Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen 1)
2)
A A1
B B1
KLINISCHE ZORG verpleegkundige afdelingen verpleegafdelingen algemeen (onderzoek, behandeling , verzorging) verpleegafdelingen met intensieve verzorging (intensive care, hartbewaking, kinderafdeling, neonatologie) NIET KLINISCHE ZORG spoedeisende hulp (o.a. gipskamer, eventueel röntgenkamers)
opslag en gebruik gevaarlijke stoffen (m.n. ontsmettings-/desinfectie middelen) en medicijnen (medicijnkasten); bepaalde afdelingen ook gebruik cytostatica
poliklinische zorg behandeling- en onderzoeksafdelingen (uitgebreider onderzoek nav polklinisch consult, kleine dagbehandelingen, speciale onderzoeken, bijvoorbeeld endoscopie)
B4
orgaanfunctie onderzoek (onderzoek bij zowel klinische als poliklinische patiënten)
B5
chirurgie
B6
gentherapie (behandeling dmv genetische modificatie van cellen) revalidatie en fysiotherapie
B7
psychiatrie
C C1
SPECIALISMEN MET BIJZONDERE MILIEURELVANTIE nucleaire geneeskunde (behandelmethoden waarbij radioactieve stoffen
Veranderingsvergunning d.d. 6 december 2002 en Veranderingsvergunning d.d. 13 augustus 2004. Deze vergunningen hebben betrekking op gebouwen van het academisch onderwijs en zijn daarom in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Revisievergunning 2001
Revisievergunning 29 augustus 1997
2)
Revisievergunning d.d. 2 juli 1999
Vergunningen hebben uitsluitend betrekking op de ziekenhuisactiviteiten. De medische faculteit heeft (nog) een aparte vergunning.
N.B.
Eén vergunning voor academisch ziekenhuis en universiteit. In de vergunningen zitten de activiteiten van de universiteit dus verweven.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
1)
gips aanleggen (overigens wordt steeds composiet (kunststof) ipv gips gebruikt); afvoer gipshoudend afvalwater
4.1.4* Met gips verontreinigd afvalwater moet voordat het op de riolering wordt geloosd een gipsafscheider met voldoende capaciteit doorlopen.
20.4.1* Bedrijfsafvalwater afkomstig van ruimten waar met gips wordt gewerkt, moet voordat vermenging met ander bedrijfsafvalwater plaatsvindt, door een doelmatige gipsafscheider van voldoende capaciteit worden geleid.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
röntgen: zie afdeling radiologie niet/ weinig milieurelevant gebruik medische apparatuur, reiniging, ontsmetting opslag en gebruik gevaarlijke stoffen BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en (m.n. ontsmettings-/desinfectie overslaan gevaarlijke en andere stoffen middelen) en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. gebruik medische apparatuur, reiniging, ontsmetting opslag en gebruik gevaarlijke stoffen BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en (m.n. ontsmettings-/desinfectie overslaan gevaarlijke en andere stoffen middelen) en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. gebruik medische apparatuur, reiniging, ontsmetting gebruik en opslag gevaarlijke stoffen, BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en medicijnen, anesthesie gassen overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. toepassing genetische modificatie Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer (en de daarop gebaseerde vergunning) zwembad/ hydrotherapie 2)
opslag en gebruik chemicaliën voor zuiveren en desinfecteren
B8
1)
AZR Daniël
reiniging/ ontsmetting (bijvoorbeeld bedpannen)
opslag gevaarlijke stoffen (m.n. ontsmettings-/desinfectie middelen) en medicijnen (medicijnkasten)
B2 B3
Veranderingsvergunning tbv nieuwbouw Centrumlokatie, beschikking Wm d.d. 27 april 2007
Leids Universitair Medisch Centrum
Besluit GGO en Regeling GGO van toepassing
16.1* De bij het hydrolyseproces, ten behoeve van zwemwater, vrijkomende waterstof moet, zonder zich in de inrichting te kunnen verspreiden worden afgevoerd via een speciaal hiervoor bestemde gasdichte en onbrandbare afvoerleiding. Deze afvoerleiding moet buiten uitmonden en tegen inregenen zijn beschermd.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
opslag en gebruik verf, thinner e.d. voor creatieve therapie zaagmachine
o.a. behandeling met radioactief jodium Kernenergiewet; Besluit stralenbescherming Kernenergiewet
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 1 -
Kew van toepassing
C2
C3
D D1
Afdeling
Milieurelevante activiteit
(isotopen) worden gebruikt)
opslag en gebruik radioactieve stoffen (isotopen) behandeling met ioniserende straling
radiotherapie (de de behandeling van kankerpatiënten met radiogolven) kaakchirurgie
MEDISCHE ONDERSTEUNING laboratoria (vaak combinatie van meerdere soorten laboratoria tbv een of meerdere specialismen of afdelingen)
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
Verwijzing naar AI-18 *
Luchtemissies liggen ver onder de emissie-eisen uit de NER, dus ze gaan er vanuit dat ze voldoen aan de NER.
Kernenergiewet; Besluit stralenbescherming Kernenergiewet
beperkte opslag en gebruik gevaarlijke stoffen (m.n. ontsmettings-/desinfectie middelen). Gebruik van amalgaan komt zelden voor.
BARIM: hfst. 3, par 3.3.3 (Tandheelkunde), art. 3.26 betreffende het lozen van amalgaanhoudend afvalwater
algemeen
BARIM: pm
1)
Luchtemissies liggen beneden massastroomtoetsingswaarden van de NeR dus NeR is niet van toepassing
1)
19.1.4* Het ontstaan van stof, schadelijke dampen of gassen moet aan de bron worden voorkomen. Hiertoe moet gebruik worden gemaakt van gesloten of omsloten apparatuur. Wanneer dit redelijkerwijs niet mogelijk is, moet afzuiging aan de bron plaatsvinden.
2)
Duurproeven 8.3.1 De uitvoering van duurproeven en de ruimte waarin deze plaatsvinden moet overeenstemmen met het bepaalde in de CP 16-1 voor zover dit gesteld is in het belang van de bescherming van het milieu. 20.6.1* Afvalvloeistoffen en residuen afkomstig van laboratoria mogen niet op het riool worden geloosd. In interne werkvoorschriften moet aangegeven worden op welke manier deze stoffen uit de inrichting worden afgevoerd. Deze werkvoorschriften moeten uiterlijk vier maanden na het in werking treden van deze vergunning bij het bevoegd gezag zijn ingediend. De werkvoorschriften moeten aanwezig zijn in de ruimte waarop ze betrekking hebben.
gebruik zuur-/ lafkasten
19.2.3* Een zuurkast, aangesloten op een gemeenschappelijke afzuigleiding, moet zijn voorzien van een klep die bij brand automatisch sluit. Deze klep moet zijn vervaardigd van onbrandbaar materiaal dat tevens bestand is tegen de inwerking van de in de zuurkast te gebruiken gevaarlijke stoffen. De klep moet ook met de hand te bedienen zijn. 19.2.4 In een zuurkast en de berging onder de zuurkast mogen gevaarlijke stoffen in geen grotere hoeveelheid aanwezig zijn dan voor de goede gang van het werk noodzakelijk is.
opslag en gebruik gevaarlijke stoffen
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
19.1.2 Er moet een register aanwezig zijn waarin de volgende gegevens over de laboratoria worden bijgehouden: - de gevaarlijke stoffen die worden ingekocht; - de plaats waar de categorieën gevaarlijke stoffen worden opgeslagen; - het gevaarlijk afval dat wordt afgevoerd; - de laatste keuring van de afzuiginstallatie; - de bevindingen van de laatste keuring van de autoclaaf;
8.1.3 In het laboratorium moet een register aanwezig zijn waarin de volgende gegevens worden bijgehouden: - de gevaarlijke stoffen die worden ingekocht; - de plaats waar de categorieën gevaarlijke stoffen worden opgeslagen; - het gevaarlijk afval dat wordt afgevoerd; - de laatste keuring van de afzuiginstallatie; - de risico -en grondstofinventarisatie van de verschillende proefopstellingen met eventuele bijbehorende instructies. De gegevens uit een register moeten ten minste vijf jaar worden bewaard.
3.9 Voorafgaand aan nieuwe proefopstellingen of analyses waarin gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen moet de mate van het gebruik van de gevaarlijke (grond-) stoffen en de (milieu)risico-aspecten van de stoffen worden geïnventariseerd. In deze beschouwing moet aandacht worden geschonken aan: - mogelijkheden tot beperking van het gebruik van de gevaarlijke stoffen; - het gebruik van minder milieubelastende stoffen; - inventarisatie van, de risico's van de opstelling; - maatregelen die worden getroffen om de risico's to beperken. De resultaten van deze inventarisaties moeten ten minste 2 jaar worden bewaard.
8.1.2 Voorafgaand aan nieuwe proefopstellingen of analyses waarin gewerkt wordt met gevaarlijke stollen moet de mate van het gebruik van de gevaarlijke (grond) stoffen en de (milieu-) risicoaspecten van de stoffen worden geïnventariseerd. In deze beschouwing moet aandacht worden geschonken aan: - mogelijkheden tot beperking van het gebruik van de gevaarlijke stoffen; - het gebruik van minder milieubelastende stoffen; - inventarisatie van de risico's van de opstelling; - maatregelen die worden getroffen om de risico's to beperken. De resultaten van deze inventarisaties moeten ten minste vijf jaar worden bewaard.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 2 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
werken met genetisch gemodificeerde organismen (ggos')
werken met biologische agentia
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen 2) Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer (en de daarop gebaseerde vergunning)
Erasmus MC Rotterdam
Leids Universitair Medisch Centrum
2) 3.2 In een VMT-werkruimte dient ten aanzien van de inrichtingsvoorzieningen to zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 4.1.1.1.1 van bijlage 4 van de Regeling ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen.
3.6.1 ad 3.* Eenmaal per jaar moet aan Burgemeester en 8.4.1* De bedrijfsonderdelen E1-81a(VMT lab), E1-81b, Wethouders een overzicht worden overgelegd van alle op E1-82(C1 lab) en E2-79(C1 tab) moeten aangewezen dat moment (nog) lopende onderzoeksprojecten of andere zijn als ggo-gebied. werkzaamheden met ggo's .
3.5 In een FIN1-werkruimte dient ten aanzien van de inrichtingsvoorzieningen to zijn voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van de concept aanbevelingen van de Permanente Commissie Microbiologische Veiligheid van de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie, van augustus 1995.
richtlijen 200/54/EG (d.d. 18-09/2000) betreffende de bescherming van de werknemers tegen de rixico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk
2)
3.6.1 ad 7. * Werkzaamheden met pathogene organismen mogen alleen worden verricht tot ten hoogste risicocategorie 3, waarbij de beheersmaatregelen voor de werkzaamheden en de ruimten moeten voldoen aan het bij de pathogeniciteit passende beschermingsniveau, zoals nader omschreven in het Besluit biologische agentia.
2)
3.6.1. ad 10.* Er moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de soorten dierverblijven, zowel aangegeven op de toegangsdeuren als in de werkvoorschriften .
AZR Daniël
3.7 In een FIN2-werkruimte dient ten aanzien van de inrichtingsvoorzieningen te zijn voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van de concept aanbevelingen van de Permanente Commissie Microbiologische Veiligheid van de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie, van augustus 1995.
nucleair lab
Kernenergiewet; Besluit stralenbescherming Kenrenergiewet
onderzoek met proefdieren (onderdeel universiteit academische ziekenhuizen)
D2
apotheek
opslag, bereiding en uitgifte medicijnen, inclusief cytostatica opslag en gebruik desinfectiemiddelen, reinigingsmiddelen e.d.
gekoelde opslag reiniging glaswerk sterilisatie medicijnen in autoclaaf (tussen)opslag gevaarlijk afval
D3
D4
radiologie gebruik contrastmiddelen zoals (uitvoeren van (röntgen)scan's, MRI's, echo's e.d.) bariumsulfaat en joodverbindingen sporadisch nog: opslag en gebruik van ontwikkelaar en fixeer alsmede afval mortuarium opslag en gebruik ontsmettings- en desinfectiemiddelen
D5
pathologische anatomie (uitvoeren obducties)
D6
centrale sterilisatie afdeling (CSA)
koeling opslag en gebruik ontsmettings- en desinfectiemiddelen
koeling reiniging en sterilisatie instrumenten stoomsterilisatie (autoclaven)
opslag en gebruik reinigingsmiddelen
1)
Luchtemissies liggen beneden massastroomtoetsingswaarden van de NeR dus NeR is niet van toepassing
Luchtemissies liggen ver onder de emissie-eisen uit de NER, dus ze gaan er vanuit dat ze voldoen aan de NER.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. 1)
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
BARIM: hfst 4, afd. 4.7(Activiteiten met 2) betrekking tot papier en textiel), par. BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. 1) BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. 1) 13.1.1* Stoom- en damptoestellen alsmede de toebehoren die door de Stoomwet zijn aangewezen om onder keur te worden gebracht door een keuringsinstantie, moeten elke vier jaar aan een periodiek onderzoek worden onderworpen door het Stoomwezen B.V. of andere door het bevoegd gezag geaccepteerde keuringsinstantie. Indien binnen de termijn van vier jaar de keuringsinstantie, voor de betreffende installatieonderdelen geen "Verklaring van periodiek onderzoek" heeft afgegeven, mogen deze installatieonderdelen niet in bedrijf zijn. Afwijking van deze termijn van vier jaar moet plaatsvinden met instemming van de keuringsinstantie.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen),
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 3 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
bereiding demiwater E E1
E2
FACILITAIRE DIENSTEN keuken & restaurant
technische dienst (energie-, water-, stoom-, gasvoorziening, onderhoud ziekenhuisapparatuur, onderhoud en beheer gebouwen, installaties en overige infrastructurele voorzieningen)
bereiden van maaltijden
BARIM: hfst 4, afd. 4.8 (Overige activiteiten), par. 4.8.3. (Bereiden van voedingsmiddelen)
1) 2)
centrale afwas incl vetafscheiding
1)
opslag en gebruik afwas- en schoonmaakmiddelen koel- en vriescellen opslag en afvoer voedselresten verwarmingsketels/ stookinstallatie
1) BEES-B 1) BARIM: hfst 4, afd. 4.2., par 4.2.1. (In werking hebben van een stookinstallatie)
WKK-installatie
BARIM: hfst. 3. afd/. 3.2 par. 3.2.1 (WKK installatie), artikelen 3.7 t/\m 3.12 bij een nominaal vermogen van max 10 MW, en wanneer uitsluitend aardgas, propaangas of butaangas wordt gebruikt. Hfst 4, par. 4.2.1. (in werking hebben van een stookinstallatie), art. 4.18
toestellen onder druk/ stoom- en damptoestellen noodstroomaggregaten; opstelling en beproeving
Warenwetbesluit drukapparatuur. (Handhaving is taak Arbeidsinspectie) BARIM: hfst 4, afd. 4.8 (Overige 2) activiteiten), par. 4.8.7. (In werking hebben van een noodstroomaggregaat).
opslag en gebruik waterontharders e.d.
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
demi-installatie warmte koude opslag
1) Europese verordening 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen; Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer 2003; Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006; Europese verordening 842/2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen; Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer. Warenwetbesluit drukapparatuur (handhaving: Arbeidsinspectie) BARIM: hfst 4, afd. 4.2, par. 4.2.2. (In werking hebben van een koelinstallatie)
persluchtinstallaties
Warenwetbesluit drukapparatuur. (Handhaving is taak Arbeidsinspectie)
opslag gevaarlijke stoffen in emballage in een gebouw (bunker, plofhok), kluis,
20.2.1* Het bedrijfsafvalwater uit de keuken moet, voordat vermenging met bedrijfsafvalwater uit andere ruimten plaatsvindt, door een slibvangput en een vetafscheider worden geleid.
4.1.8* De slibvangput en de vetafscheider waardoor bedrijfsafvalwater wordt geleid moeten zo vaak als nodig, maar ten minste éénmaal per jaar deskundig worden gereinigd en op eventuele lekkage gecontroleerd. Een schriftelijk bewijs van de laatste reiniging en controle moet in de inrichting aanwezig zijn.
BEES-B
2)
Grondwaterwet (ivm wateronttrekking)
koel-/ vriesinstallaties
luchtbehandelingsinstallaties opslag en transport medische en technische gassen, gevaarlijke stoffen
2)
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en 1) overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. 2) BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen
Overeenkomstig PGS 15
* Overeenkomstig CPR 15-1
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 4 -
2)
Overeenkomstig CPR 15-1 *
Afdeling
Milieurelevante activiteit
opslag brandstoffen (diesel/ Hbo) in ondergrondse tanks
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen BARIM: hfst. 3. par. 3.3.5 art. 3.30 verplicht tot verwaarloosbaar bodemrisico. In par. 3.3.4 van de min. Regeling zijn de eisen voor ondergrondse opslagtanks voor vloeibare brandstoffen en afgewerkte olie vemeld (voorheen BOOT; overgangsrecht tot 1 januari 2011). Hfst 2 afd. 2.10 (financiële zekerheid), art. 2.24 voor inrichtingen waarbinnen vloeibare brandstof of afgewerkte olie wordt opgeslagen in ondergrondse tanks.
Leids Universitair Medisch Centrum
opslag brandstoffen (diesel/ Hbo) in bovengrondse tanks
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en 2) overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.3 (opslaang van stoffen in opslagtanks)
2)
Overeenkomstig CPR 9-6 *
opslag en gebruik gasflessen
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en 2) overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1 BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1 1)
2)
*Overeenkomstig CPR 15-1 *
vullen gasflessen
transport gassen via leidingen
opslag O2 in reservoir(s)
2) 2)
opslag N2 in reservoir(s)
2)
2) 14.4.6* Alle onderdelen van een leiding voor zuurstof, waarin een druk kan optreden die hoger is dan 2500 kPa maar niet hoger dan 15.000 kPa, moeten van koper, messing of roestvast staal zijn vervaardigd. Onderdelen van een leiding voor zuurstof, waarin een druk kan optreden die hoger is dan 15.000 kPa, moeten van koper of messing zijn vervaardigd.
6.2* Een installatie voor de opslag van vloeibare zuurstof moet 2) zijn uitgevoerd en geinstalleerd overeenkomstig CPR 5, hoofdstuk 4 en 5. Het leidingwerk van de zuurstofinstallatie moet bovendien voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 8 van deze vergunning mits CPR 5 niet anders bepaalt. De installatieen onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel. Toelichting: Speciale aandacht moet worden besteed aan de ventilatie van de ruimte waarin een reservoir en verdamper zijn opgesteld alsmede van het omringende terrein grenzend aan die ruimte of aan de opstelplaats van reservoir en verdamper (zie hoofdstuk 4.2 van CPR 5). Verder moet bij de bepaling van de plaats van het zuurstofreservoir aandacht warden besteed aan de afstanden van het reservoir tot objecten (zie hoofdstuk 4.3 van CPR 5).
opslag lachgas in reservoir(s)
opslag accu's werkplaats:
* 5.9.1 Het leidingwerk van de zuurstofinstallatie moet bovendien voldoen aan het gestelde in paragraaf 5.7 van deze vergunning mits CPR 5 niet anders bepaalt. De onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel.
CPR 5 *
5.8.1* Vloeibare vloeistof mag uitsluitend worden opgeslagen in een speciaal hiertoe bestemd reservoir. 5.8.23 Voor het bedienen van een installatie en voor het toezicht tijdens het vullen van een reservoir moeten een of meer personen aanwezig zijn, die voldoende geïnstrueerd zijn omtrent de bediening onder normale omstandigheden en met de te treffen maatregelen bij bijzondere omstandigheden.
opslag chloorbleekloog en zoutzuur in reservoirs opslag CO2 in reservoirs accu's laden
AZR Daniël
BARIM: hfst 4, afd. 4.8 (Overige activiteiten), par. 4.8.6. (In werking hebben acculader)
2)
2) 2)
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 5 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
- bovengrondse smeerolietank
- opslag gevaarlijke stoffen
- lassen
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en 2) overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.3 BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1 BARIM: hfst 4, afd. 4.5, par. 4.5.2. 1) (Lassen van metalen). Par. 4.5.12. (Lozen van afvalwater afkomstig van activiteiten in par. 4.5.1 t/m 4.5.11). Hst 2, afd. 2.3., (Lucht) art. 2.5 en 2.6.
- houtbewerking
BARIM: hfst 4., afd. 4.3. (Activiteiten met betrekking tot hout en kurk), par. 4.3.1. (Mechanische bewerkingen van hout of kurk, ..). Hst 2, afd. 2.3., (Lucht) art. 2.5 en 2.6.
- metaalbewerking
BARIM: hfst 4., afd. 4.5., par 4.5.1. (Spaanloze, verspandende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen). Par. 4.5.12. (Lozen van afvalwater afkomstig van activiteiten in par. 4.5.1 t/m 4.5.11). Hst 2, afd. 2.3., (Lucht) art. 2.5 en 2.6.
- stofafzuiging - kunststofverwerking
Erasmus MC Rotterdam
Leids Universitair Medisch Centrum
1)
2) BARIM: hfst 4, afd. 4.4., par 4.4.1. (Mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten) Hst 2, afd. 2.3., (Lucht) art. 2.5 en 2.6.
- verfwerkzaamheden inclusief spuitcabine onderhoud gebouwen, terrein, wegen, riolering opslag en gebruik bestrijdingsmiddelen E3
afvalinzameling, behandeling, opslag en afvoer
E3a
opslag (naar soort gescheiden)
algemeen
BARIM: hfst 2, afd. 2.5. (Afvalbeheer)
1)
3.2.4 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten zijn geplaatst 2) op een vloeistofdichte vloer of in een vloeistofdichte lekbak in het bebouwde deel van de inrichting.
1)
3.2.7 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten worden bewaard op een vloeistofdichte vloer. De vloer moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling, een gotensysteem of een gelijkwaardige constructie van een zodanige capaciteit, dat ten minste de gemiddelde neerslaghoeveelheid van twee maanden binnen deze constructie kan worden opgevangen. Het verzamelde water moet tijdig worden afgevoerd.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 6 -
AZR Daniël
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen 1)
3.4.1* Vergunninghouder is verplicht de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden: - Vloeibaar chemisch afval - Fotografisch afval - Geneesmiddelen - Klein gevaarlijk afval - Oliehoudend afval - Radioactief afval - GGO-afval - Specifiek ziekenhuisafval - TL-buizen - Vast chemisch afval - Verf, lijm, kit, hars - Computerapparatuur - GFT/ Swill - Glas - Hout, - Papier en karton - Wit- en bruingoed - Overig bedrijfsafval
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
21.1.5 De afvalstromen van de inrichting moeten ten minste worden gescheiden in: - specifiek ziekenhuisafval; - afgewerkte olie; - gevaarlijk afval/(klein) chemisch afval; - glas; - hout; - metalen; - puin; - papier en karton; - swill en GFT-afval - overig bedrijfsafval. Deze afvalstoffen moeten gescheiden worden opgeslagen en afgevoerd.
2) niet gevaarlijke afval gevaarlijk afval
specifiek ziekenhuisafval
radioactief afval radioactief afvalwater in tank (tussenopslag vóór afvoer naar riool) ondergrondse voedselrestentank laboratorium afval
E3b
verpakken/ herverpakken
E3c
mengen (soortgelijke afvalstoffen bij elkaar voegen) versnipperen persen
E3d
E3f
ontwateren/ drogen
E3g
decontamineren
E3h E3i E3j E4 E5
composteren nuttige toepassing/ hergebruik verbranding interne dienst: transportdienst
2) BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en 2) overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
24.14 Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in emballage moeten zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer of in een vloeistofdichte lekbak. 24.1 Specifiek ziekenhuisafval, zoals anatomisch afval en disposable artikelen, moet worden verpakt in deugdelijk, dichtgesmolten plastic zakken of in speciaal daarvoor bestemde afsluitbare emballage of containers. Deze afvalstoffen moeten ten minste eenmaal per maand uit de inrichting worden afgevoerd en aangeboden aan een daartoe bevoegd verwerkingsbedrijf.
Kernenergiewet; Besluit stralenbescherming Kernenergiewet 21.1.6* In interne werkvoorschriften moet voor de laboratoria worden aangegeven worden op welke manier de afvalstoffen uit de inrichting worden afgevoerd.
algemeen radioactief afval specifiek ziekenhuisafval
nvt huishoudelijk afval in perscontainer oud papier in perscontainer mechanisch ontvochten voedselresten of swill autoclaveren microbiologisch afval onder toezicht van de bact labaoratoria nvt nvt nvt patiëntenvervoer beheren transportmateriaal, reiniging, desinfectie van karren e.d. bedden reinigen
2)
15.1 Het reinigen met stoom of met water onder verhoogde druk van bedden moet plaatsvinden in een speciaal daarvoor bestemde wasplaats. Het reinigen moet op een zodanige wijze plaatsvinden dat zich geen waternevel buiten de inrichting kan verspreiden.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 7 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
Leids Universitair Medisch Centrum
15.2 De vloer van een wasplaats of een wasruimte moet vloeistofdicht zijn, afwaterend zijn gelegd en vloeistofdicht aansluiten op een of meer afvoerputten of afvoergoten, die zijn aangesloten op de bedrijfsriolering. Doorvoeringen van kabels en leidingen moeten vloeistofdicht zijn uitgevoerd. De afmetingen van de vloer van een wasplaats moeten zodanig zijn dat hierbuiten geen waternevel kan neerslaan. opslag en gebruik reinigingsmiddelen
E6
schoonmaakdienst
E7
textielbeheer
E8
overige inkoop en magazijn bedrijfsveiligheidsdienst kantoren, administratie e.d. kinderboerderij traumahelikopterplatform
klein onderhoud bedden, rolstolen e.d. opslag LPG tbv interne transportmiddelen gebruik transportmiddelen met verbrandingsmotor opslag accu's (zie technische dienst) accu's laden (zie technische dienst) afvalinzameling schoonmaakwerkzaamheden opslag reinigingmiddelen
wassen, drogen, strijken linnengoed (voor zover niet extern gewassen)
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1.
2)
BARIM, hfst 4, afd. 4.1 (op- en overslaan gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen), par. 4.1.1, art. 4.1. BARIM: hfst 4, afd. 4.7(Activiteiten met betrekking tot papier en textiel), par. 4.7.4. (Reinigen en wassen van textiel)
opslag wasmiddelen e.d. opslag hulpmiddelen bedrijfsbrandweer(garage)
Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer BARIM: hfst 4, afd. 4.7(Activiteiten met betrekking tot papier en textiel), par. 4.7.3. (Overige druktechnieken).
reprografisch-drukkerij
diverse detailhandel (kapper, bloemist, kadoshop e.d.) gasdruk- meetinstallatie en aardgasgestookte installatie parkeergarage
F
parkeerterrein ALGEMENE MILIEUASPECTEN
2) BARIM: hfst 2, afd. 2.5. (Afvalbeheer)
2) BARIM: hfst 4, afd. 4.6. (Activiteiten met 2) betrekking tot motoren, motorvoer- en vaartuigen en andere gemotoriseerde apparaten), par. 4.6.2. (Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage), par 4.6.1. (Lozen van afvalwater (algemeen), art. 4.75.
22.1 Een parkeergarage moet, voorzover de voorschriften van deze voornorm betrekking hebben op de bescherming van het milieu, voldoen aan de NVN 2443.
slibvangers en olieafscheiding geluidemissie ziekenhuiscomplex incl verkeer/ trillingen
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): Hinder door geluid, trillingen zo veel mogelijk voorkomen. Hfst 2, afd. 2.8. (geluidhinder), afd. 2.9. (trillinghinder).
1) 2)
verkeersaantrekkende werking
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): nadelige gevolgen door verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting zo veel mogelijk tegengaan. Hfst 2, afd 2.7. (Verkeer en vervoer).
1)
2)
17.1.1* De vergunninghouder is gehouden te doen en na te laten 2) hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om bezoekers te stimuleren met fiets of openbaar vervoer te komen en het gebruik van de auto door bezoekers te beperken.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 8 -
3.1.5 ad 2.* De vergunninghouder moet zich blijven inspannen om verkeersbewegingen die plaatsvinden ten behoeve van de inrichting op een zo min mogelijk milieubelastende wijze te laten plaatsvinden . Jaarlijks moet in het verslag worden weergegeven : a. hoeveel verkeersbewegingen (bij benadering) ten behoeve van bevoorrading, vervoer van personeel en vervoer door patiënten en bezoek hebben plaatsgevonden ; b. met welke vervoersmiddelen deze bewegingen hebben plaatsgevonden .
AZR Daniël
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen 1)
17.4.1 De vergunninghouder moet bezoekers en patiënten informeren over de bereikbaarheid van de inrichting met het openbaar vervoer. Daartoe moet standaard op briefpapier en de internetsite worden vermeld hoe de inrichting met het openbaar vervoer te bereiken is.
goederenvervoer
1)
17.2.1 De vergunninghouder moet jaarlijks, in het milieujaarverslag, aan het bevoegd gezag schriftelijk gegevens verstrekken over het aantal vervoerbewegingen van het voorafgaande jaar. De gegevens moeten betrekking hebben op het goederenvervoer van en naar de inrichting en moeten, voor zover van toepassing, zijn uitgesplitst naar weg, spoor en water.
woon-/werkverkeer
1)
17.3.1 De vergunninghouder moet jaarlijks, in het milieujaarverslag, aan het bevoegd gezag schriftelijk gegevens verstrekken over het aantal vervoerbewegingen van het voorafgaande jaar. De gegevens moeten betrekking hebben op het personenvervoer als gevolg van het woon- werkverkeer van het personeel van de inrichting en moeten zijn uitgesplitst, voor zover van toepassing, naar auto, motor, (brom)fiets en openbaar vervoer.
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
18.2.1 De vergunninghouder moet bezoekers informeren over de bereikbaarheid van de inrichting met het openbaar vervoer. Daartoe moet standaard op briefpapier en in advertenties worden vermeld hoe de inrichting met het openbaar vervoer te bereiken is.
18.1.1 Binnen een jaar na het van kracht worden van dit voorschrift moet door de vergunninghouder een onderzoek zijn uitgevoerd naar de mogelijkheden ter beperking van het woon-werkverkeer van het personeel van de inrichting, voor zover dit per auto of motor plaatsvindt. In het onderzoek moet in ieder geval aandacht worden besteed aan de huidige wijze van vervoer van de werknemers, aan maatregelen gericht op verminderen van de (auto)mobiliteit van het personeel, aan alternatieve vervoerswijzen ter vermindering van deze (auto)mobiliteit en aan faciliterende maatregelen ter bevordering van deze alternatieve vervoerswijzen. De opzet van het onderzoek moet binnen zes maanden na het in werking treden van dit voorschrift ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden gezonden. Omtrent de uitvoering van het onderzoek kunnen door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld. De rapportage van het onderzoek moet binnen zes maanden na de goedkeuring van de opzet van het onderzoek aan het bevoegd gezag worden gezonden.
Toelichting: Bij maatregelen gericht op verminderen van de (auto)mobiliteit van he personeel kan warden gedacht aan bijvoorbeeld carpoolen, telewerken enzovoort. Bij alternatieve vervoerswijzen ter vermindering van de (auto)mobiliteit kan worden
parkeren
2)
emissies naar de lucht
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): verontreiniging van lucht zo veel mogelijk voorkomen. Hinder door eur, stof zo veel mogelijk voorkomen. Hfst 2, Afd. 2.3. (Lucht), art 2.5 t/m 2.9
1)
brandveiligheid/ brandbestrijding
Bouwbesluit (eisen mbt brandwerendheid ruimten); gebruikersvergunning
1) 1)
energieverbruik
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): energie doelmatig gebruiken
2) 1)
29.1 In de inrichting dienen maatregelen te zijn genomen ter beperking van het woon-werkverkeer van het personeel, voor zover dit per auto of motor plaatsvindt. Deze maatregelen ter beperking van de automobiliteit van het personeel moeten zijn vastgelegd in een vervoersplan (Nieuw Vervoersbeleid AZR, 1 september 1996, MAP1). Bij een eventuele herziening c.q. aanpassing van het vervoersplan moet dit tijdig ter beoordeling worden gezonden aan de directeur van de DCMR.
2)
Brandweeradvies overgenomen 1.3.1 * In de inrichting is een bedrijfsnoodplan aanwezig. Ten minste jaarlijks wordt een actueel bedrijfsnoodplan aan het bevoegd gezag getoond, tenzij er geen substantiële veranderingen hebben plaatsgevonden. EMC heeft in het kader van een MJA een Energiebesparingsplan (EBP) opgesteld
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 9 -
2)
3.2.3 ad 1.* In de inrichting moet de emissie van VOS (Vluchtige Organische Stoffen) zoveel mogelijk worden beperkt .
Afdeling
Milieurelevante activiteit
- energiebesparingsonderzoek
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen BARIM: hfst 2, afd. 2.6. (Energiebesparing)
Erasmus MC Rotterdam
1)
7.1.1 De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat het energieverbruik in de inrichting zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. Bij de aanschaf of vervanging van apparatuur en/of installaties en bij renovaties dient het energieverbruik van de apparatuur of andere energiebesparingsmaatregelen in overweging te worden genomen. Ter bevordering van een zuinig gebruik van energie dienen tevens mogelijk organisatorische maatregelen jaarlijks te worden te worden geïnventariseerd. Hierbij dient onder andere aandacht te worden besteed aan: - optimalisatie van regelingen; - instructies voor het personeel; - energiebeheer en energiecoördinatie.
- bedrijfsenergieplan
2)
27.1 De vergunninghouder moet binnen zes maanden na het van kracht worden van de beschikking op basis van een energiebesparingsplan een BEP opstellen conform de eisen uit de circulaire "Omgaan met energieverbruik en meerjarenafspraken bij de milieuvergunning" van de ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van juni 1994. Het BEP moet overeenkomstig de bijiage 3A van deze circulaire zijn uitgevoerd en moet, voor toetsing aan de MJA, aan Novem aangeboden worden. Het BEP moet begeleid door een advies van Novem, binnen acht maanden na het van kracht worden van de beschikking ter beoordeling worden gezonden aan de directeur van de DCMR.
afvalpreventie
1)
3.3.1* De vergunninghouder moet een registratie bijhouden van 2) de aard, samenstelling, oorsprong en omvang van afvalstoffen. De volgende afvalstoffen moeten in ieder geval worden geregistreerd: - Vloeibaar chemisch afval - Fotografisch afval - Geneesmiddelen - Klein gevaarlijk afval - Oliehoudend afval - Radioactief afval - GGO-afval - Specifiek ziekenhuisafval - TL-buizen - Vast chemisch afval - Verf, lijm, kit, hars - Computerapparatuur - GFT/Swill - Glas - Hout, - Papier en karton - Wit- en bruingoed - Overig bedrijfsafval Uiterlijk 6 maanden na ingebruikstelling van de inrichting, moet de vergunninghouder het volgende overleggen: - Wijze en frequentie waarop de omvang wordt gemeten/berekend; - Hulpmiddelen die daarbij worden gehanteerd; - Wijze waarop registratie plaatsvindt. Na goedkeuring door het bevoegd gezag moet de vergunninghouder het meet- en registratiesysteem in stand houden.
waterbesparing
2) 1)
Registratie conform aanvraag
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 10 -
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
3.1.2 ad 1.* Binnen 6 maanden na het van kracht worden van de vergunning moet een plan van aanpak worden opgesteld waarin wordt aangegeven hoe de vergunninghouder aandacht zal besteden aan afvalpreventie . In het plan van aanpak dienen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde te komen : a. Overzichten van hoeveelheden afval per soort die per onderdeel van de " inrichting vrijkomen. b. Een planning van afvalpreventie-(sub-)onderzoeken. Binnen 5 jaar na het van kracht worden van de vergunning moet voor elk onderdeel van de inrichting een afvalpreventie-(sub-)onderzoek zijn afgerond . De afvalpreventie-(sub-)onderzoeken moeten in ieder geval de volgende geqevens bevatten : c . een overzicht van de mogelijke grondstofbesparende technieken en/of maatregelen ; d. de te bereiken mate van afvalreductie met de techniek en/of maatregel; e. de investeringkosten en de baten van de afvalpreventiemaatregelen of - technieken ; f, de terugverdientijd van elke preventietechniek op basis van de inverstering en de baten ; g. een mogelijk implementatietraject . Het plan van aanpak en een voorstel voor de systematiek van de afvalpreventieonderzoeken moet ter goedkeuring aan Burgemeester en We
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Leids Universitair Medisch Centrum
1)
2) 9.1.1* Uiterlijk 2 jaar na het ingebruikstellen van de inrichting moet door de vergunninghouder een evaluatie zijn uitgevoerd van de maatregelen die genomen zijn en eventueel nog mogelijk zijn om tot reductie van het waterverbruik binnen de inrichting te komen. De rapportage moet ter goedkeuring worden gezonden aan het bevoegd gezag.
3.1.2 ad 2.* Binnen een jaar na het van kracht worden van de vergunninq moet onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijkheden van toepassing van waterbesparende technieken in de inrichting . Het waterbesparingsonderzoek moet in ieder geval de volgende geqevens bevatten : a. een overzicht van de in de inrichting toegepaste toestellen die water gebruiken of water leveren; b. de reeds toeqepaste waterbesparende technieken in die toestellen ; c . een inventarisatie van de toe te passen waterbesparende technieken ; d. de investeringskosten en terugverdientijden van elke toe te passen waterbesparende techniek ; e. een mogelijk implementatietraject . Het rapport van het waterbesparingsonderzoek dient binnen drie maanden na afronding van het onderzoek aan Burgemeester en Wethouders te worden overgelegd .
2)
30.1 Binnen zes maanden na het van kracht worden van dit voorschrift moet door de vergunninghouder een onderzoek zijn uitgevoerd naar de technische en economische haalbaarheid van waterbesparing binnen de inrichting (haalbaarheidsonderzoek). De rapportage van het onderzoek moet ter goedkeuring worden gezonden aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond. In het haalbaarheidsonderzoek moet ten minste worden aangegeven: - de mogelijke maatregelen voor waterbesparing; - de besparingsmogelijkheden per maatregel; - de kosten en opbrengsten per maatregel, incl. de terugverdientijd; - mogelijk investeringstraject
1)
4.1.14 Een riolering voor de afvoer van afvalwater moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd.
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
bodem:
2)
1) 2)
AZR Daniël
3.2.1 ad 1.* De riolering voor de afvoer van afvalwater (de 2.5.2* De gehele installatie moet vloeistofdicht zijn. Dit bedrijfsriolering) moet duurzaam vloeistofdicht zijn . moet voor het in gebruik nemen of na een grote reparatie door een beproeving op dichtheid worden aangetoond. 2.5.6 Van de beproeving op dichtheid moet tijdig kennis worden gegeven aan het bevoegd gezag, zodat deze in de gelegenheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn. 22.1.1 De verzameltanks voor radioactief afvalwater moeten zijn geplaatst in een vloeistofdichte bak. De opnamecapaciteit van de vloeistofdichte bak moet ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de grootste tank vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks. De bak moet voldoende mechanische sterkte bezitten om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van lekkage optredende vloeistofdruk. In de bodem en de wanden van de bak mogen geen leidingdoorvoeringen aanwezig zijn. Toelichting: Dit voorschrift is een aanvullend voorschrift op de vergunningen die in het kader van de kernenergiewet zijn verleend voor de opslag van radioactieve stoffen. De vloeistofdichte bak kan bestaan uit een stolen of betonnen bak dan we! bestaan uit een vloeistofdichte omwalling, een vloeistofdichte muur, of een dorpel onder de toegangsdeur die samen met de vloer en de wanden een vloeistofdichte bak vormt.
- nul- en eindsituatieonderzoek
BARIM: hfst 2, afd. 2.4, art. 2.11 verplicht tot het uitvoeren van een een 0situatieonderzoek bij oprichting en eventueel verandering. (Overgangsrecht tot 1 januari 2011)
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 11 -
2)
Afdeling
Milieurelevante activiteit
- bodembescherming, NRB
- beheermaatregelen/-programma afvalwater
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen Wet bodembescherming, art. 13, zorgplicht. BARIM: hfst 3 art. 3.30 verplicht tot het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico, het voorkomen van risico's voor de omgeving en het voorkomen van verontreiniging van het grondwater. BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): verontreiniging van bodem, grondwater, opppervlaktewater zo veel mogelijke voorkomen. Art. 2.9 verplicht tot het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico. Bodembeschermende voorzieningen moeten voldoen aan de eisen uit de min. reg.(par. 2.1.2). BARIM: hfst 2, afd. 2.4. (Bodem) Wet verontreiniging oppervlaktewateren 1) 2) vergunning BARIM art. 3.1 tot en met 3.6 voor zover betreft lozing van bronneringswater, afvalwater, hemelwater, huishoudelijk afvalwater en koelwater op oppervlaktewater of op of in de bodem. Art. 3.3 2e lid: nieuwe lozingen van hemelwater niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening moet in principe op bodem, hwa of oppervlaktewater worden geloosd. Hfst 2 afd. 2.2 heeft betrekking op het lozen van afvalwater op oppervlaktewater of op of in de bodem.
licht lucht milieuzorg:
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): hinder door licht zo veel mogelijk
1) 2)
BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): de inrichting in goede staat van onderhoud houden en zorgdragen dat alle voorzieningen doelmatig functioneren
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 12 -
Leids Universitair Medisch Centrum
2)
AZR Daniël
20.1.8 Geconcentreerde chemicaliën mogen niet worden geloosd. Zij mogen evenmin worden verdund om ze daarna te lozen.
Afdeling
Milieurelevante activiteit
- meet- en registratie
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen 1)
1.2.1 * In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieu-onderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: - De schriftelijke instructies voor het personeel; - De resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken (zoals afvalpreventieonderzoek, keuringen van brandblusmiddelen, visuele inspectie van bodembeschermende voorzieningen, bodemonderzoek, energiebesparingsonderzoek, akoestisch onderzoek, keuringen van stookinstallaties, etc); - Meldingen van ongewone voorvallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; - Afgiftebewijzen van (gevaarlijke) afvalstoffen; - Registratie van het energie- en waterverbruik; - Het bedrijfsenergieplan; - Het bedrijfsnoodplan; - Registratie van emissies; - De jaarlijkse voortgangsrapportages van de uitvoering van het energiebesparingsplan; - Registratie van klachten van derden omtrent milieu-aspecten en daarop ondernomen acties; - Een afschrift van de vigerende milieuvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen; - Het advies van de brandweercommandant t.a.v. aan te brengen blusmiddelen en brandwerende voorzieningen.
2)
2)
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
16.2.1 Het jaarlijkse energiegebruik van de inrichting moet worden geregistreerd. Deze registratie betreft alle ingekochte energiedragers en mag bestaan uit de energienota's. Deze gegevens moeten ten minste drie jaren worden bewaard en op een daartoe strekkend verzoek aan het bevoegd gezag worden getoond.
17.2.1* Binnen de inrichting moet een registratie plaatsvinden van het verbruik van grondstoffen, hulpstoffen (inclusief water) en de afvalstromen. Hierbij dient ten minste geregistreerd worden: - het jaarlijkse verbruik van de in het onderzoek vastgestelde belangrijkste grond- en hulpstoffen (inclusief water). Indien voor het waterverbruik verschillende delen van de inrichting worden bemeterd, dient een totaaloverzicht te worden samengesteld; - de jaarlijke afvalstromen; - de maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen en de maatregelen die in het komende jaar zullen worden genomen om het grond- en hulpstoffenverbruik te verminderen. 34.2 In de inrichting moeten een direct toegankelijk informatiesysteem en/of naslagwerken aanwezig zijn, welke ten minste recente informatie verschaffen over: - de eigenschappen van de aanwezige gevaarlijke stoffen; - het voorkomen van calamiteiten of onregelmatigheden met gevaarlijke stoffen; - het bestrijden van de gevolgen van calamiteiten of onregelmatigheden met gevaarlijke stoffen. Toelichting: handboeken, zoals het Chemiekaartenboek en het Handboek gevaarlijke stoffen kunnen hiervoor worden gebruikt.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 13 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
- milieu(jaar)verslag
1)
2.1 De vergunninghouder moet jaarlijks in de maand juni een 2) 3.1.3 ad 1. Jaarlijks moet voor 1 mei van het lopende jaar 16.1.1 Binnen een jaar na het van kracht worden van dit voorschrift moet onderzoek zijn verricht naar de milieuverslag aan het bevoegd gezag overleggen over het een milieuverslag betrekking hebbend op het technische en economische haalbaarheid van verloop van de uitvoering van de preventieactiviteiten en de voorafgaande jaar worden toegezonden aan energiebesparing in de inrichting. resultaten daarvan. Het eerste verslag moet een jaar na de in Burgemeester en Wethouders . bedrijfsstelling van de inrichting In het verslag moeten ten minste de volgende punten aan De rapportage van het onderzoek moet binnen zes maanden na voltooiing van het onderzoek aan het aan het bevoegd gezag zijn toegezonden. In het de orde komen : milieujaarverslag wordt de stand van zaken a. De voortgang van de implementatie van afvalpreventie, bevoegd gezag zijn gezonden. De rapportage moet-ten minste de volgende gegevens weergegeven met betrekking tot de uitvoering van waterbesparing en energiebesparing . bevatten: milieumaatregelen, onderzoeken en activiteiten, alsmede de b. Een overzicht van het water- en energieverbruik, 1. de meerinvesteringskosten en de baten van de registratie van de milieubelasting gedurende het voorgaande uitgesplitst naar soort. energiebesparende technieken, dit op jaar. Het milieujaarverslag geeft tevens een overzicht van de c. Een samenvatting uit de registratie van afvalstoffen . basis van de tijdens het onderzoek geldende voorgenomen maatregelen, d. Een samenvatting van hoeveelheden ingekochte energietarieven; onderzoeken en activiteiten (technisch en organisatorisch) voor gevaarlijke stoffen 2. mogelijk investeringstraject. het daarop volgend jaar. e. Samenvattende weergave van eventuele afwijkingen In de rapportage moeten ten minste de volgende gegevens zijn die geconstateerd zijn opgenomen: bij keuringen en inspecties van apparatuur, installaties en - een totaaloverzicht van het voorgaande jaar, samengesteld uit brandblusmiddelen. de uitgevoerde registraties f. Van calamiteiten, indien deze zich hebben voorgedaan, van de milieubelasting; moet een samenvatting en een evaluatie worden gegeven - een overzicht van de in het voorafgaande jaar uitgevoerde . preventie activiteiten en g. De milieumaatregelen, die in het betreffende jaar zijn andere maatregelen die van invloed zijn geweest op het genomen. beperken van het energiegebruik, h. De maatregelen die de vergunninghouder het volgende watergebruik, afval en afvalwateremissies; jaar denkt te nemen in het kader van afvalpreventie, water- een overzicht van het in het voorafgaande jaar uitgevoerde preventieactiviteiten en energiebesparing met . i. De registratie van verkeersbeweginqen zoals betrekking tot verkeersbewegingen van en naar de inrichting; beschreven in voorschrift 3 .1 .5 .2 . - een overzicht van de geplande preventieactiviteiten voor het komende jaar.
- opleiding/ instructie
1)
13.2.1 In het ziekenhuis is verplicht een of meerdere personen 2) aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezicht op de naleving van de in deze vergunning voorgeschreven metingen en registraties, de preventieonderzoeken en de uitvoering van de te realiseren preventiemaatregelen. Dit houdt mede in het blijvend evalueren van behaalde resultaten en het zoeken naar, en analyseren van, preventiemogelijkheden van huidige en/of nieuwe procesonderdelen. De vergunninghouder stelt binnen 14 dagen na het in werking treden van de vergunning het bevoegd gezag schriftelijk op de hoogte van de naam, het adres en het telefoonnummer van degene(n) die daarvoor is (zijn) aangewezen. Wanneer wijzigingen optreden in de gegevens van de bedoelde personen, moet dit vooraf onder vermelding van de wijzigingsdatum schriftelijk worden gemeld aan de meldkamer van de DCMR Milieudienst Rijnmond.
23.1.1 Bij een opslagplaats voor gevaarlijke (afval)stoffen moet een duidelijk leesbare instructie zijn aangebracht over de te nemen maatregelen in het geval van calamiteiten. Deze instructie moet de namen, telefoonnummers en faxnummers bevatten van instanties en personen waarmee in het geval van calamiteiten contact opgenomen moet worden.
23.2.1 Personen die belast zijn met gevaarlijke (afval)stoffen moeten deskundig zijn met betrekking tot de aard en de gevaarsaspecten van deze stoffen en de te nemen maatregelen bij onregelmatigheden. Deze personen moeten daartoe een schriftelijke instructie of opleiding hebben ontvangen; hiervan moet een bewijs aanwezig zijn.
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 14 -
Afdeling
Milieurelevante activiteit
Erasmus MC Rotterdam
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël
23.3.1 In de inrichting moeten een direct toegankelijk informatiesysteem en/of naslagwerken aanwezig zijn, welke ten minste recente informatie verschaffen over: - de eigenschappen van de aanwezige gevaarlijke stoffen; - het voorkomen van calamiteiten of onregelmatigheden met gevaarlijke stollen; - het bestrijden van de gevolgen van calamiteiten of onregelmatigheden met gevaarlijke stoffen; - handboeken, zoals het Chemiekaartenboek en het Handboek gevaarlijke stoffen kunnen hiervoor worden gebruikt. 23.4.1 Tijdens de werkzaamheden met gevaarlijke stoffen moet ten minste één deskundig persoon direct beschikbaar zijn met onder andere als taak het toezicht en de controle op de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen. Tevens moet deze deskundige beschikken over voldoende kennis op het gebied van: - klassering van gevaarlijke stoffen; - de gevaarseigenschappen van gevaarlijke stoffen; - de te treffen maatregelen en voorzieningen bij onregelmatigheden met gevaarlijke stoffen.
23.5.1 De vergunninghouder is verplicht een of meerdere personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezicht op de naleving van hetgeen in deze vergunning is bepaald en met wie in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. De vergunninghouder stelt binnen veertien dagen na het in werking treden van de vergunning het bevoegd gezag schriftelijk op de hoogte van de naam, het adres en het telefoonnummer van degene(n) die daarvoor is (zijn) aangewezen. Wijzigingen moeten direct worden doorgegeven.
- onderzoek
gedrag/ good housekeeping onvoorziene gebeurtenissen
elektrische installatie
17.1.1 Eén jaar na het van kracht worden van dit voorschrift moet door de vergunninghouder gestart worden met het uitvoeren van een onderzoek naar de technische- en economische haalbaarheid van het beperking en/of besparing op het gebruik van grondstoffen, hulpstoffen en afvalstoffen (waaronder (afval)water). Het onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd per bedrijfseenheid. De rapportage van het onderzoek moet ter goedkeuring worden gezonden aan het bevoegd gezag. Bij het onderzoek moeten de volgende aspecten in elk geval te worden betrokken: - inventarisatie van de belangrijkste grondstoffen, hulpstoffen en afvalstoffen per bedrijfseenheid; - vermindering in omvang van producten-, grond- en hulpstoffengebruik (inclusief watergebruik) en afvalstromen, door middel van het toepassen van andere werkwijzen of technieken; - vervanging van grond-en hulpstoffen ten behoeve van minder milieugevaarlijke afvalstromen.
BARIM art. 2.1 Zorgplicht 1) 2) Wm, art. 1 zorgplicht BARIM: hfst 2, afd. 2.1 (zorgplicht): 1) 2) risico's voor de omgeving en ongewone voorvallen zo veel mogelijk voorkomen 1) 2)
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 15 -
2)
Afdeling
Milieurelevante activiteit
gasinstallatie, gasdrukregel- en meetinstallaties
Algemene regels BARIM en overige relevante wetten, besluiten, vergunningen BARIM: hfst 3, afd. 3.2. (Installaties), par. 3.2.2. (In werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveehlheid of aafdgaskwaliteit)
Erasmus MC Rotterdam
asbest
Voorschriften Wm Academische ziekenhuizen - 16 -
Leids Universitair Medisch Centrum
AZR Daniël