, voordat op het verzoek om vrijstelling wordt beslist. Onderzoek De 5 nieuw te bouwen woningen bevinden zich binnen de 250 m geluidszone van zowel de Voorweg als de Prinsenweg (buitenstedelijk 2 rijstroken). Uit het bestemmingsplan blijkt dat de contour van de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) van de Voorweg zich bevindt op een afstand van 14 m uit de as van de weg. De contour van de voorkeursgrenswaarde van de Prinsenweg bevindt zich op een afstand van 6 m uit de as van de weg. Om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, zullen de geprojecteerde woningen daardoor op ten minste 6 m uit de as van de Prinsenweg en ten minste 14 m uit de as van de Voorweg worden opgericht. Conclusie Op basis van het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect wegverkeerslawaai de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.3. Industrielawaai Ten noorden van het projectgebied liggen de industrieterreinen "Europoort, Maasvlakte" en "Botlek-Pernis". Voor deze industrieterreinen is op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
11
een geluidszone industrielawaai vastgesteld. Deze zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Buiten de zone mag de geluidsbelasting als gevolg van de aanwezige bedrijven niet hoger zijn dan 50 dB(A). Het projectgebied ligt buiten de beide geluidscontouren zodat er geen sprake is van een onderzoeksplicht ten aanzien van industrielawaai. De geluidszones vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het aspect industrielawaai de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.4. Luchtkwaliteit Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. Het voornemen tot de realisatie van 5 woningen ter vervanging van de bestaande kas, zal geen negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving aangezien de verkeersaantrekkende werking verwaarloosbaar is (zie paragraaf 4.2). In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied is. Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Blk. Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde concentratie) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde concentratie) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
2005 2005
1)
geldig vanaf
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling luchtkwaliteit 2005.
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het verlenen van een vrijstelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 is bepaald dat de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Voor de gemeente Brielle bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Onderzoek Door het verdwijnen van het agrarische bestemmingsverkeer zal het aantal verkeersbewegingen per saldo ongeveer gelijk blijven. De beoogde ontwikkeling levert daarom geen bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
12
De verkeersintensiteit op de Voorweg is dermate laag (maximaal 650 mvt/etmaal) dat de luchtkwaliteit wordt bepaald door het toetsen van de achtergrondconcentraties aan de grenswaarden uit het Blk. Voor stikstofdioxide gaat het om een jaargemiddelde concentratie van 25 μg/m³ en voor fijn stof om een jaargemiddelde concentratie van 22 μg/m³ en 18 overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde grenswaarde in 2007. Ter plaatse van het projectgebied wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.5. Bedrijven en milieuhinder Het projectgebied ligt in agrarisch gebied. In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich geen agrarische bedrijven die uit het oogpunt van milieuhinder relevant zijn. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de realisering van het project niet in de weg staat en dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
4.6. Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In de directe omgeving van de geplande ontwikkeling zijn geen bedrijven of andere inrichtingen aanwezig die een risico in het kader van de externe veiligheid opleveren. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in de omgeving van het projectgebied. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.
4.7. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is een onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert bij de beoordeling van projecten de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming over het project ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek Op basis van zintuiglijke waarnemingen is in voorgaand bodemonderzoek ter plaatse van de opslag- en aanmaakplaats voor vloeibare meststoffen in de ondergrond een matige oliegeur waargenomen. Op een afstand van circa 2 m van de opslag- en aanmaakplaats voor vloeibare meststoffen is geen oliegeur waargenomen en is geen oliewater reactie geconstateerd. Oostelijk deel Op basis van analyseresultaten is vastgesteld dat de bovengrond van het noordelijk deel niet verontreinigd is en dat de bovengrond van het zuidelijk een zeer licht verhoogd EOX-gehalte
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
13
kent. Daarnaast is vastgesteld dat de ondergrond niet verontreinigd is en dat het grondwater matig verontreinigd is met nikkel. Westelijk deel Op basis van analyseresultaten is vastgesteld dat de boven- en ondergrond niet verontreinigd is. Het grondwater kent een licht verhoogd gehalte arseen. Conclusie Op basis van de resultaten van het onderzoek bestaat geen aanleiding voor de uitvoering van nader onderzoek. Ook geven de resultaten geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik of de mogelijke herinrichting van de locatie ten behoeve van woningbouw, industrie of kantoren. Wel wordt opgemerkt dat voor licht verontreinigde grond beperkte hergebruikmogelijkheden bestaan, mocht deze vrijkomen en verplaatst worden buiten de locatie.
4.8. Leidingen Ter hoogte van het projectgebied ligt parallel aan de Voorweg een planologisch relevante rioolpersleiding (diameter 600 mm). Ten behoeve van deze leiding dient aan beide zijden van de leiding een zakelijk rechtstrook van 5 m aangehouden te worden.
4.9. Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen − wat ecologie betreft − moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies in dit hoofdstuk weergegeven. Bestaande situatie Het projectgebied bestaat op dit moment uit akkerland en glasopstanden. Beoogde ontwikkelingen De aanwezige kassen zullen worden gesloopt en ter plaatse zullen vijf woningen worden teruggebouwd. De werkzaamheden bestaan uit: verwijderen glasopstanden; grond- en mogelijk kapwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden voor woningbouw. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
14
vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor − voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Het Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur) ligt op twee kilometer ten noordoosten van de locatie. Soortbescherming Het projectgebied bestaat voornamelijk uit akkerland en glasopstanden. Volgens de verspreidingsgegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig. Planten Volgens het natuurloket zijn planten matig onderzocht en zijn er beschermde planten binnen het betreffende kilometerhok aangetroffen. Gezien de voorkomende biotopen (glasopstanden en akkerbouw) en het intensieve beheer is de verwachting dat er geen beschermde plantensoorten voorkomen binnen het projectgebied. Vogels De locatie heeft een beperkte betekenis voor vogels. Door lichtverstoring vanuit de kassen is de verwachting dat de mogelijk te bebouwen akker geen goede broedmogelijkheden biedt voor akkervogels. Tevens maakt het intensieve agrarische gebruik een jaarlijkse aanwezigheid van akkervogels echter weinig waarschijnlijk. In de winter vormen deze percelen het foerageergebied voor kraaien, houtduiven en meeuwen. Zoogdieren Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn beschermde zoogdieren aangetroffen binnen het betreffende kilometerhok. Waarschijnlijk gaat het hier om vleermuizen (gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger). Mogelijk maken deze soorten gebruik van de planlocatie als foerageergebied en vliegroute (lijnvormige elementen). Vaste verblijfplaatsen zijn hier niet te verwachten. De te slopen glasopstanden zijn niet geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Het projectgebied biedt mogelijk wel leefgebied aan algemene soorten als haas, mol, woelrat en veldmuis. Amfibieën Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Mogelijk kunnen soorten als bruine kikker en gewone pad gebruik maken van het projectgebied als onderdeel van hun leefgebied (als schuilgelegenheid en winterverblijfplaats).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
15
Overige soorten De projectlocatie is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw (categorie 1) haas, mol, woelrat en veldmuis
ontheffingsregeling Ffw licht beschermde soort (categorie 2) alle inheemse vogels
zwaar beschermde soort (categoriel 3) alle vleermuizen
bruine kikker en gewone pad
Toetsing Gebiedsbescherming De voorgenomen werkzaamheden zijn te kleinschalig om verstorend te kunnen zijn voor het op relatief grote afstand (circa 2 km) gelegen Brielse Meer (onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur). Soortenbescherming De grond- en bouwwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 van tabel 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Flora- en faunawet. Er zijn geen zwaar beschermde soorten aanwezig binnen het projectgebied en deze zijn ook niet te verwachten. Conclusie Voor de Flora- en faunawet geldt dat de grond- en bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart dienen te worden. Geconcludeerd wordt derhalve dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Nader veldonderzoek zal deze conclusie niet veranderen en wordt daarom niet nodig geacht.
4.10. Archeologie Voor de locatie geldt geen archeologische verwachtingswaarde, om die reden is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd en wordt aangenomen dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Sectorale toetsingen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
16
118.10898.03
5. Economische uitvoerbaarheid
17
De kosten en opbrengsten van de woningbouw komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een overeenkomst afgesloten omtrent het uitkeren van eventuele planschadevergoedingen. De economische uitvoerbaarheid wordt uitvoeriger behandeld in het kader van het bestemmingsplan waar deze ruimtelijke onderbouwing deel van uitmaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Economische uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
18
118.10898.03
6. Afweging
19
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van een kas en daaropvolgend de bouw van vijf woningen op dezelfde locatie. De uitbreiding kent een aantal effecten; De effecten op natuur, landschap en cultuurhistorie zijn niet aanwezig, dan wel verwaarloosbaar. Noch de Natuurbeschermingswet noch de Flora- en faunawet staan uitbreiding in de weg. Landschappelijk gezien wordt 10.284 m² kas gesloopt en worden vijf woningen met een maximale oppervlakte van 450 m² gebouwd. Per saldo neemt de bebouwing af. Gezien de ligging in de omgeving, zijn de landschappelijke effecten positief. Uit bodemonderzoek blijkt dat er geen beperkingen bestaan ten aanzien van het huidige gebruik of de herinrichting van de locatie ten behoeve van woningbouw. Cultuurhistorische waarden zijn niet aanwezig. Het gebied ligt niet in archeologisch waardevol gebied. Op het gebied van milieu zijn de effecten eveneens verwaarloosbaar. De uitbreiding heeft slechts een klein aantal extra verkeersbewegingen tot gevolg en ook betreffende de ontsluiting en wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen. Verder zijn er louter positieve kwantitatieve effecten op de waterhuishouding, aangezien het verhard oppervlak per saldo behoorlijk afneemt. Alle belangen afwegende is de gemeente van mening dat met de realisatie van het voorgestelde voornemen sprake is van een passende ontwikkeling van het bestaande bedrijf, waar vanuit de gemeente geen bezwaar tegen bestaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
2
Bijlage 2. Overeenkomsten voormalige glastuinbouwbedrijven P.M.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.10898.03
Stand van zaken sanering per 5feb07
Aantal m2
Aantal m2
glas
papieren
fysiek
glas
Totaal
Reeds gesaneerd Bollaarsdijk / Sleepseweg Bollaarsdijk 14
-
20.000
Bollaarsdijk 14 a
6.054
13.946
Hoonaardweg 15
11.476
8.524
Hoonaardweg 19
-
-
Sleepseweg 9
-
30.000
72.470
72.470-
90.000
-
extra vergund glas Bollaarsdijk / Sleepseweg Subtotaal 1 (5 bedrijven)
90.000
Gerealiseerde sanering buitengebied Abbewerveweg 3
3.940
16.060
Bollaarsdijk 17 a
12.275
7.725
Bollaarsdijk 17 b
12.823
7.177
Dorpsdijk 38 a
10.610
19.390
Kloosterweg 42 Landsweg 3 a Landsweg 9
7.282
7.718
11.100
18.900
894
29.106
Meeldijk 2
2.009
17.991
Mosterdijk 7 a
5.023
24.977
Rijswaardesedijk 9
-
20.000
De Rik 14
682
14.318
2.000
28.000
10.000
20.000
Tussenweg 2 a Voorweg 1 a Zuurlandsedijk 8 a Subtotaal 2 (14 bedrijven)
8.627
6.373
87.265
237.735
15.500
14.500
450
29.550
325.000
Gerealiseerd intensiveringsgebied Tinte rond Kloosterweg Kloosterweg 4 Kloosterweg 22 Kloosterweg 26
-
Subtotaal 3 (3 bedrijven)
30.000
15.950
74.050
90.000
193.215
311.785
505.000
Hogeweg 3
14.567
15.433
Kerkweg 5
4.639
25.361
SUBTOTAAL 1,2 & 3 (22 bedrijven) gerealiseerde sanering Te saneren buitengebied (nog in onderhandeling)
1
Kloosterweg 28
15.698
Kloosterweg 40
2.744
12.256
Kloosterweg 52
19.149
25.851
Landsweg 2
19.816
10.184
Sluisweg 1
3.763
16.237
Waterweg 3
4.724
25.276
85.100
130.598
Subtotaal 4 (8 bedrijven) Te saneren intensiveringsgebied Tinte en concentratiegebied Vierpolders (nog in onderhandeling) 1 Kloosterweg 15
-
215.698
-
30.000
Middelweg 1
-
30.000
Prinsenweg (vd Linden)
-
80.000
Subtotaal 5 (3 bedrijven)
-
140.000
140.000
85.100
270.598
355.698
278.315
582.383
860.698
SUBTOTAAL 4 & 5 (11 bedrijven) nog te saneren TOTAAL 1,2,3,4 & 5 (33 bedrijven)
Referentie: Tabel opgenomen in ontwerp-streekplanuitwerking Voorne fysiek
uitbreidings-
aanwezig
mogelijk-
2006
heden
totaal
glastuinbouw te handhaven Concentratiegebied Vierpolders (excl. Piek)
59,0
3,0
62,0
Tinte (Briels deel:rond Kloosterweg)(nieuwe situatie)
12,0
2,0
14,0
Brielle West
16,0
2,0
18,0
4,0
2,0
6,0
91,0
9,0
100,0
21,0-
40,0-
Biologische bedrijven Saldo bestaand + uitbreidingsmogelijkheden glastuinbouw te saneren af verspreid glas in buitengebied
61,0-
af reeds gesaneerd Bollaarsdijk/Sleepseweg
7,0-
-
af intensiveringsgebied Tinte rond Kloosterweg
-
7,5-
7,5-
af concentratiegebied Vierpolders (2 locaties)
-
11,0-
11,0-
58,5-
86,5-
25,0
25,0
33,5-
61,5-
Saldo te saneren
28,0-
7,0-
nieuwe glastuinbouw t.b.v. saneringsoperatie bij Piek
-
Saldo saneringsoperatie Brielle
28,0-
Stand van zaken per 6 februari 2007 in relatie tot opgave volgens bovenstaande tabel fysiek
uitbreidings-
aanwezig
mogelijk-
feb-07
heden
totaal
glastuinbouw te handhaven Concentratiegebied Vierpolders (excl. Piek)
59,0
3,0
62,0
Tinte (Briels deel: rond Kloosterweg)(nieuwe situatie)
12,0
2,0
14,0
Brielle West
17,0
1,0
18,0
4,6
1,4
6,0
92,6
7,4
100,0
Biologische bedrijven Saldo bestaand + uitbreidingsmogelijkheden Glastuinbouw gesaneerd af verspreid glas in buitengebied af reeds gesaneerd Bollaarsdijk/Sleepseweg
8,72
23,8-
32,5-
9,0-
-
af intensiveringsgebied Tinte rond Kloosterweg
1,6-
7,4-
9,0-
af concentratiegebied Vierpolders (2 locaties)
-
-
-
Saldo gesaneerd Te saneren (in onderhandeling)
9,0-
19,3-
31,2-
50,5-
af verspreid glas in buitengebied
8,5-
13,1-
21,6-
af intensiveringsgebied Tinte rond Kloosterweg
-
3,0-
3,0-
af concentratiegebied Vierpolders (2 locaties)
-
11,0-
11,0-
-
1
nieuwe glastuinbouw t.b.v. saneringsoperatie bij Piek
25,0
25,0
Saldo saneringsoperatie Brielle
27,8-
33,2-
61,1-
Saldo te saneren op basis van ontwerp streekplanuitwerking
28,0-
33,5-
61,5-
0,2
0,3
0,4
Verschil 1
locaties zijn gesaneerd opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan
2
waarvan 2 ha fysiek en 7 ha vergund
wijzigingskaarten
kaarten