nº
43ste jaargang / 15 oktober 2010
20 /
2010
Tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer
thema Automatisering
Maatregelen na radioactieve besmetting drinkwater Interview met secretaris-directeur Het Waterschapshuis Knelpunt in bepaling orthofosfaat in zandfilters
1 OP 3 WATERSCHAPPEN KIEST VOOR TBOX
WAAROM? • Alles-in-1 PLC, datalogger, alarmtransmitter, webserver en telecomverbindingen
• IP gebaseerd GPRS, ADSL, versturen van email, push technologie
• Zeer veel communicatie protocollen beschikbaar Aansluiting met Kuipers TMX, Datawatt, Siemens PVSS, Actemium CAW, ClearSCADA
• Gebruikersvriendelijke software
Distributeur voor Nederland CimPro BV Postbus 3196, 4800 DD Breda Smederijstraat 2, 4814 DB Breda Tel.: [+31] (0)76 - 531 77 88 Fax: [+31] (0)76 - 531 77 99 Web: www.cimpro.com
Alles-in-1 pakket
• Breed gamma TBOX Lite, TBOX MS, Low-Power TBOX WM
• Interessante prijs Reeds vanaf 750,-
www.cimpro.com
Service Center voor waterschappen AquaDataSystems BV De Gouwe 6a, 8253 PA Dronten Tel: [+31] (0)321-339 094 Fax: [+31] (0)321-318 498 Web: www.aquadatasystems.nl
Automatisering
D
eze uitgave staat voor een belangrijk deel in het teken van automatisering. U zult vooral redelijk lovende artikelen tegenkomen over de voordelen van automatisering. Automatisering heeft nu eenmaal een heleboel zaken - ook in de watersector vereenvoudigd, waardoor veel tijd gewonnen werd en actueler ingespeeld kan worden wanneer zich problemen voordoen bij bijvoorbeeld een waterzuiveringsinstallatie. Automatisering maakt echter de gebruiker ook afhankelijk, afhankelijk van ‘het systeem’ en de apparatuur. Als zich een storing voordoet, ligt een deel van het systeem ook plat. Tijdens een test afgelopen zondag van NS en ProRail waarbij vrijwel alleen nog stoptreinen door
We beginnen met een summier overzicht van de plannen van het nieuwe kabinet met betrekking tot de watersector. Dat overzicht krijgt binnenkort ongetwijfeld een (hopelijk positief ) vervolg. Peter Bielars
inhoud nº 20 / 2010 / *thema
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Pieter de Vries Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam
Nederland reden, viel bijvoorbeeld juist de digitale reiscomputer uit, een euvel dat zich al vaker voordeed bij grote verstoringen in het openbaar vervoer. Daarbij komt dat automatisering ook energie vergt. Steeds meer apparaten kosten steeds meer energie. Ten slotte kost automatisering altijd banen. Die kritische noten wilde ik u meegeven voordat u dit nummer gaat lezen.
4 / Regeerakkoord: duidelijke plannen, onduidelijke gevolgen
6 / Maatregelen na en radiologische besmetting van drinkwater(bronnen)
Pieter Kwakman en Ans Versteegh
10 / Interview met Joris van Enst* Maarten Gast
12 / Informatie van betekenis* Paul Bremer, Ben van der Lei, Esther van Linge, Wilco Sinnema en Rob Brussen
14
Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)
/ Rioolgemalen verbeteren: eerst basis op orde brengen met ICT*
Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00
Frans Twigt, Gerard Boks en André Hoogland
Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2010 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4
Han van Ringelenstein, Cees van Wengerden en Erwin Castelijn
16
/ Verregaand automatiseren vraagt om programmasturing*
10
18
/ Waterschap kan niet zonder real-time procesinformatie* Hans van der Kolk, Paul Janssen en Aris Witteborg
20
/ Rivierenland investeert 17,5 miljoen euro in automatisering zuiveringen en rioolgemalen* Johan Bakker, Mohammed Oumghar en Wytze Jorritsma
35
22 / Het net(werk) sluit zich rond Vitens* Kees Kerkhoven
23
/ Assetmanagement en GIS centraal in bedrijfsvoering Brabant Water* Ferry Smits
35
/ Evaluatie werking zandfilters moeilijk door onduidelijkheid voorbehandeling bij orthofosfaatanalyse Amor Gaillard, Sigrid Scherrenburg en Berend Reitsma
38
/ Nieuwe inzichten in de origine van het grondwater in Utrecht Ate Visser, Marc Vissers en Janco van Gelderen
40 / Monitoring waterdoorlatende verharding
in Delft
Sjaak Clarisse en Maria Rus
Bij de voorpagina: De serverruimte van de integrale hoofdpost van Waterschap Hunze en Aa’s (zie pagina 18) (foto: Marcel Lameijer).
actualiteit
Regeerakkoord: duidelijke plannen, onduidelijke gevolgen De waterschappen blijven, maar moeten zich beperken tot hun kerntaken. Gemeenteraden kiezen voortaan de waterschapsbesturen. Het regeerakkoord van VVD en CDA is helder. De zin ‘Het Besluit beheer Haringvlietsluizen (Kierbesluit) wordt ingetrokken’ laat zelfs niets aan duidelijkheid over. Over de gevolgen van die beslissing staat niets in het akkoord. Naast opluchting zijn er ook boze reacties op het voornemen de ontpoldering van de Hedwigepolder toch niet door te laten gaan. Een overzicht van de waterplannen van de nieuwe coalitie.
De Haringvlietsluizen (foto: Rijkswaterstaat).
E
en aantal jaren geleden is het beheer van een aantal deltawerken tegen het licht gehouden om de waterhuishouding in het deltagebied duurzaam te verbeteren. Het inlaten van zout water door het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen (per 2015 zouden ze helemaal open gaan) heeft positieve ecologische gevolgen, maar betekent ook dat een deel van het Haringvliet weer brak wordt. Daardoor is het nodig de drinkwaterwinning naar het oosten te verplaatsen, waar het zoute water niet komt. De drinkwatersector, met name Evides, heeft zich grote zorgen gemaakt over dit Kierbesluit. De productie van drinkwater zou er door in gevaar kunnen komen. Boeren en tuinders op Goeree-Overflakkee en in het Westland, die afhankelijk zijn van zoet water, zijn ook blij met het terugdraaien van het Kierbesluit, maar milieuorganisaties luiden de alarmbellen. Er komen geen nieuwe besluiten tot ontpoldering. Bestaande plannen worden volgens het regeerakkoord heroverwogen: ‘Nu de verdieping van de Westerschelde is afgerond, wordt in overleg met Vlaanderen een alternatief ontwikkeld voor de ontpoldering van de Hedwigepolder in ZeeuwsVlaanderen. Daarbij wordt ook gedacht aan
4
H2O / 20 - 2010
de plannen die eerder door de Zeeuwse waterschappen zijn ontwikkeld’. Volgens regionale media zouden de Vlaamse eerste minister Kris Peeters en de Antwerpse havenschepen Marc Van Peel, net als de Zeeuwse Milieufederatie, vinden dat Nederland de verdragsregels moet naleven. Zij zijn niet blij met de hernieuwde discussie over de overeenkomst, waartoe na lang onderhandelen met het vorige kabinet is besloten. Om Antwerpen bereikbaar te houden voor grotere zeeschepen, wilden de Belgen de monding van de rivier uitbaggeren. Het natuurverlies dat hiermee gepaard gaat, zou worden gecompenseerd door het onder water zetten van de Hedwigepolder, die deels op Belgisch en Nederlands grondgebied ligt.
Veiligheid
Vergroting van de waterveiligheid van de delta blijft een kerntaak van de overheid en is nodig om te kunnen blijven voldoen aan geldende normen, zo staat te lezen in het regeerakkoord. Andere genoemde maatregelen op dit gebied zijn: • Achterstallig onderhoud wordt uitgevoerd; • Er wordt verder gewerkt aan veilige dijken en waterkeringen; • De kust wordt ook verder versterkt;
Het kabinet zal de voorstellen van de Deltacommissie nader bekijken en uitwerken in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport; • En het kabinet en de betrokken overheden willen komen tot een ‘doelmatiger waterbeheer’. Wat hiermee precies bedoeld wordt, is nu nog onduidelijk. •
Verder beloven de coalitiepartners dat de maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater voortgang kunnen vinden, met name in stedelijke gebieden.
Bestuur
Op het terrein van het bestuur gaat het kabinet Rutte/Verhagen uit van een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid met minder ambtenaren, regels en bestuurders. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen moeten zich beperken tot hun kerntaken. Per beleidsterrein zijn ten hoogste twee bestuurslagen betrokken bij hetzelfde onderwerp. Het kabinet kondigt een voorstel aan dat inhoudt dat gemeenteraden de waterschapsbesturen gaan kiezen. Het aantal bestuurders en volksvertegenwoordigers bij waterschappen - net als in andere overheidsorganen - wil het kabinet verminderen.
verslag Water, recht en een veranderend klimaat Veranderen het recht op water en waterrecht mee met het veranderende klimaat? Onder grote belangstelling van diplomaten, juristen en waterdeskundigen had op 22 september aan het UNESCO-IHE Institute for Water Education te Delft een colloquium plaats over recht op water en waterrecht in een veranderende wereld. Aanleiding was het 30-jarig bestaan van de University for Peace, een universiteit in Costa Rica die destijds door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is opgericht.
J
uristen van naam uit onder meer Zwitserland en de Verenigde Staten kwamen bijeen om een zeer geïnteresseerd gehoor toe te spreken. In de zaal een ongebruikelijk divers doch bijzonder betrokken publiek: een uitgelezen melange van juristen, topdiplomaten (onder wie meerdere ambassadeurs) en waterdeskundigen. De dag werd uitstekend voorgezeten door respectievelijk de voorzitter van de Alliance for UPEACE, Marius Enthoven, en de rector van het UNESCO-IHE, András SzöllösiNagy. Eerste spreekster professor Laurence Boisson de Chazournes (universiteit van Genève) geniet grote bekendheid onder de aanwezige juristen, onder meer vanwege haar werk voor het Internationaal Gerechtshof. Ze spreekt echter zelden op dit soort conferenties. Een bijzondere gelegenheid, dus. Ze schetste de internationale juridische kaders die expliciet in relatie staan tot (toegang tot) water, en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Tevens merkte ze op dat water nog onvoldoende is ingebed in het debat over klimaatverandering, niet in de laatste plaats vanwege de juridische context. Professor Thea Hilhorst (universiteit van Wageningen, rampenstudies) hield een vurig en duidelijk betoog over het belang van aandacht voor de sociologische, institutionele en sociaal-economische context, waarin aanspraak wordt gemaakt op bepaalde rechten of ontwikkelingswerk wordt uitgevoerd, soms met averechts effect. Wat in Nederland werkt, hoeft niet te werken in bijvoorbeeld Mozambique, waar kostwinning vaak ruimtelijk verdeeld is. Polygamie werd aangehaald als een praktisch middel bij adaptatie aan klimaatverandering: een vrouw in de riviervlakte zorgt voor eten tijdens droge perioden, terwijl een tweede vrouw in de heuvels de zorg overneemt tijdens te natte perioden. Professor Joyeeta Gupta (Vrije Universiteit Amsterdam en UNESCO-IHE) maakte gebruik van het door Boisson de Chazournes geschetste kader om aan te geven dat in feite sprake is van drie ‘concurrerende discussies/stromingen’. De ambassadeur van Bolivia maakte vanuit de zaal van de gelegenheid gebruik om in te gaan op de recente resolutie bij de Algemene Vergadering van de VN, betreffende water en sanitatie als een mensenrecht. Ook de onthouding van stemming van Nederland tijdens de vergadering hierover kwam aan de orde. Internationaal heeft dit tot veel verbazing geleid. Immers, zo veronderstelde men (terecht), Nederland draagt water als recht toch een warm hart toe? Ambassadeur
Ter Haar, ondersteund door een vervolgens door het ministerie van Buitenlandse Zaken verspreide stemverklaring, lichtte toe dat Nederland het recht op water een warm hart toedraagt, doch dat juist dit reden was voor stemonthouding. De nieuwe verklaring werd eerder gezien als een afzwakking en een complicerende factor dan als een verbetering ten opzichte van reeds lopende activiteiten, zoals die van de onafhankelijke expert van de VN voor toegang tot veilig drinkwater en sanitatie. Rechter Gregory Hobbs (Hooggerechtshof van Colorado) lichtte toe hoe hij in de Verenigde Staten betrokken is bij rechtszaken over water. Hij vertelde hoe deze zaken over het algemeen ontstaan en hoe het waterbeheer veelal spontaan is georganiseerd, op basis van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’: de oudste rechten gaan vaak voor andere belangen, waarbij een marktsysteem ervoor zorgt dat rechten worden opgekocht van de oorspronkelijke eigenaars. Als voorbeeld werd Las Vegas aangehaald, waar de lokale waterleverancier enerzijds extreem gebruik maakt van hergebruik van water, anderzijds bij vrijwel alle landeigenaren rechten heeft gekocht voor het gebruik van het aldaar als (sporadische) neerslag vallende water. “De waterrechten van elke afzonderlijke tuin zijn verkocht.” Juan Amaya-Castro (Vrije Universiteit Amsterdam en University for Peace) legde uit dat een rechter zich eigenlijk aan het eind van een proces bevindt. Daarvóór kan er al heel wat gebeuren. Aan de hand van een aantal voorbeelden maakte Amaya-Castro duidelijk dat, net als de waterverdeling, recht vaak ook tamelijk willekeurig is, ook al wordt er meestal graag iets anders beweerd. Barend ter Haar, Nederlands ambassadeur bij de UNESCO, schetste op lucide en aansprekende wijze hoe internationale afspraken over duurzaamheid en recht in de praktijk soms weinig betekenen. Als voorbeeld kan bijvoorbeeld de redactie van H2O aan alle lezers beloven dat zij tien euro zullen ontvangen. Dat is tamelijk eenvoudig: er is immers niet gezegd dat u dit bedrag van de redactie zult ontvangen, evenmin wanneer u het zult ontvangen. Dat u het zult ontvangen, ooit, van iemand, is tamelijk zeker. Welke rechten kunnen de lezers nu ontlenen aan de belofte? Daarnaast maakte Ter Haar duidelijk dat een recht op water alleen niet voldoende is, aangezien dit recht vaak samenhangt met andere rechten, een werkend rechtssysteem en een goed bestuur.
Nieuwe gedeelde leerstoel
Ter afsluiting verwees Szöllösi-Nagy naar internationale afspraken die aanpassing
Rechter Gregory Hobbs
verdienen, onder meer door een verandering in de waterbalans. In de waterwereld is een artikel van Milly e.a. bekend (in Nature), met als titel ‘Stationarity is dead - whither water management?’. Hierin wordt beredeneerd dat het door ingenieurs vanouds gehanteerde uitgangspunt van stationariteit, waarbij een dam of dijk wordt ontworpen op basis van een meetreeks, geen opgeld meer doet. Tijdens de bijeenkomst van 22 september werd wederom duidelijk gemaakt dat dit ook geldt voor het rechtssysteem. Afspraken over waterverdeling voor bijvoorbeeld de Nijl zijn decennia oud, terwijl de waterbalans (ooit uitgangspunt voor de afspraken) intussen aanzienlijk is veranderd. Dankzij de inspanning vanuit het samenwerkingsprogramma voor water en klimaat CPWC hebben tijdens de voorbereidende fase voor de bijeenkomst het UNESCO-IHE en UPEACE elkaar gevonden: de rectoren overleggen thans intensief over een gedeelde leerstoel ‘Water en Vrede’. Charlotte Herman Marguerita de Chaisemartin Elisabetta Cangelosi Michael van der Valk H2O / 20 - 2010
5
Maatregelen na een radiologische besmetting van drinkwater(bronnen) Drinkwater kan door een radiologisch incident verontreinigd raken met radioactief materiaal. Mensen die dit water drinken, kunnen daardoor een stralingsdosis oplopen. Er is een aantal mogelijkheden om de consumptie van besmet drinkwater en de door de bevolking opgelopen stralingsdosis te minimaliseren. Zo kunnen Nederlandse drinkwaterbedrijven nooddrinkwater verstrekken, een voorziening die wettelijk is vastgelegd en beschreven in de leveringsplannen. Ook kunnen de bedrijven veranderen van wateronttrekkingspunt bij de productie van drinkwater. Dit zijn twee maatregelen die in Nederland in geval van een radiologische besmetting snel en op grote schaal genomen kunnen worden. Ze zijn ontleend aan een Europees handboek, dat onlangs op haalbaarheid is vertaald naar de Nederlandse situatie. Het onderzoek is uitgevoerd door het RIVM in opdracht van de VROM-Inspectie.
I
n het geval van een grootschalige radioactieve besmetting vraagt de kwaliteit van het drinkwater de directe aandacht. Is het mogelijk dat oppervlaktewater als bron voor drinkwater en ook het drinkwater zelf besmet kunnen worden? Hoe erg is dit voor de consument? Wat kan de drinkwaterproducent doen? Zijn er snel inzetbare alternatieven? Deze vragen dringen zich onvermijdelijk op ten tijde van een radioactieve besmetting. Om goed voorbereid te zijn op dergelijke situaties is in Europees verband een radiologisch handboek opgesteld waarin beschreven staat wat voor maatregelen in welke fase mogelijk en nodig zijn. Op verzoek van de VROM-Inspectie heeft het RIVM dit handboek zo goed mogelijk naar de Nederlandse situatie aangepast, dat wil zeggen zoveel mogelijk specifiek van toepassing gemaakt voor de Nederlandse drinkwaterwinning, -zuivering en -voorziening.
Het RIVM-rapport1) biedt richtlijnen die relevant zijn bij een lozing volgend op een nucleair ongeval: enerzijds het kiezen van herstelopties voor verontreinigd drinkwater en anderzijds het voorkomen of ten minste verminderen van de stralingsdosis door de consumptie van besmet drinkwater.
Beoordeling van EU-handboek
Het Europese handboek2) is door RIVM in samenwerking met belanghebbenden uit de drinkwaterproductie, drinkwaterlaboratoria, KWR, Vewin en VROM-Inspectie beoordeeld op praktische toepasbaarheid voor Nederland. Aan de hand van twee scenario’s zijn de richtlijnen doorgewerkt, zoveel mogelijk met de praktijk in het achterhoofd. Het eerste scenario betreft een grootschalige besmetting door depositie van stof uit een radioactieve wolk over heel Nederland (= Chernobyl-scenario; zie kaart). Het tweede scenario betreft een forse nucleaire lozing in een rivier stroom-
opwaarts van de inlaatlocatie van een grote drinkwaterzuiveringsfaciliteit. In het rapport is verder uiteengezet bij welke besmettingsniveaus (zie tabel) sprake zou kunnen zijn van een gevaar voor de volksgezondheid en wat er dan moet gebeuren. Daarnaast zijn beslisschema’s opgesteld om gerichte herstelacties in gang te kunnen zetten.
Resultaat
De herstelopties uit het Europese handboek zijn hieronder nader uitgewerkt voor de Nederlandse situatie. Verstrekken van nooddrinkwater
Als radioactiviteitsconcentraties de interventieniveaus voor drinkwater overschrijden, dient de nooddrinkwatervoorziening geactiveerd te worden. Feitelijk is dit in Nederland beschreven in de leveringsplannen waarin de nooddrinkwatervoorziening is vastgelegd. Het rapport behandelt
NPK- en IAEA-interventieniveaus voor drinkwater(Bq.l)*.
radionuclide
NPK-interventieniveau**
IAEA-interventieniveau
categorisering van radionucliden besproken in rapport***
isotopen van strontium, met name90Sr
125
100
90
isotopen van jodium, met name 131I
500
100
131
alfa-emitterende isotopen van plutonium en transplutonium-elementen
20
1
alle andere radionucliden met halveringstijd van meer dan tien dagen, met name radio-isotopen van cesium en ruthenium
1.000
1.000
Sr I
238
Pu, 239Pu, 241Am
60
Co, 75Se, 95Zr, 95Nb, 99Mo, 103Ru, 106Ru, 132Te, Cs, 136Cs,137Cs, 140Ba, 140La, 144Ce, 169Yb, 192Ir, 226 Ra
134
* NPK = Nationaal Plan Kernongevallen; IAEA = Internationaal AtoomEnergieAgentschap. Interventieniveaus verwijzen naar alle watervoorzieningen die zijn bestemd, tenminste deels, voor consumptie en het bereiden van voedsel. Zie ook3). ** Het is de som van de concentraties van alle radionucliden binnen een categorie en waargenomen in het water, die vergeleken moet worden met het interventieniveau. Ter vergelijking: in de Waterleidingbesluit staat een grens vermeld voor totaal alfa-activiteit van 0,1 Bq/l, voor totaal-bèta-activiteit van 1,0 Bq/l en voor tritium van 100 Bq/l. *** Voor uraniumisotopen dienen maatregelen gebaseerd te zijn op de chemische giftigheid van uranium, die een groter gevaar voor de gezondheid vormt dan de radioactiviteit van uranium.
6
H2O / 20 - 2010
actualiteit het gebruik van flessenwater en water dat waterbedrijven leveren via tanks en tankwagens op distributiepunten (aangewezen door de gemeenten). In de meeste gevallen kan de watervoorziening gebruikt blijven worden voor niet-consumptieve doeleinden, zoals wassen, toiletspoelen en schoonmaken, zonder dat dit tot gevaar voor de gezondheid leidt. Bij douchen kunnen eventueel aerosolen ingeademd worden. Gezien het zeer geringe ingeademde volume aan aerosolen is de stralingsdosis daarvan verwaarloosbaar. Zuivering van water in het drinkwaterproductieproces
Waterzuiveringsfaciliteiten gebruiken verschillende processen om verontreinigingen uit drinkwater te verwijderen. Al deze processen verwijderen radionucliden tot op zekere hoogte. De belangrijkste gebruikte zuiveringsmethoden zijn beluchting, snelfiltratie, flocculatie, langzame zandfiltratie, actieve-koolfiltratie, duinfiltratie, membraanfiltratie, ionenwisseling en omgekeerde osmose. Deze processen zijn lastig op korte termijn aan te passen. Een proces als ontharding is wellicht snel te intensiveren en is daarmee een uitzondering. Het toepassen van extra beluchting voor het verwijderen van vluchtige jodiumverbindingen zal slechts een marginaal effect hebben. De efficiëntie van de diverse zuiveringsstappen op het verwijderen van een aantal radionucliden is ruwweg geschat op basis van beschikbare literatuur4). Een koolfiltratie is bijvoorbeeld nuttig voor de verwijdering van jodiumisotopen, een onthardingsstap voor de op calcium gelijkende strontiumisotopen, een zeolietmateriaal voor cesiumisotopen, en ten slotte omgekeerde osmose voor vrijwel alle ionen. Verandering van wateronttrekkingspunt
Een mogelijk alternatief is het veranderen van onttrekkingspunten van ruw water en het gebruik van alternatieve grondwaterbronnen. In Nederland heeft ieder drinkwaterbedrijf in de leveringsplannen vastgelegd wat er zou kunnen gebeuren als een onttrekkingspunt uitgeschakeld moet worden. In principe is dit mogelijk, maar vergt de uitvoering een forse voorbereiding. Vaak zijn er (grondwater- of duinwater) reserves die gedurende enkele weken gebruikt kunnen worden met zodat het probleem elders aangepakt kan worden. Met name grondwater als drinkwaterbron is in Nederland in ruime mate aanwezig en relatief weinig kwetsbaar voor radiologische besmettingen. Het Provinciaal Waterleidingbedrijf NoordHolland (PWN) heeft de mogelijkheid om te schakelen tussen de inname bij Nieuwegein en Andijk. Het duinwaterbedrijf Dunea kan overschakelen van de inname bij Brakel uit de afgedamde Maas naar waterinname vanuit de Waal. Gecontroleerde menging van drinkwater
Besmet water kan worden gemengd met onbesmet of minder besmet water (vaak
Afb. 1: Overzicht van de depositie van 137Cs over Europa na het ongeval in Chernobyl in april 1986. Op Nederland is ongeveer 1000 tot 3000 Bq/m2 aan 137Cs neergekomen.
grondwater) als meer dan één voorziening beschikbaar is op de productielocatie of na de zuivering. Het verdunnen van besmet water heeft niet de voorkeur. Het gebruiken van een geringere hoeveelheid onbesmet water is altijd de eerste optie. Menging zou een effectieve wijze kunnen zijn om de concentraties radioactiviteit in water te verlagen tot onder de interventieniveaus. Dit is een reële mogelijkheid in Nederland, bijvoorbeeld bij PWN waar gekozen kan worden tussen drinkwater dat geproduceerd is met ruwwater afkomstig uit Andijk, Nieuwegein of de duinen. Ieder bedrijf heeft in de leveringsplannen vastgelegd hoe gekozen zou kunnen worden uit de diverse pompstations, in het geval er één of enkele pompstations besmet zouden raken. Feitelijk is dit een variant op het veranderen van wateronttrekkingspunt, zoals hierboven omschreven. Zuivering van drinkwater aan de kraan
Er zijn commercieel apparaten verkrijgbaar die door huishoudens en bedrijven kunnen worden gebruikt om een chemische of biologische verontreiniging van drinkwater te verminderen: • waterfilterkannen voor ontharding van water met behulp van ionenwisseling en zuivering met behulp van een koolfilter; • kleine omgekeerde osmose-apparaten die onder het aanrecht kunnen worden geïnstalleerd en geschikt zijn voor zowel openbare als eigen winningen. De effectiviteit van het verwijderen van een radiologische besmetting is echter geheel onduidelijk. Een belangrijk nadeel is dat extra verontreiniging wordt geïntroduceerd als de filters niet op tijd vervangen of gereinigd worden. Daarbij kunnen dergelijke filters en apparaten slechts in zeer beperkte
aantallen geleverd worden. De toepasbaarheid van deze optie, het zuiveren van een radiologische besmetting aan de kraan, is dan ook beperkt. Koppeling van drinkwaterbedrijven en distributiegebieden
Uit oogpunt van leveringszekerheid zijn distributiegebieden van pompstations veelal gekoppeld: bij uitval kan een ander pompstation dan de levering overnemen. Dit is een praktische invulling van de wettelijk vastgelegde leveringszekerheidseis. De koppeling geldt binnen het voorzieningsgebied van een drinkwaterbedrijf, maar soms is er ook sprake van overschrijding van de grenzen van het drinkwaterbedrijf. Deze optie is uitvoerbaar als de reservecapaciteit van pompstations en de transportinfrastructuur toereikend zijn. Dit is meestal wel het geval binnen één bedrijf, maar tussen waterbedrijven is dit vaak beperkt. Een voorbeeld waarbij het goed is geregeld, is de drinkwatervoorziening van de Haarlemmermeer die in de normale situatie door Waternet en PWN gezamenlijk wordt uitgevoerd door de pompstations Leiduin (Waternet) en Wim Mensink (PWN). Als één van beide pompstations mocht uitvallen, heeft de ander voldoende reservecapaciteit om de gehele Haarlemmermeer te voorzien; de transportinfrastructuur is daarvoor ingericht.
Conclusies
Na een grootschalig stralingsongeval kan het drinkwater in Nederland radioactief besmet raken. Mensen die dit water drinken, kunnen daardoor een stralingsdosis oplopen. Schoon drinkwater is altijd nodig en na een radiologische besmetting van drinkwater is snel handelen noodzakelijk. Er is een aantal mogelijkheden om de consumptie van besmet drinkwater en de H2O / 20 - 2010
7
door de bevolking opgelopen stralingsdosis te minimaliseren. Enkele voorbeelden van gerichte herstelacties die in zeer korte tijd en op grote schaal genomen kunnen worden in Nederland, zijn het opstarten van de nooddrinkwatervoorziening en het veranderen van de onttrekkingspunten van ruwwater. In uitzonderingsgevallen kan drinkwater gemengd worden of kunnen distributienetten van twee drinkwaterbedrijven gekoppeld worden. Het op grote schaal aanvullend zuiveren van drinkwater in de zuiveringsinstallaties is gezien de vereiste voorbereidingstijd - geen uitvoerbare optie. Het zuiveren van drinkwater aan de kraan met commercieel
verkrijgbare filters is door de onduidelijke verwijderingsefficiëntie en de beperkte schaal waarop deze filters inzetbaar zijn eveneens geen optie. Het RIVM-rapport bevat informatiebladen voor het maken van een keuze, zodat de stralingsdosis door de consumptie van besmet drinkwater beperkt blijft. Verder geeft het radiologische informatie en interventiewaarden, beschrijft het herstelmogelijkheden, geeft beslisschema’s en een aantal bijlagen met uitgewerkte praktijkvoorbeelden. Hiermee kan het een nuttige uitbreiding vormen van de calamiteitenplannen van de Nederlandse drinkwaterbedrijven.
NOTEN 1) Kwakman P. en A. Versteegh (2010). Maatregelen na een radiologische besmetting van drinkwater en drinkwaterbronnen. RIVM. Rapport 703719043. 2) Brown J., D. Hammond en P. Kwakman (2007). Generic handbook for assisting in the management of contaminated drinking water in Europe following a radiological emergency. EURANOS (CAT1)TN(06)-09-02. 3) Kwakman P en H. Reinen (2008). Implementatie meetstrategie drinkwaterv bij kernongevallen. Resultaten DRIMKO project. RIVM. Rapport 703719021/2008. 4) Kwakman P. (2004). Drinkwaterzuivering na een kernongeval. Een literatuurstudie. RIVM/LSO. Briefrapport 445/04.
Pieter Kwakman en Ans Versteegh (RIVM)
Congres Industrieel Water in teken van duurzaamheid Duurzaamheid was een belangrijk element tijdens het congres Industrieel Water 2010, dat Euroforum eind september hield. Onder de kop ‘duurzaamheid is hot en hoeft niet duurder te zijn’ gingen verschillende sprekers in op zaken als energiewinning uit rioolwater, waterbesparing, hergebruik van afvalwater en energieopwekking uit afvalstromen. Ook was er aandacht voor actuele ontwikkelingen op het gebied van energiezuinige scheidingstechnologie middels membranen.
F
erdinand Kiestra van Waterschap Aa en Maas behandelde het concept van de energiefabriek: in rwzi’s energie terugwinnen uit afvalwater. Met de bestaande technieken is energieneutraal zuiveren al mogelijk volgens Kiestra. Aangezien de chemische energie-inhoud van het influent zelfs tienmaal de benodigde energie bevat om het zuiveringsproces te laten draaien, kunnen rwzi’s in potentie energie leveren. “Technisch is het haalbaar om de energiebalans van -100 procent naar +200 procent te brengen.” Oftewel, de potentie van energielevering is tweemaal het huidige verbruik van de zuiveringen. John Ottevanger van HydroBusiness (onderdeel van Brabant Water), dat industriewater levert en industrieel afvalwater zuivert, schetste een aantal trends in water: strengere lozingseisen (KRW), waterbesparing, kostenbesparing en duurzaam ondernemen. Dat afvalwater een bron van mineralen is, illustreerde Ottevanger aan de hand van een project bij een aardappelproducent waarbij sluiting van de waterkringloop centraal staat. De pilot bestaat uit drie stappen: fosfaatverwijdering door struvietprecipitatie, verbeterde stikstofverwijdering (in combinatie met membraanbioreactor) en omgekeerde osmose. Tim Finley van chemieconcern Dow benadrukte het belang van een goede waterbalans bij industriële activiteiten. Hij wees op de wereldwijde trend van toenemende waterschaarste en waterstress. Voorspellen waar en hoe groot de zoetwaterstress is, vormt volgens Finley een essentieel onderdeel van de planning van zakelijke activiteiten. Om ‘waterrisico’s’ in te kunnen schatten, kunnen bedrijven
8
H2O / 20 - 2010
gebruikmaken van de Global Water Tool van de World Business Council on Sustainable Development. Hiermee kunnen bedrijven nauwkeurige antwoorden krijgen op sleutelvragen als ‘Hoeveel bedrijfslocaties bevinden zich in extreem waterschaarse gebieden?’, ‘Op welke locaties zijn de risico’s het grootst?’ en ‘Hoe ontwikkelt de situatie zich in de toekomst?’. Volgens Finley houdt Dow er rekening mee dat in 2025 bijna 40 procent van de bedrijfslocaties een zekere mate van zoetwaterstress zal ondervinden. Maatregelen om het waterverbruik te reduceren dan wel water efficiënter te gebruiken, zullen daarom noodzakelijk zijn. Finley noemde een aantal opties voor ‘verbeterd watermanagement’: betere controle (bemetering van het waterverbuik en terugdringen lekverliezen), hergebruik van gemeentelijk en industrieel afvalwater, recycling van afvalwater (en gebruik als koelwater) en ontwerp van waterzuinige productie-installaties. Daarnaast noemde Finley de mogelijkheid om regenwater te gebruiken of zeewater te benutten als koelwater.
Membraantechnologie
Jaap Vente van ECN (Energy research Centre of the Netherlands), het onderzoeksinstituut voor duurzame energie, ging in op de mogelijkheden van membraantechnologie voor energie-efficiënte scheidingsprocessen in de industrie. Nadeel van een conventionele scheidingstechnologie als destillatie is het hoge energieverbruik. Vooral keramische membranen zijn veelbelovend en kunnen het energieverbruik in scheidingsprocessen - verantwoordelijk voor een substantieel deel van het totale energieverbruik in de (petrochemische) industrie - flink reduceren.
Volgens Vente heeft bijvoorbeeld het HybSi-membraan, een hybride organischanorganisch membraan, veel potentie: het is beter bestand tegen hogere temperaturen, agressieve oplosmiddelen en condensatie.
Bezoek aan DWP Botlek
Ter afsluiting van het congres Industrieel Water stond een bezoek aan de demiwaterinstallatie (DWP) Botlek gepland. Deze installatie voor de Rotterdamse haven is gerealiseerd door Evides Industriewater. Met een productiecapaciteit van 1.400 kubieke meter per uur voorziet DWP Botlek meer dan 15 (petro)chemische bedrijven van hoogwaardig demiwater. Gebruikmakend van verschillende bronnen (water uit Brielsemeer en drinkwater) kan Evides op kostenefficiënte wijze demiwater produceren voor de grote chemische bedrijven en raffinaderijen in het havengebied. Voor het transport wordt gebruikgemaakt van de bestaande ringleiding door het Botlek- en Europoortgebied. Bij het ontwerp van DWP Botlek had leveringszekerheid de hoogste prioriteit. De procesindustrie heeft immers 24 uur per dag en zeven dagen per week behoefte aan demiwater. Daarom heeft Evides gezorgd voor voldoende redundantie in het systeem van bronnen en infrastructuur (twee aanvoerleidingen en een dubbel ringleidingnet). Daarnaast zijn er twee buffertanks met een totaal volume van 14.000 kubieke meter, goed voor tien uur afzet bij een maximale afnamecapaciteit.
verslag Deltaconferentie Rotterdam: ‘Nu investeren in een veilige toekomst’ “Nederland is nog nooit zo veilig geweest. Dankzij de nu voltooide Deltawerken is er sinds de watersnoodramp van 1953 niemand meer omgekomen door overstromingen. Daar moeten we trots op zijn, maar dat mag geen reden zijn ontspannen achterover te leunen.” Dat zei prins Willem-Alexander in zijn openingstoespraak tijdens de internationale conferentie ‘Deltas in times of climate change’, die van 29 september tot en met 1 oktober in Rotterdam plaatsvond. “Financiële middelen zijn schaars, zeker in deze tijd, maar voorkomen is beter dan genezen. Wanneer we nalaten te investeren in een veilige toekomst, zullen de kosten - als we over 50 of 60 jaar met een watersnoodsramp worden geconfronteerd - echter uiteindelijk veel hoger uitvallen of misschien wel onbetaalbaar zijn. Door nu vooruit te kijken, worden we straks beloond met werkgelegenheid en voorspoed.”
D
e Prins van Oranje benadrukte dat klimaatverandering de urgentie van opwaardering van veiligheidsnormen, gegarandeerde financiering op korte en lange termijn en goed waterbeheer alleen maar versterkt. “Met de aanvaarding van het Nationale Waterplan heeft de regering gelukkig laten zien dat zij waterveiligheid en de noodzaak ons land waterbestendig te maken serieus neemt.” Volgens Willem-Alexander is het nodig de focus op water en adaptatie te vergroten. “Dat moeten we terugzien in partnerschappen, financieringsmechanismen, kennisuitwikkeling, ervaring en vooral concrete maatregelen op regionaal, nationaal en lokaal niveau.” Water en adaptatie moeten, aldus de prins, prominent op de agenda komen van de COP16-klimaatconferentie in Cancún (Mexico). “Dit onderwerp is tijdens COP15 in Kopenhagen te weinig aan de orde gekomen.” Deltacommissaris Wim Kuijken zei even later: “We moeten geen maatregelen nemen in reactie op, maar ter voorkoming van een ramp. Dat vraagt politieke moed. Nu is er nog tijd, maar dan moeten we snel tot besluitvorming komen en aan de slag gaan.” Het realiseren van waterbouwkundige projecten, zoals het creëren van waterberging en het versterken van dijken, kan immers tientallen jaren in beslag nemen. Volgens Kuijken is het nodig het Deltaprogramma jaarlijks te actualiseren aan de hand van nieuwe gegevens over de gevolgen van de opwarming van de aarde. Professor Michael Oppenheimer (Princeton University) legde er de nadruk op dat wetenschappers nog niet helemaal kunnen verklaren waarom ijskappen kleiner worden en grote
ijsschotsen uiteenvallen, waardoor ook smeltprocessen op beide poolkappen - en daardoor de mate van zeespiegelstijging niet goed zijn te voorspellen. Cees Veerman, oud-voorzitter van de commissie duurzame kustontwikkeling en nu adviseur van de Vietnamese overheid over de Mekongdelta: “De wetenschappers van over de hele wereld die in Rotterdam vertegenwoordigd zijn, tonen onweerlegbaar aan dat op termijn gevaar dreigt. Dat is niet acuut, maar we moeten er wel aan werken en niet onze kop in het zand steken.”
New Orleans
Cedric Grant, loco-burgemeester van de in 2005 door de orkaan Katrina getroffen Amerikaanse kuststad New Orleans en belast met de heropbouw van de infrastructuur, zei dan ook: “We moeten ons voorbereiden op niet te voorspellen toekomstige rampen. Wat we leren van de geschiedenis, is dat we er niets van leren. Katrina heeft het leven gekost aan 1.830 mensen, maar er zijn alleen maar halve maatregelen voor de korte termijn genomen, terwijl de orkanen steeds intensiever worden. De laatste echt verwoestende storm raasde in 1965 over New Orleans. Heel veel mensen hadden dus nooit een orkaan meegemaakt. Katrina heeft onze ogen geopend.” De kust van Louisiana is één van de grootste toegangspoorten voor fossiele brandstoffen in de Verenigde Staten. Olie- en gaspijpen zorgen ervoor dat de bodem daalt van de moerassen, waardoor al 3.105 vierkante kilometer natuurlijke bescherming tegen wateroverlast is aangetast. “Nederland heeft als gidsland de wereld veranderd door
te laten zien dat verdediging tegen een hoge zeespiegel mogelijk is, en begrijpt daardoor de complexiteit van de problemen waarmee wij kampen. Door kennisuitwisseling kunnen we samen naar vernieuwende oplossingen zoeken”, aldus Grant. “Wat we nu doen bepaalt de toekomst. Alle ogen zijn gericht op New Orleans.”
Delta Alliance
‘Delta cities in times of climate change’ is door zo’n 1.200 wetenschappers, politici, beleidsmakers en waterdeskundigen uit tientallen landen bezocht. Volgens Veerman is dat twee keer meer dan verwacht. Vertegenwoordigers van Nederland, de Verenigde Staten, Bangladesh, Egypte, Indonesië en Vietnam hebben tijdens de conferentie de Delta Alliance ondertekend. Dit initiatief legt nadruk op de waarde van de delta’s wereldwijd en het belang van internationale samenwerking voor het verbeteren van de leefbaarheid in deze gebieden. Verwacht wordt dat duizenden vertegenwoordigers van instituten, NGO’s, overheden en private instellingen de verklaring steunen door haar op internet te ondertekenen. “Het delen van kennis en het uitwisselen van ideeën over waterbeheer en -beleid zijn noodzakelijk om vrede, veiligheid en welvaart te behouden”, aldus demissionair minister Tineke Huizinga (VROM). Volgens haar zal de regeringswijziging in Nederland “geen effect hebben op daadkracht in delta’s, gezien de langetermijnplannen die delta’s nodig hebben om structureel aanpassingen mogelijk te maken.”
Cedric Grant (foto: Sebastiaan Knot)
Omdat de zeespiegel stijgt, moeten we hoger gaan wonen en werken en ons drijvend verplaatsen. Met dit simpele, maar effectieve idee heeft de Deense ontwerpstudio David Garcia Studio’s een ontwerpwedstrijd in het kader van een klimaatconferentie in Rotterdam gewonnen. Garcia bedacht voor buitendijkse gebieden als de Rotterdamse Waal- en Eemhaven hoge woon- en werkkernen van 50 bij 50 meter. Op de onderste verdieping moeten parken komen. Drijvende elementen kunnen zich in het ontwerp als stekkers aan de kernen vasthaken. Die platforms zijn, indien nodig, zo naar andere delta’s te vervoeren.
H2O / 20 - 2010
9
Joris van Enst, secretaris-directeur van Het Waterschapshuis:
“Klaar voor verdere samenwerking met Rijkswaterstaat” In het vorige nummer van dit blad stond een verslag van de opening van het nieuwe kantoor van Het Waterschapshuis en de gezamenlijke vergaderlocatie van de Unie van Waterschappen, STOWA en Het Waterschapshuis nabij het Centraal Station van Amersfoort. Van deze drie organisaties bestaan de twee eerstgenoemde reeds vele jaren. Het Waterschapshuis is een veel jongere loot aan de stam van samenwerkingsverbanden in de watersector. Het bestaat namelijk pas vijf jaar. Aanleiding om voor dit themanummer, gewijd aan automatisering, een bezoek te brengen aan Joris van Enst, secretaris-directeur van Het Waterschapshuis.
Wat is Het Waterschapshuis?
“Het is een samenwerkingsverband van en voor de waterschappen in Nederland, opgericht met het doel om kosten te besparen dan wel voor dezelfde kosten een beter product te leveren. In het verleden zou je ons werkterrein het veld van de ICT genoemd hebben. Omdat we ons echter niet bezighouden met de computers maar met de digitale informatie die daarop geproduceerd wordt en het gebruik ervan, spreek ik tegenwoordig liever van ‘informatie’.” “Het is een gebied dat een geweldige groei vertoont. Je ziet bedrijven waar informatisering tien jaar geleden vijf procent van de kosten uitmaakte, maar waar het nu al oploopt tot tientallen procenten. Dan krijg je meteen de vraag: hoe houd je de kosten in de hand? Bij de waterschappen zie je een dergelijke groei wellicht in mindere mate, maar daar is de vraag vooral of samenwerking nuttig is om de informatie goed te Joris van Enst.
10
H2O / 20 - 2010
beheren en zo mogelijk de kosten te laten dalen of te beperken.”
Waar gaat het in concreto om?
“Het gaat om een aantal gemeenschappelijke programma’s. Als eerste IRIS, dat een 14-tal applicaties kent die gebruikt worden bij de primaire beheerprocessen van het waterschap: waterkwaliteit, waterkwantiteit en veiligheid. Op vele plaatsen zijn meetapparatuur en sensoren in en aan het water geplaatst, waardoor je weet in welke richting het water stroomt, of en hoeveel water je kwijt moet zien te raken, of je water moet inlaten, hoe je je waterkeringen moet beheren, etc. Allemaal functies en toepassingen die Het Waterschapshuis niet bedenkt, maar die wij op verzoek en in opdracht van de waterschappen realiseren.” “Het tweede programma is het invoeren en implementeren van de zogeheten elektronische overheid. Dat is een uitwerking van
de één loketgedachte van de overheid. Het gaat ervan uit dat bij welk loket van Rijk, provincie, gemeente of waterschap je ook komt, je daar met elke vraag terecht moet kunnen.”
Is dat niet heel ambitieus?
“Het is een beleidsgedachte die op rijksniveau ontwikkeld is en waar de waterschappen aan mee moeten maar ook willen doen. Als u een dam met een duiker in uw weiland wilt aanleggen, dan moet men u bij elk overheidsloket kunnen zeggen welke vergunningen u daarvoor nodig hebt, bij welke instantie u daarvoor moet zijn, wat u daarvoor moet aanleveren, etc. Het is inderdaad nogal ingewikkeld. Het blijkt ook duurder en moeilijker dan men in eerste instantie dacht. Maar we zijn er volop mee bezig en als waterschappen liggen we bij de implementatie voor op gemeenten en provincies. Nu hebben die natuurlijk
*thema ook een breder en vaak ook complexer takenpakket.” “Ons derde programma is dat van de belastingen. Daar regelen wij de aanbesteding van een nieuw pakket voor de belastingheffing. Als de 26 waterschappen één gemeenschappelijk belastingsysteem hebben, is dat veel praktischer dan 26 verschillende. In het nieuwe systeem kan ook de gemeentelijke belastingheffing ondergebracht worden én de drinkwaterfacturatie.”
Gebeurt dat al gebiedsdekkend?
“Je ziet nu samenwerking met zeven gemeenten, maar het is zeker de bedoeling dit verder uit te bouwen. Dit past ook in de afspraken over intensievere samenwerking die de Unie en de VNG gemaakt hebben. Drinkwaterbedrijven kunnen ook mee gaan doen; als eerste zal dat waarschijnlijk Waternet zijn. Belangrijke vraag voor de toekomst is hoe dit systeem verder wordt uitgebouwd. Nu zitten er alle gegevens in die je nodig hebt voor de belastingheffing: naam, adres, woonplaats, alleenwonend of niet, WOZ-waarde van een gebouwd eigendom, etc. Zo’n databank kun je in principe aanvullen met alle gegevens uit andere primaire processen, met alle basis-informatiebestanden. Je moet dan wel al die databestanden volgens dezelfde standaarden opbouwen. En uiteraard moet je in het kader van de privacybescherming het gebruik ervan goed regelen. Maar zover zijn wij nog lang niet. We zitten nu nog bij de vraag of dat ene belastingsysteem dat er komen gaat, centraal beheerd wordt of bij ieder waterschap afzonderlijk.”
Hebt u nog meer grote programma’s?
“Samen met Rijkswaterstaat bouwt Het Waterschapshuis in een 50/50-verhouding het Actueel Hoogtebestand Nederland op. Rijkswaterstaat doet de aanbesteding van dit project, wij de projectimplementatie en de inwinning van de gegevens. Het gaat erom dat van elke plek in Nederland de hoogte ten opzichte van NAP heel precies vastgelegd wordt met een dichtheid van ongeveer 16 meetpunten per m2. Dat gebeurt met lasers vanuit vliegtuigen en helikopters. Dat betekent dat je moet kalibreren voor de hoogte van het gewas, want laserstralen gaan slecht door gewas heen. Als je dat over drie à vier jaar opnieuw doet, kun je de verzakkingen en de bodemdaling vaststellen. Een wezenlijk gegeven voor onze veiligheid, nu en op termijn.” “Maar er zijn ook andere gebruikers van deze informatie, de archeologen bijvoorbeeld voor landschapspatronen, gemeenten voor het vaststellen van veranderingen van de bebouwingen en verzekeringsmaatschappijen voor het vaststellen van premies.” 2
Is 16 meetpunten per m niet wat overdreven?
“Als de gebruikers van een programma dat nuttig en nodig vinden, heeft Het Waterschapshuis daar geen oordeel over. Wij kijken naar de uitvoerbaarheid van zo’n wens. Is het technisch te realiseren, kan het binnen het beschikbare budget? Onze kerncompetentie is projecten goed
interview
uitvoeren. U raakt wel een heel wezenlijk punt. Het gevaar bij projecten is dat je vooral gaat ‘geloven’ in wat je bedacht hebt en onvoldoende tijd besteedt aan de vraag of het nuttig en noodzakelijk is. Heb je voldoende kritische aandacht voor de kosten en de mogelijke besparingen? Dat kosten, baten en risico’s goed op papier komen, is ontzettend belangrijk. Automatiseringsprojecten kregen de naam dat zij tweemaal zo lang duurden als gepland en twee keer zo duur werden. Dat kan natuurlijk niet.”
werd betaald door Economische Zaken dat samen met andere departementen hoopte Nederland lid van het Antarcticaverdrag te kunnen maken, waardoor ons land mee zou kunnen doen aan mineralenonderzoek. Wetenschappelijk onderzoek doen vormde een voorwaarde voor toetreding. Antarctica is vroeger één continent geweest met Zuid-Afrika, Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. Gezien de mineralenrijkdom in die landen mag je deze ook in de bodem van Antarctica verwachten.”
Hoe voorkom je dat?
“In 1988 ben ik bij Economische Zaken in dienst gekomen en heb ik gewerkt aan beleidsvorming ten aanzien van industrieontwikkeling, technologie, radioactief afval en duurzame energie. In 1999 heb ik de overstap gemaakt naar OCW, waar ik hoofd van de afdeling wetenschapsgebieden werd. In mijn functie ging het om keuzes ten aanzien van financiering en de regelgeving. Ik zat in de Raad van Advies van het Waterloopkundig laboratorium, Geodelft, TNO-NITG en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium. In 2004 ben ik wetenschappelijk directeur geworden van het project LOFAR (LOw Frequency ARray), de ontwikkeling van een nieuw soort radiotelescoop voor alle astronomen, die niet met schotels maar met kleine antennetjes werkt die bestaan uit een paaltje met sensor. Zet je die sensoren in een dijk, dan weet je wat er in die dijk gebeurt. Plaats je sensoren in een riool, dan kun je zelfs vaststellen welke stoffen uit welke aansluiting komen.” “Toen dat project na vier jaar geïmplementeerd was, wist ik even niet wat ik moest gaan doen. Mijn oog viel toen op een advertentie van Het Waterschapshuis. Dat sprak mij aan maar was voor mij een geheel nieuw werkterrein. Sinds 1 juni 2008 zit ik hier. Een wild carrièrepad. Maar wel steeds met als rode draad werken op het raakvlak van kennis en de toepassing ervan.”
“De meest traditionele fout is dat gezegd wordt: ‘Op die datum is het project klaar’. De opdrachtgever plant zijn werk op dat gegeven, de datum komt onder druk, leveranciers komen in een machtspositie, een traject vol teleurstellingen. De planvoorbereiding is ongelofelijk belangrijk, zeker bij projecten over het gehele land is heel veel overleg nodig, studie, praten en risicoanalyse. Pas als je dat allemaal gehad hebt, kun je beginnen. Vraag een tweede mening aan een deskundige derde over je ambitieniveau voordat je begint. Die datum is de grote valkuil.”
Hoe groot is Het Waterschapshuis?
“We hadden vier vestigingen: in Edam en Boxtel, Leiden als projectlocatie voor de verkiezingen en Breukelen als testlocatie voor de belastingen. Toen ik hier in 2008 ben gaan werken, heb ik meteen gezegd naar één locatie, centraal in Nederland, te willen. Dat is Amersfoort geworden. Hier werken 30 mensen, waarvan acht op contractbasis. Onze omzet in 2011 wordt 23,5 miljoen euro.” “Toen we een nieuw kantoor gingen zoeken, heb ik STOWA gevraagd het samen te doen. Eén kantoor zou ook de samenwerking op het gebied van kennisontwikkeling kunnen intensiveren. Bij allerlei projecten werd daar in het verleden niet zo over nagedacht. Neem een project als de IJkdijk. Een experiment dat met hulp van en in het gebied van Waterschap Noorderzijlvest wordt uitgevoerd. Daar een dijk van tien meter of eventueel één kilometer onderzoeken, lukt wel. Maar als je 200 kilometer dijk, verdeeld over vier waterschappen, zou willen volgen, hoe ziet het project er dan uit? Dan kom je in een andere schaal. Op zulke raakvlakken voegt zich onze kennis als tandwielen in elkaar. Andere vraag bijvoorbeeld is hoe je beter gebruik zou kunnen maken van al die schatten aan informatie die overal in Nederland bij waterschappen, drinkwaterbedrijven en vele andere instanties liggen.”
Kunt u wat over uzelf vertellen?
“Ik ben geboren in 1955 in Amsterdam en opgegroeid in Loenen aan de Vecht. Nadat ik eerst een paar jaar biologie had gedaan, heb ik van 1978 tot 1986 geologie gestudeerd in Utrecht en Groningen. Ik ben afgestudeerd als petroloog - geochemicus. Direct daarna kwam ik in dienst van de Rijks Geologische Dienst in Haarlem.” “Voor de RGD ben ik tweemaal naar Antarctica geweest om onderzoek te doen naar cosmogene isotopen. Dit onderzoek
Waar staat Het Waterschapshuis over vijf jaar?
“We zitten dan nog steeds in Amersfoort. We zijn een grotere organisatie dan nu, maar ik denk daarbij vooral aan medewerkers van de waterschappen die enige tijd bij ons gedetacheerd zijn. Uitbouw van je bestand aan eigen medewerkers kan je te weinig flexibel maken. Het is bovendien voor de waterschappen interessant.” “Maar ik reken ook op een intensievere samenwerking met Rijkswaterstaat. Daar doen wij nu drie dingen mee samen. Naast het Actueel Hoogtebestand Nederland het Informatiehuis Water, dat onder andere rapportages aan de Kamer en ‘Brussel’ voorbereidt. Drie applicaties van IRIS worden toegepast bij het beheer van grote waterkeringen. Maar uiteindelijk zouden we vanuit ons beider taakstelling veel meer als partners moeten optreden, met een gedeelde visie en een gezamenlijke aanpak. Dat zou uitstekend kunnen in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. Met intensivering van die samenwerking is veel winst te boeken.” Maarten Gast H2O / 20 - 2010
11
Informatie van betekenis Zodra je thuis, op je werk of waar dan ook de kraan opendraait, beschik je over zuiver stromend water. Soms echter doen zich calamiteiten voor waarbij plotseling geen water meer uit de kraan stroomt. Een breuk ergens in het leidingnetwerk kan gevolgen hebben voor een deel van het omliggende gebied. De druk valt weg en er stroomt geen drinkwater meer uit de kraan. Waterbedrijven hebben op dat moment grote behoefte aan accurate informatie over druk en debiet in hun leidingnetwerk en over kwetsbare klanten uit het getroffen gebied. Informatie om zo snel en goed mogelijk herstelwerkzaamheden uit te kunnen voeren en om klanten zo optimaal mogelijk te informeren.
O
m de waterbelangen in de provincie Groningen duurzaam veilig te stellen, zijn investeringen in de productie- en distributiemiddelen nodig die leiden tot een gemoderniseerd watervoorzieningsproces. Daarom is twee jaar geleden het prognosemodel voor drinkwatersturing OPIR geïmplementeerd. OPIR voorspelt de drinkwatervraag en de optimale inzet van de bijbehorende distributiemiddelen. Om de prognoses te maken, zijn in het leidingnetwerk dataloggers geplaatst. De informatie die deze apparaten leveren, helpt lekken sneller te detecteren. Waterbedrijf Groningen wil nu de gegevens over het leidingnetwerk centraal beschikbaar gaan stellen met een grafische weergave in het bedrijfsportaal. Dit moet onder andere leiden tot het snel signaleren en lokaliseren van storingen in het productieproces. Door het combineren van klantgegevens, gegevens over het leidingnetwerk, storingen en werkzaamheden in één beeld is meteen duidelijk welke klanten last kunnen krijgen van een storing. Twee jaar geleden is een bedrijfsportaal ingericht. Dit biedt mogelijkheden om bedrijfskritieke informatie op een snelle, eenvoudige en veilige wijze te ontsluiten. Nieuwe technologie fungeert vervolgens als katalysator voor het genereren van betekenisvolle informatie.
Vroeger
Zoals bij veel organisaties is de informatiehuishouding binnen het waterbedrijf geëvolueerd langs een herkenbaar pad. Daarbij ontstaan systemen en gegevensverzamelingen meestal in de specifieke context van afdelingen en worden deze vaak ook maar door één of enkele afdelingen gebruikt. Informatie is daarmee slechts voor een paar medewerkers beschikbaar of alleen aanwezig in de hoofden van mensen. Doordat de gegevens vastgelegd worden in verschillende, decentrale systemen, zijn deze moeilijk raadpleegbaar voor andere afdelingen. De versnippering maakt het lastig om de informatie in samenhang te beoordelen. Welke afsluiters moeten bijvoorbeeld open en dicht worden gezet als een lek in een waterleiding ontstaat? Hoe groot is de capaciteit van nabijgelegen productielocaties of reservoirs? Welke klanten kunnen getroffen worden? Welke brandweerkorpsen moeten op de hoogte gesteld worden?
12
H2O / 20 - 2010
Hoe
Hoewel gefragmenteerd beschikt Waterbedrijf Groningen over veel interessante informatie over klanten en objecten (leidingnetwerk, pompstations). Dit besef vormde de aanleiding voor een verkenning van een meer geoptimaliseerde informatiehuishouding. Geïnspireerd door de opkomst van geo-informatica ontstonden op de werkvloer ideeën over de presentatie van informatie op digitale kaarten. Deze ideeën zijn omgezet in een eerste versie van een intelligente kaart binnen het bedrijfsportaal. Hierin worden informatiebronnen gecombineerd en op een visueel aantrekkelijke wijze gepresenteerd.
Nu
De huidige versie van de intelligente kaart biedt medewerkers van Waterbedrijf Groningen op elk moment van de dag in één oogopslag inzicht in de voor hen persoonlijk relevante informatie over het leidingnetwerk en de klanten in het gehele verzorgingsgebied van het Waterbedrijf. De intelligente kaart laat het hoofdleidingnet zien. De ondergrond van de kaart bestaat uit het voorzieningsgebied van Waterbedrijf Groningen met details over omgeving en Afb. 1: Het startscherm.
ondergrond (asfalt, beton, zandgrond, etc.). Daarop staan verder de strategische meetpunten binnen het voorzieningsgebied. Bij deze punten wordt actuele informatie over druk en debiet (flow/doorstroming) getoond. Op de kaart staan ook de locaties (met hierbij behorende gegevens) van zakelijke gebruikers en kwetsbare klanten (bijvoorbeeld ziekenhuizen of bejaardentehuizen), locaties waar werkzaamheden op het leidingnet plaatsvinden en locaties waar storingen zijn gemeld/vastgesteld. Op deze kaart kunnen gebieden worden geselecteerd. Wanneer op een meetpunt druk en/of debiet niet voldoen aan de normwaarden, kan een selectie worden gemaakt waarbij direct inzichtelijk wordt welke grootzakelijke en/of kwetsbare klanten mogelijk hinder kunnen ondervinden. Selecties worden zowel grafisch op de intelligente kaart zichtbaar gemaakt als door het tonen van onder andere NAW-gegevens. Afbeelding 1 geeft het startscherm weer. De gebruiker heeft de mogelijkheid bepaalde informatie op te halen, bijvoorbeeld gegevens over de meetpunten, klanten en storingen. Daarnaast zijn de strategische
*thema
achtergrond
sneller verloop van herstelwerkzaamheden ook minder hinder ondervinden. In de verdere toekomst kunnen zelfs op afstand bedienbare kleppen ingezet worden. Het systeem kan dan de routering van het water bijsturen, zodat zo min mogelijk klanten hinder van een storing ondervinden. Aan de hand van locatiebepaling kunnen aan medewerkers via mobiele verbindingen de benodigde diensten beschikbaar worden gesteld, zoals het weergegeven van relevante objecten. Waterbedrijf Groningen heeft samen met internetbureau Clockwork in een laboratoriumopstelling een toepassing ontwikkeld waarbij een medewerker op een mobiele telefoon kan ‘zien’ waar waterleidingen in zijn nabijheid zich bevinden.
Verantwoordelijkheid
Afb. 2: Wat de gebruiker ziet als hij informatie opzoekt over een meetpunt.
meetpunten in het leidingnet weergegeven. Door deze te selecteren is direct te zien wat de op dat moment geldende druk en debiet voor dat meetpunt is. Als een meetpunt niet voldoet aan de ingestelde druk of debiet, is een waarschuwing te zien. Tevens is vanuit deze kaart in te zoomen tot op straatniveau. Afbeelding 2 geeft vervolgens weer wat een gebruiker ziet als wordt ‘doorgeklikt’ op één van de meetpunten. Druk en debiet van het pompstation in kwestie worden grafisch weergegeven in vorm van meters. De staafdiagram toont het actuele niveau van het reservoir.
informatie men geïnteresseerd is, worden gegevens op maat gepresenteerd. Tevens is het zo dat factoren elkaar versterken. Het weergeven van informatie op een kaart, gecombineerd met de kennis van gebruikers van een omgeving, kan bijvoorbeeld gebruikers prikkelen in het samenstellen van een nieuw informatieplaatje door zelf specifieke selecties te maken. Het zijn ook vaak deze prikkelingen die leiden tot nieuwe ideeën over betekenisvolle informatie en mogelijkheden voor de intelligente kaart.
De basis van de intelligente kaart wordt gevormd door de GIS-toepassing GeoServer en landkaarten van OpenStreetMap. GeoServer genereert en bewerkt georuimtelijke data. Op basis van de geprepareerde georuimtelijke gegevens worden de juiste landkaarten bij OpenStreetMap opgehaald. Op extra lagen op de landkaart worden gegevens over het leidingnetwerk, klanten, werkzaamheden en storingen geprojecteerd. Deze gegevens zijn afkomstig uit onder meer systemen van Waterbedrijf Groningen voor beheer van het leidingnet.
Eén van de mogelijke uitbreidingen van de intelligente kaart in de toekomst is projectie van informatie uit een leidingnetmodel. Waterbedrijf Groningen beschikt over een model in ALEID, dat overigens momenteel geconverteerd wordt naar InfoWorks. Met een leidingnetmodel kan gesimuleerd worden wat gebeurt met drukken en debieten in het leidingnet, bijvoorbeeld bij breuken van leidingen of bij hoger of lager waterverbruik. Door drukken en debieten onder normale omstandigheden te vergelijken met gemeten drukken en debieten, kan worden bepaald of sprake is van afwijkingen en waar deze (bij benadering) zich voordoen. Door deze informatie te presenteren in de intelligente kaart en te combineren met andere informatie, zoals de locaties van kwetsbare klanten, kan Waterbedrijf Groningen in geval van leidingbreuken snel en proactief handelen. Eigen medewerkers beschikken over duidelijkere informatie over de locatie van een leidingbreuk en kunnen gericht herstelwerkzaamheden uitvoeren. Ook klanten kunnen duidelijker worden geïnformeerd over de leidingbreuk en zullen door
De kracht van de intelligente kaart is gebaseerd op een aantal factoren, zoals integratie van gegevensbronnen. Gegevens die door afdelingen werden beheerd, zijn samengebracht. In het verlengde hiervan zijn de gegevens die tot voor kort vaak in een beperkte context werden gebruikt, nu in een betekenisvolle samenhang beschikbaar. Ook de visualisatie van informatie in een geografische kaart vormt een belangrijke factor. Ten slotte kunnen gebruikers de betekenis van de informatie verder vergroten. Door het maken van (persoonlijke) selecties en aan te geven in welke
Simulatie van detectie van leidingbreuken
Medewerkers van een waterbedrijf moeten zich bewust zijn van handelingen die zij verbinden aan (nieuwe) informatie die ze tot zich hebben genomen. Openheid met betrekking tot informatiebronnen geeft medewerkers vaak nieuwe inzichten, waar organisaties hun voordeel mee kunnen doen. Die inzichten moeten echter niet leiden tot onverantwoord handelen. Het is dus belangrijk om te bepalen wie welke informatie mag zien. Medewerkers van bijvoorbeeld het klantcontactcentrum kunnen wellicht denken dat ze proactief handelen en klanten verkeerde of misgeïnterpreteerde informatie geven. Ze zijn naar alle waarschijnlijkheid niet in staat om daar de integrale consequenties van te doorgronden. In ketenverbanden, maar ook in andere verbanden met externe partijen - waaronder ook particuliere klanten - is het verder van belang dat informatie die ontstaat uit combinaties van gegevens van Waterbedrijf Groningen en gegevens van externe partijen betrouwbaar is (en blijft). Wanneer een partij in een bepaald (samenwerkings-) verband minder valide, onvolledige of onjuiste informatie inbrengt, zullen nieuwe combinaties van informatie wellicht minder betekenis hebben dan de afzonderlijke informatiebronnen/-stromen. zie ook H2O nr. 4: ‘Automatische distributiesturing in Groningen’ (pag. 26-28) en H2O nr. 16: ‘Leidingbreuk eerder opmerken door bewaking uitgaande hoeveelheid drinkwater’ (pag. 10-11). Paul Bremer, Ben van der Lei en Esther van Linge (Waterbedrijf Groningen Wilco Sinnema (Clockwork) Rob Brussen (Intentive Interim Management)
H2O / 20 - 2010
13
Rioolgemalen verbeteren: eerst basis op orde brengen met ICT De afgelopen vijf jaar heeft de gemeente Utrecht flinke stappen gezet in het verbeteren van het beheer van de rioolgemalen. De gemeente heeft daar intussen zoveel greep op dat zij een traject van bewuste kwaliteits- en kostenoptimalisatie kan inzetten. Informatie- en communicatietechnologie speelt hierin een belangrijke rol.
E
ind 2005 waren de procesautomatisering en elektrische installaties van de rioolgemalen in Utrecht sterk verouderd, divers in functionaliteit en deels onveilig. Daarnaast ontstond meer behoefte aan beschikbare en betrouwbare gegevens over rioolgemalen. Deze gewenste renovaties c.q. vernieuwingen vormden de concrete aanleiding ook in het beheer van de rioolgemalen verbetering aan te brengen. Vanwege de nauwe relaties tussen de verschillende aandachtspunten koos de gemeente Utrecht voor een brede aanpak met veel aandacht voor de samenhang tussen technische en organisatorische keuzes. Betrokken afdelingen en personen hebben allemaal hun inbreng gehad. Mede daardoor is een gezamenlijke visie ontstaan.
De kern van de applicaties voor rioolgemalen (procesautomatisering, gemalenbeheer- en meetsysteem) moet ook in orde zijn en kent een duidelijke samenhang (welke functionaliteit en gegevens in welke applicatie?), met duidelijke afspraken over koppelingen met applicaties buiten de kern. Als laatste (maar niet minste) moet het beheer van de informatievoorziening en automatisering op orde zijn.
Allereerst wordt de basis van de rioolgemalen op orde gebracht. Wat beheren we? Hoe beheren we? Wie doet wat? Wat kost dat? Niet op hoofdlijnen, maar in voldoende detail. Pas wanneer deze basis op orde is, is verdere optimalisatie mogelijk door nieuwe werkwijzen te introduceren die de greep op de gemalen verder verhogen, het afvalwaterproces verbeteren en de kosten kunnen verlagen. De gemeente Utrecht denkt dan aan efficiëntere werkwijzen. Op tactisch niveau gaat het om verbeterde besluit-/ planvorming en sturing door gebruik van risicobeheer (bijvoorbeeld investeringskeuzes op basis van leeftijd, technische staat, gevolgen van falen en totale levenscycluskosten) en onderhoudsconcepten (bijvoorbeeld bewuste keuze welke delen preventief en welke correctief ). Maar het gaat ook om verbeterde sturing door het centraal aansturen van rioolgemalen op basis van een bepaalde strategie, bijvoorbeeld om overstorten te voorkomen, gelijkmatige aanvoer naar de zuivering of energie te besparen.
Procesautomatisering/elektrische installaties
Informatie- en communicatietechnologie speelt hierbij een belangrijke rol. Zonder goede informatie geen overzicht en inzicht en dus geen optimale keuzes. De basis op orde brengen voor de gemalen betekent dus ook dat de basis van de informatievoorziening en ICT voldoende op orde moeten zijn. De gemeente Utrecht wil weten wat aan informatie vastgelegd wordt en waarom én wil hier overzicht over houden. Verder wil ze stamgegevens van gemalen en (proces) gegevens van operationele activiteiten bijhouden, de informatie over rioolgemalen volledig, altijd beschikbaar en betrouwbaar hebben, operationele informatie combineren en indikken naar tactisch niveau. De introductie van analyse- en beslisfuncties en betere rapportagefuncties ondersteunen dit.
14
H2O / 20 - 2010
Projecten
Op basis van de visie is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor rioolgemalen én de bijbehorende informatie en ICT. Dit programma bestaat uit projecten, die nu voor een belangrijk deel zijn uitgevoerd (zie schema). De bestaande procesautomatisering en elektrische installaties, met communicatieinfrastructuur van circa 600 gemalen, worden vervangen. Hiervoor komen nieuwe, veilige installaties en systemen in de plaats die uniform en onderhoudsarm zijn uitgevoerd om lagere levenscycluskosten te bereiken. Daarnaast moet voldoende flexibiliteit aanwezig zijn om in te kunnen spelen op ontwikkelingen en optimalisaties mogelijk te maken. De drie bestaande hoofdposten worden vervangen door één nieuwe. Elke rioolinstallatie (gemaal, bergbezinkbassin en op zichzelf staande meetsensor van het meetnet) kan draadloos communiceren met deze centrale hoofdpost. Die is te benaderen vanaf een
computer op een kantoorwerkplek, maar ook via een mobiele bedieningspost op een willekeurige plaats in Utrecht. Begonnen is met een pilotfase waarin alle standaardoplossingen zijn bedacht en gerealiseerd op basis van tien proefinstallaties. Momenteel vindt de uitrol plaats, waar in vijf clusters de volledige renovatie plaatsheeft. Vanwege de omvang kan dit project niet eerder dan eind 2012 zijn afgerond. Dit project is Europees aanbesteed. Meetnet en -systeem
Het meetnet wordt uitgebreid met circa 140 sensoren. De gemeente Utrecht beschikt al een aantal jaren over een meetnet en heeft daar intussen veel ervaring mee opgedaan. De meetgegevens die dit oplevert, worden opgeslagen in een centraal meetsysteem. Dit bestaat momenteel uit meerdere applicaties (organisch gegroeid in de tijd) en kent de nodige handmatige bewerkingen voor uitwisseling. De gemeente gaat nog onderzoeken of dit eenvoudiger kan. Real time control
Meer inzicht in het functioneren van het rioolstelstel maakt het mogelijk gemalen slimmer aan te sturen, bijvoorbeeld niet alleen lokaal op de waterstand in de gemaalput, maar ook op een waterstand op een andere plaats in het stelsel of op basis van neerslag. Momenteel wordt een stuurstrategie bedacht. De stuurregels die dit oplevert voor de gemalen, zullen worden ingebracht in een RTC-applicatie die wordt aangesloten op de nieuwe hoofdpost.
*thema
achtergrond
tectuur geven een overzicht van en samenhang tussen de gegevens en applicaties aan (vergelijk het met een bestemmingsplan). De basis hiervoor is gelegd in de visie. Momenteel werkt de gemeente aan een actualisering, die na afronding van het programma is te gebruiken als stuurmiddel. Daarnaast bracht Utrecht de exacte exploitatiekosten in kaart en zet ze stappen om deze verder omlaag te brengen.
Programmabeheer en -organisatie
Organisatie gemalen
Documentbeheer
Parallel aan de uitvoering van het programma heeft binnen Stadswerken een reorganisatie plaatsgehad, waardoor de beheerorganisatie verbeterde. De bedrijfsprocessen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Deze zijn doorvertaald naar beheer en onderhoud van de rioolgemalen en vervolgens aangescherpt. Een compleet beeld hiervan blijkt erg belangrijk voor een zinvol gemaalbeheersysteem. En zeker om te selecteren welke gegevens de gemeente wel en niet vastlegt.
De basis op orde brengen betekent dat ook documenten en tekeningen van rioolgemalen op orde moeten zijn. Gezocht wordt nog naar een optimale oplossing voor digitale opslag. Standaarden die zijn ontwikkeld, worden nog dit jaar verwerkt in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte. Daarnaast worden beheerafspraken gemaakt, waaronder het belangrijke overdrachtsprotocol vanuit willekeurig welk project naar de documentbeheerder. Organisatie ICT
Gemaalbeheersysteem
Het gemaalbeheersysteem voorziet in de behoefte het onderhoudsproces van de rioolgemalen beter te kunnen vastleggen en beheren. Dit betreft zowel de planning (lange en korte termijn) als de uitvoering (werkorders) en de evaluatie. De onderhoudstaken zijn sterk afgestemd op de gestandaardiseerde rioolgemalen. Met dit systeem is ook de vastlegging van de stamgegevens van de rioolgemalen verbeterd. Het gemaalbeheersysteem gebruikt dezelfde ICT-infrastructuur als de procesautomatisering. Het gemaalbeheersysteem is inmiddels voorbereid en de onderhoudsorganisatie zet nu de eerste stappen om dit te gaan gebruiken.
Applicaties hebben op termijn alleen meerwaarde als ze ook goed beheerd worden. Technisch- en applicatiebeheer zijn uitbesteed; daarom richt de gemeente Utrecht zich op de inhoud van het functioneel beheer en de controle op technisch- en applicatiebeheer. Takenpakket en tijdsbesteding zijn uitgewerkt en de beheerders zijn intussen benoemd. Gegevens- en applicatiearchitectuur
De applicaties binnen dit programma kennen de nodige koppelingen. Zo worden storingsgegevens uit de procesautomatisering doorgegeven aan het gemalenbeheersysteem. De gegevens- en applicatiearchi-
Veel projecten zijn parallel uitgevoerd. Om deze te realiseren en op elkaar afgestemd te houden, zijn inzichten uit programmabeheer toegepast. Een concreet doeleninspanningennetwerk is opgesteld om duidelijk aan te geven wat de gemeente Utrecht bedoelt met de basis op orde brengen en welke projecten en activiteiten waaraan bijdragen. Projectteams voeren de projecten uit en een stuurgroep fungeert als opdrachtgever. De programmamanager zorgt voor de aansluiting tussen beide en bewaakt de voortgang en samenhang van de projecten en activiteiten. Deze rol en een aantal uitvoerende rollen zijn door capaciteitsgebrek ingehuurd bij Witteveen+Bos. De gemeente vult de opdrachtgevende en toetsende rollen in. Duidelijk is dat communicatie naar direct maar ook minder direct betrokkenen belangrijk is. Mensen willen om uiteenlopende redenen graag geïnformeerd worden en blijven. In dit programma is daarvoor onder andere een programmaoverleg ingericht. Ook brengt de gemeente Utrecht geregeld een nieuwsbrief uit. Daarnaast is het cruciaal direct te communiceren over projectresultaten zodra die beschikbaar komen. Resultaten moeten niet alleen worden gerealiseerd, maar ook gebruikt. Alleen dat levert écht baten op. Het gebruik van een visie en programmabeheer blijken in de praktijk waardevol om de basis voor de rioolgemalen op orde te krijgen. Zeker in combinatie met de informatie- en ICT-opgaven die daarbij horen. Han van Ringelenstein en Cees van Wengerden (gemeente Utrecht) Erwin Castelijn (Witteveen+Bos)
Automatisering van rioolgemalen Waterschap Vallei & Eem overlegt met de gemeenten in de Gelderse Vallei en het Eemland om alle rioolgemalen te automatiseren zodat ze op afstand en op basis van actuele gegevens kunnen worden bestuurd. Nu zijn de pompen in die rioolgemalen zo ingesteld dat ze bij een bepaalde waterhoogte in het riool het afvalwater naar de zuivering gaan pompen. De aansturing van de pompen gebeurt vanuit het rioolgemaal zelf. Straks is een sturing mogelijk vanuit een centraal punt en is een betere beheersing van het afvalwater mogelijk.
Het waterschap beschouwt de rioolwaterzuiveringen en de riolering als één systeem. Straks kan het waterschap samen met de gemeenten de bergingscapaciteit in het riool benutten als opvang van vuil water en zo het afvalwater beter beheersen. Dan is ook een constantere aanvoer naar de zuiveringsinstallaties mogelijk. Daardoor kan het afvalwater nog beter worden schoon gemaakt. Bij calamiteiten kunnen waterschap en gemeenten gerichter ingrijpen. De kans op overstorten van het riool zal kleiner worden. Het waterschap kan ervoor zorgen dat het rioolstelsel in een bepaald
gebied zo leeg mogelijk is als er hevige regenbuien worden verwacht. Als het rioolstelsel toch overbelast is, kan een eventuele overstort van rioolwater in het oppervlaktewater ergens plaatsvinden waar het de minste schade veroorzaakt. De gemeenten binnen het waterschapsgebied zijn door het nieuwe systeem verzekerd van actuele en betrouwbare gegevens over de beschikbare ruimte in het rioolstelsel. Het nieuwe systeem moet over een jaar werken. Waterschap Vallei & Eem is één van de eerste waterschappen die de rioolgemalen real time kan aansturen.
H2O / 20 - 2010
15
Verregaand automatiseren vraagt om programmasturing De verregaande automatisering van het productieproces binnen Waternet bevindt zich in een vergevorderd stadium. Deze automatisering verbindt de implementatie van technische projecten aan organisatorische veranderingen.
W
aternet koos in 2005 voor verregaande automatisering van de drinkwaterproductie. Een kosten-batenanalyse wees uit dat de investering in deze automatisering zich terugverdient door aan te sluiten op het natuurlijk verloop onder het personeel. In 2005 waren de drinkwaterproductielocaties nog dag en nacht volledig bemand. Men wilde toe naar een onbemande bedrijfsvoering, waarbij de gehele drinkwaterlevering binnen het voorzieningengebied van bron tot tap autonoom zou kunnen draaien. De concrete doelstelling daarbij was ‘vijf dagen autonoom bedrijf met maximaal twee urgente storingen’. De strategische uitgangspunten die Waternet in 2005 vaststelde, gaven op hoofdlijnen aan op welke wijze de automatisering en de veranderingen in de organisatie van het waterbedrijf zouden moeten plaatsvinden. Deze hoofdlijnen waren uitgewerkt in zes fases. Per fase werd, naast de technische implementatie, aangegeven welke formatieen functieveranderingen doorgevoerd moesten worden. De eerste fases hadden de automatisering van de productielocaties tot doel. Deze fases werden afgesloten met de overdracht van de verantwoordelijkheid aan het centrale bedrijfsvoeringscentrum in Weesp. In de laatste fase wordt overgegaan van een centrale wacht gedurende zeven dagen per week naar een centrale wacht die alleen nog maar tijdens kantooruren bemand wordt. In het weekend en tijdens feestdagen moeten de drinkwaterproductie en distributie-installatie volledig autonoom kunnen draaien. Uit de kosten-batenanalyse bleek ook dat verregaande automatisering kostentechnisch alleen realiseerbaar zou zijn wanneer deze samen zou vallen met technische renovaties van de installaties. Besloten werd om de op handen zijnde renovaties daarom in het programma mee te nemen. Daardoor is het criteria
programma flink uitgebreid. Om het programma toch beheersbaar te houden, is vervolgens afgesproken om terughoudend te zijn ten aanzien van de gelijktijdige doorvoering van kwaliteitsoptimalisaties en innovaties. Van de totale uitgaven blijkt dat 90 procent van de kosten voortkomt uit renovaties en slechts tien procent uit de automatisering.
Automatiseringsprogramma
Om de automatisering van het productieproces binnen Waternet succesvol te laten lopen, is programmamanagement toegepast. Daarbij is de keuze van de organisatievorm van het programma essentieel en dienen de sturingsparameters bewust gekozen te worden, vindt Waternet. Om meer inzicht te krijgen in het programma en de juiste sturingsparameters te bepalen, kan gebruik worden gemaakt van de zogeheten THEFD-systematiek (THEFD staat voor tempo, haalbaarheid, efficiëntie, flexibiliteit en doelgerichtheid). Daaruit blijkt dat programmamanagers in principe op 15 elementen in deze matrix informatie kunnen inwinnen en sturen (zie schema). Door niet alleen de vraag te stellen ‘of’ de doelen, de inspanningen en de middelen een bijdrage leveren, maar ook door ‘hoe, wie en wanneer vragen’ te stellen, komt er meer duidelijkheid over welke onderdelen van het programma cruciaal zijn voor het slagen ervan (en het halen van de doelstellingen). Uit de analyse blijkt ook dat elementen bestaan die buiten de directe invloedssfeer van het programma liggen. In de praktijk zullen programmamanagers hun energie richten op die onderdelen die naar aanleiding van deze analyse als cruciaal worden beschouwd.
Sturing op criteria
In de eerste jaren waren de belangrijkste criteria haalbaarheid en tempo; de aandacht
ging vooral uit naar het initiëren en realiseren van technische projecten. Daarbij speelde haalbaarheid een belangrijke rol. Het tempo was belangrijk, omdat de gewenste personeelsvermindering gelijke tred moest houden met de technische realisatie. Toen aangekondigd werd dat er een andere organisatievorm zou komen, kreeg het programma zijn eigen dynamiek. Productiemedewerkers namen assertief ook eigen initiatieven. In 2008 is er een extra fasering gekomen en zijn aanvullende technische aanpassingen gepleegd, omdat het natuurlijk verloop sneller verliep dan aanvankelijk was voorzien. De grootschalige automatiserings- en renovatieprojecten die Waternet in 2008 in uitvoering nam, maakten duidelijk dat een bedrijfsbrede uniforme aanpak wenselijk was. Vanaf het begin van het programma werkte men aan het standaardiseren van procesautomatisering, maar doordat niet alleen sprake was van automatisering maar ook van renovatie werd het wenselijk breder te standaardiseren en te uniformeren. Gelijke oplossingen over alle bedrijfslocaties heen zorgen voor eenvoudigere en effectievere bedrijfsvoering, onderhoud en beheer. Ook assetmangement en leveringszekerheidsanalyses moesten op een structurele en gedetailleerde wijze worden meegenomen. In 2008 werd begonnen met het opstellen van een allesomvattend centraal programma van eisen en werd met name op het criterium efficiëntie gestuurd. Dit jaar is besloten het programma te evalueren met als belangrijkste redenen: • Ervoor zorgen dat de technische installaties en applicaties aansluiten bij de toekomstige organisatie. Functies, taken en verantwoordelijkheden moeten passen bij de mogelijkheden van de informatieen regelsystemen. Nagegaan moet worden in welke fase welke technische systemen gereed moeten zijn;
tempo
haalbaarheid
efficiëntie
flexibiliteit
doelgerichtheid
SMART-doelen
Worden de doelen op tijd gerealiseerd?
Zijn de doelen realiseerbaar?
Voegen de doelen waarde toe?
Kunnen de doelen worden bijgesteld?
Dragen de SMARTdoelen voldoende bij aan de ER-doelen?
inspanningen
Worden de inspanningen op tijd uitgevoerd?
Zijn de inspanningen uitvoerbaar?
Zijn de inspanningen rendabel?
Kunnen de inspanningen worden aangepast?
Dragen de inspanningen voldoende bij aan de SMART-doelen?
middelen
Zijn de middelen op tijd beschikbaar en verbruikt?
Zijn de middelen bruikbaar en beschikbaar?
Vragen de middelen offers?
Kunnen de middelen gerealloceerd worden?
Dragen de middelen voldoende bij aan de inspanningen?
niveau
16
H2O / 20 - 2010
*thema
achtergrond
Klaar zijn voor de veranderingen van de omgeving nu en in de toekomst.
•
Bijkomende reden om het programma te evalueren, is dat zowel het team aan de opdrachtgeverzijde als het team aan de zijde van het interne ingenieursbureau vrijwel geheel is gewisseld. Gemeenschappelijke focus en achtergrond bevorderen eenduidige sturing. Bij het begin van het programma was de hoofddoelstelling ‘te komen tot een onbemande bedrijfsvoering’. In de loop van de jaren is deze verschoven naar een efficiëntere geïntegreerde bedrijfsvoering. Een belangrijk onderdeel van de evaluatie is daarom de verdere uitwerking van de doelen en inspanningen. Welke onderdelen moeten welke bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstellingen en zijn deze direct dan wel indirect beïnvloedbaar door de project- en/of stuurgroep. Het programma legt haar prioriteit bij een sturing op doelstellingen. Het succes of falen van programma’s hangt meestal af van de mensen en niet van de methoden. ‘A few good men’ zijn relevanter voor het succes dan de toegepaste methode. Voor een goede voortgangsrapportage, heldere sturing en grotere onafhankelijkheid van enkele sleutelpersonen lijkt een programmamanagementmethode
regelmaat evalueren van het programma maakt het mogelijk om de eigen (veranderende) doelstellingen van het programma vast te leggen, keuzes te maken in de sturingsparameters en hierover te besluiten.
onmisbaar. Door de evaluatie kunnen ook op dit vlak verbeteringen doorgevoerd worden.
Conclusie
Het besef dat verregaande automatisering meer is dan het technisch realiseren van projecten maakt het een programma. Binnen Waternet is deze programmasturing succesvol. Het sturen op samenhang bij het definiëren en realiseren van de projecten in een voortdurende veranderende omgeving is één van de kritische succesfactoren van een langlopend programma. Het met
Seminar: 18 november in Zwolle Schokkende veranderingen zijn niet te
verwachten, maar het leidt wel tot bewuste keuzes in het proces en accentverschuivingen in de sturingsparameters. Frans Twigt en Gerard Boks (Balance) André Hoogeland (Waternet)
advertentie
ICT-innovator voor de watersector Met specialistische kennis van websoftware, GIS en telemetrie ontwikkelt I-Real unieke, onafhankelijke monitoring software voor gemeenten en waterschappen. Ook voor onderhoudsmanagementsoftware, koppelingen tussen diverse ICT-(telemetrie)systemen, maatwerkoplossingen en onderzoek is I-Real uw partner.
AR
N SEMI
18 november, Zwolle Meer info op www.i-real.nl
POSTBUS 593, 7000 AN DOETINCHEM. T: +31 (0)314 366600 E:
[email protected] I: WWW.I-REAL.NL
Had je maar... alles van bodem, grondwater tot bron in één hand! Wij, de specialisten van Haitjema nemen graag en deskundig de totale zorg voor bodem, watervoorziening en waterwininstallatie van u op ons, en houden deze voor u in de hand. Grondboorbedrijf Haitjema B.V. is gespecialiseerd in: • diepe boringen • waterwinputten • onderhoud
• energieopslag • bodemonderzoek • bronbemaling
Wisseling 10, Postbus 109, 7700 AC Dedemsvaart tel.: 0523-612061 fax: 0523-615950 e-mail:
[email protected] internet: www.haitjema.nl
H2O / 20 - 2010
17
Waterschap kan niet zonder real-time procesinformatie Een integrale afweging tussen kosten en kwaliteit voor afvalwaterzuiveringen vraagt om betrouwbare en toegankelijke procesinformatie. Een proceshistorische databank (historian) vormt het hart van deze informatievoorziening. Steeds meer moeten zuiveringen en gemalen worden bedreven op het scherpst van de snede. De effluentkwaliteit moet zo hoog mogelijk zijn tegen zo laag mogelijke kosten. Dat vraagt operationele excellentie, precies weten wat er aan de hand is en op tijd bijsturen waar nodig. Een proceshistorische databank is dan een onmisbare schakel in de informatieketen.
H
et waarborgen van voldoende capaciteit en kwaliteit in afvalwaterzuiveringen was de afgelopen decennia het leidend motief binnen zuiveringsbeheer. De waterschappen hebben met forse kapitaalsinvesteringen zuiveringen gebouwd die voldoen aan de capaciteits- en kwaliteitseisen van de wetgevende instanties. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat we in Nederland een flink kapitaal aan hoogwaardige zuiveringscapaciteit hebben staan, met als resultaat dat we oppervlaktewater hebben van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Het efficiënt exploiteren van het enorme kapitaal wordt een steeds belangrijker speerpunt in het beleid van de waterschappen. Naast kwaliteitsbeheerders zijn waterschappen hiermee ook zogeheten assetmanagers geworden. Publieke organen moeten helderheid verschaffen in hun opereren en de kosteneffectiviteit aantoonbaar verhogen. We zien dus een verschuiving van aandacht van capaciteit en kwaliteit naar kosten en duurzaamheid, oftewel minder verbruik van energie en chemicaliën. Dit dwingt de waterschappen tot het maken van steeds scherpere afwegingen in hun investeringsbeleid en in het verbeteren van het beheer van hun zuiveringen. Integraal informatiemanagement en intelligente besturingstechnologie zijn hierbij cruciale middelen.
Informatiemanagement
Een waterschap wil direct inzicht krijgen in de factoren die invloed hebben op de kosten en baten van de exploitatie van zuiveringen. Dit vraagt om inzicht in de relatie tussen oorzaak en gevolg op procestechnisch niveau, maar ook om een snelle doorvertaling van dit inzicht naar het effect op de kosten en baten. Daartoe moeten gegevens uit verschillende omgevingen snel worden gecombineerd om de balans tussen kwaliteit en kosten snel te kunnen maken. En voor menig situatie (denk aan weersveranderingen en calamiteiten) betekent dit dat een dergelijke balans op dagbasis of zelfs op uurbasis gemaakt moet kunnen worden. Voor optimaal zuiveringsbeheer houdt dit een integraal en real-time informatiemanagement in. Integraal betekent dat niet alleen gekeken wordt naar procestechnische gegevens, maar ook naar bijvoorbeeld onderhoudsgegevens, laboratoriumgegevens of financiële gegevens. Integraal
18
H2O / 20 - 2010
Serverruimte integrale hoofdpost Waterschap Hunze en Aa's (foto: Marcel Lameijer).
betekent ook, dat niet alleen naar gegevens van één enkele rwzi wordt gekeken, maar naar de gegevens van alle rwzi’s binnen het werkgebied van het waterschap. Sterker nog, niet alleen van rwzi-gegevens, maar ook van de gegevens van gemalen en riolering, zodat niet een lokale afweging wordt gemaakt, maar een gebiedsbrede afweging. Real-time betekent dat deze gegevens per direct beschikbaar zijn voor alle van belang zijnde gebruikers. Voor afwegingen op een zuivering moet dan gedacht worden aan beschikbaarheid met slechts een vertraging van enkele seconden. Iets dat voor de huidige beschikbare proceshistorische databank eenvoudig realiseerbaar is. Real-time en integraal informatiemanagement vraagt om de juiste inzet van ICT-middelen. De ontwikkelingen in dit vakgebied gaan echter zo razendsnel dat het risico van eilandoplossingen en desinvesteringen op de loer licht. Dit vraagt om een aanpak met een duidelijke langetermijnvisie.
Automatisering, praat me er niet van...
De tegenwerpingen zijn legio en voor de hand liggend. Al die geïntegreerde en gekoppelde systemen leveren een hoop kosten en sores op. Bovendien zijn we dan volledig overgeleverd aan de grillen van de leveranciers, waardoor de ene (ongewenste) migratie volgt op de andere. Daarmee gaat kostbare tijd verloren en veel, heel veel geld. Dat is inderdaad het beeld dat ICT heeft opgebouwd. Maar er zijn ook ontwikkelingen die dit beeld doen veranderen. In de eerste plaats zijn de communicatie tussen ICT-systemen en toepassingen ervan steeds eenvoudiger en verder gestandaardiseerd,
waardoor de kosten aanmerkelijk dalen. Ten tweede zijn er steeds betere ontwerpmethodieken die ervoor zorgen dat de onderlinge afstemming tussen bedrijfsprocessen en ICT-systemen en toepassingen ervan steeds beter wordt en de onderlinge afhankelijkheid steeds minder. Ook binnen de waterschappen zijn hier goede voorbeelden van. Te denken valt aan de ReferentieArchitectuur voor Zuiveringsbeheer (RAZ), de WaterschapsInformatieArchitectuur (WIA) en de SOA-uitgangspunten (SOA = Service Oriënted Architecture). Ook de gegevensstandaard Aquo heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. En zeker niet als minst belangrijke: de gezamenlijke definitie en keuzes die gemaakt zijn voor een nieuw zuiveringsinformatiesysteem in het project Z-info. Het gevolg van dit alles is dat de ontwikkeling van zo’n integrale en real-time informatiehuishouding steeds kosteneffectiever kan worden gerealiseerd en daarmee ook haalbaar om in te richten in de volle breedte van een waterschap.
Oplossing
In afbeelding 1 is de gelaagdheid weergegeven zoals die voor een gemiddeld waterschap zou kunnen worden ingericht. Op het laagste niveau vinden besturing en regeling plaats. De PLC is daar een niet meer weg te denken fenomeen. Op het niveau erboven vinden we de bediening en visualisatie. Hier zijn de bekende SCADAapplicaties ook niet meer weg te denken. SCADA-systemen zijn meestal installatiespecifiek; binnen een waterschap kent men door velerlei omstandigheden een grote variëteit aan oplossingen.
*thema
achtergrond
Tevens kan getoetst worden wat voor effect bepaalde operationele maatregelen hebben; • Een dashboard dat bedrijfsvoerders en managers inzicht geeft in de huidige en historische situatie van hun zuivering(en). Het geeft bijvoorbeeld een grafisch beeld van het zuiveringsrendement. In één oogopslag kan hiermee duidelijk worden gemaakt waar de zuivering staat en welke corrigerende maatregelen mogelijk zijn. Een dashboard werkt niet alleen per straat en zuivering, maar ook per regio en voor het gehele waterschap; • Geavanceerde regelingen op basis van aanvoervoorspellingen en laboratoriummetingen kunnen het zuiveringsrendement en de energiebesparing verder opvoeren. Ook hiermee zijn reeds goede resultaten behaald. Verdergaande ontwikkelingen lijken veelbelovend.
Conclusies Afb. 1: Automatiseringsniveaus in zuiveringsbeheer.
Op niveau 3 en 4 vinden momenteel de grootste ontwikkelingen plaats. Op niveau 3 bestaat enerzijds nog de tendens van ‘omhoog groeiende’ en centraliserende SCADA-systemen en anderzijds de tendens van omlaag bewegende kantoorapplicaties. Beide ontwikkelingen bieden weinig hoop op een stabiele oplossing voor langere tijd. Wat nodig is, is de introductie van een procesinformatielaag gebaseerd op standaard in de markt aanwezige oplossingen voor proceshistorische databanken. Op deze laag kunnen sectorspecifieke toepassingen worden gebouwd.
Process Historian
De process historian heeft in de totale architectuur een aantal belangrijke functies. We noemen er een viertal. In de eerste plaats is het primair de gegevensbron voor procesgegevens die tijdgerelateerd zijn: een databank die in principe toegankelijk is voor alle gebruikers van dergelijke informatie. Gebruikers zijn niet alleen eindgebruikers, maar ook applicaties. Door de positie in de automatiseringshiërarchie is het de plek voor validatie van de procesgegevens. In de tweede plaats is het een platform voor velerlei sector- of disciplinespecifieke applicaties. Door deze positie vormt de process historian tevens het platform dat zorgt voor verticale en horizontale integratie. Verticaal, van PLC tot bedrijfsapplicatie en horizontaal, aangezien alle procesgegevens nu in één historische databank zijn vervat. Tot slot is de process historian vaak de brug tussen proces- en kantoorautomatisering. Hierbij wordt niet zozeer gedoeld op de fysieke connectie tussen de netwerken, maar veel meer op de faciliterende rol die de applicatie heeft in de communicatie tussen de operationele (lokaal) en stafmedewerkers (centraal).
optimalisatie naar kosten en kwaliteit. Zonder deze schakel is de kans op suboptimalisaties groot. Goede informatie over de kosten en de kwaliteit is eenvoudig op te halen. De installaties vervolgens zo kunnen sturen dat de kosten dalen en de kwaliteit stijgt, is echter veel lastiger. Dit vraagt om kennis van de procestechnische installaties, het watersysteem, de zuiveringsprocessen en van geavanceerde besturingstechnologie. Op het moment dat dit soort geavanceerde besturingen daadwerkelijk wordt geïmplementeerd, komt de terugkoppeling van informatie en kennis (niveau 4) naar besturing (niveau 1) tot stand.
Enkele voorbeelden
We noemen drie voorbeelden van applicaties die er voor zorgdragen dat geavanceerde besturing ontstaat en een daadwerkelijke afweging tussen kosten en kwaliteit: • Beslissingsondersteunende systemen voor bedrijfsvoerders van rwzi’s. Op basis van juiste modellering van de rwzi kan het theoretisch haalbare vergeleken worden met de actuele toestand van de zuivering.
De invoering van een proceshistorische databank vraagt bezinning. Het vraagt ook kennis van de marktpartijen die dergelijke applicaties aanbieden. Daarnaast is het noodzakelijk op een goede manier enkele afwegingen te maken voor uw waterschap, hoe de betreffende applicatie in te zetten. Alleen voor zuiveringsbeheer of ook voor waterkwantiteitsbeheer? In combinatie met centralisatie van SCADA of juist niet? En wat betekent dit voor mijn netwerkinfrastructuur? Maar eenmaal in bedrijf levert deze toepassing betrouwbare en toegankelijke procesinformatie. Ze maakt het ook mogelijk om werkelijk integrale en real-time afwegingen te maken tussen kosten en kwaliteit. Daarmee wordt het zelflerende vermogen van de organisatie enorm verhoogd. Daarnaast zorgt goede procesinformatie ook nog eens voor een verbeterd inzicht in procesvoering en exploitatie van het kapitaal. Dit creëert als vanzelf aanvullende behoeften ter verbetering van die exploitatie. Daarmee is de process historian voor het zuiveringsbeheer een onmisbaar middel op weg naar 'operationele excellentie'. Hans van der Kolk, Paul Janssen en Aris Witteborg (DHV)
Afb. 2: Bedrijfsbrede real-time procesinformatie sluit de cirkel voor zelflerende organisaties.
Ook besturing
De proceshistorische databank is het middel om de informatieketen te sluiten en te kunnen komen tot de noodzakelijke integrale H2O / 20 - 2010
19
Rivierenland investeert 17,5 miljoen euro in automatisering zuiveringen en rioolgemalen Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland heeft afgelopen juni ingestemd met het project Informatisering van de Procesautomatisering (iPA). De komende vier jaar moderniseert het waterschap zijn 37 zuiveringen en 176 rioolgemalen. Bij alle installaties wordt bediening op afstand geïnstalleerd. Ook wordt de gegevensstroom ontsloten en binnen de kantoorautomatisering gebracht. Twaalf zuiveringen en 53 rioolgemalen worden tevens (elektrotechnisch) gerenoveerd.
D
e zuiveringen en rioolgemalen van Waterschap Rivierenland liggen in een gebied dat zich uitstrekt van Dordrecht tot aan de Duitse grens. De wens om het beheer verder te professionaliseren en bediening op afstand mogelijk te maken, is dan ook groot. Het waterschap legde dit vast in de visie Informatievoorziening; met iPA wordt dit technisch mogelijk. Parallel aan de techniek is sinds begin dit jaar het beheer in vier regio’s georganiseerd. Aan de uitrol van iPA is in 2009 en het eerste half jaar van 2010 een pilot voorafgegaan. Een belangrijk doel hiervan betrof de uitwerking van het totale technische concept (van renovatie tot gegevensontsluiting) en het toepassen ervan op vier zuiveringen en vier rioolgemalen. De pilot leverde standaardsoftware op die overal kan worden toegepast. Deze standaardisering tempert de kostenontwikkeling aanzienlijk.
Samenwerking
De ontwerpopgave bleek complex. De enige sleutel tot succes was de keuze voor samenwerking. De externe partijen zagen ook in dat iedereen een deel van de kennis en ervaring had, maar niemand het totaal aankon. De beste mensen van het waterschap en de externe partijen zijn in één grote ruimte aan de slag gegaan. Externe lead-engineers waren leidend voor de inhoud. Schema technisch resultaat pilot iPA.
Het waterschap had echter de regie in handen. In feite heeft Rivierenland de traditionele aanpak van opdrachtgever en opdrachtnemer, die zich kenmerkt door ontwerpdocumenten, bestekseisen en toetsingen, aan de kant gezet waardoor sneller, goedkoper en beter kon worden gewerkt. Aan de ontwerpopgave hebben uiteindelijk 36 specialisten van tien bedrijven een bijdrage geleverd. Sommige specialisten hebben bijna een jaar meegewerkt, anderen een korte tijd. Gewerkt is via een route van drie stappen vooruit, één stap achteruit, om te waarborgen dat het uiteindelijk resultaat één geheel vormt. De inzet van de externe specialisten is ook gebruikt als interne kwaliteitscontrole.
Technisch resultaat iPA
Het technische resultaat van iPA kan het beste aan de hand van onderstaand schema uiteengezet worden. Elektrotechniek
De elektrotechniek vormt de basis van de procesautomatisering. Van twaalf rwzi’s en 53 rioolgemalen wil Rivierenland de elektrotechnische installatie renoveren. Daarbij vernieuwt het waterschap de instrumentatie, vervangt het de veldbekabeling en plaatst nieuwe schakelkasten. Daarbij worden de schakelkasten niet meer voorzien van
bedieningsschakelaars en statuslampjes. Daarvoor in de plaats krijgt de installatiebeheerder de beschikking over een beeldschermbedieningssysteem. Besturing
De besturing vormt het hart van de procesautomatisering. Hierin is de (besturings)logica ondergebracht, waardoor een rwzi of rioolgemaal autonoom kan functioneren. In de pilot zijn standaard software bouwstenen ontwikkeld, waarmee voor twee rwzi’s toepassingen gebouwd zijn. Voor de rioolgemalen is op basis van de standaard bouwstenen één generieke toepassing ontwikkeld waarmee alle voorkomende rioolgemalen bestuurd kunnen worden. Programmeren is niet meer nodig, een toepassing voor afzonderlijke rioolgemalen hoeft alleen nog geconfigureerd te worden. De standaard bouwstenen en standaard rioolgemalensoftware kan op twee PLC-fabrikaten toegepast worden. Dit is mogelijk doordat ontwikkeld is conform de internationale norm IEC 6-1131. Bediening
De derde laag in het schema omvat de bediening door middel van een beeldschermbedieningssysteem. Hiervoor is de SCADA-software Citect toegepast. Deze presenteert de actuele stand van zaken van de rwzi of het rioolgemaal aan de beheerder. Hij of zij kan pompen en motoren bedienen en instellingen, zoals in- en uitslagniveaus, veranderen. Binnen de pilot zijn standaard bouwstenen ontwikkeld. Hiermee is voor twee rwzi’s en twee rioolgemalen locatiespecifieke software gemaakt. Rivierenland koos bewust voor een concept waarbij iedere installatie lokaal beschikt over een eigen beeldschermbedieningssysteem, zodat de bediening ter plaatse gewaarborgd is. Ook de rioolgemalen hebben in iPA een eigen bedieningssysteem dat ingebouwd is in de schakelkast. Hierdoor kon de schakelkast voor de rioolgemalen sterk gestandaardiseerd en vereenvoudigd worden. Bediening op afstand
De top van de piramide bestaat uit twee delen: bediening op afstand (BOA) en centrale gegevensopslag en -ontsluiting (CGOO). Met BOA kunnen rwzi’s en rioolgemalen op afstand bediend worden. De installatiebeheerders kunnen plaatsongebonden werken. Het maakt zelfs op termijn een centrale controlekamer van waaruit alle
20
H2O / 20 - 2010
*thema
achtergrond
De iPA-architectuur van het waterschap.
installaties bediend worden, mogelijk. Binnen de pilot bestond de uitdaging eruit dat gekozen moest worden voor een techniek waarmee zowel de nieuwe als de bestaande SCADA-software geïntegreerd kon worden. Gekozen is voor een BOA-oplossing die gebaseerd is op Remote Desktop Protocol (RDP)-technologie.
Voor de uitrol beraadt Waterschap Rivierenland zich nog op een definitieve invulling van het CGOO. Gebleken is dat de totale keten van meetinstrument tot aan de centrale databank kwetsbaar is. Tevens waren enkele functionaliteiten, zoals validatie, niet volgens de wensen van Waterschap Rivierenland uit te voeren.
Centrale gegevensopslag en -ontsluiting
Kantoorautomatisering
Naast BOA geeft de centrale gegevensopslag en -ontsluiting invulling aan de ‘i’ van iPA. De SCADA-software verzamelt een grote hoeveelheid gegevens zoals trends van niveau- en debietmetingen, zuurstofmetingen en nitraatmonitoren, energieverbruik, draaiuren van pompen en opgetreden storingen. Al deze gegevens worden binnen iPA centraal opgeslagen, zodat extra mogelijkheden ontstaan zoals analyse van gegevens, het sturen van het transport- en zuiveringsproces van afvalwater, het optimaliseren van installaties - waardoor bijvoorbeeld energie bespaard kan worden - en afwijkingen tijdig gesignaleerd kunnen worden. Centraal worden de gegevens opgeslagen in een datahistorian. Deze bestaat uit lokale buffers die de gegevens uit de SCADAsoftware halen en ervoor zorgen dat de gegevens niet verloren gaan als de communicatieverbinding met de centrale datahistorian niet beschikbaar is. Als de gegevens eenmaal in de centrale databank opgeslagen zijn, kunnen gestandaardiseerde rapporten gemaakt en gegevens overgedragen worden aan andere informatiesystemen zoals een onderhoudsmanagementsysteem.
Tijdens de pilot bleek dat de procesautomatisering niet meer los staat van de ‘gewone’ kantoorautomatisering. Binnen iPA is daarom nadrukkelijk samengewerkt met de afdeling automatisering van Waterschap Rivierenland. Het project houdt in dat wordt overgeschakeld op digitale verbindingen waar in het verleden analoge technieken werden toegepast. Daarnaast is de levering van alle apparatuur, zoals pc, monitoren en toetsenborden, door de afdeling automatisering verzorgd. Tot slot zijn de BOA- en CGOO-toepassingen geïntegreerd in de kantoorautomatisering van Waterschap Rivierenland. Standaardisatie
Uit het schema resteert dan een laatste blok: standaardisatie. Voor alle onderdelen van iPA gold dat technische standaardisatie voorop stond. Daarnaast zijn ook de documenten geüniformeerd en gestandaardiseerd. Tot slot zijn de gestandaardiseerde resultaten van de pilot toegevoegd aan het bouwbeleid van Waterschap Rivierenland.
Lessen
Binnen iPA zijn bewezen technieken toegepast. Toch kent het project een innovatief karakter. De innovatie zit dan ook meer in de manier van aanbesteden en wijze van (samen)werken. Binnen de wettelijke grenzen is gezocht naar een juiste werkwijze, omdat de betrokken partijen inzagen dat iedereen een deel van de kennis en ervaring had maar niemand het totaal aankon. Binnen iPA is daarom een eigen koers uitgezet; • De uitvoering van iPA heeft het inzicht verschaft dat het beheer van de procesautomatisering binnen Waterschap Rivierenland verder geprofessionaliseerd kon worden. Daarnaast brengen extra systemen, software en toepassingen ook meer technisch, applicatie- en functioneel beheer met zich mee. Het beheer van de procesautomatisering zal binnen Waterschap Rivierenland verder opgeschaald en ingevuld worden; • Voorafgaand aan het project is een visie op de informatievoorziening opgesteld die tien jaar geldig is. In de visie zijn vanuit de bedrijfsprocessen benodigde toepassingen en infrastructuren afgeleid. Hiermee is geborgd dat de techniek de organisatie ondersteunt en niet andersom. Gebleken is echter dat de techniek nieuwe mogelijkheden en perspectieven opent voor de organisatie. De organisatie moet daarom mee ontwikkelen met de techniek. •
Johan Bakker en Mohamed Oumghar (Waterschap Rivierenland) Wytze Jorritsma (Witteveen+Bos)
De uitvoering van de pilot heeft enkele waardevolle lessen opgeleverd: H2O / 20 - 2010
21
Het net(werk) sluit zich rond Vitens Tot voor kort hadden de regio’s binnen Vitens nog hun eigen datanetwerk voor procesautomatisering. Na een flinke krachtsinspanning zijn in de winter en het voorjaar van 2009-2010 de oude DSL (Digital Subscriber Line) datanetwerken van de afzonderlijke regio’s vervangen door één datanetwerk voor de procesautomatisering. Bij deze operatie zijn op een dikke 200 productielocaties (van wingebied tot opjager, van productiebedrijf tot watertoren) aansluitingen voor een nieuw DSL netwerk binnengebracht. Vervolgens zijn alle procesautomatiseringsinstallaties aangepast om via het nieuwe DSL-netwerk te kunnen communiceren.
D
at de regio’s vóór de fusie ooit afzonderlijke bedrijven waren, blijkt uit de IP (Internet Protocol)adressen die in de verschillende datanetwerken zijn toegepast. IP-reeksen sloten niet aan of overlapten elkaar zelfs. Bovendien werden de datanetwerken door verschillende providers geleverd. Deze netwerken sloten zo slecht op elkaar aan, dat het koppelen van de netwerken alleen via omslachtige methodes mogelijk bleek. Zo’n oplossing zou onvoldoende stabiliteit en betrouwbaarheid bieden. Beheerinspanningen en onderhoudskosten zouden te hoog worden. Het aflopen van enkele contracten met de providers bleek een mooie aanleiding om dit probleem aan te pakken.
De opdracht
De opdracht om verschillende bestaande DSL-netwerken te vervangen door één nieuw DSL-netwerk viel uiteen in drie delen: • het binnenbrengen van het nieuwe DSL-netwerk op alle locaties; • het voorbereiden van de migratie en vervolgens het migreren naar het nieuwe netwerk; • gedurende de migratie komen watervoorziening en informatievoorziening niet in gevaar. Het team dat met deze opdracht aan de slag ging, werd samengesteld door mensen van de projectorganisatie, watervoorziening en de ICT-organisatie. Zij stelden zichzelf de vraag: “Kan elk bestaand netwerk op dezelfde manier worden gemigreerd?” Het antwoord was: “Nee.” Niet alleen maakten de regio’s gebruik van verschillende providers en netwerkconfiguraties, ook de opzet van de procesbesturing was zo divers, dat deze om een verschillende aanpak per regio vroeg.
Nieuw netwerk op alle locaties
Twee regio’s werden reeds in hun netwerk voorzien door de nieuwe provider. Dat betekende dat fysiek geen nieuwe aansluiting nodig was. In plaats daarvan hield de migratie in dat de provider de locaties moest overzetten van het oude (regionale) netwerk naar het nieuwe (Vitens-brede) netwerk. In de overige regio’s is op iedere locatie een nieuwe DSL-aansluiting binnengebracht. Dit leverde een situatie op waarin locaties twee DSL-aansluitingen hadden: één op het bestaande netwerk en één voor straks op het Vitens-brede DSL-netwerk. Voor een aantal locaties was ‘onvoldoende koper’ beschikbaar. Dit betekende graafwerk op de vaak afgelegen locaties.
22
H2O / 20 - 2010
Dit speelde zich ook nog eens af in de winter 2009-2010, met zijn lange vorst- en sneeuwperiode. In een enkele situatie was een tijdelijke UMTS-verbinding noodzakelijk. Maar ondanks de afstanden en het weer, werden alle locaties via het nieuwe netwerk benaderbaar.
Voorbereiden van de migraties
In het nieuwe Vitens-netwerk heeft elk apparaat een IP-adres dat in een logische reeks past. In alle gevallen was dit ongelijk aan het bestaande IP-adres. Dat betekende dat alle apparatuur die via het netwerk communiceert, opnieuw moest worden geprogrammeerd of geconfigureerd. Eerst zijn software en configuraties van alle netwerkdeelnemers op alle locaties verzameld. Er is een inventarisatieronde gemaakt langs alle locaties waarbij ook netwerkscans zijn gemaakt. Zo is een compleet overzicht opgesteld waarin staat wat via het netwerk communiceert, via welk protocol en met wie. Toen dat eenmaal goed in beeld was, zijn offline alle aanpassingen aan de software gedaan die nodig waren. Het ideale scenario is dat op de migratiedag alleen de nieuwe software hoeft te worden geïnstalleerd en Eén van de serverruimtes van Vitens.
dat de netwerkkabel wordt omgeprikt naar het nieuwe DSL netwerk. Wanneer aanpassing offline niet mogelijk was, is exact nagegaan hoe configuraties of aanpassingen op locatie moesten worden gedaan en dit is zo ver mogelijk voorbereid.
Communicatie tijdens de migratie
Tijdens het migratieproject deed de bijzondere omstandigheid zich voor dat een aantal locaties al was gemigreerd naar het nieuwe netwerk, terwijl andere locaties nog via het oude netwerk communiceerden. Wat nu als deze locaties met elkaar moeten communiceren of met een centraal systeem moeten communiceren? Zo is er bijvoorbeeld het alarmmeldsysteem. Onbeschikbaarheid van ook maar een deel van dit systeem is uitgesloten. Twee verschillende scenario’s zijn toegepast. In het ene scenario zijn de centrale systemen uitgerust met dubbele netwerkinterfaces, zodat ze in de twee netwerken gelijktijdig actief konden zijn. Locaties die onderling moeten communiceren, worden geclusterd. Een cluster wordt op een migratiedag in zijn geheel gemigreerd. In het andere scenario wordt een NAT (Network Address Translation)-server toegepast. Deze koppelt
*thema de twee netwerken aan elkaar en zorgt ervoor dat communicatie van het oude naar het nieuwe netwerk - en omgekeerd plaatsvindt, alsof alles zich in één netwerk bevindt. Door toepassing van deze scenario’s werd het mogelijk de migratie uit te voeren, zonder dat de informatievoorziening in gevaar komt.
Het uitsluiten van risico’s
De locaties zijn in bedrijf en dat moet natuurlijk wel zo blijven. In samenspraak met Vitens watervoorziening is een draaiboek opgesteld, waarin stap voor stap, en installatie voor installatie, is aangegeven hoe deze risicoloos kan worden omgezet. Dit draaiboek beschrijft niet alleen de voorbereiding en de uit te voeren handelingen, maar bevat ook controlelijsten voor, tijdens en na migratie. Maar zelfs met deze gedegen voorbereiding kreeg het projectteam niet zomaar toestemming om de migraties uit te voeren. Met een ‘proefmigratie’ moest worden aangetoond dat het projectteam op een
gecontroleerde manier een locatie kon migreren van het oude naar het nieuwe netwerk - met de nieuwe IP-adressen - en ook weer terug. En dat niet één keer, maar vier keer. Tussen de verschillende regio’s waren namelijk grote verschillen tussen de uitvoering van de procesbesturingen. In elke regio c.q. geldende automatiseringsstandaard is een locatie aangewezen voor een proefmigratie. Pas na een geslaagde proefmigratie werd groen licht gegeven om in de betreffende regio aan de slag te gaan.
Het migreren
De migratie is in 50 dagen dagen uitgevoerd. Flevoland, de regio met het kleinste aantal locaties (7), is in één dag gemigreerd. Gelderland, de regio met het grootste aantal locaties (99), is opgedeeld in 25 clusters die in evenzoveel dagen zijn gemigreerd. Tijdens de migratie is de watervoorziening nergens in gevaar gekomen. De werkelijke doorlooptijd was uiteraard langer dan 50 dagen omdat, naast de tijd die
achtergrond
de voorbereidingen kostten, ook andere zaken zoals documentatie en tekenwerk weer op orde moesten worden gebracht. Vitens beschikt nu over één netwerk voor de procesautomatisering, met een hoge stabiliteit en betrouwbaarheid en één SLA: een clausule in het contract waarin staat welke beschikbaarheid van het netwerk de aanbieder garandeert en welke aanvullende diensten daarvoor worden geboden. Communicatie tussen alle locaties (ook in verschillende regio’s) is mogelijk. Hierdoor kan het goed (centraal) worden beheerd en zijn de onderhouds- en beheerkosten lager geworden. Kees Kerkhoven (Vitens)
Assetmanagement en GIS centraal in bedrijfsvoering Brabant Water Jaarlijks leveren de 34 waterproductiebedrijven van Brabant Water 190 miljoen kubieke meter water via het 18.000 kilometer lange leidingnet bij de 2,4 miljoen inwoners en het bedrijfsleven van Noord-Brabant. Het leidingnetbeheer vraagt om geïntegreerde informatievoorziening, van operationeel tot tactisch en strategisch niveau, bijvoorbeeld voor een optimale informatievoorziening van klanten, onderbouwing van vervangingsinvesteringen en het terugbrengen van correctief onderhoud. De komende jaren wil het waterleidingbedrijf de belangrijkste informatiesystemen koppelen om de bedrijfsvoering optimaal te ondersteunen.
B
rabant Water is sinds 2007 projectmatig bezig met de implementatie van een geografisch informatiesysteem. Het karwei is omvangrijk, omdat meerdere toepassingen gekoppeld zijn vanuit een langetermijnvisie op het gebruik van geo-informatie in bedrijfsprocessen. Sinds 2009 is het nieuwe systeem in gebruik ter ondersteuning van preventief en correctief onderhoud van het leidingnet op operationeel niveau. Uniek is dat het systeem alle leidingen laat zien. GIS is ook binnen de sector productie in gebruik bij het beheer van terreinen van productielocaties en hydrologie. Het systeem ontsluit binnenkort ook informatie voor klanten. Het waterleidingbedrijf is voortdurend op zoek naar verdere verbreding en verdieping van het GIS-gebruik. Brabant Water heeft behoefte aan integrale kennis over omgeving, distributienet en klanten. Alle afdelingen moeten over dezelfde informatie kunnen beschikken door kennisdeling. Dan kunnen de bedrijfsprocessen beter op elkaar afgestemd worden en ontstaat een gedegen onderbouwing voor planmatig en correctief onderhoud. Volgens Daan van Os, adviseur informatievoorziening van Brabant Water, wil het
Toekomst Om vijf uur ‘s middags merkt nierdialysepatiënt Martinus Overbeek, klant van Brabant Water, dat er nauwelijks water uit de kraan komt. Hij gaat naar de internetpagina van Brabant Water en tikt zijn adres in. Op een kaartje met zijn straat is niks bijzonders te zien. Hij drukt op de knop ‘storing melden’ en klikt aan dat hij geen water heeft. Vervolgens wordt zichtbaar dat een afspraak is ingepland. Ondertussen heeft het informatiesysteem opgemerkt dat urgentie vereist is vanwege de nierdialyse. De teamleider krijgt direct bericht en de dienstdoende monteur accepteert de opdracht. De klant krijgt per SMS een bericht als de monteur bijna ter plekke is. De monteur krijgt op zijn laptop grafisch te zien waar de storing vermoedelijk zit. Het informatiesysteem geeft hem een overzicht van de eigenschappen van de leiding en hij verhelpt de storing. Op de laptop geeft hij de exacte plek aan van de storing op de leiding en verandert in GIS mobiel de afsluiterstand van dicht naar open. Het GIS-systeem werkt de afsluiterstanden automatisch bij.
De monteur belt aan en bedankt de heer Overbeek voor zijn melding. Daarnaast laat hij een e-mail genereren aan de betrokken klanten dat de storing is verholpen. Vervolgens registreert hij de laatste handelingen in de bus. Ondertussen staat het klantcontactcentrum de klanten die bellen over dezelfde storing te woord. Zij hebben inzicht in de status van de storing via de GIS-webviewer en kunnen precies zien welke straten geen water hebben en hoe lang het oplossen van de storing nog duurt. Ook op internet is het storingsgebied zichtbaar. De administratieve afhandeling van de gegevens over werktijd en materiaalgebruik wordt bijgewerkt. De assetmanager kijkt op een afstand toe en merkt dat er de laatste paar maanden veel storingen zijn in dat betreffende gebied. In overleg met de regio maakt hij een preventieve onderhoudsactiviteit aan. De teamleider laat een planning opstellen en ziet dat het systeem rekening houdt met het feit dat de dichtstbijzijnde monteur aan het werk is op een acute storing en dat daarom een andere monteur deze onderhoudsactiviteit krijgt toebedeeld.
H2O / 20 - 2010
23
drinkwaterbedrijf alle gebruikte informatiesystemen koppelen om te voorkomen dat de systemen en processen zich los van elkaar ontwikkelen. Brabant Water heeft de bedrijfswaarden vertaald in een risicomatrix met effectcriteria. Deze zijn onderling te vergelijken door de criteria milieu, imago, veiligheid en leveringscontinuïteit te relateren aan kosten. Op basis van de risicomatrix kan het bedrijf kosteneffectieve beheermaatregelen vaststellen om risico’s te verminderen. De matrix maakt het mogelijk om de effecten van een beheermaatregel in te schatten en het beheer te optimaliseren. Roel Diemel, als adviseur medeverantwoordelijk voor het assetmanagement binnen de organisatie, is afhankelijk van gegevens om de risico’s in te schatten en de effecten van beheermaatregelen te meten en bij te stellen of nieuwe maatregelen te introduceren. “Dit konden we vroeger aan de hand van kennis en ervaring van onze medewerkers aardig inschatten, maar dat is niet langer voldoende. Het gestructureerd vastleggen van gegevens rond risico’s en beheermaatregelen in een datasysteem leidt tot een objectievere beoordeling van de risico’s en bijbehorende beheermaatregelen. “ Het programma TAG is in het leven geroepen om de integrale aanpak voor te bereiden en uit te voeren. TAG is een acroniem van Tensing (mobiel platform), Assetmanagement en GIS. TAG is niet alleen een ICT-term, maar ook een symbolische naam die de doelstellingen van de werkgroep omvat. Brabant Water heeft drie kernsystemen benoemd: het klanteninformatiesysteem, het ERP-systeem voor bedrijfsvoering en administratie en GIS voor leidinginformatie. TAG werkt aan de hand van deelprojecten toe naar het voorjaar van 2012. Dan moeten de eerste resultaten van het meerjarig programma behaald zijn. Dit betekent in de eerste plaats dat uitsluitend relevante gegevens worden vastgelegd, die dan organisatiebreed Schematische weergave van de gekoppelde systemen.
24
H2O / 20 - 2010
GIS-beeld op de mobiele werkplek van de monteur.
geüniformeerd worden. Alle informatie is dan beschikbaar voor zowel de monteur in het veld die onderhoudswerkzaamheden pleegt, als voor de assetmanager die bedrijfsgegevens analyseert en omzet in beleidsadviezen voor de langere termijn. Alle benodigde en uitgevoerde werkzaamheden worden gekoppeld aan planning, materiaalreservering en urenverantwoording. Het geïntegreerde systeem levert informatie voor beslissingen op verschillende niveaus. Op strategisch niveau gaat het bijvoorbeeld over het toewijzen van budgetten, op tactisch niveau over het bepalen van onderhoudsfrequenties en op operationeel niveau over het inzicht in de efficiëntie van monteurs.
project. “De ideeën over het beter op elkaar aan laten sluiten van informatiesystemen bestaan al langer bij nutsbedrijven, maar weinig bedrijven nemen daadwerkelijk de stappen die daarvoor nodig zijn. De realisatie van de visie van TAG pakken we aan met deelprojecten die op elkaar afgestemd worden. De eerste stappen vormen de optimalisatie van de mobiele applicatie voor de werkverdeling en het vastleggen van gegevens vanuit het veld, en de aansluiting daarvan op de andere systemen. Tegelijkertijd werken we aan het uniformeren van de gegevens die gebruikt worden in het bedrijf en blijven we GIS ontwikkelen.” Ferry Smits (Brabant Water)
Volgens Marnix van Welie, als extern programmamanager betrokken bij de werkgroep TAG, gaat het om een bijzonder
De aanpak van Brabant Water is niet onopgemerkt gebleven. Het waterleidingbedrijf heeft vorige maand de ESRI Enterprise Award gewonnen voor het innovatieve, bedrijfsbrede beheer en gebruik van informatie. Directeur Ed van Ingen van ESRI Nederland overhandigde de prijs op 23 september in Rotterdam tijdens de jaarlijkse GIS-conferentie.
*thema
achtergrond
Ervaringen Dunea met Enterprise Services Bus Hoge beheerlasten, risico’s voor de datakwaliteit, afhankelijkheid van softwareleveranciers. Zo maar enkele kwesties waarmee Dunea kampte bij het koppelen van informatiesystemen. Een oplossing werd gevonden in een nieuwe techniek: Enterprise Services Bus.
V
oor een goede bedrijfsvoering is de uitwisseling van data tussen softwaresystemen van groot belang. Zo worden personeelsgegevens bijvoorbeeld niet alleen gebruikt in de salarisadministratie, maar ook voor het uitgeven van toegangspasjes en bovendien met een slimme koppeling in het smoelenboek van intranet geplaatst. Sinds de jaren negentig bestaan grofweg twee manieren om die koppelingen tot stand te brengen: software die alle processen ondersteunt, de zogenoemde ERP-systemen, of de afzonderlijke softwarepakketten onderling koppelen. André den Breejen, hoofd informatie en automatisering: “Destijds koos Dunea voor die laatste oplossing. Maar naarmate het aantal applicaties toeneemt, neemt ook de hoeveelheid koppelingen toe.” Het gevolg: een spaghetti aan koppelingen die in onderhoud en ontwikkeling de organisatie veel tijd en geld kost. Dunea zocht naar een oplossing en vond die in een geavanceerde techniek: Enterprise Services Bus (ESB) op basis van een Service Oriented Architecture (SOA) (zie kader). ESB maakt een einde aan het onderling koppelen van applicaties: er zit een ‘bus’ tussen. De applicaties worden elk afzonderlijk op de bus aangesloten. Specifieke software zorgt voor de uitwisseling van gegevens tussen de applicaties. Dunea begon eind 2008 met dit systeem. Koppelingen van één van de bedrijfskritische informatiesystemen, het financiële systeem CODA, werden omgezet naar ESB. Een Service Oriented Architecture is een architectuurstijl die organisaties hanteren om applicatiefunctionaliteit als een dienst aan te bieden binnen organisaties en/of aan derde partijen. Met deze architectuur wordt een flexibele IT-omgeving gecreëerd waardoor sneller op veranderingen kan worden ingespeeld. Door de toevoeging van een Enterprise Service Bus (ESB) wordt een ontsluiting gecreëerd tussen de gebruiker van de service en de aanbieder van de service. Er is immers alleen een afspraak tussen de ESB en de aanvrager of aanvragers die van dezelfde service gebruikmaken. Binnen de afhandeling van deze aanvragen zorgt de ESB verder voor de afhandeling van fouten en het geven van prioriteit aan aanvragen (welke aanvraag dient eerst te worden afgehandeld). Dit geheel van aanvraag afhandelen en de controles die hierbij komen kijken, wordt aangeduid als orkestratie van service-aanvragen.
Volgens programmamanager Gerard van Kilsdonk liep de tijdsbesteding van de functioneel systeembeheerders terug, werden interfaces automatisch opgestart, de levering van data gegarandeerd en externe systemen moeiteloos op de systemen aangesloten. Op basis van de goede resultaten werd besloten om ESB breder in te zetten. Van Kilsdonk: “Het was het juiste moment. Dunea stond aan de vooravond van een aantal grote veranderingen in de organisatie. Zo werd het oude klanten- en facturatiesysteem vervangen en kregen de monteurs via mobiele communicatie toegang tot informatie over klanten, hulpmiddelen en infrastructuur. Ook wordt momenteel de omslag gemaakt naar verwerking en opslag van documenten in een documentmanagementsysteem.” De afdeling I&A stond bij de uitrol van ESB niet alleen voor een technische uitdaging: ook het management moest overtuigd worden van de noodzaak tot verandering. Den Breejen: “Geavanceerde IT-ontwikkelingen lopen meestal voor op de ontwikkelingen binnen de drinkwatersector, waar de bedrijfsvoering in de eerste plaats op continuïteit is gericht. Maar hoe cruciaal en onmisbaar IT ook is, het blijft ondersteunend aan de bedrijfsvoering en de organisatie. Daarom moest de oplossing niet alleen structuur aanbrengen in onze IT-architectuur, maar ook van toegevoegde waarde zijn voor het management en de strategische doelstellingen van Dunea. En datzelfde geldt voor SOA: binnen de ICT al een redelijk ingeburgerd gedachtegoed, maar voor de organisatie iets nieuws. Het is mooi dat door de goede resultaten ook het management steeds meer overtuigd is geraakt van de meerwaarde van deze techniek. En heel belangrijk: de ESB-techniek voldeed aan de eisen die Dunea stelt op basis van IT-beleid. Het maakt ons onafhankelijker van softwareleveranciers, vereenvoudigt de structuur en reduceert implementatietijd. Ook kunnen we bijvoorbeeld personeelsgegevens hergebruiken en daarmee de doelmatigheid vergroten. Door gebruik te maken van SOA zijn we bovendien in staat om sneller en betrouwbaarder software aan te passen of uit te breiden.”
Op 1 juli 2008 is de grondroerdersregeling, oftewel de Wet Informatie-Uitwisseling Ondergrondse Netten (WION), in werking getreden. De wet moet voorkomen dat leidingbreuken ontstaan door graafwerkzaamheden. De gravende partij, de grondroerder, is verplicht om minstens drie dagen voorafgaand aan de werkzaamheden een melding te doen van de geplande werkzaamheden. Ook moet de grondroerder voorzichtig te werk gaan: tekeningen van de kabels en leidingen moeten op locatie beschikbaar zijn. Netbeheerders zijn verplicht de locatie van hun kabels en leidingen bij het Kadaster melden. Zodra het Kadaster om informatie over het leidingnet vraagt, dient Dunea binnen 24 uur een pdf-bestand te sturen van de gevraagde sectie van het leidingnet. Om te voldoen aan de eisen van WION, heeft Dunea een strategische keuze gemaakt: alle informatie die betrekking heeft op WION verloopt via ESB. De communicatie met het Kadaster is opgezet via het internet. Dankzij ESB worden informatiestromen gegarandeerd afgeleverd. In praktijk betekent dit dat het geëiste serviceniveau van enerzijds WION en anderzijds Dunea wordt nagekomen - onafhankelijk van de applicatie waaruit de informatie komt.
de informatievoorziening. Nu wordt de techniek nog voornamelijk ingezet om te koppelen tussen applicaties. Maar uiteindelijk willen we IT-componenten relateren aan de bedrijfsprocessen. Dat biedt nog meer mogelijkheden voor de organisatie. We denken eraan om een toegangsportaal te maken over meerdere applicaties om gegevens te verwerken en onze waterklanten en collega’s beter van dienst te zijn. Zo wordt het in de toekomst mogelijk dat klanten informatie ontvangen over bijvoorbeeld storingen in hun eigen omgeving. We zijn er dus nog niet, maar we ondervinden nu al wel dagelijks de vele voordelen.” Gerard van Kilsdonk
Sinds de start van het programma zijn zo’n 20 koppelingen gerealiseerd; nog eens 25 koppelingen zijn in ontwikkeling. In totaal zijn zo’n 60 diensten met deze koppelingen gemoeid. Den Breejen: “Hoewel we inmiddels de nodige koppelingen hebben gemigreerd, staan we nog aan het begin van de mogelijkheden die deze techniek biedt. Zeker vanuit het oogpunt van SOA biedt de ESB ons een nieuwe benadering voor de ontwikkeling van H2O / 20 - 2010
25
Rioolsysteem maximaal benutten met SmaRTControl Vaak is het onduidelijk hoe rioolsystemen die uit meerdere gemengde bemalingsgebieden bestaan, functioneren als geheel. Wanneer deze rioolsystemen met een simulatie op hun functioneren worden geanalyseerd, blijkt vaak dat het gehele systeem minder goed functioneert dan op grond van de totale berging en afvoercapaciteit verwacht mag worden. De redenen daarvan zijn dat in die gevallen de berging en/of afvoercapaciteit niet geheel benut worden. Hierdoor is het resultaat van de investeringen in het voorkomen van overstortingen minder dan verwacht. Doelstelling van SmaRTControl is om het rioolsysteem maximaal te benutten met een zekerheid die door middel van simulatie vooraf bepaald is.
W
capaciteit komt dan ten goede aan de gemengde stelsels; • Effect van RTC en van maatregelen - zoals vergroting van gemalen, afkoppeling en de bergbezinkbassins vergroten - van tevoren voorspellen vanuit simulatie van de met SmaRTControl gestuurde rioolsystemen.
aternet en softwareontwikkelaar HUMIQ hebben al langere tijd een samenwerkingsverband met als doel tot een beter rioolbesturingssysteem te komen. Leidraad hierbij is het verhogen van de effectiviteit van de bestaande rioolsystemen, al dan niet aangevuld met het toepassen van beperkte aanpassingen waarmee de waterkwaliteitsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden met een zo laag mogelijk budget. De gedachten gingen uit naar het SmaRTControl oftewel het RTC-systeem, omdat de overtuiging bestond dat dit het functioneren van het rioolsysteem zou kunnen verbeteren. De toen bestaande methoden van regelgebaseerde sturing gaven onvoldoende vertrouwen in de mogelijkheden om generieke software te maken die toepasbaar is op de steeds veranderende rioolsystemen. Ook was het belangrijk dat door simulatie de zekerheid van de effectiviteit vooraf bepaald moest kunnen worden. Vandaar dat gekozen is voor het zelf ontwikkelen van een ‘onderhoudsvrije’ generieke regelaar. Deze regelaar wordt zowel in de simulatie-omgeving als in real time toegepast. Inmiddels is de generieke regelaar beschikbaar. Hiermee is door simulaties van verschillende grote systemen (meer dan 15 bemalingsgebieden) aangetoond dat de generieke regelaar goed werkt. Tevens is te zien dat met centrale besturing een aanzienlijke verbetering van het functioneren van het rioolsysteem kan worden bereikt. Dit is vooral effectief als de capaciteit van één of meer gemalen vergroot wordt; de afvoercapaciteit blijft gelijk. Door deze centrale aansturing wordt de optimale afvoercapaciteit van ieder individueel gemaal vastgesteld bij regenval. De eigenschappen van SmaRTControl, gezien vanuit de riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie en afhankelijk van het weer, zijn de volgende: Rioolsysteem bij regen, overstorten
Het voorkomen van overstorten door de berging beter te benutten in combinatie met het vergroten van de pompcapaciteit. Met simulaties kan worden beoordeeld wat de reductie van de overstorthoeveelheden wordt. In de grafieken is het effect te zien op het gebruik van de beschikbare berging van 19 bemalingsgebieden van een groot rioolsysteem onder verschil-
•
26
H2O / 20 - 2010
Rwzi bij regen, piekbelasting
Ammonium- en fosfaatpiekbelasting aan het begin van een regenbui reduceren door de afvoer naar de rwzi te beperken zonder dat extra overstorten optreden.
•
Rwzi bij droog weer, DWA bufferen
Afvalwater overdag in het rioolstelsel opslaan en pas ‘s nachts naar de rwzi afvoeren. Het resultaat is een gelijkmatige aanvoer.
•
Prototype in Amsterdam-Noord
In Amsterdam-Noord is een prototype van SmaRTControl gerealiseerd. Hierdoor wordt naast het gebruik van de generieke regelaar uit de simulatie-omgeving voor de echte omgeving ook het hele realisatietraject van invoering van RTC doorlopen. De regio Amsterdam-Noord telt 88.000 inwoners, met in totaal 97 bemalingsgebieden, 28 gemengde stelsels, waarvan er 14 door SmaRTControl gestuurd zullen gaan worden. Het gaat om een totale berging van 20.565 kubieke meter en een afvoer naar de rwzi van 4.070 kubieke meter per uur.
lende omstandigheden: van boven naar beneden lokale besturing, besturing met SmaRTControl en besturing met SmaRTControl in combinatie met een grotere pompcapaciteit. Duidelijk is te zien dat de berging steeds gelijkmatiger en dus beter benut wordt; • Overstorten waar dat het minste kwaad kan voor de oppervlaktewaterkwaliteit door het hanteren van prioriteiten voor bepaalde bemalingsgebieden. Dit gebeurt op basis van resultaten die via simulatie met regenreeksen verkregen zijn; • In gebieden waar het regenwater naar het vuilwaterstelsel gepompt wordt de VGS-gemalen uitschakelen wanneer het een flinke tijd geregend heeft. De
SmaRTControl zal worden verbonden met het bestaande SCADA-systeem voor onder andere alle gemalen en rwzi’s (centrale post). Het SCADA-systeem is verbonden met de bergbezinkbassins en de lokale PLC’s die de besturing van de gemalen verzorgen. Bij storingen valt het betrokken gemaal in het algemeen terug op de lokale regeling. De regelaar houdt daar dan rekening mee. Het project zal eind dit jaar in bedrijf worden gesteld en begin 2011 worden geëvalueerd. Reductie van de piekbelasting van de rwzi zal later worden uitgetest. Na de evaluatie zal het uitrollen van SmaRTControl voor andere rwzi’s worden overwogen.
Technologische innovatie
Het innovatieve karakter ligt in het feit dat bij simulaties exact dezelfde generieke regelaar van SmaRTControl wordt gebruikt die uiteindelijk de real time besturing verzorgt. Met de uitkomsten van de simulaties kan de effectiviteit van de
achtergrond/actualiteiten Opening sensortestcentrum *thema
overwogen (combinatie van) maatregelen vooraf worden beoordeeld. SmaRTControl is opgezet voor toepassingen in grote en gecompliceerde stelsels, zowel boom- als netstructuur. Het besturingssysteem is eenvoudig te implementeren en te onderhouden doordat de regelaar generiek is. Het systeem hoeft slechts geparametreerd te worden. Dit betreft een aantal standaardgegevens zoals gemaalcapaciteiten, bergingen, verhard oppervlak, droog weer aanvoer en de structuur van het rioolsysteem. Met de universele strategische besturing binnen de regelaar wordt tegelijkertijd gestreefd naar een maximale afvoer naar de rwzi en een gelijkmatige vulling van de aanwezige berging. Door de besturing te prioriteren kan op eenvoudige manier de verdeling van de overstorthoeveelheden zodanig ingesteld worden dat bijvoorbeeld gevoelige oppervlaktewateren ontzien worden. Arjen van Dam (HUMIQ)
SenTec, het sensortestcentrum bij het Waterlaboratorium Noord in Glimmen, is 15 oktober officieel geopend. Het maakt deel uit van SAWA, een innovatieproject waarin voornamelijk bedrijven en kennisinstellingen uit NoordNederland geavanceerde sensoren ontwikkelen voor het meten van de drinkwaterkwaliteit.
S
AWA moet een stevige impuls gaan geven aan de kwaliteit en efficiëntie van de drinkwatervoorziening, kennisontwikkeling en de economie in het noorden van het land. De resultaten krijgen - als het aan de initiatiefnemers ligt - naar verwachting wereldwijd een brede toepassing in de watersector, ook voor andere watertypen zoals proces- en afvalwater. Het project is een initiatief van Waterlaboratorium Noord, NOM, Waterbedrijf Groningen, Waterleidingmaatschappij Drenthe en Sensor Universe. Deelnemers zijn, naast de initiatiefnemers en een aantal bedrijven, onder andere KWR Watercycle Research Institute, Wetsus en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
Het SAWA-project loopt tot 1 juli 2013 en kost ruim acht miljoen euro. De deelnemende partijen brengen iets meer dan de helft van deze kosten op. Mede-financiers zijn de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe, het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling, het Samenwerkingsverband Noord-Nederland en het ministerie van Economische Zaken. Voor meer informatie: Martha Buitenkamp (050) 527 26 40.
Opening Puurwaterfabriek Emmen De puurwaterfabriek van NieuWater BV in Emmen is eind september officieel in gebruik genomen. Kroonprins Willem-Alexander opende de fabriek, die zo’n 8.000 kubieke meter ultra gezuiverd water per dag aan de NAM gaat leveren, door symbolisch een grote kraan open te draaien. Ook kreeg een vertegenwoordiger van Amref Flying Doctors een cheque van 10.000 euro uitgereikt.
N
ieuWater BV is een samenwerkingsverband van Waterleidingmaatschappij Drenthe en waterschap Velt en Vecht. Door een combinatie van zuiveringstechnieken (zie H2O nr. 18 van 17 september jl.) wordt effluent gezuiverd tot ultrapuur water, dat door de
Nederlandse Aardolie Maatschappij gebruikt wordt bij de winning van olie in Schoonebeek. Het water wordt verhit tot stoom en in de bodem geïnjecteerd. Daardoor wordt de olie minder dik en is makkelijker op te pompen. Het water moet zo puur zijn om kalkaaanslag in de stoomketel en -pijpen te voorkomen.
Het contract tussen NieuWater BV en de NAM heeft in eerste instantie een looptijd van 25 jaar. Daarna bestaat de optie het contract met vijf of tien jaar te verlengen. Met de bouw van de fabriek is een investering van 43,5 miljoen euro gemoeid.
Prins Willem-Alexander opent de puurwaterfabriek onder het toeziend oog van dijkgraaf Wim Wolthuis (links) en directeur Rob Bos (rechts) van NieuWater (foto: Reina de Vries).
H2O / 20 - 2010
27
recensie Water governance beweegt tussen adaptief waterbeheer en ruimtelijke besluitvorming Toen de vraag kwam wie het boek ‘Gebiedsontwikkeling in woelig water’ wilde recenseren, leek het me aardig mij even los te maken van de afvalwatertechnologie en eens in de governance-wereld van mijn mede-waterschappers te duiken. Het boek geeft inzicht in de besluitvormingsprocessen op het snijvlak van waterbeheer en gebiedsontwikkeling en hoe met prangende thema’s wordt omgegaan. Dit wordt gedaan aan de hand van acht uiteenlopende casussen, die per thema worden geanalyseerd om zo tot een beschouwing te komen van management-, samenwerkings- en legitimiteitsvraagstukken die spelen in de complexe praktijk van besluitvormingsprocessen.
H
et boek is bedoeld voor iedere deskundige die te maken krijgt met gebiedsontwikkeling en waterbeheer, zowel voor bestuurders en beleidsmakers als voor wetenschappers en studenten planologie en bestuurskunde. Het begint met de zeer beknopte geschiedenis van het Nederlandse waterbeheer. In vogelvlucht wordt de ontwikkeling vanaf de elfde eeuw tot nu geschetst, om de rest van de vraagstukken in historisch perspectief te kunnen plaatsen. De belangrijke conclusie uit dit hoofdstuk is dat af en toe een kleine (water)ramp - en ook het recente besef van klimaatverandering - de uitvoer van plannen in een stroomversnelling kan brengen. Mede hierdoor is waterbeheer meer en meer sturend in de ruimtelijke ordening en niet langer louter dienend in de inrichting van Nederland, waarbij het watersysteem in belangrijke mate het waterbeheer stuurt. Deze gedachte wordt in de rest van de analyses in het boek vastgehouden. Vervolgens komt de reeds in ontwikkeling zijnde water governance op het snijvlak van gebiedsontwikkeling en adaptief waterbeheer aan de orde, waarbij waterbeheer steeds meer gestalte krijgt in samenhang met andere ruimtelijke functies. Dit veroorzaakt op z’n tijd een samenwerking op gespannen voet, met name tussen de langetermijnoriëntatie van waterveiligheid versus de korte termijn van veel ruimtelijke functies en de logica van waterbeheerders, die water als ordenende factor ervaren ten opzichte van de algemene overheden die ook andere ruimtelijke belangen dienen. Nadat water governance theoretisch is neergezet en de wetenschappelijke vragen zijn gesteld voor het uitgevoerde onderzoek op basis van de casussen, wordt de maatschappelijke betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van waterprojecten geanalyseerd. Daarbij worden drie groepen gedefinieerd: vrijwillige en open participatie, afgedwongen brede participatie en gesloten smalle participatie. Wanneer in projecten sprake is van een sterke publiekprivate samenwerking, leidt dat in de onderzochte casussen direct tot minder grote openheid van het proces voor maatschappelijke beweging. Daarentegen zorgen projecten met grote openheid ervoor dat belangengroepen meedenken en maatschappelijke tegenwerking en verzet zijn te voorkomen. Kennis in deze context verandert
28
H2O / 20 - 2010
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift elke maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Arne Verliefde, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
ook van plaats in het proces. Waar vroeger een gedegen rapport van een onafhankelijke partij de belangengroepen kon overtuigen, wordt nu vaak een net zo gedegen alternatief onderzoek uitgevoerd door deze belangengroepen om varianten op het voorstel aan te bieden. Hierdoor kan zelfs een strijd over ‘de feiten’ ontstaan. Adaptief waterbeleid leidt in die zin tot het relativeren van het klassieke, solide beeld van kennis en (modelmatig) onderzoek in de waterwereld. Naast participatie van burgers wordt uitgebreid stilgestaan bij de rol van de representatieve democratie en de samenwerking tussen de verschillende overheden. Elk bestudeerd project kent bijeenkomsten van stuurgroepen en overlegorganen of interactieve sessies tijdens welke belangrijke besluiten tussen betrokken partijen worden genomen. Wanneer de representatieve organen daar formeel een andere draai aan geven, leidt dat tot flinke problemen. Besluiten worden genomen in het governance-netwerk rondom waterprojecten: representatieve organen zijn initiatiefnemers of toetsers van de projecten. De verschillende samenwerkingsvormen komen aan bod: de publiek-private samenwerking en de publieke samenwerking. Bij de eerste treden de spanningen vooral op bij de financieringsvraagstukken: private partijen hebben vaak meer woningbouw en bedrijventerreinen nodig om het project financieel haalbaar te maken. Dat kan een conflict opleveren met natuurontwikkeling en waterberging. De samenwerking tussen verschillende publieke partijen blijkt cruciaal om te komen tot effectieve gebiedsontwikkelingsprojecten. Tot slot komt de veranderende rol van kennis (feitenvorming en onderbouwing) en de crux van goed management aan de orde in de onderzochte projecten. Het boek wordt
afgesloten met een samenvattend/concluderend hoofdstuk, waarbij alle behandelde en geanalyseerde thema’s nogmaals aan bod komen. De geformuleerde vraagstukken worden in dit hoofdstuk op krachtige wijze beantwoord en dit geeft dan ook goede handvatten voor de inrichting van waterprojecten met een grote component ruimtelijke ordening.
Eindoordeel
Ik begon redelijk blanco in dit boek te lezen over governance-vraagstukken. Ik heb dan ook weinig materiaal om dit boek te vergelijken met andere literatuur over dit onderwerp. Naarmate ik verder in het boek kwam, werd ik echter gegrepen door het onderwerp en de inzichten die uit de casussen naar voren komen. De casussen zijn goed geformuleerd en ook voor de leek duidelijk geanalyseerd, met name als je de omgeving waar de casus zich afspeelt een beetje kent. Er is weinig vergelijking met de buitenlandse praktijk, wat ik wel jammer vind. De vraag speelt nog door mijn hoofd of we kunnen leren van ‘onze buren’ of dat de situatie daar zo anders dat geen vergelijking te maken is. Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat ik veel heb geleerd van dit boek. Daarnaast zouden de beleidsmakers en managers van projecten op het behandelde snijvlak, die niet aan participatie willen doen omdat dat lastig zou zijn, eerst dit boek maar eens lezen. Dan gaan ze vanzelf meer partijen bij de verschillende onderwerpen betrekken. Merle de Kreuk (Waterschap Hollandse Delta) ‘Gebiedsontwikkeling in woelig water’ van Arwin van Buuren, Jurian Edelenbos, Erik-Hans Klijn en met medewerking van Jitske Verkerk wordt uitgegeven door Boom|Lemma (2010), telt 334 pagina’s en kost 42,50 euro. ISBN-13: 9789059315587.
waternetwerken watercolumn
Waterschappen gaan het tij keren De waterschappen houden van 1 tot en met 5 november voor het eerst de Wilde WaterWeek. Het moet een jaarlijks terugkerend evenement worden dat het stoffige imago van de waterschappen moet afschudden en juist de voordelen moet benadrukken. De waterschappen staan voor samenwerking, kennis en innovatie.
Eén van de ideeën van WaterWegen is de Wilde WaterWeek: een week waarin de pijlers van buiten naar binnen denken, innoveren en meer samenwerken centraal staan. Maar, de WaterWegers alleen kunnen niet voldoende beweging genereren. Met steun van de voorzitter van de stuurgroep WaterWegen, Michiel van Haersma Buma (dijkgraaf Hoogheemraadschap van Delfland) en de Unie van Waterschappen is de Wilde WaterWeek inmiddels uitgegroeid tot een landelijk project door en voor alle waterschappen. Waterschappen hebben veel specialistische kennis in huis. Innovatie wordt daarbij niet geschuwd. Om de hedendaagse positie van waterschappen te versterken, moet steeds meer worden gezocht naar samenwerking. De waterschappen kunnen dit individueel doen door relaties aan te gaan met organisaties en andere overheden. Dat gebeurt al veelvuldig. Hiermee laten waterschappen zien dat ze niet alleen goed zijn in hun waterbeheertaken, maar ook organisaties zijn die gevraagd kunnen worden om hun kennis. Door de krachten te bundelen, kunnen waterschappen samen veelbetekenend zijn als serieuze partij. De sleutel hierbij is het verbinden van het waterwerk met maatschappelijke onderwerpen als recreatie en milieu.
D
e afgelopen 50 jaar is er veel geautomatiseerd. Het begon met reken- en kapitaalintensieve processen om wiskundige vraagstukken op te lossen en financieel voordeel te halen. Hierna kwam de PC, rekenkracht voor iedereen. De rekenkracht van computers die vroeger nog hele verdiepingen nodig hadden, tref je tegenwoordig op een paar millimeter aan - en ze worden nog steeds kleiner en krachtiger, want nano-technologie geeft ons rekenkracht op moleculair niveau.
Met het initiatief voor de Wilde WaterWeek geven de waterschappen een signaal af: het is tijd voor verandering. Waterschappen moeten veranderen, zeker nu hun bestaan ter discussie staat. Hoe krijgen en houden waterschappen contact met de maatschappij en hoe kunnen ze laten zien dat ze een dynamische organisatie zijn die er toe doet? In 2007 hebben de waterschappen een visie op de toekomst opgesteld: WaterWegen. Deze geeft de stip op de horizon voor 2015. De weg daarheen is er één van meer samenwerking, van buiten naar binnen denken en kijken, meer innoveren en meer nadruk leggen op de samenleving. Anders denken en anders doen, dat is de kern van WaterWegen. WaterWegen bestaat uit 50 waterschappers die de krachten bundelen en samen werken aan initiatieven om de waterschappen te prikkelen tot vernieuwing.
Zijn we al klaar met automatiseren?
Is het daarmee klaar? Nee, door mobiele telefonie en overal internet vindt een verschuiving plaats van automatiseren naar digitaliseren. En daardoor kunnen we ongeacht de plaats, het apparaat of de tijd aan het werk.
Activiteiten De samenwerking tussen de waterschappen en organisaties en overheden staat centraal tijdens de Wilde WaterWeek. Bijna alle waterschappen hebben een activiteit georganiseerd tussen 1 en 5 november. Doelgroep van deze activiteiten zijn medewerkers en/of collega’s van waterschappen. Waterschap Amstel, Gooi en Vecht verzorgt een dag in het teken van samenwerking, kennisdeling en afstemming met elkaar. Daarnaast houdt het de actie Eco-Wasbal: ter stimulering van innovatie op het gebied van het terugdringen van het gebruik van wasmiddelen en als middel om uitleg te geven over de waterketen. Om het gedachtegoed van WaterWegen bij medewerkers te laten landen, verzorgt Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden interne werkbijeenkomsten en excursies. Dit waterschap wil graag een innovatiekalender beginnen om eigen werkprocessen te verbeteren met kennis van buiten. Maar ook andersom, de kennis van het waterbeheer wil het hoogheemraadschap verbinden aan maatschappelijke thema’s en daarin zoekt het samenwerkingsverbanden met andere organisaties. Andere waterschappen organiseren interne prijsvragen door medewerkers innovatieve ideeën te laten aandragen.
Is het dan nu klaar? Nee: we staan pas aan het begin van een enorme revolutie. De hele wereld is uitgerust met een steeds dichter netwerk van sensoren. Er zijn dan meer IP-adressen nodig dan er zandkorrels op de aarde zijn. De combinatie van sensoren leidt tot zelfstandige intelligent en zelflerend functionerende eenheden. Wij moeten deze eenheden leren wat goed en fout is. Een hele opgave, want deze eenheden communiceren eerst nogal primitief. Maar ze zullen snel leren en ze zijn met heel veel. Laten we de levensvorm die we nu creëren, vooral het goede voorbeeld geven en er goed voor zorgen. Misschien doen ze dan iets terug voor ons en wordt ons leven wat aangenamer. André den Breejen
De aftrap van de Wilde WaterWeek vindt plaats op maandag 1 november, tijdens de Waterschapsdag van de Unie van Waterschappen, in de Van Nellefabriek in Rotterdam. Kijk ook op www.waterwegen.org.
Jessica Timmermans (Hoogheemraadschap van Rijnland)
H2O / 20 - 2010
29
waternetwerken watercolumn
DRIJFVEER
ver.nieuws_column kop “Ik word geïnspireerd door dromen van mensen”
V
er.nieuws_column plat initiaal Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Waternetwerk portretteert in iedere editie één van haar leden. Deze keer: Ferdinand Kiestra (35), ver.nieuws_column plat innovator bij Waterschap Aa en Maas. Hij is ook betrokken bij hetauteur innovatieproject De ver.nieuws_column Energiefabriek.
“Ik werk alweer drie jaar bij Waterschap Aa en Maas. Mij wordt ‘s ochtends bij binnenkomst nog wel eens gevraagd: ‘En, nog nieuws?’ De essentie raken mijn collega’s hier wel mee: ik moet goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen die voor ons bedrijf interessant kunnen zijn. Nog belangrijker is echter dat mijn rol zich ook sterk op de interne organisatie richt, om vernieuwing en verbetering beter in ons ‘DNA’ te verankeren. Dat laatste botst nog wel eens met een sterk op beheer gerichte organisatie zoals het waterschap. Een hele uitdaging dus.” “Momenteel ben ik druk bezig met een interne innovatiecampagne om nieuwe ideeën en projecten te genereren die echt wat opleveren. Op 27 september presenteerden de zes finalisten van deze campagne hun idee aan hun collega’s en een panel.”
De Energiefabriek “Ik ben betrokken bij De Energiefabriek, een project met als doel waterschappen tenminste energieneutraal te maken. Dat is een belangrijk streven, omdat energie en
andere vlakken goed mogelijk is. Dat besef vind ik het allerbelangrijkst.” “Ik ben bij dit project betrokken geraakt door de prijsvraag ‘De waterschappen van de toekomst’. Daarvoor zat ik bij een interne brainstormsessie. Daar is met een groepje collega’s het idee van de Energiefabriek geboren. Toen bleek dat we de prijsvraag hadden gewonnen, mocht ik samen met collega Judith Hoogenboom het projectmanagement oppakken.”
Ferdinand Kiestra
klimaat belangrijke thema’s zijn waarin het waterschap als overheidsbedrijf een voorbeeldfunctie moet vervullen. Maar veel mooier vind ik dat De Energiefabriek ons heeft laten zien dat je met een andere blik compleet nieuwe mogelijkheden kan aanspreken. Zelfs dus in ontwerpmethodieken die we voor ons gevoel in 30 jaar al helemaal hebben uitgeknepen. Dat biedt daarmee het perspectief dat dit ook op
“Ik ben nieuwsgierig aangelegd en word geïnspireerd door dromen van mensen over hoe dingen anders zouden kunnen. Nieuwe concepten die de boel in beweging brengen. Dat komt goed terug in mijn functie als innovator: ik heb relatief veel vrijheidsgraden en kom veel met nieuwe mensen en bedrijven in contact. Dat brengt elke week wel wat nieuws en dat inspireert me mateloos. De uitdaging is vervolgens om een nieuw concept ‘te verkopen’, zodat uiteindelijk een project kan worden opgetuigd om resultaat te boeken.” “De sector vind ik nu zo leuk dat ik niet snel denk aan het overstappen naar een andere markt. Ik heb het in de waterwereld goed naar mijn zin en er gebeurt nu zoveel dat ik me voorlopig niet kan voorstellen dat ik wegga. Maar dan geldt ook hier: zeg nooit dat iets niet kan.”
Sleutelrol voor ICT in verdere verbetering van watermanagement en klantenservice Eén van de onderwerpen van het najaarscongres is de toenemende invloed van ICT in de waterwereld. Waterbedrijven zetten bijvoorbeeld het internet steeds meer in voor de contacten met de klant. Klanten pakken
Wilbert van de Ven: “ICT-toepassingen zullen onze kennis over de processen verder vergroten.”
30
H2O / 20 - 2010
steeds minder de telefoon en als ze dat wel doen, maken ze in toenemende mate gebruik van de mobiele telefoon. Wilbert van de Ven, afdelingsmanager Procestechnologie bij Vitens en medevoorbereider van het najaarscongres, ziet de belangrijke rol van ICT in de volle breedte van de bedrijfsvoering. “Op het technische vlak zie je een toenemende mate van automatisering in de drink- en afvalwatervoorziening. De honderd drinkwaterlocaties van Vitens bijvoorbeeld kunnen zo goed als autonoom opereren en nachtdiensten voor operators bestaan niet meer. Ook kunnen we steeds meer meten in de zuivering. Dat maakt het mogelijk om de sturing van processen te optimaliseren en de processen ook beter te begrijpen.” Computers worden steeds krachtiger en het opslaan van data steeds goedkoper. Over een paar jaar wordt het mogelijk om tegen lage kosten je hele leven vast te leggen op video en alle muziek die ooit gemaakt is mee te nemen in je broekzak. Wilbert van de Ven: “De combinatie van snelle computers en het economisch kunnen opslaan van alle
informatie die verzameld wordt, maakt het mogelijk om nauwkeurige modellen te maken van zuiveringen en het distributienet. Dat zal onze kennis over de processen nog verder vergroten. Analyse van verbruiksdata bij klanten zal het in de toekomst mogelijk maken de service nog beter af te stemmen op de wensen van de klant. Nederland heeft wereldwijd een uitstekende reputatie op het gebied van zowel ICT als watermanagement en watertechnologie. We kunnen onze voorsprong de komende jaren nog verder uitbouwen door het beste van beide werelden te verenigen.” In het middagprogramma van het najaarscongres staat ICT centraal in de parallelsessie Slimme Infrastructuur. In het ochtendprogramma gebeurt dat in de presentatie van Djeevan Schiferli, Business Development Executive ‘Climate Change & Energy’ bij IBM. In volgende edities van H2O worden andere onderwerpen van het najaarscongres belicht. Kijk voor het volledige programma van het najaarscongres en voor aanmelding op www.waternetwerk.nl.
waternetwerken Nieuw kennisprogramma voor afvalwatersector De komende vijf jaar vindt weer onderwijs en onderzoek plaats op academisch niveau op het terrein van stedelijk waterbeheer, met name op het vlak van riolering. Daartoe hebben de afvalwatersector, onder voortrekkerschap van Stichting RIONED, en de TU Delft het Kennisprogramma Urban Drainage opgezet. Dit programma moet voorzien in de grote kennisbehoefte in de sector die er is op het vlak van stedelijk waterbeheer in het licht van klimaatverandering. Volgens Hugo Gastkemper, directeur van Stichting RIONED, heeft de afvalwatersector de handen ineen geslagen toen de leerstoel Riolering dreigde te verdwijnen bij de TU Delft. “Wegens teruglopende studentenaantallen en een bezuinigingsopgave wilde het bestuur van de TU Delft die leerstoel wegbezuinigen. Maar de sector zei dat we het ons niet kunnen permitteren om geen onderwijs en onderzoek te hebben op academische niveau op het terrein van stedelijk waterbeheer. Daarvoor is de kennisbehoefte te groot in het functioneren van de riolering gezien de opgave waar de sector voor staat.” Gastkemper wijst erop dat het laatste grote onderzoek op het vlak van riolering is uitgevoerd in de jaren ‘80. Sindsdien is er gewerkt met vuistregels en gezond verstand. “Je kunt zeggen dat in de Jeroen Langeveld sector het laaghangende fruit nu is geplukt en dat met name de vervuiling uit de riolering stevig is aangepakt. Door de effecten van klimaatverandering worden maatregelen in het rioleringsstelstel verlangd die nieuwe vragen oproepen over het functioneren daarvan. Bijvoorbeeld een betere onderbouwing voor vragen over wanneer en waarmee riolering vervangen moet worden. Anders gezegd: de sector wil meer zekerheid over de vraag of we de goede dingen doen en of we die goed doen.”
Clemens herbenoemd tot hoogleraar De onderwerpen waar het kennisprogramma zich met name op richt, zijn het voorkomen van wateroverlast, het zo doelmatig mogelijk realiseren van duurzaam afvalwatertransport, de effecten van klimaatverandering op stedelijk waterbeheer en het realiseren van besparingen terwijl er extra investeringen worden gedaan. ‘Urban Drainage’ is per 1
september gestart. Jeroen Langeveld, verbonden aan Royal Haskoning, is bij de TU Delft benoemd als directeur van het kennisprogramma en leider van het onderzoek. En François Clemens is herbenoemd tot hoogleraar riolering en is wetenschappelijk verantwoordelijk voor het programma. Daarnaast is het de bedoeling dat minimaal zes AIO’s via het kennisprogramma promoveren op het gebied van stedelijk
ZIJSTROOM Our Common Future 2.0: Brundtland rapport stevig overdoen
D
at vrouwen overal op aarde, zelfs onbewust, zorg dragen voor het beschikbaar hebben van gezond drinkwater, kan niet worden ontkend. Is het in Nederland zo: kraantje aan straaltje loopt, niet overal gaat dat op. Er zijn landen waar vele kilometers moet worden gelopen tot de vrouwelijke waterdraagsters de bron bereiken. Schoon water in die bron is van levensbelang voor man(nen), vrouw en kinderen, dieren en planten. Het is niet toevallig dat een krachtige organisatie voor schoon drinkwater bestaat uit vrouwen: Women in Europe for a Common Future (WECF). Zij deed mee met de lobby voor een fatsoenlijk Europees stoffenbeleid en helpt daadwerkelijk om in diverse landen sanitaire voorzieningen, vooral ten behoeve van schoolgaande kinderen, aan te leggen en te verbeteren. Deze initiatieven zijn nog steeds een druppel op een gloeiende plaat. Hoe komt het dat regeringen het alom geprezen Brundtlandrapport ‘Our Common Future’ (1987) lijken te negeren? Het is verheugend dat op initiatief van Jan Jonker van de universiteit van Nijmegen met nieuw elan door meer dan 400 deskundige, bevlogen mensen wordt gewerkt aan een nieuwe versie van dit rapport. Er wordt gewerkt aan 19 thema’s, waaronder water. Brundtland stelde dat kunstmatig omleggen van watergangen een voorbeeld is van onnodige kunstmatige interventie van de mens op het natuurlijk systeem. Duurzame ontwikkeling betekent op zijn minst dat de natuurlijke systemen die leven mogelijk maken, zoals water, niet worden aangetast.
waterbeheer. Nieuwe hoog opgeleiden in de afvalwatersector zijn van groot belang om de vergrijzing op te vangen. Binnen enkele jaren zal veel kennis en ervaring met pensioen gaan. RIONED heeft overigens al een programma om jonge mensen in allerlei opleidingstypen te interesseren voor een baan in de afvalwatersector. Aan de oprichting van het kennisprogramma Urban Drainage en voor de financiering daarvan heeft een aantal grote gemeenten, ingenieursbureaus, KWR, STOWA, Stichting RIONED en de TU Delft samengewerkt. Voor TU Delft is 'Urban Drainage' een vakgebied met veel potentie.
Verheugend is dat de themagroep Water voor de helft uit vrouwen bestaat, ik mag er daar één van zijn. Wie wil, kan informatie bij mij kwijt. Hoe meer watermensen meedoen, des te beter. Bezoek ook internet: www.ourcommonfuture.nl. Uw briljante idee om de tritsen ‘voorkomen, scheiden, zuiveren’ en ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ werkelijk overal toe te passen, is zeer welkom.
Lies Visscher-Endeveld
'Urban drainage' is de gangbare Engelse term voor de afvoer van afvalwater, regenwater en grondwater uit steden en dorpen.
H2O / 20 - 2010
31
waternetwerken Gevolgen miljoenennota centraal op symposium Op 28 september jl. - de vierde dinsdag in september - werd in Nieuwspoort in Den Haag het symposium ‘Houden we het droog? De miljoenennota in waterperspectief’ gehouden. Tijdens dit evenement verzamelden zich ruim 50 ervaren mensen uit de waterwereld om de gevolgen van de Troonrede en de miljoenennota voor de watersector te bespreken vanuit de politiek, burgers/maatschappij én het water. De middag begon met een welkomstwoord van dagvoorzitter Hans Oosters, dijkgraaf van Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Hij citeerde uit de miljoenennota: “Een gerichte werkwijze zal moeten garanderen dat Nederland goed is beveiligd tegen het water. Daarnaast moet er, ook in perioden van droogte, voldoende zoet water beschikbaar zijn”, aldus koningin Beatrix. Oosters haalde dit citaat aan om aan te geven wat de problematiek in de watersector op dit moment is: “Er zijn onvoldoende middelen om alle keringen en dijken op orde te brengen en te houden. Daar komt bij dat in de miljoenennota bezuinigingen aangekondigd zijn die ook betrekking zullen hebben op de watersector. Hoewel deze begroting is opgesteld door de demissionaire regering zullen de bezuinigingen onder het nieuwe kabinet er niet minder op worden.” Oosters sprak de aanwezigen aan op hun verantwoordelijkheid hier als sector vorm aan te geven. Daarbij werd opgeroepen niet te denken in termen van problemen maar te praten over mogelijkheden. De vraag die hierbij centraal stond, was: Hoe gaan we als sector meer doen met minder? Na deze inleiding was het woord aan de watersector. Bart Parmet, directeur staf van de Deltacommissie, begon met een uiteenzetting over het Deltaprogramma dat dit jaar voor het eerst met de begroting werd gepresenteerd. Dit programma pleit op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor Hollandse nuchterheid: op het juiste moment de juiste beslissingen nemen. Het programma bestaat uit twee onderdelen: het op orde brengen en houden van de huidige veiligheid en het voorbereiden op de toekomst. Het nieuwe Deltaprogramma pleit daarom voor adaptief deltabeleid door de korte en de lange termijn op een effectieve manier met elkaar verbinden. Om dit goed uit te kunnen voeren, is verbondenheid van groot belang. Parmet legde dan ook de nadruk op het feit dat het Deltaprogramma van heel Nederland is en dat we samen moeten werken aan (de veiligheid van) de toekomst: “De rol van de overheid is belangrijk, maar de rol van de maatschappelijke organisaties ook. Een actieve inbreng vanuit de maatschappij draagt bij aan creativiteit en innovatie en vergroot het draagvlak. Daarmee is het mogelijk de effectiviteit te vergroten. Communicatie naar de burger toe is hierbij heel belangrijk. Dat we een veilig en aantrekkelijk Nederland blijven, is
32
H2O / 20 - 2010
iets waar we ons met het Deltaprogramma op richten." Roelof Kruize, directeur van Waternet, riep het publiek op om een einde te maken aan de vertrouwenscrisis die niet alleen de sector, maar ook de maatschappij in zijn greep houdt. Gebrek aan vertrouwen leidt tot overregulering, risicomijdend gedrag en stilstand. Er worden commissies en rekenkamers in het leven geroepen om te controleren, waardoor bureaucratie en administratieve rompslomp zorgen voor vertraging en stagnatie. Hier valt volgens Kruize een enorme slag te maken, zeker met het oog op de aanstaande bezuinigingen. Noor Ney, strategisch beleidsadviseur bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en lid van initiatiefgroep Waterwegen, sloot hierop aan. De kans op vooruitgang en innovatie in de sector is volgens haar het grootst als de “jonge bevers” het meer voor het zeggen krijgen. Niet meer simpelweg doen wat al tientallen jaren wordt gedaan omdat dat ‘wel goed zal zijn’, maar durven te experimenteren en jongeren de ruimte geven, aldus Ney. Nadat deze vertegenwoordigers van de watersector hun betoog hadden afgerond, was het de beurt aan de politiek in de vorm van het nieuwe Tweede Kamerlid Anne-Wil Lucas, woordvoerder waterportefeuille namens de VVD. Zij beaamde dat op dit moment sprake is van stilstand, onder andere door de beleidsarme periode, de formatie en ook de ‘verMERing’ van het openbaar bestuur. Zij beloofde echter dat ze dit aan wil gaan pakken door de MER’s en MKBA’s niet leidend te laten zijn bij het bepalen van haar standpunten. Ook wil ze iets gaan doen aan de ‘no regret-maatregel’, wat leidt tot meer stagnatie. Het is voor tegenstanders makkelijk in een maatregel een spoortje toekomstige spijt te ontdekken, waarmee een hele ontwikkeling stilgelegd kan worden. Daarnaast wees Lucas erop dat, hoewel een integrale aanpak op zich goed is, dit kan ook leiden tot uitstel. Het is immers onmogelijk om iedereen tevreden te houden. Lucas
pleitte er dan ook voor een verschil te maken tussen opgave en meetbare ambities. Nu richt iedereen zich op het voldoen aan de opgave. Door opgaven te koppelen aan ambities kan efficiënter gewerkt worden. Er valt dan te kiezen: aan welke ambities kan het project voldoen en welke ambities komen bij een ander project aan de orde? Het is dan wel belangrijk aan de hand hiervan daadkrachtige besluiten te nemen en niet steeds nieuwe varianten te bedenken. Lucas zal gaan proberen deze aanpak in de politiek door te voeren. Na dit betoog kwam de derde sector van de middag aan bod: Teun Terpstra van bureau HKV Lijn in Water bood inzicht in het veiligheidsgevoel van de burger. Uit zijn presentatie bleek dat burgers zich veel minder zorgen maken over overstromingen dan over bijvoorbeeld overlast door een flinke regenbui, gezondheid of het risico op griep. Dit komt volgens Terpstra door de communicatie richting de burgers in de afgelopen jaren. De boodschap richtte zich op het overbrengen van een gevoel van veiligheid. Het is echter onmogelijk om 100 procent veiligheid te garanderen. Terpstra pleitte er dan ook voor de zorg en communicatie omtrent calamiteitenbestrijding meer onderdeel te laten zijn van het Deltaprogramma en het werk van de Deltacommissaris. Door de nadruk meer te leggen op wat mis kan gaan en burgers voor te bereiden op fatale gevolgen van overstromingen bijvoorbeeld door het zetten van peilstrepen op huizen - ontstaat meer draagvlak voor toekomstige investeringen in waterveiligheid. Na de pauze was er tijd voor de deelnemers om over de toekomst van de watersector na te denken tijdens een interactieve sessie onder leiding van medeorganisator Carleen Mesters (bureau STROOM en ONDERSTROOM). Aan de hand van de thema’s veiligheid, zoetwater en nieuwbouw en herstructurering werden de aanwezigen uitgedaagd om ‘out of the box’ te denken. De bedoeling hierbij was om een wenselijke
waternetwerken toekomstsituatie als uitgangspunt te nemen en te bedenken hoe die situatie bereikt kan worden, in plaats van uit te gaan van een probleem. De creatieve ideeën die hieruit voortkwamen, de ‘Disneydelta’ (een droomwereld waarin de ruimtelijke problematiek in Nederland is opgelost), het totaal drijvende Nederland waar water geen rol meer speelt en de waterjas die nieuwe waterbronnen biedt, lieten zien dat de watersector voorlopig nog genoeg mogelijkheden ziet om zich op te richten. De middag werd afgesloten door cabaretier John van der Sanden, die de toekomst van de watersector nog eens zingend voor de aanwezigen samenvatte. Mesters blikt tevreden terug op de middag: “Iedereen was betrokken en de discussies waren van een hoog niveau. Wat de middag zo interessant maakte, is dat de sprekers zeer divers waren en elkaar toch heel goed aanvulden. Ook de aanwezigen kwamen uit verschillende takken van de watersector, waardoor meer perspectieven naar voren kwamen. Ik denk wel dat er een duidelijk beeld is van waar de watersector zich op moet gaan richten in de toekomst. Het nieuwe Deltaprogramma speelt hierbij een
belangrijke rol. Het creëren van meer vertrouwen en samenwerking is bij de uitvoering hiervan van essentieel belang. Waternetwerk kan als netwerkorganisatie hierin de komende jaren een belangrijke rol spelen. Vandaag kwamen verschillende sectoren bij elkaar om over de toekomst te praten. Volgend jaar is daar weer de mogelijkheid
toe op de vierde dinsdag in september. Maar tot die tijd organiseert Waternetwerk verschillende andere gelegenheden waar deskundigen uit verschillende takken van de watersector elkaar kunnen vinden. Het uitbreiden van de sector, ‘out of the box’ denken, nieuwe verbindingen leggen, nieuwe ideeën opdoen. Daar moeten we naartoe met elkaar.”
ICT-platform bespreekt nieuwe manieren van ontsluiten procesdata maar procesdata zijn voor elke andere Evides-medewerker toegankelijk. Volgens medeorganisator André den Breejen van Dunea was het leuk om twee zeer verschillende werkwijzen voor hetzelfde onderwerp te zien. “Middagen als deze maken het mogelijk om kennis en ervaringen uit te wisselen en elkaar zo aan nieuwe ideeën te helpen. Het kan aanleiding zijn om nieuwe contacten te leggen en op bepaalde punten nieuwe inzichten op te doen. Daarmee komen we als sector verder.”
Op 1 oktober jl. verzorgde themagroep Platform ICT in het kantoor van Vitens in Utrecht een bijeenkomst over het ontsluiten van procesdata. Tijdens de middag stond een nieuwe manier van grensoverschrijdend werken tussen de wereld van proces- en kantoorautomatisering centraal. Op de bijeenkomst kwamen twee sprekers aan het woord die aan de hand van voorbeelden uit de praktijk uiteenzetten hoe het ontsluiten van procesdata via het doorbreken van de grens tussen beide soorten automatisering in zijn werk kan gaan. Gerard Boekhout van Dunea sprak als eerste over informatiemanagement en datakwaliteit als hulpmiddelen voor verbetering in het proces. Boekhout betoogde dat data kostbare bedrijfsmiddelen zijn die beheerd moeten worden. Dit gebeurt wereldwijd nog te weinig. Dunea maakt gebruik van Report, dat registratie en rapportage van procesdata van het productieproces inzichtelijk en duidelijk maakt. Hiermee wordt zichtbaar of er problemen zijn op het gebied van datamanagement, waarna sneller en efficiënter gehandeld kan worden. De tweede spreker, Robbert Wever van Evides, ging in op een aanpak van onderop. Als manager drinkwaterproductie vertelde hij het publiek dat in zijn bedrijf de productieregio’s veel zelf beslissen, maar soms te weinig of erg laat naar het hoofdkantoor communiceren. Dit leidt tot problemen als ergens iets fout gaat dat bredere gevolgen heeft. Evides heeft daarom Osisoft-PI gebruikt om een overkoepelende ‘paraplu’ over de lokale DCS te creëren. Zo wordt inzichtelijk wat bij alle locaties gebeurt en wordt het mogelijk in de kantoorautomatisering over informatie te beschikken die op procesdata is gebaseerd. De regio’s bepalen nog steeds hun eigen beleid,
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Martijn Kregting Jaap van Peperstraten Contact Waternetwerk Monique Bekkenutte Postbus 70 2280 AB Rijswijk telefoon: (070) 414 47 78 fax: (070) 414 44 20 e-mail:
[email protected]
H2O / 20 - 2010
33
H2O Gieterstopper
26-03-2004
10:56
Pagina 1
Analyse-instrumenten voor de waterbehandeling pH, redox, geleidbaarheid, H2O2, Cl2, CIO2, O3, O2, NH3
20.004-1.1.6.4.
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT internet: www.jumo.nl e-mail:
[email protected] telefoon: 0294 491491
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Drijvende kracht Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geïntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners én denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie.
Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail:
[email protected]
Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.
platform
Amor Gaillard, Tauw Sigrid Scherrenberg, TU Delft Berend Reitsma, Tauw
Evaluatie werking zandfilters moeilijk door onduidelijkheid voorbehandeling bij orthofosfaatanalyse In het algemeen wordt gedacht dat een orthofosfaatmeting eenduidig de hoeveelheid opgelost anorganisch fosfaat weergeeft en dat bij analyses weinig fout kan gaan. Uit een enquête bij laboratoria van waterschappen en externe laboratoria1) blijkt echter dat lang niet alle laboratoria dezelfde voorbehandelingsmethode en NEN-methode gebruiken. De onderlinge verschillen hebben betrekking op het wel of niet filtreren van het monster en de keuze van het type filter bij de voorbehandeling van het monster voor het bepalen van de hoeveelheid orthofosfaat. Dit blijkt invloed te hebben op de uitkomst, met als gevolg dat de resultaten van de verschillende laboratoria niet met elkaar kunnen worden vergeleken.
B
ij het beoordelen van de werking van zandfilters voor de vergunning wordt doorgaans naar totaalfosfaat gekeken. Als men het effect van fosfaatprecipitatie/flocculatie echter wil weten, geeft het effect op orthofosfaat meer procesinzicht. Er moet bepaald worden of alle orthofosfaat goed wordt gebonden en/of er metaalgebonden (anorganisch) fosfaat doorslaat naar het filtraat.
Bovenaanzicht discontinu zandfilter (in terugspoelfase).
De orthofosfaatmeting wordt aangezuurd, waardoor metaalgebonden fosfaat wordt gemeten als orthofosfaat. Laboratoria van waterschappen gebruiken filters van verschillende poriegroottes (namelijk 3-7 µm, 1-1,5 µm en 0,45 µm) en externe laboratoria filtreren soms helemaal niet. Dit maakt het onmogelijk om orthofosfaatmetingen van verschillende laboratoria met elkaar te vergelijken. Er blijven dus risico’s van misverstanden als het gaat om de evaluatie van de werking van zandfilters.
Fosfaatverdeling Totaalfosfaat kan worden onderverdeeld in vier meetbare fracties: orthofosfaat, metaalgebonden fosfaat, opgelost ‘organisch’ fosfaat en gebonden ‘organisch’ fosfaat2). Organisch wordt tussen aanhalingstekens geschreven omdat dit eigenlijk de som is van anorganisch zuur hydrolyseerbaar fosfaat (polyfosfaten en pyrofosfaten) en organisch fosfaat. Deze verdeling naar H2O / 20 - 2010
35
Afb. 1: Fosfaatverdeling 2)
fosfaattype wordt aangeduid als de fosfaatverdeling. De fosfaatverdelingsmethode is ontwikkeld door de TU Delft in samenwerking met Witteveen+Bos, Hoogheemraadschap van Rijnland en Waternet2). Een fosfaatverdeling geeft nauwkeurige informatie over de coagulatie en vlokvorming, maar ook over vlokverwijderingstechnieken zoals filtratie en bezinking. De resultaten van de fosfaatverdeling maken het mogelijk om procesinstellingen zoals initiële menging, verblijftijden in vlokvormingsruimten en filterprocessen met elkaar te vergelijken. Voor het bepalen van de fosfaatverdeling zijn vier metingen nodig: orthofosfaat in een ongefiltreerd monster, orthofosfaat in een monster gefiltreerd over 0,45 µm, totaalfosfaat in een ongefiltreerd monster en totaalfosfaat in een monster gefiltreerd over 0,45 µm. Voor de filtratie over 0,45 µm worden cellulose-acetaat filters gebruikt. Hierbij is gecontroleerd dat uit deze filters geen fosfaatafgifte plaatsvindt. Er wordt 10 ml gefiltreerd met een onderdruk van 50 mbar. Bij een groter volume of hoger vacuüm kunnen afwijkingen in de meting ontstaan als gevolg van koekfiltratie of doordat deeltjes afbreken en door het filter heen worden getrokken. De fosfaatconcentraties worden gemeten met Hach-Lange cuvettentesten LCK 349. In afbeelding 1 is de verdeling van fosfaat in de verschillende fracties weergeven. Totaalfosfaat kan worden verdeeld in totaal opgelost fosfaat (P-totaal <0,45µm) en totaal gebonden fosfaat (P-totaal ongefiltreerd - P-totaal <0,45 µm). Totaal opgelost fosfaat kan worden verdeeld in orthofosfaat (P-ortho < 0,45 µm) en opgelost ‘organisch’ fosfaat (P totaal <0,45 µm - P-ortho <0,45 µm). Totaal gebonden fosfaat kan worden verdeeld in gebonden ‘organisch’ fosfaat (totaal gebonden fosfaat - metaalgebonden fosfaat) en metaalgebonden fosfaat (P-ortho ongefiltreerd - P-ortho <0,45 µm). Overigens introduceert ook de poriegrootte van 0,45 µm een meetfout, omdat de werkelijke grens tussen opgelost en gebonden rond 0,01 µm3) ligt. Het gevolg is dat colloïdaal metaalgebonden fosfaat wordt gemeten als
36
H2O / 20 - 2010
orthofosfaat. De grootte van de meetfout verschilt per locatie. Hoe groter de gebruikte poriegrootte, hoe groter de afwijking zal zijn. Metaalgebonden fosfaat wordt omgezet naar orthofosfaat wanneer het in een zuur milieu komt. Tijdens een fosfaatanalyse wordt aangezuurd. Wanneer er geen filtratiestap of niet de juiste filtratiestap wordt gebruikt, is de gemeten orthofosfaatconcentratie in werkelijkheid de orthofosfaatconcentratie + de metaalgebonden fosfaatconcentratie.
Een voorbeeld Wanneer na zandfiltratie met chemische fosfaatverwijdering met een metaalzout, orthofosfaat wordt gemeten in een monster dat is gefiltreerd over 0,45 µm, kan het
zijn dat er nauwelijks orthofosfaat wordt gemeten. Dit houdt in dat de coagulatie goed verloopt. Al het aanwezige orthofosfaat is gebonden en is groter dan 0,45 µm. Wanneer de concentratie totaalfosfaat wordt gemeten van hetzelfde monster, blijkt deze flink te verschillen van de orthofosfaatmeting. Het verschil tussen beide concentraties is niet alleen organisch fosfaat, maar de som van organisch en metaalgebonden fosfaat. Mogelijk slaat het filterbed door en bevindt zich metaalgebonden fosfaat in het monster. Wanneer de orthofosfaatconcentratie in dit geval niet was gefiltreerd over 0,45 µm maar ongefiltreerd was gemeten, zou een heel andere conclusie worden getrokken. Dan was de ‘orthofosfaat’-concentratie (werkelijk orthofosfaat + metaalgebonden fosfaat) in het monster hoog geweest en zou waarschijnlijk geconcludeerd worden dat de chemicaliëndosering moet worden verhoogd of dat de initiële menging niet voldoende is (omdat niet al het orthofosfaat gebonden is aan metaalionen, terwijl dat in werkelijkheid wel het geval is).
Analysemethodieken volgens NEN In de tabel zijn de actuele NEN-normen voor de bepaling van orthofosfaat weergegeven, inclusief de voorschriften met betrekking tot filtratie. Bij NEN-EN-ISO 15681-2 en NEN 6604 wordt het aan het oordeel van de analist overgelaten of de monsters voor orthofosfaat gefiltreerd worden of niet. Bij NEN-EN-ISO 15681-2 en NEN-EN-ISO 6878 wordt in dat geval een filter van 0,45 µm voorgeschreven. De overige methoden stellen geen nadere eis aan de poriegrootte van het filter. Bij NEN-EN-ISO 15681-2 wordt het verband gelegd dat zwevende stof de meting verstoort, maar niet dat het zwevend stof
De gangbare methoden voor bepaling orthofosfaat volgens NEN.
NEN-methode
poriegrootte van het filter
opmerkingen in norm
NEN-EN-ISO 5667-34)
niet vermeld
Deze norm betreft enkel de bemonstering en conservering van watermonsters. Bij opgelost fosfaat staat: "The sample should be filtered on-site at the time of sampling. Before analysis, oxidizing agents may be removed by addition of iron(II) sulphate or sodium arsenite".
NEN-EN-ISO 15681-25)
0,45 µm
Bij de monstervoorbehandeling staat: "If filtering is required (in the case of particles of diameter >0,1 mm), samples for the determination of orthophosphate should be filtered through a membrane filter (0,45 µm) immediately after sampling and stored at 4˚C ± 2˚C. The filtration reduces biological reactions, and avoids interferences by sulphide and clogging of the analyser tubing (in case of solids of diameter larger than 100 µm)".
NEN 66046)
niet vermeld
Bij de monstervoorbehandeling staat: "Laat de monsters, indien deze onopgeloste bestanddelen bevatten, bezinken of filtreer de monsters".
NEN-EN-ISO 68787)
0,45 µm
De filters moeten gecontroleerd worden op afwezigheid van fosfaatafgifte. Daarnaast moeten ze voor gebruik gewassen worden en moet de eerste 10 ml monster niet gebruikt worden.
platform
Conclusies en aanbevelingen
Wanneer metingen niet juist worden uitgevoerd, kunnen verkeerde conclusies worden getrokken. Er is bovendien voorzichtigheid geboden wanneer orthofosfaatmetingen tussen verschillende projecten worden vergeleken. De technoloog en de analist moeten bij zichzelf te rade gaan welke methode wordt gebruikt en welke in het verleden zijn gebruikt. Zolang een waterschap of bedrijf consequent dezelfde methode gebruikt, maakt het voor de evaluatie van de eigen afvalwaterzuivering en/of nafiltratie dus ook niet uit welke methode wordt gebruikt. Problemen ontstaan met name pas zodra resultaten van bedrijven/rwzi’s met elkaar worden vergeleken. Een juiste vergelijking van de werking van afvalwaterzuiveringen en/of zandfilters ten opzichte van elkaar is dus niet altijd mogelijk.
Waterschappen en bedrijven hebben in de Wvo-vergunning normaliter geen eis staan voor orthofosfaat, maar alleen voor totaalfosfaat. De wijze van orthofosfaatbepaling maakt voor het toetsen aan de Wvo-vergunningeisen dus niets uit. Voor de evaluatie van de procestechnische werking van zandfilters is het van groot belang om kennis te hebben van de verschillende fosfaatvormen en om de metingen op de juiste manier uit te voeren.
Aanbevolen wordt om op een eenduidige wijze orthofosfaat te meten en daarbij verplicht te filtreren bij een poriegrootte van 0,45µm. Hierbij moet er tevens op gelet worden dat tijdens het filtratieproces geen fosfaatafgifte vanuit het filter plaatsvindt. Dit kan door een filter te kiezen dat geen fosfaat bevat (informatie opvraagbaar bij leverancier) en dit met metingen te controleren.
geprecipiteerd anorganisch fosfaat zou kunnen zijn. Het knelpunt is voorgelegd aan de NEN-commissie. Deze gaf het volgende commentaar (juni 2010): “NEN-EN-ISO 5667-3 dient gevolgd te worden in samenhang met NEN 6604. Het orthofosfaat is in principe opgelost fosfaat na filtratie over 0,45 µm. Er wordt gefiltreerd om geen deeltjes te hebben bij de meting, dit kan ook tot gevolg hebben dat de macromoleculen op het filter achterblijven die aan fosfaat zouden kunnen bijdragen indien deze niet verwijderd worden.” Hieruit volgt dat filtratie nodig is, maar uit de NEN-normen zelf kan dit niet eenduidig worden afgeleid.
Untitled-1 1
LITERATUUR 1) STOWA (2008). Demonstratieonderzoek aanvullende zuiveringstechnieken op de rwzi Leiden Zuid-West. Rapport 2008-W02. 2) Scherrenberg S., A. van Nieuwenhuijzen, H. Menkveld, J. den Elzen en J. van der Graaf (2008). Innovative phosphorus distribution method to achieve advanced chemical phosphorus removal. Water Science and Technology jaargang 58 nr. 9, pag. 1727-1733. 3) Tchobanoglous G., F. Burton en H. Stensel (2003). Wastewater engineering treatment and reuse. McGraw/Hill Companies New York. 4) NEN (2004). NEN-EN-ISO 5667-3. Water quality. Sampling, part 3: Guidance on the preservation and handling of water samples (ISO 5667-3:2003,IDT). 5) NEN (2005). NEN-EN-ISO 15681-2. Water quality. Determination of orthophosphate and total phosphorus contents by flow analysis (FIA and CFA). Part 2: Method by continuous flow analysis (CFA) (ISO 15681-2:2003,IDT). 6) NEN (2007). NEN 6604. Water. Bepaling van het gehalte aan ammonium, nitraat, nitriet, chloride, ortho-fosfaat, sulfaat en silicaat met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie 7) NEN (2004). NEN-EN-ISO 6878. Water quality. Determination of phosphorus, Ammonium molybdate spectrometric method (ISO 6878:2004,IDT).
07-10-10 16:28
H2O / 20 - 2010
37
Ate Visser, Deltares Marc Vissers, Grontmij Janco van Gelderen, Provincie Utrecht
Nieuwe inzichten in de origine van het grondwater in Utrecht Met tritium-heliumdatering is het mogelijk om onze conceptuele modellen van de ondergrond te toetsen of verbeteren. In de provincie Utrecht is daarom in 2009 een meetronde voor datering van grondwater uitgevoerd. Daarbij is de nadruk gelegd op deelgebieden waar het conceptuele model onzekerheden kent of verificatie vereist. Resultaat van dit onderzoek is dat behalve het verwachte ouderdomspatroon op enkele locaties ook nieuwe inzichten over de origine van het grondwater zijn verkregen. Grondwaterdatering is daarmee een geschikte methode om meetnetten te verbeteren.
C
onceptuele modellen zijn het uitgangspunt geweest bij de inrichting van het landelijk meetnet grondwaterkwaliteit (LMG), de provinciale meetnetten (PMG’s) en het KRW-meetnet. Deze conceptuele modellen gebruiken kwalitatief de grondwaterstromingspatronen (kwel of infiltratie) en de kwetsbaarheid voor verontreiniging (landgebruik en bodemsamenstelling). In Utrecht waren reeds beperkt tritiumbepalingen aanwezig uit het LMG, maar in de loop der jaren is het inzicht over het grondwatersysteem gegroeid door de interpretatie van de monitoringsgegevens van het meetnet en modelstudies van grondwaterstroming. In 2009 is daarom het meetnet geëvalueerd1). Eén van de aanbevelingen was om voor de Gelderse Vallei de beschermende werking van de Eemklei te toetsen en in het stroomruggengebied in het zuiden en westen van Utrecht de infiltratiepatronen nader te onderzoeken. De veronderstelde meetstrategie kan daarop worden aangepast: in minder kwetsbare gebieden worden meetfrequentie en -dichtheid verlaagd zodat de beschikbare middelen efficiënter ingezet worden. De provincie heeft tritium-heliumdateringen en tritiumbepalingen gekozen als onderzoeksmethode. Uitgangspunt van de provincie was om daarnaast zo veel mogelijk KRW-meetfilters te dateren. In totaal zijn 27 tritium-heliumdateringen gedaan en 16 tritiumbepalingen.
Bemonstering
Bemonstering van 3He is specialistisch werk, omdat het zeer verstoringsgevoelig is. Er wordt gebruik gemaakt van een onderwa-
38
H2O / 20 - 2010
terpomp die in de put wordt neergelaten. De heliummonsters worden bij overdruk genomen in speciale koperen buizen om contact met de atmosfeer uit te sluiten. De monsters voor tritiumanalyse (3H) zijn in plastic flessen genomen. De analyses van de
tritium- en heliummonsters is uitbesteed aan de Universiteit van Bremen.
Tritiumbepaling Naast tritium-heliumdateringen zijn ook tritiumbepalingen gedaan. Met alleen een
Het verval van tritium naar helium zorgt voor een verandering van de verhouding met de verblijftijd van het grondwater bij een constante totaalconcentratie.
Grondwaterleeftijden worden berekend op basis van de verhouding tussen de gehaltes aan tritium (3H) en helium-3 (3He) in grondwater. De oorsprong van het tritium in neerslag en in grondwater zijn atoomproeven in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. Tritium-heliumdatering is daarom alleen toepasbaar op grondwater dat jonger is dan 50 jaar. Tritium is een radioactieve isotoop van waterstof met een halfwaardetijd van 12,32 jaar, die zit opgesloten in de watermoleculen. Het vervalproduct is helium-3, een stabiele isotoop van helium. In de atmosfeer ontgast het helium uit het water, maar in grondwater neemt de concentratie helium in grondwater toe met de tijd. Uit de verhouding van de isotopen kan de verblijftijd of ‘leeftijd’ van grondwater sinds het passeren van de grondwaterspiegel nauwkeurig berekend worden.
platform
Veldopstelling voor het nemen van 3H/3He monsters (links) en (rechts) dichtschroeven van 3H/3He monster op speciale workmate (foto’s: Frido van der Horst).
tritiumbepaling kan men zien of water jonger of ouder is dan 1950. Ze zijn ingezet in peilfilters waar oud water verwacht werd. Een gehalte lager dan tien tritiumunits (TU) wijst op een mix van jong en oud water.
Resultaten In de volgende deelgebieden is specifiek naar de resultaten gekeken: de Gelderse Vallei, het stroomruggen- en klei/veengebied en de Utrechtse Heuvelrug. Gelderse Vallei
De Gelderse Vallei valt geheel in grondwaterlichaam ‘Zand Rijn Midden’. Het gebied heeft een hoge belasting door intensieve landbouw. Voor de evaluatie van het PMG was de Gelderse Vallei dan ook een aandachtsgebied met 15 meetlocaties. In twaalf filters onder de Eemklei is het water ouder dan 60 jaar. Het grondwater onder de Eemklei blijkt dus nauwelijks kwetsbaar voor verontreinigingen vanaf maaiveld. Op basis van dit resultaat is de meetdichtheid en meetfrequentie in de Gelderse Vallei verlaagd. Er werd alleen jong grondwater aangetroffen in water boven de kleilaag en op een locatie waar de Eemlaag ontbreekt. Enkele filters duiden op oud grondwater waar een component jong water in zit.
invloed van infiltrerend oppervlaktewater en op Rijnwater. Rijnwater onderscheidt zich namelijk van regenwater door veel hogere tritiumgehaltes die door lozing in de rivier terechtkomen2),3). Ter plaatse is in de zomer aanvoer van oppervlaktewater. Nader onderzoek kan uitwijzen of dit uit laterale grondwaterstroming vanuit oppervlaktewater of uit beregening met oppervlaktewater afkomstig is. Een tweede interessante bevinding is dat net als in de Gelderse Vallei veel ‘mix’-water wordt aangetroffen. Dit is grondwater waarin een component jong en een component oud water zijn gemengd. Dit is een onverwacht resultaat waarvan de oorzaak nog onbekend is. Wel is een heterogene deklaag aanwezig op de locaties. Utrechtse Heuvelrug
De zandgronden op de Utrechtse Heuvelrug zijn in hydrologisch opzicht kwetsbaar omdat grondwater daar makkelijk tot grotere dieptes kan infiltreren. In bijna alle gevallen blijkt de leeftijd netjes volgens de theorie toe te nemen met ongeveer een jaar per meter. In twee gevallen blijkt grote invloed van kwel aanwezig. Hierdoor is op één locatie het water op tien en op 20 meter exact even oud (40 jaar).
Stroomruggen- en klei/veengebied
Conclusies
Binnen deze deelgebieden bleek op diverse plaatsen erg jong water op grote diepte aanwezig, met soms jonger water in het diepe, en ouder water in het ondiepe filter. In een aantal gevallen zijn somgehalten 3H + 3 He gevonden die veel hoger zijn dan regenwater. Deze waarnemingen duiden op
Een dateringmeetronde is weliswaar een investering maar levert belangrijke informatie op voor de provincie Utrecht waarmee de meetstrategie efficiënter kan worden opgesteld: • Het grondwater blijkt afkomstig uit veel verschillende bronnen. Dit is van belang
Afb. 2: Gehaltes 3H + 3He in monsters, neerslag en Rijnwater, en in mengsels van grondwater met variërende componenten oud en jong water.
voor de interpretatie van meetnetgegevens, omdat het landgebruik aan maaiveld ter plaatse niet vanzelfsprekend meer de bron is; • Datering geeft ook uitsluitsel over herkomst (oppervlaktewater, Rijnwater) en/of menging met oud water. Met beide is tot nu toe nog geen rekening gehouden; • Datering kan gecombineerd met bestrijdingsmiddelenanalyses patronen verklaren, bijvoorbeeld voor middelen die inmiddels zijn verboden, die afkomstig zijn uit oppervlaktewater; • De datering maakt nog duidelijker dat op de voor PMG’s gebruikelijke meetdiepten veelal tien tot 40 jaar oud water en soms ook water ouder dan 60 jaar wordt bemonsterd. De metingen uitgevoerd op deze monsters zeggen daarmee veel over het verleden maar weinig over de huidige toestand en trends. De provincie zal in de toekomst gaan kijken hoe de datering gebruikt kan worden om meer inzicht in de mobiliteit van bestrijdingsmiddelen te krijgen, en om de hydrologie beter te begrijpen. LITERATUUR 1) Grontmij (2009). Evaluatie grondwaterkwaliteitsmeetnet provincie Utrecht; eindrapport met samenvatting. 2) IAEA/WMO (2010). Global Network of Isotopes in Precipitation. The GNIP Database. www.isohis.iaea. org. 3) Knetsch G. (2006). Environmental radioactivity in the Netherlands - Results in 2006. RIVM-rapport 610791001/2007.
Afb. 3: Resultaten 3H/3He-datering samengevat op de kaart.
H2O / 20 - 2010
39
Sjaak Clarisse, gemeente Delft Maria Rus, Wareco
Monitoring waterdoorlatende verharding in Delft In de wijk Schieweg van de gemeente Delft is geen ruimte voor waterberging door middel van oppervlaktewater. In overleg met het hoogheemraadschap is naar een passend alternatief gezocht. Vanwege de beperkte ruimte in de wijk is gekozen voor een waterdoorlatende verharding met een fundering van gebroken steenslag voor waterberging. Aan het ontwerp zijn voorwaarden verbonden om te waarborgen dat het systeem een goed alternatief voor oppervlaktewaterberging is. Door middel van monitoring onderzoekt de gemeente of aan de voorwaarden wordt voldaan. Een voordeel van waterdoorlatende verharding zou zijn dat het verontreinigingen in afstromend regenwater afvangt. Om dit na te gaan zijn enkele waterkwaliteitsmetingen uitgevoerd. De eerste meetresultaten van deze waterberging in urbaan gebied zijn bekend en worden in dit artikel beschreven. De gemeente Delft, het Hoogheemraadschap van Delfland, de TU Delft, TNO, Deltares, UNESCO-IHE en de Kennisalliantie willen Delft nog sterker op de kaart zetten als kenniscentrum voor water- en deltatechnologie, met de ambititie om innovaties wereldwijd toe te passen. Dit initiatief heet Delft Blue Technology. Dit artikel beschrijft het tussenresultaat van het project 'Waterberging in urbaan gebied'.
O
m de realisatie van de nieuwbouw op het voormalige NSD-terrein in Delft mogelijk te maken was het noodzakelijk om waterberging te creëren. Omdat waterberging in oppervlaktewater niet mogelijk was, heeft de gemeente waterberging aangelegd onder de straten door middel van waterdoorlatende verharding met een fundering van gebroken steenslag, type Aquaflow. De fundering van gebroken steenslag wordt in dit artikel omschreven met de term ‘grindkoffer’. De inhoud van de totale grindkoffer bedraagt 548 kubieke meter. Dit komt overeen met een berging van 331 kubieke meter per hectare (de norm is 325 kubieke meter per hectare). Naast een bergingseis is een eis gesteld aan de maximale afvoer uit de grindkoffer: 0,9 millimeter per uur. Voor het onderzoeksgebied komt dit neer op een maximale afvoer van acht kubieke meter per uur. Door de aanwezigheid van een helling en de afvoereis was het noodzakelijk om de grindkoffer in compartimenten op te delen.
40
H2O / 20 - 2010
Afb. 1: Situatietekening + compartimenten en afvoerpunt.
Daartussen zijn watervertragende drempels aangebracht met een slecht doorlatend materiaal. De grindkoffer is zowel aan de onderzijde als aan de zijkanten ingepakt in een waterondoorlatend geotextiel. Dit voorkomt toestroming van en naar het grondwater. In de omgeving is een grondwaterverontreiniging aanwezig, die niet beïnvloed mag worden. Het pakket heeft één afvoerpunt dat is aangesloten op een put van het regenwaterriool en loost op boezemwater.
Monitoring Om te toetsen of de gekozen oplossing ook in de werkelijkheid voldoet aan de gestelde eisen, is een monitoringsprogramma opgestart. De monitoring meet zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het water. In ieder compartiment van de grindkoffer is een peilbuis met een drukmeting met datalogger geplaatst om de waterstand te meten. Voor de luchtdrukcompensatie is een extra drukmeting met datalogger hoog in
platform De stoffen die volgens deze analyse in hoge concentraties aanwezig waren of relevant zijn voor afstromend wegwater, zijn in de volgende meetronden bemonsterd en geanalyseerd. De monsters zijn geanalyseerd op onopgeloste bestanddelen, koper, nikkel, zink, nitraat, stikstof, fosfaat en minerale olie.
Verwachte resultaten
Afb. 2: Principedoorsnede.
de peilbuis gehangen, boven de waterstand. De frequentie van de metingen bedroeg bij aanvang één keer per vijf minuten. Na de eerste meetperiode is de frequentie verlaagd naar eenmaal per half uur, omdat de reactie op neerslag hiermee ook wordt gemeten. De drukmeters met dataloggers zijn getest op nauwkeurigheid voordat deze zijn ingezet in de peilbuizen. Hiervoor is de drukmeting gecompenseerd met de luchtdruk en vergeleken met handmetingen bij drie verschillende waterdiepten. De afwijking bedroeg minder dan drie centimeter. In de afvoerbuis uit het pakket is een elektromagnetische debietmeter geplaatst. De debietmeter werkt op een batterij en de data worden dagelijks verstuurd naar een internetpagina. Er is voor de debietmeter gekozen omdat deze geschikt is voor relatief kleine afvoeren, continu kan meten en relatief goedkoop is. De nauwkeurigheid van de debietmeter is gecontroleerd door de maximaal gemeten afvoer te vergelijken met de aanvoer die op basis van neerslag en aangesloten verhard oppervlak kan worden verwacht. Tevens is nagegaan wat de maximum afvoer op basis van de diameter van de buis en het maximale verhang kunnen zijn. Omdat het type debietmeter nieuw was, zijn er aanloopproblemen met de metingen geweest, waardoor een deel van de meetdata niet betrouwbaar was. De onbetrouwbare data zijn buiten de analyse gelaten. Voor neerslagmeting wordt gebruik gemaakt van de dagelijkse neerslag van de dichtstbijzijnde regenmeter in Delft. Voor een inschatting van de duur van buien zijn de uurmetingen van het KNMI in Delft geraadpleegd en voor de verdampingsgegevens de gegevens van KNMI Zestienhoven. De in dit artikel beschreven meetperiode is van oktober 2008 tot december 2009.
latende verharding. Op de waterdoorlatende verharding is naast wegverharding ook dakwater aangesloten. Eerst zijn twee monsters genomen van het water uit de kolk. Deze zijn geanalyseerd op stoffen die als gewenst invoerveld zijn aangegeven voor hemelwater in het ‘Achtergrondrapport database regenwater’2).
Het is bekend hoeveel verhard oppervlak is aangesloten op de doorlatende verharding, de verdeling is echter niet bekend. Verwacht werd dat de verdeling van het verhard oppervlak gelijkmatig zou zijn. Op basis hiervan werd verwacht dat de stijging van de waterstand in de bovenstroomse compartimenten A en C kleiner zou zijn dan in de benedenstroomse compartimenten E en F. Dit omdat de bovenstroomse compartimenten afvoeren via de benedenstroomse compartimenten.
Neerslag De neerslag tijdens de meetperiode bestaat zowel uit langdurige buien met veel en weinig neerslag in de winter als hevige piekbuien in de zomer (28 mm in twee uur). In afbeelding 3 is de neerslag gedurende de meetperiode weergegeven.
Afb. 3: Neerslag.
Afb. 4: Waterstanden in compartimenten voor en na een bui van 43 mm in tien uur, afvoerrichting van A naar C naar F.
Voor de meting van de waterkwaliteit is het uitstromende water bij het afvoerpunt bemonsterd. Dit is water dat door de waterdoorlatende verharding en de grindkoffer is gestroomd. Als referentie voor het afstromend regenwater van traditionele verharding zijn monsters van regenwater van een nabij gelegen kolk gebruikt. Het type wegverharding en de verkeersintensiteit bij deze kolk is vergelijkbaar met de wegverharding die is aangesloten op de waterdoorH2O / 20 - 2010
41
Waterstanden en vullingsgraad compartimenten Uit de meetgegevens van de dataloggers blijkt dat de waterstanden in de compartimenten A, C en D direct reageren op de neerslag. In tegenstelling tot de verwachting is de fluctuatie in de waterstand in compartiment E minder groot bij neerslag. In compartiment F is alleen een reactie op neerslag bij de grotere buien. De grootste fluctuatie wordt waargenomen in compartiment C, dit is het kleinste compartiment. Vermoedelijk is hier relatief veel verhard oppervlak op aangesloten. Niet alle neerslag is in de waterstandsfluctuatie terug te zien (zie afbeelding 7). In de zomer is een bui vanaf circa tien millimeter per dag terug te zien in de fluctuatie. In de winter is dit vanaf circa vijf millimeter het geval. In afbeelding 4 is te zien dat, zolang er nog afvoer is vanuit compartiment A, de waterstand in compartiment C langzamer daalt dan wanneer compartiment A leeg is. Gezien de gedempte waterstandfluctuatie in F wordt verwacht dat het grootste deel van het hemelwater in dit compartiment vrijwel direct afgevoerd wordt. De maximale vullingsgraad van de compartimenten
Afb. 5: Neerslag juli 2009.
gedurende de meetperiode was als volgt: A en D 30 procent, E en F 50 procent en voor C maximaal 90 procent.
Afvoer De gemeten afvoer van de grindkoffer was niet hoger dan acht kubieke meter per uur.
Afb. 6: Afvoer juli 2009.
Uitzondering hierop was de afvoer na een bui op 7 juli 2009. Toen is een maximale afvoer gemeten van 24 kubieke meter per uur. Dit was na een bui van 28 millimeter in circa twee uur. De maximale afvoer was groter dan de toegestane afvoer van acht kubieke meter per uur. De overschrijding van de maximaal toegestane afvoer vond gedurende één uur plaats. De bui werd vertraagd afgevoerd, gedurende circa 55 uur in plaats van in twee uur. In de compartimenten duurt het circa tien tot 36 uur voordat de waterstand terug is op het oude niveau. Op de foto’s is de situatie weergegeven vlak na de bui en enkele uren na de bui. Vlak na de bui stond er korte tijd water op straat doordat de infiltratiecapaciteit van de toplaag kleiner was dan de neerslagintensiteit. In de berging was nog voldoende ruimte. Voor de maand juli volgt dat circa 40 procent van de neerslag niet wordt afgevoerd. Een deel van de neerslag zal het systeem niet bereiken door instroomverliezen. Aangezien het een gesloten systeem betreft, zal de rest van de neerslag verdampt zijn. Gemiddeld bedraagt de verdamping 1,1 millimeter per dag voor al het aangesloten verhard oppervlak (zonder rekening te houden met instroomverliezen).
Afb. 7: Waterstanden in compartimenten juli 2009, bij droogvallen van de compartimenten ontstaat ruis in de drukmeting van maximaal drie centimeter. Dit is in de analyse buiten beschouwing gelaten.
Waterkwaliteit In de tabel zijn de resultaten van de waterkwaliteitsmetingen weergegeven. Voor zover van toepassing is ook de MTR-waarde voor oppervlaktewater gegeven (Maximaal Toelaatbaar Risico) uit de 4e Nota Waterhuishouding. Bij gebrek aan toetsingswaarden voor afstromend regenwater worden deze als indicatie weergegeven. Uit de bemonstering en analyse blijkt dat het water uit de waterdoorlatende verharding over het algemeen minder verontreinigingen bevat dan het water uit de kolk. Met name de concentratie zwevend stof is aanzienlijk lager. De concentraties koper, fosfaat en minerale olie zijn hoger in het water dat van een traditionele verharding stroomt. Opvallend is dat de concentratie nikkel en nitraat vanuit de waterdoorlatende verharding hoger is dan van traditionele verharding. Een deel van het verschil in resultaten kan
42
H2O / 20 - 2010
platform
Situatie 7 juli 2009, direct na de bui van 28 millimeter in twee uur ...
... en vier uur daarna (foto’s: gemeente Delft)
Analyseresultaten van de waterkwaliteit bij de kolk van de klinkerverharding (K) en bij waterdoorlatende verharding (W). Vetgedrukte waarde betekent een overschrijding van de MTR-norm.
stof
12-6-2009 K
onopgeloste bestanddelen (mg/l)
2-12-2009
22-2-2010
W
K
W
K
W
MTR totaal (oppervlaktewater)
1.400
82
57
<1
26
9,6
-
koper (µg/l)
6
<5
3
1
2
<1
3,8
nikkel (µg/l)
<5
13
2
4
<1
4
6,3
21
<20
18
8
<5
<5
40
<0,05
1
0,20
0,3
0,17
1,4
-
zink (µg/l) nitraat (mg N/l) kjeldahl stikstof (mg/l)
15
4
6,1
<1
1,9
2,0
2,2 (N totaal)
totaal fosfaat (mg P/l)
0,47
0,15
0,11
0,11
<0,05
<0,05
0,15
minerale olie (mg/l)
0,83
<0,05
<0,05
<0,05
<0,05
<0,05
0,05
worden veroorzaakt door de aansluiting van dakwater op de waterdoorlatende verharding, terwijl in de kolk alleen afstromend wegwater wordt bemonsterd. De concentraties verontreiniging in afstromend regenwater van de waterdoorlatende verharding liggen over het algemeen lager dan de MTR-norm. Voor het afstromend regenwater uit de kolk liggen de concentraties verontreinigingen bij de eerste monstername voor koper, stikstof en minerale olie hoger dan de MTR-norm.
Conclusies Uit de monitoring blijkt dat met waterdoorlatende verharding voldoende waterberging kan worden gecreëerd om een
goed alternatief te bieden voor oppervlaktewaterberging. Door een geknepen afvoer toe te passen kan de grote berging worden benut en de afvoer worden beperkt. Om de berging zo goed mogelijk te benutten, is het van belang dat het aangesloten verhard oppervlak gelijkmatig wordt verdeeld en de afvoer voldoende wordt beperkt. Daarnaast is het bij hoogteverschil belangrijk om het water bovenstrooms goed vast te houden door middel van vertragende drempels. Op basis van drie meetmomenten zijn de concentraties verontreinigingen in het afgevoerde regenwater van de waterdoorlatende verharding over het algemeen lager dan die van reguliere klinkerverharding. Vooral het gehalte zwevend stof is aanzienlijk lager.
Op voorhand was moeilijk te voorspellen hoeveel water de vertragende drempels zouden doorlaten en wat de maximale afvoer uit het systeem zou zijn. Om hier beter inzicht in te krijgen is het voornemen een model op te stellen om het gemonitorde systeem na te bootsen. Dit kan als basis gebruikt worden om nieuwe systemen te ontwerpen. LITERATUUR 1) STOWA (2007). De feiten over de kwaliteit van afstromend regenwater. Rapport 21. 2) STOWA (2007). Achtergrondrapport database regenwater. Rapport W09.
H2O / 20 - 2010
43
agenda 18-19 oktober, Leeuwarden Wetsus
congres waarop Herman Wijffels (voormalig voorzitter Rabobank en SER), H. Hendriks (CEO Philips) en M. Kropff (rector magnificus Wageningen Universiteit) spreken vanuit een watertechnologische invalshoek over het belang van kennisclusters in een mondialiserende wereld. Op de tweede dag komen de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van watertechnologie aan bod. Organisatie: Wetsus. Informatie: www.wetsus.nl.
4 november, Nieuwegein Waterpeil: De stand van de informatievoorziening in de watersector
netwerkbijeenkomst met sprekers, workshops en discussies, een waterbeurs en een waterwand met voorbeeldprojecten. Organisatie: Het Waterschapshuis, Rijkswaterstaat, IDsW/Informatiehuis Water en STOWA. Informatie: www.hetwaterschapshuis.nl.
4 november, Apeldoorn Nieuwe sanitatie
bijeenkomst over de laatste ontwikkelingen op het gebied van nieuwe vormen van sanitatie, met onder andere aandacht voor de risico’s en de juridische aspecten én de energie-inhoud van de waterketen. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie. Informatie: (033) 460 32 00.
4 november, Bunnik Waterzuivering: energiebesparing door monitoring
Op-weg-naar-huisbijeenkomst over energiebesparing in de waterzuivering. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: www.skiw.nl.
5 november, Utrecht Monitoring van de chemische waterkwaliteit
symposium over onder andere bemonsterings- en analysetechnieken die steeds efficiënter en gevoeliger worden en de groeiende mogelijkheden voor nationale en internationale gegevensuitwisseling. Organisatie: IMARES, Rijkswaterstaat en de sectie Milieuchemie van de KNCV/NVT. Informatie: www.milieuchemtox.nl.
9 november, Amersfoort Waterbouwdag
jaarlijkse dag waarop de Nederlandse waterbouwsector centraal staat, met nu als thema ‘Back to the future’: op welke manier is lering getrokken uit de grote projecten (Afsluitdijk, Deltawerken) uit het verleden. Organisatie: CURNET. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
44
H2O / 20 - 2010
10-12 november, Amsterdam Water en energie
tweede IWA-congres over water en energie. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
11 november, Wageningen Ontmoet de wetenschap: kennisstromen in alle richtingen
bijeenkomst waarop kennis centraal staat, met onder meer hoorcolleges over ecosysteemdiensten en bodemenergie en -kwaliteit. Organisatie: Platform Bodembeheer. Informatie: www.platformbodembeheer.nl
16-18 november, Den Haag Pumps, pipes and promises
symposium over kosten, financiering en verantwoordingsplicht van duurzame WASHdiensten. Organisatie: IRC. Informatie: www.irc.nl/symposium.
18 november, Delft Recent advances in water resources (55)
colloquium met als sprekers C. Katsman (Scenario’s voor lokale zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust) en E. Schrama (Observatie en modelveranderingen in de Groenlandse ijslaag met NASA’s GRACEsysteem). Organisatie: Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen TU Delft. Informatie: www.hydrology.citg.tudelft.nl.
18 november, Utrecht ...en het zout dan? Onderzoek
vervolg op bijeenkomst van 10 juni, waarop kennisinstituten zoals Deltares, KWR en de universiteit van Wageningen discussiëren over het gedrag van zout in sluiscomplexen en watersystemen en de betekenis daarvan voor de waterkwaliteit. Daarnaast aandacht voor de eisen die landbouw en drinkwater stellen aan het zoutgehalte en de nieuwste inzichten uit onderzoek. Organisatie: Rijkswaterstaat.
18 november, Den Haag Dag van de nieuwe idealen
conferentie met sprekers en parallelprogramma’s over thema’s als klimaat, duurzaamheid en energieverbruik (ook watergerelateerd). Organisatie: Nirov. Informatie: www.dagvanderuimte.nl.
18-21 november, Leeuwarden Groen
eerste editie van een duurzaamheidsmanifestatie voor Noord-Nederland, die dit jaar in het teken staat van water en energie. Organisatie: WTC Expo. Informatie: Douwe Sibma (058) 294 15 00.
25 november, Scheveningen De nationale waterconferentie
jaarlijkse conferentie waarin op nationaal niveau naar de ontwikkelingen en de toekomst van de gehele watersector wordt gekeken. De sprekers zijn wetenschappers, bestuurders en politici. Organisatie: SBO. Informatie: www.watercongres.nl.
26 november, Zwolle De queeste van de watersector: op zoek naar het optimum
najaarscongres met een presentatie van nieuwe maatschappelijke trends die van invloed zijn op de ontwikkeling van de watertechnologie. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl. 2011
11-14 januari, Rotterdam Infratech
vakbeurs voor infrastructuur, aangevuld met informatiebijeenkomsten van CROW over de standaard RAW-bepalingen 2010 voor de waterbouwsector. Organisatie: Ahoy Rotterdam. Informatie:
[email protected].
8-10 maart, Assen - Vakbeurs Grond, Groen en Water
tweede editie van deze beurs, die zich specifiek richt op grond-, weg- en waterbouw. Deze editie richt zich meer op de beslissers binnen deze sectoren dan de eerste editie. Organisatie: Expo Management. Informatie:
[email protected].
12-14 april, Rotterdam Maintenance NEXT
vakbeurs voor onderhoudsprofessionals, met presentaties van exposanten, technologieexposities en sectoroverstijgende kennisuitwisseling (onder andere over energie en water). Buitenland
10-12 november, Ho Chi Minh Stad - Vietwater
water- en afvalwaterbeurs en tevens een symposium rond het thema ‘Groene technologie voor de duurzame waterindustrie’. Organisatie: Ambexpo. Informatie: www.vietwater.com.
17 november, Mechelen Aquarama
vijfde editie van deze beurs, die gegroeid is uit het vaktijdschrift Aquarama dat nauw samenwerkt met de grootste Belgische vereniging uit de watersector Tnav. Tijdens deze jaarlijkse vakbeurs verzorgt Tnav een workshop over industriële waterzuivering. Organisatie: Aquarama en Tnav. Informatie: www.aquarama.be.
*thema
handel & industrie
TU Delft en IBM onderzoeken ‘slimmer’ Siemens en waterbeheer Waternet sluiten raamovereenMeetnet in komst riolering van tien gemeenten uitzonderlijk goede promovendi die op innovatieve manieren werken aan het oplossen van problemen die van belang zijn voor de maatschappij.
communicatie in een deel van de ringinstallatie wordt onderbroken, valt niet de hele installatie uit. Hierdoor kunnen onderhouds- en reparatiewerkzaamheden zonder tijdsdruk worden uitgevoerd. Het MRP-protocol waarborgt een herconfiguratietijd binnen 200 milliseconden. Voor meer informatie: Herm Brunott (070) 333 39 05.
De TU Delft gaat samen met IBM onderzoeken of het Nederlandse watersysteem beter geanalyseerd en geoptimaliseerd kan worden door de inzet van slimme, nieuwe technologie. De Delftse promovendus Xu Min gaat hiernaar onderzoek verrichten, gesteund door het Fellowship Award Programma van IBM. Xu Min gaat bekijken wat je kunt doen met pompen, sluizen en reservoirs om schade te beperken en waterstroom en -kwaliteit te optimaliseren.
Het Nederlandse watersysteem is een uitgebreid systeem met rivieren, kanalen, pompen, gemalen, sluizen, dammen en waterreservoirs. Als zich ergens een probleem voordoet, bijvoorbeeld wateroverlast, wordt dat nu vooral lokaal opgelost. Daarbij is er echter niet veel zicht op de effecten op het gehele, complexe watersysteem. Als we het water slimmer sturen, valt er volgens onderzoekers van de TU Delft veel te winnen op het gebied van zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit. Volgens hen is er nog voldoende capaciteit in ons watersysteem. We hebben echter het punt bereikt dat de mens alle mogelijke interacties niet meer kan overzien. Gebruik van slimme technologie speelt in het onderzoek van Xu Min een grote rol. Door allerlei informatiestromen aan elkaar te koppelen, kunnen watermanagers direct inzicht krijgen in het watersysteem. Zo kan bijvoorbeeld informatie afkomstig van sensoren in rivieren en dijken gekoppeld worden aan meteorologische informatie. Geavanceerde algoritmes en analysesoftware berekenen vervolgens hoe het watersysteem zal reageren op extreme regenval. Waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat kunnen op basis van die informatie de resultaten van ingrepen in het systeem modelleren, en zo betere beslissingen nemen. TU Delft en IBM verwachten met dit onderzoek - onder andere - een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de uitwerking van de adviezen van de Deltacommissie. Daarin worden verschillende problemen nog onafhankelijk van elkaar bekeken, zoals de zoetwatervoorziening via het IJsselmeer, natuurbehoud/herstel in de zuidwestelijke delta en hoogwater in rivieren. Met een geïntegreerde aanpak valt volgens de onderzoekers veel winst te behalen. De Ph.D. Fellowship Awards van IBM, zoals toegekend aan Xu Min, zijn bedoeld voor
Waternet en Siemens Industry Solutions hebben een raamovereenkomst gesloten voor de levering van hardware voor besturing en systeemsoftware voor visualisatie en bediening. Het contract heeft een beoogde looptijd van twaalf jaar, met een optionele verlenging van vijf jaar. De overeenkomst behelst de procesautomatisering binnen de sector afvalwater en komt voort uit het programma WARP (Waternet Automatisering en Regeling Primair proces). Het verder stroomlijnen van de automatisering en informatisering van Waternet moet het tot stand komen van een duurzame, klantgerichte en veilige watercyclus tegen maatschappelijk optimale kosten bevorderen. Siemens Industry Solutions levert onder meer totaaloplossingen die het hele traject van planning en constructie tot onderhoud en levenscyclusbeheer bestrijken. Voor meer informatie: Martin Kamp (070) 333 11 74.
Profinet-communicatie Siemens heeft verder de Profinet-functionaliteit van haar Simatic S7-300 en S7-400 controllers uitgebreid met de functies Shared Device, Intelligent Device en Media Redundancy Protocol. Hierdoor zijn niet alleen eenvoudiger systeemconfiguraties mogelijk, maar ook een minder complexe en flexibeler topologie-architectuur bij meerdere besturingen binnen één netwerk en een hogere beschikbaarheid van de installatie.
Realsense uit Doetinchem gaat in opdracht van Waterschap De Dommel een meetnet aanleggen in tien gemeenten om het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel te monitoren. Waterschap De Dommel zorgt binnen het project voor de planvorming, de realisatie van het meetnet en de dataverwerking. De gemeenten nemen de investeringskosten voor de meetapparatuur op zich. Het project omvat de levering van circa 175 tot 300 meetopstellingen in de periode tot en met 2012. Na een succesvolle pilot waarin de functionele eisen zijn getest, is de aanbesteding aan Realsense gegund. De meetopstelling bestaat onder andere uit een intern ontwikkelde datalogger met drukcompensatie-unit, hydrostatische drukopnemer en toebehoren. De meetopstelling meet en registreert eenmaal per minuut het niveau (stijghoogte) op de betreffende meetlocatie. De opgeslagen data worden eenmaal per dag met gewenste interval naar de hoofdpost van Waterschap De Dommel verstuurd. De communicatie tussen de datalogger en de hoofdpost verloopt middels een GPRS-verbinding en is duurzaam qua stroomverbruik. Voor meer informatie: (0314) 39 39 37. De meetopstelling.
Met Shared Device hebben meerdere Simatic-besturingen toegang tot één Profinet-I/O (Input/Output)-apparaat, bijvoorbeeld een decentraal periferiesysteem. Intelligent Device maakt de I/O-communicatie met andere bovenliggende of centrale besturingen mogelijk. Daardoor wordt het bijvoorbeeld eenvoudiger de besturingen van meerdere projecten te koppelen en Siemens-controllers binnen een communicatienetwerk met controllers van andere leveranciers te integreren. Met het Media Redundancy Protocol wordt de beschikbaarheid van de installatie verhoogd. Hiervoor wordt eerst de netwerkinfrastructuur redundant in de vorm van een ringtopologie geïnstalleerd. Wanneer de
H2O / 20 - 2010
45
handel & industrie Opnieuw groot raamcontract voor Grontmij in Groot-Brittannië Ovivo nieuwe speler waterbehandeling op natuurlijke wijze in compacte en snel bezinkende korrels. De voordelen van dit duurzame, biologische zuiveringsproces is dat water relatief snel en vergaand wordt gezuiverd zonder het gebruik van chemicaliën in een compacte, kosten- en energiebesparende installatie.
United Utilities, het grootste beursgenoteerde waterbedrijf van het Verenigd Koninkrijk, heeft Grontmij gevraagd haar dienstverlening op het gebied van waterbeheer in te zetten op basis van een vijfjarig raamcontract. Grontmij zal naast haalbaarheidsonderzoeken en ontwerpwerkzaamheden in alle betrokken netwerken en zuiveringsinstallaties tevens verantwoordelijk zijn voor het modelleren en analyseren van water- en afvalwaternetwerken, plus het beheer van de infrastructuur. Met deze overeenkomst is naar schatting een totaalbedrag van circa 54,2 miljoen euro gemoeid. De verwachte opdrachtsom voor Grontmij ligt tussen 3,5 en 4,8 miljoen euro per jaar.
DHV Nederlandse winnaar Energy Globe Award DHV is de Nederlandse winnaar van de Energy Globe. Deze internationale prijs wordt sinds 2000 jaarlijks uitgereikt aan bijzonder duurzame projecten. DHV won met Nereda, een innovatieve en duurzame technologie voor de zuivering van afvalwater. Een Nereda-waterzuivering verbruikt minder energie, chemicaliën en ruimte dan een conventionele en levert gezuiverd water van uitstekende kwaliteit. De technologie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met onder andere de TU Delft, STW, STOWA, diverse waterschappen en industriële eindgebruikers. Volgens Andreas Giesen, innovatiemanager water bij DHV, is de prijs een erkenning van de jarenlange gezamenlijke inzet voor duurzame Nederlandse watertechnologie. Hij verwacht dat deze prijs het breed internationaal toepassen van Nereda in nieuwe en te verbeteren afvalwaterzuiveringsinstallaties verder zal versnellen. Nereda is gebaseerd op de kenmerken van granulaire aerobe biomassa. In tegenstelling tot conventionele zuiveringsprocessen groeien de zuiverende bacteriën
46
H2O / 20 - 2010
Ovivo Holland uit Zoeterwoude is een nieuwe speler op het gebied van de behandeling van industrieel water, afvalwater en drinkwater. Het bedrijf is ontstaan uit de fusie eerder dit jaar van Eimco Water Technologies, Enviroquip en Christ Water Technology.
Nieuw draadloos meetsysteem met verwisselbare sensoren Het nieuwe EE240 draadloze meetsysteem van CaTeC uit Wateringen kenmerkt zich door het gebruik van nieuwe, hoogwaardige technologie, hoge betrouwbaarheid van gegevensverzending, eenvoudige systeeminstallatie, flexibiliteit en uitstekende meeteigenschappen.
Het nieuwe merk is gepresenteerd tijdens de Duitse IFAT-beurs afgelopen september. Sindsdien heten alle 21 vestigingen officieel Ovivo. Ovivo maakt deel uit van het Canadese GLV Inc., dat actief is in 30 landen op het gebied van waterbehandelingstechnologie en de productie van pulp en papier. GLV Inc. is genoteerd op de Toronto stock Exchange. Voor meer informatie: www.ovivowater.com.
RWB groep breidt haar diensten verder uit RWB Water Solutions heeft onlangs de bedrijfsactiviteiten van Culligan Nederland overgenomen. Door de overname zal RWB zijn positie in een aantal specifieke marktsegmenten verbeteren. Eind 2009 heeft Culligan zijn Watercooler-activiteiten in Nederland al verkocht aan Eden Springs. Door de overname kunnen de diverse werkmaatschappijen binnen de RWB-groep zich richten op hun kernactiviteiten. RWB Water Solutions neemt alle rechten en plichten uit de contracten van Culligan Nederland over. De medewerkers van Culligan Nederland blijven aanspreekpunt voorde klanten. RWB is één van Nederlands' grootste bedrijven gespecialiseerd in apparatuur voor waterbehandeling.
De modulaire structuur en het eenvoudig uit te breiden concept van verwisselbare opnemers maken het systeem geschikt voor vele toepassingen. Momenteel is een keuze te maken uit diverse meetvoelers voor CO2, relatieve vochtigheid en temperatuur, los van de aanwezigheid van een simpele punt-naar-puntverbinding of een complex meetnetwerk. De verwisselbare opnemers van CO2, relatieve vochtigheid en temperatuur moeten stabiele en nauwkeurige meetresultaten garanderen en flexibiliteit bieden door de uitwisselbaarheid. Elk transmitterstation (EE244) is te voorzien van drie sensoren en optioneel van een scherm. Er zijn twee basisstations. Voor meer informatie: (0174) 27 23 30.
Uw wereld, onze aanbevelingen. Ze komen hier samen. De specialisten van Grundfos Water Utility houden zich bezig met het creëren van oplossingen op het gebied van afvalwater en watervoorziening. Dagelijks hebben wij contact met drinkwaterbedrijven, waterschappen en gemeenten. Daardoor kennen wij de bedrijfsprocessen van binnenuit en adviseren wij op basis van proceskennis en daadwerkelijk begrip van uw vraagstuk en uw behoeften. Kijk ook eens op grundfos.nl.
&
grondwaterstanden
per...
riool overstort data
• grondwaterstanden en riool overstort data per email tot uw beschikking • tot 5 sensoren per modem • geïntegreerde elektronische luchtdruk- compensatie • batterij levensduur tot 10 jaar @ 1 meting / uur en 1 email / dag • op afstand her-programmeerbaar • data opslag in uw eigen SQL database • diverse automatische calculaties (MSL, flow etc) • automatische conversie naar Delft FEWS, Hydras, CSV etc
KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple.... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK
WWW.KELLER-HOLLAND.NL
Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E
[email protected]