nº
44ste jaargang / 19 augustus 2011
16 /
2011
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
INTERVIEW MET HANS VAN DIJK MICROBIOLOOG DICK VAN DER KOOIJ MET PENSIOEN ZOETWATERVOORZIENING IN DELEN VAN NEDERLAND WINTER BEÏNVLOEDT EFFECTIVITEIT KRW-MAATREGELEN 1105054_H2O nr 16 2011.indd 1
15-08-11 16:34
Stopper_H2O_vacatures.indd 1 1105054_H2O nr 16 2011.indd 2
28-04-11 14:22 15-08-11 16:34
11 14:22
Zoetwatervoorziening
N
iet voor vakantie, maar om te kijken wat Nederland kan leren van het beheer van zoet water op een droog continent als Australië. Daarvoor ging Gert-Jan de Maagd van het ministerie van Infrastructuur en Milieu twee maanden ter plekke onderzoek doen. Hij nam een deel van zijn levensloopverlof hiervoor op. Wat het opleverde, kunt u in deze nieuwe uitgave lezen. De zoetwatervoorziening krijgt in dit nummer sowieso veel aandacht. Het rivierengebied en West-Brabant en Tholen worden belicht. De laatste regio krijgt aandacht vanwege het plan van de rijksoverheid om het Volkerak-Zoommeer weer te verzilten. Het kan dan niet langer fungeren als zoetwaterbekken voor de omliggende polders. De waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer wordt er wel beter door.
Voor het rivierengebied was de onderzoeksvraag wat een warmer en grilliger klimaat voor gevolgen kan hebben voor het debiet van de rivieren en indirect dus ook voor de gebruikers / functies (inclusief de drinkwatervoorziening). Het zijn ingewikkelde en belangrijke onderzoeken, omdat de verandering van het klimaat niet tegengehouden kunnen worden, tenzij er alsnog voor gekozen wordt om de uitstoot aan kooldioxide drastisch terug te brengen. Alleen minder productie door een minder vervuilende economie zou eventueel positieve gevolgen op dit vlak kunnen hebben. Peter Bielars
inhoud nº 16 / 2011 /
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en layout DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2011 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4 / Aanpak overmatige begroeiing uiterwaarden
6 / Hans van Dijk: “Centrale drinkwater-
voorziening belangrijk voor volksgezondheid”
Maarten Gast
8 / Dick van der Kooij: “Bedrijfstakonderzoek
essentieel om nagenoeg perfect drinkwater peil te houden”
12
/ Praktische consequenties van de Regeling Materialen en Chemicaliën drink- en warm tapwater Kees Poortema
14
/ Rogier Burger (17) presenteert duurzaam afvalwaterconcept tijdens World Water Week in Stockholm
16 / Australische lessen voor de Nederlandse
6
zoetwatervoorziening
18
/ Gezamenlijk waterbodembeleidsplan Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest Rene van der Ploeg, Jan van der Laan en Erik Raben
20
/ Kansverwachtingen in het regionaal waterbeheer Jan Verkade, Arnejan van Loenen, Joost Backers en Albrecht Weerts
8
22 / Waternetwerken 27 / Behoud zoetwatervoorziening
in West-Brabant en Tholen bij een zout Volkerak-Zoommeer Erik de Bruine, Frank Wagemans, Ebbing van Tuinen en Klaas-Jan Douben
30
/ Verkenning zoetwatervoorziening rivierengebied Ebbing van Tuinen, Ton Drost en Leo Joosten
34
/ Winterweer kan effectiviteit van KRW-maatregelen beïnvloeden Jordie Netten en Edwin Peeters
36 / Agenda 37 / Handel & Industrie
1105054_H2O nr 16 2011.indd 3
4
bij de omslagfoto: blauwalgen in het volkerak-Zoommeer bij de krammersluizen (zie pagina 27) (foto: loes de jong).
15-08-11 16:34
Aanpak overmatige begroeiing uiterwaarden Staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) maakt 75 miljoen euro vrij om overmatige begroeiing in de uiterwaarden van de grote rivieren aan te pakken. Om de waterveiligheid op peil te houden, wordt tot 2016 de begroeiing op bepaalde locaties gemaaid, gesnoeid en gekapt. Aanvullend laat de staats secretaris een wetsvoorstel ontwikkelen dat ervoor moet zorgen dat de begroeiing in de uiterwaarden in de toekomst op orde blijft.
G
oed onderhoud van de uiterwaarden is volgens Atsma nodig zodat bij hoog water het rivierwater genoeg ruimte blijft houden. De afgelopen jaren is er hard gewerkt om de rivieren meer ruimte te geven. Zo zijn de uiterwaarden verruimd door de dijken verder landinwaarts te leggen. Hiermee wordt in tijden van hoog water wateroverlast voorkomen. Overmatige begroeiing kan een negatief effect hebben op de maatregelen die zijn genomen. De komende tijd wordt daarom onderzocht hoe de begroeiing het beste kan worden aangepakt. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan uiterwaarden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Samen met de beheerders wordt gekeken in hoeverre de overmatige begroeiing hier kan worden tegengegaan.
IJssel
Naast de inhaalslag die gemaakt wordt, moet de begroeiing ook structureel in toom gehouden worden. Hierbij wordt gekeken naar de bijdrage die terreineigenaren hieraan kunnen leveren. Dit wordt meegenomen in het wetsvoorstel dat naar verwachting medio 2013 in werking zal treden. Aldus staatssecretaris Atsma.
Binnen het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ worden door het ministerie van Infrastructuur en Milieu 30 projecten uitgevoerd die de hoogwaterveiligheid in Nederland langs Rijn, Maas en IJssel moeten vergroten. Alterra-onderzoeker Bart Makaske zei in mei dat in het kader van dit programma bewust een toekomstscenario met veel
In mei van dit jaar verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Ambio het resultaat van een studie met betrekking tot de IJssel. Onderzoekers van Alterra berekenden samen met het bureau Duurzame Rivierkunde de effecten van geplande natuurontwikkeling in uiterwaarden op de hoogwaterstanden langs deze rivier. Daaruit bleek dat grootschalige natuurontwikkeling in de uiterwaarden in de toekomst kan leiden tot enkele decimeters waterstandsverhoging bij hoog water. Om de hoogwaterveiligheid te blijven waarborgen, zijn dan ook extra compenserende maatregelen nodig. De onderzoekers gebruikten stromingsmodellen die Rijkswaterstaat toepast voor het berekenen van hoogwaterstanden.
natuurontwikkeling was onderzocht om de effecten daarvan op de waterafvoer in beeld te kunnen brengen. De huidige hoogwatermaatregelen in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ bieden volgens Alterra onvoldoende ruimte bieden voor grootschalige natuurontwikkeling in de toekomst. In de studie wordt uitgegaan van grootschalige omzetting van door boeren beheerde graslanden in nieuwe riviernatuur, zoals weergegeven in bestaande plannen. Door successie zal dan op veel plaatsen een steeds dichtere begroeiing ontstaan, via hoog gras en struikgewas naar ooibossen. Deze ontwikkeling neemt tientallen jaren in beslag en gaat, zo is berekend, bij overstroming van de uiterwaarden bij hoog water gepaard met steeds hogere waterstanden. Zonder ingrijpen zouden de hoogwaterstanden over 10 tot 30 jaar langs een groot deel van IJssel zo’n 40 cm hoger zijn dan nu, met uitschieters naar 60 cm. De onderzoekers benadrukken dat de huidige hoogwaterveiligheid niet in het geding is.
Toekomstplannen voor een ruimere IJssel bij Deventer met nevengeulen.
4
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 4
15-08-11 16:34
actualiteit
Idem voor de IJssel bij Zwolle.
Het nieuwe van de studie was dat voor het eerst rekening is gehouden met de geplande toename van de uiterwaardnatuur. Deze is niet statisch gemodelleerd; ook de successie is meegenomen. De dynamiek van de uiterwaardnatuur vraagt namelijk extra ruimte. Volgens de onderzoekers van Alterra lijkt het erop dat hiermee in de huidige
uiterwaardplannen onvoldoende rekening wordt gehouden.
standen verlagen, zoals het verlagen van kribben of het graven van nevengeulen.
Naast het intensiever beheren van riviernatuur, waardoor spontane successie minder kans krijgt, denkt Alterra als mogelijke oplossing aan het nemen van extra rivierkundige maatregelen die de hoogwater-
Voor meer informatie over het genoemde onderzoek van Alterra kan contact opgenomen worden met Bart Makaske (0317) 48 16 09 of Gilbert Maas (0317) 48 16 49.
Monitoring Zandmotor De komende vijf jaar wordt onderzocht of de Zandmotor, een nieuwe methode van kustbescherming, werkt conform verwachting en welke effecten er zijn op de omgeving. Witteveen+Bos heeft samen met Bureau Waardenburg, Vertegaal ecologisch advies en Arens Duinecologie opdracht gekregen voor het monitoren van de effecten van deze vorm van kustbescherming op de duinen van Zuid-Holland.
M
et de aanleg van de Zandmotor, In het duingebied worden vooral effecten een schiereiland voor de kust van verwacht door een toename van de depositie Ter Heijde, wordt onderzocht of de natuur deze Het kunstmatige schiereiland ter hoogte van Ter Heijde aan de zandsuppletie kan verzorgen. Daartoe Zuid-Hollandse kust. is een overmaat aan zand aan het kustsysteem van Delfland toegevoegd via de aanleg van een kunstmatig schiereiland. Het zand wordt door wind, golven en zeestroming langs de kust verspreid en door de natuur op de juiste plek gelegd. Tussen maart en juli is het schiereiland in de vorm van een haak aangelegd. Sleephopperzuigers hebben het zand tien kilometer ver uit de kust vandaan gehaald en het op de juiste plek gelegd. Nu komt het aan op het volgen van de natuurlijke processen.
van zand en een afname van de depositie van zout. Dit kan leiden tot veranderingen in de kwetsbare duinhabitats, die beschermd zijn in het kader van de Habitatrichtlijn. In afstemming met Deltares en IMARES, die verantwoordelijk zijn voor het ‘zeedeel’ van de monitoring, stellen Witteveen+Bos en de andere partijen een meetprogramma en een gegevensdatabank op. De gegegevens moeten geschikt zijn om over vijf jaar uitspraken over effecten van de Zandmotor te kunnen doen, maar ook om daarna evaluaties te kunnen maken over de inzetbaarheid van deze kustbescherming op andere plaatsen.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 5
5
15-08-11 16:34
Hans van Dijk, scheidend hoogleraar drinkwater TU Delft:
“Centrale drinkwatervoorziening belangrijk voor volksgezondheid” Op 9 september aanstaande houdt professor ir. Hans van Dijk, hoogleraar drinkwatervoorziening aan de TU Delft, zijn uittrederede. Een man die de afgelopen 25 jaar een duidelijke stempel op de opleiding op universitair niveau in dit vakgebied heeft gezet. Zowel door de vele ingenieurs die hij heeft opgeleid als door het organiseren en vernieuwen van de jaarlijkse Vakantiecursus, het gezamenlijke begin van het jaar met vakgenoten uit de drinkwaterbereiding en afvalwaterzuivering. Zijn werk wordt in directe zin voortgezet door Walter van der Meer als hoogleraar Drinkwatertechnologie en Jan Peter van der Hoek als hoogleraar Drinkwaterkwaliteit en -beleid, ieder in deeltijd. Indirect ziet hij zelf nog verschillende andere opvolgers, zoals Luuk Rietveld, Jasper Verberk, Jan Vreeburg en Arne Verliefde. Zijn vertrek is aanleiding tot dit afscheidsinterview.
Waarom vertrek je nu al?
“Het is inderdaad nogal vroeg, want ik ben pas 57 jaar. Ik heb er twee redenen voor. Mijn vader heeft ons als kinderen altijd voorgehouden tijdig te stoppen met werken. Ik heb ook maar al te vaak zien gebeuren dat mensen die jarenlang hard gewerkt hebben, overlijden kort nadat ze daarmee opgehouden zijn. De andere is dat er op dit moment allemaal jubilea samenvallen. Ik ben 40 jaar geleden in Delft begonnen met mijn studie. Ik heb nu 35 jaar gewerkt, 25 jaar bij DHV, 5 jaar bij Kiwa Water Research en 20 jaar als hoogleraar Drinkwatervoorziening aan de TU Delft. Ik heb als hoogleraar 100 afstudeerders begeleid en 25 promovendi. Een mooi moment dus om te stoppen.”
Had je 40 jaar geleden deze toekomst voor ogen?
“Ik heb de HBS gedaan, was goed in wis-, natuur- en scheikunde en Delft leek mij de geëigende verdere opleiding. Ik heb toen een test gedaan, waar aanleg voor bruggen bouwen uitkwam. Mijn studierichting werd dus Civiele Techniek. In het derde jaar kregen we in het kader van het vak Gezondheidstechniek college van professor Huisman. Wat hij ons vertelde, vond ik fantastisch: het leveren van zuiver drinkwater, als nutsvoorziening in de samenleving. Toen we ook nog een excursie naar Meijendel maakten, het duingebied van het huidige Dunea bij Scheveningen, was ik helemaal verkocht. Ik heb toen ook meteen de eerstvolgende Vakantiecursus gevolgd. Ik heb dit werk altijd met veel plezier gedaan, het was de goede keuze. Eigenlijk is mijn hobby 35 jaar lang mijn werk geweest.”
Wat was je eerste baan?
“Ik was afgestudeerd op het hergebruik van gezuiverd afvalwater als bron voor
6
de drinkwaterbereiding. In concreto ging het om de vraag van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen (nu Hollands Noorderkwartier) of het effluent van de rwzi Everstekoog op Texel mogelijk voor PWN een bron voor de drinkwatervoorziening zou kunnen zijn. René Wittebrood van Uitwaterende Sluizen was mijn begeleider, Jaap Haasnoot de contactpersoon bij PWN. Ik heb toen een installatie ontworpen en een model gemaakt van de accumulatie van stoffen die niet bij de zuivering verwijderd worden. Het ontwerp dat ik toen gemaakt had, is gelukkig nooit gerealiseerd, want in Nederland gebruiken we voor drinkwater de beste bron en dat is afvalwater niet. PWN koos uiteindelijk voor een leiding door het Marsdiep, een veel minder kwetsbare oplossing. Ik was vanwege dit onderwerp afgestudeerd bij de professoren Knoppert en Koot. Via Knoppert kreeg ik een baan bij Kiwa aangeboden, via Koot één bij DHV. Het is DHV geworden. Amersfoort met zijn boslucht trok mij meer dan Rijswijk. Bovendien kreeg een dag na het gesprek een telegram van DHV met een aanbieding voor een functie. Dat vond ik wel chique.”
Deed DHV in die tijd iets in drinkwater? “In Nederland niet, in het buitenland op beperkte schaal. Men verwachtte echter dat de afvalwatermarkt zou gaan teruglopen en wilde een drinkwaterafdeling opbouwen om dat te compenseren. Dat opbouwen is ook gelukt, want toen ik wegging was er een sector met 100 medewerkers ontstaan. Toen ik daar in 1976 begon, had ik één grote troef in handen: het patent van de korrelreactor die door Gemeentewaterleidingen Amsterdam ontwikkeld was voor de centrale ontharding van drinkwater. Uit het contact tussen Ton Graveland en Wim Witvoet, beiden chemisch technologen,
Hans van Dijk
was een overeenkomst ontstaan waarin Amsterdam de exploitatie van het patent op de korrelreactor overdroeg aan DHV. Intern hebben wij deze korrelreactor toen verder ontwikkeld voor de verwijdering van fosfaten en zware metalen. Extern was hij voor mij een mogelijkheid om met drinkwaterbedrijven in contact te komen. Zowel in Nederland als in het buitenland hebben we vervolgens een groot aantal installaties ontworpen. Toen er eenmaal een aantal met succes geïnstalleerd was en we ook enkele grote drinkwaterzuiveringen hadden ontworpen in landen als Indonesië, SaoediArabië, India en Nigeria, mochten we ook voor de drinkwaterbedrijven in Nederland veel pompstations ontwerpen.”
Hoe ben je hoogleraar geworden?
“In 1989 adverteerde de TU Delft voor een deeltijdhoogleraar drinkwater. Ik was 35, had 13 jaar werkervaring en schreef een brief. Mijn jeugdig enthousiasme viel bij de selectiecommissie in goede aarde, er zaten ook studenten in, en ik ben benoemd. Op 1 januari 1990 ben ik begonnen, voor één dag in de week. De TU Delft had het in die tijd financieel moeilijk en geen geld voor deze functie. Mijn voorganger Jan Kop had met de directeur van Vewin, Theo Martijn, geregeld
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 6
15-08-11 16:34
interview dat Vewin drie jaar deze deeltijdaanstelling zou betalen. Dat is later nog eens voor een tweede periode van drie jaar verlengd. In 1996 werd de aanstelling voor twee dagen per week, toen betaald door de TU Delft en in 2000 werd het een volledige aanstelling. Ik ben begin 2001 bij DHV gestopt. Op hetzelfde moment kwam echter de vraag van directeur Thijs Kobus van Kiwa of ik daar wetenschappelijk directeur wilde worden om het gat te vullen dat door het vertrek van Frans Schulting ontstaan was. Ik heb dat voor één tot twee dagen per week gedaan tot de splitsing van Kiwa in KWR Watercycle Research Institute en Kiwa Certificatie en Keuringen in 2006.”
Hoe kijk je terug op je werk op de TU Delft?
“Ik vind statistieken en overzichten altijd leuk. Er zijn dus 100 ingenieurs bij mij afgestudeerd. Van hen werken er nu 22 bij de drinkwaterbedrijven in Nederland, de meesten bij Vitens, alleen bij Waterbedrijf Groningen en Waterleiding Maatschappij Limburg geen. Van de overigen hebben 38 een functie bij een ingenieursbureau, 12 werken er bij aannemers en leveranciers, 12 bij de universiteiten, van wie 9 hier bij de TU Delft, en 16 mensen zijn iets anders gaan doen: arts, piloot, vroedvrouw, directeur gemeentewerken, om een paar voorbeelden te noemen. Bij mijn afscheid komt een boekje beschikbaar, waarin het verhaal van al deze 100 afstudeerders en ook dat van mijn 25 promovendi staat. Niemand is werkeloos.”
Is belangstelling voor het vak nog een punt van zorg?
“Toen jij mij in 2005 voor H2O interviewde (nummer 17) maakten we ons grote zorgen over de toeloop van het aantal studenten. Nu is dat veel beter. Voor geheel Civiele Techniek ligt de gemiddelde instroom op 300 studenten per jaar. Toen zaten wij op een minimum van 200, de piek was ooit 400. We krijgen een evenredig deel daarvan. Het zijn overigens wel vooral buitenlanders, die de balans tussen vraag en aanbod rechtgetrokken hebben. Bij mij zijn bijvoorbeeld al zeven Chinezen afgestudeerd. Van hen werken er twee in Nederland, twee in China (waaronder één voor de Chinese vestiging van Berson) en drie elders in de wereld.”
Hoe staat het met het niveau van de opleiding?
“Vroeger duurde de studie vijf jaar, later is dat verkort naar vier jaar, inmiddels is het weer vijf jaar. Er is veel veranderd, alles gaat nu digitaal bijvoorbeeld, maar het niveau is niet minder geworden. Hoewel we ook te maken hebben met financiering naar rato van het aantal afgestudeerden, is er bepaald geen sprake van gemarchandeer met het niveau. Bij de TU Delft is juist iedereen met de inhoud en de kwaliteit van de studie bezig. Dat moet ook wel, want iedereen moet bijdragen voor wetenschappelijke tijdschriften schrijven, een andere geldbron. Vroeger verscheen over een afstudeeronderwerp hoogstens een publicatie in H2O. Nu is dat niet voldoende. Er moet in interna-
tionale tijdschriften als Aqua, Water Research en Desalination gepubliceerd worden. We hebben ook een eigen tijdschrift: Drinking Water Engineering and Research. Het is een online journal, waartoe de gehele wereld toegang heeft. Mensen in ontwikkelingslanden behoeven dan niet die dure vakbladen te kopen.”
Hoe kijk je naar de ontwikkeling van de techniek?
“Het ideaal van een constante, hoogwaardige drinkwaterverzorging is breed verankerd. Technisch gezien is de uitvoering steeds beter geworden. Veiligheidsplannen moeten nog een extra garantie bieden. Huisman was ooit de inspirator van deze benadering en die is zo gebleven. De veranderingen zitten in de uitbreiding van onze kennis over stoffen en daarbij behorende zuiveringstechnieken. Vroeger was een DOC kleiner dan 3 mg/l voldoende. Nu moeten we weten welke stoffen deze DOC vormen en hoe we die kunnen verwijderen. De discussie over de waterketen vind ik niet zo belangrijk in dit verband, die over decentrale zuiveringen wel. De opzet van grote, centrale productieeenheden is prima om risico’s te vermijden. Eigen en kleine installaties verhogen deze risico’s. We hebben altijd gestaan voor grote zekerheid en dat moet zo blijven. Met risico’s voor de volksgezondheid mag je ook niet spelen. Zorgelijk vind ik de manier waarop met de uitkomsten van de benchmark wordt omgegaan. Men schiet door in het bezuinigen, het personeelsbestand van de drinkwaterbedrijven is het afgelopen decennium gehalveerd. Dat kan en moet niet zo doorgaan, anders komt de kwaliteit van het drinkwater in gevaar.”
ware-consortium. Dat maakt het mogelijk van elkaar alle colleges, dictaten, examensommen, etc. te kennen. Als vakgroep heb je vooral persoonlijk contact met andere hoogleraren in hetzelfde vakgebied. We organiseren eenmaal per jaar een High Quality Water-symposium, waarvoor we gericht mensen uitnodigen. We nemen natuurlijk ook deel aan IWA-congressen.”
Zijn jou ook dingen niet gelukt?
“Jan Vreeburg schrijft in het boek met de 100 afstudeerders en 25 promovendi dat ik mij altijd richt op datgene wat haalbaar is, niet op dat wat moeilijk is en niet kan.”
“Invloed benchmarking niet laten doorschieten”
Richten jullie je wel voldoende op de drinkwaterproblematiek op wereldniveau?
“De problemen in andere landen zijn deels gelijk, deels anders. Een aantal moet je met specifieke projecten aanpakken, zoals de arseenverwijdering in Bangladesh of de watervoorziening op het platteland in Afrika. Van alle studenten krijgen we te horen dat we hen een goede basiskennis verschaffen, waarmee zij in specifieke situaties oplossingen kunnen zoeken. De benadering in China is dezelfde als die hier. Daar wordt de ene membraanfiltratieinstallatie na de andere gebouwd. Ook in de grote steden van Afrika kiest men voor grote centrale installaties. Hoofdvraag voor ons is: wat is wetenschappelijk interessant, welke wetenschappelijke innovatie is mogelijk? Specifieke praktijksituaties vragen altijd maatwerk. Sommige studenten houden zich daar in hun stage mee bezig.”
Hebben jullie veel internationale contacten?
“Op universiteitsniveau zijn er overeenkomsten, bijvoorbeeld met het MIT e.a. over het vormen van een open course
“Ik ben tegen verschillen tussen nieuwe ontwikkelingen aangelopen. De Carrousel als nieuwe afvalwaterzuivering was veel breder inzetbaar dan de korrelreactor als nieuw systeem van drinkwaterzuivering. De korrelreactor is een heel selectief proces dat een goede voorbewerking vereist. Er is een groot verschil tussen calciumcarbonaat als korrelmateriaal en calciumfosfaat. Ik heb moeten leren dat je ieder proces in zijn eigen setting en zijn eigen omgeving moet bezien. Als je de basiskennis hebt, is het verder een kwestie van gezond boerenverstand om voor- en nadelen onder specifieke omstandigheden af te wegen.” “Die basiskennis, dat is mijn punt van zorg. Vakkennis in de bedrijven, ook op directieniveau is altijd een sterk punt geweest van de drinkwatersector. Doorwrochte kennis, mede gebaseerd op ervaring, verdwijnt als je ervan uitgaat dat je alles kunt uitbesteden. Die kennis heb je nodig om de inbreng van adviseurs te kunnen beoordelen, om zelf je koers te kunnen bepalen. Er worden steeds meer directeuren benoemd die geen drinkwaterachtergrond meer hebben.” “Ik ben sinds kort benoemd in de Raad van Commissarissen van Oasen en ontdekte dat het heel zinvol is dat er in zo’n Raad iemand zit met inhoudelijke kennis van het vakgebied. Directie en commissarissen bepalen tenslotte het beleid van de drinkwaterbedrijven en dus is inhoudelijke kennis op hoog niveau van groot belang.” “Verkoop van de bedrijven aan private partijen is gelukkig in de wet onmogelijk gemaakt. Laten we het denken aan decentrale varianten ook ver van ons houden en het concept van de grote centrale eenheden blijven volgen. Onze voorgangers zijn ons daarin voorgegaan en hebben daarmee de basis voor het huidige niveau van volksgezondheid gelegd. Maar het belangrijkste vind ik dat we moeten vasthouden aan vakkennis op hoog niveau in de bedrijven. Dat blijft onze succesfactor.” Maarten Gast H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 7
7
15-08-11 16:34
Microbioloog Dick van der Kooij met pensioen
“Bedrijfstakonderzoek essentieel om nagenoeg perfect drinkwater op peil te houden” Dick van der Kooij kwam In 1972 als eerste microbioloog in dienst bij de toenmalige hoofdafdeling Speurwerk van Kiwa in Rijswijk - later Kiwa Water Research en nu KWR Watercycle Research Institute - om onderzoek te doen voor de waterleidingbedrijven. Experimenteel bezig zijn is voor hem bijna 40 jaar een kerntaak geweest. “Praten is mooi, maar meten is weten en de enige manier om vast te stellen of nieuwe werkwijzen en technieken in de praktijk bruikbaar zijn”, aldus dr. ir. Dick van der Kooij. Onder zijn leiding is veel onderzoek verricht naar de oorzaken van nagroei en biofilmvorming in distributiesystemen. Al bijna 30 jaar is hij betrokken bij de problemen met Legionella in leidingwaterinstallaties. Sinds 1 juli is Dick van der Kooij met pensioen.
V
an der Kooij is opgegroeid op het platteland en zijn interesse voor groen en water zit ‘in zijn genen’. “Ik ging dan ook in Wageningen studeren. De vakken organische en fysische chemie vergrootten mijn belangstelling voor water. Met het vak microbiologie kwam alles bij elkaar. Groei van micro-organismen in water in samenhang met chemische en fysische
processen hebben mij sindsdien sterk geboeid”, zegt Van der Kooij. “Na mijn studie kreeg ik de mogelijkheid bij Kiwa op dit gebied voor de waterleidingbedrijven aan de slag te gaan en die heb ik meteen aangegrepen, ook vanwege het maatschappelijke belang van een goede drinkwatervoorziening. In de jaren ‘70 ontstond bij de waterleidingbedrijven grote behoefte aan
gezamenlijk onderzoek. De sterke groei van de bevolking en de industrie hadden tot gevolg dat het oppervlaktewater steeds meer verontreinigd raakte. Bovendien moesten veel nieuwe installaties voor de productie van drinkwater worden gebouwd. Het was een enorme uitdaging voor de waterleidingbedrijven om alle problemen aan te pakken. Ik werd aangetrokken om het microbiologisch
Stand van zaken rond nagroei bacteriën in drinkwatersystemen Op het landgoed Duin en Kruidberg in Santpoort werd afgelopen mei de internationale BTO-conferentie ‘Microbial growth in drinking water distribution systems and tap water installations’ gehouden. In totaal bezochten zo’n 100 mensen uit 16 landen deze conferentie.
Mark LeChevallier van American Water, één van de grootste drinkwaterbedrijven in de Verenigde Staten, en Yoshimasa Watanabe, emeritus hoogleraar aan de Hokkaido University in Sapporo (Japan) lieten zien dat het AOC-gehalte in het drinkwater in de Verenigde Staten en Japan veel hoger is dan in Nederland.
Deelnemers aan het congres met Dick van der Kooij in het midden.
Eén van de uitdagingen in deze landen is om de zuivering aan te passen, zodat het AOC-gehalte kan worden verlaagd en minder desinfectiemiddel (bijvoorbeeld chloor) hoeft te worden toegepast in het distributiesysteem. In Japan is voor dit doel een hybride membraansysteem ontwikkeld waarin tevens coagulatie, adsorptie en biologische oxidatie plaatsvindt. Binnenkort wordt dit membraansysteem in de praktijk getest. Mark LeChevallier presenteerde een variant van de AOC-bepaling die eenvoudiger is en minder tijd kost door toepassing van lichtgevende bacteriestammen. Gertjan Medema van KWR zette uiteen dat veilig drinkwater kan worden gedistribueerd zonder een desinfectiemiddel. Hij pleitte voor een verbetering van de controle van het drinkwater in het distributiesysteem op fecale verontreiniging. Volgens Hans-Curt Flemming van IWW in Mühlheim is vooral de binneninstallatie een belangrijke factor in biofilmvorming en groei van opportunistisch ziekteverwekkende organismen. Pseudomonas aeruginosa was in een biofilm op een leiding van koper ‘levend maar niet kweekbaar’, maar werd weer kweekbaar na toevoeging van een koperbindende stof. De tweede sessie had als onderwerp ‘water kwaliteitsproblemen in relatie tot nagroei’.
8
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 8
15-08-11 16:34
actualiteit bacteriën eten en dus ook aanwezig zijn in het drinkwater. Amoeben, een bepaald type protozoa, grazen op de biofilms in de leidingen en spelen een rol bij de groei van Legionella. Legionellabacteriën kunnen niet zelf in de biofilm groeien, maar wel amoeben infecteren, die vervolgens als gastheer dienst doen.” Het is volgens Van der Kooij daarom van belang ervoor te zorgen dat in leidingen heel weinig biofilm wordt gevormd. “Dan moeten de protozoa te ver lopen om een lekker hapje te vinden en is groei van Legionella in de biofilm bijna niet mogelijk.”
Dick van der Kooij
onderzoek op te zetten in het speurwerkprogramma van de waterleidingbedrijven. Nu noemen we dat het bedrijfstakonderzoek. De afgelopen decennia is in dit verband heel veel onderzoek uitgevoerd op allerlei gebieden. Het vakgebied microbiologie maakte in die periode een enorme ontwikkeling door. Voor de drinkwaterbedrijven zijn de moleculaire methoden om micro-organismen te detecteren en identificeren in het laatste decennium steeds belangrijker geworden”, aldus Van der Kooij.
Protozoa en biofilm
Barry Fields van het Centre for Disease Control and Prevention in Atlanta (Verenigde Staten) beschreef de kolonisatie van binneninstallaties door Legionella en toonde aan dat monochlooramine deze groei sterk beperkte. Bij een grote diversiteit van de bacteriële populatie in een koeltoren werd minder L. pneumophila waargenomen dan in koeltorens met een geringe diversiteit. Hij stelde dat onderzoek en beleid zich zouden moeten toespitsen op de meest virulente legionellasoorten. In zijn ogen is dat voornamelijk L. pneumophila en in ieder geval niet L. anisa.
Tijdens de laatste sessie van de eerste dag kwamen de oorzaken van nagroei en methoden om de biologische stabiliteit te meten aan bod. Anne Camper van Montana State University (Verenigde Staten) liet zien dat humuszuren zich kunnen binden aan gietijzer en leiding materialen van kunststoffen, waar ze door bacteriën deels worden afgebroken met biofilmvorming als gevolg. De resultaten toonden ook aan dat chloor in het drinkwater deze afbraak nog verder kon stimuleren.
Paul van der Wielen van KWR liet zien dat een aantal opportunistisch ziekteverwekkende micro-organismen aanwezig is in het Nederlandse drinkwater. Deze organismen kunnen zich waarschijnlijk vermeerderen in het drinkwaterdistributiesysteem. Hein van Lieverloo, van adviesbureau Viaeterna, hield een presentatie over ongewervelde dieren in drinkwater. Waterpissebedden vormen het grootste deel van de biomassa van deze organismen in het distributiesysteem. Dierlijke organismen in het distributiesysteem kunnen volgens Van Lieverloo het beste worden beheerst door de zuivering te optimaliseren, waardoor de aanvoer van biologisch afbreekbaar materiaal naar het distributiesysteem wordt verminderd.
Rinske Valster promoveerde 20 juni op de universiteit van Wageningen op het onderwerp ‘Free-living protozoa in drinking water supplies: community composition and role as hosts for Legionella pneumophila’. “Over protozoa die groeien in drinkwater was nog maar heel weinig bekend. Door met moleculaire methoden protozoa in verschillende typen drinkwater aan te tonen en te identificeren heeft Rinske veel informatie verzameld”, aldus promotor Van der Kooij. Protozoa zijn hele kleine beestjes die
Eveline Sack van KWR presenteerde resultaten van haar promotieonderzoek. Ze beschreef een bacteriestam die kan worden toegepast bij de AOC-bepaling voor het aantonen van lage concentraties van polysacchariden en eiwitten in water. Biofilmvorming met deze verbindingen in drinkwater verloopt relatief langzaam en minder efficiënt dan met laagmoleculaire organische verbindingen. Beate Hambsch van het Technologiezentrum Wasser (Karlsruhe) vertelde in haar presentatie dat er in Europa drie methoden zijn om de groeibevorderende eigenschappen van materialen te bepalen. Eén van deze methoden is de in Nederland ontwikkelde BPP-test. De drie methoden zullen binnenkort in een standaardisatieprotocol van CEN worden gepubliceerd. Dick van der Kooij eindigde de dag met een presentatie over nieuwe snellere methoden om
Het onderzoek van biofilms zal voortgezet worden, waarbij men met nieuwe moleculaire technieken kijkt of bij opwarming van het drinkwater - vooral in installaties en woningen en gebouwen gevaarlijke micro-organismen voorkomen. “De aandacht zal zich vooral richten op bacteriën en schimmels. Bepaalde schimmels die in water zijn waargenomen, kunnen gevaarlijk zijn voor mensen met sterk verminderde weerstand, bijvoorbeeld in ziekenhuizen. Onderzoek op dit gebied is daarom opgenomen in het programma van het bedrijfstakonderzoek (BTO). Protozoa die in het water groeien, staan in Nederland niet bovenaan het lijstje, omdat het drinkwater niet warm genoeg is voor groei van gevaarlijke soorten.” Voor het beperken van de biofilmvorming is het nodig afbreekbare stoffen uit het water te verwijderen. “In BTO-verband hebben we methoden ontwikkeld om de groei van bacteriën in water te meten. Ook is een aantal jaren geleden een methode ontwikkeld waarmee
de biofilmvorming en hoeveelheid biologisch afbreekbaar materiaal in drinkwater te meten Hij toonde tevens aan dat legionellabacteriën zich kunnen vermeerderen in biofilms die bij zeer lage AOC-concentraties worden gevormd. Op de eerste sessie van de tweede dag lag de nadruk op preventie van nagroei door waterbehandelingsprocessen en distributie. Michèle Prévost van Ecole Polytechnique de Montreal (Canada) presenteerde een kritisch overzicht van de betekenis van biologisch afbreekbaar organisch materiaal en bacteriën in drinkwater. Peter Huck van Waterloo University (Canada) deelde zijn ervaringen met het ontwikkelen van modellen om biologische filtratieprocessen te beschrijven. Eén van de modellen liet een goede relatie zien tussen praktijk- en model resultaten, maar in dit model werd een in de praktijk niet gebruikte parameter als stuurparameter gebruikt. Een aangepast model, met een praktijkgerichte parameter: de biofiltratiefactor, moet hier echter verandering in brengen. Jan Vreeburg van KWR toonde het belang aan van zelfreinigende distributiesystemen voor het beheersen van vervuiling. Deze aanpak heeft geleid tot discussies over de beschikbaarheid van bluswater. Toepassen van sprinklersystemen is een optie, waarbij de vraag is of hierin ongewenste nagroei kan optreden.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 9
9
15-08-11 16:34
standpunt dat L. anisa gevaarlijk is, is gebaseerd op literatuuronderzoek door het RIVM. Maar van de ongeveer 3.500 ziektegevallen die sinds de jaren ‘80 in Nederland zijn gerapporteerd, zijn er maar twee toegeschreven aan L. anisa. Wanneer je L. anisa als ziekteverwekkend betitelt, hebben wij nog wel een lijst met andere microorganismen die daarvoor meer in aanmerking komen. Jammer dat het niet is gelukt de overheid op andere gedachten te brengen!”
Afscheid
Tijdens het internationale BTO-congres over nagroeiproblemen in Santpoort in mei verkeerde Dick van der Kooij waarschijnlijk voor de laatste maal officieel tussen collega-wetenschappers.
je kunt bepalen in welke mate leidingmaterialen de groei van micro-organismen kunnen versterken. De overheid is nu bezig op basis van deze methode kwaliteitseisen voor leidingmaterialen vast te stellen. Dit blijkt echter een lastige opgave.”
Legionella
“Legionella is op dit moment verreweg de belangrijkste ziekteverwekker die kan groeien in leidingwaterinstallaties. Vorig jaar zijn in Nederland meer gevallen dan ooit gerapporteerd van legionellapneumonie, In de tweede sessie van de dag moesten de deelnemers aan het congres zelf aan de slag. Ze werden verdeeld over vijf themagroepen: opportunistisch ziekteverwekkende microorganismen, methoden voor biologische stabiliteit, distributie van drinkwater zonder desinfectiemiddel, optimalisatie van waterzuivering en optimalisatie van de drinkwaterdistributie. Aan de deelnemers werd gevraagd om een onderwerp binnen het thema op te schrijven waarvan zij vonden dat aanvullend onderzoek nodig is. In de komende maanden zullen de onderzoeksbehoeften van de vijf thema’s worden verwerkt tot een document (het Santpoort-document), dat een leidraad kan zijn voor toekomstig onderzoek naar microbiologische aspecten in drinkwater. Dick van der Kooij (KWR) concludeerde aan het eind van de conferentie dat uit de internationale kennisuitwisseling over de nagroeiproblemen opnieuw naar voren is gekomen dat verschillen bestaan in de aanpak met en zonder desinfectiemiddel, maar dat de noodzaak om nagroei te beperken, ook in binneninstallaties, door iedereen wordt onderkend.
Paul van der Wielen en Dick van der Kooij (KWR Watercycle Research Institute)
10
een levensbedreigende ontsteking van de longen. In de jaren voor 2000 werden gemiddeld 50 gevallen gemeld. In 2000 en de volgende jaren waren dat er, vooral door betere diagnosemethoden, ineens enkele honderden per jaar. Opvallend zijn de uitschieters in 2006 en 2010, jaren met een zeer warme zomer, met daarna perioden met veel regen. Na alle maatregelen die zijn genomen om leidingwaterinstallaties te verbeteren, is die toename niet te verklaren. Een afname had meer voor de hand gelegen.” Van der Kooij vermoedt daarom dat andere bronnen een belangrijke rol spelen bij de overdracht van gevaarlijke legionellabacteriën. “Gebouwgebonden koeltorens zijn mogelijk belangrijke besmettingsbronnen. In opdracht van de overheid draagt KWR bij aan het in kaart brengen van de rol van deze koeltorens.”
Legionella anisa ongevaarlijk
“Een probleem is dat bij het onderzoek naar Legionella in water gebruik wordt gemaakt van een methode waarmee verschillende legionellasoorten zijn aan te tonen. Maar niet alle kweekbare soorten kunnen ziekte veroorzaken. Dus als Legionella wordt aangetoond wil dat niet altijd zeggen dat sprake is van een gevaarlijke situatie. In 2007 hebben we er al op aangedrongen alleen te kijken naar de gevaarlijke Legionella pneumophila, die overigens ook weer variëteiten kent die niet allemaal even gevaarlijk zijn. Gebleken is dat, als we alleen naar L. pneumophila kijken, veel minder installaties niet in orde zijn. Daardoor zijn installaties waaraan wel wat moet worden gedaan, efficiënter aan te pakken. De overheid was en is echter niet bereid deze visie over te nemen. Onlangs is er zelfs een schepje bovenop gedaan door de veel voorkomende soort Legionella anisa, die wij ongevaarlijk vinden, expliciet als ziekteverwekker op te nemen in de Regeling legionellapreventie van het nieuwe Drinkwaterbesluit. Deze bacterie wordt regelmatig in het drinkwater waargenomen. “Er kan hierdoor verwarring ontstaan over de veiligheid van het drinkwater en dat is onnodig en onverstandig”, meent Van der Kooij. “Het
Een afscheidscongres wil hij het niet noemen, maar het internationale BTO-congres ‘Microbial growth in drinking water distribution systems and tap water installations’ afgelopen mei in Santpoort was zijn laatste BTO-project. “De opzet was om een aantal deskundigen die ik in de loop der jaren heb leren kennen en die zich bezighouden met nagroeiproblemen, uit te nodigen om te horen hoever zij zijn op dit gebied en welk onderzoek nog nodig is. Uit deze internationale kennisuitwisseling is naar voren gekomen dat iedereen de noodzaak onderkent om nagroei te beperken - vooral ook in binneninstallaties - en dat er verschillen zijn in de aanpak met en zonder desinfectiemiddel” (zie voor het verslag van de conferentie het kader). De voordrachten van het congres zullen in boekvorm verschijnen. “Het boek geeft goed weer hoe ver men is in de Verenigde Staten, Canada, Japan en Europa. Ik beschouw het als een mooie afronding van mijn werk, naast nog enkele promoties en publicaties. Het zijn de laatste losse eindjes. Dat wil niet zeggen dat ik me niet meer met mijn vak zal bezighouden, maar ik hoef geen initiatieven meer te nemen voor het opzetten van nieuwe onderzoeken.”
Voorop lopen
Van der Kooij besluit zijn verhaal over zijn actieve periode positief. “Ik zal niet zeggen dat we het beste drinkwater van de wereld hebben, maar door het gezamenlijk onderzoeksprogramma, dat uniek is in de wereld, en de toepassing van de daarbij verkregen kennis door de waterleidingbedrijven lopen we wel voorop. De nagroei en biofilmvorming zijn aanzienlijk verminderd en de kennis over het bereiden en distribueren van veilig drinkwater is enorm uitgebreid en geïmplementeerd.” Volgens Van der Kooij is het drinkwater in Nederland nagenoeg perfect en het consumentenvertrouwen heel groot, maar de drinkwaterkwaliteit blijft desondanks een gevoelig thema. “Op de juiste manier communiceren met de buitenwereld over mogelijke bedreigingen van de waterkwaliteit is en blijft daarom van het grootste belang. Van de waterleidingbedrijven wordt verwacht dat ze duidelijke antwoorden kunnen formuleren op beweringen vanuit de samenleving of vragen van journalisten. Lukt dat niet, dan is dat slecht voor het imago van de bedrijfstak. Gebleken is dat het bedrijfstakonderzoek essentieel is bij het voorkomen en oplossen van problemen. Ik ga ervan uit dat de waterleidingbedrijven dit ook zo zien.”
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 10
15-08-11 16:34
actualiteit/verslag Fecale indicatoren: probleem of oplossing? ‘Faecal indicators: problem or solution?’ luidde de titel van een driedaags congres met 149 deelnemers uit 22 landen, dat begin juni in Edinburgh plaatsvond. De Nederlandse deelname bestond uit acht personen van PWN en Vitens, Waterleiding Laboratorium Noord, Het Waterleidinglaboratorium en KWR. Centraal stond het gebruik van coliformen en E. coli als fecale indicatoren en het management van microbiologische veiligheid van drink- en recreatiewater. Veel aandacht was er vooral voor de toename van microbiolo gische bedreigingen in de vorm van ‘nieuwe’ pathogenen en de grotere verspreiding. Ook de mogelijkheden om pathogenen te meten en de relatie met de (nieuwe) fecale indicatoren kwamen ruimschoots aan bod.
I
ngegaan werd op het gebruik van fecale indicatorbacteriën (FIB) bij de microbiologische analyse van drinkwater en waterveiligheidsplannen, en de ontwikkeling van statistische modellen om beleidsmakers te ondersteunen. Joan Rose, David Kay en Nick Ashbolt presenteerden overzichten van deze nieuwe ontwikkelingen en wetenschappelijke uitdagingen. De twee belangrijkste dilemma’s met betrekking tot het gebruik van fecale indicatoren voor de bescherming van de volksgezondheid zijn hoe ze zich verhouden tot het voorkomen van pathogenen en de ‘traagheid’ van de traditionele analysetechnieken. De relatieve waarde van E. coli en enterococcen voor incidentenbeheer, zoals kruisverbindingen met afvalwater, werd aangetoond in een Finse bijdrage (Miettinen). De ‘signaalfunctie’ van FIB is bij routinemeetprogramma’s beperkt maar blijft bij een besmetting van belang. Vanwege het verschil in verspreiding en persistentie tussen FIB’s en pathogenen (geen persistente C. perfringens gemeten) kan men bij dit soort incidenten niet volledig vertrouwen op E. coli en enterococcen. Paul Hunter toonde aan dat kleine watervoorzieningen gevoelig zijn voor fecale besmetting. Deze bleken in Schotland
duidelijk meer FIB-positief dan centraal geleverde drinkwatervoorzieningen. Besmettingen van kleine grondwater systemen in Finland met pathogenen en FIB werden gecorreleerd aan omgevingsfactoren van de winningen (Pitkänen). Dit vraagt om een groter kwaliteitsbewustzijn. Nick Ashbolt introduceerde QMRA (kwantitatieve analyse van de microbiologische veiligheid van drinkwater), waarbij in plaats van FIB selectief pathogenen in bronnen (oppervlaktewater) worden gemeten naar hun belang voor de gezondheid en het voorkomen van piekverontreinigingen. Wim Hijnen (KWR) presenteerde het meten van verwijdering van FIB inclusief persistente Clostridium-sporen en somatische colifagen in een zuivering en in een pilotinstallatie als een essentieel onderdeel van een lokaal specifieke QMRA en waterveiligheidsplannen. Om de microbiologische veiligheid van een systeem directer te kunnen sturen en borgen, werd het gebruik van actuele gegevens als belangrijk alternatief voor FIB meten gepresenteerd. In een andere bijdrage werd QMRA toegepast op het risico van Campylobacter in regenwatersystemen. Veel aandacht werd besteed aan nieuwe indicatoren en moleculaire meettechnieken
(PCR). Mark Sobsey presenteerde een bijdrage over somatische en F-RNA-colifagen, die veel aanwezig zijn in feces maar niet groeien in het milieu, als alternatieve fecale indicatoren. Nieuwe technieken om menselijke en dierlijke virussen in waterbronnen te meten en de verwijdering van virussen in de waterzuivering te bepalen, werden gepresenteerd (Girones), alsmede het meten van FIB met qPCR in recreatiewater (Kinzelmann, Meijer) en van E. coli met fluorescentie in situ hybridisatie. Onderzoeksresultaten met deze methode tonen aan dat rekening moet worden gehouden met de interactie en overleving van E. coli in de biofilm (Juhna). Het antwoord op de hoofdvraag van het congres, of fecale indicatoren een probleem of oplossing vormen, was dat ze een probleem kunnen zijn in relatie tot de keuze van de analysemethode en de interpretatie, maar dat ze ook een deeloplossing vormen voor het management van de microbiologische veiligheid van (drink- en recreatie-) water. Wim Hijnen (KWR Watercycle Research Institute) Gerhard Wubbels (Waterleiding Laboratorium Noord)
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 11
11
15-08-11 16:34
Praktische consequenties van de Regeling Materialen en Chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening “Er zijn nog wel enkele stappen te zetten voordat alle praktische consequenties van de nieuwe regeling voor iedereen helemaal duidelijk zijn”. Dat concludeerde dagvoorzitter Ger Ardon na afloop van het symposium dat Kiwa in juni jl. hield over de Ministeriële Regeling Materialen en Chemicaliën Drinken warm tapwatervoorziening. Deze regeling van het ministerie van Infrastructuur en Milieu trad afgelopen juli in werking, samen met de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit en enkele andere regelingen.
N
ieuw in de regeling, die een eerdere versie uit 2003 vervangt, is dat deze nu ook geldt voor (samengestelde) producten van metaal en voor cement, naast uitbreiding met de criteria microbiologie en organoleptiek (zie voor een uitgebreide inhoudelijke toelichting op de nieuwe regeling het artikel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu één van de volgende nummers van H2O). Ruim 100 belangstellenden woonden het derde Kiwa-Watersymposium in Apeldoorn bij, zowel gebruikers en toepassers uit de drink- en installatiesector als fabrikanten en leveranciers van drinkwaterproducten. Uit de presentaties en de daarop volgende discussie kwam naar voren dat van alle betrokkenen pragmatisme wordt verlangd om de laatste onduidelijkheden binnen het gestelde tijdpad weg te nemen. De overheid heeft aangegeven prioriteiten te willen stellen. Hiervoor is het nodig dat de (potentiële) certificaathouders op korte
12
termijn (aanvullende) recepturen aanleveren van hun producten, zodat snel duidelijk wordt waar de grootste knelpunten zitten. Het is aan Kiwa om in deze relatief korte periode het aanvraagproces optimaal te faciliteren. Nationaal is in de afgelopen jaren via het project Ontwikkeling ATA-systeem de regeling uit 2003 qua bereik en criteria uitgebouwd. Parallel daaraan is in Europa het European Acceptance Scheme ontwikkeld. Toen implementatie hiervan niet haalbaar bleek, is ingezet op convergentie van nationale beoordelingssystemen, met wederzijdse erkenning als einddoel. Nederland loopt daarin nu met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk voorop. Begin dit jaar tekenden de vier landen daartoe formeel een samenwerkingsovereenkomst. Voor producten in contact met drinkwater heeft de Europese Unie het hoogste niveau van certificeren opgelegd: het AoC1+-niveau (Attestation of Conformity). Nederland volgt
deze werkwijze momenteel als één van de weinige landen volledig; bij de convergentie van Europese systemen zal het vasthouden daaraan waarschijnlijk een hard onderhandelingspunt vormen. Aldus Wennemar Cramer namens het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Vewin ondersteunt in grote lijnen de uitgebreide regeling en ook de convergentie van beoordelingssystemen binnen Europa. Wel wenst de drinkwatersector een evenwichtige balans tussen een goed beschermingsniveau en het voorkomen van onnodige beperkingen in de bedrijfsvoering. Dit is haalbaar door erkenning van buitenlandse certificaten, onder handhaving van het huidige beschermingsniveau, aldus Jan Luijten. De nieuwe ministeriële regeling biedt ruimte voor de erkenning van buitenlandse kwaliteitsverklaringen als ‘gelijkwaardig’. Het is uiteindelijk aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu om vast te stellen hoe hieraan procedureel en inhoudelijk invulling wordt gegeven.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 12
15-08-11 16:34
verslag Aan één van de voorwaarden voor wederzijdse erkenning is de afgelopen jaren in Europees verband (CEN TC164 Werkgroep 9) hard gewerkt aan het samenstellen en het onderhoud van EN-normen voor drinkwaterchemicaliën.
producten en emailles en compositielijsten voor roestvaststalen- en aluminiumlegeringen. Ook de conversiefactoren voor samengestelde producten en de (micro) biologische criteria moeten nog (verder) worden uitgewerkt.
Wat zijn de consequenties van de nieuwe regeling voor een watermeter als samengesteld product met veel varianten? Een uitgevoerde quick scan heeft volgens Joop Groeneveld (Itron) laten zien dat de kosten van extra testen voor hun watermeters waarschijnlijk ‘overzienbaar’ zijn. Vragen leven nog ten aanzien van het effect op bestaande afspraken over uitfaserende typen en de lengte van de overgangstermijn in relatie tot de eventuele noodzakelijk ombouw van productielijnen. Ook de verhouding tussen de regeling en wat mogelijk wordt afgesproken bij de convergentie van systemen is een vraagpunt: nu strenger en later weer minder streng?
Bij aanvragen onder de nieuwe regeling zal het zaak zijn alvast zoveel mogelijk gegevens over het product aan te leveren. Richard Meijburg van Kiwa Nederland verwacht dat door gespreide opdrachtverlening, en omdat vaak al veel bekend is, Kiwa de komende tijd voldoende test- en auditcapaciteit heeft. Producten met Kiwa-keur die volgens de nieuwe regeling worden gecertificeerd, zullen worden voorzien van het speciaal daarvoor gehanteerde Kiwa-watermerk. Het ATA-certificaat van Kiwa is momenteel de enige door de overheid erkende kwaliteitsverklaring, zoals bedoeld in de regeling.
Volgens het Nederlandse beoordelings systeem stelt de rijksoverheid de toelatingseisen voor de producten vast, daarbij geadviseerd door een Commissie van Deskundigen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Kiwa certificeert vervolgens op basis van die toelatingseisen. Cruciaal in het beoordelingssysteem is het toepassen van de conversiefactor voor een product. Hiermee worden de concentraties uit de testen omgezet naar in de praktijk te verwachten concentraties aan de tap. Volgens Lambert van Breemen (ATA-groep van Kiwa) moet de Commissie van Deskundigen nog wel een aantal onderdelen van de regeling invullen, zoals het beoordelingsbeleid voor cementhoudende
Vragen
• Waarop berust de onderbouwing van de conversiefactoren? Deze berusten op een theoretische benadering om de ‘werkelijkheid’ zo dicht mogelijk te benaderen van de kwaliteit van het drinkwater aan het tappunt. Hierbij wordt rekening gehouden met het contact oppervlak en contacttijd van het product met het drinkwater in het totale drinkwatersysteem van bron tot tap. Deze ‘vertaalslag’ zal zo blijven maar het simuleren van de praktijk kent een doorgaand proces van verbetering; • Hoe snel kunnen verouderde compositielijsten worden geactualiseerd? Actualisatie kan relatief snel plaatsvinden, afhankelijk van de Commissie van
Deskundigen, de juridische capaciteit bij het ministerie Infrastructuur en Milieu en de tijd die nodig is voor notificatie in ‘Brussel’; • Waarop is de keuze voor een overgangsperiode van twee jaar, waarbinnen iedere geadresseerde aan de regeling moet voldoen, gebaseerd? De overgangsperiode is op pragmatische gronden gekozen. Tegen het einde van de periode zal de Commissie van Deskundigen de stand van zaken beoordelen; • Hoe wordt de regeling gehandhaafd? Handhaving is een punt van aandacht: de categorieën eigenaren van drinkwaterbedrijven en collectieve installaties kunnen vrij direct door de VROM-Inspectie worden aangesproken. Overige betrokkenen zullen door middel van voorlichting moeten worden overtuigd van het volksgezondheidsbelang. Het College van Deskundigen Waterketen, waarin ook de drinkwaterbedrijven en de installatiesector zijn vertegenwoordigd, heeft op dat punt een belangrijke taak. Het nieuwe Kiwa-watermerk zal daarbij de gewenste kwaliteit zichtbaar maken; • Zijn producten zonder ATA uit bouwmarkten te weren? Dat is op basis van de regeling niet mogelijk: deze richt zich op het gebruik van producten en niet op de verkoop ervan. De regeling spreekt een aantal categorieën eigenaren daarbij rechtstreeks aan. Voor wat betreft de woningbouw is een belangrijke taak weggelegd voor projectontwikkelaars en de installatiesector.
Kees Poortema (Kiwa Nederland)
Optimalisatie en nieuwe toepassingen ozon en UV Afgelopen mei woonden ongeveer 500 wetenschappers, leveranciers en eindgebruikers uit de hele wereld in Parijs het gezamenlijke congres van de International Ozone Association en de International Ultraviolet Association bij. Uit de in totaal 335 inzendingen waren 278 bijdragen uit 45 landen geselecteerd, die in 15 sessies werden gepresenteerd. Internationale samenwerking blijkt steeds belangrijker te worden: bij 59 presentaties waren onderzoekers uit meerdere landen betrokken. Negen presentaties waren afkomstig uit Nederland.
D
e toepassing van ozon en UV speelt een belangrijke rol in de zuivering van (afval)water. Wereldwijd neemt het gebruik van ozon toe, maar in Nederland stagneert de toepassing voor waterzuivering. Daar staat tegenover dat hier juist UV steeds meer wordt toegepast. Voor desinfectie van water zijn beide processen algemeen geaccepteerd en ook voor luchtbehandeling worden ze in toenemende mate toegepast. Verder tekent zich een verschuiving af van desinfectie naar de omzetting en verwijdering van organische microverontreinigingen. Dit bleek ook uit het feit dat ‘Advanced Oxidation Processes’ (AOP’s) verreweg de grootste sessie was binnen dit congres. Binnen AOP’s bestond veel aandacht voor de mogelijke vorming van bijproducten. Hierbij ging het niet alleen om welke verbindingen gevormd kunnen worden bij de omzetting
van een bepaalde microverontreiniging met behulp van UV-licht (al dan niet in aanwezigheid van chloor), maar ook om het mogelijke effect van dergelijke bijproducten, en hoe deze bijproducten zelf weer effectief verwijderd kunnen worden. Over dit onderwerp werden drie Nederlandse presentaties gegeven: Bram Martijn van PWN, Karin Lekkerkerker-Teunissen van Dunea en Minne Heringa van KWR lieten zien dat enerzijds bijproducten gevormd kunnen worden, maar dat die anderzijds relatief eenvoudig door middel van adsorptieprocessen weer verwijderd worden. Hierdoor ontstaat een robuust en veilig zuiveringsproces. Veiligheid speelt ook een belangrijke rol bij desinfectie. Om de veiligheid te waarborgen, zijn een goed UV-reactorontwerp en UV-validatie essentieel waarin modellering een belangrijke functie heeft. Deze onderwerpen
kwamen in Parijs ook uitgebreid aan bod: onder andere Alexander Cabaj (Universiteit Wenen), Paul Buijs (Berson UV-techniek) en Bas Wols (KWR) gaven presentaties over de ontwikkelingen op dit gebied. In dat licht groeit de aandacht voor de toepassing van model predictive control, waarmee de online bewaking van de desinfectiecapaciteit beter en gemakkelijker wordt. Dat er nog veel te optimaliseren is in UV-technologie bewees Karl Linden (Universiteit van Colorado), die liet zien dat bij toepassing van middendruk UV-lampen adenovirussen effectiever kunnen worden geïnactiveerd dan met behulp van lagedruk UV-lampen, waar de regelgeving tot nu toe op gebaseerd is. Roberta Hofman-Caris (KWR Watercycle Research Institute) Guus IJpelaar (Royal Haskoning) H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 13
13
15-08-11 16:34
Rogier Burger (17) presenteert duurzaam afvalwaterconcept tijdens World Water Week in Stockholm Afvalwater op een milieuvriendelijke, duurzame en kosteneffectieve manier zuiveren, waarbij terugwinning van energie en grondstoffen centraal staat en het gebruik van chemicaliën wordt vermeden. Rogier Burger (17) combineert bestaande technieken en nieuwe inzichten in een profielwerkstuk dat hem de titel Knapste Waterhoofd 2011 van het Netherlands Water Partnership heeft opgeleverd. Volgende week presenteert hij zijn schematisch concept tijdens de World Water Week in Stockholm aan de internationale vakjury die jaarlijks de Stockholm Junior Water Prize toekent. tien keer groter is dan nodig en nog moeten we overstorten als het echt heel hard regent!” Burger, die daarom gescheiden opvang van afvalwater propageert, heeft om een indruk te krijgen de afvalwaterzuivering in Leeuwarden bezocht. “Die behoort tot de top 3, maar de schema’s leken met de allereerste computer gemaakt te zijn. Een ketel en een ‘innovatieve’ dateerden uit de jaren ‘70. Hoe kan dat?” Doordat rwzi’s een enorme capaciteit moeten hebben, zijn het volgens Burger logge installaties. “Renovatie kost een enorm bedrag, maar is niet nodig wanneer we afvalwater op lokaal niveau gaan behandelen.”
Rogier Burger tijdens de presentatie van zijn profielwerkstuk voor Knappe Waterhoofden.
I
“ k denk dat mijn verhaal redelijk sterk in elkaar zit. Zeker omdat ik in Zweden de resultaten kan presenteren van onderzoek dat ik bij Wetsus heb verricht en een gedeelte van de opstelling kan laten zien die daar voor me is gebouwd,” aldus Rogier Burger. “De huidige manier van afvalwaterbehandeling vergt enorm veel energie. Bovendien is heel veel capaciteit nodig om alles te zuiveren”, constateert Burger. Tijdens dat zuiveringsproces gaat een groot aantal bruikbare stoffen verloren, simpelweg omdat die uitsluitend als afval worden gezien. “Ik noem dat het cradle-to-grave-concept. Dat energieverlies komt mede doordat wij nog gebruik maken van een soort centraal systeem, waarbij transport heel belangrijk is en warmteterugwinning onmogelijk. Ik woon in Reahûs, een dorpje in Friesland met 180 inwoners. Het afvalwater wordt in het dorp zelf ingezameld en vervolgens naar Bolsward gepompt, een traject van twaalf kilometer. Dat dit gebeurt is onvoorstelbaar, zeker als je weet dat de helft uit gewoon regenwater bestaat, dat helemaal niet gezuiverd hoeft te worden. De capaciteit van het riool en de rwzi is daar echter wel op afgestemd. Ik heb uitgerekend dat de installatie in Bolsward
14
“We verwijderen de stoffen uit ons afvalwater ook nog eens met behulp van chemicaliën, wat door de neerslag ervan een enorme slibproductie oplevert.” De verwijdering van dat slib slokt een derde van de totale kosten van afvalwaterzuivering op. “Ontwatering van het slib gebeurt in zeer gecompliceerde installaties. Vervolgens wordt het verbrand of gestort, ondanks het feit dat er zelfs schaarse materialen in voorkomen.” “Bij voortzetting van de huidige manier van afvalwaterzuivering zal de toekomst er niet al te rooskleurig uitzien. We staan vlak voor een energiecrisis, het klimaat verandert en grondstoffen raken op en worden onbetaalbaar. Bovendien staat de economie er niet zo goed voor. Ingrijpende renovaties zijn nodig om de installaties te laten voldoen aan de nieuwe wetgeving”, zegt Burger. “De noodzaak tot het anders inrichten van de afvalwaterzuivering is dan ook hoog. Bijvoorbeeld door grondstoffen op milieuvriendelijke wijze zonder chemicaliën terug te winnen en her te gebruiken. Maar ook door afvalwater niet over grote afstanden te transporteren en het energieverbruik en dus de uitstoot van kooldioxide te reduceren.”
Gescheiden inname afvalwater
In zijn concept DEMA (Decentralised Ecologic Manufacture) oftewel Don’t ‘waste’ water; reduce, reuse, recycle, geeft Burger de weg aan die wij moeten volgen: reduceren, hergebruiken, recyclen. Gescheiden inname van warm, licht geconcentreerd grijs water en zwaar vervuild zwart water maakt recycling en hergebruik mogelijk en grootschalige renovatie van zuiveringsinstallaties overbodig. De behandeling van het grijze water vindt met
behulp van algen en bacteriën plaats bij de woning, waardoor het water opnieuw is te gebruiken en warmte niet verloren gaat. Dat spaart energie en kosten. “Warmteterugwinning bij de bron (dus bij de gebruiker) is ontzettend belangrijk voor een duurzaam concept, 25 procent van het energieverbruik van huishoudens zit namelijk in het opwarmen van water. Dat stroomt nu het riool in en koelt direct af.” In het concept van Rogier Burger gaat het zwarte water naar een collectieve installatie, waar het een innovatieve behandeling krijgt die is gebaseerd op anaerobe degradatie. Het resultaat is biogasproductie. “Als we alle biomassa uit ons afvalwater omzetten in biogas, kunnen we voorzien in de gasbehoefte van 400.000 mensen”. Door energieverbruik te verminderen en energieproductie te vergroten, neemt het gebruik van fossiele brandstoffen af en kan de zuivering CO2-neutraal opereren. Door middel van een tweede behandeling met algen of door gebruik te maken van een struviet- en anammoxreactor zijn de materialen terug te winnen. “De zuiveringsinstallatie verandert op die manier in een leverancier van grondstoffen. Nutriënten als fosfor zijn goud waard voor landen waar deze stof te weinig in de bodem voorkomt. Het fosfor in afvalwater voorziet in 20 procent van de wereldbehoefte.” Ook metaalterugwinning is met de installatie van Rogier Burger mogelijk. “DEMA is duurzaam en wereldwijd toepasbaar. Bijkomend voordeel is dat regionale afvalwaterzuiveringen veel goedkoper en gemakkelijker te construeren zijn. Transport van afvalwater over grote afstanden hoeft niet meer, terwijl slechts relatief dunne leidingen nodig zijn om de kleine hoeveelheden huishoudelijk afvalwater te verzamelen. De potentie is enorm. Voor landen als India, waar tweederde van de bevolking nog geen toilet heeft, komt goede afvalwaterbehandeling eindelijk binnen bereik.” Voor zijn profielwerkstuk heeft Burger verschillende projecten bezocht die op onderdelen lijken op het zijne. “Mijn bezoek aan Wetsus was een verkenning om te zien wat ik zou kunnen gebruiken om afvalwater te zuiveren. Daarna heb ik mij verdiept in de mogelijkheden van afvalwater en ben ik gaan combineren. Nu moet nog worden onderzocht of mijn schematisch concept in
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 14
15-08-11 16:34
actualiteit de praktijk toepasbaar is. Met name voor het zwartwatergedeelte kan ik daarvoor nog wel een sponsor gebruiken”, lacht Burger.
Watertechnologen
Rogier Burger woont sinds vier jaar in Reahûs. Daar is hij geïnteresseerd geraakt in water. “Onze buren zijn allemaal watertechnologen. Door gesprekken met hen ben ik erachter gekomen dat water een groot vlak bestrijkt en er heel veel te doen is op dat gebied. Daarom bedacht ik dat het voor mijn werkstuk aardig zou zijn te proberen een lokale zuivering te creëren voor het dorp. Daar ben ik steeds verder in gegaan. Een docente, die ook een dag per week bij Wetsus werkt, Brechje van Rij, had van de wedstrijd Knappe Waterhoofden gehoord. Ik heb die kans gegrepen, omdat die goed aansloot op waar ik mee bezig was. Zij heeft me begeleid. Na mijn presentatie in Stockholm ga ik civiele techniek en technische bestuurskunde studeren aan de TU Delft.” Uiteindelijk hoopt Rogier Burger, zo vermeldt hij in zijn volledig in het Engels geschreven profielwerkstuk, een bijdrage te kunnen leveren aan het oplossen van (watergerelateerde) problemen overal ter wereld.
Europese subsidie voor RainGain De TU Delft gaat deelnemen aan het project RainGain, dat recent een Europese subsidie toegewezen kreeg. Het gaat daarbij onder meer om het plaatsen van een regenradar in Rotterdam. Daardoor kan men neerslagpatronen in de stad veel nauwkeuriger meten en daar het stedelijke waterbeheer beter en efficiënter op inrichten, zoals de sturing van gemalen, het inzetten van waterberging (de waterpleinen in Rotterdam) en een lokaal weerbericht.
D
e Nederlandse partijen in het project zijn naast de gemeente Rotterdam de Provincie ZuidHolland en vanuit de TU Delft de faculteiten Civiele Techniek en Geowetenschappen (afdeling Watermanagement) en Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (afdeling Remote sensing). Daarnaast wordt samengewerkt met Belgische, Franse en Britse partijen. Volgens Marie-Claire ten Veldhuis van de TU Delft is het doel van dit project het verkrijgen van gedetailleerde gegevens over piekneerslagen en wateroverlast op stedelijke schaal, een schaalniveau waarvoor zulke informatie tot op heden ontbreekt. Door klimaatverandering nemen de extremen van zowel de dagelijkse als de uurneerslag sterk toe. Gedetailleerde neerslag- en wateroverlast gegevens zullen waterbeheerders in de stad (beter) in staat stellen adequaat te reageren op hevige neerslag en schade door wateroverlast te voorkomen. Regenradars zijn de enige meetinstrumenten die neerslagmetingen op de benodigde tijd- en ruimteschalen kunnen leveren die voor dit doel nodig zijn. Deze techniek is pas recent ontwikkeld tot op het detailniveau dat voor stedelijk gebied nodig is. De innovatieve techniek wordt geïmplementeerd in de waterbeheerpraktijk in de pilotlocaties van de deelnemende landen. De nieuwe radars zijn voorzien voor Rotterdam en Parijs. Een
vergelijkbare techniek is enkele jaren geleden al in Leuven geïnstalleerd. De neerslagdata leveren gedetailleerde informatie over piekneerslagen aan de stedelijke waterbeheerders, op tijd- en ruimteschalen die kritisch zijn voor de snelle stedelijke afvoerprocessen. De informatie wordt toegepast in wateroverlastmodellen voor de pilotlocaties in de vier deelnemende landen om effectieve oplossingen te
ontwerpen voor een betere bescherming tegen wateroverlast, zoals waarschuwingssystemen en optimalisatie van bergings capaciteit. Deze worden dan getest op basis van de gedetailleerde neerslagdata en wateroverlastmodellen. De eindgebruikers worden getraind in het gebruik van de regendata en de modellen, zodat ze deze na het project kunnen blijven toepassen in hun praktijk. H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 15
15
15-08-11 16:34
Australische lessen voor de Nederlandse zoetwatervoorziening Al kwam Australië dit voorjaar vooral in het nieuws door overstromingen, normaal gesproken is te weinig water op dit continent het probleem. Australiërs leven al eeuwen met waterschaarste. Het waterbeheer en -beleid ten aanzien van de zoetwatervoorziening heeft daar dan ook niet stilgestaan. De stroomgebiedsautoriteit van het Murray Darling River Basin (MDBA) (zie kader) in het zuidoosten van het continent heeft sinds de jaren negentig een goedwerkend systeem voor waterrechten. De nieuwe uitdaging is het vinden van een balans tussen watergebruik voor irrigatie van landbouwgronden en het in stand houden van ecologisch waardevolle natuurgebieden. De MDBA maakt daartoe een stroomgebiedsbeheerplan. Gert-Jan de Maagd, senior beleidsmedewerker bij DG Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, werkte eind vorig jaar twee maanden bij deze stroomgebiedautoriteit om te zien wat we in Nederland kunnen leren van de Australiërs.
I
n het Nationaal Waterplan is een actieplan voor de zoetwatervoorziening aangekondigd als onderdeel van het Deltaprogramma. Inmiddels is men volop bezig hier invulling aan te geven. Het is daarbij nadrukkelijk ook de bedoeling om te leren van andere landen. In verband hiermee heeft ondergetekende als onderdeel van een levensloopverlof twee maanden in Australië onderzoek gedaan naar het zoetwaterbeheer en zich daarbij vooral de vraag gesteld wat wij daarvan in Nederland kunnen leren voor het Deltaplan Zoetwater.
(Internationale) afspraken over waterverdeling
Australische waterdeskundigen hebben in de meeste gevallen moeite zich iets voor te stelen bij waterschaarste in Nederland of Noordwest-Europa als geheel. Na enig doorpraten over klimaatscenario’s en droogte in de toekomst, is men van harte bereid om mee te denken over de vraag wat een land als Nederland van Australië kan leren. Eén van de eerste dingen die hierbij naar voren komt, is dat zij zich moeilijk voor kunnen stellen dat Nederland bijvoorbeeld in Rijnverband geen afspraken heeft gemaakt over de verdeling van zoet water. Voor de Murray-Darling bestaan deze afspraken al sinds 1901. En inderdaad, het zwaartepunt van internationale waterkwantiteitsafspraken Gert-Jan de Maagd aan de oever van de Murray.
ligt in Rijn- of Maasverband veel meer op waterveiligheid en realistische maximale afvoeren om daarop de dijken te kunnen dimensioneren. Met Vlaanderen is er voor de Maas wel het één en ander geregeld in het Maasafvoerverdrag (zie H2O nr. 2, pag. 11). Een vaak gehoord advies is om juist nu, omdat de problemen niet acuut zijn, internationaal afspraken te maken over de verdeling van zoet water in tijden van schaarste.
Gesloten massabalans
Een incompleet beeld van de waterconsumptie speelt Australië absoluut parten. Met name grondwaterextracties zijn in de meeste gevallen niet bemeterd. Daarnaast hebben boeren het gewoonterecht om op hun eigen terrein regenwater achter te houden ten behoeve van huishoudelijk gebruik en veedrenking. Daarin is echter een enorme wildgroei ontstaan, waarbij de relatie met wat redelijkerwijs nodig kan zijn voor eigen gebruik, verloren is gegaan. Ook bij boomkwekerijen en commerciële bosteelt geldt dat afvoer van regenwater richting grondwater of rivier wordt onderbroken. Het gaat om aanzienlijke hoeveelheden ten opzichte van de totale massabalans. Onduidelijkheid over waar het water blijft, verstoort de discussie over de verdeling van het zoete water. In Nederland zou dit ook een rol kunnen gaan spelen. Al gaat het dan om
andere zaken dan in Australië. Te denken valt aan een onvolledig kwantitatief zicht op in- en uitlaatpunten tussen rijkswateren en regionale wateren. Ten behoeve van het Europese zoetwaterbeleid is het belangrijk voldoende rekening te houden met bijvoorbeeld de invloed van illegale grondwateronttrekking ten behoeve van de landbouw. Hier speelt natuurlijk ook de door de Kaderrichtlijn Water vereiste kostenterugwinning een belangrijke rol. Om boeren een gelijk speelveld te geven, is het zaak dat zij een reële, eerlijke prijs voor het water betalen.
Integrale aanpak
Toen in 1995 de bovengrens werd afgekondigd (zie kader), werd het belang van integraliteit onvoldoende onderkend. Een gevolg van de bovengrens voor het gebruik van oppervlaktewater was een sterke groei in de onttrekking van grondwater. De National Water Commission heeft vervolgens in 2005 geadviseerd om, ook bij onvolledig inzicht in de hydrologische situatie, volledige connectiviteit te veronderstellen tussen oppervlaktewater en grondwater. Deze aanbeveling is leidend geweest bij het opstellen van het stroomgebiedsbeheerplan; er zijn reductiedoelstellingen voorgesteld voor zowel het gebruik van oppervlakte- als grondwater. Daarnaast heeft de landelijke overheid op voorstel van de commissie een kennisinstituut grondwater opgericht en zijn fondsen gereserveerd voor onderzoek. Net als overigens in Nederland was er in ieder geval tot die tijd sprake van zo goed als volledig gescheiden onderzoeks- en expertise werelden voor oppervlakte- en grondwater. Wereldwijd wordt geschat dat de komende jaren 20 procent meer water en 30 procent meer voedsel nodig is. Ook op het niveau van de nationale staten is het zaak een beeld te ontwikkelen van de toekomstige waterbehoefte van de belangrijkste gebruikers inclusief natuur en landbouw. Dit is weer van belang om als overheid een geschikte balans te vinden tussen het beïnvloeden van de vraag, het aanbod en waterbesparing. In Australië lijkt men nog veraf te staan van zo’n gedeeld beeld. Australië is een netto voedselexporteur. Ook wordt in de discussie voorbijgegaan aan het feit dat een
16
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 16
15-08-11 16:34
achtergrond hoog is: meer dan twee keer zoveel als in Nederland per hoofd van de bevolking.
Stresstest
Het stroomgebied van de Murray-Darling’ (licht groene kleur).
aanzienlijk aandeel van het irrigatiewater gebruikt wordt voor katoen en wijnbouw.
Creëer solidariteit tussen gebruikers In Australië is meer dan in Nederland sprake van een groot sociaal contrast tussen stad en platteland. Dit bleek ook tijdens inspraaksessies waarin irrigerende boeren de mensen uit de grote stad de schuld gaven van het watertekort. Dit ondanks het feit dat in het Murray-Darlinggebied nog geen twee procent van het watergebruik voor rekening komt van huishoudens. Toch nemen waterbeheerders die kritiek serieus en worden veel initiatieven genomen om het huishoudelijk watergebruik te reduceren. Vooral tijdens droge periodes zijn er strenge restricties en mag bijvoorbeeld de auto niet gewassen worden en de tuin niet besproeid. Het bewustzijn van water als schaars goed neemt hierdoor toe en ook de solidariteit tussen stad en platteland lijkt hierdoor te groeien. Daarentegen is het goed op te merken dat het huishoudelijk drinkwatergebruik in Australië nog steeds schrikbarend
Het advies van een zogeheten stresstest komt van de National Water Commission van Australië. Het komt erop neer de plannen voor verdeling van water tussen de categorieën gebruikers, inclusief de natuur, te testen onder de volledige bandbreedte van beschikbaar water. Met andere woorden, zorg dat mooie afspraken over waterverdeling ook werken onder extreem droge condities. Als je toch af moet wijken van gemaakte afspraken, wees dan duidelijk en definieer vooraf onder welke extreme condities je verwacht af te moeten wijken. Ook voor de Nederlandse situatie, bijvoorbeeld bij het gebruik van de verdringingsreeks lijkt dit een verstandig advies. Onder droge condities, de condities waarvoor het instrument sowieso gemaakt is, ontstaat meteen druk om af te wijken van de verdringingsreeks.
Systeemaannames
In de Australische discussie zette onduidelijkheid over systeemaannames de onderbouwing van het stroomgebiedsbeheerplan al snel op losse schroeven. Het plan was nog maar goed en wel uitgebracht en er kwamen al vergaande ideeën naar buiten om water vanuit een ander, waterrijker stroomgebied via een buizensysteem naar het MurrayDarlinggebied te leiden. De welles/nietesdiscussie over de fysieke en financiële haalbaarheid van zo’n oplossing leidde de aandacht af van het plan zelf. Deze aanbeveling over systeemaannames betekent ook dat in de planvorming populaire scenario’s meegenomen moeten worden, ook al zijn ze voor deskundigen onzinnig. Ook niet onbelangrijk voor de Nederlandse situatie is de vermeende zin of onzin van de ecologische waarde van uitstroom naar zee.
Het stroomgebied van de Murray-Darling ligt in het zuidoosten van Australië (zie kaart) en beslaat een oppervlakte die vier keer groter is dan die van de Rijn. Het stroomgebied is de ‘voedselkom’ van Australië: 40 procent van de landbouwproductie komt daar vandaan. De periode 1995-2009 was de droogste 15-jaarperiode in de Australische gedocumenteerde weergeschiedenis. Naast schade voor de landbouw hebben de wetlands, waarvan een 16-tal aangewezen is als RAMSARsite, grote schade opgelopen. Na jarenlange groei van het watergebruik voor irrigatie is in 1995 een bovengrens aan het watergebruik opgelegd. Omdat zeker in tijden van droogte deze bovengrens geen waarborg bood voor voldoende water voor het beschermen van ecologisch waardevolle natuurgebieden, is het idee opgevat om waterrechten terug te kopen van irrigerende boeren. Daarnaast is veel geld gereserveerd door de landelijke overheid om te investeren in de verhoging van de irrigatieefficiëntie. Om dit gecoördineerd aan te kunnen pakken, hebben de federale staten een deel van hun bevoegdheden overgedragen aan de landelijke overheid. Voor de uitvoering is de Murray Darling Basin Authority (MDBA) opgericht. Die heeft als belangrijke opdracht het opstellen van een stroomgebiedsbeheerplan dat invulling geeft aan een gebalanceerd gebruik van water door irrigatie en natuur. Op 8 oktober 2010 verscheen een eerste aanzet voor dit plan. Dit plan heeft twee weken achter elkaar de journaals en de voorpagina’s van de Australische kranten beheerst. De natuur- en milieuorganisaties waren gematigd positief, de irrigatoren en hun lobbyisten woedend. De voorgestelde plannen kwamen neer op het op vrijwillige basis terugkopen van 3000 tot 4000 gigaliter per jaar*, hetgeen overeenkomt met maximaal 37 procent van het voor de landbouw beschikbare water. Dit werd gezien als de doodsteek van de rurale economie van Australië. Voorafgaand aan massaal bezochte inspraakbijeenkomsten werden plannen verbrand en MDBA-collega’s met de dood bedreigd. Al snel heeft de verantwoordelijke minister zich van de inhoud van het plan gedistantieerd. Afgelopen januari is de voorzitter van de MDBA teruggetreden. * 4000 Gigaliter komt overeen met ongeveer de helft van de gemiddelde jaarafvoer van de Maas, een plas van tien centimeter diep op heel Nederland of met een kleine vier meter op het IJsselmeer.
Voor het totaal te reserveren water voor de natuur vormde de hoeveelheid water die nodig is om een uitstroom naar zee te creëren, een groot deel. Toen het ecologisch belang van uitstroom in twijfel werd getrokken, waren de plannenmakers niet voldoende in staat de systeemaanname voor de uitstroom naar zee voldoende te onderbouwen. Australische collega’s wezen voor Nederland verder nog op het belang van het meenemen van een ‘doe-niets’-scenario om de zin en onzin van ingrijpen in de zoetwatervoorziening toe te lichten. Dit ten behoeve van een goed gefundeerde politieke en maatschappelijke discussie.
Overige observaties Publieke participatie
Hoewel de totstandkoming van het stroomgebiedsbeheerplan onder hoge tijdsdruk anders doet vermoeden, lijkt de publieke participatie over het algemeen goed geregeld in Australië. Het uitbrengen van discussiedocumenten als tussenstap bij het opstellen van een beleidsdocument werkt bijvoorbeeld heel goed. Dit geeft belanghebbenden volop de gelegenheid al in een vroegtijdig stadium invloed uit te oefenen. Kijkend naar de evaluatie van het Nationaal Waterplan had een discussiestuk ook goed gepast. Ook voor belanghebbenden is een beknopt discussiedocument een geschikte methode om de vaak beperkt beschikbare tijd efficiënt in te zetten. Naast een prima internetpagina (www.mdba.gov. au) valt ook de brede inzet van ‘sociale media’ als Facebook en Twitter op. Ook was de openheid fenomenaal. Alle inspraakreacties staan min of meer rechtstreeks op internet. Zoeken naar de overheidsrol
De nationale overheid heeft in totaal al zo’n negen miljard Australische dollar gereserveerd voor het terugkopen van waterrechten (ruim drie miljard) en voor investeringen in de irrigatiesystemen (een kleine zes miljard). Het Australische Centraal Planbureau heeft een discussie over de overheidsrol aangezwengeld door te stellen dat overheidsinvesteringen in de irrigatiesystemen weggegooid geld zijn: ‘dure steun aan niet-renderende bedrijven’. Zij concluderen dat waterrechten terugkopen en vervolgens de watermarkt zijn werk laten doen veel kosteneffectiever is. In de grote droogte van de afgelopen 15 jaar lijkt de watermarkt die werking te hebben gehad. Waterrechten werden verhandeld van toepassing voor grasland naar hoogrenderende meerjarige gewassen (denk aan de druiventeelt). Deze analyse over kosteneffectiviteit wordt inmiddels breed gedeeld, ook door de Groenen en de milieubeweging. Nadeel van terugkopen is dat alleen de eigenaar van de waterrechten en bijvoorbeeld niet de medewerkers of toeleveranciers hiervan profiteren. Ook in Nederland gaan geluiden op om kritisch te kijken naar overheidsingrijpen in innovatie: het devies lijkt dat bedrijven het zelf moeten doen, anders riekt het naar overheidssteun aan minder levensvatbare bedrijven. Gert-Jan de Maagd (DG Water van het ministerie van Infrastructuur & Milieu) H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 17
17
15-08-11 16:34
achtergrond Gezamenlijk waterbodembeleidsplan Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest De wet- en regelgeving op het gebied van waterbodems is de afgelopen jaren sterk veranderd. Dit komt vooral door de komst van de Waterwet en het Besluit bodemkwaliteit. Deze veranderingen waren voor de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest aanleiding om een (nieuw) waterbodembeleidsplan op te stellen voor de periode 2011-2016.
B
eide waterschappen kozen bewust voor de titel waterbodembeleidsplan in plaats van bagger(beleids)plan, omdat deze titel de verantwoordelijkheden en taken van het waterschap beter dekt. Dat dit meer omvattend is dan het uitvoeren van baggerwerk, blijkt uit het beleidsproces waaraan Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest afgelopen jaar samen met Oranjewoud werkten. Het Besluit bodemkwaliteit geeft ruimte om meer gebiedsgericht naar het toepassen en verwerken van bouwstoffen, grond en baggerspecie te kijken. Dit biedt voor de waterschappen de mogelijkheid om hergebruik van baggerspecie te stimuleren. Behalve als uitvoerder van werken hebben de waterschappen met dit besluit te maken als bevoegd gezag, waar het om toepassing en verwerking van materiaal in het watersysteem gaat. In deze rol hebben de waterschappen een adviserende, vergunningverlenende en handhavende taak. Door de Waterwet is veel veranderd ten aanzien van ingrepen in (verontreinigde) waterbodems en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de waterschappen hierbij. Sanering van waterbodems die verontreinigd zijn met chemische stoffen, is bijvoorbeeld geen directe wettelijke verplichting meer. Bij de vraag of sanering wenselijk is, is nu bepalend of de kwaliteit van de omgeving in gevaar komt. Daarnaast is in toenemende mate aandacht voor baggeren vanwege de aanwezigheid van
nutriënten in de waterbodem en de invloed hiervan op de waterkwaliteit. Het ‘kwaliteitsbaggeren’ kan nodig zijn om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Met de door Rijkswaterstaat en Deltares opgestelde Handreiking beoordeling waterbodems (4 november 2010) kan getoetst worden of een ingreep om kwaliteitsredenen wenselijk is. Een andere belangrijke verandering met betrekking tot de regionale wateren is dat de waterschappen vanuit de Waterwet voortaan het bevoegd gezag zijn voor het waterbodembeheer en niet langer de provincies. Dit houdt onder andere in dat de waterschappen (nog) meer sturend en toetsend moeten optreden bij ingrepen in de regionale waterbodems, zoals bij het opruimen van verontreinigde waterbodems. In Groningen bleek dat deze veranderingen doorwerken in een groot deel van de waterschapsorganisaties. De veranderingen raken niet alleen aan het werkveld van waterbodemspecialisten en uitvoerders van baggerwerken, maar ook aan dat van waterkwaliteitspecialisten, planvormers, vergunningverleners en handhavers. De consequenties van de veranderingen in de wet- en regelgeving zijn voor de waterschappen Hunze & Aa’s en Noorderzijlvest vergelijkbaar. Om efficiënter te kunnen werken en gezien de al bestaande samenwerking, hebben de waterschappen besloten om samen één beleidsplan voor dit thema op te stellen. Tegelijkertijd met het
Onderdeel van het waterbodembeheer: opslag van baggerspecie in een depot nabij Winsum.
waterbodembeleidsplan hebben de waterschappen afzonderlijk een nieuw baggeruitvoeringsplan opgesteld voor de periode 2011-2016. Zowel het gezamenlijke beleidsplan als de uitvoeringsplannen zijn bestuurlijk vastgelegd.
Totstandkoming
Het creëren van draagvlak binnen de organisaties stond centraal. Met ‘sleutelfiguren’ uit beide waterschapsorganisaties zijn gesprekken gevoerd. Hierdoor ontstond een goed beeld van de huidige stand van zaken met betrekking tot het waterbodembeheer en de aandachtspunten bij de verdere uitwerking van het plan. Niet alleen inhoudelijke punten op het gebied van de Waterwet, het Besluit bodemkwaliteit en de Flora- en faunawet kwamen aan de orde, maar ook aspecten als interne en externe samenwerking, communicatie en duurzaamheid. Vervolgens is uiteengezet wat door de nieuwe wet- en regelgeving veranderde voor de waterschappen. Hierbij zijn de wettelijke verplichtingen voor de waterschappen en de te maken beleidskeuzes benoemd. Vervolgens zijn die keuzes gemaakt. Het proces om te komen tot nieuwe plannen heeft circa een jaar geduurd. Vooral het beleidsdeel vergde veel inspanning van alle betrokkenen. Dit kwam mede doordat veel nieuwe onderwerpen onder de loep werden genomen en een deel van deze onderwerpen nog in ontwikkeling is en/of niet eerder landelijk is uitgewerkt.
Meerwaarde
Hoewel sommige vragen nog niet eenduidig waren te beantwoorden vanwege het ontbreken van ervaring en/of informatie, is wel structuur aangebracht en een kader geschapen van waaruit de waterschappen de komende jaren verder kunnen werken aan hun waterbodembeheer. Dit kader is wenselijk omdat nu meer eenduidig en transparant richting gemeenten, provincie, natuurorganisaties en particulieren gecommuniceerd kan worden. De kennis en overwegingen bevinden zich bovendien niet langer alleen tussen de oren, maar staan ook op papier. Hiermee kunnen kwetsbaarheid en afbreukrisico ten aanzien van consistentie en verwachtingen worden voorkomen. Ten slotte kunnen nu beter de juiste prioriteiten gesteld worden ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden. Rene van der Ploeg (Waterschap Noorderzijlvest) Jan van der Laan (Waterschap Hunze en Aa’s) Erik Raben (Oranjewoud)
18
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 18
15-08-11 16:34
Debatreeks over water en ruimte In september en oktober vinden vier debatten plaats met als thema ‘water in ruimtelijke planprocessen’. Dan worden de eerste resultaten van de landelijke evaluatie van de Watertoets gepresenteerd.
D
e evaluatie van de Watertoets heeft als centrale vraag op welke wijze met water moet worden omgegaan in strategische ruimtelijke planprocessen. Inmiddels is bij 13 projecten en plannen gereconstrueerd hoe water in locatiekeuze en planvorming is meegenomen. Deze ervaringen komen tijdens de debatten aan de orde. De bijeenkomsten zijn voor iedereen in de werkvelden ruimte en water die betrokken is bij strategische ruimtelijke planprocessen en gebiedsontwikkeling: waterschappen, gemeenten, provincies, rijk, natuur- en milieuorganisaties, landbouworganisaties en hun adviseurs. Elk debat bestaat uit twee
delen: een ochtendprogramma waarin de resultaten van de 13 projecten worden gepresenteerd en een middagdebat waarin de vraag centraal staat hoe de praktijk in de toekomst verbeterd kan worden. De debatten zijn op donderdag 15 september voor noordelijk Nederland in Leeuwarden, donderdag 22 september voor oostelijk Nederland in Arnhem, donderdag 29 september voor zuidelijk Nederland in Eindhoven en donderdag 6 oktober voor westelijk Nederland in Rotterdam. Voor meer informatie: Martijn Steenstra 06 22 37 17 91.
Mini- én maxicursussen RIONED Stichting RIONED houdt op 22 september haar traditionele minicursussen in de Jaarbeurs in Utrecht. Nieuw dit jaar is dat er ook maxicursussen worden gegeven. Deze cursussen duren de hele dag en zorgen voor een verdieping van de leerstof.
D
e maxicursus biedt meer informatie en achtergronden over één onderwerp dan de minicursussen. Theorie en praktijk worden gecombineerd en vaak gaat de deelnemer zelf aan de slag. Er valt uit de volgende maxicursussen te kiezen: hydraulisch functioneren van rioolstelsels, opleveringsinspectie en reparatiemogelijkheden, alles over deelrenovaties, goed meten: hoe moet dat?, goed opdrachtgeverschap, alles over financiën én het hydraulisch functioneren van infiltratievoorzieningen. De minicursussen behandelen in een halve dag één onderwerp. Ze zijn praktijkgericht en worden gegeven door praktijkmensen, zodat de cursist in zeer korte tijd meer kennis vergaart over een onderwerp. Een dagprogramma bestaat uit twee minicursussen. Het aanbod ziet er als volgt uit: effectief
onderzoek naar grondwateroverlast, drainagesystemen in de stad, aanpak van vochtproblemen, stankoverlast (ontluchting en beluchting), georisico’s bij rioolvervanging, neerslagregistratie met radar, beheer van afvalwaterpersleidingen, ‘groene daken’, actuele ontwikkelingen in beleid en regelgeving, bezuinigen én klimaatverandering (voorkomen van wateroverlast). De kosten voor deelname aan een maxicursus of twee minicursussen bedragen voor begunstigers van Stichting RIONED 330 euro en voor niet-begunstigers 660 euro. De kosten voor een minicursus bedragen voor begunstigers 220 euro en voor niet-begunstigers 440 euro. Voor meer informatie: (0318) 63 33 37 of www.riool.net.
informatie Bestrijding invasieve exoten Probos heeft in opdracht van de Voedsel en Waren Autoriteit, de gemeente Renkum, Provincie Gelderland en de waterschappen Brabantse Delta, Aa & Maas, Rivierenland en Vallei & Eem de beschikbare (praktijk)informatie over het bestrijden van zes invasieve uitheemse plantensoorten verzameld en gebundeld in een rapport en praktijkgids. Het betreft de reuzenbe renklauw, Amerikaanse vogelkers, hemelboom, rododendron, (Japanse) duizendknoop en reuzenbalsemien. In dit kader vinden vijf bijeenkomsten plaats.
T
ijdens deze bijeenkomsten geeft Probos een overzicht van (niet-) succesvolle bestrijdingsmethoden en van de ecologie van deze soorten, probeert waterbeheerders te stimuleren om met de bestrijding aan de slag te gaan en hen met andere betrokken partijen in contact te brengen. De bijeenkomsten omvatten presentaties met achtergronden over de ecologie en relevante bestrijdingsmethoden en een veldbezoek op een locatie waar ervaringen met bestrijding van de invasieve exoten zijn opgedaan. De bijeenkomsten vinden plaats op dinsdag 6 september bij Staatsbosbeheer in Almere, op dinsdag 13 september bij Watering de Dommelvallei (Peer, België), op maandag 19 september in de gemeente Renkum, op dinsdag 20 september bij Staatsbosbeheer Schoonloo- en Hooghalen-Grolloo en op woensdag 21 september op de landgoederen De Utrecht en Wellenseind. Het tijdstip is voor alle locaties hetzelfde: ontvangst om 13.00 uur, aanvang om 13.30 uur en het einde rond 17.00 uur. Voor meer informatie: (0317) 46 65 58.
Nieuwe voorzitter Stichting RIONED Hans Gaillard is benoemd tot de nieuwe voorzitter van Stichting RIONED, de koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer en riolering. Per 8 september volgt hij Tijme Bouwers op die sinds 1999 het voorzitterschap vervulde. Hans Gaillard is burgemeester van Son en Breugel.
Website
I
n het bestuur van Stichting RIONED zijn alle professioneel bij de riolering betrokken partijen vertegenwoordigd: gemeenten, waterschappen, provincies, het Rijk, ingenieursbureaus, leveranciers en aannemers. Gaillard was sinds 2009 al vice-voorzitter.
Hans Gaillard (foto: gemeente Son en Breugel).
Iedere werkdag kunt u op www.vakbladh2o.nl het laatste nieuws uit de waterwereld lezen. U hoeft zich niet te registreren om de volledige berichten te kunnen lezen. Op de internetpagina staat bovendien een overzicht van de belangrijkste informatie uit het laatst verschenen nummer van de papieren H2O. Abonnees van H2O kunnen op internet het archief raadplegen. Daarin staan alle artikelen die in het tijdschrift verschenen sinds 1998. Van de artikelen die vanaf september 2006 werden gepubliceerd, zijn pdf-bestanden beschikbaar.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 19
19
15-08-11 16:34
Kansverwachtingen in het regionaal waterbeheer Grand Forks, North Dakota, april 1997. Onverwacht en tot ontsteltenis van inwoners en stadsbestuur overstromen de dijken die de stad moeten beschermen tegen overstromingen vanuit de Red River. Uiteindelijk staat zo’n 80 procent van de stad onder water. De gemeentelijke crisismanagers zijn steeds uitgegaan van de door hydrologen voorspelde maximale waterstand van 14,94 meter. Omdat de dijken opgehoogd zijn tot 15,24 meter, achten zij extra maatregelen niet nodig. De waterstand stijgt echter tot ruim 16,5 meter. De crisismanagers geven aan dat ze, indien ze dat vooraf geweten zouden hebben, de stad daartegen hadden kunnen beschermen.
D
e toekomstige waarde van hydrologische variabelen is, zo bleek maar weer eens, onzeker. Die onzekerheid wordt weliswaar verkleind door het maken van verwachtingen of voorspellingen, maar is nooit volledig te elimineren. In het waterbeheer wordt veel gebruik gemaakt van puntverwachtingen, waarbij één beste schatting van de toekomstige waarde van de beschouwde variabele gemaakt wordt. Het gevaar daarvan is dat een zekerheid gesuggereerd wordt die er niet is. Een alternatief is de onzekerheid over toekomstige waterstanden, afvoeren etc. expliciet te maken, oftewel om een verwachting uit te drukken in een kansverdeling.
Kansverdeling
Die kansverdeling is bijvoorbeeld te gebruiken om de kans op hoogwater te bepalen: ‘Morgenmiddag om 12.00 uur is er 25 procent kans op overschrijding van het waarschuwingspeil op locatie X’. De grafiek toont hoe een kansverwachting gevisualiseerd kan worden. In het bovenste paneel wordt een (gediscretiseerde) kansverdeling getoond voor een periode van zes uur na het het maken van de verwachting (t0, aangegeven door de verticale rode lijn). De betrouwbaarheidsintervallen worden gevormd door (van buiten naar binnen) de 1-99 procent, 5-95 procent, 10-90 procent en de 25-75 procent overschrijdingskansen. De witte lijn in het middelste vlak is de lijn die zowel een 50 procent kans op onderschrijding als een 50 procent kans op
Afb. 1: Voorbeeld van een kansverwachting: de kansverdeling (boven) en de kans op overschrijding van het overstromingsniveau (onder).
overschrijding heeft. In het paneel eronder is die kansverdeling vertaald naar de kans op hoogwater (in dit geval de kans op overschrijding van het overstromingsniveau op h=1,5 meter). Te zien is dat die kans oploopt van nul procent op t0 naar 20 procent op zes uur daarna. In de figuur zijn ook de waarnemingen geprojecteerd (blauwe punten) die zijn gedaan in de periode na het maken van de verwachting (t0). De waarnemingen laten zien dat het
Grand Forks, april 1997. De overstroming uit de Red River resulteert in zo’n $ 800 miljoen schade, maar was niet voorspeld.
kritieke peil op zes uur na t0 overschreden wordt.
Waarom kansverwachtingen?
Grofweg zijn er drie redenen om verwachtingen uit te drukken in kansen. Kansverwachtingen, in tegenstelling tot puntverwachtingen, maken de inherente onzekerheden in de verwachting zichtbaar. Verder maken kansverwachtingen het mogelijk risicoafwegingen mee te nemen bij het nemen van beslissingen. Ten slotte zijn de verantwoordelijkheden van hydrologen en crisismanagers beter te scheiden. Inherente onzekerheden worden expliciet gemaakt
De toekomstige waarde van hydrologische variabelen is onbekend. Met rekenmodellen kunnen we een schatting van deze waarde maken. Onbekende begincondities, onvolledige schematisaties van hydrologische processen, inexacte schattingen van gebruikte modelparameters en, niet in de laatste plaats, onzekere schattingen van toekomstige neerslag hebben echter tot gevolg dat die schattingen meestal niet exact zullen zijn. Het is daarom eerlijker om een verwachting af te geven die expliciet laat zien dat sprake is van onzekerheid. Een kansverwachting kan ook helpen bij het achteraf evalueren van een beslissing. Denk bijvoorbeeld aan de dijkbewaking die ‘voor niets’ op zondagavond laat wordt ingesteld. Als vooraf duidelijk was dat mogelijk extreme condities zouden optreden, zullen de
20
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 20
15-08-11 16:34
opinie kans op hoogwater (1)
maatregelen (2)
schade bij hoogwater (3)
kosten van maatregel (4)
verwachte schade/kosten (5)=(1)*(3)+(4)
25%
nee
1.000.000 euro
0 euro
250.000 euro
25%
ja
800.000 euro
25.000 euro
225.000 euro
Verwachtingswaarde van een beslissing.
gevolgen van de ‘foute’ beslissing door de betrokkenen makkelijker geaccepteerd worden. Kansverwachtingen maken risicobeslissingen mogelijk
Een kansverwachting biedt de mogelijkheid om de verwachtingswaarde van een beslissing te bepalen en dit risico mee te nemen in de afweging. Een eenvoudig voorbeeld: stel dat er 25 procent kans is op een waterstand die een miljoen euro schade tot gevolg heeft. Door tijdig maatregelen te nemen, is de schade te beperken tot 800.000 euro. Die schadebeperking kost 25.000 euro. Een gebruiker moet nu beslissen om al dan niet over te gaan tot actie. Doet hij of zij dat niet, dan is de verwachte schade 25 procent van een miljoen euro, oftewel 250.000 euro. Worden wél maatregelen genomen, dan is het totaal van de verwachte schade en kosten 25 procent van 800.000 euro plus 25.000 euro, oftewel 225.000 euro (zie tabel). Het loont in dit geval dus om actie te ondernemen. De crisismanager, niet de hydroloog, beslist
Een kansverwachting biedt de mogelijkheid de verantwoordelijkheden van de hydroloog - die de verwachting opstelt - te scheiden van degene die een maatregel moet nemen. Wordt een beslissing enkel en alleen genomen op basis van een gemaakte verwachting, dan wordt die in het geval van puntverwachtingen eigenlijk al genomen door het rekenmodel en daarmee door de hydroloog. In het geval van kansverwachtingen wordt door de hydroloog een kansverdeling gemaakt, op basis waarvan door een verantwoordelijke crisismanager besloten kan worden tot het al dan niet nemen van een maatregel. De verwachtingswaarde van een beslissing is afhankelijk van de kans op hoogwater, de potentiële schade, de mogelijkheid tot het reduceren daarvan en de kosten die daarvoor gemaakt moeten worden. De verhouding van de genoemde schades en kosten zullen voor elke gebruiker van de verwachtingen anders zijn. Kansverwachtingen maken het dan mogelijk verschillende gebruikers zèlf te laten beslissen, om al dan niet te anticiperen op een dreigend hoogwater. Stel dat er in het eerder gegeven voorbeeld een tweede gebruiker is, waarvoor de schadebeperkende maatregelen niet 25.000 maar 75.000 euro kosten. Voor die gebruiker is de verwachtingswaarde dan 275.000 euro en loont het dan niet om maatregelen te nemen.
Het maken en evalueren van kansverwachtingen
In de hydrologie is voor het maken van kansverwachtingen het gebruik van ensembles populair. De spreiding van
hydro-meteorologische ensembles - het gevolg van onzekere begincondities in het gebruikte meteorologische model - is een maat voor de onzekerheid van een modelverwachting. Onzekerheden uit andere bronnen zijn te karakteriseren middels post-processors. Momenteel wordt onderzocht wat de beste manier is om beide methodes te combineren. Uiteindelijk is het doel om een kansverwachting te maken die, gegeven betrouwbaarheid, scherp is. Betrouwbaar betekent dat de voorspelde kansen overeenkomen met waargenomen relatieve frequenties. Scherp betekent dat de voorspelde intervallen niet te breed zijn. Hoe smaller de intervallen, hoe makkelijker het is een beslissing te nemen. De betrouwbaarheid van één enkele kansverwachting is niet te bepalen. De verwachting dat er 50 procent kans op neerslag is, wordt immers bewezen noch weerlegd door een droge dag. Door een groot aantal verwachtingen te vergelijken met bijbehorende waarnemingen, is de kwaliteit van de verwachtingen te meten. Daar is een groot aantal statistieken, vaardigheidsscores en grafische methoden voor beschikbaar.
Gereed voor toepassing in regionaal waterbeheer
De technieken om betrouwbare kansverwachtingen in de hydrologie te maken, zijn beschikbaar. Voor beide genoemde methoden zijn best practices ontwikkeld die in operationele systemen gebruikt worden. Bij Deltares is en wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van het Bayesian Forecasting System, Quantile Regression en Bayesian Model Averaging in het voorspellen van rivierafvoeren en zee- en rivierwaterstanden. Deze post-processors zijn klaar om ook in het regionaal waterbeheer toegepast te worden. Er zijn veel toepassingen denkbaar, waaronder kansverwachtingen van boezempeil, rivierafvoer, waterkwaliteit, buitenwaterstanden, grondwaterniveaus. Het is de bedoeling om in het kader van Flood Control 2015 binnenkort enkele proefprojecten te beginnen. Daarnaast is het nodig pilots te ontwikkelen voor het implementeren van kansverwachtingen in operationele procedures: wie maakt de verwachting, hoe wordt die gevisualiseerd en gecommuniceerd, wie beslist en waarover, wat zijn de beslisregels en hoe bepaal je de verwachtingswaarde van een beslissing? Ook een bijdrage aan het antwoord op deze vragen hopen we in Flood Control 2015 te kunnen leveren.
NOTEN 1) Glassheim E. (1997). Fear and loathing in North Dakota. Natural Hazards Observer nr. 6. 2) Krzysztofowicz R. (2001). The case for probabilistic forecasting in hydrology. Journal of Hydrology 1-4, pag. 2-9. 3) Pappenberger F. en K. Beven (2006). Ignorance is bliss: Or seven reasons not to use uncertainty analysis. Water Resources Research nr. 5. 4) Pielke R. (1999). Who decides? Forecasts and responsibilities in the 1997 Red River flood. Applied Behavioral Science Review nr. 2, pag. 83-101. 5) Reggiani P., M. Renner, A. Weerts en P. van Gelder (2009). Uncertainty assessment via Bayesian revision of ensemble streamflow predictions in the operational river Rhine forecasting system. Water Resources Research nr. 2. 6) Reggiani P. en A. Weerts (2008). A Bayesian approach to decision-making under uncertainty: An application to real-time forecasting in the river Rhine. Journal of Hydrology 1-2, pag. 56-69. 7) Todini E. (2004). Role and treatment of uncertainty in real-time flood forecasting. Hydrological Processes nr. 14. 8) Verkade J. en M. Werner (2011). Estimating the benefits of probability forecasting for flood warning. Hydrol. Earth Syst. Sci. Discuss. 8, pag. 6639-6681. 9) Weerts A., H. Winsemius en J. Verkade (2011). Estimation of predictive hydrological uncertainty using Quantile Regression: examples from the National Flood Forecasting System (England and Wales). Hydrol. Earth Syst. Sci. nr. 15, pag. 255-265.
Jan Verkade (Deltares / TU Delft) Arnejan van Loenen, Joost Beckers, Albrecht Weerts en Elgard van Leeuwen (Deltares)
Aanleveren van artikelen Het gebeurt helaas regelmatig dat artikelen aangeleverd worden die niet compleet blijken te zijn of waarvan niet de definitieve versie verstuurd wordt. Dat zorgt voor onnodig tijdverlies (als de redactie reeds begint met de beoordeling en verwerking van deze verhalen). Een vriendelijk verzoek daarom uw bijdrage pas te sturen als deze voor u definitief is en voorzien van eventuele illustraties conform de voorwaarden die de redactie hieraan stelt (hoge resolutie oftewel 300 dpi en een formaat van 10 x 15 cm bij een liggende foto). De meeste illustraties worden op 2 kolommen afgedrukt. Let hierop bij grafieken. Ze moeten dan nog leesbaar zijn. Uiteraard dienen foto’s en andersoortige illustraties - wanneer zij digitaal verstuurd worden - niet in een tekstbestand te zitten, maar in een los grafisch bestand (bij voorkeur jpg-bestanden voor foto’s en excel-bestanden voor grafieken).
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 21
21
15-08-11 16:34
waternetwerken watercolumn
ASSAP!
Z
oals ik in mijn vorige column heb laten weten ben ik van de vooruitgang. Ik geloof erin. Maar makkelijk is dat niet. Vanuit de politiek wordt de roep om vooral simpele en positieve wetenschap steeds luider. ‘Jij en die wetenschap van jou maken het allemaal zo ingewikkeld’, is daarbij een veel gehoorde klacht. Ja, ik weet het. De klacht spitst zich voornamelijk toe op de matrix. Vaak een instrument ter ontleding van een ingewikkeld verschijnsel, met het assenstelsel dat de verschillende dimensies ervan aangeeft. Te moeilijk? Beste mensen, de wereld is complex. Maar ik ben nu helemaal klaar met die kritiek. Ik wens absoluut geen ééndimensionale verklaringen meer van complexiteit. Maar ik ga mijn matrices wel beter uitleggen. Ruimte voor complexiteit wordt daarbij het devies. Niks zo vervelend trouwens als een overheidsbeleid rond kennis dat niet te volgen is. Het kabinet en ik hebben dan ook besloten dat we matrixborden boven het wegennet gaan plaatsen. Zo kan ik de burgers van dit land één en ander nog beter uitleggen. Ook komen er meer wegen voor een nog grotere bereikbaarheid van de burgers voor mijn boodschappen. De onderwerpen worden gerubriceerd en kennen een alfabetische volgorde. De hoogste is de A-categorie die in thema’s met nummers als A1, A2, etc is onderverdeeld. Ook komen er per thema ieder uur radioboodschappen. Weggebruikers gaan zich opstellen op extra aan te leggen spitsstroken. Inmiddels nodig vanwege de overweldigende belangstelling. Ben daar zelf iedere dag getuige van. Waar ik ook kom lichten de matrixborden onmiddellijk op. Tjokvolle stroken. Allemaal leergierige burgers in afwachting van de leerstof. We halen de matrix borden overigens pas weg als iedereen het snapt. Ook u hoort dus binnenkort van mij, as soon and as simple as possible! Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
Benchmarking: Waarom wil je tot de middenmoot behoren? Onderdeel van de International Water Week, die plaatsvindt van 1 tot en met 4 november in Amsterdam, is een conferentie over benchmarking. Hard nodig, vindt co-organisator Ingrid Heemskerk: “Het wordt te vaak als excuus gebruikt in plaats van als middel om tot operational excellence te komen.” Bedrijfseconome Heemskerk werkt als strategisch adviseur bij Waternet, waar benchmarken onderdeel van haar dagelijkse praktijk is. Logisch dus dat zij vanuit die functie bij de organisatie van de International Conference on Benchmarking werd betrokken. “Wat je vaak ziet, is dat benchmarken wordt gebruikt om de stand van zaken weer te geven, om uit te leggen: ‘we zitten in de middenmoot, het gaat wel goed’. Op die manier gebruik je benchmarken om te bevestigen wat je doet, zonder de drijfveer het beter te gaan doen. Terwijl benchmarking nu juist een uitstekend middel is om prestaties te verbeteren. Waarom zou je tot de middenmoot willen behoren, als je ook de beste zou kunnen zijn?” “Tijdens het congres willen wij kijken hoe je benchmarking kunt inzetten om te komen tot operational excellence binnen je organisatie. Dat staat ook bij de meeste benchmarkcongressen bovenaan de agenda: prestatieverbetering.” Het draait enerzijds om een andere mentaliteit, zegt Heemskerk, maar anderzijds om het integreren van bedrijfsvergelijkingen in de organisatie. “Het vraagt om een actievere mentaliteit, maar je moet een benchmark ook borgen in de organisatie: als een bedrijfsvergelijking openbaar wordt, moet je je afvragen waar voor jou de stimulans ligt om beter te gaan scoren. En dan hoef je niet meteen voor de hoofdprijs te gaan. Want er zijn benchmarks op strategisch niveau die gericht zijn op verantwoording of prijs, maar er zijn ook voldoende procesgerelateerde benchmarks, die op kleine onderdelen van het bedrijfsproces tot verbetering kunnen leiden. Je moet op de juiste niveaus zien hoe je presteert en dan onderkennen dat het niet erg is om een keer slecht te scoren, als dat maar aanleiding is om het onderwerp op de agenda te zetten.” Ook in de watersector speelt deze uitdaging, zegt Heemskerk. “We zien dat de publieke sector vaak gaat benchmarken om transparant te zijn. Maar ook kun je je interne organisatie inrichten op het feit dat aan vergelijkingen met collega-bedrijven gedaan wordt: als je je jaarplannen en doelstellingen daarop inricht, kun je efficiënter, doelmatiger en met meer kwaliteit werken.” De conferentie richt zich op beleidsmakers, managers van nutsbedrijven, waterprofessionals, wetenschappers, studenten en consultants. “Feitelijk gaat het over bedrijfsvoering in de breedste zin van het woord: je steekt een thermometer in allerlei facetten van de organisatie.” De conferentie sluit op 3 november aan op het Industrial Leaders-forum, dat die dag in de RAI plaatsvindt, en levert daar ook informatie voor. Op het forum komen directeuren van Unilever, Shell, DSM, Arcadis Water, Dow Water en Norit bijeen om te praten over hun toekomstige waterstrategie. “Dat sluit aan op benchmarking, want het is een manier om de toekomst bestendigheid van de watersector en prestaties te ijken.” Op 4 november is er een trainingsdag, georganiseerd door de IWA Specialist Group on benchmarking. Voor studenten en professionals onder de 35 jaar is een speciaal programma tijdens de International Water Week (IWW) samengesteld. Dit richt zich op de uitdagingen waar de watersector voor staat, ontwikkeling van vaardigheden, mogelijkheden voor een baan, ontwikkelingen in de sector en hoe je als student en jonge professional betrokken kunt zijn. Je kunt je opgeven voor één of meerdere dagen. In totaal 160 jonge wetenschappers uit meer dan 50 landen hebben ideeën ingeleverd voor de Young Scientist Workshop. De inschrijving is inmiddels gesloten, maar je kunt je nog wel opgeven voor de Wetskills Challenge, de Water Movie Challenge ‘Tracing’ en meedingen naar de functie van Young Water Professional Ambassador voor IWW 2013. In de volgende uitgave van H2O volgt hierover meer informatie.
22
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 22
15-08-11 16:34
waternetwerken Waterpeil
Bijeenkomsten van KWR
watercolumn
KWR Watercycle Research Institute in Nieuwegein verzorgt in de tweede helft van dit jaar een aantal seminars, cursussen, bijeenkomsten en sessies. Voor de maanden september en oktober geven we hier een kort overzicht. 7 september: KWR/IAH-seminar ‘Samen de waterketen in!’. Dit seminar is de opvolger van de ‘OPIW-middag’, die tot vorig jaar werd georganiseerd door KWR Industrie & Water. De doelstellingen van het seminar zijn: horen waar uw interesse als eindgebruiker ligt, netwerken en nieuwe thema’s op de agenda zetten. Doelgroep: industrie, waterschappen en drinkwaterbedrijven. Deelname aan het congres kost 195 euro. Contactpersoon is Beryl Smit (
[email protected]). 22 en 29 september: cursus Demiwaterbehandeling. De cursus demiwaterbehandeling geeft inzicht in de productie van demiwater en in de eisen aan en richtlijnen voor de toepassingen. Deelnemers kunnen na afloop van deze cursus goede beslissingen nemen bij de aanschaf van een nieuwe demi-installatie en als gelijkwaardige gesprekspartij optreden in overleg met een leverancier. Deze cursus is georganiseerd door Stichting Wateropleidingen in samenwerking met KWR. Contactpersonen zijn Danny Traksel, Edwin Muller en Hans Huiting. Voor meer informatie: (030) 606 97 41 (
[email protected]). 29 september, 6 en 13 oktober: cursus Koelwater. Meer dan 75 procent van het water dat in de industrie gebruikt wordt, wordt gebruikt als koelwater. Deze cursus besteedt aandacht aan de manieren waarop koelwater in systemen behandeld wordt en aan de problemen die ontstaan als corrosie optreedt in het koelwatersysteem en als microbiologische verontreinigingen voorkomen. Deelnemers kunnen na afloop van de cursus koelwatersystemen op een goede manier beheren en onderhouden. Deze cursus is georganiseerd door Stichting Wateropleidingen in samenwerking met KWR. Contactpersonen zijn Danny Traksel, Frank Oesterholt en Hans Huiting. Voor meer informatie: (030) 606 97 41 (
[email protected]). 11 oktober: DWSI denktanksessie. Contactpersonen zijn Jos Frijns en Chris Buscher. Voor meer informatie: (030) 606 95 83 (
[email protected]).
Water Governance Op 20 mei jl. is het Water Governance Centre officieus begonnen. Het is een netwerkorganisatie die de rol van water governance bij watervraagstukken wil gaan versterken, in binnen- en buitenland. Hieronder wordt de wijze verstaan waarop het waterbeheer, de drinkwatervoorziening en de afvalwaterbehandeling zijn georganiseerd, als samenspel van politieke, bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, juridische en financiële elementen, vormgegeven in de interactie van hiervoor verantwoordelijke organisaties. In iets simpeler bewoordingen gaat het bij water governance om de institutionele, niet-technische dimensie van het waterbeheer.
Herman Havekes (Unie van Water schappen / Water Governance Centre)
Het Water Governance Centre komt niets te vroeg. Bij de waterproblemen van vandaag en morgen gaat het steeds meer om water governance. De techniek hebben we stevig in de vingers en die ontwikkelen we door, maar de governance kan vaak beter. In Nederland zijn recentelijk belangrijke stappen gezet met het door alle (publieke) waterorganisaties ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water, dat als het ware in een nieuwe governance van het waterbeheer voorziet. Die gezamenlijke ondertekening stemt hoopvol over het bereiken van een grotere doelmatigheid, speerpunt van het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Maar hoe ligt dat in het buitenland? Wat zijn eigenlijk basisprincipes voor een goede water governance? Iedereen zal daarover haar of zijn eigen ideeën hebben. Voor mijzelf zijn de volgende vijf elementen cruciaal: een heldere bestuurlijke organisatie van het waterbeheer met een scherpe toedeling van taken en bij voorkeur niet te grote versnippering; elementaire bepalingen van waterrecht die ook nageleefd worden; een adequaat financieringsstelsel dat in een continue, geoormerkte geldstroom voorziet; een sterk planmatige aanpak voor de maatregelen van morgen en in de (verre) toekomst ten slotte nauwe en vroegtijdige betrokkenheid van belangengroepen, zoals burgers, boeren, bedrijven en non-gouvernementele organisaties. Zonder deze governance-elementen is effectief en efficiënt waterbeheer volgens mij een illusie.
In elke editie van H2O bekijkt
Waternetwerk de waterbranche vanuit ver.nieuws_column kop
een eigen invalshoek. In deze column meten we afwisselendplat het waterpeil er.nieuws_column initiaal aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat
V
ver.nieuws_column auteur
Opleiding: dé sleutel tot ontwikkeling
D
e Nederlandse watersector heeft zich altijd erg ingezet voor watervoorziening en sanitatie in ontwikkelingslanden en doet dit nog steeds, met name op het gebied van infrastructuur en management en organisatie. Recent bleek echter dat het beheer en onderhoud van water- en sanitatie-installaties dé grote hindernis is bij het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelen. In Tanzania bijvoorbeeld worden 1000 waterpunten geïnstalleerd, waar er 4000 in ongerede raken door een structureel gebrek aan goede lokale ingenieurs en technici. Toen ik in Mozambique werkte, werd na twaalf jaar een met Nederlands geld opgezet drainageproject in Maputo opgeleverd. In de zaal zaten alleen Mozambikaanse ingenieurs, die ook bij het begin van het project betrokken waren. Er was niemand bijgekomen of opgeleid. Wie moest nu het onderhoud en beheer organiseren? Het drong definitief tot me door dat het opleiden van mensen het allerbelangrijkste is voor de ontwikkeling van een land. Onlangs raakte de TU Delft, samen met UNESCO-IHE, NHL, IRC en Vitens/Evides International, betrokken bij een opleiding Water en Sanitatie op het platteland in Mozambique. Direct hebben wij gezorgd voor zes beurzen voor een opleiding op mastersniveau voor stafleden. Sommigen studeren in Maputo, anderen in het buitenland, maar het afstuderen zal altijd betrekking hebben op een probleem in eigen land. De onderzoeksresultaten kunnen dan gebruikt worden voor verbetering van water en sanitatie in Mozambique en de stafleden leren de lokale situatie goed kennen. Deze kennis kunnen ze dan weer gebruiken voor hun toekomstige onderwijstaak. Onze filosofie is: ontwikkeling begint met opleiden en daarom moet langdurig geïnvesteerd worden in mensen. Luuk Rietveld (TU Delft)
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 23
23
15-08-11 16:34
waternetwerken watercolumn
ver.nieuws_column kop Nieuwe er.nieuws_column opleidingen plat initiaal
V
Stichting Wateropleidingen wil de volgende twee basisopleidingen onder de aandacht brengen. ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur Basisopleiding Drinkwaterdistributie In de basisopleiding Drinkwaterdistributie wordt brede aandacht besteed aan de processen binnen de drinkwaterdistributie. De nadruk ligt op de technische kant van het ontwerp, de aanleg, het onderhoud en het beheer. Daarnaast komen actuele onderwerpen aan bod, zoals de waterketen, kostenbewustzijn, klantgericht denken, benchmarking en Legionella. U leert de technische kennis toepassen in complexe situaties. Na afloop bent u op de hoogte van het primaire watervoorzieningsproces met de nadruk op de distributie van drinkwater. De doelgroep bestaat uit opzichters, monteurs, inspecteurs, werkvoorbereiders en technische medewerkers. De opleiding omvat 20 donderdagen en twee ochtenden in de periode september 2011-april 2012. De eerste bijeenkomst vindt plaats op 8 september in Utrecht. De basisopleiding kost 4.500 euro.
Basisopleiding Drinkwaterproductie
De basisopleiding Drinkwaterproductie biedt brede kennis over de processen op het gebied van drinkwaterproductie. De technische aspecten van de processen winning en zuivering komen uitgebreid aan de orde. Ook wordt aandacht besteed aan de waterketen, kostenbewustzijn, klantgericht denken en benchmarking. U leert de technische aspecten toepassen in complexe situaties. Na afloop van deze opleiding kent u het hele traject van drinkwaterproductie: van bron tot drinkwater. De doelgroep omvat procestechnici, procesoperators en technische medewerkers. De opleiding beslaat 19 dinsdagen en twee ochtenden in de periode september 2011-april 2012. De eerste bijeenkomst vindt plaats op 6 september in Utrecht. De basisopleiding kost 4.500 euro. Voor meer informatie over bovenstaande opleidingen kunt u contact opnemen met Gilian van den Boom: (030) 606 94 16.
24
De trainee en zijn werkgever: ‘Dát is leuk’ Het is nieuw, avontuurlijk en het wordt door de gehele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig traineeprogramma voor net afgestudeerde HBO’ers en WO’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever een attribuut meenemen dat volgens hen symbool staat voor het traineeship. Aflevering 7: Waterschap Peel & Maasvallei. De trainee: Erik Raaijmakers (23), medewerker Advies bij Waterschap Peel & Maasvallei. “Toen ik klaar was met mijn studie, had ik nog niet het idee dat ik al voldoende wist. Ik wilde wel aan het werk, maar tegelijkertijd blijven leren. Omdat alleen al in het woord ‘traineeship’ het element ‘leren’ besloten ligt, trok het Nationaal Watertraineeship mij meteen aan. In mijn werk als medewerker Advies houd ik me voornamelijk bezig met beekherstel. Ik overleg met onder anderen ecologen, beheerders en Natuurmonumenten over de doelstellingen van beekherstelprojecten. De verschillende belangen van gebruikers moeten samenkomen in één ontwerp. Het is heel divers werk, ieder project is anders.” “Wat leren betreft kom ik in het traineeship volop aan mijn trekken. De trainingsdagen zijn intensief, je krijgt erg veel informatie. Er wordt veel aandacht besteed aan doelgerichte communicatie. Ik heb nu ingezien dat goede communicatie dé voorwaarde is om vertrouwen te creëren, en daar valt of staat een project mee. We moeten bijvoorbeeld in één-op-éénsessies met de andere trainees uitleggen met welke projecten we bezig zijn. Dan kom je er achter dat informatie bij iedereen anders aankomt. Omdat ik in mijn werk met veel mensen overleg, was dat een waardevolle les voor mij. In het boek dat ik heb meegenomen, ‘Waterwolven’, staan verhalen van inspirerende mensen die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan de watersector. Van de monniken die hebben meegewerkt aan de Zeeuwse polders tot baggeraars die het landschap hebben bepaald. In de uitdagingen waar zij destijds voor stonden, zie ik een parallel met het traineeship: wij gaan de uitdaging aan om te blijven leren en onszelf constant te verbeteren. Bovendien heb ik, net als die mensen in het boek, de ambitie om zelf ooit iets revolutionairs neer te zetten in de watersector. Dat ik bijvoorbeeld later terugkom in Venlo, en één van de beken vanwege een ontdekking van mij de naam Raaijmakersbeek heeft gekregen.” De werkgever: Leen Oosterom, coördinator team Advies bij Waterschap Peel & Maasvallei. “Als team hadden wij grote behoefte aan inhoudelijke ondersteuning op het gebied van hydrologie. Tegelijkertijd waren we actief aan het zoeken naar manieren om onze organisatie wat te verjongen. Het traineeship sloot precies op die twee doelstellingen aan. Omdat we het zo druk hadden, hebben we Erik eigenlijk direct in het diepe gegooid. Als volwaardig adviseur werd hij al snel op het zwaarste project ingezet dat we hadden binnen het waterschap: de herinrichting van de Tungeroyse beek: een miljoenenproject en uniek in Nederland. Een gewone starter, met een meer afgebakende functieomschrijving, hadden we waarschijnlijk nooit zo snel op zo’n project gezet. Met een trainee kun je voor mijn gevoel wat flexibeler omgaan, je kunt wat meer uitdagingen bij hem neerleggen juist vanwege dat leeraspect dat in het traineeship zit. Ik merk daardoor ook dat Erik zich heel snel ontwikkelt, inhoudelijk maar ook op communicatief gebied. Momenteel werken de trainees aan een project van het waterschap.” “Op aanraden van de kwaliteitsmanager van het traineeship hebben we de begeleiding gesplitst tussen de inhoud en het proces. Dat blijkt in de praktijk heel goed te werken. Het traineeship staat voor mij voor dynamiek, teamwork, samen iets moois realiseren. Daarom heb ik Ultimate Frisbee meegenomen: een superdynamisch en snel spel, waarbij je nieuwe manieren om te gooien bij elkaar afkijkt en constant streeft naar verbetering. Dat zie ik ook bij de trainees. Als ik samen met hen aan het werk ben, geeft dat een vergelijkbare stimulans. En helemaal als projectleiders naar mij toekomen en zeggen: ‘Hé Leen, die nieuwe, die Erik, dat is een goeie!’ Dat is al meerdere keren gebeurd. Dan denk ik: dát is leuk.”
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 24
15-08-11 16:35
waternetwerken DRIJFVEER “Ik wil ook zelf op het doel kunnen schieten”
“Ik ben nog maar pas lid, maar ik was al wel eerder betrokken bij activiteiten van Waternetwerk. Zo werkte ik onder meer mee aan de opstart van het Innovatieprogramma Watertechnologie. Ik besloot ook daadwerkelijk lid te worden omdat ik denk via Waternetwerk in contact te kunnen komen met professionals uit diverse hoeken van de waterwereld. Zo hoop ik mijn kennis actueel te houden. Ook verwacht ik via Waternetwerk potentiële partners te ontmoeten. Ik vind dat bedrijven, kennisinstellingen en overheden in Nederland nog meer samen moeten optrekken. Op nationaal niveau om bij te blijven op gebied van technologie en toepassing van innovaties en internationaal om de naam die ‘Nederland waterland’ heeft, te verzilveren.”
Netherlands Water Partnership was het tijd voor verandering en ben ik in juli begonnen bij Kalsbeek. De afgelopen jaren hebben voor mij in het teken gestaan van het opzetten van samenwerking tussen organisaties uit de Nederlandse waterwereld en het buitenland. Zo werkte ik aan de strategische marketing van Nederland in de Verenigde Staten. Dit alles begon in 2005 als gevolg van de orkaan Katrina. Ook ben ik afgelopen jaren nauw betrokken geweest bij de invulling van ‘innovatie’ op watergebied. Tegelijkertijd bracht het ook aan het licht dat niet iedere organisatie de blik naar buiten heeft gericht. Daardoor laat de BV Nederland kansen liggen. Ik wil daadwerkelijk bijdragen aan de benodigde samenwerking tussen ambitieuze partijen in Nederland. Kalsbeek biedt de mogelijkheden. Er liggen een mooie historie en basis ten grondslag aan het bedrijf. Door combinatie van diensten en expertise met andere partijen kunnen we nog meer voor bestaande én nieuwe klanten betekenen. Ik wilde als het ware niet meer alleen ‘het veld creëren en het team organiseren’, maar ook zelf op doel schieten.”
Werk
Drijfveren
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional?” Het Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Ivo Demmers (34), directeur Bedrijfsontwikkeling bij Kalsbeek BV. Hij is sinds dit jaar lid van KNW.
“Na vijf jaar bij Royal Haskoning te hebben gewerkt en vervolgens zes jaar voor
“In mijn werk is niet alleen winst belangrijk. Ook het personeel en de samenleving zijn
Agenda Op 27 september komt de watersector bijeen om de Miljoenennota en de gevolgen daarvan voor de waterwereld te bespreken. Prominente sprekers uit de watersector en de politiek zullen met elkaar in debat gaan en het vuur aan elkaars schenen leggen! Samen proberen we een beeld te vormen van de toekomst van de watersector en hoe we het beste om kunnen gaan met de mogelijkheden die de nieuwe begroting de watersector biedt. Op 29 september verzorgt KNW samen met het Instituut voor Bouwrecht een studiemiddag over risicoaansprakelijkheid voor opstallen in het waterrecht naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad inzake de dijkverschuiving in Wilnis. Op 17 december 2010 besliste de Hoge Raad dat een veendijk een opstal is en dat op de bezitter van een dijk een risicoaansprakelijkheid rust, indien de dijk vanwege een gebrek schade veroorzaakt. Het arrest roept vele vragen op en kan grote consequenties hebben voor het waterveiligheidsbeleid in Nederland. Op deze middag worden door deskundige sprekers niet alleen de juridische vragen behandeld, maar wordt ook inzicht gegeven in de mogelijke technische, beleidsmatige en bestuurlijke consequenties van het arrest. Op 29 september houdt KNW een OnderWeg-Naar-Huis-bijeenkomst over de kwaliteit van het oppervlaktewater in de bestaande
stad. In Nederland vindt momenteel in meer wijken herstructurering plaats dan dat nieuwe wijken ontwikkeld worden. Dat biedt de mogelijkheid om eventuele problemen in het bestaande watersysteem aan te pakken. De bijeenkomst is onder meer bedoeld om de dialoog tussen gemeentelijke stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, groenbeheerders, etc. en de hydrologen van het waterschap een impuls te geven. Op 6 oktober vindt bij Tata Steel in IJmuiden de eerste themadag (in een serie van twee) plaats over praktijkcasussen van behandeling van industrieel afvalwater. De bijeenkomst omvat onder andere een excursie naar de biologische zuiveringsinstallatie. De procesvoering van industriële biologische afvalwaterzuiveringen levert in de praktijk soms problemen op, waardoor het geloosde effluent niet kan voldoen aan de gestelde lozingseisen. Er wordt veel onderzoek verricht om oplossingen in kaart te brengen, maar de kennis daarover is in Nederland zeer versnipperd aanwezig, waardoor regelmatig het wiel opnieuw moet worden uitgevonden. Op de themadag wordt kennis uitgewisseld over praktijkcasussen waarin een succesvolle aanpak heeft geleid tot oplossing van de problemen. Hierbij is er niet alleen aandacht voor succesverhalen, maar ook voor minder succesvolle projecten.
wAtercolUMn
ver.nieuws_column kop
V
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
voor mij van belang. Door samenwerking en slimme combinaties denk ik dat we nog een grotere bijdrage kunnen leveren aan het efficiënter en effectiever gebruik van energie en water en het creëren van een gezonde werk- en leefomgeving. Mijn missie in het werk voor de komende jaren is verschillende partijen te laten samenwerken. Dat is niet gemakkelijk, maar wel nodig. Daaraan wil ik mijn steentje bijdragen. Het zou mooi zijn als Nederland internationaal een belangrijke speler blijft op gebied van water en we daar ook een goede boterham aan verdienen. We hebben er alle mogelijkheden voor. Wat ik uiteindelijk hoop te bereiken in mijn carrière? Dat is moeilijk te zeggen. Ik heb geen concreet doel gedefinieerd. Maar wat altijd centraal staat, is het bijdragen aan het behoud van een veilige en prettige leefomgeving voor mensen, met daarbij een zo beperkt mogelijk gebruik van natuurlijke hulpbronnen.”
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected] H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 25
25
15-08-11 16:35
2 september 2011:
Themanummer Grondwater
www.BeeldbankVenW.nl, Rijkswaterstaat
Bereik de kopstukken van de Nederlandse watersector
Wilt u de beslissers in de waterbranche optimaal bereiken? Plaats uw advertentie in het themanummer Grondwater. Reserveer nú uw advertentieruimte.
Neem voor meer informatie contact op met: Roelien Voshol, 010 – 42 74 154 Brigitte Laban, 010 – 42 74 152
[email protected] H2O stopper Grondwater 03092010.indd 1 Stopper_H2O_grondwater.indd 1 1105054_H2O nr 16 2011.indd 26
07-07-2010 10:22:40 23-06-11 16:44 15-08-11 16:35
www.BeeldbankVenW.nl, Rijkswaterstaat
10:22:40 11 16:44
platform
Erik de Bruine, Witteveen+Bos Frank Wagemans, Provincie Noord-Brabant Ebbing van Tuinen, Witteveen+Bos Klaas-Jan Douben, Waterschap Brabantse Delta
behoud zoetwatervoorziening in west-brabant en tholen bij een zout volkerak-Zoommeer Het VolkerakZoommeer heeft in de huidige, zoete situatie te kampen met een slechte waterkwaliteit. Blauwalgen geven overlast aan omwonenden, agrariërs en recreanten. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor een duurzame economische ontwikkeling in en rond het meer af. Het Rijk overweegt daarom het VolkerakZoommeer weer te verzilten, aangezien blauwalgen in zouter water niet goed kunnen groeien. Door deze verzilting is het VolkerakZoommeer echter niet langer beschikbaar als zoetwaterbekken voor de omliggende polders. Met de nodige technische ingrepen is daarentegen een robuuste en duurzame alternatieve zoetwatervoorziening voor deze polders te realiseren.
H
et Volkerak-Zoommeer is ontstaan door de aanleg van de Volkerakdam in 1969, de Oesterdam in 1986 en de Philipsdam in 1987. Voor die tijd was het onderdeel van het open Rijn-estuarium als een brak getijdenwater. De genoemde dammen zijn aangelegd als onderdeel van de Deltawerken, met name om het volume water in het Oosterscheldebekken te verminderen. Hierdoor bleef de getijdendynamiek van de Oosterschelde op een acceptabel niveau voor het behoud van de aanwezige slikken en schorren. Een nevendoel van de bouw van de dammen was een zoetwaterbekken te creëren dat te gebruiken is voor de aanvoer van zoet water naar de omliggende polders. Met name de agrariërs in deze polders zijn hierbij gebaat.
rivieren en het Volkerak zijn nog steeds de schutsluizen aanwezig die vroeger het zoute water uit het Volkerak van de zoete rivieren moesten scheiden. Tegenwoordig worden de sluizen voornamelijk gesloten als de waterkwaliteit van het Volkerak slecht is en de blauwalgen buiten het rivierensysteem gehouden dienen te worden. Als de kwaliteit
nog niet te slecht is, kan eventueel water uit het Volkerak in de rivieren worden ingelaten om de polders langs de rivieren van zoet water te voorzien. Dit water kan daarbij tot aan Breda komen door het vlakke karakter van dit zeekleigebied. Vanuit het Wilhelminakanaal is een tweede inlaatmogelijkheid
Afb. 1: Het Volkerak-Zoommeer, de belangrijkste regionale waterinlaatpunten (zwarte stippen) en het zoetwateraanvoergebied dat afhankelijk is van het Volkerak-Zoommeer (grijze vlakken).
Huidig watersysteem
In het huidige watersysteem zijn er veel polderinlaten die direct of indirect water uit het Volkerak-Zoommeer inlaten voor peilbeheer en beregening (afbeelding 1). Het voorzieningsgebied van het VolkerakZoommeer strekt zich uit van de eilanden Oostflakkee, St. Philipsland en Tholen tot het vasteland van West-Brabant. Het VolkerakZoommeer wordt voornamelijk gevoed door de Brabantse riviertjes Mark-Dintel en Steenbergse Vliet. Daarnaast slaan de drie gemalen op Oostflakkee het water uit naar het Volkerak en kan het meer doorgespoeld worden met water dat afkomstig is uit het Hollandsch Diep. Tussen de Brabantse H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 27
27
15-08-11 16:35
Blauwalgen op het Volkerak-Zoommeer bij de Krammersluizen (foto: Loes de Jong).
aanwezig om water via het Markkanaal naar de rivieren in te laten.
Blauwalgen
In de huidige situatie komen in de zomer geregeld blauwalgen voor in het Volkerak. De stoffen die door het afsterven van deze bacteriën vrijkomen, zijn toxisch en kunnen leiden tot ziekte bij mensen en het overlijden van dieren. Blauwalgen zorgen verder voor een behoorlijke visuele en stankoverlast op het water en in de diverse haventjes. Daarnaast kan het water niet ingelaten worden in de polders voor bijvoorbeeld beregening. Vanaf 2002 onderzoekt het Rijk in samenwerking met waterschappen en provincies daarom maatregelen om de blauwalgen te bestrijden. Het huidige inzicht is dat door het Volkerak-Zoommeer te verzilten en de getijdendynamiek beperkt terug te brengen de blauwalg het meest effectief te bestrijden is1). Het chloridegehalte wordt hierbij verhoogd van de huidige 200-600 mg/l naar 10.000-16.000 mg/l2).
Gevolgen van verzilting
Het verzilten van het Volkerak-Zoommeer heeft echter grote gevolgen voor de beschikbaarheid van zoet water in de gebieden er omheen. Aangezien de beschikbaarheid van zoet water van groot belang is voor de regio, hebben de provincies Noord-Brabant en Zeeland en de waterschappen Brabantse Delta en Scheldestromen opdracht gegeven aan Witteveen+Bos om op basis van een advies van regionale partijen een alternatieve zoetwatervoorziening uit te werken3),4).
Tegelijkertijd worden andere effecten ook onderzocht, zoals het lekken van zout water door de Volkeraksluizen naar het Hollandsch Diep, zoutindringing in de Brabantse rivieren en de effecten van zoute kwel in de polders. Dit artikel gaat echter alleen in op de alternatieve zoetwatervoorziening van WestBrabant, Tholen en St. Philipsland. De alternatieve zoetwatervoorziening op Oostflakkee wordt op dit moment onderzocht5).
Watervraag
De watervraag is berekend door het opstellen van waterbalansen op peilvakniveau. Hierbij worden de grondwaterstanden en oppervlaktewaterstanden berekend en de uitwisseling hiertussen op basis van het dagelijks optredende drukverschil. Ook het chloridegehalte van het water wordt daarin berekend, zodat ook de watervraag voor doorspoelen te bepalen is. Deze balansen vormen daarmee tevens een instrument voor waterkwaliteitsanalyses in relatie tot zoetwateraanvoer. Belangrijke parameters voor de zoetwatervraag zijn de mate waarin een gebied gedraineerd is en beregend wordt en met welke capaciteit. Helaas zijn deze parameters vaak niet gebiedsdekkend bekend bij de waterbeheerders. Voor het beschouwde gebied is aangenomen dat alle landbouwakkers goed gedraineerd zijn. Voor de mate van beregening is uitgegaan van de inventarisaties van het LEI6). Voor WestBrabant, Tholen en St. Philipsland samen is een maximale watervraag berekend van
ongeveer tien kubieke meter per seconde in een tien procent droog jaar (neerslagtekort met een herhalingstijd van tien jaar). Hier komt nog eens tien kubieke meter per seconde bovenop om de zoutindringing in de Brabantse rivieren tegen te gaan3). Om de effecten van een brak Volkerak-Zoommeer te mitigeren, dient dus maximaal ongeveer 20 kubieke meter per seconde aangevoerd te worden. Dit debiet compenseert overigens alleen het huidige voorzieningenniveau. Met de opgestelde waterbalansen kunnen echter ook de effecten van klimaatverandering of eventuele toekomstige veranderingen in het landgebruik worden doorgerekend. De effecten van enkele van de doorgerekende scenario’s zijn weergegeven in de tabel. Hieruit blijkt dat de watervraag vooral kan groeien door een toename van de polders waar beregening mogelijk is. In de huidige situatie is het bijvoorbeeld in veel polders op Tholen niet mogelijk om te beregenen, omdat het oppervlaktewater te brak is door de zoute kwel. De watervraag neemt hierbij maximaal toe met zeven kubieke meter per seconde, zodat de totale maximale watervraag op ongeveer 27 kubieke meter per seconde is vastgesteld.
Wateraanbod
Het natuurlijke wateraanbod uit het regionale systeem is afkomstig van de normale waterafvoer van de Brabantse rivieren vanuit België en het vastgehouden water in de polders. In een droge zomerperiode is deze afvoer verwaarloosbaar. In de polders kan weinig extra water worden vastgehouden, omdat dit gebieden zijn waarin de vastgestelde peilen gehandhaafd moeten worden. Op Tholen en St. Philipsland speelt daarnaast mee dat het percentage open water zeer gering is. Een externe wateraanvoer in de orde van 20 tot 27 kubieke meter per seconde is dus benodigd om het gebied in droge perioden optimaal van water te voorzien.
Voorgestelde maatregelen
In afbeelding 2 zijn de mogelijke maatregelen weergegeven om extern zoet water aan te voeren naar de West-Brabantse rivieren en het water van daaruit door te voeren naar Tholen en St. Philipsland. Een nieuw inlaatpunt aan het Hollandsch Diep zorgt voor inlaat van water in de Roode Vaart-noord. Het is ook mogelijk de huidige inlaat bij Oosterhout, vanuit het Wilhelminakanaal, in te zetten. Het ingelaten water in de Roode Vaart-noord is via verschillende
Verandering van de piekwatervraag in diverse scenario’s. De landbouwscenario’s ‘groei agrarisch areaal’, ‘toename dubbele teelten’ en ‘maximale gewasroulatie’ zijn in samenwerking met LTO opgesteld.
28
scenario
verandering in piekwatervraag (m3/s)
KNMI-klimaatscenario G+* 7)
+ 0,3
groei agrarisch areaal (maximaal landbouwscenario)
+ 0,8
toename dubbele teelten met 20%
+ 1,0
maximale gewasroulatie
- 0,9 tot + 0,8
toename areaal waar beregening mogelijk is: Tholen + 60% en St. Philipsland + 100%
+ 1,2
toename areaal waar beregening mogelijk is: Tholen + 90%, St. Philipsland + 100% en West-Brabant + 40%
+ 6,9
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 28
15-08-11 16:35
platform in de regio. Zo is door aanleg van de Roode Vaart door het centrum van Zevenbergen de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te verbeteren.
Vervolg
De diverse onderdelen van de zoetwatervoorziening, zoals deze in dit artikel zijn beschreven, zijn onlangs in een aantal deelstudies uitgewerkt tot een vrijwel definitief ontwerp9). Deze ontwerpen volgen daarbij de MIRT-systematiek van Rijkswaterstaat voor grote infrastructurele projecten. De diverse deelstudies met betrekking tot het verzilten van het VolkerakZoommeer worden vervolgens samengevoegd in de projectnota die aan de staatssecretaris wordt aangeboden.
Afb. 2: Voorgestelde alternatieve zoetwatervoorziening voor West-Brabant, Tholen en St.Philipsland.
transportroutes naar de Brabantse rivieren te brengen. De meest kansrijke opties zijn het aanleggen van een directe verbinding met de rivier ten oosten van Zevenbergen of het heropenen van de gedempte haven van Zevenbergen. Deze laatste optie is kostbaarder, maar biedt ook unieke meekoppelkansen in het centrum van Zevenbergen. In de rivieren Mark-Dintel en Vliet kan ongeveer tien kubieke meter per seconde uitstromen naar het Volkerak en zo tegendruk geven aan het zoute water dat de rivier via de schutsluizen binnen wil dringen. De twee meest benedenstrooms gelegen polderinlaten dienen echter wel verplaatst te worden tot ongeveer twee kilometer verder bovenstrooms om het risico van verzilting van deze punten aanzienlijk te verkleinen3),8). Vanuit de Vliet wordt ten slotte water ingenomen en getransporteerd naar Tholen en St. Philipsland. Hiervoor dienen gemalen, duikers en watergangen in het regionale watersysteem van West-Brabant te worden aangepast. De passage onderlangs de Eendracht heeft plaats door middel van drie gemalen die het water via geboorde leidingen verpompen naar St. Philipsland en Tholen (rode pijlen in afbeelding 2). Voor Tholen is daarbij voorzien in twee pompstations om de benodigde aanpassingen aan de watergangen op het eiland Tholen te verminderen. Tevens wordt de wateraanvoer robuuster door meerdere verbindingen te leggen. Door de realisatie van deze aanvoerroutes zullen de huidige innamestops van zoet water vanwege blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer niet meer voorkomen. Het agrarisch ondernemingsklimaat zal hierdoor kunnen verbeteren.
Aanvullende maatregelen
Met deze maatregelen is de benodigde infrastructuur aanwezig voor wateraanvoer naar West-Brabant, Tholen en St. Philipsland. Het is echter ook van belang of het water daadwerkelijk is aan te voeren vanuit de externe bronnen: het Hollandsch Diep en de Amer. Uit analyse van de historische afvoeren en de
verwachte Rijn- en Maasafvoeren onder het G+-klimaatscenario7) blijkt dat het maximaal benodigd debiet van 20 tot 27 kubieke meter per seconde niet altijd te leveren is. Tijdens droge perioden is het zoete water namelijk ook nodig om bijvoorbeeld de zouttong in de Nieuwe Waterweg terug te dringen en de Volkeraksluizen door te spoelen. Vandaar dat ook wordt onderzocht om de zouttong in de Nieuwe Waterweg met maatregelen in de Rijn/Maas-monding terug te dringen en op die manier rivierwater ‘vrij te spelen’ voor de alternatieve zoetwateraanvoer en de zoutbestrijding bij de Volkerakschutsluizen. Voor uitzonderlijk droge situaties met zeer lage rivierafvoeren, zoals in dit voorjaar, is het van belang om aanvullende maatregelen te treffen om een zoetwatertekort van enkele dagen tot weken in een droge zomer te overbruggen. Hierbij moet gedacht worden aan maatregelen als het vasthouden van water in oppervlaktewater (bassins of slimme stuwen), freatisch grondwater (peilopzet) en vergroting van de zelfvoorzienendheid op bedrijfs(cluster)niveau.
Conclusie
In het geval het Volkerak-Zoommeer weer zout wordt, kan een betrouwbare alternatieve zoetwatervoorziening gerealiseerd worden naar de polders die nu van het Volkerak-Zoommeer afhankelijk zijn. Hiermee kan het agrarisch ondernemingsklimaat zelfs worden verbeterd ten opzichte van de huidige situatie, omdat innamestops van zoet water vanwege blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer niet meer voor zullen komen. Om de transportroutes te dimensioneren is een grondige hydrologische analyse nodig geweest om de watervraag van het gebied vast te stellen. Van de meest plausibele toekomstscenario’s heeft uitbreiding van het areaal aan landbouwgrond dat uit het oppervlaktewater beregend kan worden, verreweg de grootste invloed op de watervraag. Tijdens de studie is ook naar voren gekomen dat de alternatieve watervoorziening goede mogelijkheden biedt om bij te dragen aan andere belangen
Naast de inzet van de resultaten binnen de planstudie worden de resultaten ook gebruikt binnen het programma Zuidwestelijke Delta. Daarin werken de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland, de waterschappen Hollandse en Brabantse Delta en Scheldestromen, het Hoogheemraadschap van Delfland en het Rijk samen aan een veilige, economische vitale en ecologisch veerkrachtige zuidwestelijke delta. Zo worden de resultaten gebruikt om een voor de lange termijn duurzame en robuuste zoetwatervoorziening te ontwikkelen binnen het kader van het Deltaprogramma. * Klimaatscenario G+ bestaat uit een temperatuurstijging van één graad in 2050 ten opzichte van 1990, plus een verandering van de mondiale windstromingen. LITERATUUR 1) Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak, Rijkswaterstaat, Royal Haskoning en Arcadis (2009). Milieueffect rapportage waterkwaliteit VolkerakZoommeer. 2) Meijers E., S. Groot, M. Haasnoot, B. Wesenbeeck en I. de Vries (2008). Waterkwaliteit en ecotopen in een zout Volkerak-Zoommeer. Deltares. Rapport Q4448. 3) Witteveen+Bos (2008). Effecten van een zout Volkerak-Zoommeer op de West-Brabantse Rivieren. Rapport BR585-1/winb/013. 4) Witteveen+Bos (2009). Nadere verkenning alternatieve zoetwatervoorziening West-Brabant, Tholen en St.Philipsland. Rapport HT367-1/ bote/024. 5) Witteveen+Bos (2011). Verleggen inlaatpunten Oostflakkee, fase 1: tracéstudie. Concept-rapport RD44-1/winb/007. 6) Hoogeveen M., K. van Bommel en G. Cotteleer (2003). Beregening in land- en tuinbouw. Rapport voor de droogte-studie Nederland. LEI. Rapport 3.03.02. 7) Klein Tank A. en G. Lenderink (red.) (2009). Klimaatverandering in Nederland. Aanvullingen op de KNMI’06-scenario’s. KNMI. 8) Augustijn D., M. van den Berg, E. de Bruine en J. Korving (2011). Dynamic control of Salt Water Intrusion in the Mark-Vliet system, the Netherlands. Water Resources Management. 9) Witteveen+Bos (2011). MIRT3 uitwerking project zoetwatervoorziening VZM; IP 235. Zes deelrapporten onder referentie BR585-3.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 29
29
15-08-11 16:35
Ebbing van Tuinen, Witteveen+Bos Ton Drost, Waterschap Rivierenland Leo Joosten, ORG-ID
verkenning zoetwatervoorziening rivierengebied Het rivierengebied is één van de zeven regio’s in Nederland waar in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater een regionale verkenning zoet water wordt uitgevoerd. Het rivierengebied lijkt goed gepositioneerd voor aanvoer van zoet water vanwege de nabijheid van de rivieren. Met name bij het W+klimaatscenario komen hier in droge perioden echter diverse knelpunten naar voren.
I
n het kader van het Deltaprogramma wordt gewerkt aan het deelprogramma Zoetwater. Daarin bereidt het Rijk in nauwe samenwerking met zeven zoetwaterregio’s de kabinetsbesluiten voor over de zoetwatervoorziening in Nederland. Zowel het Rijk als de zeven regio’s voeren knelpuntenanalyses uit, die afgelopen april op elkaar zijn afgestemd. Voor het rivierengebied, als één van de zeven regio’s, is een eigen knelpuntenanalyse uitgevoerd. Onderzocht zijn twee belangrijke kwesties: hoe verhouden de behoefte en het aanbod van zoet water zich in de toekomst (2050) ten opzichte van de huidige situatie (2010) en welke knelpunten vloeien daar uit voort voor de watergebruikfuncties? Om deze vragen te kunnen beantwoorden is een onderzoek met het model MORIA uitgevoerd, waarin verschillende scenario’s voor het rivierengebied zijn doorgerekend. Onzekerheidsmarges in de gehanteerde randvoorwaarden en uitgangspunten voor de modellen werken door in de modeluitkomsten. De uitkomsten kunnen in de praktijk binnen bepaalde bandbreedtes variëren.
Scenario’s
Naast de huidige referentiesituatie zijn vier deltascenario’s voor 2050 onderzocht, die bestaan uit combinaties van klimaatveranderingen en wijzigingen in ruimtedruk, die samen de bandbreedte voor de toekomstige situatie weergeven (zie afbeelding 1). Matige klimaatverandering staat voor het G-scenario van het KNMI, snelle klimaat verandering voor het W+-scenario. Hoge ruimtedruk staat voor het Global Economyscenario (GE) van het Planbureau voor de Leefomgeving, lage ruimtedruk voor het
30
Afb. 1: De deltascenario’s.
Regional Communities-scenario (RC). De combinatie resulteert in de vier weergegeven scenario’s: Rust, Vol, Warm en Stoom. Per scenario zijn steeds drie kenmerkende droogtejaren doorgerekend, die door het Rijk zijn geselecteerd. Uit de studie volgt dat de frequentie van het voorkomen van deze droogtejaren in verschillende klimaatscenario’s verschuift. Bij matige klimaatverandering (G) is deze verschuiving beperkt. Bij snelle klimaatverandering (W+) treedt een verschuiving op (zie de tabel op pagina 45). Uit het modelonderzoek volgt dat voor het rivierengebied het W+-klimaatscenario veruit de grootste gevolgen heeft voor de toekomstige zoetwatervoorziening. In dit scenario worden de zomers namelijk veel droger (minder neerslag én meer verdamping) en dalen de rivierwaterstanden
in grote delen van het rivierengebied in de zomer één tot enkele meters door lagere afvoeren van Rijn en Maas. Hierdoor zakken ook de binnendijkse grondwaterstanden verder weg. De gevolgen van het klimaatscenario G verschillen slechts beperkt van het huidige klimaat. Ook de gevolgen van veranderingen in het ruimtegebruik volgens de scenario’s Global Economy en Regional Communities leiden op het niveau van het rivierengebied maar beperkt tot veranderingen in de zoetwaterbehoefte. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen lokaal wel tot grote veranderingen in de zoetwaterbehoefte leiden. De deltascenario’s Stoom en Warm (waarin het W+-klimaatscenario is opgenomen) hebben de grootste gevolgen voor de toekomstige zoetwatervoorziening van het
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 30
15-08-11 16:35
platform type droogtejaar
frequentie bij huidig klimaat
frequentie bij klimaatscenario W+ in 2050
een gemiddeld droog jaar
eens per twee jaar
vaker dan eens per twee jaar
een gematigd droog jaar
eens per tien jaar
eens per twee jaar
een extreem droog jaar
eens per circa 100 jaar
eens per tien jaar
Tabel 1. Verschuiving frequenties droogtejaren.
rivierengebied. De onderlinge verschillen tussen ‘Stoom’ en ‘Warm’ zijn klein. ‘Stoom’ leidt tot een net iets grotere watervraag en is daarom gebruikt om de knelpunten in beeld te brengen.
Drie typen knelpunten bij toenemende droogte
De berekende knelpunten zijn onder te verdelen in drie hoofdelementen. Toenemende watertekorten oppervlaktewatersysteem
De directe watervraag vanuit het oppervlaktewatersysteem neemt in droge perioden toe, door de toename van wegzijging uit de watergangen, beregening en openwaterverdamping. In de droogste decade in een extreem droog jaar, waarbij de bodemvochttekorten fors toenemen, stijgt deze watervraag van 27,6 kubieke meter per seconde in de huidige situatie naar 29,5 kubieke meter per seconde in het scenario Stoom. De toenemende watervraag leidt in combinatie met een lagere inlaatcapaciteit door lagere rivierwaterstanden tot een toename van watertekorten. In het scenario Stoom neemt het maximale watertekort in de droogste decade toe tot 7,3 kubieke meter per seconde. Voor deze decade betekent dat een tekort van 6,3 miljoen kubieke meter water. Uit de door het Rijk uitgevoerde scenarioberekeningen voor de rivierwaterstanden volgt dat bij het W+-klimaatscenario de rivierwaterstanden reeds in gemiddelde droogtejaren wegzakken in zowel ongestuwde als gestuwde panden van de Rijn en de Maas.
In extreme droogtejaren zakken de rivierstanden nog verder uit. Dit wegzakken heeft tot gevolg dat zeven van de 26 hoofdinlaatpunten voor het regionale oppervlaktewatersysteem van het rivierengebied dan geheel of gedeeltelijk droogvallen gedurende het grootste deel van de zomer. In de achterliggende watervoorzieningsgebieden kan dan geheel of gedeeltelijk geen water meer worden ingelaten, waardoor ernstige knelpunten kunnen ontstaan voor de watergebruikfuncties in deze gebieden. Deze gevolgen doen zich voor in de stroomgebieden Land van Maas en Waal, Betuwe, Linge en Alm en Biesbosch (zie afbeelding 2). Toenemende vochttekorten in de bodem
In het groeiseizoen (april tot oktober) nemen de vochttekorten in de wortelzone van de bodem sterk toe. In gemiddelde en matig droge jaren treedt ongeveer een verdubbeling van het vochttekort op. In afbeelding 3 is de toename van het vochttekort weergegeven in een matig droog jaar, dat bij ‘Stoom’ eens per twee jaar voorkomt. Een toename van het vochttekort leidt tot een lagere opbrengst van landbouwgewassen in kg/hectare. De toenemende vochttekorten in de bodem zullen ook leiden tot een grotere beregeningsbehoefte en daardoor tot een grotere watervraag vanuit het oppervlaktewatersysteem. Daarom is in de verkenning een aanvullend scenario doorgerekend, waarin de huidige vochttekorten worden gehandhaafd. Hiervoor bleek het nodig in het model op alle landbouwgronden beregening mogelijk te maken, zodat
gedurende het gehele groeiseizoen overal kan worden beregend. Uit de berekening volgt dat de maximale watervraag vanuit het oppervlaktewater dan toeneemt van 29,5 naar 45 kubieke meter per seconde. Wegzakken grondwaterstanden
Door de lagere rivierwaterstanden en het grotere verdampingsoverschot zakken de grondwaterstanden in droge zomers verder weg dan in de huidige situatie (zie afbeelding 4). De dalingen zijn het sterkst in het oostelijk deel van het rivierengebied en met name aan weerszijden van de Waal. Omdat de Waal niet gestuwd is, zakken de rivierwaterstanden hier verder weg, wat doorwerkt in de binnendijkse grondwaterstanden. Een risico daarbij vormen extra zettingen van slappe bodems, zoals de veengronden in het westen van het rivierengebied, maar mogelijk ook diepere kleilagen in het overige deel van het rivierengebied, die nog niet eerder boven de grondwaterstand zijn uitgekomen. Dergelijke zettingen kunnen leiden tot dalingen van maaiveld, dijken en kaden en tot schade aan gebouwen.
Gevolgen voor functies
Voor alle scenario’s is per type droogtejaar en per watergebruiksfunctie de watervraag in de maatgevende droogste decade berekend. Hierna worden de belangrijkste gevolgen beschreven. Stabiliteit waterkeringen
De stabiliteit van veenkaden in het westelijk deel van het rivierengebied wordt negatief
Afb. 2: De stroomgebieden in het rivierengebied.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 31
31
15-08-11 16:35
Afb. 3: Toename cumulatieve vochttekorten in de bodem in een matig droog jaar (1989) in scenario Stoom.
beïnvloed door het toenemende vochttekort en het uitzakken van de grondwaterstanden. Dit kan leiden tot ernstige risico’s. Lokaal kunnen langs de Waal en de Maas de grondwaterstanden tot 75 cm uitzakken. Dit kan leiden tot krimp en zettingen, wat weer een mogelijk risico vormt voor de hoogte en stabiliteit van rivierdijken.
aandachtspunt vormt de rivier de Korne, omdat de waterinlaat in het geding komt als de waterstand van het AmsterdamRijnkanaal uitzakt. Daarnaast vormen voor het Merwedekanaal de toenemende schutverliezen via de sluizen te Gorinchem en Vianen een aandachtspunt.
Klink en zetting van veen
De grootste gevolgen voor de landbouw komen voort uit de toename van de vochttekorten in de wortelzone bij de scenario’s Stoom en Warm. Die vochttekorten leiden tot opbrengstderving. Bij een tekort aan beregeningswater vanuit oppervlaktewater nemen de vochttekorten verder toe. Overigens leidt opbrengstderving niet automatisch tot een lager saldo in euro’s per hectare. Dat is namelijk ook afhankelijk van vraag en aanbod. Een goede zoetwatervoorziening kan in droge zomers een belangrijk concurrentievoordeel bieden aan de landbouwsector ten opzichte van regio’s elders in Europa met een slechtere zoetwatervoorziening.
Het voorkomen van klink en zetting van veen heeft een hoge prioriteit in de landelijke verdringingsreeks bij waterschaarste. De drie hoofdelementen van de watervraag hebben alle gevolgen voor deze functie en vergroten de kans op oxidatie van veenbodems. De in het gebied aanwezige bodemdaling zal hierdoor versterkt doorzetten als geen maatregelen worden genomen. Bluswater Betuwelijn
De watergangen langs de Betuwelijn dienen te allen tijde op peil te worden gehouden, zodat in geval van een calamiteit voldoende bluswater beschikbaar is. Uit analyse van de minimale rivierwaterstanden volgt dat zich in een extreem droog jaar watertekorten kunnen voordoen en onvoldoende bluswater kan worden aangevoerd. Scheepvaart
Scheepvaart kan op de meeste vaarwegen blijven plaatsvinden. Het enige
Landbouw
Natuur
Voor zowel TOP-lijst- als gewone natuurgebieden zullen de vochttekorten in de bodem toenemen. In hoeverre dit leidt tot schade aan de natuur, is nog onzeker en kan van gebied tot gebied verschillen. Dit dient nader te worden onderzocht. Ten behoeve
van peilhandhaving zal in de meeste TOP-lijst-gebieden extra oppervlaktewater moeten worden aangevoerd, naar het natuurgebied zelf of naar aangrenzende buffergebieden. Afhankelijk van de kwaliteit van dit aanvoerwater kan dit leiden tot een achteruitgang van de (aquatische) natuurwaarden. Ook dit aspect dient nader te worden onderzocht. Drinkwaterwinning
In het hoofdwatersysteem bevinden zich enkele oevergrondwaterwinningen en rechtstreekse winningen van oppervlaktewater, zoals de winning van Dunea uit de afgedamde Maas. Deze winningen zijn afhankelijk van voldoende water met een voldoende waterkwaliteit vanuit de rivieren. Eventuele knelpunten op dit gebied worden door het Rijk met het NHI in beeld gebracht. Binnen de (binnendijkse) stroomgebieden in het rivierengebied bevinden zich alleen diepe grondwaterwinningen, die in verbinding staan met het grondwatersysteem van het Veluwemassief. De relatie met het oppervlaktewatersysteem van het rivierengebied is beperkt. Kwantitatief worden voor deze winningen geen knelpunten verwacht. Omgekeerd zijn van deze winningen hoogstens lokale effecten te verwachten op het oppervlaktewatersysteem van het rivierengebied.
Afb. 4: Daling laagste grondwaterstand in een gemiddeld droogtejaar.
32
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 32
15-08-11 16:35
platform Stedelijk gebied
Relevante gevolgen voor stedelijk gebied zijn mogelijke zettingen van de bodem en secundaire gevolgen daarvan voor bebouwing en infrastructuur. Daarnaast kunnen waterkwaliteitsproblemen optreden indien niet meer voldoende kan worden doorgespoeld in stedelijke kernen waar ‘s zomers problemen optreden als gevolg van blauwalgen, botulisme of stankoverlast.
Vergelijking met de landelijke knelpuntanalyse
De resultaten van de Regionale verkenning zoetwater Rivierengebied zijn vergeleken met de landelijke verkenning met het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium. In de regionale verkenning is met een hoger detailniveau gerekend dan in het nationaal instrumentarium. Uit de vergelijking volgt dat voor de watervragen door toenemende vochttekorten in de wortelzone en verder wegzakken van grondwaterstanden beide modellen vergelijkbare uitkomsten opleveren. Verschillen doen zich vooral voor in de berekende watervraag en -tekorten vanuit het oppervlaktewatersysteem. In de regionale verkenning is daarbij meer in detail op het rivierengebied ingezoomd. Met name het inlaten van water en de watervraag
voor doorspoelen zijn daarbij beter in beeld gebracht.
Verder onderzoek
Naar aanleiding van het onderzoek wordt aanbevolen de volgende onderwerpen en leemten in kennis nader te onderzoeken: • Wat betekent het verder uitzakken van de laagste grondwaterstanden in zeer droge zomers voor extra zettingen van slappe bodems, zoals de veengronden in het westen van het rivierengebied, maar mogelijk ook kleigronden in het oostelijke deel van het rivierengebied, die nog nooit boven de grondwaterstand zijn uitgekomen? • In hoeverre nemen de capaciteiten van de inlaatgemalen af bij lagere rivierwaterstanden, in verband met de grotere opvoerhoogte? • Wat is het effect van klimaatontwikkeling en ontwikkelingen in het ruimte- en watergebruik op de toekomstige waterkwaliteit in droge zomers en in het verlengde daarvan op de doorspoelbehoefte?
Conclusies
Uit de regionale verkenning volgt dat met name bij het KNMI-klimaatscenario W+ de frequenties van voorkomen van zeer droge situaties in combinatie met lage rivierwaterstanden toenemen. Voor het rivierengebied
leidt dit tot een toename van drie typen knelpunten: • Toename van watertekorten in het oppervlaktewatersysteem, met diverse negatieve consequenties voor de watergebruikfuncties; • Toename van vochttekorten in de wortelzone, waardoor opbrengstderving in de landbouw toeneemt. Bij handhaving van de vochttekorten in de bodem op het huidige niveau bedraagt de maximale watervraag vanuit het oppervlaktewater 45 kubieke meter per seconde; • Daling van de laagste grondwaterstanden, waardoor risico’s op zettingen van dijken en overige infrastructuur ontstaan.
2014
In het Deltaprogramma Zoetwater wordt nog tot en met 2013 zowel landelijk als in het rivierengebied nader onderzocht hoe met de knelpunten om kan worden gegaan. Daarbij worden verschillende strategieën uitgewerkt. De landelijke voorkeursstrategie voor de zoetwatervoorziening wordt in 2014 in het Deltaprogramma opgenomen. LITERATUUR Witteveen+Bos (2011). Regionale verkenning zoetwater Rivierengebied. Knelpuntenanalyse. Rapport TL222-1/kolm/011.
advertentie
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 33
33
15-08-11 16:35
Jordie Netten, Nelen & Schuurmans / Wageningen Universiteit Edwin Peeters, Wageningen Universiteit
winterweer kan effectiviteit van krw-maatregelen beïnvloeden Experimentele studies tonen aan dat drijvende planten meer profiteren van klimaatverandering dan submerse planten1). Een analyse van langjarige (19812006) meetgegevens afkomstig uit sloten onderschrijft deze bevindingen: milde winters leiden tot hogere kroosbedekking in de zomer, terwijl koude winters leiden tot meer submerse planten. Daarnaast toont onze analyse aan dat overwinterings en groeistrategie van planten, bodemsoort en de weersomstandigheden in de winter de plantenbedekking in het groeiseizoen kunnen verklaren. Analyses van langjarige meetreeksen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het begrijpen van het functioneren van ecosystemen, nu en in de toekomst. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de planning van het uitvoeren van voorgenomen (KRW)maatregelen.
H
34
et klimaat verandert. Klimaatscenario’s voor Nederland voorspellen dat toekomstige zomers warmer en droger zullen worden en dat winters milder en natter worden. Voor aquatische ecosystemen geldt in het algemeen dat de watertemperatuur en de beschikbaarheid van nutriënten zal toenemen. De interne fosfaatbelasting neemt toe door sterkere mineralisatie en zuurstofloosheid door opwarming. De toename van de externe nutriëntenbelasting is het gevolg van een grotere neerslaggestuurde afstroom. Omdat sloten een sterkere interactie met de terrestrische omgeving hebben, zullen deze effecten van klimaatverandering sterker zijn dan in de meeste andere waterlichamen. Vanwege de geringe waterdiepte warmen sloten sneller op dan grotere waterlichamen. Daarnaast hebben sloten een hoge oppervlakte/ volumeratio, waardoor de beschikbaarheid van nutriënten sterk gestuurd wordt door het sediment. Ook liggen sloten vaak in agrarisch gebied waardoor de oppervlakte-afstroom nutriëntenrijk is.
Klimaatverandering heeft onder andere effect op de verspreiding van soorten. In Nederland wordt verwacht dat winters sterker worden beïnvloed door klimaatverandering dan zomers4). De groei- en overwinteringsstrategie van waterplanten kan daarom bepalend zijn voor de bedekking in het volgende groeiseizoen. Zo zijn er submerse soorten die het hele jaar groen kunnen blijven (zoals waterpest) en submerse soorten die op het einde van het groeiseizoen altijd afsterven (zoals fonteinkruiden). Deze laatste groep begint het volgende voorjaar uit het wortelstelsel of uit eerder geproduceerde winterknoppen. Drijvende planten, zoals kroos, kunnen overleven als plant aan het wateroppervlak of als winterknop op het sediment. Het doel van dit onderzoek is om effecten van klimaatverandering op de bedekking van sloten te achterhalen. Omdat sediment sturend is voor de beschikbaarheid van nutriënten, splitsen we de analyse uit naar bodemtype (organisch/anorganisch).
Sloten kenmerken zich door de aanwezigheid van zowel submerse als drijvende planten. Beide planttypen kunnen dominant aanwezig zijn in sloten (alternatieve evenwichten2)). Een gevarieerde vegetatie wordt als wenselijk beschouwd. Hoge nutriëntenbelasting, marginale invloed van wind en het ontbreken van stroming in sloten leidt ertoe dat deze bedekt raken met drijvende planten, zoals kroos. Dominantie van drijvende planten wordt als onwenselijk beschouwd omdat het resulteert in een lagere biodiversiteit3).
Voor de analyse hebben we gegevens van 2.274 sloten (zie afbeelding 1) met in totaal 22.961 observaties tussen 1981-2006 uit de Limnodata neerlandica gebruikt. Er waren minder gegevens beschikbaar van sloten op organische bodem (veen, n = 530) dan op anorganische bodem (zand/klei, n = 1.744). Helaas zijn in deze dataset geen meerjarige tijdreeksen voor individuele sloten beschikbaar. Daarom hebben we per jaar een gemiddelde bedekking voor de zomer op basis van alle sloten berekend uitgesplitst naar groei- en overwinteringstrategie
Analyse
(drijvende planten, altijd-groene submerse planten en winter-afstervende planten). De Noord-Atlantische Oscillatie (NAO)winterindex is het gemiddelde luchtdrukverschil tussen Portugal en IJsland over de periode december (van voorgaand jaar) tot en met maart en is een goede maatstaf voor het weer in Nederland1). Een positieve waarde van deze index correspondeert met een milde en natte winter. Een negatieve waarde van deze index betekent een koude winter. Voor de toekomst wordt verwacht dat er vaker een positieve NAO-winterindex (milde en natte winter) zal voorkomen.
Bevindingen
De resultaten van onze analyse laat zien dat milde en natte winters (positieve NAO) drijvende planten en altijd-groene submerse planten positief beïnvloeden. Winterafstervende submerse planten worden daarentegen positief beïnvloed door koude en strenge winters (negatieve NAO) (zie afbeelding 2). Na een milde en natte winter hebben drijvende en altijd-groene submerse planten een snelle start aan het begin van het groeiseizoen, waardoor het voor de winter-afstervende planten extra lastig wordt om zich nog te handhaven. Drijvende en altijd-groene submerse planten zijn echter gevoeliger voor vorst. Hierdoor zijn deze planten na een strenge winter minder aanwezig, waardoor winter-afstervende submerse planten een hogere kans op succes hebben. Daarnaast zorgt kou voor een meer succesvolle kieming van overwinteringstructuren5), waardoor de winter-afstervende submerse planten een voordeel hebben
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 34
15-08-11 16:35
platform omdat zij winterknoppen, wortelstokken of zaden gebruiken voor reproductie naar het volgende seizoen. Het positieve verband tussen milde en natte winters en drijvende planten is sterker in veensloten dan in zand- en kleisloten. Beide typen submerse planten gedragen zich hetzelfde op beide bodemsoorten. Dit ondersteunt het vermoeden dat milde en natte winters leiden tot een verhoogde beschikbaarheid van nutriënten in de waterlaag, waardoor drijvende planten meer voordeel ondervinden. Zij zijn voor hun nutriënten volledig afhankelijk van de beschikbare nutriënten in de waterlaag en het beste in staat te profiteren van toegenomen nutriëntenbelasting1). De oorzaak van de toegenomen fosfaatbelasting is waarschijnlijk de verhoogde mineralisatie van de veenbodem door opwarming. Externe nutriëntenbelasting wordt in veenweidegebieden versterkt als na een droge periode met veel mineralisatie en een periode met veel neerslag en dus veel nutriëntenrijke afstroom volgt6).
Gevolgen
De resultaten van deze langjarige trendanalyse laten zien dat er duidelijke verschillen zijn in de bedekking van sloten door waterplanten met verschillende groeien overwinteringsstrategie. Met behulp van deze verbanden kunnen schattingen gedaan worden voor de te verwachten bedekkingen in de zomer op basis van het weer in de winter voorafgaand aan het groeiseizoen. Deze kennis kan bijvoorbeeld gebruikt worden om te bepalen wanneer bepaalde (KRW-)maatregelen uitgevoerd dienen te worden om de kans op succes te vergroten of om te onderbouwen waarom bepaalde doelen niet gehaald worden. Na een strenge winter kan een lagere kroosbedekking in de zomerperiode worden verwacht. Hierdoor hoeft minder (hoeveelheid/frequent) kroos verwijderd te worden, wat de kosten drukt en de kans op succes vergroot. Ook kan de planning van baggeren een rol spelen bij kroosreductie. Door te baggeren tijdens of vlak na een strenge winter, verminderen
Afb. 1: De bemonsteringslocaties.
de overwinteringknoppen van drijvende planten. Dit kan net het laatste zetje geven om het watersysteem in een gewenste staat te krijgen7). Daarnaast helpt het ook om te beseffen dat de kans van een ongewenste omslag naar een kroosgedomineerd systeem groter is na een milde winter. Uitvoer van maatregelen rondom een milde winterperiode kan resulteren in ongewenste effecten. Een voorbeeld is baggeren in het najaar, waardoor nutriënten vrij komen in de waterlaag. Reeds tijdens een milde winter of in het volgende voorjaar neemt kroos deze nutriënten op, wat eenvoudig kan leiden tot een massale kroosontwikkeling alvorens submerse vegetatie zich kan ontwikkelen. De overgang van een gevarieerde vegetatie naar een door kroos gedomineerd systeem is sterk afhankelijk van de nutriëntenbe-
Afb. 2: Noord-Atlantische Oscillatie (NAO)-winterindex en respons van drijvende planten, altijd-groene submerse planten en winter-afstervende planten in sloten op anorganische bodem (zand/klei).
lasting. Om de kans te vergroten dat het systeem blijvend omslaat naar de gewenste toestand, is het noodzakelijk de nutriëntenbelasting onder de kritische waarde te brengen. Opwarming zal ertoe leiden dat die kritische grens nog lager zal zijn. Het beheer zal dan ook gericht moeten zijn op reductie van de nutriëntenbelasting (bijvoorbeeld door de aanleg van bufferstroken). Maar ook andere maatregelen zullen nodig zijn om de dominantie van kroos te verminderen, door bijvoorbeeld op andere momenten te baggeren. Dit artikel is in een andere vorm verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Freshwater Biology (Netten et al., 2011, ‘Differential response to climatic variation of free-floating and submerged macrophytes in ditches’). LITERATUUR 1) Netten J. (2011). Competition between free-floating and submerged macrophytes in a future of climate change. Proefschrift Wageningen Universiteit. 2) Scheffer M. et al. (2003). Floating plant dominance as a stable state. PNAS 100, pag. 4040-4045. 3) Peeters E., J. de Klein en M. Scheffer (2007). Onderzoek naar het ecologische functioneren van Nederlandse sloten. H2O nr. 6, pag. 30-31. 4) Sigmond M. (2003). On the coupling between the stratosphere and the troposphere. Proefschrift TU Eindhoven. 5) Van Wijk R. en H. Trompenaars (1985). On the germination of turions and the life cycle of Potamogeton trichoides Cham. Et Schld. Aquatic Botany 22, pag. 165-172. 6) Rip W. (2007). Cyclic state shifts in a restored shallow lake. Proefschrift Wageningen Universiteit. 7) Van Zuidam J., E. Raaphorst, B. van der Wal en E. Peeters (2011). Herstel van ondergedoken watervegetaties in sloten: het belang van overlevingsorganen. H2O nr. 10, pag. 33-35.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 35
35
15-08-11 16:35
agenda 7 september, Nieuwegein Samen de waterketen in
seminar als opvolger van de ‘OPIW-middag’, die tot vorig jaar werd georganiseerd door KWR Industrie & Water. Doel is horen waar de interesse van de eindgebruiker ligt, netwerken en nieuwe thema’s op de agenda zetten. Organisatie: KWR Industrie & Water. Informatie: www.kwrwater.nl.
20 september, Maastricht PestO: bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermings gebieden
symposium over een meerjarig onderzoek naar het vóórkomen van bestrijdingsmiddelen in de grondwaterbeschermingsgebieden in Limburg. Organisatie: WML, Provincie Limburg, KWR, DHV en DLV Plant. Informatie: www.limburg.nl/pesto.
22 september, ‘s-Hertogenbosch - SIKB
jaarcongres over de wijzigingen van regels, beleid, uitvoering en toezicht op de bodem die dit najaar verwacht worden én een evaluatie van het Besluit bodemkwaliteit. Organisatie: SIKB. Informatie: www.sikb.nl.
22-23 september, Amersfoort Water is zoveel meer dan H2O
conferentie over ‘vitaal water’, met op donderdag een wetenschappelijk seminar over fundamentele vragen voor water professionals die verbreding zoeken en vrijdag vooral praktische toepassingen. Organisatie: DHV. Informatie: www.dhv.nl.
24 september, Amersfoort Watervitalisering
conferentie over wat te verwachten is van watervitalisering en welke ervaringen er mee zijn opgedaan. Organisatie: Stichting WATER Drager van Leven. Informatie: Peter Schukking (030) 695 92 95 of www.stichtingwater.nl.
24 september, diverse locaties Dag van de dijk
publieksevenement over waterveiligheid waar innovaties en bewustwording centraal staan. Breed scala aan activiteiten op en rond waterkeringen. Organisatie: Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat. Informatie: www.dagvandedijk.nl.
27 september, Den Haag - De miljoenennota in waterperspectief
bijeenkomst om de Miljoenennota en de gevolgen daarvan voor de watersector te bespreken. Prominente sprekers uit de watersector en de politiek zullen met elkaar in debat gaan. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
36
28 september, Amsterdam - Bouwen in diepe polders: doormodderen of verregaande stappen?
bijeenkomst over de problemen met het bouwen in diepe polders. Ondanks een zorgvuldige watertoets kan grondwater in diepe polders voor problemen zorgen. Hoe kan dat in de toekomst voorkomen worden? Welke rol speelt (beter) bouwrijp maken van de grond daarbij? Wat is er mogelijk met de huidige kennis en instrumenten en hoe blijven de kosten onder controle? Organisatie: Waternet en het platform Beter Bouwen Beter Wonen. Informatie: (020) 608 36 35.
3 en 4 oktober, Leeuwarden Co-operation in innovation, a global requirement?
jaarlijks tweedaags congres van Wetsus met dit jaar aandacht voor de noodzaak om samen te werken bij innovatie op watertechnologisch gebied (eerste dag) en de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van waterbehandelingstechnologie (tweede dag). Informatie: www.wetsus.nl.
4 oktober, Meppel - Nieuwe sanitatie
8e platformbijeenkomst over onder andere de ervaringen met de inzameling en het transport van afvalwater van verschillende samenstelling én de ontwikkeling van mogelijke nieuwe concepten met betrekking tot ‘nieuwe sanitatie’. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie. Informatie: (033) 460 32 00.
4-5 oktober, Rotterdam - Pumps & Valves
vakbeurs die helemaal in het teken staat van pompen, kleppen en afsluiters. Organisatie: easyFairs. Informatie: www.easyfairs.com.
4-6 oktober, ‘s-Hertogenbosch - Milieu
tweede editie van deze beurs, met als thema’s onder meer (afval)waterbehandeling, bodemonderzoek en duurzaam inkopen. Organisatie: 2XPO B.V. Informatie: www.milieuvakbeurs.nl.
6 oktober, IJmuiden Behandeling industrieel afvalwater
themadag over het verbreden van kennis omtrent het optimaliseren van industriële (biologische) afvalwaterzuiveringen. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: www.waternetwerk.nl.
6-7 oktober, Vijfhuizen - No-Dig
jaarlijks evenement rond sleufloze technieken waarbij aanleg, onderhoud, renovatie en vervangen van ondergrondse leidingen kan plaatsvinden zonder dat wegen opengebroken hoeven te worden. Met een beurs en een congres (op 6 oktober). Organisatie: Nederlandse Vereniging voor Sleufloze Technieken en Toepassingen. Informatie: (079) 325 22 60.
12 oktober, Petten - Het belang van de Noord-Hollandse kust binnen het zandig systeem van Calais tot Denemarken
symposium over de zwakke plekken aan de Noord-Hollandse kust en de noodzakelijke versterking daarvan. De kustmorfologie en het Noord-Hollands kustsysteem worden onder de loep genomen, maar ook onder andere de ruimtelijke kwaliteit. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
13 oktober, Breda Waterbouwdag
jaarlijkse bijeenkomst met aandacht voor de gevolgen van de bezuinigingen op een aantal grote (water)bouwprojecten. Gekeken wordt naar uitvoerbare en concrete plannen om bestaande waterproblemen op te lossen en tegelijkertijd de economische crisis te lijf te gaan. Organisatie: CURNET. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
13 oktober, Rotterdam - Water, wonen en ruimte
congres over gebiedsontwikkeling en het combineren van de verschillende functies van water, zoals waterberging met wonen en natuurontwikkeling en recreatie. Dit vraagt om creatieve, innovatieve oplossingen op het gebied van ontwerp, techniek, organisatie en financiën én samenwerking. Organisatie: Elba Media. Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.
29 oktober - 4 november, Amsterdam - Internationale waterweek
een week met daarin Aquatech, Aquaterra, enkele internationale congressen en de nieuwe beurs Integrated Aqua Solutions met een aantal prestigieuze waterprojecten. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquatechtrade.com.
15 november, Driebergen Monitoring stroomgebieden
afsluiteind symposium van het project Monitoring Stroomgebieden. Waar komen de nutriënten in het oppervlaktewater vandaan? Welke rol speelt de landbouw? Heeft het mestbeleid effect gehad? Welke sturingsmogelijkheden zijn er voor schoon water? Organisatie: Alterra en Deltares. Informatie: www.monitoringstroomgebieden.nl.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 36
15-08-11 16:35
handel & industrie Samenwerking Nieuwe sensor meetprogramma meet zware afvalwater metalen in systeem water Aanpassing koppelputten voorkomt wateroverlast Met een relatief eenvoudige aanpassing is de werking van verbeterde gescheiden stelsels ingrijpend te optimaliseren. AQA HydraSep heeft daarvoor de TSK-Control ontwikkeld, die de toevoer van regenwater naar het DWA-riool begrenst wanneer dit zich vult. Het systeem is tegen lage kosten in bestaande putten aan te brengen. In veel verbeterde gescheiden stelsels wordt de first flush van het regenwater via terugslagkleppen naar het DWA-riool afgevoerd. Het idee is dat bij grote buien het water via drempels overstort naar de sloot. De hoogte van de drempels bepaalt echter tevens de opstuwing in het riool en bij forse buien leidt dit tot wateroverlast. TSK-Control regelt de toevoer van regenwater naar het DWA-riool. Zodra de vulling van het DWA-riool een - instelbaar - peil overschrijdt, wordt de terugslagklep tussen RWA- en DWA-riool geforceerd dichtgedrukt. Het resultaat is dat de peilstijging in het DWA-riool stopt, het riool beschikbaar blijft voor vuil water en schoon water alleen het RWA-riool vult. Wanneer het peil in het DWA-riool zakt, wordt de terugslagklep vrijgegeven en het regenwater weer afgevoerd. TSK-Control werkt ook bij grote niveauverschillen en past in kleine putten. Het afregelen gebeurt tijdens de montage.
Waterschap Vallei & Eem en 13 gemeenten gingen recent een samenwerking aan voor het opstellen en uitvoeren van een regionaal meetprogramma voor het afvalwa tersysteem. Doel hiervan is om de werking van de gezamenlijke afvalwaterketen in kaart te brengen, zodat men nauwkeurig kan bepalen welke investeringen noodzakelijk zijn in onder meer zuiveringsinstallaties en rioleringen. Een eerste besparing is inmiddels gerealiseerd door een gezamenlijke aanbesteding uit te schrijven. Deze is gewonnen door I-Real. I-Real zal het open telemetrie- en procesautomatiseringssysteem H2gO voor dit project inzetten. Het project omvat het ontwerpen, ontwikkelen, installeren, in bedrijf stellen, testen en onderhouden van een regionaal meet- en telemetriesysteem voor metingen in en om de afvalwatersystemen (rioolstelsels en rioolwaterzuiveringen). Volgens directeur Eric Heersink van I-Real heeft het bedrijf de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de protocolontwikkeling, waardoor H2gO met nagenoeg alle dataloggers en meetapparatuur kan communiceren. Ook zijn er diverse import- en exportmogelijkheden, waardoor een totaaloverzicht van het afvalwatersysteem ontstaat. Er komt één centrale, regionale hoofdpost (H2gO) waaraan de al bestaande hoofdposten te koppelen zijn. Ook zijn er gemeenten die ervoor kiezen om direct op de centrale hoofdpost aan te sluiten. Deze bestaat onder andere uit een databank, een gegevensbeheersysteem en functies voor de validatie van meetgegevens, rapportage en bediening op afstand. Het project omvat onder andere 550 bestaande, aan de hoofdpost te koppelen meet- en regellocaties. Voor meer informatie: (0314) 36 66 00. Een datalogger in een overstortput.
Voor meer informatie: (072) 562 84 86.
Op initiatief van Holland Watertech nology uit Driebergen is in Europees verband een zeer precies werkende sensor ontwikkeld om snel, goedkoop en zelfs online koper- en zilverionen en andere zware metalen in water te meten en de indien nodig (ook op afstand) meteen bij te sturen. De sensor kan minieme hoeveelheden koper- en zilverionen, die worden gedoseerd in de BIFIPRO (de apparatuur van Holland Watertechnology voor het bestrijden van Legionella in drink- en koelwater), accuraat meten. Hiermee wordt de gedoseerde hoeveelheid onmiddellijk bekend en is wachten op het nemen en analyseren van watermonsters niet meer nodig. Na een uitvoerige testperiode in het laboratorium van het bedrijf is het eerste BIFIPROsysteem met de Silco-sensoren afgelopen juli in een spacentrum in Slowakije geplaatst. Omdat het bad door de toevoeging van koper- en zilverionen vrij blijft van bacteriën, is chloordosering overbodig. De hoeveelheid koper en zilver wordt continu gemonitord door de sensor, die in het Silco-project is ontwikkeld. Gesteund door een Europese subsidie begon Holland Watertechnology in 2009 het project, samen met Eijkelkamp Agrisearch Equipment, Selor en Geoconnect. Ook de universiteiten van Keulen en Florence en MKB-bedrijven uit Griekenland en Slowakije namen deel. Ook bij de toepassing van BIFIPRO voor legionellabestrijding bij koeltorens is de Silcosensor te gebruiken. Bij accurate dosering hoeven immers geen kostbare en milieubelastende chemicaliën te worden toegevoegd en vanwege de vaak lastige toegankelijkheid van koeltorens is het gebruik van een accurate sensor een adequate oplossing. Voor meer informatie: (0343) 47 50 90.
Vernufteling 2011
DHV is genomineerd voor de Vernufteling 2011 met een slim besturingssysteem voor waterinstallaties. De Vernufteling is de jaarlijks terugkerende prijs die het blad De Ingenieur uitreikt voor het meest innovatieve project van een Nederlands ingenieursbureau. De Super OPIRater is één van de 18 genomineerde projecten. Dit besturingssysteem stuurt waterinstallaties onder meer aan door het nauwkeurig voorspellen van het wateraanbod, nauwkeuriger dan een menselijke operator. Aldus DHV.
H2O / 16 - 2011
1105054_H2O nr 16 2011.indd 37
37
15-08-11 16:35
Watervenster Flowserve B.V.
Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E
[email protected] I www.flowserve.com
Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.
Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.
Krohne Nederland B.V. KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E
[email protected] I www. Krohne.com
KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.
Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I.
[email protected]
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Melspring International BV Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E
[email protected] I www.watermelspring.com
1105054_H2O nr 16 2011.indd 38
Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. • Poly-electrolieten voor slibindikking en – ontwatering • Metaalzouten (ijzerchlorides/ijzerchloridesulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) • Koolstofbronnen (methanol/ethanol/
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends • Verkoop/verhuur (installaties voor aanmaak, opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) • (Afval)waterbehandeling op maat, met kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
15-08-11 16:35
Watervenster Omegam Laboratoria B.V. • • • • • •
Afvalwateronderzoek Drinkwateronderzoek (o.a. legionella) Zwemwateronderzoek Medicijnresten Bestrijdingsmiddelen Biociden
Omegam Laboratoria meet zeer lage concentraties van een groot aantal verbindingen in water. Gaat het nu om oppervlakte-, zwem-, afval- of grondwateronderzoek, wij leveren
snel betrouwbare analyseresultaten. Wij maken gebruik van moderne technieken en analysemethoden conform (inter-) nationale normen. Naast chemische analyses voeren wij bacteriologisch en hydrobiologisch onderzoek uit. Denkt u maar aan e-coli, legionella en blauwalg. Voor meer informatie kunt u altijd contact met ons opnemen of onze website bezoeken.
Omegam Laboratoria B.V. HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam T +31 (0)20 5976 769 E
[email protected] I www.omegam.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E
[email protected] I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E
[email protected] I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Pompen vormen belangrijke en soms onmisbare schakels in bedrijfsprocessen. Daarom is de pompapplicatie, het specifieke proces en de individuele klantwens bij Van Wijk & Boerma Pompen B.V. de basis van ons denken en handelen. Wij voeren een breed en diep assortiment pompen voor uiteenlopende marktsegmenten, zoals de (petro)chemie & procesindustrie, de milieuen watersector, de voedingsmiddelen- en drankenindustrie, de farmaceutische industrie
1105054_H2O nr 16 2011.indd 39
en de Original Equipment Manufacturers. Daarnaast verzorgt Van Wijk & Boerma ook het onderhoud aan de pompen en kunnen skids worden ontworpen en worden gebouwd. Voor advies omtrent het te verpompen medium kunt u altijd contact opnemen. Van Wijk & Boerma is opgericht in 1907 en maakt onderdeel uit van de Verder Groep.
Van Wijk & Boerma Pompen B.V. Leningradweg 5, 9723 TP Groningen Postbus 95, 9700 AB Groningen T + 31 (0)50 549 59 00 F + 31 (0)50 549 59 01 E
[email protected] I www.wijkboerma.nl
15-08-11 16:35
LOGISTICON WATER TREATMENT
Demiwater
DÉ SPECIALIST IN WATERBEHANDELING!
afvalwater
Koelwater
Proceswater
Een zuivere samenwerking Welke vorm van waterbehandeling u ook wenst, Logisticon levert u: Klant specifieke installaties Ontwerpen in 3D Procesontwerp en Werktuigbouw/Elektrotechniek in één hand Optie huur (pilot)installatie Aarzel niet en maak gebruik van onze expertise in water.
1105054_H2O nr 16 2011.indd 140 adv Productie 210x297(3).indd
Logisticon Water Treatment b.v. Postbus 38, 2964 ZG Groot-Ammers, Nederland Telefoon: +31 (0) 184 - 60 82 60 Website: www.logisticon.com
15-08-11 16:35 15-02-2010 17:11:39