1
Tariefwijzigingen inzake roerende voorheffing
Algemene regel: de interesten toegekend vanaf 1 januari 2012 worden onderworpen aan 21 % (i.p.v. 15 %) roerende voorheffing.
Voorbeelden: interesten van kasbons, termijnrekeningen, bedrijfsobligaties, RC-interesten, tak 21-producten (tenzij inning van interesten 8 jaar + 1 dag na intekening) ed.
Uitzonderingen: •
interesten uit spaardeposito’s > 1 830 euro vrijgestelde schijf (aj. 2013): blijft aan 15 %
•
Staatsbon uitgeschreven door Staat met intekenperiode van 24.11.2011 tot 02.12.2011 (o.a. staatsbon-Leterme): 15 %
•
Niet-transparante uitkeringen door gemeenschappelijke beleggingsfondsen (art. 19 ter WIB 92): blijft aan 25 %
Algemene regel: de dividenden toegekend vanaf 1 januari 2012 worden onderworpen aan 25 % (blijft) roerende voorheffing.
Uitzonderingen: 21 % (i.p.v. voorheen 15 %) voor dividenden m.b.t. •
AFV-aandelen (van 1982 en 1983)
•
VVPR-aandelen (uitgiften vanaf 01.01.1994)
•
Uitkerende beleggingsvennootschappen
•
Privak
•
Coöperatieve participatievennootschappen
10 % blijft op liquidatiebonus en verdelingsbonus 21 % op bonus verkrijging eigen aandelen (i.p.v. 10 %)
Praktisch personenbelasting_2012
2 Wijzigingen tarief afzonderlijke belastbaarheid (naar analogie met tariefwijzigingen RV) Vergelijkbare aanpassingen van tarief van de afzonderlijke belasting van roerende inkomsten in de personenbelasting.
Daar waar het tarief van de RV = 10 %, 15 %, 21 % of 25 %, geldt op overeenkomstige wijze een identiek tarief voor de afzonderlijke belasting van roerende inkomsten in de personenbelasting.
3
Mededelingsplicht m.b.t. dividenden en interesten
M.b.t. de in art. 17 § 1, 1° en 2° beoogde dividenden en interesten: o.a. -
geïnde dividend en interest onderworpen aan 21 %/25 % roerende voorheffing
-
deel interesten uit gereglementeerde spaardeposito’s boven het grensbedrag van 1 830 euro
-
geïnde dividenden onderworpen aan 25 %/21 % roerende voorheffing
-
inkoopboni
-
liquidatieboni
-
interesten en dividenden waarbij verzaking van RV speelt zoals bv. interesten hypothecaire schuldvorderingen of dividend van residentiële vastgoedbevak die > 60 % belegt in woningen
moeten aan het centraal aanspreekpunt (moet nog opgericht worden onder de vleugels van de FOD Financiën, niet te verwarren met het centraal aanspreekpunt bij de NBB i.v.m. bankrekeningnummers en contracten) toegezonden worden:
-
gegevens m.b.t. de dividenden en interesten die toegekend worden én
-
identificatie van de verkrijgers van die inkomsten
Praktisch personenbelasting_2012
Wie moet die info doorsturen ? -
In geval van effecten aan toonder of gedematerialiseerde effecten: elke in België gevestigde marktdeelnemer die interesten of dividenden toekent of betaalbaar stelt in het onmiddellijke voordeel van de verkrijger, ongeacht of deze deelnemer de schuldenaar van de roerende inkomsten is of door de schuldenaar of door de genieter belast is met de toekenning/betaalbaarstelling van deze inkomsten;
-
In de andere gevallen (o.a. effecten op naam, winwinleningen …): de personen bedoeld in art. 261 WIB92 zijnde de schuldenaars van de RV (= banken, andere financiële instellingen, vennootschappen, natuurlijke personen …).
mededeling door de entiteit die rechtstreeks of onmiddellijk in contact staat met de genieter van de inkomsten Uitzondering (zijn dus NIET mee te delen aan het aanspreekpunt van de FOD Financiën): -
dividenden en interest (aan 21 % RV) die vrijwillig de bijkomende heffing van 4 % aan de bron hebben ondergaan;
-
inkomsten vervat in art. 21 WIB 92 (o.a. de eerste schijf van 1 830,00 euro interesten op spaardeposito’s, interesten tak 21-verzekeringscontracten mits voorwaarden).
4
Invoering bijkomende heffing van 4 %
Voor de belastingplichtigen met roerende inkomsten (intresten en dividenden) van meer dan 20 020,00 euro komt er op het deel boven de 20 020,00 euro een bijkomende heffing van 4 % (zonder aanvullende gemeentebelasting). 4.1 Er
Bijkomende heffing voor wie? wordt
dus
een
nieuwe
bijkomende
heffing
van
4%
(zonder
aanvullende
gemeentebelasting) ingevoerd voor elke belastingplichtige die interesten en dividenden ontvangt waarvan het totale ‘nettobedrag’ hoger is dan 20 020,00 euro (artikel 174/1 WIB 1992.). Deze 4 % is in beginsel enkel van toepassing op het nettobedrag dat de grens van 20 020,00 EUR overschrijdt en van toepassing op de interesten en dividenden onderhevig aan 21 % RV.
Praktisch personenbelasting_2012
De term ‘nettobedrag’ voor de 20 020,00 euro grens is hier wel misleidend. Eigenlijk moet dat als brutobedrag worden gelezen. Want met nettobedrag bedoelt men (artikel 22, § 1 WIB 1992.):
geïnd bedrag vóór aftrek innings- en bewaringskosten + roerende voorheffing + woonstaatheffing + bijkomende heffing 4 % (ingeval inhouding aan de bron) = nettobedrag 4.2
Berekening van de 20 020,00 grens
Voor de berekening van de 20 020,00 euro-grens moet men enkel rekening houden met het brutobedrag aan toegekende interesten en dividenden. Andere roerende inkomsten (zoals uit gemeubelde verhuring, interesten uit lijfrenten, auteursrechten …) of diverse inkomsten (zoals uit concessie van het recht om plakbrieven te plaatsen …) tellen dus niet mee voor de 20 020,00-grens. De volgende inkomsten tellen echter niet mee voor de berekening van de 20 020,00-grens: -
liquidatieboni
-
staatsbons uitgegeven tussen 24 november 2011 en 2 december 2011
-
niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten (zie artikel 21 WIB 1992 = o.a. de eerste schijf van 180,00 euro dividenden ontvangen van coöperatieve vennootschappen, het vrijgestelde gedeelte van de interesten op gereglementeerde spaardeposito’s (1 x vrijstelling voor alle spaardeposito’s samen), niet-belastbare interesten van verzekeringsbons, niet-belastbare interesten van tak 21contract …).
Het grensbedrag van 20 020,00 euro geldt per belastingplichtige. Voor echtgenoten dient m.a.w. rekening te worden gehouden met het huwelijksstelsel waaronder beide partners zijn gehuwd. Bovendien moet ook rekening worden gehouden met de dividenden en interesten die worden ontvangen op naam van de minderjarige kinderen. Deze moeten immers bij de roerende inkomsten van de ouders worden gevoegd. Praktisch personenbelasting_2012
4.3
Berekening van de 4 % heffing
4.3.1 heffing van 4 % enkel op interesten en dividenden in categorie van 21 % RV Wie als belastingplichtige de 20 020,00-grens bereikt, zal enkel bijkomende heffing verschuldigd zijn op interesten en dividenden waarvoor het nieuwe tarief van 21 % geldt. [Artikel 174/1 WIB 1992 + artikel 534 WIB 1992.]. Er is dus nooit 4 % bijkomende heffing op
interesten op gereglementeerde spaardeposito’s (ongeacht of er meer of minder dan 1 830,00 euro werd toegekend);
liquidatieboni ongeacht of het grensbedrag van 20 020,00 euro al dan niet werd overschreden;
interesten en dividenden die al aan het tarief van 25 % roerende voorheffing werden onderworpen;
de interesten ontvangen uit de staatsbons waarop is ingeschreven gedurende de periode van 24 november 2011 tot 2 december 2011.
Evenmin is de 4 % bijkomende heffing van toepassing op andere roerende inkomsten (zoals uit gemeubelde verhuring, interesten uit lijfrenten, auteursrechten …) of diverse inkomsten (zoals uit concessie van het recht om plakbrieven te plaatsen …). 4.3.2 Aanrekeningsvolgorde voor het grensbedrag van 20 020,00 euro Het grensbedrag van 20 020,00 euro wordt zo berekend dat de interesten en dividenden die niet in aanmerking komen voor de bijkomende heffing van 4 %, eerst in rekening worden gebracht.
Met liquidatieboni, staatsbons uitgegeven tussen 24 november 2011 en 2 december 2011, het vrijgestelde gedeelte van de interesten op een gereglementeerde spaarrekening, niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten [Zie artikel 21 WIB 1992.] (o.a. de eerste schijf van 180,00 euro dividenden ontvangen van coöperatieve vennootschappen, vrijgestelde interesten van verzekeringsbons …) wordt daarbij geen rekening gehouden vermits deze niet meetellen in de berekening van de 20 020,00-grens.
Praktisch personenbelasting_2012
De korf dient m.a.w. eerst te worden opgevuld met interesten en dividenden waarop de bijkomende heffing in principe niet van toepassing is. Dat is uiteraard optimaal voor de Belgische Schatkist omdat op die manier meer interesten en dividenden zullen worden onderworpen aan de bijkomende heffing.
4.4
Moment van vestiging van de bijkomende heffing
4.4.1 Algemeen: bij opmaak aanslagbiljet In principe wordt de heffing gevestigd naar aanleiding van het berekenen van de personenbelasting (= de algemene regel). Voorbeeld 1 Een bedrijfsleider heeft in 2012 interesten en dividenden geïnd (na afhouding RV én na inningskosten). Hij koos voor inhouding van 21 % op de interesten en dividenden. Bij vestiging van PB-aanslag: er zal heffing van 4 % worden geheven op het deel van de dividenden en interesten aan 21 % die 20 020,00 euro overschrijden.
Praktisch personenbelasting_2012
Geval A Totaal geïnd
4 475,00 gewoon dividend (na 25 %
10 170,00 interest (na 21 % RV, en na
(= op
RV, en na 25,00 euro inningskosten)
100,00 EUR inningskosten)
Toegekend 6 000,00 zijnde
Toegekend 13 000,00 zijnde
Geïnd 4 475,00 + inningskosten 25,00
Geïnd 10 170,00 + inningskosten 100,00
RV = 4 500,00 x 100/75 x 25 % =
RV = 10 270,00 x 100/79 x 21 % =
1 500,00
2 730,00
=>bruto toekenning = 4 475,00 + 25,00
=> bruto toekenning = 10 170,00 + 100,00
+ 1 500,00 = 6 000,00
+ 2 730,00 = 13 000,00
bankrekening)
Stap 1: ’20 020,00’-grens bereikt ? Neen 6 000 + 13 000 = 19 000 < 20 020 geen bijkomende heffing verschuldigd in PB-aangifte
Geval B Totaal geïnd
4 475,00 gewoon dividend (na 25 %
11 725,00 interest (na 21 % RV en na
(= op
RV en na 25,00 euro inningskosten)
125,00 EUR inningskosten)
Toegekend 6 000,00 zijnde
Toegekend 15 000,00 zijnde
Geïnd 4 475,00 + inningskosten 25,00
Geïnd 11 725,00 + inningskosten 125,00
RV = 4.500,00 x 100/75 x 25% =
RV = 11 850,00 x 100/79 x 21 % =
1 500,00
3 150,00
bankrekening)
=> bruto toekenning = 4 475,00 + 25,00 => bruto toekenning = 11 725,00 + 125,00 + 1 500,00 = 6 000,00 Praktisch personenbelasting_2012
+ 3 150,00 = 15 000,00
Stap 1: ’20 020,00’-grens bereikt ? Ja 6 000 + 15 000 = 21 000 > 20 020 mogelijk bijkomende heffing verschuldigd in PB-aangifte Stap 2: op wat 4 % bijkomende heffing: 980,00 interest (21 % RV)
=> hierop 4 % bijkomende heffing
14 020,00 interest (21 % RV) 6 000,00 dividend (25 % RV)
Geval C Totaal geïnd
745,00 gewoon dividend (na 25 % RV
17 280,00 interest (na 21 % RV en na
(= op
en na 5,00 euro inningskosten)
100,00 euro inningskosten)
Toegekend 1 000,00 zijnde
Toegekend 22 000,00 zijnde
Geïnd 745,00 + inningskosten 5,00
Geïnd 17 280,00 + inningskosten 100,00
RV = 750,00 x 100/75 x 25 % = 250,00
RV = 17 380,00 x 100/79 x 21 % =
bankrekening)
4 620,00 => bruto toekenning = 745,00 + 5,00 + 250,00 = 1 000,00
=> bruto toekenning = 17 280,00 + 100,00 + 4 620,00 = 22 000,00
Stap 1: ’20 020,00’-grens bereikt? Ja 1 000 + 22 000 = 23 000 > 20 020 mogelijk bijkomende heffing verschuldigd in PB-aangifte Stap 2: op wat 4 % bijkomende heffing: 2 980,00 interest (21 % RV) 19 020,00 interest (21 % RV) 1 000,00 dividend (25 % RV) Praktisch personenbelasting_2012
=> hierop 4 % bijkomende heffing
Geval D Totaal geïnd
15 745,00 gewoon dividend (na 25 %
2 345,00 interest (na 22 % RV en na
(= op
RV en na 5,00 euro inningskosten)
25,00 euro inningskosten)
Toegekend 21 000,00 zijnde
Toegekend 3 000,00 zijnde
Geïnd 15 745,00 + inningskosten 5,00
Geïnd 2.345,00 + innningskosten 25,00
RV = 15 750,00 x 100/75 x 25 % =
RV = 2 370,00 x 100/79 x 21 % = 630,00
bankrekening)
5 250,00 => bruto toekenning = 2 345,00 + 25,00 + => bruto toekenning = 15 745,00 + 5,00 630,00 = 3 000,00 + 5 250,00 = 21 000,00 Stap 1: ’20 020,00’-grens bereikt ? Ja 21 000 + 3 000 = 24 000 > 20 020 mogelijk bijkomende heffing verschuldigd in PB-aangifte Stap 2: op wat 4 % bijkomende heffing: 3 000,00 interest (21 % RV) 980,00 dividend (25 % RV) 20 020,00 dividend (25 % RV)
Praktisch personenbelasting_2012
=> hierop 4 % bijkomende heffing
Voorbeeld 2 In de loop van inkomstenjaar 2012 zijn volgende inkomsten aan u toegekend (bruto): Dividenden van gewone aandelen met 25 % RV
€ 3 000
Dividend van VVPR-aandelen
€ 10 000
Interesten op een TAK 21-verzekering afgesloten in 2002
€ 5 000
Interesten op een gereglementeerd spaarboekje
€ 2 250
Interesten op de zichtrekening
€ 25
Interesten op een termijnrekening
€ 500
Interesten Leterme-staatsbons
€ 1000
Dividend van een erkende coöperatieve vennootschap A
€ 150
Dividend van een erkende coöperatieve vennootschap B
€ 170
Dividend van een nv met aandelen aan toonder
€ 15 000
Interesten op het creditsaldo R/C van de vennootschap
€ 3 000
Auteursrechten
€ 5 000
Huuropbrengsten van roerende goederen aan eigen vennootschap
€ 3 000
Liquidatiebonus van een vennootschap
€ 10 000
Totaal
€ 58 105
Stap 1: wordt de 20 020,00-grens overschreden? Telt mee in 20 020 grens? Dividenden van gewone aandelen met 25% RV
€ 3 000
3 000
Dividend van een VVPR-aandelen
€ 10 000
10 000
Interesten op een TAK21-verzekering afgesloten in 2002
€ 5 000
Interesten op een gereglementeerd spaarboekje
€ 2 250
Praktisch personenbelasting_2012
420
Interesten op de zichtrekening
€ 25
25
Interesten op een termijnrekening
€ 500
500
Interesten Letermestaatsbons
€ 1000
Dividend van een erkende coöperatieve vennootschap A
€ 150
Dividend van een erkende coöperatieve vennootschap B
€ 170
140
Dividend van een NV met aandelen aan toonder
€ 15 000
15 000
Interesten op het creditsaldo R/C van de vennootschap
€ 3 000
3 000
Auteursrechten
€ 5 000
Huuropbrengsten van roerende goederen aan eigen
€ 3 000
vennootschap Liquidatiebonus van een vennootschap
€ 10 000
Totaal
€ 58 105
32 085
de 20 020,00-grens wordt overschreden, dus potentiële kandidaat voor de 4 % bijkomende heffing Stap 2: berekening van de 4 % bijkomende heffing Interesten en
Dividend van VVPR-
dividenden die in
aandelen
aanmerking
Interesten op de
kunnen komen
zichtrekening
voor bijkomende
Interesten op een
heffing
termijnrekening Dividenden van een
Hierop 4 %
10 000
bijkomende heffing
25
500
140
erkende coöperatieve vennootschap (deel boven 180,00) Interesten op het creditsaldo R/C van de
Praktisch personenbelasting_2012
3 000 1 400 1 600
20 020,00-grens
vennootschap
Interesten en
Dividend van een nv
dividenden die
met aandelen aan
NIET in
toonder
aanmerking
Interesten op een
kunnen komen
gereglementeerd
voor bijkomende
spaarboekje
heffing
Dividenden van
15 000
420
3 000
gewone aandelen met 25 % RV De korf van 20 020,00 wordt eerst opgevuld met interesten en dividenden die niet in aanmerking komen voor de bijkomende heffing en vervolgens met interesten en dividenden die wel in aan aanmerking komen. Wat overblijft aan interesten en dividenden die in aanmerking komen voor de bijkomende heffing, boven de grens van 20 020,00 is onderhevig aan 4 % bijkomende heffing. Bijkomende heffing van 4 % (zonder aanvullende gemeentebelasting) bijgevolg verschuldigd op: (10 000 + 25 + 500 + 140 + 1 400) = 4 % op 12 065 = 482,60 euro
Praktisch personenbelasting_2012
4.4.2 Uitzondering: inhouding aan de bron van de 4% bijkomende heffing 'De verkrijger van de inkomsten' kan er echter voor kiezen de heffing aan de bron te laten inhouden, bovenop de roerende voorheffing. Deze inhouding aan de bron heeft tot gevolg dat:
het bedrag van die inkomsten niet wordt meegedeeld aan het centraal aanspreekpunt dat wordt geïnstalleerd bij de FOD Financiën voor zover de inhouding aan de bron effectief door de verkrijger van de inkomsten wordt gedragen;
de belastingplichtige deze inkomsten niet moet vermelden in zijn aangifte in de personenbelasting. De belastingplichtige heeft evenwel nog altijd de mogelijkheid om het bedrag van zijn roerende inkomsten in zijn aangifte te vermelden teneinde het surplus van zijn aan de bron geheven bijdrage terug te krijgen.
Met andere woorden, de bijkomende heffing aan de bron laten inhouden, laat toe de 'anonimiteit' te behouden.
De keuze van de inhouding aan de bron van de bijkomende heffing geldt per product, per genieter vanaf de eerste euro. Dat houdt in dat de keuze moet worden uitgedrukt voor de inkomsten opgebracht door een effect of door een geheel van effecten dat duidelijk kan worden geïdentificeerd. Het is dan voor ‘de inkomsten die verbonden zijn met het effect waarvoor de genieter de keuze heeft uitgedrukt’ dat de heffing wordt toegepast vanaf de eerste euro van de toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten (Circulaire nr. Ci.RH.333/617.711 (AAFisc nr. 24/2012) van 2 juli 2012). ‘Praktisch gezien’ houdt dit in dat het de verkrijger is ‘toegestaan om slechts voor een gedeelte van de effecten die recht geven op de toekenning van de inkomsten te kiezen voor de inhouding aan de bron van de bijkomende heffing (door het aantal effecten te vermelden waarvoor hij heeft gekozen voor de inhouding aan de bron van de bijkomende heffing op de inkomsten)’.
Praktisch personenbelasting_2012
Bijgevolg is een combinatie van de twee stelsels mogelijk: enerzijds, het stelsel van bronheffing (vanaf de eerste euro) voor de inkomsten voortgebracht door dat deel van de effecten waarvoor de optie wordt uitgeoefend, en, anderzijds, het stelsel van de meldings- en aangifteplicht voor de andere effecten (hetgeen toelaat bij de uitoefening van de optie rekening te houden met het grensbedrag van 20 020,00 euro).
Voorbeeld: Een persoon int dividenden ten belope van 38 000,00 euro (bruto) uit hoofde van 186 VVPRaandelen aangehouden in dezelfde vennootschap. Als de betrokkene de optie voor inhouding aan de bron laat slaan op ‘het geheel van de aandelen’, dan moet het totaal bedrag van de toegekende dividenden (38 000,00 euro) worden vermeld op het formulier 273C. De totale, aan de bron verschuldigde heffing, is dan 1 520,00 euro (4 % van 38 000). De uitkerende vennootschap moet omtrent de uitgekeerde dividenden dan geen informatie aan het centraal aanspreekpunt bezorgen. En de natuurlijke persoon is niet verplicht de dividenden (waarop de RV en de bijkomende heffing is ingehouden) in zijn aangifte in de PB te vermelden. De betrokkene kan de optie voor inhouding aan de bron ook beperken tot een deel van de aandelen, bv. de optie tot inhouding van de heffing wordt uitgeoefend voor 62 aandelen. Enkel de dividenden verbonden aan deze aandelen (38 000 x 62/186 = 12 666,67 euro) moeten dan worden vermeld op het formulier 273C en ondergaan (vanaf de eerste euro) de inhouding van de bijkomende heffing aan de bron (= 506,67 euro). De dividenden die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van de optie (38 000 x 124/168 = 25 333,33 euro) moeten door de vennootschap worden gemeld bij het centraal aanspreekpunt en door de natuurlijke persoon worden vermeld in zijn aangifte in de PB. De aangifte van het saldo van de dividenden 12 666,67 (waarop de RV en de bijkomende heffing is ingehouden) is facultatief.
Praktisch personenbelasting_2012
4.4.3 Wie kan nu die bijkomende heffing aan de bron inhouden en doorstorten naar de Staat? Er werd beslist om de volgende personen aan te duiden als schuldenaar van de bijkomende heffing [Zie artikel 174/1, § 2 WIB 1992.]: -
In geval van effecten aan toonder of gedematerialiseerde effecten: elke in België gevestigde marktdeelnemer die interesten of dividenden toekent of betaalbaar stelt in het onmiddellijke voordeel van de verkrijger, ongeacht of deze deelnemer de schuldenaar van de roerende inkomsten is of door de schuldenaar of door de genieter belast is met de toekenning/betaalbaarstelling van deze inkomsten;
-
In de andere gevallen (o.a. effecten op naam, winwinleningen …): de personen bedoeld in art. 261 WIB 92 zijnde de schuldenaars van de RV (= banken, andere financiële instellingen, vennootschappen, natuurlijke personen …).
Inhouding door de entiteit die rechtstreeks of onmiddellijk in contact staat met de genieter van de inkomsten. De aangifte van de bijkomende heffing dient te gebeuren met het specifieke aangifteformulier 273C. De aangifte kan tot nog toe enkel worden ingediend op papier. De betaling van de heffing moet worden uitgevoerd op een uniek rekeningnummer dat voor gans België geldt: BE79 6792 022 1033 PCHQ BE BB Inningscentrum Roerende Voorheffing Koning Albert II-laan 33 bus 42 1030 Brussel De aangifte en de betaling van de bijkomende heffing moet gebeuren binnen een termijn van 15 kalenderdagen na de toekenning of betaalbaarstelling van de interesten of dividenden.
Praktisch personenbelasting_2012
5 Algemene aangifteplicht van roerende inkomsten en bepaalde diverse inkomsten De algemene vrijstelling waarbij roerende inkomsten die de roerende voorheffing correct hebben ondergaan, niet op het aangifteformulier in de personenbelasting moeten worden vermeld, wordt vervangen door een algemene verplichting tot het aangeven van alle inkomsten van roerende goederen en kapitalen bedoeld in artikel 17, § 1 WIB 92: interesten, dividenden, royalties, lijfrente/tijdelijke rente, inkomsten uit (con)cessie auteursrechten vermelden, alsook de in art. 90, 6° en 11° WIB 92 bedoelde diverse inkomsten van roerende aard (zijnde bepaalde loten van effecten van leningen en de vergoedingen voor ontbrekende coupon).
Uitzondering: geen aangifteverplichting voor de interesten en dividenden waarop naast de gewone roerende voorheffing van 21 % ook de bijkomende heffing van 4 % aan de bron ingehouden is.
Wordt voor de niet-aangifte van deze interesten en dividenden gekozen, dan vormen de bronheffingen (roerende voorheffing van 21 % plus bijkomende bronheffing van 4 %) de definitieve belasting: zij kan in geen geval verrekend worden met de personenbelasting en komt ook in geen geval voor terugbetaling in aanmerking. De niet-aangifte van deze inkomsten is een mogelijkheid, geen verplichting!
Interesten en dividenden die aan de bijkomende bronheffing van 4 % onderworpen zijn geweest, mogen alsnog op het aangifteformulier worden vermeld. Ingeval van aangifte en er blijkt teveel bijkomende heffing ingehouden te zijn, dan zal men de te veel ingehouden heffing bij de inkohiering van de personenbelasting kunnen recupereren (via verrekening met de verschuldigde personenbelasting, of via terugbetaling; nieuw art. 284/1 WIB 1992).
Praktisch personenbelasting_2012