16 voorstellen voor een geïntegreerde en duurzame aanpak van de vluchtelingencrisis I. BEHEERSING VAN DE INSTROOM
1. Sterker gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid Enkel een Europese oplossing voor de huidige crisis kan een duurzaam perspectief bieden. Daarom is er dringend nood aan een sterker gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid. CD&V wil een snelle implementatie van de Europese Migratieagenda om de asielprocedures te versnellen, de omstandigheden in de registratiecentra te verbeteren en een sterk gemeenschappelijk terugkeerbeleid uit te bouwen. Grensbeheer – buitengrenzen beveiligen en levens redden
CD&V wil blijvend inzetten op het redden van levens, door middel van een verhoogde inzet op de Middellandse Zee via zoek- en reddingsacties van de Europese Unie.
CD&V wil een gemeenschappelijke Europese kust- en grenswacht die samen met de lidstaten de gemeenschappelijke buitengrenzen bewaakt en de mensonwaardige strategie van de mensensmokkelaars bestrijdt. CD&V steunt daarom een ‘European Border and Coast Guard Management Package’, waarbij het buitengrensbeheer een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid wordt van alle EU-lidstaten, en een nieuw EU Agentschap, de EU Border and Coast Guard Agency, doeltreffend zal kunnen optreden aan de buitengrenzen. Op die manier kan het vertrouwen in de Schengenzone herwonnen worden.
Aanvullend wil CD&V ‘slimme Europese buitengrenzen’, waarbij migranten via een elektronisch systeem geregistreerd worden. Zo kunnen we vat krijgen op de migratiestromen.
Verhoogde grenscontroles door de EU en de lidstaten moeten gekoppeld worden aan een verhoogde samenwerking met de grens- en kustwachten van onze buurlanden, in het bijzonder Turkije.
Dit is voor CD&V cruciaal voor de bescherming van onze open grenzen binnen de Schengenzone.
1
Sterk gemeenschappelijk asielbeleid
CD&V wil een snelle uitrol van de hot-spots aan de Europese buitengrenzen waar asielzoekers gescreend en geregistreerd worden door de lidstaten, met Europese middelen en gedetacheerd Europees personeel.
CD&V wil dit aanvullen met centra voor de registratie en verwerking van asielprocedures in de buurlanden, en in het bijzonder in Turkije, zodat asielaanvragen aan de Europese buitengrenzen verwerkt kunnen worden. Zo vermijden we dat migranten de gevaarlijke oversteek moeten maken, ondermijnen we de strategie van de mensensmokkelaars en verzekeren we dat enkel vluchtelingen die recht hebben op internationale bescherming in Europa toegelaten worden.
Voor CD&V is een sterk, humaan gemeenschappelijk asielbeleid op twee pijlers gebouwd: het recht op asiel voor wie recht heeft op internationale bescherming, en een snel en humaan terugkeerbeleid voor wie geen recht heeft op internationale bescherming. 1. Recht op asiel en een snelle asielprocedure
CD&V is voorstander van een permanent bindend spreidingsplan voor asielzoekers binnen de Europese Unie, gebaseerd op het bevolkingsaantal, het BBP, het aantal asielaanvragen en de werkloosheidsgraad in een lidstaat.
CD&V wil dat alle lidstaten de huidige Europese asielwetgeving integraal uitvoeren en toepassen, maar dat de Dublin-regels op langere termijn volledig herzien worden, met de nadruk op onderlinge Europese solidariteit en gekoppeld aan het permanente spreidingsplan. De Europese Commissie dient hiervoor voorstellen op tafel te leggen.
CD&V is ook voorstander van een versterkt Europees hervestigingsplan.
2. Snel en humaan terugkeerbeleid
CD&V is voorstander van een versterkt, gemeenschappelijk terugkeerbeleid, onder leiding van het Europese grensagentschap Frontex. Ook een nauwere samenwerking met de landen van oorsprong is hiervoor van cruciaal belang. Het screenen en registreren in de hot-spots en in de verwerkingscentra spelen een kernrol bij het opvolgen van de terugkeer.
CD&V is voorstander van een gemeenschappelijke Europese lijst van veilige landen. Dit zal de asielprocedures meer ruimte geven en effectieve terugkeer vereenvoudigen. Het is normaal dat we in deze tijden voorrang geven aan wie echt onze bescherming nodig heeft.
2
Oorzaken van (on)regelmatige migratie aanpakken
Om de oorzaken van (on)regelmatige migratie aan te pakken, is een versterkt Europees buitenlands beleid nodig.
CD&V wil dat de EU de drijvende kracht blijft achter het internationale diplomatieke offensief van de VN om de conflicten en de terreur in Syrië, Irak en Libië te beëindigen, stabiele samenlevingen in onze omgeving op te bouwen en de grondoorzaken van migratie aan te pakken.
De bijdragen van de Lidstaten aan het VN Vluchtelingenagentschap, het Wereldvoedselprogramma en de buurlanden moeten substantieel verhoogd worden om de opvangcapaciteiten voor vluchtelingen in de landen in de directe omgeving van Syrië te ondersteunen.
CD&V wil dat de EU de oorzaken van migratie ook op lange termijn aanpakt door een omvattend Europees buitenlands-, ontwikkelings- en handelsbeleid te ontwikkelen dat de bevolking van landen in Afrika en het Midden-Oosten perspectieven geeft op een betere toekomst.
CD&V wil via een gestructureerde samenwerking met de lidstaten die bereid zijn om stappen vooruit te zetten een initiatief nemen in de richting van een Europese defensiepolitiek.
o
Bestaande ‘pooling & sharing’ projecten, zoals de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking, vormen de perfecte opstap om een verenigd en effectief Europees defensiebeleid uit te rollen.
o
CD&V wil dat dit gekoppeld wordt aan een permanent overleg- en besluitvormingsforum – die moet uitmonden in een Raad van Ministers van Defensie – en een volwaardige commissie veiligheid en defensie in het Europees Parlement. Daarnaast moet er een Europese Defensiecommissaris aangeduid worden. Het doel is een echte Europese defensiepolitiek onder Europees militair en politiek commando, waarbij de beslissing over de inzet door de betrokken Europese lidstaten wordt genomen.
Een verenigd en effectief Europees defensiebeleid is voor CD&V volledig complementair met de NAVO.
3
2. Verdere uitbouw van het gemeenschappelijk Europees sociaal beleid De huidige vluchtelingencrisis versterkt de noodzaak om het gemeenschappelijk Europees sociaal beleid verder uit te bouwen. Een op Europees niveau in het leven geroepen minimumsokkel inzake sociale bescherming kan helpen het sociale beleid van de diverse lidstaten beter op elkaar af te stemmen, zodat de verschillen tussen de lidstaten kleiner worden. Dat kan het aanzuigeffect dat een beperkt aantal lidstaten vandaag lijkt te hebben afremmen en bijdragen tot een betere natuurlijk spreiding van migratiestromen over de hele EU. Het referentieminimuminkomen zou hierbij een belangrijke stap kunnen vormen, via de invoering van een relatieve minimumstandaard die rekening houdt met het mediaaninkomen van de inwoners van elke lidstaat. Een dergelijk referentieminimuminkomen geldt uiteraard voor alle inwoners van een bepaalde lidstaat, zowel voor eigen onderdanen als voor nieuwkomers. Ook wat betreft steunmaatregelen voor nieuwkomers dient het beleid verder geharmoniseerd te worden.
3. Mogelijkheid tot beëindiging van het verblijfsrecht van vluchtelingen De Vreemdelingenwet voorziet reeds verschillende manieren om een einde te maken aan de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus, conform internationale en Europese regelgeving. Zo kunnen de beschermingsstatus en het verblijfsrecht o.m. worden ingetrokken wanneer de vluchteling een gevaar betekent voor de veiligheid van het land of voor de samenleving, of wanneer blijkt dat hij fraude heeft gepleegd bij het indienen van zijn asielaanvraag. CD&V is van mening dat daarnaast ook de wettelijke mogelijkheid moet worden gecreëerd om gedurende de eerste 5 jaar een einde te maken aan het verblijfsrecht van erkende vluchtelingen wanneer de omstandigheden in het herkomstland, die aanleiding hebben gegeven tot de erkenning, zodanig zijn gewijzigd dat deze bescherming niet langer nodig is: -
-
Het beëindigen van de status van internationale bescherming moet, net zoals de toekenning ervan, een bevoegdheid blijven van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Het CGVS heeft nu reeds de wettelijke mogelijkheid om de status van erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden op te heffen wanneer de omstandigheden in het herkomstland, die aanleiding hebben gegeven tot de erkenning, zodanig zijn gewijzigd dat deze bescherming niet langer nodig is. Deze wijziging moet wel voldoende ingrijpend en duurzaam zijn. Daarnaast dient ook de mogelijkheid te worden gecreëerd om binnen een termijn van 5 jaar het verblijfsrecht van vluchtelingen in te trekken wanneer het CGVS de status heeft opgeheven. Dit is o.m. mogelijk door de invoering van een tijdelijk verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen: gedurende de eerste 5 jaar te rekenen vanaf de datum van de asielaanvraag beschikt de vluchteling slechts over een tijdelijk verblijfsrecht. Na 5 jaar verblijf in België wordt de erkende vluchteling automatisch een onbeperkt verblijfsrecht toegekend. Voor de eventuele intrekking van het verblijfsrecht dient de DVZ evenwel rekening te houden met de lokale verankering van de vreemdeling in onze samenleving: de DVZ dient daarbij een afweging te maken tussen verschillende elementen, zoals de duur van het wettelijk
4
verblijf in België, het gezinsleven, en het bestaan van banden met België (o.m. werk, integratie,…). CD&V is zich bewust van de mogelijke valkuilen van het tijdelijk verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen: het is realistisch te stellen dat ook heel wat vluchtelingen na de periode van 5 jaar in België zullen blijven. Wij wensen daarom te benadrukken dat het invoeren van een tijdelijk verblijfsrecht niet mag betekenen dat een aparte categorie burgers wordt gecreëerd. En het betekent ook niet dat we niet volop moeten inzetten op inburgering, integratie, onderwijs en tewerkstelling van zij die in ons land arriveren en hier een verblijfsrecht krijgen, ook al is dat in eerste instantie tijdelijk.
4. Versterking van het terugkeerbeleid, met meer ondersteuning vrijwillig terugkeer en ondersteuning van een sterker gemeenschappelijk Europees terugkeerbeleid -
Op Europees niveau snel werk maken van een sterker gemeenschappelijk terugkeerbeleid;
-
Daarnaast in eigen land conform het principe “vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet” voldoende middelen vrijmaken voor het terugkeerbeleid. De nadruk moet daar liggen op vrijwillige terugkeer, aangezien dit de meest duurzame vorm is;
-
Snel werk maken van het proefproject waarbij het mogelijk wordt rechtstreeks vanuit de opvangplaats vrijwillig terug te keren zodat de continuïteit van de begeleiding verzekerd is.
II. HUMANE OPVANG
5. Spreiding van de opvangcapaciteit De huidige vluchtelingencrisis stelt ons land voor grote uitdagingen op het vlak van de opvang van asielzoekers. Voor CD&V moet er ook in tijden van crisis een opvangplaats zijn voor iedereen. Dit stelt de regering voor de enorme uitdaging om de opvangcapaciteit in sneltempo uit te breiden. Bij het openen van collectieve centra dient voor CD&V steeds rekening te worden houden met een evenwichtige spreiding van de capaciteit over het grondgebied. Daarnaast benadrukken wij het belang van de individuele opvangplaatsen. Hier worden prioritair de kwetsbare groepen (o.m. mensen met fysieke handicap, zwangere vrouwen en alleenstaanden met kinderen) en de asielzoekers met een grote kans op erkenning in opgenomen. Omdat de individuele opvang ook de meeste ruimte biedt om op maat te werken en de zelfredzaamheid van de erkende vluchtelingen te waarborgen, zullen deze plaatsen ook worden ingezet met het oog op maatschappelijke participatie van erkende vluchtelingen op het vlak van o.m. duurzame huisvesting, werk, opleiding,…
5
De regering besliste reeds om het aanbod aan lokale opvanginitiatieven (LOI’s) bij de verschillende OCMW’s te vergroten door de uitwerking van een verplicht en evenwichtig spreidingsplan aan de hand van verschillende parameters. Bij het uitwerken van het spreidingsplan wordt rekening gehouden met het bevolkingsaantal, de reeds geleverde inspanningen op het vlak van asielopvang, en de draagkracht van de gemeente. CD&V is zich bewust van de grote inspanning die in het kader van de opvang van asielzoekers wordt geleverd door de lokale besturen, en is daarom van mening dat betere garanties en ondersteuning moeten worden geboden aan de lokale besturen en OCMW’s.
6. Ondersteuning middenveldorganisaties voor de omkadering van psychosociale, geestelijke (spirituele) en juridische begeleiding in de opvang
maatschappelijke,
Kwaliteitsvolle opvang is voor CD&V steeds een prioriteit geweest. Opvang bestaat niet alleen uit “bed, bad en brood”, maar ook uit “begeleiding”. De vluchtelingencrisis zet dit laatste aspect onder druk: naast de toegenomen kwantiteit in de opvang, worden er ook nieuwe spelers uit de privésector actief in het opvangnetwerk. CD&V stelt daarom voor om middenveldorganisaties te ondersteunen om via tweedelijnsbijstand voor de omkadering en ondersteuning te zorgen van de noodzakelijke maatschappelijke, psychosociale, geestelijke (spirituele) en juridische begeleiding in de opvang, en op die manier een beroep te doen op de bestaande expertise in het opvangen van asielzoekers.
7. Betere financiële ondersteuning voor gemeenten met een opvangcentrum of lokaal opvanginitiatief op het grondgebied Gemeenten die een open opvangcentrum voor asielzoekers op hun grondgebied hebben, krijgen jaarlijks een federale toelage ter compensatie van de kosten die hieraan verbonden zijn. Dit bedrag dient o.m. ter compensatie van de extra kosten voor de burgerlijke stand en de veiligheidskosten. De Minister voor Maatschappelijke Integratie is hiervoor bevoegd (K.B. van 27 april 2007 houdende toekenning van een financiële tegemoetkoming aan de gemeenten met een open centrum voor de opvang van asielzoekers op hun grondgebied in 2006, BS 2 juli 2007). De toelage per effectieve opvangplaats bedraagt 247,92 euro per jaar. Met een “open opvangcentrum voor asielzoekers” worden de door Fedasil en het Rode Kruis beheerde collectieve opvangcentra bedoeld. Het bedrag van de toelage per plaats werd sinds de eerste toekenning in 2001 niet geïndexeerd. De kosten zijn nochtans gestegen (vb. wat personeelskosten voor de gemeente betreft). Daarom stelt CD&V voor om het bedrag eenmalig te verhogen en in de toekomst te indexeren. Daarnaast stelt CD&V voor om de door de Vlaamse regering toegekende extra middelen voor lokale besturen in te zetten ter ondersteuning van gemeenten die een opvangcentrum en/of lokaal opvanginitiatief op hun grondgebied hebben en die zich inzetten voor de opvang van vluchtelingen.
6
8. Betere praktische ondersteuning van lokale politiezones met een opvangcentrum op het grondgebied CD&V stelt voor om voor lokale politiezones met een opvangcentrum op het grondgebied een vrijstelling te voorzien van de verplichting om lokale politie in te zetten voor bovenlokale politietaken.
In Brussel willen we evolueren naar een eengemaakte politiezone.
III. INTEGRATIE
9. Uitbreiding capaciteit inburgeringscursussen, voorzien in intensievere cursussen voor hoogopgeleide nieuwkomers, en ondersteuning lokale inburgeringsinitiatieven -
Voldoende capaciteit voorzien zodat iedereen een inburgeringscursus kan volgen;
-
Intensievere cursussen voorzien voor hoogopgeleide nieuwkomers zodat hun integratie sneller verloopt;
-
Lokale inburgeringsinitiatieven ondersteunen.
10. Vervroegde toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers Buitenlandse onderdanen die in België een asielaanvraag indienen, hebben onder bepaalde voorwaarden en na een bepaalde tijd, te rekenen vanaf het indienen van hun asielaanvraag, de mogelijkheid om in België als werknemer te werken. Het verrichten van arbeid en het opdoen van werkervaring tijdens de asielprocedure heeft een positief effect op de integratie in de Belgische samenleving. Op die manier draagt de asielzoeker bij tot onze samenleving, en is hij ook vlugger in staat om in zijn eigen bestaansmiddelen te voorzien. CD&V stelde daarom voor om asielzoekers vroeger toegang te verschaffen tot de arbeidsmarkt, en hen reeds na 4 maanden de mogelijkheid te bieden om te beginnen werken met een arbeidskaart C i.p.v. na 6 maanden. De arbeidskaartreglementering werd hiertoe aangepast door het koninklijk besluit van 29 oktober 2015 tot wijziging van artikel 17 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
7
11. Behoud van rechten en plichten in sociale zaken CD&V wil geen apart sociaal statuut creëren voor erkende vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming. Het is voor ons belangrijk om deze nieuwkomers als volwaardige burgers in onze samenleving toegang te verlenen de sociale zekerheid en sociale bijstand in ons land, aangezien dit belangrijke instrumenten zijn in de strijd tegen armoede en uitsluiting. Echter, deze toegang blijft, net zoals voor andere burgers, een verhaal van rechten én plichten. Zo krijgen erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden niet onmiddellijk toegang tot alle takken van het sociaal zekerheidsstelsel. Hiervoor moeten zij eerst via arbeid bijdragen hebben geleverd aan het sociaal zekerheidssysteem. Wel hebben ze, net zoals andere burgers, recht op gewaarborgde kinderbijslag en gezondheidszorg. Toegang tot de sociale zekerheid of recht op sociale bijstand is dus gereglementeerd op een manier dat rechten en plichten in verhouding staan: aan sociale zekerheidsuitkeringen zijn voorwaarden inzake bijdragen gekoppeld, aan de bijstandsuitkeringen zijn onder meer concrete verblijfsvoorwaarden verbonden. Zo is bijvoorbeeld het leefloon niet onvoorwaardelijk: de betrokkene moet behoeftig zijn, en er moet bereidheid zijn tot maatschappelijke integratie, inclusief de wil om werk te zoeken. Op vlak van rechten in de sociale zekerheid (werkloosheid, pensioen,..) zijn de effecten van deze asielcrisis beperkt. De huidige wetgeving is al voldoende streng, en bevat weinig mogelijkheid tot lekkages. Het lijkt ons dan ook niet opportuun in dit kader extra maatregelen te nemen.
12. Uitbreiding en versterking van het OKAN –aanbod en het NT2-aanbod Onderwijs is een cruciale hefboom voor de integratie in onze samenleving. In Vlaanderen hebben we hiertoe reeds een goed uitgebouwd systeem, het ‘onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers’ (OKAN-aanbod). Dit moeten we versterken en verder uitbreiden: De organisatie, uitbreiding en programmatie van het OKAN-aanbod wordt versoepeld, zowel wat het basisonderwijs als het secundair onderwijs betreft. Ook kleuterscholen die in sterke mate met vluchtelingeninstroom worden geconfronteerd moeten op een extra ondersteuning kunnen rekenen. Waar nodig moet er ook in tijdelijke infrastructuur kunnen voorzien worden. Scholen die geconfronteerd worden met een sterke instroom van getraumatiseerde vluchtelingen worden in hun zorgbeleid versterkt via samenwerking van CLB en CAW. Het systeem met de vervolgcoaches – die de betrokken leerlingen opvolgen in de jaren na hun OKAN-jaar – en het OKAN-systeem binnen het Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs worden, daar waar nodig, versterkt. Deze vervolgcoaches zijn cruciaal bij de integratie van jongeren in de reguliere klas. De pedagogische begeleidingsdiensten en organisaties met sterke expertise op vlak van taalbeheersing en stimulering worden opgeroepen hun expertise ter beschikking te stellen. Taal en opleiding zijn belangrijke schakels inzake integratie. Nederlands voor anderstaligen (NT2) is cruciaal om aan inburgering te werken. Daartoe breiden we het aanbod van NT2 in Vlaanderen binnen de CBE en CVO uit.
8
In overleg met VDAB en Inburgering optimaliseren we de procedure om waar nodig tot erkenning van buitenlandse diploma’s te komen. Hiertoe versterken we ook de capaciteit om deze erkenningen ook effectief te kunnen waarmaken. Naast alle professionele inzet willen we ook de inzet van vrijwilligers stimuleren. Zij kunnen immers een grote meerwaarde betekenen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer ondersteuning via huiswerkbegeleiding, hulp bij lees- en spreekoefeningen, het wegwijs maken in het reilen en zeilen van het schoolleven in Vlaanderen,… Tot slot bundelen we de expertise, samen met onder meer Duitsland, om zeker ook voor jonge vluchtelingen werkplekleren uit te bouwen als een manier om hen sneller vakbekwaamheden bij te brengen of een beroeps- of onderwijskwalificatie et verwerven en zo sneller te integreren op de arbeidsmarkt.
13. Beroep doen op privé-woningmarkt om erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden snel een woning te kunnen bezorgen. De doorstroming van de erkende vluchteling of subsidiair beschermde uit het opvangnetwerk is bijzonder belangrijk, en zet een grote druk op onze woningmarkt. We moeten daarom volop inzetten op woonbegeleiding in samenspraak met de lokale besturen: we moeten voorzien in ondersteuning in de toeleiding naar de woningmarkt. Er moet ook beroep kunnen gedaan worden op de privé-woningmarkt om erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden snel een woning te kunnen bezorgen. De woonbegeleidingsdiensten hebben hier een rol te vervullen. De doorstroom van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden naar onze woningmarkt mag echter niet betekenen dat we de strijd tegen huisjesmelkerij niet moeten verderzetten. In tegendeel. De toestroom mag niet leiden tot misbruiken op onze woningmarkt.
14. Focus in het welzijnsbeleid op de meest kwetsbare groepen, en organisatie van duurzame opvang en begeleiding van kinderen en jongeren zo veel als mogelijk in een gezinscontext -
-
Kinderen en jongeren zo veel als mogelijk opvang bieden in gast- en pleeggezinnen; Pro-actief en tijdelijk voorzien in voldoende kwaliteitsvolle begeleiding en opvang binnen de jeugdhulp; Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen begeleiding en opvang bieden, ook hier een beroep doen op pleegzorg. Binnen pleegzorg ook allochtone gemeenschap mobiliseren om hier in te participeren; niet-begeleide buitenlandse minderjarigen (adolescenten) toeleiden naar begeleid zelfstandig wonen; belang van zorg voor niet-begeleide minderjarigen: samenwerkingsprotocol met federale overheid versnellen; Psychosociale begeleiding + voorzien in een aanbod voor traumabegeleiding / ook aspect geestelijke gezondheidszorg (cf. wetenschappelijk onderzoek naar trauma / misbruik / geweld bij vluchtelingen) 9
-
Kinderen en gezinnen (zwangeren) de nodige basis preventieve gezondheidszorg bieden (cf. Kind en Gezin).
15. Inzet van vrijwilligers CD&V wenst het belang van vrijwilligerswerk te benadrukken in deze vluchtelingencrisis. Enerzijds kunnen de vele vrijwilligers bij de lokale bevolking de integratie van nieuwkomers in onze maatschappij ondersteunen. Anderzijds kunnen ook de nieuwkomers zelf via vrijwilligerswerk bijdragen aan onze samenleving. Er duiken immers heel wat initiatieven op vanuit de samenleving. CD&V juicht dit toe. De solidariteit die van onderuit opborrelt, verdient alle lof. Heel wat mensen tonen een grote bereidheid om asielzoekers en vluchtelingen op een waardige en correcte manier op te vangen, en te ondersteunen bij hun integratie. Zo kunnen bijvoorbeeld in het onderwijs vrijwilligers een grote meerwaarde betekenen via huiswerkbegeleiding, hulp bij lees- en spreekoefeningen, het wegwijs maken in het reilen en zeilen van het schoolleven in Vlaanderen,… Om de vele uitingen van solidariteit te stroomlijnen, stelt CD&V voor om aanspreekpunten voor vrijwilligers te voorzien, vooral in gemeenten die via de opening van nieuwe collectieve opvangcentra een groot aantal asielzoekers op hun grondgebied ontvangen. Daarnaast kunnen asielzoekers, erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden ook zelf vrijwilligerswerk verrichten. De wet van 22 mei 2014 heeft daartoe de mogelijkheid tot vrijwilligerswerk door vreemdelingen grondig hervormd en uitgebreid. Het verrichten van vrijwilligerswerk kan een belangrijke schakel vormen in de integratie van vreemdelingen in onze maatschappij, kan de talenten van nieuwkomers volop inzetten, hun toegang tot arbeid vergemakkelijken, voor een zinvolle dagbesteding zorgen tijdens de asielprocedure, en tevens een draagvlak creëren bij de lokale bevolking. Tijdens de asielprocedure dienen asielzoekers daarom aangemoedigd te worden om vrijwilligerswerk te verrichten, eventueel via een onkostenvergoeding.
IV. VEILIGHEID
16. Begrip voor de bezorgdheden rond veiligheid De grote instroom van vluchtelingen zorgt bij veel burgers voor ongerustheid en gevoelens van onveiligheid. Deze gevoelens mogen dan misschien niet altijd terecht zijn, ze moeten wel steeds serieus genomen worden. Zo bestaat er bij veel mensen een vrees dat er zich onder de vluchtelingen ook terroristen mengen. Daarom is het belangrijk te zorgen voor voldoende screening van de mensen die in ons land asiel aanvragen. Vandaag de dag wordt een belangrijk aantal asielzoekers systematisch gescreend door 10
de Veiligheid van de Staat. Ook ADIV en de politie voeren dergelijke systematische screening uit. Op vraag van de Dienst Vreemdelingezaken (DVZ) of het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) voert de Veiligheid van de Staat ook punctueel meer diepgaande onderzoeken uit. Wanneer de eerste check een ‘hit’ oplevert, dienen ook relevante buitenlandse inlichtingendiensten te worden bevraagd. De informatie-uitwisseling tussen de Veiligheid van de Staat en de internationale partners is cruciaal en dient nog verder te worden uitgediept. CD&V dringt er ook op aan dat diegenen, waarvoor een asielaanvraag lopende is en die bij een eerste screening de aandacht hebben gekregen van de inlichtingendiensten, verder op het grondgebied worden opgevolgd. Deze opvolging dient bij een weigering van de asielaanvraag aangehouden te worden tot op het moment van de uitvoering van het bevel tot het verlaten van het grondgebied. Daarnaast stelt de aankomst van grote groepen ‘nieuwkomers’ niet alleen de gemeentebesturen maar ook de lokale politiezones voor specifieke uitdagingen. De lokale politie moet nauw betrokken worden bij de veiligheids- en leefbaarheidsuitdagingen die grote groepen asielzoekers stellen door een aanspreekpunt ‘nieuwkomers’ bij de politie aan te duiden en protocollen tussen lokale politiezones en opvangcentra af te sluiten. Vanzelfsprekend dienen de asielzoekers, die een zeer kwetsbare groep vormen, zelf ook beschermd te worden tegen xenofoben, mensensmokkelaars en jihadisten. CD&V meent daarom dat de veiligheidsdiensten ook moeten toezien op eventuele acties gericht tegen asielzoekers, en dat de Veiligheid van de Staat bijzondere aandacht moet besteden aan de aanwezigheid van radicale predikers in de buurt van de opvangcentra. Ook de aanpak van mensensmokkel is vandaag belangrijker dan ooit. De minister van Justitie werkt, samen met de andere bevoegde autoriteiten aan een specifiek actieplan mensensmokkel binnen het raam van de kadernota integrale veiligheid. Tot slot is CD&V zich ervan bewust dat heel wat vluchtelingen die in België arriveren op de vlucht zijn voor geweld en vervolging door radicale terreurbewegingen. Radicalisme dient dan ook wereldwijd te worden aangepakt. Echter, ook op ons eigen grondgebied dienen we aandacht te hebben voor radicalisering en de-radicalisering, via preventieve én repressieve maatregelen. Zo heeft de Minister van Justitie een de-radicaliseringsproject opgestart in de gevangenissen, en heeft de Minister van Onderwijs het initiatief genomen om te zorgen voor één aanspreekpunt binnen het onderwijs, het versterken van projecten zoals “Samen tegen schooluitval”, en het versterken van leerkrachten d.m.v. vorming en good practises. Ook in het kader van de vluchtelingencrisis, wenst CD&V dus te werken aan een samenleving waarin iedereen zijn plaats vindt.
11
ACHTERGRONDNOTA CD&V heeft steeds voor een humaan en correct asiel- en migratiebeleid geijverd. Dit vond duidelijk zijn weerslag in het regeerakkoord van oktober 2014. Ook tijdens deze vluchtelingencrisis willen wij verder het ingeslagen pad bewandelen, maar sturen we bij waar nodig. Zo willen we voort werken aan snelle en eenvoudige procedures, een kwaliteitsvol opvangbeleid en een duurzaam terugkeerbeleid als sluitstuk van het gehele asiel- en migratiebeleid. Waar nodig worden misbruiken aangepakt. CD&V zal er steeds voor blijven pleiten dat hierbij voldoende aandacht wordt besteed aan de zwakkere groepen onder de vluchtelingen en de migranten. CD&V heeft ook steeds benadrukt dat er verder gekeken moet worden dan het eigenlijke migratiefenomeen op zichzelf. Daarom moeten er ook bouwstenen aangereikt worden voor een succesvolle integratie en participatie van nieuwkomers op alle maatschappelijke vlakken. Speciale aandacht gaat hierbij naar onderwijs en activering op de arbeidsmarkt. Met het oog op het nastreven van een duurzaam beleid is het tot slot ook belangrijk dat de aanpak van de oorzaken van migratie mee in deze globale visie wordt opgenomen. De diverse uitingen van solidariteit die we vandaag zien hebben bovendien nood aan een kader dat door de overheden wordt aangereikt, en waarlangs individuen en middenveldorganisaties hun steentjes kunnen bijdragen. We staan voor een uitdaging, met kansen en valkuilen. Het wordt niet makkelijk, maar wij beschikken wel over de middelen en de mogelijkheden om de klus te klaren. Met deze 16 voorstellen wil CD&V alvast het verschil maken om te komen tot een positief en breed maatschappelijk verhaal.
12
Internationale aanpak van de grondoorzaken van deze vluchtelingencrisis Migratie is een van de belangrijkste globale fenomenen van de 21ste eeuw, en is inherent verbonden met hedendaagse globaliseringsprocessen. Hoewel migratie een eeuwenoud fenomeen is, zijn nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid zoveel mensen ‘onderweg’ geweest als vandaag. Naast de huidige demografische tendensen, zijn er heel wat verschillende factoren die aan de basis liggen van deze steeds toenemende internationale migratie, zoals de steeds gemakkelijker wordende mobiliteit en communicatie, en de economische kloof tussen ontwikkelingslanden en geïndustrialiseerde landen. Mensen migreren dus om een veelheid van redenen. Sommigen migreren uit vrije wil, anderen tegen hun wil in. Zo verlaten ook velen hun thuis omwille van gewapende conflicten, vervolging, schendingen van fundamentele mensenrechten, natuurrampen of extreme armoede. Het is bijgevolg essentieel om deze grondoorzaken van gedwongen migratie – de “push-factoren” of root causes – aan te pakken. De vluchtelingencrisis die we vandaag kennen, wordt immers grotendeels veroorzaakt door deze push-factoren: de geopolitieke context in het Midden-Oosten, en in het bijzonder de oorlog in Syrië. Zolang men er niet in slaagt de actuele internationale conflicten aan te pakken, zal het aantal vluchtelingen, zowel in Syrië zelf als in het buitenland, niet afnemen. CD&V zal er daarom steeds voor pleiten om volop in te zetten op de internationale aanpak van de grondoorzaken van deze vluchtelingencrisis. Er is daarbij nood aan een geïntegreerde aanpak: alle aspecten van de problematiek moeten in hun onderlinge samenhang in het beleid geïntegreerd worden, inclusief geostrategische en militaire opties en operaties. In dit kader is de EU bezig met de herziening van haar (externe) veiligheidsstrategie en haar nabuurschapsbeleid. Deze grondige herziening neemt veel tijd in beslag , terwijl de huidige crisis een snellere reactie noodzaakt. Een daadwerkelijke oplossing voor de conflicten die vandaag de grootste vluchtelingenstroom veroorzaken, lijkt slechts mogelijk als zich een brede internationale consensus dienaangaande ontwikkelt, waarin alle betrokken actoren van de internationale gemeenschap samen hun verantwoordelijkheid nemen. Dit geldt in de eerste plaats op gebied van de diplomatie, waarbij de EU haar rol van global actor moet versterken.
13
16 voorstellen voor een voor een geïntegreerde en duurzame aanpak van de vluchtelingencrisis I. BEHEERSING VAN DE INSTROOM
1. Sterker gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid Enkel een Europese oplossing voor de huidige crisis kan een duurzaam perspectief bieden. Daarom is er dringend nood aan een sterker gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid. Teneinde migratie in alle aspecten beter beheren, werd op 13 mei 2015 de ‘Europese migratieagenda’ goedgekeurd. Deze agenda bevat vier pijlers voor beter toekomstgericht migratiebeheer: -
de oorzaken van onregelmatige migratie wegnemen; grensbeheer – buitengrenzen beveiligen en levens redden; Europa’s beschermingsplicht: een sterk gemeenschappelijk asielbeleid; een nieuw beleid voor legale migratie.
CD&V wil een snelle implementatie van deze Europese Migratieagenda om de asielprocedures te versnellen, de omstandigheden in de registratiecentra te verbeteren en een sterk gemeenschappelijk terugkeerbeleid uit te bouwen. Grensbeheer – buitengrenzen beveiligen en levens redden
CD&V wil blijvend inzetten op het redden van levens, door middel van een verhoogde inzet op de Middellandse Zee via zoek- en reddingsacties van de Europese Unie.
CD&V wil een gemeenschappelijke Europese kust- en grenswacht die samen met de lidstaten de gemeenschappelijke buitengrenzen bewaakt en de mensonwaardige strategie van de mensensmokkelaars bestrijdt. CD&V steunt daarom een ‘European Border and Coast Guard Management Package’, waarbij het buitengrensbeheer een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid wordt van alle EU-lidstaten, en een nieuw EU Agentschap, de EU Border and Coast Guard Agency, doeltreffend zal kunnen optreden aan de buitengrenzen. Op die manier kan het vertrouwen in de Schengenzone herwonnen worden.
Aanvullend wil CD&V ‘slimme Europese buitengrenzen’, waarbij migranten via een elektronisch systeem geregistreerd worden. Zo kunnen we vat krijgen op de migratiestromen.
14
Verhoogde grenscontroles door de EU en de lidstaten moeten gekoppeld worden aan een verhoogde samenwerking met de grens- en kustwachten van onze buurlanden, in het bijzonder Turkije.
Dit is voor CD&V cruciaal voor de bescherming van onze open grenzen binnen de Schengenzone.
Sterk gemeenschappelijk asielbeleid
CD&V wil een snelle uitrol van de hot-spots aan de Europese buitengrenzen waar asielzoekers gescreend en geregistreerd worden door de lidstaten, met Europese middelen en gedetacheerd Europees personeel.
CD&V wil dit aanvullen met centra voor de registratie en verwerking van asielprocedures in de buurlanden, en in het bijzonder in Turkije, zodat asielaanvragen aan de Europese buitengrenzen verwerkt kunnen worden. Zo vermijden we dat migranten de gevaarlijke oversteek moeten maken, ondermijnen we de strategie van de mensensmokkelaars en verzekeren we dat enkel vluchtelingen die recht hebben op internationale bescherming in Europa toegelaten worden.
Voor CD&V is een sterk, humaan gemeenschappelijk asielbeleid op twee pijlers gebouwd: het recht op asiel voor wie recht heeft op internationale bescherming, en een snel en humaan terugkeerbeleid voor wie geen recht heeft op internationale bescherming. 1. Recht op asiel en een snelle asielprocedure
CD&V is voorstander van een permanent bindend spreidingsplan voor asielzoekers binnen de Europese Unie, gebaseerd op het bevolkingsaantal, het BBP, het aantal asielaanvragen en de werkloosheidsgraad in een lidstaat.
CD&V wil dat alle lidstaten de huidige Europese asielwetgeving integraal uitvoeren en toepassen, maar dat de Dublin-regels op langere termijn volledig herzien worden, met de nadruk op onderlinge Europese solidariteit en gekoppeld aan het permanente spreidingsplan. De Europese Commissie dient hiervoor voorstellen op tafel te leggen.
CD&V is ook voorstander van een versterkt Europees hervestigingsplan.
2. Snel en humaan terugkeerbeleid
CD&V is voorstander van een versterkt, gemeenschappelijk terugkeerbeleid, onder leiding van het Europese grensagentschap Frontex. Ook een nauwere samenwerking met de landen van oorsprong is hiervoor van cruciaal belang. Het screenen en registreren in de hot-spots en in de verwerkingscentra spelen een kernrol bij het opvolgen van de terugkeer. 15
CD&V is voorstander van een gemeenschappelijke Europese lijst van veilige landen. Dit zal de asielprocedures meer ruimte geven en effectieve terugkeer vereenvoudigen. Het is normaal dat we in deze tijden voorrang geven aan wie echt onze bescherming nodig heeft.
Oorzaken van (on)regelmatige migratie aanpakken
Om de oorzaken van (on)regelmatige migratie aan te pakken, is een versterkt Europees buitenlands beleid nodig.
CD&V wil dat de EU de drijvende kracht blijft achter het internationale diplomatieke offensief van de VN om de conflicten en de terreur in Syrië, Irak en Libië te beëindigen, stabiele samenlevingen in onze omgeving op te bouwen en de grondoorzaken van migratie aan te pakken.
De bijdragen van de Lidstaten aan het VN Vluchtelingenagentschap, het Wereldvoedselprogramma en de buurlanden moeten substantieel verhoogd worden om de opvangcapaciteiten voor vluchtelingen in de landen in de directe omgeving van Syrië te ondersteunen.
CD&V wil dat de EU de oorzaken van migratie ook op lange termijn aanpakt door een omvattend Europees buitenlands-, ontwikkelings- en handelsbeleid te ontwikkelen dat de bevolking van landen in Afrika en het Midden-Oosten perspectieven geeft op een betere toekomst.
CD&V wil via een gestructureerde samenwerking met de lidstaten die bereid zijn om stappen vooruit te zetten een initiatief nemen in de richting van een Europese defensiepolitiek.
o
Bestaande ‘pooling & sharing’ projecten, zoals de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking, vormen de perfecte opstap om een verenigd en effectief Europees defensiebeleid uit te rollen.
o
CD&V wil dat dit gekoppeld wordt aan een permanent overleg- en besluitvormingsforum – die moet uitmonden in een Raad van Ministers van Defensie – en een volwaardige commissie veiligheid en defensie in het Europees Parlement. Daarnaast moet er een Europese Defensiecommissaris aangeduid worden. Het doel is een echte Europese defensiepolitiek onder Europees militair en politiek commando, waarbij de beslissing over de inzet door de betrokken Europese lidstaten wordt genomen.
Een verenigd en effectief Europees defensiebeleid is voor CD&V volledig complementair met de NAVO.
16
Naar aanleiding van de huidige vluchtelingencrisis, stelde de Europese Commissie onder deze Europese Agenda voor Migratie ook reeds een aantal onmiddellijke operationele, budgettaire en juridische maatregelen voor. CD&V is in dat kader ook voorstander van een (verplicht) spreidingsplan voor vluchtelingen over de lidstaten, en een uitgebreid Europees hervestigingsplan. Ook moet de strijd tegen mensensmokkel en mensenhandel opgevoerd worden, moeten de buitengrenzen snel versterkt worden en moet er werk gemaakt worden van een grotere samenwerking inzake terugkeer. CD&V vindt het belangrijk dat alle lidstaten hun verantwoordelijkheid opnemen om solidair te zijn met de lidstaten aan de Middellandse Zee. Op lange termijn dringt een volledige herziening van de zogenaamde Dublin-regels zich op. De huidige regeling legt een veel te grote druk op de landen aan de rand van de Europese Unie. Ook hier moet de nadruk liggen op onderlinge Europese solidariteit, en is er een koppeling nodig met een permanent spreidingssysteem. Die Europese aanpak van het asiel- en migratiebeleid dient België volop te ondersteunen.
17
2. Verdere uitbouw van het gemeenschappelijk Europees sociaal beleid CD&V is van mening dat, naast een sterker gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid, de huidige vluchtelingencrisis ook een opportuniteit biedt om het gemeenschappelijk Europees sociaal beleid verder uit te bouwen. Om te vermijden dat bepaalde landen een aanzuigeffect zouden hebben, is het aangewezen op Europees niveau het sociale beleid van de diverse deelstaten te evalueren, en op elkaar af te stemmen, zodat de verschillen tussen de lidstaten kleiner worden, en het ene land niet aantrekkelijker is dan het andere. Het referentieminimuminkomen zou hierbij een belangrijke stap kunnen vormen, via de invoering van een relatieve minimumstandaard die rekening houdt met het mediaaninkomen van de inwoners van elke lidstaat. Een dergelijk referentieminimuminkomen geldt uiteraard voor alle inwoners van een bepaalde lidstaat, zowel voor eigen onderdanen als voor nieuwkomers. Ook wat betreft steunmaatregelen voor nieuwkomers dient het beleid verder geharmoniseerd te worden.Invoering van een referentieminimuminkomen Het regeerakkoord voorziet hiertoe een mogelijkheid, weze het in het kader van de strijd tegen de sociale fraude. België heeft het op één na hoogste minimumloon in Europa. Dit zou kunnen leiden tot een aanzuigeffect van buitenlandse werkkrachten. Het Europese referentieminimumloon zou een relatieve minimumstandaard invoeren op Europees niveau, die rekening houdt met het mediaaninkomen van de inwoners van het land. I. Inhoud van het regeerakkoord / de maatregel Op Europees niveau zal de regering pleiten voor de invoering in elke lidstaat en volgens de eigen modaliteiten van elke lidstaat van een referentie-minimumloon, interprofessioneel of per sector (Federaal regeerakkoord (punt 3.4.4)). II. Cijfers Het minimumloon in België bedraagt per 01.07.14 1.501,82 euro / maand (vanaf 21 jaar). Onder de 18 jaar zijn andere grenzen van toepassing (16 jaar : 70% van hoger vermelde bedragen en 17 jaar: 76%) Bij sectorale CAO’s kan van deze bedragen worden afgeweken (enkel in de hoogte). Hierdoor bevindt België zich op de tweede plaats binnen de EU qua minimumloon (bron: publicdata Google):
18
III. Budget De invoering van een Europees referentie-minimumloon heeft geen directe budgettaire gevolgen. Dit zou wel tot een verhoging van de sociale bijdragen in België kunnen leiden: indien de lonen die momenteel onder het referte-loon blijven worden opgetrokken, stijgen ook de sociale bijdragen. Dit geldt zowel binnen België als bij detachering van een Belgische werknemer in het buitenland (referentie-minimumloon van buitenland van toepassing, sociale zekerheid van België). IV. Bespreking (oogpunt sociale fraude) Het fenomeen van sociale dumping o.a. via detachering (het tewerkstellen van buitenlandse werknemers in België zonder de Belgische loon- en arbeidsvoorwaarden in acht te nemen) doet zich meer en meer voor door het vrij verkeer van mensen en diensten binnen Europa. Op zich kan de tewerkstelling van buitenlandse werknemers een meerwaarde voor België betekenen, in de mate dat de Belgische arbeids- en sociale wetten niet met voeten worden getreden, en zonder dat een situatie van deloyale concurrentie ontstaat. De invoering van een gemeenschappelijke minimumstandaard op Europees vlak qua verloning is noodzakelijk om sociale dumping te bestrijden: hierdoor wordt het moeilijker om te concurreren op basis van lage lonen (“race to the bottom”). Het is niet mogelijk één exact bedrag als algemeen Europees minimumloon te bepalen, daarvoor zijn de lonen binnen de EU te uiteenlopend. EUROFOUND, de Europese stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, deed een uitgebreide studie omtrent de huidige loonpolitiek binnen Europa, de voor-en nadelen van een Europees referentie-minimumloon en de verschillende mogelijke systemen voor de bepaling van een Europees minimumloon. 1) Voor- en nadelen van de coördinatie van de minimumlonen op Europees vlak: - Voordelen zijn o.a.: o beperkt sociale dumping en “race tot the bottom” o belangrijke stap naar een Europees sociaal model 19
-
Nadelen zijn o.a.: o Bestaande verdragen moeten aangepast worden, politieke moeilijkheden o Moeilijk één systeem te creëren dat aangepast is aan de specifieke noden en behoeften van alle lidstaten
2) In de studie wordt vnl. uitgegaan van een Europees referentieminimumloon berekend op basis van 60% van het nationale mediane loon, omdat dit de meest objectieve berekeningswijze is: met extreme hoge / lage lonen wordt geen rekening gehouden, hetgeen bv. wel het geval zou zijn bij een referentieminimumloon obv 50% van het gemiddelde nationale inkomen. De invoering van deze methode, 60% van het mediane loon, zou voor België slechts beperkte gevolgen hebben, nog geen 10% van de werknemers bevindt zich momenteel onder de hypothetische EU-minimumloondrempel van 60% van het nationale mediane loon (cijfers 2009):
(eigen bewerking van EUROFOUND, Pay in Europe in the 21st Century, p106) De vergelijking met de andere lidstaten is als volgt:
(EUROFOUND, Pay in Europe in the 21st Century, p112) Indien met dit zou vergelijken met de methode van 50% van het gemiddelde nationale loon, maakt dit voor België niet veel verschil, terwijl dit bv.: voor Portugal een enorme stijging van het aantal werknemers onder het referentieminimumloon zou betekenen.
20
( EUROFOUND, Pay in Europe in the 21st Century, p113) Belangrijk voor ons is dat – ongeacht welke (berekenings-)basis voor het Europees minimumloon zou gehanteerd worden – aan iedere lidstaat de mogelijkheid moet gelaten worden hogere minimumlonen in te stellen. Op die manier wordt geen afbreuk gedaan aan de huidige nationale minimumlonen bepaald bij nationale of sectorale CAO, in de mate dat deze hoger liggen dan het Europese minimumloon. V. Te wijzigen bepalingen Volgens art. 153, laatste lid van het Verdrag betreffende de werking van de EU worden de lonen expliciet buiten de bevoegdheid van de EU gehouden. Ofwel dienen de Europese verdragen aangepast te worden (hard law), maar dit zal wellicht niet door alle lidstaten goed bevonden worden, ofwel dient – zoals EUROFOUND voorstelt – de invoering van een minimumloon via “soft law” (adviezen en aanbevelingen) te gebeuren.
CD&V stelt voor: om het gemeenschappelijk Europees sociaal beleid verder uit te bouwen. Een op Europees niveau in het leven geroepen minimumsokkel inzake sociale bescherming kan helpen het sociale beleid van de diverse lidstaten beter op elkaar af te stemmen, zodat de verschillen tussen de lidstaten kleiner worden. Dat kan het aanzuigeffect dat een beperkt aantal lidstaten vandaag lijkt te hebben afremmen en bijdragen tot een betere natuurlijk spreiding van migratiestromen over de hele EU. Het referentieminimuminkomen zou hierbij een belangrijke stap kunnen vormen, via de invoering van een relatieve minimumstandaard die rekening houdt met het mediaaninkomen van de inwoners van elke lidstaat. Een dergelijk referentieminimuminkomen geldt uiteraard voor alle inwoners van een bepaalde lidstaat, zowel voor eigen onderdanen als voor nieuwkomers. Ook wat betreft steunmaatregelen voor nieuwkomers dient het beleid verder geharmoniseerd te worden.
21
3. Mogelijkheid tot beëindiging van het verblijfsrecht van vluchtelingen Er bestaan in België momenteel twee verschillende asielstatuten: de vluchtelingenstatus wordt toegekend aan personen die hun land van herkomst hebben verlaten omdat ze er vervolgd werden omwille van hun nationaliteit, ras, politieke of religieuze overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep (internationale definitie uit Vluchtelingenconventie van Genève van 1951); de subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend aan personen die bij een eventuele terugkeer naar hun land van herkomst een reëel risico op ernstige schade lopen, m.n. doodstraf of executie, foltering, onmenselijke of vernederende behandeling, of een ernstige bedreiging van het leven van een burger door willekeurig geweld in geval van een gewapend internationaal of binnenlands conflict (= specifieke bescherming voor oorlogsslachtoffers) (definitie uit Europese Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU van 13 december 2011). Het is essentieel om het onderscheid te maken tussen STATUS en VERBLIJF. De status wordt toegekend door het onafhankelijke Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) met toepassing van internationaal en Europees recht. Het verblijfsrecht dat hieraan gekoppeld is, wordt toegekend door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) o.b.v. de Belgische Vreemdelingenwet. Het grootste verschil tussen bovenstaande asielstatuten is het verschil in het verblijfsrecht dat aan de status is gekoppeld: terwijl de vluchtelingenstatus aanleiding geeft tot een verblijfsrecht van onbeperkte duur, krijgen mensen die subsidiaire bescherming genieten in eerste instantie een tijdelijk verblijfsrecht van 1 jaar, 2x verlengbaar met 2 jaar. Pas na 5 jaar krijgen ‘oorlogsvluchtelingen’ die subsidiaire bescherming genieten in België een verblijfsrecht van onbeperkte duur, op voorwaarde dat het CGVS de status in die periode niet ingetrokken heeft. Mogelijkheden tot beëindiging van de status en het verblijfsrecht Het beëindigen van de status van internationale bescherming is, net zoals de toekenning ervan, een bevoegdheid van het CGVS. De Vreemdelingenwet voorziet verschillende manieren om een einde te maken aan de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus, conform internationale en Europese regelgeving. Zo kan de status o.m. worden ingetrokken wanneer de vluchteling een gevaar betekent voor de veiligheid van het land of voor de samenleving, of wanneer blijkt dat hij fraude heeft gepleegd bij het indienen van zijn asielaanvraag. Daarnaast is het ook nu reeds mogelijk om de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus op te heffen wanneer de omstandigheden in het herkomstland, die aanleiding hebben gegeven tot de erkenning, zodanig zijn gewijzigd dat deze bescherming niet langer nodig is. Deze wijziging moet wel voldoende ingrijpend en duurzaam zijn. Op de status van vluchteling of subsidiaire bescherming staat dus geen duur. Voor beide statuten geldt als basisprincipe dat zij geldig zijn zolang de redenen tot bescherming actueel zijn en de situatie in het land van herkomst niet duurzaam verbeterd is. Beide statuten kunnen bijgevolg worden opgeheven zodra er geen nood aan bescherming meer bestaat. Echter, terwijl de Vreemdelingenwet expliciet bepaalt dat het verblijfsrecht kan worden ingetrokken wanneer de status is ingetrokken omwille van vb. fraude, is dat niet zo in geval van een opheffing omdat de omstandigheden in het herkomstland ingrijpend en duurzaam zijn gewijzigd. In dat geval zijn de volgende regels op dit moment van toepassing:
22
-
Tijdens 1ste 5 jaar beperkt verblijf in geval van subsidiaire bescherming:
De Vreemdelingenwet bepaalt expliciet dat een einde kan gesteld worden aan het verblijfsrecht en een bevel om het grondgebied te verlaten kan worden afgegeven indien de subsidiaire beschermingsstatus door het CGVS wordt opgeheven omwille van een verandering in het land van herkomst. Ter uitvoering van het regeerakkoord van 10 oktober 2014 (p. 153 – op vraag van CD&V), voegt de Wet Diverse Bepalingen (voorontwerp goedgekeurd op ministerraad 10/07/2015) daaraan toe dat de DVZ bij een eventuele beëindiging van het verblijf na de opheffing van de subsidiaire beschermingsstatus, rekening dient te houden met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving. De beoordeling van de lokale verankering in België is een feitenkwestie die onderzocht wordt binnen de discretionaire beoordelingsbevoegheid van de minister of zijn gemachtigde. De DVZ moet hierbij een afweging maken tussen verschillende elementen, zoals de duur van het wettelijk verblijf in België en het bestaan van banden met België.
-
Tijdens het verblijf van onbeperkte duur in geval van vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming
Indien het CGVS overgaat tot intrekking van de status omwille van fraude (valse documenten, valse verklaringen, persoonlijk gedrag dat er later op wijst dat betrokkene eigenlijk geen vervolging vreesde…), zal de wet expliciet bepalen dat de minister of zijn gemachtigde een einde kan stellen aan het op basis van internationale bescherming verkregen verblijf, en een bevel kan afleveren om het grondgebied te verlaten (voorontwerp goedgekeurd op ministerraad 10/07/2015). Daar staat geen termijn op. De situatie is anders wanneer het gaat om een opheffing van de status omwille van gewijzigde omstandigheden in het land van herkomst: de Vreemdelingenwet bepaalt dat, wanneer het CGVS de internationale beschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken …, de minister of zijn gemachtigde zal beslissen of de vreemdeling nog toegelaten of gemachtigd is tot verblijf “overeenkomstig de bepalingen van deze wet” (nieuwe artikelen 49, §3, of 49/2, §5, van de wet, ingevoegd bij de wet van 10/08/2015). Dat betekent dat, in geval van de vluchtelingenstatus, de verblijfsvergunning bij de opheffing van de status niet worden ingetrokken, tenzij omwille van fraude of van een gevaar voor de samenleving of de nationale veiligheid.
CD&V stelt voor: om de beëindiging van het verblijfsrecht van vluchtelingen tijdens de 1ste 5 jaar wettelijk mogelijk te maken indien de omstandigheden in het herkomstland ingrijpend en duurzaam zijn gewijzigd. Dit is mogelijk door de invoering van een tijdelijk verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen.
23
Indien de omstandigheden in het herkomstland ingrijpend en duurzaam gewijzigd zijn, moet de beëindiging van het verblijfsrecht van vluchtelingen wettelijk mogelijk gemaakt worden. -
-
Het beëindigen van de status van internationale bescherming moet, net zoals de toekenning ervan, een bevoegdheid blijven van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Daarnaast dient ook de mogelijkheid te worden gecreëerd om binnen een termijn van 5 jaar het verblijfsrecht van vluchtelingen in te trekken wanneer het CGVS de status heeft opgeheven. Dit is o.m. mogelijk door de invoering van een tijdelijk verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen: gedurende de eerste 5 jaar te rekenen vanaf de datum van de asielaanvraag beschikt de vluchteling slechts over een tijdelijk verblijfsrecht. Na 5 jaar verblijf in België wordt de erkende vluchteling automatisch een onbeperkt verblijfsrecht toegekend. Voor de eventuele intrekking van het verblijfsrecht dient de DVZ evenwelrekening te houden met de lokale verankering van de vreemdeling in onze samenleving: de DVZ dient daarbij een afweging te maken tussen verschillende elementen, zoals de duur van het wettelijk verblijf in België, het gezinsleven, en het bestaan van banden met België (o.m. werk, integratie,…).
CD&V is zich bewust van de mogelijke valkuilen van het tijdelijk verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen: het is realistisch te stellen dat ook heel wat vluchtelingen na de periode van 5 jaar in België zullen blijven. Wij wensen daarom te benadrukken dat het invoeren van een tijdelijk verblijfsrecht niet mag betekenen dat een aparte categorie burgers wordt gecreëerd. En het betekent ook niet dat we niet volop moeten inzetten op inburgering, integratie, onderwijs en tewerkstelling van zij die in ons land arriveren en hier een verblijfsrecht krijgen, ook al is dat in eerste instantie tijdelijk.
24
4. Versterking van het terugkeerbeleid, met meer ondersteuning vrijwillig terugkeer en ondersteuning van een sterker gemeenschappelijk Europees terugkeerbeleid. CD&V is steeds van mening geweest dat iedereen het recht heeft op een snelle, kwaliteitsvolle asielprocedure. Als beslissing evenwel negatief uitvalt voor de asielzoeker, zal hij of zij moeten terugkeren naar het land van herkomst (of een ander land waar hij of zij legaal verblijfsrecht bezit). Wij hebben hier steeds de voorkeur gegeven aan het principe “vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet”. Dit principe is ook in het regeerakkoord opgenomen. Aangezien het erkenningspercentage momenteel zeer hoog ligt (61,8%), is de problematiek over de terugkeer op dit ogenblik iets minder prominent aanwezig. Toch blijft dit een belangrijk onderdeel van de vluchtelingenproblematiek. Dit geldt des te meer in het kader van de personen met subsidiaire bescherming vallen. Het is net de bedoeling van deze vorm van bescherming dat deze personen na het beëindigen van het conflict naar hun land terugkeren. Het aantal uitgeprocedeerde vreemdelingen en mensen zonder papieren dat terugkeert naar het land van herkomst zit sinds vorig jaar evenwel terug in (licht) dalende lijn.
Zoals gezegd benadrukt CD&V steeds het belang van vrijwillige terugkeer aangezien het de meest duurzame vorm van terugkeer is. Dankzij CD&V zullen ook NGO’s hieraan kunnen meewerken en komt er ook een proefproject waarbij de terugkeer rechtstreeks vanuit de opvangplaats wordt opgestart, zodat de continuïteit van de begeleiding verzekerd is. Vermits de regering in eerste instantie voor vrijwillige terugkeer kiest, moet dit ook zijn weerslag hebben bij de verdeling van de financiële middelen. Zowel naar de voorbereiding van het vertrek hier, als naar de nazorg in het land van herkomst moet voldoende aandacht gaan. De overheid moet daartoe de NGO’s waarmee ze samenwerkt bij vrijwillige terugkeer voldoende ondersteunen. Daarnaast moet er ook ingezet worden op een sterker Europees terugkeerbeleid. België werkt nu al samen met andere EU-lidstaten bij de terugkeer van uitgeproceerde asielzoekers. In de toekomst zou deze samenwerking versterkt moeten worden en worden uitgebreid tot alle lidstaten. België moet hier een voortrekkersrol spelen. 25
CD&V stelt voor: Op Europees niveau snel werk te maken van een sterker gemeenschappelijk terugkeerbeleid. Daarnaast in eigen land conform het principe “vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet” voldoende middelen vrijmaken voor het terugkeerbeleid, waarbij de nadruk ligt op vrijwillige terugkeer, aangezien dit de meest duurzame vorm is. En tenslotte snel werk maken van het proefproject waarbij het mogelijk wordt rechtstreeks vanuit de opvangplaats vrijwillig terug te keren zodat de continuïteit van de begeleiding verzekerd is.
26
II. HUMANE OPVANG
5. Spreiding van de opvangcapaciteit De huidige vluchtelingencrisis stelt ons land voor grote uitdagingen op het vlak van de opvang van asielzoekers. Elke asielzoeker heeft recht op een opvangplaats gedurende de loop van zijn of haar procedure. In België krijgen asielzoekers enkel materiële steun (bed, bad, brood, en begeleiding). Dit kan een plaats in een collectief opvangcentrum zijn of in een lokaal opvanginitiatief (LOI). Financiële steun wordt – anders dan in sommige andere EU-landen - niet meer verleend. Evenwichtige spreiding van collectieve opvangplaatsen Gezien de verhoogde toestroom van asielzoekers zijn er ook meer opvangplaatsen nodig. De toegenomen werklast voor de asielinstanties zal er bovendien toe leiden dat de duur van de procedures langer wordt, met als gevolg dat de asielzoekers langer in de opvang zullen verblijven. Voor CD&V moet er ook in tijden van crisis een opvangplaats zijn voor iedereen. Het is onze morele, maar ook onze juridische plicht, om mensen die vluchten voor oorlog en vervolging correct op te vangen tijdens hun asielprocedure. Dit stelt de regering voor de enorme uitdaging om de opvangcapaciteit in sneltempo uit te breiden. Er werden reeds op verschillende manieren extra collectieve opvangplaatsen gezocht, zoals o.m. via een uitbreiding van de bestaande opvangcentra, via het creëren van nieuwe noodopvangsites in kazernes en andere locaties, of in de private sector via een openbare aanbesteding. Bij het openen van collectieve centra dient voor CD&V steeds rekening te worden houden met een evenwichtige spreiding van de capaciteit over het grondgebied. Openen van extra lokale opvanginitiatieven (LOI’s) via spreidingsplan Kwaliteitsvolle opvang is voor CD&V steeds een prioriteit geweest. In dat kader benadrukken wij het belang van de individuele opvangplaatsen. Hier worden prioritair de kwetsbare groepen (o.m. mensen met fysieke handicap, zwangere vrouwen en alleenstaanden met kinderen) en de asielzoekers met een grote kans op erkenning in opgenomen. Omdat de individuele opvang ook de meeste ruimte biedt om op maat te werken en de zelfredzaamheid van de erkende vluchtelingen te waarborgen, zullen deze plaatsen ook worden ingezet met het oog op maatschappelijke participatie van erkende vluchtelingen op het vlak van o.m. duurzame huisvesting, werk, opleiding,… De regering besliste reeds om het aanbod aan lokale opvanginitiatieven (LOI’s) bij de verschillende OCMW’s te vergroten door de uitwerking van een verplicht en evenwichtig spreidingsplan aan de hand van verschillende parameters. Voor CD&V is het bevolkingsaantal daarbij een belangrijke parameter: grote steden moeten nu eenmaal meer doen dan kleine gemeenten. Daarnaast is het ook belangrijk rekening te houden met de inspanningen die de gemeente de voorbije jaren al leverde op het vlak van asielopvang. Reeds bestaande opvangplaatsen in een gemeente dienen dus in rekening te worden gebracht. Tot slot is ook de financiële draagkracht van een gemeente van belang.
27
CD&V is zich bewust van de grote inspanning die in het kader van de opvang van asielzoekers wordt geleverd door de lokale besturen, en is daarom van mening dat betere garanties en ondersteuning moeten worden geboden aan de lokale besturen en OCMW’s. LOI’s kunnen voor ons ook niet zomaar ingezet worden als crisismaatregel, aangezien LOI’s niet zo flexibel inzetbaar zijn in vergelijking met een collectieve noodopvangsite. LOI’s kunnen wel eventueel ingezet worden om op middellange termijn de noodopvangplaatsen te vervangen. Daarbij is het voor CD&V belangrijk om voldoende aandacht te hebben voor de problemen van lokale besturen en OCMW’s. Zo mogen LOI’s na afloop van de crisis niet de grootste periode van leegstand dragen, omdat dat voor de OCMW’s grote financiële kosten met zich meebrengt. OCMW’s moeten ook meer ondersteuning krijgen bij de fase van uitstroom uit het opvangnetwerk, aangezien zij de moeilijke taak dragen om erkende vluchtelingen te begeleiden naar een zelfstandige woonst.
CD&V stelt voor: -
om bij de opening van extra opvangplaatsen in collectieve centra steeds rekening te houden met een evenwichtige spreiding van de capaciteit over het grondgebied; om het aandeel aan individuele opvangplaatsen te verhogen via een verplicht en evenwichtig spreidingsplan; om bij het uitwerken van het spreidingsplan voldoende garanties en ondersteuning te bieden aan lokale besturen en OCMW’s.
28
6. Ondersteuning middenveldorganisaties voor de omkadering van maatschappelijke, psychosociale, geestelijke (spirituele) en juridische begeleiding in de opvang
CD&V wenst te benadrukken dat opvang niet alleen bestaat uit “Bed, Bad, Brood”, maar ook uit “Begeleiding”. Ook in de huidige vluchtelingencrisis, die het opvangnetwerk sterk onder druk zet, blijft het aspect begeleiding ontzettend belangrijk: er worden heel wat noodopvangplaatsen geopend die voor bezorgdheden zorgen in steden in gemeenten, er worden nieuwe spelers zonder expertise actief in het opvangnetwerk, en de bestaande opvangoperatoren staan onder grote druk. De maatschappelijke, psychosociale en juridische begeleiding van asielzoekers in de opvangstructuren is daarom meer dan ooit nodig om de asielzoekers te ondersteunen, en tegelijkertijd voor het nodige maatschappelijke draagvlak bij de bevolking te blijven zorgen.
CD&V stelt voor: om middenveldorganisaties te ondersteunen om via tweedelijnsbijstand voor de omkadering en ondersteuning te zorgen van de noodzakelijke maatschappelijke, psychosociale, geestelijke (spirituele) en juridische begeleiding in de opvang.
Deze organisaties kunnen met hun expertise in opvangbegeleiding tegemoet komen aan de grotere vraag die er is voor dergelijke omkadering, in het bijzonder voor de nieuwe spelers, privébedrijven, die actief worden in het opvangnetwerk. Bovendien stellen we vast dat, naast de verhoogde vraag en de introductie van nieuwe spelers, er ook steeds minder financiële middelen voorhanden zijn voor dergelijke tweedelijnsbijstand, aangezien er zowel op Europees, federaal als regionaal niveau heel wat projectfinanciering werd stopgezet. Specifiek voor wat betreft geestelijke (spirituele) begeleiding kunnen de verschillende representatieve organen van de erkende erediensten en levensbeschouwingen aangemoedigd worden om geestelijke bijstand aan te bieden aan de vluchtelingen. Naast een luisterend oor en het uitvoeren van rites, kunnen vertegenwoordigers van de verschillende erediensten en levensbeschouwingen ook de wetten en gewoontes van België inzake godsdienstvrijheid mee aanleren. Een duurzame verankering in een positieve geloofsgemeenschap verhoogt immers de kans op integratie.
29
7. Betere financiële ondersteuning voor gemeenten met een opvangcentrum of lokaal opvanginitiatief op het grondgebied Gemeenten die een open opvangcentrum voor asielzoekers op hun grondgebied hebben, krijgen jaarlijks een federale toelage ter compensatie van de kosten die hieraan verbonden zijn. Dit bedrag dient o.m. ter compensatie van de extra kosten voor de burgerlijke stand en de veiligheidskosten. De Minister voor Maatschappelijke Integratie is hiervoor bevoegd (K.B. van 27 april 2007 houdende toekenning van een financiële tegemoetkoming aan de gemeenten met een open centrum voor de opvang van asielzoekers op hun grondgebied in 2006, BS 2 juli 2007). De toelage per effectieve opvangplaats bedraagt 247,92 euro per jaar. Met een “open opvangcentrum voor asielzoekers” worden de door Fedasil en het Rode Kruis beheerde collectieve opvangcentra bedoeld. Het bedrag van de toelage per plaats werd sinds de eerste toekenning in 2001 niet geïndexeerd. De kosten zijn nochtans gestegen (vb. wat personeelskosten voor de gemeente betreft). Daarom stelt CD&V voor om het bedrag eenmalig te verhogen en in de toekomst te indexeren. Daarnaast stelt CD&V voor om de door de Vlaamse regering toegekende extra middelen voor lokale besturen in te zetten ter ondersteuning van gemeenten die een opvangcentrum en/of lokaal opvanginitiatief op hun grondgebied hebben en die zich inzetten voor de opvang van vluchtelingen.
CD&V stelt voor: - om de federale toelage voor gemeenten met een collectief opvangcentrum op het grondgebied eenmalig te verhogen en te indexeren; en - om de door de Vlaamse regering toegekende extra middelen voor lokale besturen in te zetten ter ondersteuning van gemeenten die een opvangcentrum en/of een lokaal opvanginitiatief op hun grondgebied hebben en die zich inzetten voor de opvang van vluchtelingen.
30
8. Betere praktische ondersteuning voor lokale politiezones met een opvangcentrum op het grondgebied De lokale besturen die te maken krijgen met asielcentra hebben te maken met een extra belasting van politietaken. Dit kan worden gesolidariseerd door hen niet te verplichten capaciteit van de lokale politie in te zetten voor bovenlokale politietaken. Hiervoor is een aanpassing nodig van de Ministeriële richtlijn MFO-2 van 29 mie 2007 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie. In Brussel willen we evolueren naar een eengemaakte politiezone.
CD&V stelt voor om: Voor lokale politiezones met een opvangcentrum op het grondgebied een vrijstelling te voorzien van de verplichting om lokale politie in te zetten voor bovenlokale politietaken.
31
III. INTEGRATIE
9. Uitbreiding capaciteit inburgeringscursussen, voorzien in intensievere cursussen voor hoogopgeleide nieuwkomers, en ondersteuning lokale inburgeringsinitiatieven Daar waar het migratiebeleid ‘de poort’ regelt, zorgt het inburgering- en integratiebeleid voor een vlotte opname van nieuwkomers (en oudkomers) in onze samenleving. Gezien de sterk gewijzigde samenstelling van onze bevolking moet dit beleid veel meer aandacht krijgen. De huidige instroom van asielzoekers en het hoge erkenningspercentage bij deze mensen versterkt deze noodzaak nog. We willen migratie ‘activeren’. We streven naar integratie die vertrekt vanuit wederzijds respect, integratie die de basis vormt om te luisteren naar en mee te gaan in het verhaal van de ander, zodat we van elkaar kunnen leren. Een goede inburgering en integratie enerzijds en een daadwerkelijke participatie anderzijds leveren het bewijs van een volwaardige deelname aan de samenleving. Enkel zo kan het migratieverhaal in zijn geheel als positief ervaren worden en een breed draagvlak vinden in onze samenleving. In Vlaanderen is het volgen van een inburgeringscursus verplicht voor verschillende categorieën van nieuwkomers. Een van die categorieën betreft vreemdelingen die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen: 18 jaar of ouder zijn, ingeschreven zijn in het Rijksregister, wonen in een gemeente van het Vlaamse Gewest en voor het eerst een verblijfstitel hebben van meer dan drie maanden. Erkende vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming vallen onder deze groep. Wie inburgeringsplichtig is, moet zich tijdig aanmelden op het onthaalbureau. Het aantal meerderjarige personen dat zich in de loop van 2014 voor het eerst heeft aangemeld bij een onthaalbureau bedraagt 16.959, waarvan 35,3% tot de verplichte doelgroep behoorden (zijnde zowat 6.000 mensen). De bijkomende erkenning van heel wat asielaanvragers als vluchteling zal er evenwel toe nopen om het inburgeringsbeleid daarop voor te bereiden. Er moet dus over gewaakt worden dat er voldoende plaatsen beschikbaar zijn zodat deze nieuwkomers het inburgeringstraject (maatschappelijke oriëntatie, taalcursussen en loopbaanoriëntatie) ook effectief kunnen volgen. De bevoegde minister dient dat te garanderen. Een inburgeringscursus biedt een goede start om de taal te leren en onze gewoonten te leren kennen. Voor verschillende hoogopgeleide nieuwkomers is het niveau evenwel vaak te laag. Zij zouden meer gebaad zijn met intensievere cursussen zodat hun integratie sneller gaat. Daarnaast heeft CD&V ook steeds verklaard dat inburgering en integratie niet enkel in cursussen gebeurd. Met de taal en de gewoonten van een gastland maakt men ook kennis in het dagelijkse leven: bij de buren, in de sportclub, bij de jeugdbeweging,… Het is belangrijk deze vormen van inburgering, die vaak afhangen van lokale initiatieven en van vrijwilligers, te valoriseren en te ondersteunen.
32
CD&V wil: Voldoende capaciteit zodat iedereen een inburgeringscursus kan volgen. Ook moeten er intensievere cursussen voorzien worden voor hoogopgeleide nieuwkomers. Tenslotte moeten lokale inburgeringsinitiatieven ondersteund worden.
33
10. Vervroegde toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers Buitenlandse onderdanen die in België een asielaanvraag indienen, hebben onder bepaalde voorwaarden en na een bepaalde tijd te rekenen vanaf het indienen van hun asielaanvraag de mogelijkheid om in België als werknemer te werken. Sinds 2010 kunnen asielzoekers die zes maanden na hun asielaanvraag nog geen betekening van de beslissing hebben gekregen van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen in België werken als loontrekkende. Hiervoor moeten ze bij de bevoegde dienst van het gewest van hun woonplaats een aanvraag doen tot het bekomen van een arbeidskaart C. Deze arbeidskaart geldt voor het ganse grondgebied en voor alle potentiële werkgevers. Diezelfde regeling geldt voor zij die na zes maanden wel een beslissing ontvingen van de Commissaris-generaal, maar die tegen deze beslissing beroep aantekenden: in dat geval kunnen ze eveneens met een arbeidskaart C blijven werken, totdat er een uitspraak is over hun beroep, via een beslissing door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het verrichten van arbeid en het opdoen van werkervaring tijdens de asielprocedure heeft een positief effect op de integratie van de buitenlandse onderdaan in de Belgische samenleving. De arbeid op zich, het daaraan verbonden loon, maar eveneens de daaraan verbonden sociale contacten met een werkgever, collega’s werknemers en eventueel klanten, draagt bij tot de integratie in de maatschappij: op die manier draagt de asielzoeker ook bij tot onze samenleving, voelt hij zich gewaardeerd en is hij ook vlugger in staat om in zijn eigen bestaansmiddelen te voorzien. Met de huidige vluchtelingencrisis en de grote toeloop van asielzoekers uit oorlogslanden, waarbij de kans dat hun asielaanvraag uiteindelijk leidt tot een erkenning als vluchteling bijzonder hoog is, is het aangewezen de toegang tot regulier betaald werk verder te verruimen, waarbij een goed evenwicht moet nagestreefd worden tussen hun individueel belang en het algemeen belang. Bovendien kan een vervroegde tewerkstelling van asielzoekers ook de druk op het opvangnetwerk verlichten, aangezien werkende asielzoekers mogelijks sneller het opvangnetwerk kunnen verlaten. De Minister van Werk heeft de sociale partners (groep van 10) hierover informeel ontmoet op 9 september 2015, waarbij deze unaniem akkoord waren met de verkorting van de termijn van zes naar vier maanden. CD&V stelde daarom voor om asielzoekers vroeger toegang te verschaffen tot de arbeidsmarkt, en hen reeds na 4 maanden de mogelijkheid te bieden om te beginnen werken met een arbeidskaart C i.p.v. na 6 maanden. De arbeidskaartreglementering werd hiertoe aangepast door het koninklijk besluit van 29 oktober 2015 tot wijziging van artikel 17 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
34
11. Behoud van rechten en plichten in sociale zaken CD&V wil geen apart sociaal statuut creëren voor erkende vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming. Het is voor ons belangrijk om deze nieuwkomers als volwaardige burgers in onze samenleving toegang te verlenen de sociale zekerheid en sociale bijstand in ons land, aangezien dit belangrijke instrumenten zijn in de strijd tegen armoede en uitsluiting. Echter, deze toegang blijft, net zoals voor andere burgers, een verhaal van rechten én plichten. Zo krijgen erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden niet onmiddellijk toegang tot alle takken van het sociaal zekerheidsstelsel. Hiervoor moeten zij eerst via arbeid bijdragen hebben geleverd aan het sociaal zekerheidssysteem. Wel hebben ze, net zoals andere burgers, recht op gewaarborgde kinderbijslag en gezondheidszorg.
1. SOCIALE BIJSTAND 1.1. Leefloon Vluchtelingen hebben onmiddellijk recht op een leefloon eens ze erkend zijn. Het is een socialebijstands/vangnet-uitkering, waar geen vereisten i.k.v. gepresteerde arbeid of betaalde sociale bijdragen tegenover staan. Het leefloon hangt enkel samen met een verblijfsvoorwaarde (naast de logische voorwaarden i.k.v. ontoereikende bestaansmiddelen). Het recht van vluchtelingen vervalt eens ze meer dan een maand in het buitenland verblijven. Deze termijn is al vrij kort, er lijkt geen aanleiding te zijn om deze nog te verkorten. 1.2. GPMI Een GPMI (geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie) kan vandaag al voor elke leefloner worden afgesloten. Dit gaat vandaag in de praktijk meestal al via een vorm van contract. Voor jongeren onder de 25 jaar die een leefloon ontvangen is het GPMI verplicht. In dit laatste geval is het leefloon verbonden aan het GPMI. Via het GPMI kan er worden gewerkt aan een betere integratie in de maatschappij via het zoeken naar een opleiding, begeleiding in het vinden van een woning, de zoektocht naar een job. In het kader van de vluchtelingencrisis is in de marge van de taxshift en in overeenstemming met het regeerakkoord afgesproken dat het GPMI zal worden uitgebreid naar andere gerechtigden zoals personen jonger dan 50 en specifieke doelgroepen zoals vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming. 1.3. Inkomensgarantie voor Ouderen Het betreft hier het leefloon voor 65-plussers. Het is een socialebijstands/vangnet-uitkering, waar geen vereisten i.k.v. gepresteerde arbeid of betaalde sociale bijdragen tegenover staan.
35
Vluchtelingen (65-plussers) hebben hier onmiddellijk recht op eens ze erkend zijn. (Het leeftijdsprofiel van de huidige groep die erkend wil worden als vluchteling omvat echter veelal 18 tot 25-jarigen, die dus niet tot de IGO-doelgroep behoren.) De IGO werd in 2014 hervormd onder de regering-Di Rupo. Twee verblijfsvoorwaarden werden op dat moment verstrengd: -
Er werd ingevoerd dat men het recht op IGO levenslang verliest indien men langer dan 6 maanden buiten België verblijft. Er werd ingevoerd dat men het recht op IGO verliest vanaf het moment dat men meer dan 30 niet-aansluitende dagen per kalenderjaar in het buitenland verblijft, voor de maanden dat men in het buitenland verblijft.
1.4.Tegemoetkomingen aan personen met een handicap Aangezien hier duidelijke voorwaarden aan verbonden zijn i.v.m. handicap en vermindering van de zelfredzaamheid, gaan we er van uit dat hier geen ‘lekkages’ bestaan. 1.5. Gewaarborgde gezinsbijslag Wie in geen enkele Belgische, buitenlandse of internationale regeling recht heeft op kraamgeld en kinderbijslag voor de kinderen in zijn gezin, kan onder bepaalde voorwaarden gewaarborgde gezinsbijslag krijgen. Vluchtelingen die erkend zijn hebben ook recht om dit te ontvangen. Net zoals de gewone kinderbijslag is dit ook een recht van het kind waar we niets willen aan wijzigen.
2. SOCIALE ZEKERHEID 2.1. Werkloosheid Vluchtelingen kunnen voldoen aan de minimumvoorwaarde om het recht op werkloosheid te openen van 312 werkdagen, na slechts 1 gewerkte dag in België. Wanneer men deze dag gepresteerd heeft, worden periodes gepresteerd in het buitenland gelijkgesteld met Belgische gewerkte periodes om te voldoen aan deze minimumvoorwaarde. Echter: het gaat hier enkel om in een andere lidstaat van de EER gepresteerde periodes of landen waarmee België een bilateraal akkoord heeft afgesloten! Periodes gewerkt in andere landen zoals Syrië, Irak, Afghanistan e.d. komen hiervoor niet in aanmerking. Wellicht om die reden kan slechts een zéér beperkt aantal vluchtelingen gebruik maken van de opening van het recht op werkloosheid via de gelijkstelling van buitenlandse werkperiodes na 1 gewerkte dag in België (< cijfers RVA): 2011 2012 2013 2014
4 4 2 4
36
De gelijkstelling voor de minimumvoorwaarde voor de opening van het recht op werkloosheid na 1 dag Belgische arbeid kan wél een probleem vormen in de bredere context van migratie. Immers, inwoners uit landen waar België een sociaalzekerheidsverdrag mee gesloten heeft (bv. Marokko) kunnen een gelijkstelling krijgen voor hun in het buitenland gepresteerde periodes na slechts 1 dag Belgische tewerkstelling en zo het recht op werkloosheid openen. België heeft echter geen verdragen gesloten met de landen waarvan de inwoners nu in de top 10 staan als aanvrager voor de erkenning als vluchteling. Het is voor EU-onderdanen (bv. Roemenen, Bulgaren,…) ook mogelijk om na slechts 1 dag Belgische tewerkstelling gelijkstelling te krijgen voor de in hun eigen land (een Europese lidstaat) gepresteerde tewerkstelling om zo het recht op een Belgische werkloosheidsuitkering te bekomen (op basis van de Europese verordening inzake sociale zekerheid). Hieromtrent zijn volgende fraudecarrousels gekend: -
Er circuleren op internet valse 1-dag-contracten; Marokkanen die in Spanje een tijdje werken en nadien via 1 dag Belgische tewerkstelling het recht op Belgische werkloosheid openen. Ofwel krijgen zij een verblijfsrecht in Spanje en krijgen ze op basis van de Europese verordening gelijkstelling, ofwel op basis van het sociaalzekerheidsverdrag dat België met Marokko sloot.
2.2. Pensioen Hier doet zich dezelfde situatie voor als bij werkloosheid: na slechts 1 dag Belgische tewerkstelling kunnen in de landen van de EER of in het buitenland (in een land waarmee België een sociaalzekerheidsverdrag sloot) gewerkte periodes worden meegeteld voor een Belgisch pensioen. De berekening van dat pensioen houdt wel rekening met de in België gewerkte arbeid. Het ‘evenredig pensioen’ wordt als volgt bepaald: -
er moet sprake zijn van tewerkstellingsperiodes in België (1 dag volstaat)
-
er wordt een theoretisch pensioenbedrag berekend, waarbij de loopbaan in het buitenland theoretisch volledig wordt meegeteld voor de berekening van het Belgisch pensioenbedrag
-
nadien wordt het evenredig pensioen berekend: dan wordt op het theoretisch pensioen een breuk toegepast, waarvan de Belgische tewerkstellingsperiodes de teller zijn (in dagen), en de loopbaan in aanmerking genomen voor het theoretisch pensioen de noemer
België hanteert hieromtrent een zeer soepel beleid in vergelijking met onze buurlanden. Daar bedraagt het minimum aan tewerkstelling in de lidstaat zelf twee à drie maanden om gelijkstelling te kunnen bekomen van in het buitenland gewerkte periodes voor het pensioen. Maar ook hier zal slechts een zeer beperkt aantal vluchtelingen gebruik kunnen maken van de gelijkstelling van buitenlandse gewerkte periodes omdat:
37
-
-
-
deze gelijkstelling mogelijk is wanneer het gaat om in een andere EU-lidstaat gepresteerde periodes (op basis van de Europese verordening voor sociale zekerheid), waarvan we aannemen dat dit slechts uitzonderlijk gebeurt bij vluchtelingen; deze gelijkstelling mogelijk is op basis van een sociaalzekerheidsverdrag dat België met het land van herkomst afsloot, maar België heeft geen verdragen gesloten met de landen waaruit nu voornamelijk vluchtelingen komen; de leeftijdsprofielen van de huidige aanvragers tot erkenning als vluchteling zijn zeer jong (18 tot 25-jarigen) en zitten dus (nog) niet in die doelgroep voor het pensioen.
2.3. Arbeidsongeschiktheid en invaliditeit Voor de opening van het recht op een arbeidsongeschiktheids-of invaliditeitsuitkering dient men 120 dagen gewerkt te hebben. Het is onduidelijk of vluchtelingen cfr. werkloosheid en pensioenen na 1 dag Belgische arbeid ook buitenlandse periodes kunnen laten gelijkstellen om aan deze voorwaarde te voldoen. Men kan pas aanspraak maken op dit type van uitkeringen nadat de behandelend arts, de arts van het ziekenfonds én een 36-koppige Geneeskundige Raad voor Invaliditeit (RIZIV) oordelen dat men ziek/arbeidsongeschikt is. Er lijken hier dus geen lekkages mogelijk. 2.4. Gezondheidszorg Vluchtelingen hebben het recht op zich aan te sluiten bij een ziekenfonds en bij de Belgische gezondheidszorg, maar dit is niet gratis. Ze dienen daarvoor een eigen bijdrage te betalen, er is dus geen sprake van een ‘lekkage’. Als ze een inkomen hebben dat hoger is dan 25.285,14 EUR, betalen ze een bijdrage van 2755 euro per jaar. De bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en verlaagt dus trapsgewijs naargelang dit inkomen. Als men een inkomen heeft dat lager ligt dan het bestaansminimum, is de persoonlijke bijdrage om gezondheidszorg te genieten 0 euro. 2.5. Gewone kinderbijslag Net als voor Belgen, openen vluchtelingen na 1 dag arbeid in België voor hun kinderen het recht op kinderbijslag. Als we dit willen wijzigen, zal dat ook impact hebben op het recht van Belgen. We zouden hieromtrent geen voorstel doen. De huidige koppeling tussen kinderbijslag en een socio-professioneel statuut wordt in de toekomst verlaten. Het Vlaams Regeerakkoord kent de kinderbijslag toe als een recht van het kind. Dit brengt met zich mee dat voor elk kind dat in Vlaanderen woont, kinderbijslag een onvoorwaardelijk recht is.
2.6. Sociaal statuut zelfstandigen Vluchtelingen kunnen zich, net als Belgen, aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. De regelgeving bepaalt hieromtrent dat men voor de opening van de rechten gezinsbijslag, gezondheidszorg en faillissementsverzekering “bijdragen verschuldigd” is. Het gaat dus niet om effectief betaalde bijdragen.
38
Het Algemeen Beheerscomité Zelfstandigen heeft daarom een voorstel gedaan dat het verplicht maakt om in de 48 maanden voor het faillissement, 4 kwartalen effectieve bijdragen betaald te hebben voor het recht op een faillissementsverzekering. In het kader van de gezinsbijslag is er fraude bekend van EU-onderdanen (Roemenen, Bulgaren) die zich fictief aansloten bij een sociaal verzekeringsfonds, op die manier het recht op gezinsbijslag en gezondheidszorg openden maar nooit de bijdragen effectief betaalden. Dit heeft echter geen betrekking op vluchtelingen. Indien we een voorstel zouden doen om bijvoorbeeld 1 kwartaal effectief betaalde bijdragen te verplichten voor het recht op gezinsbijslag, zal dit ook gelden voor de Belgische zelfstandigen. We zouden daarom geen voorstel doen.
2.7 Conclusie In het kader van de algemene regelgeving sociale zekerheid en sociale bijstand bij asiel en migratie lijkt het ons nuttig de huidige regelgeving te bekijken en te zien waar verbetering mogelijk is om tot een coherent beleid te komen. Wanneer we spreken over de huidige asielcrisis is het minder van belang om dringende maatregelen te nemen. De huidige wetgeving is al voldoende streng, bevat weinig mogelijkheid tot lekkages en de impact blijft eerder beperkt.
39
12. Uitbreiding en versterking van het OKAN –aanbod en het NT2-aanbod Onderwijs als hefboom We beschikken in Vlaanderen over een goed instrumentarium om iedereen te laten participeren aan de Vlaamse samenleving. De huidige crisissituatie zet wel de beschikbare capaciteit onder druk. Zo is ook het onderwijs al jaren goed georganiseerd om anderstalige nieuwkomers passend te onthalen, zowel in het lager onderwijs, als in het voltijds en deeltijds secundair onderwijs. Het bestaande OKAN-systeem (het ‘onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers’) laat gelukkig toe om flexibel in te spelen op snel wijzigende situaties. De nodige maatregelen worden genomen om de uitbouw op korte termijn zo vlot mogelijk te laten verlopen. Vanuit onderwijs wordt er vooral ingezet op het uitbreiden en waar nodig het versterken van het OKAN-aanbod. Na de terugval van het aantal kinderen en jongeren in klassen voor anderstalige nieuwkomers de afgelopen twee jaar, is er ruimte om relatief snel opnieuw extra capaciteit op te bouwen zodat de instroom van niet-Nederlandssprekende leerlingen en scholieren op een goede manier kan worden opgevangen. De financiering van OKAN onderwijs verloopt via een open enveloppe. Uiteraard is er een budgettaire weerslag die wordt meegenomen bij de opvolging van de begroting. Er komt een versoepeling van het OKAN systeem, die toelaat om het OKAN-aanbod op een flexibele manier uit te bouwen en te programmeren. Dit betekent bij voorbeeld dat secundaire scholen het onthaalonderwijs meteen zullen kunnen inrichten en niet hoeven te wachten tot 1 september van het volgend jaar. Het OKAN aanbod kan worden aangeboden vanaf de derde kleuterklas. Er is nood aan een regeling die ondersteuning voor alle kleuters uit de vluchtelingen voorziet. Er wordt nagegaan op welke manier kleuterscholen die met een sterke bijkomende instroom worden geconfronteerd, passend kunnen worden ondersteund. Scholen die geconfronteerd worden met een sterke instroom van getraumatiseerde vluchtelingen worden in hun zorgbeleid ondersteund via de CLB’s in een nauwe samenwerking met de CAW’s. Het systeem met de schoolcoaches – die de betrokken leerlingen opvolgen in de jaren na hun OKAN-jaar – wordt daar waar nodig versterkt. Tenslotte wordt ook het OKAN-systeem binnen het Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs daar waar nodig versterkt. Voor het volwassen onderwijs versterken we het NT2-aanbod (Nederlands voor anderstaligen) binnen de CBE en CVO. Tenslotte wordt ook de capaciteit om buitenlandse diploma’s te kunnen erkennen opgedreven. Taal vormt een belangrijke schakel. De onderwijsinstellingen zijn belangrijke schakels waarlangs o.m. taal wordt aangeleerd. Tegelijk kunnen ook vrijwilligers een grote meerwaarde betekenen, en willen we hun inzet stimuleren: … vrijwilligers die werk maken van huiswerkbegeleiding 40
… vrijwilligers die engageren inzake lees- en spreekoefeningen (kinderen – jongeren – ouderen) … vrijwilligers die zich thuis weten op administratief vlak en mee willen instaan voor begeleiding bij het traject omtrent erkenning van eerder behaalde diploma’s … Na een OKAN-taject is de kous daarmee echter lang niet af. Vlaanderen wil het duaal leren, het leren en werken, in de toekomst versterken. Bij duaal leren vindt een deel van de opleiding plaats in de school en een deel op de werkvloer. In Duitsland is dit stelsel zeer goed ingeburgerd. Met de regering van Noordrijn-Westfalen hebben de Vlaamse Regering en minister Crevits afgesproken om de expertise te delen. Nog dit jaar zal een eerste deskundigenoverleg plaatsvinden (15 - 17 december 2015 in België). Deskundigen zullen onderzoeken op welke manier duaal leren in het arbeidsmarktgericht onderwijs, beroepsopleiding en bijscholing een bijdrage kunnen leveren tot de arbeidsmarktintegratie van vluchtelingen en jongeren met een migratieachtergrond.
Het OKAN –aanbod wordt uitgebreid en versterkt: De organisatie, uitbreiding en programmatie van het OKAN-aanbod wordt versoepeld, zowel wat het basisonderwijs als het secundair onderwijs betreft. Ook kleuterscholen die in sterke mate met vluchtelingeninstroom worden geconfronteerd moeten op een extra ondersteuning kunnen rekenen. Waar nodig moet er ook in tijdelijke infrastructuur kunnen voorzien worden. Scholen die geconfronteerd worden met een sterke instroom van getraumatiseerde vluchtelingen worden in hun zorgbeleid versterkt via samenwerking van CLB en CAW. Het systeem met de vervolgcoaches – die de betrokken leerlingen opvolgen in de jaren na hun OKAN-jaar – en het OKAN-systeem binnen het Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs worden, daar waar nodig, versterkt. Deze vervolgcoaches zijn cruciaal bij de integratie van jongeren in de reguliere klas. De pedagogische begeleidingsdiensten en organisaties met sterke expertise op vlak van taalbeheersing en stimulering worden opgeroepen hun expertise ter beschikking te stellen.NT2 is cruciaal om aan inburgering te werken. Daartoe breiden we het aanbod van NT2 in Vlaanderen binnen de CBE en CVO uit. In overleg met VDAB en Inburgering optimaliseren we de procedure om waar nodig tot erkenning van buitenlandse diploma’s te komen. Hiertoe versterken we ook de capaciteit om deze erkenningen ook effectief te kunnen waarmaken. Daarnaast willen we, naast alle professionele inzet, ook de inzet van vrijwilligers stimuleren. Zij kunnen immers een grote meerwaarde betekenen. Tot slot willen we, samen met onder meer Duitsland, de expertise bundelen om zeker ook voor jonge vluchtelingen werkplekleren uit te bouwen als een manier om hen sneller vakbekwaamheden bij te brengen of een beroeps- of onderwijskwalificatie te verwerven en zo sneller te integreren op de arbeidsmarkt.
41
13. Beroep doen op privé-woningmarkt om erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden snel een woning te kunnen bezorgen. Wanneer de asielzoeker erkend wordt als vluchteling of subsidiair beschermde, moet hij of zij de opvang verlaten en op zoek gaan naar een eigen woning. Aangezien het aantal erkenningen zeer hoog is, zal dit ongetwijfeld problemen teweeg brengen op de woningmarkt. De beschikbaarheid van voldoende geschikte huisvesting kan in het gedrang komen. Hier zullen oplossingen voor gezocht moeten worden. Ook de problematiek van de huurwaarborg zorgt vaak voor een rem op de doorstroming naar de reguliere woningmarkt.
a)
Gevolgen opvang
Het probleem van de stijgende bezettingsgraad in onze opvang is niet alleen te wijten aan een stijgende instroom. Het probleem wordt ook deels veroorzaakt door een stokkende uitstroom. Asielzoekers die niet erkend worden als vluchteling, verlaten de opvang vrij snel. De asielzoekers die wel een beschermingsstatuut krijgen blijven evenwel vaak te lang hangen. Omdat vandaag de dag in tegenstelling tot voor kort de meeste asielzoekers een beschermingsstatuut krijgen is dit een toenemend probleem. De reden hiervoor is dat erkende vluchtelingen nog drie maanden in de opvang mogen blijven. In die tijd krijgen ze hulp van het OCMW in de zoektocht naar een geschikte woning. Door de stijging van het aantal erkenningen komt er evenwel meer en meer een tekort aan geschikte woningen en raken de OCMW’s overbelast.
b)
Gevolgen Sociale woningmarkt
De toegang tot een sociale huurwoning is strikt gereglementeerd. Om zich op de wachtlijst te kunnen inschrijven moet men meerderjarig zijn (of ontvoogde minderjarige), de vooropgestelde inkomensgrenzen niet overschrijden, geen andere eigendommen bezitten, de bereidheid aantonen om Nederlands te leren, het inburgeringstraject volgen als men een verplichte inburgeraar is en ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters. Ook de toewijzing is strikt gereglementeerd. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met de rationele bezetting van de woning (een woning met drie slaapkamers zal dus niet toegewezen worden aan een alleenstaande), de chronologische volgorde van de inschrijvingen en met een aantal voorrangsregels. Deze laatste slaan onder meer op de huisvesting van kandidaat-huurders met een handicap of beperking of kandidaat-huurders die een woning bewonen die onbewoonbaar werd verklaard. Daarnaast kan een huisvestingsmaatschappij ook beslissen om voorrang te verlenen aan kandidaat-huurders die in de periode van zes jaar voor de toewijzing minstens drie jaar inwoners is of geweest is van de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is. De meeste huisvestingsmaatschappijen maken in de praktijk ook gebruik van die mogelijkheid.
42
Daarbij worden alle kandidaat-huurders op dezelfde wijze behandeld. Op geen enkel ogenblik wordt er een onderscheid gemaakt op basis van origine. Het zijn de woonnoden van de kandidaat-huurders die de doorslag geven, niet de origine. Na de erkenning als politiek vluchteling kan een asielzoeker zich inschrijven als kandidaat-huurder bij een sociale huisvestingsmaatschappij. Alle regels inzake inschrijving en toewijzing die van toepassing zijn voor andere kandidaat-huurders zijn daarbij ook van toepassing op de erkende asielzoekers. Zij moeten dus aan dezelfde voorwaarden voldoen als elke andere kandidaat-huurder. Er is geen enkele uitzondering waardoor erkende asielzoekers sneller dan andere kandidaat-huurders een sociale huurwoning zouden toegewezen krijgen. Het omgekeerde insinueren is de waarheid geweld aandoen. De enige mogelijke uitzondering is gelegen in het feit dat een OCMW (of een CAW) ten behoeve van een dakloze een versnelde toewijzing van een woning kan vragen. En vermits veel vluchtelingen dakloos zijn zou dat een mogelijkheid zijn. Die versnelde toewijzing is dan weliswaar nog altijd alleen maar mogelijk als er een sociale huurwoning vrijkomt die voldoet aan de voorwaarde van de rationele bezetting (als er dus een sociale huurwoning vrijkomt met bijvoorbeeld drie slaapkamers, zal die niet toegewezen worden aan een alleenstaande).
c)
Toegang tot de reguliere woningmarkt
Het tekort aan woningen op de reguliere woningmarkt zorgt ervoor dat de uitstroom uit het opvangnetwerk bemoeilijkt wordt, en vluchtelingen en subsidiair beschermden zeer moeilijk toegang vinden tot een geschikte woning. Er zijn daarom doortastende maatregelen nodig om een beroep te kunnen doen op de privéwoningmarkt om erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden snel een woning te kunnen bezorgen. Zo moeten we volop inzetten op woonbegeleiding, in samenspraak met de lokale besturen. Er moet voorzien worden in voldoende duurzame ondersteuning in de toeleiding naar de woonmarkt. Tot slot moeten we ook onverkort de strijd tegen huisjesmelkerij verderzetten. CD&V stelt voor: De doorstroming van de erkende vluchteling of subsidiair beschermde uit het opvangnetwerk is bijzonder belangrijk, en zet een grote druk op onze woningmarkt. We moeten daarom volop inzetten op woonbegeleiding in samenspraak met de lokale besturen: we moeten voorzien in ondersteuning in de toeleiding naar de woningmarkt. Er moet ook beroep kunnen gedaan worden op de privé-woningmarkt om erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden snel een woning te kunnen bezorgen. De woonbegeleidingsdiensten hebben hier een rol te vervullen. De doorstroom van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden naar onze woningmarkt mag echter niet betekenen dat we de strijd tegen huisjesmelkerij niet moeten verderzetten. In tegendeel. De toestroom mag niet leiden tot misbruiken op onze woningmarkt.
43
14. Focus in het welzijnsbeleid op de meest kwetsbare groepen, en organisatie van duurzame opvang van kinderen en jongeren zo veel als mogelijk in een gezinscontext Binnen Welzijn focussen we op een verhoogde inzet naar de meest kwetsbare groepen: m.n. jonge kinderen, niet-begeleide minderjarigen en gezinnen met kinderen. De huidige vluchtelingencrisis heeft tot gevolg dat heel wat burgers, gezinnen zich melden met het aanbod om (tijdelijk) een erkend gezin met kinderen op te vangen in de eigen gezinscontext. Dit vergt een aangepaste begeleiding en specifieke expertise. In een samenwerking tussen Pleegzorg Vlaanderen, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en de diensten binnen de jeugdhulp met expertise in de opvang van vluchtelingen starten we een pilootproject om de huidige kandidaat-gastgezinnen zo snel als mogelijk te matchen met een vluchtelingengezin. Binnen het categoriale Vlaamse aanbod voor niet-begeleide minderjarigen zijn er ook spontane meldingen voor de opvang binnen de gezinscontext van niet-begeleide minderjarigen en jonge kinderen zonder directe context. De huidige crisis en de verhoogde instroom noopt ook hier tot het versnellen van de screening en matching. Ook hier opteren we voor een gecoördineerde, gemonitorde en begeleide aanpak, mits een versterking van het categoriale aanbod. We verwijzen tevens naar de circulaire van 21 maart 2006 inzake de rol die Vlaanderen (i.c. de jeugdhulp) opneemt voor niet-begeleide minderjarigen. We stellen ook vast dat voor (jonge) kinderen (7 à 8 jaar) een buffer nodig is, vooraleer een verblijf in pleegzorg mogelijk is. Daarom creëren we een tijdelijk verblijf (2 maand) als ‘buffer’ van 10 residentiële plaatsen in de fase van oriëntering naar pleegzorg. Coördinatie inzake de begeleiding van kinderen, jongeren is van groot belang. Daarom installeren we een herkenbaar en gecentraliseerd meld- en infopunt voor professionelen. Per regio voorzien we hierbij ook een bijkomend aanbod binnen de integrale jeugdhulp van outreachende gespecialiseerde psychologische ondersteuning van professionelen inzake traumabegeleiding van kinderen en jongeren op de vlucht. Het betreft kinderen en jongeren die recent instroomden en die onderwijs volgen. Het aanbod richt zich zowel naar onderwijs(scholen, CLB) als welzijnssettings. Voor ‘adolescenten’ (minderjarigen) met een bepaalde vorm van autonomie is begeleid wonen de meest geschikte opvangvorm. Hiervoor is nood aan bijkomend aanbod begeleid zelfstandig wonen. In de voorbije jaren begeleidden de specifieke werkingen binnen de centra algemeen welzijnswerk (CAW) gemiddeld op jaarbasis ca. 12.000 erkende vluchtelingen (rapportage 2009 – 2013). De registratie binnen de CAW laat dus toe om per verblijfsstatuut de activiteiten te monitoren. Gelet op de hoge regularisatiegraad (80 %) zal de druk op deze individuele psychosociale begeleiding en onthaalfunctie van erkende vluchtelingen stijgen, dit bovenop de inspanningen naar andere categorieën met een meer precair verblijfsstatuut binnen de reguliere werking. Daarom dringt een tijdelijke versterking van bepaalde CAW met specifieke werking rond vluchtelingen: Antwerpen, Brussel, Gent en de kuststreek,… zich op. Gelet op de instroom, de spreiding, de hoge erkenningsgraad is een toename van de vraag rond ondersteuning inzake woonbegeleiding onvermijdelijk. We versterken tevens het aanbod woonbegeleiding binnen de CAW. Kind en Gezin staat in voor het aanbieden van de basisdienstverlening inzake medische/psychosociale preventie voor zowel zwangere vrouwen als voor jonge kinderen, zoals het detecteren van ondergewichten, medische noden, vaccinaties, huid, voeding …. Vanuit de huidige werking van Kind en Gezin is er reeds een werking naar de asielzoekers in de opvangcentra. Fedasil en het Rode Kruis Vlaanderen hebben met Kind en Gezin een ontwerpovereenkomst over hoe er kan 44
samengewerkt worden. Tot slot maken we versneld werk van het samenwerkingsakkoord inzake de niet-begeleide minderjarigen met de federale overheid. We agenderen dit op het Overlegcomité.
CD&V stelt voor: om in het welzijnsbeleid te focussen op de meest kwetsbare groepen, en duurzame opvang van kinderen en jongeren zo veel als mogelijk in een gezinscontext te organiseren (cf. pleegzorg).
45
15. Inzet van vrijwilligers CD&V wenst het belang van vrijwilligerswerk te benadrukken in deze vluchtelingencrisis. Enerzijds kunnen de vele vrijwilligers bij de lokale bevolking de integratie van nieuwkomers in onze maatschappij ondersteunen. Anderzijds kunnen ook de nieuwkomers zelf via vrijwilligerswerk bijdragen aan onze samenleving. Er duiken immers heel wat initiatieven op vanuit de samenleving. CD&V juicht dit toe. De solidariteit die van onderuit opborrelt, verdient alle lof. Heel wat mensen tonen een grote bereidheid om asielzoekers en vluchtelingen op een waardige en correcte manier op te vangen, en te ondersteunen bij hun integratie. Zo kunnen bijvoorbeeld in het onderwijs vrijwilligers een grote meerwaarde betekenen via huiswerkbegeleiding, hulp bij lees- en spreekoefeningen, het wegwijs maken in het reilen en zeilen van het schoolleven in Vlaanderen,… Om de vele uitingen van solidariteit te stroomlijnen, stelt CD&V voor om aanspreekpunten voor vrijwilligers te voorzien, vooral in gemeenten die via de opening van nieuwe collectieve opvangcentra een groot aantal asielzoekers op hun grondgebied ontvangen. Daarnaast kunnen asielzoekers, erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden ook zelf vrijwilligerswerk verrichten. De wet van 22 mei 2014 heeft daartoe de mogelijkheid tot vrijwilligerswerk door vreemdelingen grondig hervormd en uitgebreid. Het verrichten van vrijwilligerswerk kan een belangrijke schakel vormen in de integratie van vreemdelingen in onze maatschappij, kan de talenten van nieuwkomers volop inzetten, hun toegang tot arbeid vergemakkelijken, voor een zinvolle dagbesteding zorgen tijdens de asielprocedure, en tevens een draagvlak creëren bij de lokale bevolking. Tijdens de asielprocedure dienen asielzoekers daarom aangemoedigd te worden om vrijwilligerswerk te verrichten, eventueel via een onkostenvergoeding.
46
IV. VEILIGHEID
16. Begrip voor de bezorgdheden rond veiligheid. De grote instroom van vluchtelingen zorgt bij veel burgers voor ongerustheid en gevoelens van onveiligheid. Deze gevoelens mogen dan misschien niet altijd terecht zijn, ze moeten wel steeds serieus genomen worden. Over het algemeen zijn er twee zaken die de mensen beroeren: Zitten er geen terroristen verborgen in de vluchtelingenstroom? En: Gaat die grote groep asielzoekers in onze gemeente niet voor meer overlast en criminaliteit zorgen? 1) Er bestaat bij veel mensen een vrees dat er zich onder de vluchtelingen ook terroristen mengen. Verschillende terroristische groeperingen (voornamelijk dan IS) hebben hier immers al verschillende keren mee gedreigd. Hoewel het allerminst zeker is dat dit zal gebeuren, mag en kan men het absoluut niet uitsluiten. Vandaag de dag wordt een belangrijk aantal asielzoekers systematisch gescreend door de Veiligheid van de Staat. Concreet betekent dit dat de Veiligheid van de Staat nagaat of een asielzoeker gekend staat bij de dienst. Ook ADIV en de politie voeren dergelijke systematische screening uit. Op vraag van de Dienst Vreemdelingezaken (DVZ) of het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) voert de Veiligheid van de Staat ook punctueel meer diepgaande onderzoeken uit. Wanneer de eerste check een ‘hit’ oplevert, dienen ook relevante buitenlandse inlichtingendiensten te worden bevraagd. De informatie-uitwisseling tussen de Veiligheid van de Staat en de internationale partners is cruciaal en dient nog verder te worden uitgediept. CD&V dringt er op aan dat diegenen, waarvoor een asielaanvraag lopende is en die bij een eerste screening de aandacht hebben gekregen van de inlichtingendiensten, verder op het grondgebied worden opgevolgd. Deze opvolging dient bij een weigering van de asielaanvraag aangehouden te worden tot op het moment van de uitvoering van het bevel tot het verlaten van het grondgebied. 2) De opvang van asielzoekers zorgt in verschillende gemeenten voor gemengde gevoelens. Naast vele solidariteitsinitiatieven, bestaat er bij een deel van de bevolking ook argwaan, zeker in de gemeenten waar er nieuwe collectieve (nood)opvangplaatsen zijn opengegaan. De plotse verschijning van grote groepen asielzoekers in soms kleine gemeenten doet de vrees toenemen dat overlast en criminaliteit zullen stijgen. Ook deze gevoelens moeten serieus genomen worden. De aankomst van grote groepen ‘nieuwkomers’ stelt niet alleen de gemeentebesturen maar ook de lokale politiezones voor specifieke uitdagingen. Om het lokale bestuur te ondersteunen bij de opvang en integratie van deze doelgroep, is het aanduiden van een aanspreekpunt ‘nieuwkomers’ bij de politie aangewezen.
47
Sommige politiezones beschikken actueel al over een dienst of aanspreekpunt die actief is rond integratie/diversiteit/enz. Voor de politiezones waar dit niet het geval is, zal een financiële stimulans nodig zijn om dit traject concreet gestalte te kunnen geven. Een samenwerking tussen politie en middenveldorganisaties kan helpen om politiemensen nieuwe competenties bij te brengen op vlak van “multicultureel vakmanschap” (multicultural craftmanship), het identificeren van fora voor integratie van nieuwkomers, het organiseren van overlegmomenten rond veiligheid. Het verdient aanbeveling om de competenties van de politiemensen over minder gekende deelgemeenschappen en de aanpak ervan te verruimen en positief te stimuleren in overeenstemming met de filosofie van ‘community policing’ of gemeenschapsgerichte politiezorg. Daarnaast dienen er per gemeente/politiezone protocollen worden afgesloten met de lokale opvangcentra die, gecombineerd met het politioneel multi-cultureel aanspreekpunt, er voor zorgen dat:
-
Veiligheidsincidenten in en rond een opvangcentrum permanent gemonitord én besproken worden tussen politie en verantwoordelijken opvangcentrum ; De politie- en andere diensten kennis krijgen van de leefregels die binnen een centrum afgesproken worden; Er een bijzondere politionele aandacht is voor de veiligheids- en leefbaarheidssituatie in en rond een opvangcentrum; Er vroegtijdig kan opgetreden worden tegenover personen die zich misdragen (desgevallend herlokaliseren bij herhaaldelijk normoverschrijdend gedrag).
3) Vanzelfsprekend dienen de asielzoekers, die een zeer kwetsbare groep vormen, zelf ook beschermd te worden tegen xenofoben, mensensmokkelaars en jihadisten. CD&V meent dat de veiligheidsdiensten ook moeten toezien op eventuele acties gericht tegen asielzoekers. Zo kunnen zij belaagd worden door individuen / groeperingen met een xenofoob gedachtengoed, alsook kunnen ze het slachtoffer worden van acties van individuen/ groeperingen met jihadistische sympathieën (die hen als lafaards beschouwen omdat ze bijvoorbeeld het Assad regime niet willen bestrijden). CD&V meent dat de Veiligheid van de Staat bijzondere aandacht moet besteden aan de aanwezigheid van radicale predikers in de buurt van de opvangcentra. De aanpak van mensensmokkel is vandaag belangrijker dan ooit. De minister van Justitie werkt, samen met de andere bevoegde autoriteiten aan een specifiek actieplan mensensmokkel binnen het raam van de kadernota integrale veiligheid. Dit plan moet beschrijven hoe alle politionele en justitiële actoren dienen om te gaan met het fenomeen om sneller en efficiënter het misdrijf op te sporen en de smokkelaars te bestraffen. Daarnaast dient de specifieke opvang van slachtoffers van mensensmokkel in dit plan te worden beschreven.
48
4) CD&V is zich ervan bewust dat heel wat vluchtelingen die in België arriveren op de vlucht zijn voor geweld en vervolging door radicale terreurbewegingen. Radicalisme dient dan ook wereldwijd te worden aangepakt. Echter, ook op ons eigen grondgebied dienen we aandacht te hebben voor radicalisering en de-radicalisering, via preventieve én repressieve maatregelen. Ook in het kader van de vluchtelingencrisis, wenst CD&V te werken aan een samenleving waarin iedereen zijn plaats vindt. Heel wat voorstellen uit deze nota kaderen reeds in een preventieve aanpak om radicalisering te vermijden, zoals vb. de maatregelen inzake inburgering en integratie, onderwijs, tewerkstelling,… Daarnaast dienen ook meer specifieke maatregelen te worden genomen: zo heeft de Minister van Justitie een de-radicaliseringsproject opgestart in de gevangenissen, en heeft de Minister van Onderwijs het initiatief genomen om te zorgen voor één aanspreekpunt binnen het onderwijs, het versterken van projecten zoals “Samen tegen schooluitval”, en het versterken van leerkrachten d.m.v. vorming en good practises.
CD&V stelt voor: - om de personen waarvoor een asielaanvraag lopende is en die bij een eerste systematische screening de aandacht hebben gekregen van de inlichtingendiensten ook verder op het grondgebied op te volgen ; - de lokale politie nauw te betrekken bij de veiligheids- en leefbaarheidsuitdagingen die grote groepen asielzoekers stellen door een aanspreekpunt ‘nieuwkomers’ bij de politie aan te duiden en protocollen tussen lokale politiezones en opvangcentra af te sluiten; - om de asielzoekers te beschermen tegen xenofoben, jihadisten en mensensmokkelaars. - om in de preventie van radicalisering te zorgen voor een samenleving waarin iedereen zijn plaats vindt.
49