#13
De GBK versus MoBA 2013:
FTSSSHT!
uitgave van de Gemeenschap Beeldende Kunstenaars jaargang 5 | juli 2013 | www.gbk.nl
Lys Vosselman ...schildert landschappen vol sagen en legenden Door Martin Pieterse
Voor Lys Vosselman is de favoriete wereld een ruig oerlandschap waar de mysterieuze verhalen als vanzelf opborrelen. Die verhalen schildert ze vanuit een lotsverbondenheid met de natuur en de elementen, waarin dood en leven verstrengeld zijn tot een ondoorgrondelijk maar prachtig geheim.
Gwendolen & Felix (2013), olieverf op linnen, 100 x 140 cm.
Uil en havik (2007), mixed media, 70 x 50 cm.
Het Arnhemse atelier van Lys Vosselman oogt leeg. Lys (spreek uit: ‘Lijs’) heeft drie tentoonstellingen tegelijk. Het merendeel van haar olieverfschilderijen wordt geëxposeerd. Op een ezel staat een enkel doek dat nog een beetje moet worden bijgewerkt. Het toont een jonge vrouw in een rode jurk die half in een helder beekje ligt. Een jongen in een streepjeshemd heeft zich over haar heen gebogen. Hij lijkt haar uit het water te tillen. Of legt hij haar er juist in? Begrijp ik wat ik zie? Ben ik getuige van een happy end, of van een vreselijke gebeurtenis? De naturalistische stijl en de heldere penseelstreken van het schilderij lijken in scherp contrast te staan met de mogelijk duistere en geheimzinnige betekenis ervan. De voorstelling doet denken aan Ophelia, de jonge vrouw uit Shakespeare’s Hamlet, die gek werd van verdriet en uiteindelijk verdronk in een ondiepe beek. Of gaat dit schilderij toch over wat anders? Schotland De beek op het schilderij van Lys Vosselman bestaat in ieder geval echt en stroomt in Schotland. De figuren zijn vrienden die voor haar model hebben gestaan. Vosselman is graag in het hoge noorden: ‘Ik ben dit jaar veel in Schotland geweest, en ik ben er helemaal verliefd op’, zegt ze. ‘Ik ben sowieso gek op de Britse eilanden. Het lijkt wel alsof leven en dood daar op een veel natuurlijker manier dicht bij elkaar staan dan in Nederland. Het landschap is ruig, niet zo aangeharkt als in ons land. Dan blijft er wel eens een schapenschedel ergens liggen. Dat hoort erbij. De dood hoort bij het leven.’ ‘Het is voor mijn werk heel belangrijk dat ik me laat inspireren door de natuur, door de ruimte, door structuren, geuren, door het leven met de elementen. In het koele noorden van Europa vind ik meestal het landschap dat ik zoek. Het zijn van die landschappen waar sagen en legenden ontstaan. Sagen en legenden die ik overigens graag lees.’
The sea rose and fell (2010), olieverf op linnen, 100 x 140 cm.
Lys Vosselman (Bennekom, °1979), www.lysvosselman.com Opleiding: ArtEZ in Arnhem, afgestudeerd in 2003. Exposities, onder andere: 2013: Circa…dit, Arnhem 2013: The Wolves, Arnhem 2011: Art Walk, Eindhoven 2010: Westergasfabriek, Amsterdam 2008: Galerie Bart, Nijmegen 2003: Art Olive, Amsterdam
2
Lys Vosselman werkt ook in opdracht. In 2012 assisteerde ze Margriet Smulders bij een muurschildering op de buitenmuur van Museum Van Bommel van Dam in Venlo. Werk van haar hand bevindt zich onder andere in de collectie van Fontys Hogescholen en van particulieren. Lys Vosselman woont en werkt in Arnhem.
Vosselman denkt een moment na. Ze kijkt naar buiten, naar de herfstige lente die duister en groen voor het raam van haar atelier staat. ‘Als ik in Schotland ben, dan voél ik de geschiedenis van dat land. Het zit erin gebakken. Logisch dat op zo’n plek prachtige verhalen worden verteld. Je kunt ze bijna zelf verzinnen, daar heb je die boeken met oude vertellingen niet eens voor nodig.’ Tuin Het thema van de mens in de natuur zat er bij Lys Vosselman al vroeg in. Als kind zwierf ze door de grote tuin achter het ouderlijk huis en scharrelde met haar broertje over de vestingwerken van Middelburg waar ze opgroeide. Ze verzamelde dierschedeltjes, rook aan de geurende bladeren van kruiden, en zocht naar mooie bloemen die ze tussen de bladzijden van boeken legde. Eén van haar favoriete boeken was De geheime tuin van Frances Hodgson Burnett, over een groep kinderen die achter een hoge muur een vergeten tuin ontdekt. In de natuur was Lys thuis.
Vosselman begon al vroeg met het tekenen en schilderen van al de indrukken waar ze zo vol van was. ‘Ik tekende landschappen met kinderen en dieren, ook dode dieren. Als kind zat ik altijd te tekenen, elk vrij moment. Het was logisch dat ik na de middelbare school naar de kunstacademie ging. Mijn moeder is schilder, ik kom uit een familie van kunstenaars. Kunstenaar worden was voor mij een heel normale beroepskeuze.’ Dat de keuze op de academie in Arnhem viel, had onder andere te maken met de mooie natuur rondom de stad. Want een echt stadsmens zal Lys Vosselman nooit worden. Ze ervoer de kunstacademie als een bevrijding: ‘Al zolang ik me kan herinneren, was ik in mijn vrije tijd bezig met tekenen en schilderen. Maar op de kunstacademie kon ik ineens al mijn tijd aan schilderen besteden. Ik schilderde alleen maar. Dan gaan er plotseling dingen gebeuren. Ik begon me te ontwikkelen, alles viel op z’n plaats.’ De kunstacademie was ook op een andere manier een openbaring: ‘Thuis in Middelburg kende ik maar een paar mensen die zo bezig waren zoals ik. Ik was een uitzondering. Op de kunstacademie in Arnhem waren er ineens een heleboel creatieve mensen die deden wat ik deed. Wat ik wilde, bleek normaal te zijn. Dat was een intens gevoel van thuiskomen.’ Schoonheid Het is precies tien jaar geleden dat Lys Vosselman afstudeerde. In die tien jaar heeft ze haar thema’s verder ontwikkeld, met ijzeren discipline, maar ook tastend en zoekend. ‘In de natuur is niets zeker, ook niet in de menselijke natuur. Kracht en schoonheid staan naast dood en ziekte. Dat is het raadselachtige van het leven. Dat wil ik ook in mijn schilderijen uitbeelden: de duistere raadsels die je niet perse hoeft te doorgronden om er vanzelfsprekend mee om te gaan.’ Ze wijst op een foto van één van haar schilderijen. ‘Die man en die vrouw die daar half naast dat bed liggen: slapen ze, misschien na een wilde nacht, of zijn ze dood? Je hoeft het niet te weten om het toch te begrijpen.’ ‘Het moet wel esthetisch zijn, wat ik maak. Ik wil me hullen in schoonheid, dat had ik als kind al. Ik heb grote bewondering voor sommige schilders uit de negentiende eeuw die schoonheid en raadselachtigheid met elkaar combineerden. Het thema van Ophelia, het meisje in de beek, is bijvoorbeeld ook heel mooi geschilderd door Millais, een negentiende-eeuwse Engelse schilder.’ ‘Als ik schilder, probeer ik iets van mezelf te laten zien. Ik ga helemaal op in wat ik schilder. Ik hoop dat ik mijn werk zo goed doe, dat ook de beschouwer helemaal ín het schilderij zit, net als ik. Soms ontmoet ik mensen die mijn werk moeiteloos begrijpen, zonder dat ik ook maar een woord hoef uit te leggen. Dat zijn gouden momenten, daar doe ik het voor.’
3
Over de centerfold
Nieuws van het bestuur
Het oeuvre van Mark Kuster (°1973) bestaat voornamelijk uit olieverfschilderijen. Hij gebruikt olieverf om zichzelf te dwingen met de traditionele schilderkunst in verbinding te blijven.
Voordat we elkaar weer spreken tijdens de volgende ALV in september licht het bestuur graag op deze plek nog eens een aantal ontwikkelingen toe. Sinds de laatste Algemene Ledenvergadering (ALV) van 25 januari jl. is de GBK volop in beweging, omdat ze instemde met een nieuwe werkwijze. De nieuwe werkwijze heeft te maken met de manier waarop de GBK zich manifesteert en hoe we - als kunstenaarsvereniging die op vrijwilligers draait - beter kunnen werken. Hoe ziet die nieuwe modus operandi er nu precies uit, en wat betekent dit voor jou als lid? 1. De nieuwe werkwijze Met een nieuwe werkwijze wordt vooral een cultuuromslag bedoeld: de GBK is er niet alleen voor haar leden, maar IS haar leden! Dat betekent dat - naast oproepen van buitenaf - het initiatief voor een expositie, ledenavond, lezing, feest, of wat dan ook bij alle leden ligt! • Ieder lid kan zelf (en/of samen met andere leden) ideeën voor een expositie e.d. opsturen naar de Projectcommissie:
[email protected]. • Als de Projectcommissie besluit dat jouw initiatief kan worden uitgevoerd, vorm je een Projectgroep. Als Projectgroep realiseer je zelf je idee, waarbij je wordt ondersteund door de commissies. 2. Een eigen GBK-ruimte Om leden aan te moedigen om met initiatieven te komen, huurt de GBK sinds 1 april jl. een vergaderruimte in een pand aan de Trans 6 in Arnhem. Naast het GBK-Dijkmagazijn (Winssen) en de GBK-expositieserie in Het Klooster (Tiel), programmeert de GBK in 2013 voornamelijk (of desgewenst) in dit gebouw de initiatieven van leden (i.v.m. grote expositieruimtes, zie foto’s!). De vergaderruimte wordt gebruikt door het bestuur, de commissies en de projectgroepen. 3. Aanpassingen in de organisatiestructuur De Evenementencommissie is komen te vervallen, omdat exposities en activiteiten nu door de Projectgroepen worden uitgevoerd. De GBK-organisatie bestaat nu uit een (dagelijks) bestuur en drie commissies: een Project-, Communicatie- en de Ballotagecommissie. Deze nieuwe werkwijze vraagt leden tentoonstellingen en activiteiten zelf te organiseren, maar vergroot hopelijk ook überhaupt ieders betrokkenheid bij de GBK. Vandaar nog even de contactinformatie op een rijtje: Hoe en waarvoor kun je de GBK bereiken?
‘In mijn schilderijen speel ik vaak met humor - met de tegenstelling kwetsbaarheid en kracht. Bestaand beeldmateriaal is in vele schilderijen het uitgangspunt. Zo manipuleer ik foto’s, zet ze naar mijn hand.
De nieuwe werkwijze begint haar vruchten af te werpen. Zo organiseerden we op 11 mei jl. een zogenaamde bringyour-own-art-party (zie foto’s). Leden en vrienden die komen, nemen een kunstwerk mee zodat er een spontane tentoonstelling ontstaat voor de duur van een avond. Het bestuur vindt deze actie ondanks de lage opkomst op 11 mei voor herhaling vatbaar, omdat ze eenvoudig en goedkoop te organiseren is. Maar bovenal is dit de ideale gelegenheid elkaar(s) (werk) weer eens te zien (en om samen plannen voor nieuwe exposities te smeden)! Naast de exposities in Winssen en Tiel is het bestuur momenteel erg trots op de realisatie van FTSSSHT, de tentoonstelling over fetisjisme waarmee de GBK deze zomer aansluit op de Modebiënnale Arnhem (MoBA 2013). Verderop in deze De GBK #13 lees je er werkelijk van alles over, maar kom FTSSSHT vooral ook zelf bewonderen! Rest ons te melden dat de Communicatiecommissie in het kader van bezuinigingen een digitale nieuwsbrief realiseerde (zie screenshot). Deze verschijnt in je mailbox zodra daar aanleiding voor is. Onze activiteiten, oproepen van buitenaf en ander nieuws komen hierdoor eerder en extra onder je aandacht. Echter, de tastbare De GBK die voor je ligt, is de laatste reguliere editie en verschijnt hierna nog eenmaal per jaar. Graag tot ziens op één van de openingen, avonden en/of de Nieuwe Ledententoonstelling en ALV in september (waarover je t.z.t. per e-mail meer info ontvangt)!
Het bestuur Robert Derksen (penningmeester a.i.), Evelien Jansen (secretaris), Heidi Linck, Hans Walraven en Rita Weeda (voorzitter)
Door clichés te plaatsen in een ander, surrealistisch perspectief, creëer ik mijn eigen, nieuwe figuren. Mark Kuster woont en werkt in Nijmegen. Meer informatie op www.markkuster.nl
Digitale nieuwsbrief
Contactinformatie GBK Post naar onze mailboxen lezen we in principe wekelijks, sommigen dagelijks. Indien nodig reageren we zo spoedig mogelijk. Post naar onze postbus lezen we binnen een week. Postadres: Postbus 307 / 6800 AH Arnhem E-mailadressen:
[email protected]: Naar dit adres kun je ideeën voor een tentoonstelling of andere GBK-activiteit mailen. Beheerder is Dienke Groenhout, voorzitter van de Projectcommissie.
[email protected]: Verhuisd, factuur kwijt of een ander administratieve vraag of mededeling? Mail met Henk Brendel, onze administrateur.
[email protected]: Voor vragen over de beroepspraktijk (bijv. over auteursrechten, vergunningen, contracten, verzekeringen, subsidies, enz.) … Mail met Terry van Gurp van de GBK-helpdesk.
[email protected]: Hulp nodig bij het beheer van je persoonlijke GBK-pagina (bijv. inlogcode kwijt, ‘Hoe moet ik handelen?’, enz.)? … Mail met René Oudenhoven van de GBK-helpdesk.
[email protected]: Wil je interessant nieuws melden of delen? Wil je de redactie komen versterken of heb je een artikel geschreven? Mail de GBK-redactie, zie Communicatiecie.
[email protected]: Interesse om een keer een maand te exposeren in het GBK-Dijkmagazijn in Winssen? Mail met Cor Knops, coördinator van het GBK-Dijkmagazijn.
[email protected]: Dit is de algemene, digitale brievenbus waarop post binnenkomt of van uitgaat.
[email protected],
[email protected], penningmeester@ gbk.nl: Deze e-mailaccounts worden gebruikt om over formele zaken te communiceren.
4
Z.t. (2013), olieverf op
doek, 100 x 70 cm. Voor het schilderij op de centerfold heb ik een foto van een bodybuilder, het toonbeeld van kracht en ijdelheid, zodanig bewerkt dat de figuur ineens zijn kwetsbaarheid toont.
Over de GBK De Gemeenschap Beeldende Kunstenaars (GBK) is sinds 1947 actief als beroepsvereniging van professionele kunstenaars in Gelderland. De GBK telt zo’n driehonderd leden. De vereniging zet zich actief in voor het belang van de beeldende kunst in Gelderland en presenteert zich als klankbord, intermediair en waakhond. De GBK organiseert tentoonstellingen die de kwaliteit van Gelderse kunstenaars op een bijzondere manier belichten. Leden en vrienden zijn welkom op GBK-openingen en -avonden en ontvangen een GBK-uitgave en digitale nieuwsbrief met interviews en actualiteiten. De GBK is lid van de Federatie Nederlandse Kunstenaarsverenigingen. De GBK heeft een onbezoldigd bestuur bestaande uit vijf leden: Robert Derksen (penningmeester a.i.), Evelien Jansen (secretaris), Heidi Linck, Hans Walraven en Rita Weeda (voorzitter). Het bestuur wordt ondersteund door een ballotage-, communicatie- en projectcommissie. GBK | Postbus 307, 6800 AH Arnhem |
[email protected] | www.gbk.nl
Colofon De GBK #13, jaargang 5, juli 2013, jaarlijkse uitgave van de Gemeenschap Beeldende Kunstenaars, een kunstenaarsvereniging opgericht op 11 januari 1947. Redactie: GBK-communicatiecommissie (Sybille Eimermacher, Jeroen Glas, Evelien Jansen, René Oudenhoven, Julius van der Vaart, Marjan Verloop) Contact:
[email protected] Ontwerp: Stream, Julius van der Vaart Drukwerk: Drukkerij Gelderland, Arnhem Oplage: 1000 stuks Aan dit nummer werkten mee: Martin Pietersen (portretten), Mark Kuster (centerfold), Erik Klaassen (fotografie kunstenaarsportretten), Oscar Lourens en Jeroen Glas (foto’s b-y-o-a-p), Johan Maria Pol (beeldende column) en het GBK-bestuur. Met speciale dank aan Marga Knaven, Lys Vosselman, en alle aan FTSSSHT deelnemende leden voor de interviews! 5
Nieuwe leden en vrienden Jacqueline van Bergeijk-Heitink (°1962, woont en werkt in Wageningen) is als aspirant-lid definitief tot de GBK toegetreden. Van Bergeijk: ‘Ik maak ruimtelijke beelden, voornamelijk van textiel. Verschillende stoffen verwerk ik in meerdere technieken zoals naaien, plakken, verstevigen, smelten, etc. Ik vind het spannend om de grens op te zoeken tussen abstract en figuratief, om wel associaties op te roepen maar niet te sturend te zijn. Hiervoor gebruik ik momenteel vaak delen van kledingstukken, omdat die voor mij verwijzen naar de menselijke figuur. Mijn werk gaat over mensen, hun kwetsbaarheid, kracht, ervaringen en verleden.’ www.jacquelinevanbergeijk.nl Mark van Doorn (°1979, woont en werkt in Arnhem): ‘Mijn werk is op te delen in drie series. 1: abstracte, expressionistische schilderijen die gezamenlijk de naam ‘Wit’ dragen, 2: papieren lijnwerken onder de titel ´Retoucher´, en 3: de groeiende serie ‘Immigratie’, kleine werkjes met afbeeldingen van gestileerde vogels. Belangrijk inspiratiebronnen zijn de ritmes en structuren van de natuur. Ondanks de veelzijdigheid van mijn oeuvre houd ik mezelf aan zelfbedachte regels waarbinnen de werken moeten ontstaan. Daardoor ontstaat een consistente verzameling.´ www.markvandoorn.nl Joyce Gruben (°1987, woont en werkt in Apeldoorn) is aangenomen als aspirant-lid. Ze werkt in uiteenlopende media (fotografie, sculptuur, schilderkunst, video’s en installaties) aan thema’s als de natuur, de mens en de vervreemding van de wereld zoals wij die kennen. Zelf zegt ze over haar werk: ‘Veranderingen in de natuur waardoor die menselijker wordt, en veranderingen waardoor de mens natuurlijker wordt; daarmee hoop ik bruggen te slaan tussen mens en natuur. Door zaken uit deze twee verschillende ‘werelden’ te combineren, denk ik met mijn werk een nieuwe wereld te creëren. Een wereld die aanzet tot nadenken over ons functioneren en ons anders kan laten kijken naar dat wat wij allemaal als vanzelfsprekend beschouwen.’ www.joycegruben.nl
Heimwee (2010), installatie met textiel, variabele afmetingen
Wit (2011), acryl op doek, 150 x 90 cm.
Z.t. (2012), collage van embryo’s
Word ook lid of vriend van de GBK! Nieuwe leden én vrienden zijn altijd van harte welkom bij de GBK! Een bloeiend collectief van professionele beroepsbeoefenaars vergroot het draagvlak voor beeldende kunst en kunstenaars. Daarom mensen… verleid uw collega’s kunstenaars en minnaars tot een lidmaatschap of steunend gebaar! Kijk op www.gbk.nl voor meer informatie om lid of vriend te worden. 6
Beeldend kunstenaar en fotograaf Anne ten Ham (°1970, woont en werkt in Arnhem) werkt met licht. ‘In mijn vrije werk manipuleer ik de beleving van plaats en ruimte door middel van lichtprojecties in site-specifieke installaties en fotografie. De natuurlijke beweging van wind, water en schaduw maken de installaties ogenschijnlijk vanzelfsprekend en waar, terwijl het werk ons tegelijkertijd op het verkeerde been zet.’ Ze onderzoekt de momenten waarop de werkelijkheid zich niet aan de regels lijkt te houden. Ten Ham: ‘De onderwerpen in mijn werk lijken van hun plaats, functie of doel te zijn afgedwaald.’ www.annetenham.nl
Lees het uitgebreide verhaal over Marga Knaven van Martin Pieterse verderop in deze De GBK #13! Knaven (°1956, woont en werkt in Tolkamer) hier zelf aan het woord: ‘Aanvankelijk ging mijn werk over kwetsbaarheid, maar de aandacht verlegde zich steeds meer in de richting van ruimte, binnen- en buitenruimte, veelal vormgegeven als organen. Mijn werk werd steeds abstracter en nu gaat het vooral ook over de handeling: het vouwen, plooien (Hoeveel ruimte zit er in een plaat porselein, kunststof, rubber metaal?). Mijn werken hebben een psychologische lading; opvouwen, ontwikkelen, verwarren, uiteenvallen.’ www.margaknaven.nl
Ben Manusama (°1957, woont en werkt in Ede): ‘Het organiseren van een schilderij is het uitgangspunt: Hoe maak ik een goed schilderij? Hiervoor gebruik ik twee benaderingswijzen: direct schilderen, weglaten, toevoegen, etc. en de meer georganiseerde werken. Ik werk in series en conceptualiseer zowel de inhoud als de vorm van het werk. De aanleiding is het nieuws of een fenomeen dat mijn aandacht trekt. Het werk zelf is vervolgens autonoom en staat al of niet in een serie op zichzelf. www.pulchri.nl/kunstenaars/ benmanusama
Reflecties, fotografie
Chaos in de orde (2012), wandsculptuur van polystyreen, 90 x 115 x 35 cm.
Dsk [kamermeisje] (2012), olieverf op doek, 80 x 220 cm.
De werken van Erik van Rotterdam (°1985, woont en werkt in Nieuwegein) zijn een persoonlijke vertaling van de emoties en gevoelens die hij in de (ongerepte) natuur ervaart. Zijn foto’s dienen als inspiratiebron voor tekeningen en schilderijen in gemengde techniek. Zwart en wit worden veelal als basis gebruikt. De structuur van hout en steen is vaak tot in detail zichtbaar in het werk. Soms lijkt de overgang tussen hout en steen te verdwijnen. www.erikvanrotterdam.nl Fall (2013), houtskool en acryl, 80 x 120 cm.
In de afgelopen periode werden GBK-vriend: Gerda van der Krans Coen Pausma Rita Weeda Frank Zwaga
De GBK versus MoBA 2013:
FTSSSHT
In het kader van de Modebiënnale Arnhem (MoBA 2013) organiseert de GBK van 27 juni t/m 14 juli óók een expositie over fetisjisme. Tijd om de aan FTSSSHT deelnemende GBK-leden te vragen naar dat fetisjisme en meer… Fetisjisme is net als in de MoBA 2013 ook in FTSSSHT het centrale thema van de tentoonstelling. Fetisjisme is een breed begrip, in elk geval een begrip dat ruimschoots tot de verbeelding spreekt. Het verschil met de MoBA 2013 is dat FTSSSHT de aandacht vestigt op fetisjisme via acht beeldende kunstenaars… en dus niet via modeontwerpers.
JK: ‘Thema’s zijn interessant. Omdat je een thema of onderwerp niet zelf kiest, vraagt het vaak om een andere manier van kijken naar je eigen werk. En daardoor ontstaat er een nieuwe richting of ontwikkeling in het werk. Groei!’
Wat dacht je bijvoorbeeld van een fetisjsarcofaag of een mobiele tatoeagestudio? Of hèt Arnhemse fetisjservicepunt en een 3D-printer die jouw fetisjobject vermenigvuldigt?
Het thema van de MoBA 2013 is fetisjisme, een breed begrip. Hoe verhoudt jouw eigen werk zich tot het begrip fetisjisme?
Redenen genoeg dus om de tentoonstelling te gaan bekijken. Maar FTSSSHT roept ook vragen op. Vragen over hoe beeldende kunstenaars omgaan met, of denken over fetisjisme, een thematentoonstelling, de MoBA, ‘mode’ over het algemeen of de vermeende parallellen tussen de modewereld en de beeldende kunst in het bijzonder.
AL: ‘Door ’dood & vergankelijkheid’ enerzijds, en ‘licht & leven’ anderzijds tegenover elkaar te plaatsen. De schedel is het fetisjelement in de piratenvlag, symbool voor het beschikken over het leven of de dood van een ander én het symbool van onoverwinnelijkheid. Op mijn wandkleden heb ik piratenbootjes afgebeeld.’
Daarom stelde de redactie van De GBK #13 (per e-mail) een aantal open vragen aan de in FTSSSHT participerende GBK-leden. Dat leverde de volgende verrassende en soms hilarische inzichten en antwoorden op…
HW: ‘Ik ben schilder en alles wat ik maak en doe als kunstenaar noem ik schilderen. Daarbij is het zoeken naar het juiste materiaal of stofuitdrukking essentieel. Dat gevoel, dat contact met de materie, mag je van mij tot 21 juli (einde MoBA 2013) wel fetisjistisch noemen.’
Een tentoonstelling heeft vaak een thema of onderwerp als uitgangspunt. Vaak reageert een kunstenaar daarop, of niet. Wat vind jij van thematentoonstellingen?
AM: ‘Voor deze tentoonstelling heb ik een werk gemaakt waarbij op basis van persoonlijk internetgebruik een object wordt gegenereerd, 3d-geprint, dat vervolgens gebruikt kan worden als hanger of sieraad. Dit sieraad kan ook beschouwd worden als totem die de transcendentie mogelijk maakt tussen de stoffelijke en virtuele wereld.’
AL: ‘Een thematentoonstelling vind ik vaak vervelend omdat het zo ‘bedacht’ is. Maar het hangt van het thema en de omstandigheden af.’ HW: ‘Een thema vind ik hartstikke fijn! Het geeft je richting en een beetje kunstenaar weet daar wel een draai aan te geven, nietwaar? Vaak worden deze thema’s bedacht door kunsthistorici en die hebben er voor gestudeerd. Niet voor niets zijn deze meisjes tijdens hun stage bij de desbetreffende kunstinstelling blijven plakken. Helaas zijn het wel vaak onderwerpen waar vooral lekker over geschreven kan worden. Maar gelukkig worden er altijd wel ergens relevante kunstenaars gevonden die bij het thema passen.’ AM: ‘Ik vind thematentoonstellingen relevant.’ vGtO: ‘Een thema voor een tentoonstelling kan er voor zorgen dat er een vorm van samenhang ontstaat, ongeacht de diversiteit van het getoonde werk. Er kunnen op een spannende manier verbindingen worden gelegd tussen totaal verschillende zaken. Maar vaak gebeurt dit ook niet, en laat een thematentoonstelling alleen maar zien hoe rekbaar een begrip kan zijn. Kortom: door alleen een ‘thema’ centraal te stellen, ben je er nog niet.’ FS: ‘Thema’s zijn prima. Een thema verbindt, als het goed gaat, de afzonderlijke kunstwerken van de verschillende kunstenaars. Verder ben je als kunstenaar vrij om er wel of niet aan mee te werken.’
vGtO: ‘Voor veel kunstenaars zal gelden dat hun werk zich verhoudt tot fetisjisme. Wanneer je een fetisj tenminste ziet als een bezield voorwerp. Een kunstwerk is als het goed is meer dan het ding zelf, tenzij een kunstenaar dat juist uitdrukkelijk wil voorkomen. En dan krijg je toch weer een andere vorm van bezieling. Een kunstenaar ontkomt er niet aan, vermoedelijk.’ FS: ‘Dat vind ik moeilijk onder woorden te brengen. Al van jongs af aan maakte ik dingen. Op de academie twijfelde ik of ik wel een kunstenaar was. Ik had meer de behoefte om dingen te maken. Dat maken gaf mij houvast. Het kon een mooi, glad speakerkastje zijn, of een kamerscherm, een doorgeefluikje of een model van een auto. In mijn tienertijd sneed ik kleine vrouwenfiguren uit en maakte ik ‘wandkleden’ waarin vrouwen de hoofdrol hadden. Ik schaamde me daarvoor en hield ze voor mezelf. Later besefte ik dat het mijn manier was om het gemis van mijn moeder te compenseren, om er de onmacht die ik voelde toen ik haar op mijn tweede verloor, mee om te zetten. De macht der dingen.’ LV: ‘Altijd al ben ik gebiologeerd door rituelen en alles wat daarbij komt kijken: van de kleding tot aan de bewegingen en attributen. Voor mij ligt en ritueel dicht bij een fetisj. Een ritueel verloopt vaak in een bepaald patroon, wordt in een vaststaande choreografie uitgevoerd. Een fetisj heeft ook vaak een vaste vorm. Een ritueel heeft ook iets geheimzinnigs, 11
Vervolg FTSSSHT... omdat het meestal binnen een besloten groep plaatsvindt. Dat is ook een overeenkomst met een fetisj, dat toch ook vaak binnen een bepaalde kring beleden en beleefd wordt.’ JK: ‘Het werk dat ik nu voor de tentoonstelling heb gemaakt, gaat vooral over de bezieling van kleine voorwerpen en over mijn eigen fascinatie voor bolletjes c.q. ronde vormen.’
Als fetisjisme je inspiratiebron is… Met welk materiaal druk jij je uit in FTSSSHT en waarom? AL: ‘Ik gebruik goud. Piraten roven goud. En andermans levens. Door mijn focus op de gouden schedel probeer ik juist de waarde van het leven te laten zien.’ HW: ‘Plextol. Dit is een waterige dispersie van een thermoplastisch acrylpolymeer op basis van methylmethacrylaat en ethylacrylaat (concentratie: ongeveer 50%). Zodoende.’ AM: ‘Ik druk me in FTSSSHT uit met pvc (polyvinylchloride), omdat dit het materiaal is dat de 3D-printer gebruikt.’ vGtO: ‘vGtO zoekt het deze keer vooral in naalden… Werken gemaakt met behulp van naalden, van prikken, van pijn en concentratie. Twee overeenkomstige, maar toch ook zeer tegenstrijdige vormen van naaldkunst.’ FS: ‘In FTSSSHT gebruik ik karton, mdf en multiplex. Eigenlijk de materialen die ik normaal ook gebruik. Het fetisjkarakter ligt meer in de uitgesproken vorm van de beelden. En misschien dat het gebruik van draden meer in die context moet worden gezien.’ LV: ‘Zoals ik eerder zei, is het ritueel mijn inspiratiebron. Maar als je je daarin verdiept, krijg je ook vanzelf te maken met materialen die door verschillende culturen in hun rituelen worden gebruikt. Wel heb ik al enige tijd een grote liefde voor bepaalde materialen ontwikkeld. Die keren steeds weer terug keren in mijn werk, ook in FTSSSHT. Zo ben ik helemaal dol op vloeipapier, het liefst in roze. Het doet mij denken aan verjaardagen en aan kerst: vroeger werd alles bij ons thuis met dit papier ingepakt door mijn oma. Daarnaast werd het op mijn basisschool gebruikt tijdens bepaalde feesten, om bloemen van te maken voor in ons haar en voor prachtige takken vol met linten. Dat vloeipapier hangt voor mij dus heel nauw samen met rituelen en feesten. Datzelfde gevoel heb ik met cellofaan: het glinstert zo prachtig en knispert.
Deelnemende GBK-leden: Jissel Kerkstra (JK), Anke Land (AL), Anand Mahabier (AM i.s.m. Bas Horsting), Ferry Staverman (FS), Lisa Vieten (LV, aspirant-lid), vGtO (Terry van Gurp & René Oudenhoven), Hans Walraven (HW), Bernadien Wels (i.s.m. Zyanya Keizer) FTSSSHT is tussen 27 juni en 14 juli geopend op donderdag t/m zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Op donderdagavonden is de expositie open tot 21.00 uur. De toegang is gratis. Locatie: voormalig AH-filiaal aan de Ir. J.P. Van Muijlwijkstraat 23 in Arnhem. N.b. Hèt Arnhemse fetisjservicepunt, de installatie van Hans Walraven, bevindt zich verscholen in een plantsoen aan het Kleine Oord in Arnhem, tussen de panden van de MoBA13 en het Stadsatelier in. Vanuit de GBK-projectcommissie hielp Lea Rosa de projectgroep bij de organisatie van FTSSSHT. www.ftsssht.com 12
Het derde materiaal dat ook steeds vaker terugkeert in mijn werk, is poeder. Ik gebruik het zowel voor mijn foto’s als in ruimtelijk werk. Poeder wordt in veel culturen gebruikt ter ondersteuning van een ritueel door het bijvoorbeeld te verstrooien of om zelf een transformatie te ondergaan. Het is prachtig materiaal, heel kleurrijk, maar ook heel tijdelijk en vluchtig. Daardoor kun je niet precies voorspellen hoe het uitpakt. En daar houd ik van, zeker in combinatie van de zekerheid van foto en film.’ JK: ‘Ik heb er voor gekozen met kleurpotlood te tekenen, het materiaal waar ik vaak mee werk. Maar de aansluiting op het thema fetisjisme ligt meer in mijn onderwerpskeuze en de manier van presenteren dan in het materiaal.’
Bij het woord fetisjisme denken veel mensen aan een seksuele voorkeur, behoefte, afwijking of uitzondering. Kun jij uitleggen waarom een fetisj lang niet altijd een seksuele oorsprong of betekenis heeft? AL: ‘Een fetisj is een voorwerp met een overdreven symboolfunctie. De fetisj als voorwerp leidt een eigen leven dat boven die symboolfunctie uitstijgt: het wordt een autonome entiteit. De fetisj is vaak onderdeel van een seksuele thematiek, en staat dan zelfs symbool voor een seksuele afwijking. Maar de fetisj als voorwerp met symboolfunctie, is veel breder. Een schedel bijvoorbeeld, wordt bij de meest uiteenlopende groepen en (sub)culturen als icoon en banier gebruikt.’ HW: ‘Dat kan ik niet verklaren. Ik behoor nu eenmaal niet tot de groep die zelfs in een knotwilg al een dildo ziet.’ AM: ‘A fetish (derived from the French fétiche; which comes from the Portuguese feitiço; and this in turn from Latin facticius, “artificial” and facere, “to make”) is an object believed to have supernatural powers, or in particular, a man-made object that has power over others. Essentially, fetishism is the emic attribution of inherent value or powers to an object.’ Daarom dus.’ vGtO: ‘Een fetisj is eigenlijk een voorwerp waaraan bovennatuurlijke krachten toegekend worden. Een voodoopop, een Christoffel, een Maria-beeld. De voorwerpen vertegenwoordigen meer dan ze daadwerkelijk fysiek zijn. Ze trekken aan. Ze maken iets los. Ze betekenen iets voor je. In de westerse samenleving is fetisjisme gaan neigen naar een ‘ziekelijke belangstelling’ voor iets. Een teveel aan schoenen of tassen omdat je ze gewoon MOET hebben, het door het (seksuele) lint gaan wanneer iemand een schort of luier draagt. Of wat je ook maar kunt bedenken. Maar puur seksueel is de fetisj niet, nee.’ FS: ‘In seksualiteit komen veel gevoelens over onmacht samen. Het zijn dan ook deze gevoelens die mij inspireren.’ JK: ‘Dat doe ik eigenlijk al met mijn werk in FTSSSHT… Dus kom vooral naar de tentoonstelling kijken!’
De MoBA trekt nationaal én internationaal altijd veel bekijks, mode is in de mode. Wat is volgens jou de verklaring voor de populariteit van mode? AL: ‘Mode is enerzijds populair, anderzijds exclusief. Mensen willen zich ermee onderscheiden. Maar mode is ook middel tot uitsluiting: wie niet meedoet, hoort er niet bij. Haute couture verbindt zich met rijkdom en extravagantie. Mode wordt vooral populair gemáákt door uitgekiende marketingstrategieën. Lidewij Edelkoord [curator MoBA 2013, red.] is daar zelf een duidelijk voorbeeld van: als trendsetter staat zij vooraan in de commerciële keten.’
HW: ‘Mode is als Eurohouse: lekker, opwindend, herkenbaar, oppervlakkig, sexy, vaak bombastisch en inclusief een infantiel melodietje. En morgen op dezelfde beat weer een ander melodietje. Daar houd ik erg veel van.’ AM: ‘Volgens mij is de populariteit van mode te verklaren omdat het een onderdeel is van een gecultiveerd paringsritueel.’ vGtO: ‘Hier worden toch twee dingen door elkaar gehaald: de MoBA en mode. De MoBA is, als het goed is, geen modeshow, maar een heuse kunsttentoonstelling op hoog niveau. Bezielde kunstwerken in de vorm van al dan niet draagbare mode. In ieder geval iets wat om, aan of rond het lichaam gedrapeerd en gedragen kan worden. Dat hoge niveau trekt belangstelling. Mode is eigenlijk een wegwerpartikel. Of op zijn best recyclebaar.’ FS: ‘Mode is heel direct in uitdrukking en contact. En het is een makkelijke mogelijkheid om jezelf te manifesteren en je te verbinden met gelijkgezinden. Op die manier kun je met mode vat krijgen op de wereld. De MoBA laat dat zien op een extreme manier. Doordat er veel verschillende materialen worden gebruikt, zijn de ontwerpen heel sculpturaal zonder dat ze meteen op een voetstuk worden gezet zoals bij kunst. Bovendien zit het dicht op de huid: mode is een gebruiksvoorwerp.’
Mode gaat (meestal) niet over de draagbaarheid of het comfort van kleding, en haute couture al helemaal niet. Waarom eigenlijk niet? AL: ‘Waar het in de mode om gaat, is om een uitspraak te doen, hèt onderscheid te maken, het voorafgaande te overtreffen. Mode begint in de haute couture met een heel exclusief ontwerp dat een voor de meesten onbereikbaar ideaal toont. Een aftreksel daarvan komt uiteindelijk in de mainstream terecht. Maar dat aftreksel dient nog steeds de subculturele differentiatie (denk bijvoorbeeld aan de Exactitudes, foto’s van Ari Versluis & Elly Uyttenbroek). Er treedt een verschuiving op van risicovol onderscheid (ondraagbaar zelfs) naar de veilige comfortzone van de geaccepteerde maatschappelijke ‘lappendeken’. De groep ‘polo’s & ribfluwelen golfbroeken’ is net zo ongevaarlijk als de groep ‘bomberjacks & spijkerbroeken’.’ HW: ‘Deze bewering klopt niet, het is maar waar je op focust. Vraag dat maar aan Maxima.’ AM: ‘Omdat mode in eerste instantie een onderzoek is naar vorm en inhoud.’ vGtO: ‘Foute vraag. Mode is wel degelijk draagbaar namelijk, lees ons antwoord op vraag 5.’
De modewereld is de beeldende kunstwereld niet, en omgekeerd. Toch zijn er een aantal parallellen aan te wijzen. Denk dan bijvoorbeeld aan ‘de modeontwerper’ wiens maatschappelijke status soms mythische proporties aanneemt, vergelijkbaar met ideeën over de geniale, geëngageerde, onaangepaste of visionaire kunstenaar.
boven verandering verheven is. Er is een groot commercieel verschil: de mode stuurt zichzelf de markt op, de beeldende kunst loopt erachter aan.’ HW: ‘Sommige kunstenaars kunnen in hun werk een leven lang voortborduren op één idee. Modeontwerpers moeten ieder seizoen iets nieuws brengen, in de winter bijvoorbeeld een muts en in de zomer een badpak.’ AM: ‘Het verschil is dat mode mode is en beeldende kunst beeldende kunst.’ vGtO: ‘Op topniveau zijn de modewereld en die van de beeldende kunst juist wel elkaars gelijken. Een Damien Hirst wordt net zo gretig afgenomen als een Jean Paul Gaultier.’ Wat zijn volgens jou de grootste/ belangrijkste overeenkomsten tussen deze twee disciplines? AL: ‘Het onderzoek, het verleggen van grenzen, het negeren van beperkingen, samengevat in het creatieve proces. Beide gaan over het creëren van eerder ongekende kwaliteiten.’ HW: ‘Droog brood. 7c. D!’ AM: ‘De overeenkomst is dat beide in elkaars verlengde liggen.’ vGtO: ‘Op laag niveau is het waarschijnlijk niet veel anders: de één redt het net wel of net niet, met veel hangen en wurgen.’
Ten slotte iets geheel anders. Stel dat jij curator (of: ‘artistiek leider’) wordt van de volgende MoBA in 2015. Voor welk overkoepelend thema of uitgangspunt kies jij? Waarom? AL: ‘’Mijn rug op’. Dit uitgangspunt lijkt me een uitdaging! Met ‘mijn rug op” maak je een opgeheven middelvinger, maar zeg je ook dat je een pakezel bent. In beide symbolen ben je onverzettelijk. Je bent onafhankelijk en dienstbaar tegelijk. Maar je bijt ook in de hand die je voedt. Het beeld van een rug is zowel voor de beeldende kunst als voor de mode iconisch.’ HW: ‘Het thema voor de volgende MoBA moet worden: Confectie. Waarom? Omdat er rond dit thema veel onderzocht kan worden! Hierbij twee voorbeelden: 1) Voor welke uitdagingen staan modeontwerpers, veelal opgeleid aan ArtEZ Arnhem, om verwaterde versies van de op internationale catwalks geshowde modellen te maken? 2) Hoe kan het dat je ondanks de massaproductie zo weinig mensen tegenkomt die precies hetzelfde gekleed zijn?’ AM: ‘Liefde, omdat wij allen verbonden zijn met elkaar.’ vGtO: ‘Als we daar nu antwoord op zouden moeten geven: NAALDKUNST. Maar daar zou je enorm diep over moeten nadenken. Daarbij moet je alle vorige edities in acht nemen en de stand van zaken van de wereld in 2015.’
Wat zijn volgens jou de grootste/ belangrijkste verschillen tussen deze twee disciplines? AL: ‘Ars longa, vita brevis: de kunst is voor eeuwig, maar het leven is kort. Mode hoort bij vita brevis, werkt op de korte termijn, moet ‘pieken’. Ieder jaar en ieder seizoen moet het weer anders om de markt onder druk te houden. Mode zit vast aan het menselijk lichaam. Mode moet toepasbaar zijn. De beeldende kunst hoort bij ars longa. Als beeldend kunstenaar zit je in een langetermijnproces. Je wilt iets laten zien dat 13
Marga Knaven ...wordt nu niet meer gehinderd Door Martin Pieterse
Het liefste wilde Marga Knaven bzzzt! lijnen, krullen en strepen in de ruimte zetten. Als in een explosie een soort schilderij maken waar je in gedachten in en uit kon kruipen. Maar dat ging niet in keramiek, haar oorspronkelijke materiaalkeuze. Tot Marga Knaven uit haar hoekje kwam. Toen Marga Knaven in 1984 afstudeerde aan de academie in Den Bosch, zat ze vrijwel direct in een hoek. In de keramiekhoek welteverstaan, want keramiek was het materiaal van haar eindexamenwerk. Ook later bleef ze de keramiek trouw, jarenlang. Keramiek was haar ding, leek het. Knavens vaasen bekervormige, soms bont geglazuurde objecten waren ook echt van keramiek. Dat viel niet te ontkennen.
Lijnenspel Marga Knaven was inmiddels al wel gaan experimenteren met smalle repen klei die ze tot een soort ruimtelijk lijnenspel in elkaar draaide. ‘Dat was al een veel abstractere manier om met binnen en buiten bezig te zijn. Niet langer verhalend. Dat was een hele stap. Maar ik bleef wel in dat trage en moeilijke keramiek werken. Waarom eigenlijk?’
Keramiek trekt een apart publiek, bleek al gauw. Keramiekliefhebbers hebben bepaalde verwachtingen van een kunstenaar. Marga Knaven had het soms moeilijk met dat verwachtingspatroon. ‘Eigenlijk wilde ik het in mijn werk hebben over de tegenstelling tussen binnen en buiten. Dat ik dat in keramiek deed, was min of meer toevallig. Het thema, dat was belangrijk. Het materiaal minder. Maar voor de meeste verzamelaars van keramiek is juist het materiaal belangrijk, de techniek, hoe je de klei en het glazuur verwerkt.’
Toen was er ineens dat gekleurde plastic. Stevige vellen rood en groen en helder geel, die je gemakkelijk in repen en strepen kunt snijden, die je kunt buigen en draaien en plakken als tagliatelle al dente, zeker als je het een beetje warm maakt met een verfbrander. Eindelijk kon Marga Knaven schilderen met ruimtelijke lijnen: snel, geconcentreerd, ongehinderd door moeilijke materialen of door de maat van een oven.
Knaven kwam uiteindelijk steeds meer in een spagaat te zitten. ‘Voor de buitenwereld zat ik in de keramiek, maar in de keramiekwereld hoorde ik er ook niet helemaal bij. Ik probeerde meer uit het materiaal te halen, maar dat lukte niet goed. Het bleef lastig.’ Pauze Begin deze eeuw moest Marga Knaven om gezondheidsredenen pas op de plaats maken. Even helemaal niks, ook geen keramiek. Na een jarenlange pauze zocht ze haar atelier in Tolkamer weer op. Daar wachtte al die klei. Oké, maar dan gaan we het nu anders doen, dacht ze bij zichzelf. Keramiek, maar dan op een nieuwe manier. In 2007 mocht ze werken en experimenteren in het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) in Den Bosch. In eerste instantie stonden technische vragen op de voorgrond, bijvoorbeeld: hoe voorkom ik dat de klei gaat scheuren? Dat leek belangrijk. Knaven: ‘Ik maakte lappen klei die ik over elkaar legde. Dat had ook met het thema ‘binnen en buiten’ te maken. Maar ik vond het nog steeds te figuurlijk. Het leek telkens ergens op, het was te verhalend, en dat leidde af van waar het echt om ging.’ ‘Bovendien is klei een moeilijk materiaal. Het droogt langzaam. Je moet voortdurend wachten en ondertussen opletten dat de nog zachte klei niet ergens inzakt, of dat er wat afscheurt. Dan moet het in de oven. Ik was altijd doodsbenauwd dat de boel knapte en ik weer helemaal overnieuw moest beginnen. Ten slotte moet je werk altijd een bepaalde afmeting hebben, anders past het niet in de oven.’ Knaven maakt een gebaar alsof ze de wanhoop nabij is. ‘Ik vond keramiek eigenlijk zo tráág! Ik zei weleens tegen een galerist: ik zou willen schilderen in keramiek. Ik zou vaart willen maken. Meer een explosie, zo van bzzzt!, lijnen en krullen, strepen in de ruimte! Geen ambacht maar pure, ongehinderde expressie. Ik kreeg ineens zó genoeg van keramiek.’
14
Marga Knaven (Arnhem, °1956), www.margaknaven.nl Opleiding: Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving ’s-Hertogenbosch, afgestudeerd in 1984. Keramisch Werkcentrum Heusden (1984) en EKWC ’s-Hertogenbosch (1995 en 2007) Exposities, onder andere: 2013: Gorcums Museum, Gorinchem 2009: Cebiko, Incheon (Zuid-Korea) 2002: Galerie Z, Nijmegen 1999: Galerie Vromans, Amsterdam 1992: Galerie van den Crommenacker, Arnhem 1991: Galerie Amphora, Oosterbeek 1988: Biënnale International d’Art Céramique, Vallauris (Frankrijk) Marga Knaven was onder meer docente keramiek. Haar werk bevindt zich in diverse particuliere collecties en in de collecties van Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en de Kunstuitleen in Utrecht. Marga Knaven woont en werkt in Tolkamer. HGG20510 (2010), wandsculptuur van ingekleurde porselein, 55 x 46 x 9 cm. (foto: Peter Cox)
Ze wijst naar een kluwen blauwe kunststof lijnen aan de muur van haar atelier. ‘Dat blauwe ding is net een soort ruimtelijk breiwerk: de ene lijn gaat door de andere heen, het draait in elkaar, zoals een spin een web maakt, zonder dat je het begin of het einde van de lijnen ziet. Dit gaat nu echt over ruimte, over binnen en buiten. In je fantasie kun je er in rondlopen. Precies wat ik wil.’ In het begin werd het plastic nog gecombineerd met keramiek, maar daar kwam snel een einde aan. De kunststof bood Marga Knaven zoveel meer artistieke vrijheid. ‘Toen ik in plastic begon te werken, had ik meteen zoiets van: oh ja, zo moet het! Hier heb ik op zitten wachten! Maar ook: waarom ben ik hier niet twintig jaar eerder op gekomen?’
Chaos in de orde (2012), wandsculptuur van polystyreen, 90 x 115 x 35 cm. (foto: Frits van Dijk)
Orde in de chaos (2013), wandsculptuur van polystyreen, 90 x 85 x 30 cm. (foto: Frits van Dijk)
De nieuwe techniek betekende echter ook een radicaal afscheid van die goeie, ouwe keramiek. Dat viel niet mee. Knaven: ‘De keramiek loslaten was best heel eng. Bij vlagen voelde het alsof het niet kon, dat ik de keramiek en mezelf ontrouw was. Dat was vorig jaar zomer. Maar dat gevoel van ontrouw was snel over. Ik had een beslissende stap in mijn werk gedaan, en ik kon simpelweg niet meer terug. Toen heb ik met mezelf afgesproken: Marga, ga jij dit nieuwe pad maar eens een stuk oplopen. Niet bang zijn.’ Recent exposeerde Marga Knaven voor het eerst haar kunststof objecten in Gorinchem. Nu weet iedereen het. En de nieuw herwonnen artistieke vrijheid smaakt naar meer. Vooral naar andere materialen, zoals aluminium en rubber. Met repen aluminium laten zich ook grotere objecten vormen, meer ruimtelijke objecten, die als vanzelf loskomen van de veilige muur, en zich echt vrij en onbevangen van alle kanten laten bewonderen. Marga Knaven lijkt bijna overweldigd door de bevrijdende stap die ze heeft genomen. Maar ze is ook vol goede moed. ‘Ik ben ergens aangekomen. Ik ben blij dat ik de stap heb gezet.’ En dan, bijna ondeugend: ‘Als ik vroeger met werk naar een galerie onderweg was en ik reed over een verkeersdrempel, dan dacht ik: oh help, de keramiek! Nu denk ik: ach, het kan geen kwaad, dat plastic.
Summersong (2012), wandsculptuur van ingekleurd porselein, 50 x 30 x 9 cm. (foto: Peter Cox) 15
Beeldende column Al tijden klagen mensen erover dat Arrangement in Gray and Black, no. 1 (1871) van
James Abbott McNeill Whistler een uiterst onhandig liggend formaat heeft. Het schilderij is daardoor moeilijk te combineren met moderne inrichtingseisen. Speciaal voor de lezers van De GBK en natuurlijk in het kader van de MoBA 2013 heb ik dit meesterwerk verbeterd en aan hedendaagse maatstaven aangepast. Let op! Het betreft hier dus NIET het originele schilderij, dat heeft immers een liggend formaat.
door Johan Maria Pol