NIEUWSBRIEF JULI
Inhoud 1. Nieuwe regels voor opmetingsplannen 2. Vermogensplanning via schenking 3. Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 2014 tegen 10% 4. Verdriettaks (gedeeltelijk) afgeschaft in de 3 Gewesten __________________________________________________________
1. Nieuwe regels voor opmetingsplannen Hoe werkt het kadaster? Bij de verkoop van een woning of een bedrijfspand wordt doorgaans niet enkel het gebouw verkocht, maar ook de daarbij horende grond. Deze grond bestaat in de regel uit 1 of meer kadastrale percelen. Deze percelen staan gekend bij het 'kadaster' (Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, kortweg AAPD), samen met hun oppervlakte en het kadastraal inkomen van deze percelen en de gebouwen erop. Het AAPD is een onderdeel van de Federale Overheidsdienst Financiën. Het kadaster vindt haar oorsprong in de wens van de overheid om zo efficiënt mogelijk belastingen te heffen op onroerende goederen. Daarvoor moet de fiscus dus informatie verzamelen over de exacte oppervlakte van de percelen grond en de aard en de omvang van de gebouwen die erop gebouwd werden. De jaarlijkse belasting op onroerende goederen ('onroerende voorheffing') wordt dan ook berekend op basis van het kadastraal inkomen. Dit kadastraal inkomen bestaat uit de geschatte jaarlijkse huurwaarde van het gebouw anno… 1975. Dat jaar werd namelijk de laatste schatting van de onroerende goederen doorgevoerd. Sinds die datum worden de kadastrale inkomens enkel nog geïndexeerd, maar niet langer herschat. De oppervlakte van de percelen zoals deze vermeld staat in de kadastrale uittreksels en plannen van het AAPD is niet altijd accuraat of actueel. Meestal worden deze percelen namelijk niet bij elke verkoop opnieuw opgemeten. Bovendien kent het AAPD zelf de oppervlakte toe aan deze percelen, vaak op basis van vroegere opmetingsplannen of door de resterende oppervlakten van gesplitste percelen te berekenen. Zolang de percelen in de praktijk omheind zijn of duidelijk afgebakend zijn, zal men zich de kosten van een nieuw opmetingsplan besparen en neemt men genoegen met de bij het kadaster gekende oppervlakte. Regeling vóór 1 januari 2014 Er worden echter niet altijd volledige kadastrale percelen verkocht. Denk maar aan de verkoop van een stuk tuin aan de buurman of de vestiging van een opstalrecht voor de bouw van een windmolen op een deel van een perceel landbouwgrond. Daarbij zal het vaak noodzakelijk zijn om een landmeter in te schakelen. Met een opmetingsplan zal het duidelijk zijn wat er precies verkocht of in opstal gegeven wordt. Ook bij discussies over de perceelgrens kan een afpalingsplan van een landmeter soelaas bieden.
[- 1 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
Vroeger was het voldoende om een plan aan de verkoopakte te hechten. Dit moest niet noodzakelijk een plan van een landmeter zijn (bijvoorbeeld een schets of een ingekleurd kadastraal plan). Achteraf zorgden deze vage plannen voor onduidelijkheid op het kadaster bij het toekennen van een correct nieuw perceelnummer of om de juiste omvang ervan te kennen. Regeling na 1 januari 2014 Sinds 1 januari is het verplicht om voorafgaand aan de verkoop van een deel van een kadastraal perceel een duidelijk afbakeningsplan, opgesteld door een landmeter, aan het kadaster (AAPD) te bezorgen. Het AAPD neemt dit plan dan op in hun centrale databank. Op die manier is de kadastrale administratie niet langer afhankelijk van onduidelijke plannen die aan de verkoopakten gehecht zijn, maar beschikt het voor het verlijden van de akte al over een duidelijk en origineel plan. Alle belanghebbende overheidsdiensten, zoals onder meer het hypotheekkantoor, hebben toegang tot deze databank. Een stap vooruit in de administratieve vereenvoudiging. Binnen de 20 dagen na de aanvraag door de landmeter kent het AAPD een referentienummer toe aan het plan. Dit nummer moet dan in de notariële verkoopakte worden opgenomen. Het plan zelf moet achteraf niet langer meer worden geregistreerd op het bevoegde registratiekantoor en moet niet meer worden overgeschreven op het bevoegde hypotheekkantoor. Is splitsen hetzelfde als verkavelen? Vóór het verlijden van de verkoopakte moet het plan niet enkel aan het kadaster overgemaakt worden. De notaris moet het plan ook aan de dienst stedenbouw bezorgen van de gemeente waar het goed gelegen is, én aan de bevoegde gemachtigd ambtenaar (in Brussel en Wallonië). De gemeente (en eventueel de gemachtigd ambtenaar) beschikt dan over eenzelfde termijn van 20 dagen (in Vlaanderen en Brussel) of 30 dagen (in Wallonië) om eventuele opmerkingen te formuleren op de splitsing van het perceel grond. De volgende situaties zijn dan mogelijk: Indien het afgesplitst stuk wordt verkocht om er een woning op te bouwen, dan zal de gemeente de splitsing niet aanvaarden. De verkoper moet in dat geval namelijk eerst een verkavelingsvergunning krijgen. Splitst men het perceel op met het oog op de bouw van een industrieel gebouw of een tuinhuis (geen wooneenheden dus)? Dan is er geen verkavelingsvergunning nodig. Het volstaat om de splitsing te betekenen aan de gemeente (met respect voor de 20-dagen wachttermijn). En wat met de verdeling van gebouwen? Het kadaster (AAPD) wenst niet enkel op voorhand de plannen te zien die kadastrale percelen splitsen, maar ook de plannen die bestaande gebouwen splitsen. Stel dat iemand eigenaar is van een opbrengsthuis met 3 appartementen. Hij wil 1 van de appartementen verkopen, maar de overige 2 houden. Deze verkoper moet in dat geval een basisakte laten opstellen door de notaris ('statuten van mede-eigendom'), waarbij het gebouw juridisch wordt opgesplitst in meerdere afzonderlijk verkoopbare eenheden (in dit geval appartementen). Aan deze statuten worden er dan plannen van het gebouw gehecht. Ook deze plannen moeten op voorhand [- 2 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
'geprekadastreerd' worden, d.w.z. voorzien worden van een referentienummer door het AAPD. Pas dan kan de notaris deze basisakte verlijden. Als de basisakte gaat over de opdeling van een nog te bouwen gebouw, dan is er geen prekadastratie nodig, aangezien het AAPD deze plannen dan rechtstreeks bij de dienst stedenbouw van de betrokken gemeente kan consulteren. Zij moeten dan niet nogmaals op voorhand voorzien worden van een referentienummer. Besluit Indien u van plan bent om een deel van uw perceel grond te verkopen, dan contacteert u in eerste instantie uw landmeter. Zodra deze zijn opmetingsplan klaar heeft, vraagt u hem om het te laten opnemen in de centrale databank van het kadaster (AAPD) en bezorgt u een 3-tal exemplaren aan de notaris. De verwerking van het plan in de centrale databank en de kennisgeving ervan aan de dienst stedenbouw van de gemeente waar het goed gelegen is, duurt 20 dagen. U wacht dus het best niet te lang om uw landmeter in te schakelen… Ook indien u een bestaand gebouw wil opdelen in afzonderlijk verkoopbare onderdelen (zoals appartementen), dan moeten de plannen op voorhand aan het kadaster overgemaakt worden, volgens dezelfde procedure. Enkel bij nieuwbouw is dit niet nodig.
Auteur: Alexis Lemmerling, notaris-vennoot Berquin Notarissen.
[- 3 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
2. Vermogensplanning via schenking We staan stil bij de vermogensplanning via schenking en bekijken de situatie in het Vlaams en het Waals Gewest.
Waals Gewest: fiscaal regime van schenking van roerend vermogen fors vereenvoudigd Tot voor kort golden in het Waals Gewest strenge voorwaarden voor de toepassing van de volgende verlaagde, vlakke schenkingstarieven voor roerende goederen (art. 131bis, §1 Waals Wetboek Registratierechten):
3,3% voor schenkingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden 5,5% tussen broers en zuster, ooms of tantes en neven of nichten 7,7% tussen andere personen
Daarin is verandering gekomen. De Waalse Regering heeft door 2 opeenvolgende decreten een verregaande vereenvoudiging doorgevoerd, met een positief resultaat voor de belastingplichtige. Daardoor wordt nu ook het lage tarief toegepast in de 2 volgende situaties:
Schenken met voorbehoud van vruchtgebruik
Vroeger was het in het Waals Gewest niet mogelijk om van de lage tarieven te genieten als de schenking enkel de blote eigendom tot voorwerp had en de schenker zich dus het vruchtgebruik voorbehield, behalve indien de schenking bepaalde 'financiële instrumenten' tot voorwerp had. Een dergelijke schenking werd getaxeerd aan de progressieve tarieven zoals die gelden voor de schenking van onroerende goederen (en die in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijke samenwoners kunnen oplopen tot 30 %). Met het decreet van 19 september 2013 heeft de Waalse decreetgever voor schenkingen vanaf 1 januari 2014 de voorwaarde van de volle eigendom afgeschaft. Sindsdien kunnen ook de schenkingen van meubilair, kunstvoorwerpen, liquiditeiten, schuldvorderingen enz. met voorbehoud van vruchtgebruik gebeuren en toch van de lage tarieven (3,3%, 5,5% en 7,7% genieten).
Aandelen van patrimoniumvennootschappen
Een nog meer doorgedreven hervorming werd doorgevoerd door het decreet van 11 april 2014. De ingewikkelde regeling rond de schenking van zogenaamde 'financiële instrumenten' werd afgeschaft. Ook dit heeft voor de belastingplichtige een zeer interessant gevolg. Voorheen kwamen namelijk de aandelen van patrimoniumvennootschappen niet in aanmerking voor de tarieven van 3,3%, 5,5% of 7,7%. Voor schenkingen van dergelijke aandelen is dat vanaf 19 mei 2014 nu wel het geval! Opgelet voor de opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker De bovenstaande hervormingen hebben tot concreet gevolg dat de lage tarieven van toepassing zijn op de schenkingen van alle roerende goederen, ongeacht hun voorwerp.
[- 4 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
Het blijft niettemin opletten voor een welbepaald type van schenking. Namelijk de schenking van een roerend goed die plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker. Dit is een schenking die pas effect krijgt op de sterfdag van de schenker. In het verleden werden in het Waals Gewest al dergelijke schenkingen uitgesloten van de verlaagde schenkingstarieven en onderworpen aan de veel hogere progressieve tarieven. Er werden wel een aantal uitzonderingen geduld (zo bijvoorbeeld de 'indirecte' schenking waarbij een begiftigde als begunstigde van een levensverzekeringscontract werd aangewezen in geval van vooroverlijden van de verzekerde). Deze uitzonderingen zijn met ingang vanaf 19 mei 2014 afgeschaft. Zodra thans een schenking van een roerend goed gebeurt die gekoppeld wordt aan een voorwaarde die pas uitwerking krijgt bij het overlijden van de schenker, zijn de hoge progressieve schenkingsrechten verschuldigd.
Vlaams Gewest: nu alle kinderen gelijk voor de schenkingsrechten! Het nieuw samengesteld gezin is een ingeburgerd fenomeen geworden in onze maatschappij. Met het decreet van 6 december 2013 wil de Vlaamse Regering rekening houden met deze realiteit. Het lage schenkingstarief in rechte lijn gold in het Vlaams Gewest tot voor kort niet in de stiefrelatie. Krijgen uit de 'warme hand' ging in dat geval gepaard met de betaling van het hoogste schenkingstarief, zoals dit geldt 'tussen vreemden'. De stiefouder die aan zijn stiefkind op fiscaalvriendelijke wijze een schenking onder levenden wou doen, was vaak aangewezen op een voorafgaande stiefouderadoptie. Daar is, met ingang van 17 januari 2014, verandering in gekomen. Een gelijkaardige regeling bestond al in de Vlaamse successierechten. Het verlaagde tarief geldt in de volgende situaties:
Schenking tussen stiefouder en stiefkind
Het lage schenkingstarief, zoals dit geldt tussen een ouder en zijn biologisch kind, geldt in eerste instantie voor de schenking tussen een stiefouder en een stiefkind en wel in de 2 richtingen, dus zowel van stiefouder naar stiefkind, als omgekeerd van stiefkind naar stiefouder. Met een stiefkind wordt hier een niet-gemeenschappelijk kind van 1 van beide echtgenoten bedoeld. De stiefouder is dus gehuwd met de biologische ouder van het kind.
Stief-samenwoon-relatie
Het tarief rechte lijn wordt verder doorgetrokken tot de 'onechte' of 'quasi' stiefkinderen of de 'stief-samenwoon-relatie'. Dat is de situatie waarbij de biologische ouder van het kind en de stiefouder niet met mekaar gehuwd zijn, maar enkel wettelijk of feitelijk samenwonend zijn. Ook hier geldt het in de 2 richtingen. Het moet gaan om een wettelijke samenwoning hetzij om een feitelijke samenwoning die op de dag van de schenking al ten minste 1 jaar ononderbroken duurt en mits het voeren van een gemeenschappelijke huishouding wordt aangetoond. [- 5 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
Relatie zorgouder-zorgkind
Het tarief rechte lijn geldt ook in het geval van een schenking tussen personen tussen wie een relatie van zorgouder en zorgkind bestaat of heeft bestaan. Zulke relatie wordt geacht te bestaan (of te hebben bestaan) wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon (of van deze en zijn levenspartner samen), de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Daarbij geldt de inschrijving van het zorgkind in het bevolkings- of het vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder als een weerlegbaar vermoeden van inwoning bij de zorgouder. Het is voldoende dat het zorgkind van de zorgouder ‘hoofdzakelijk' hulp en verzorging heeft gekregen. De hulp en verzorging hoeft met andere woorden niet ‘uitsluitend' door de zorgouder verstrekt geweest te zijn. Wanneer bijgevolg de zorgouder op de geldelijk steun van een (andere) bloedverwant van het zorgkind of van een instelling heeft kunnen rekenen of nog, wanneer het zorgkind zelf een persoonlijk inkomen had waarmee gedeeltelijk in zijn onderhoud kon worden voorzien, zal dit de toepassing van de wettelijke bepaling niet in de weg staan. Van doorslaggevend belang is dat de zorgouder zich heeft gedragen zoals de natuurlijke ouder het zou gedaan hebben. Daarbij mag gesteld worden dat hierbij de liefderijke en morele zorg en bezorgdheid belangrijker is dan het dragen van de financiële lasten bij het tegen elkaar afwegen van die 2. De 3-jaarstermijn neemt aanvang vanaf de dag waarop de zorgen effectief werden verleend. De volgende elementen zijn nog van belang:
Zowel roerende als onroerende schenkingen: de gelijkschakeling met het tarief rechte lijn geldt in alle gevallen zowel voor de roerende als voor de onroerende schenking: o roerende schenking: het vlakke tarief van 3% o onroerende schenking: progressieve tarieven van 3% tot 30% in plaats van de 'holdup'-tarieven tussen vreemden van 30% tot 80% Niet voor kleinkinderen: de gelijkstelling in de stiefouderrelatie (en in de andere gelijkgestelde gevallen) is beperkt tot 1 generatie. Met andere woorden, een schenking door een stiefgrootouder aan zijn stiefkleinkind blijft in het Vlaams schenkingsrecht belast als een schenking tussen 'vreemden'. Dit is ook zo in de Vlaamse successierechten waar trouwens het Grondwettelijk Hof besliste dat dat het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel niet schendt. Situatie in Brussel en Wallonië: o Al door een Decreet van 15 december 2005 werd in het Waals Gewest een artikel ingevoerd dat sindsdien de toepassing van het Waals schenkingsrecht gelijkstelt met een schenking in de rechte lijn: 1. schenking tussen een persoon en kind van de echtgenoot/echtgenote of wettelijk (!) samenwonende van die persoon 2. schenking tussen een persoon en het kind dat door die persoon als opvangouder, voogd, toeziende voogd of pleegvoogd is opgevoed op voorwaarde dat het kind voor zijn 21e levensjaar tijdens 6 ononderbroken jaren, uitsluitend of hoofdzakelijk van die persoon de bijstand en de zorg heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen. o In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er nog geen gelijkstelling met de rechte lijn en worden bijgevolg schenkingen in de stiefouderrelatie nog altijd belast als
[- 6 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
schenkingen tussen 'vreemden'. Dat betekent dat ze onderworpen zijn aan zeer hoge tarieven.
Vlaams Gewest: niet langer successierecht bij wettelijke terugkeer Stel: een ouder doet een schenking aan zijn kind en het kind sterft voor de ouder. Een familiaal drama. In sommige gevallen ook met fiscaal nefaste gevolgen. Artikel 747 van ons Burgerlijk Wetboek formuleert het principe van de wettelijke terugkeer. Daarin staat te lezen dat het de bloedverwanten in opgaande lijn zullen zijn (lees: de ouders), en dit met uitsluiting van alle anderen, die de zaken door hen geschonken aan hun kinderen die zonder nakomelingschap zijn gestorven, zullen erven. Men noemt dit de anomale nalatenschap. Samengevat en in mensentaal uitgedrukt komt de wettelijke terugkeer hierop neer: een ouder schenkt aan zijn kind en tegen de wetten van de natuur in sterft dit kind voor zijn ouder. Als dat kind zelf geen kinderen nalaat – er zijn met andere woorden geen kleinkinderen – dan keert het geschonken goed terug naar de ouder die het destijds wegschonk. Een belangrijk nadeel van de wettelijke terugkeer is dat de ouders die het geschonken goed terug verwerven als anomale erfopvolgers, hierop successierechten moeten betalen. Daar is nu verandering in gekomen. Bij wettelijke terugkeer zijn er niet langer successierechten verschuldigd, indien cumulatief aan volgende voorwaarden is voldaan: 1. De zaken werden door die ascendenten (lees: de ouders) onder levenden aan de erflater (lees: het vooroverleden begiftigde kind) geschonken voor diens overlijden. 2. De zaken bevinden zich nog in natura in de nalatenschap of hiervoor is, indien zij werden vervreemd, nog een schuldvordering in de nalatenschap aanwezig. 3. De erflater is zonder nakomelingen gestorven. De vrijstelling van successierechten kan enkel genoten worden indien in de aangifte van nalatenschap uitdrukkelijk om de toepassing wordt verzocht.
Het type schenking is niet relevant. Dit kan een rechtstreekse schenking via Belgische notaris zijn, maar evengoed een handgift, een bankgift, andere vormen van onrechtstreekse schenking, een schenking ten overstaan van een buitenlands notaris enz. Bovendien is niet vereist dat het om een verplicht registreerbare schenking zou gaan of dat de schenking spontaan ter registratie zou aangeboden zijn voorafgaand aan het vooroverlijden van de begiftigde. De vrijstelling is van toepassing sinds 24 januari 2014 en geldt dus voor nalatenschappen opengevallen vanaf die datum. Conventioneel beding van terugkeer blijft nuttig! Het negatief fiscaal effect van de wettelijke terugkeer, de heffing van successierecht (die dus nu van de baan is), was de reden waarom in de praktijk van de vermogensplanning altijd geadviseerd werd om het door de schenkers beoogde gevolg (terugkeer van het geschonkene naar het patrimonium van de schenker bij vooroverlijden van de begiftigde) te realiseren via een andere weg, namelijk door de [- 7 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
inlassing in de schenkingsakte van een beding van conventionele terugkeer. Ook dit is in ons Burgerlijk Wetboek geregeld. Artikel 951 B.W. laat dat toe en stipuleert dat de schenker ten aanzien van de geschonken goederen het recht van terugkeer kan bedingen:
hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde alleen hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde en zijn afstammelingen
In feite komt het beding van conventionele terugkeer neer op een schenking die onderworpen wordt aan de ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de begiftigde. Het conventioneel beding van terugkeer kan aan elke schenkingsvorm gekoppeld worden. Dus zowel de rechtstreekse notariële schenking als de handgift of de onrechtstreekse schenking (zoals een bankgift). Een belangrijk verschil met de wettelijke terugkeer – en niet onbelangrijk in fiscale successieplanning - is dat bij conventionele terugkeer de ouders die het geschonken goed terug in hun patrimonium verwerven hierop geen successierechten verschuldigd zijn. Is de inlassing van een conventioneel beding van terugkeer in de schenkingsakten nog wel zinvol nu de Vlaamse wetgever de heffing van successierechten bij wettelijke terugkeer ongedaan heeft gemaakt? Het antwoord is zonder meer ja! In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dat om fiscale redenen aan te bevelen (zie verder). Ook in het Vlaams en Waals Gewest (dit laatste zie verder) blijft het een topfavoriete clausule in de schenkingsakten om verschillende redenen:
Er bestaan belangrijke verschillen op juridisch vlak tussen de wettelijke terugkeer en de conventionele terugkeer. Is het geschonken goed intussen door de begiftigde verkocht of weggeschonken, dan is het niet langer 'in natura' in zijn erfenis voorhanden en speelt de wettelijke terugkeer niet. Bij conventionele terugkeer wordt in dat geval de vervreemding met retroactief effect teniet gedaan. De langstlevende huwelijkspartner van de begiftigde heeft bij wettelijk terugkeer een erfrechtelijk vruchtgebruik op de anomale nalatenschap (zonder weliswaar in deze als reservatair erfgenaam beschermd te zijn). Bij conventionele terugkeer heeft de langstlevende huwelijkspartner van de vooroverleden begiftigde geen erfaanspraken op de geschonken goederen die terugkeren naar de schenker.
Maar er is meer. De conventionele terugkeer biedt een aantal aantrekkelijke voordelen: Men kan perfect bedingen dat de conventionele terugkeer ook zal spelen zelfs al laat de begiftigde bij vooroverlijden afstammelingen na (wat niet het geval is bij wettelijke terugkeer). Het conventioneel beding van terugkeer biedt zodoende binnen familiale vermogensplanning in het algemeen en binnen bedrijfsplanning in het bijzonder een niet te onderschatten voordeel. Het civielrechtelijk nut van het beding zit hem precies in het feit dat de schenker in bepaalde omstandigheden weliswaar de begiftigde wil bevoordelen, maar – door omstandigheden – niet noodzakelijk diens erfgenamen (indien de begiftigde zou vooroverlijden). Wanneer de schenker er in dat geval de voorkeur aan geeft dat het geschonken goed naar hem terugkeert, dan kan het conventioneel beding van terugkeer hiervoor zorgen. Het beantwoordt zo (net als de wettelijke terugkeer) aan een zekere vorm van billijkheid. Inderdaad, want zonder dergelijk beding zou bij voortijdig vooroverlijden van het (meerderjarig) kind dat de goederen geschonken kreeg, haar/zijn – per hypothese - minderjarige kinderen (de kleinkinderen dus) er (blote) eigenaar van worden. Zo zou de echtgeno(o)t(e) van de vooroverleden begiftigde – lees: [- 8 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
het schoonkind (of erger, het ex-schoonkind) van de schenkers - in haar/zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarig kind het beheer en genot over de geschonken goederen verwerven! Het schoonkind zal bovendien op het goed zijn/haar erfrechtelijk vruchtgebruik kunnen laten gelden. Door de werking van het conventioneel beding wordt een en ander onmogelijk gemaakt. De schenking aan het kind zal retroactief ontbonden worden. Het minderjarig kleinkind erft dus niet. Het erfrechtelijk vruchtgebruik op het geschonken goed in hoofde van de langstlevende echtgenoot van de begiftigde wordt hem/haar onttrokken. Het geschonkene komt opnieuw volledig onder de heerschappij te staan en in het vermogen te liggen van de ouders die geschonken hebben. De nieuwbakken Vlaamse vrijstelling van successierechten bij wettelijke terugkeer speelt enkel in de relatie tussen ascendenten en descendenten. Schenkingen tussen anderen genieten dus NIET van de vrijstelling (bijvoorbeeld schenkingen tussen echtgenoten, tussen samenwoners, tussen zijverwanten...). In deze gevallen blijft het conventioneel beding van terugkeer dus meer dan aangewezen. Men kan het conventioneel beding van terugkeer in de schenking optioneel stipuleren. Zo kan men er namelijk ook fiscaal voordeel mee doen, ook al zijn er kleinkinderen. Als het begiftigde kind vooroverlijdt en de geschonken goederen niet terugkeren naar de oudersschenkers, dan zullen ze belast worden in de erfenis van de begiftigde. In heel wat gevallen heeft die begiftigde zelf ook al een eigen vermogen opgebouwd. Dat maakt dat de successietarieven uit de hoogste schijven toepasselijk zullen zijn. Speelt het beding van conventionele terugkeer, dan wordt dit deels ondervangen. De goederen, voorwerp van de schenking, verlaten dan de erfenis van het vooroverleden kind (en de kleinkinderen betalen er dus geen successierechten op). Eenmaal terug in het vermogen van de ouders-schenkers kunnen ze eventueel opnieuw tot schenking aan de kleinkinderen overgaan tegen lagere tarieven.
Situatie in de andere gewesten Hoe is het in de andere gewesten gesteld wat de fiscale behandeling van de wettelijke terugkeer betreft? In het Waals Gewest kan er soms ontsnapt worden aan de successierechten. Door het Waals programmadecreet van 18 december 2008 werd in dat gewest een nieuw artikel ingevoerd voor successies die opengevallen zijn sinds 1 januari 2009. In bepaalde mate en onder bepaalde voorwaarden wordt er voor de vereffening van de successierechten geen rekening gehouden met de waarde van de goederen die voordien onder levenden geschonken werden aan de overledene en die door de schenker als erfgenaam (legataris of begiftigde) terug verkregen werden uit de nalatenschap van de begiftigde bij de schenking: o De schenking moet gebeurd zijn binnen 5 jaar die het overlijden van de begiftigde voorafgaan. o De schenking moet op datum van het overlijden geregistreerd zijn of minstens verplicht registreerbaar zijn. o De geschonken goederen of, indien ze vervreemd zijn, hun tegenwaarde moeten aanwezig zijn in de nalatenschap van de begiftigde.
[- 9 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is op dit ogenblik nog geen gelijkaardige bepaling in het W.Succ. geïntroduceerd en blijft de wettelijke terugkeer dus in alle omstandigheden onderhevig aan heffing van successierechten.
Auteur: Eric Spruyt, notaris-vennoot Berquin Notarissen, docent KU Leuven, docent HUB & Fiscale Hogeschool, Brussel
[- 10 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
3. Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober ‘14 tegen 10% In onze vorige nieuwsbrief kwam de overgangsmaatregel aan bod opgenomen in de programmawet van 28 juni 2013 waarmee, voor vennootschappen die niet wensen te ontbinden, de zware pil van 25% heffing - voordien 10% - op de liquidatiebonus vanaf 1 oktober 2014 enigszins wordt verlicht. In deze nieuwsbrief staan we stil bij de vennootschappen die er op korte termijn wel wensen mee op te houden om alsnog de heffing van 10% te kunnen genieten. We bekijken de procedure. Vooral vennootschappen die de korte vereffeningsprocedure niet kunnen volgen, zullen onder tijdsdruk komen.
Procedure van de bijeenroeping algemene vergadering – vaststelling van de agenda verslaggeving De eerste stap die moet gezet worden, is het bijeenroepen van de buitengewone algemene vergadering, hierna de 'BAV' genoemd, van de vennootschap die zal moeten beslissen tot ontbinding en vereffening van de vennootschap. Bij een cvba, een Comm.VA, een bvba, een nv of een Europese (coöperatieve) vennootschap moet die vergadering voor een notaris worden gehouden. Voor het gros van de vennootschappen die nog snel willen ontbinden vóór 1 oktober 2014, houdt die oproeping niet veel in. Het is voldoende dat alle vennoten, al dan niet vertegenwoordigd per volmacht, voor de notaris verschijnen. Het is dus eerder een kwestie om een afspraak in de agenda van de notaris te krijgen. Oproepingen hoeven in die omstandigheden formeel niet te worden gedaan. Hebben we te maken met gedematerialiseerde aandelen of is er een minderheid van de vennoten die niet zal verschijnen, ook niet per volmacht, op de algemene vergadering? Dan moet er opgeroepen worden per (aangetekende) brief of, bij gedematerialiseerde aandelen, zelfs via pers en Belgisch Staatsblad. Deze oproepingen moeten geschieden 15 dagen vóór het houden van de BAV. Een termijn waarmee men rekening moet houden in de timing. Wat de inhoud van de agenda betreft, stellen er zich 2 vragen : - Kan er al dan niet gebruik worden gemaakt van de korte vereffeningsprocedure (ook de ééndagsprocedure of de turboliquidatie genoemd) waarbij de BAV ook meteen tot de sluiting van de vereffening kan besluiten en dus het verdwijnen van de vennootschap kan vaststellen? - Gaat men over tot goedkeuring van jaarrekening en de daarmee gepaard gaande beslissing over al dan niet kwijting voor bestuurders, zaakvoerders of commissarissen ? We verwijzen naar het artikel 'Vennootschapsrecht: Verduidelijking bij de voorwaarden tot ontbinding en sluiting van vereffening in één dag' voor de toepassingsvoorwaarden van de korte vereffeningsprocedure. Die zijn nog altijd geldig, ook al werden die zeer onlangs bij wet bijgeschaafd. 1 Belangrijkste voorwaarde is dat er in de vennootschap op het ogenblik van de BAV, geen schulden
1
Hoofdstuk 5, artikel 108 van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, B.S., 14 mei 2014, in werking getreden op 24 mei 2014. [- 11 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
tegenover derden mogen zijn.2 Verlies ook niet uit het oog dat alle vennoten aanwezig of vertegenwoordigd moeten zijn. De ontbinding van een vennootschap waarvan de BAV moet worden gehouden voor notaris, vereist altijd verslaggeving, of men nu de korte dan wel de gewone vereffeningsprocedure volgt. Die verslaggeving moet er ten laatste op het moment van de BAV zijn, of, als er oproepingen aan te pas komen, bij de oproepingen worden gevoegd en dus ook 15 dagen vóór de BAV ter beschikking zijn. Het gaat om de volgende documenten: Het bestuursorgaan van de vennootschap moet in een specifiek verslag toelichting geven over de te nemen beslissing tot ontbinding. Bij dat verslag moet een staat van activa en passiva worden gevoegd die niet ouder is dan 3 maanden (vóór de datum van de BAV). De commissaris van de vennootschap of, als die er niet is, een bedrijfsrevisor of een extern accountant moet over die staat verslag uitbrengen. Gaat de BAV ook over tot goedkeuring van de jaarrekening, dan komen daar nog volgende documenten bij: goed te keuren jaarrekening jaarverslag van het bestuursorgaan, voor zover dit wettelijk verplicht is – zie art. 94 W.Venn. jaarverslag van de commissaris van de vennootschap, als die er is Voor wat de korte vereffeningsprocedure betreft, houdt de vennootschap op te bestaan eens de BAV de nodige beslissingen heeft genomen. In de notulen van de BAV moet men wel nog opnemen waar de boeken en bescheiden van de vennootschap zullen bewaard blijven gedurende de eerstvolgende 5 jaar en welke consignatiemaatregelen er werden genomen tegenover schuldeisers die nog niet konden worden voldaan. Bij een gewone vereffeningsprocedure daarentegen is de procedure veel complexer.
Enkele extraatjes bij de gewone vereffeningsprocedure 1. Gerechtelijke bevestiging van de benoeming van de vereffenaar Bij een gewone vereffeningsprocedure moet de BAV 1 of meer vereffenaars, hierna 'de vereffenaar', aanstellen die als taak heeft of hebben de schulden terug te betalen en het resterend actief te verdelen onder de vennoten. Bij de korte vereffeningsprocedure mag er geen vereffenaar worden benoemd. De benoeming van de vereffenaar moet door de voorzitter van de rechtbank van koophandel worden bevestigd of gehomologeerd nadat hij heeft nagegaan of de vereffenaar alle waarborgen van rechtschapenheid biedt. De voorzitter wordt daartoe verzocht via eenvoudig verzoekschrift en heeft 5 werkdagen om een uitspraak te doen, behoudens opschorting van termijn. Is er geen beslissing binnen die termijn? Dan wordt de benoeming van de vereffenaar geacht bevestigd te zijn. Het lijkt meer dan aangewezen om de BAV ook nog minstens 1 alternatieve kandidaat-vereffenaar 2
Blijken er uit de staat van actief en passief (zie verder) dergelijke schulden, dan moeten die vóór de BAV zijn terugbetaald of moeten er met betrekking tot die schulden consignatiemaatregelen worden genomen, hetgeen ook moet blijken uit de conclusies van het verslag van de expert (zie verder). [- 12 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
te laten benoemen, voor het geval de voorzitter de benoeming van de eerst aangeduide vereffenaar niet zou bevestigen of homologeren. Zo wordt vermeden dat de voorzitter zelf overgaat tot de benoeming van een vereffenaar of dat hij een nieuwe beslissing door de BAV laat nemen. Qua timing is het ook belangrijk rekening te houden met het feit dat het opstellen en neerleggen van het verzoekschrift enige tijd in beslag neemt en dat er minstens 5 werkdagen moeten worden gegeven aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel. De voorzitter oordeelt ook over de handelingen die de vereffenaar heeft gesteld vóór de bevestiging van zijn benoeming. Enkel als die in strijd zijn met de rechten van derden, kunnen die nietig worden verklaard. Een vereffenaar kan dus al van start gaan met zijn werkzaamheden vanaf de beslissing van de BAV. Het risico bestaat dan wel dat zijn benoeming niet wordt bevestigd en dat zijn handelingen mogelijks worden nietig verklaard. 2. Tussentijdse staten over de toestand van de vereffening In dit kader heeft het weinig zin te handelen over de tussentijdse verplichtingen van de vereffenaar na 6 maanden, 12 maanden enzovoort aangezien die zich hoe dan ook situeren na 30 september 2014. In dergelijk scenario kan in principe de heffing aan 10% nooit genoten worden – zie hierna. 3. Plan van verdeling van de activa Vooraleer de vereffening kan worden afgesloten, moet de vennootschap een plan voor de verdeling van de activa onder de verschillende categorieën schuldeisers, opgesteld door de vereffenaar, voor akkoord voorleggen aan de rechtbank van koophandel bij eenvoudig verzoekschrift. Dit akkoord moet er zijn vooraleer de vereffening kan worden gesloten en ook vooraleer de vereffenaar tot uitkering aan de vennoten kan overgaan. Artikel 190 § 2 W.Venn. voorziet namelijk dat pas na betaling van de schulden of consignatie van de nodige gelden om die schulden te voldoen, de vereffenaars tot verdeling onder de vennoten kunnen overgaan. Het bekomen van het akkoord over het plan van verdeling betreft opnieuw een formaliteit die tijd in beslag neemt en tijdig moet worden ingepland. Wetende dat de rechtbanken van koophandel heel wat vereffeningen te verwerken zullen krijgen, is het meer dan aangewezen dit plan zo snel als mogelijk ter goedkeuring te laten voorleggen. Hier voorziet het Wetboek van vennootschappen geen termijn waarin de rechtbank van koophandel haar akkoord moet geven. Het staat wel vast dat dit akkoord er moet zijn voor tot sluiting van de vereffening te kunnen overgaan. 4. BAV tot sluiting van de vereffening Het Wetboek van vennootschappen bepaalt in zijn artikel 194 dat na afloop van de vereffening en ten minste 1 maand vóór de algemene vergadering die zal besluiten tot sluiting van de vereffening, de vereffenaar op de zetel van de vennootschap de rekeningen neerlegt, samen met de stukken tot staving. De commissaris of, wanneer er geen commissaris is, de vennoten zelf kunnen die documenten gedurende die periode controleren. Is er een commissaris, dan zal die ook nog een afsluitend verslag opstellen en aan de BAV voorleggen. Opnieuw een formaliteit die tijd vergt. Weet dat de vennoten het recht hebben te verzaken aan de termijn van 1 maand indien zij die niet nodig achten om hun controle te kunnen uitoefenen. Het gaat [- 13 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
hier om een termijn die hen bescherming biedt. Aan hen om zich op die bescherming al dan niet te willen beroepen. Deze afsluitende vergadering heeft wel minder belang om te zorgen dat alsnog de heffing van 10% kan worden genoten. De vereffenaar kan zodra hij al de schuldeisers van de vennootschap heeft voldaan of de nodige gelden heeft geconsigneerd om hen te voldoen, tot verdeling overgaan onder vennoten (zoals eerder vermeld). Uitkering van de liquidatiebonus Wat wordt precies verstaan onder liquidatiebonus? Het gaat om het saldo dat overblijft nadat de kapitaalinbrengen aan de vennoten werden terugbetaald en de schulden werden aangezuiverd. De liquidatiebonus komt vast te liggen ten laatste op het moment dat de sluiting van de vereffening wordt vastgesteld door de BAV3. Bij de korte vereffeningsprocedure heeft het bestuursorgaan de timing hiervan onder controle, tenzij er vastgoed in de vennootschap zit (zie verder). Bij de gewone vereffeningsprocedure ligt dat, zoals we hiervoor hebben gezien, anders. Toch wordt er algemeen aanvaard dat de vereffenaar, onder zijn verantwoordelijkheid, ook kan overgaan tot de uitkering van een voorschot op de liquidatiebonus. Hij kan dit zelfs doen voor het plan van verdeling door de rechtbank werd goedgekeurd. Minstens moet de BAV de ontbinding van de vennootschap hebben beslist en moet de benoeming van de vereffenaar bevestigd zijn door de voorzitter van de rechtbank van koophandel. Vanaf dat moment kan hij uitkeren. Daarbij moet hij uiteraard opletten dat zijn aansprakelijkheid niet in het gedrang komt door het miskennen van de rechten van de schuldeisers. Er wordt in de regel aangenomen dat het te weerhouden tarief toepasselijk op het voorschot van liquidatiebonus dat is dat van toepassing is op het moment dat het voorschot betaalbaar wordt gesteld. Vindt de betaalbaarstelling plaats vóór 1 oktober 2014, dan is het tarief van 10% nog van toepassing ook al vindt de afsluitende BAV slechts plaats na 30 september 2014. Het zal er in vele gevallen op aan komen te bewijzen dat het voorschot werd betaalbaar gesteld vóór 1 oktober 2014. De storting van de roerende voorheffing van 10% in handen van de fiscus lijkt ideaal.
Procedure bij een vennootschap met vastgoed Men mag ook niet uit het oog verliezen dat de aanwezigheid van vastgoed in de vennootschap een vertragende factor is: - Ten eerste moet er in dat geval altijd een beroep worden gedaan op een notaris, ook voor die vennootschapsvormen die de ontbinding kunnen beslissen zonder zijn tussenkomst. - Ten tweede moeten er ook een reeks van voorafgaande opzoekingen en formaliteiten door de notaris worden gedaan met betrekking tot dat vastgoed.4
3
Bij een notariële BAV die besluit tot sluiting heeft men meteen ook een vaste datum. Voor het aspect van de registratierechten wordt verwezen naar artikel “Vastgoed uit uw vennootschap halen”. 4
[- 14 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
In de korte vereffeningsprocedure wordt vastgesteld dat ingevolge de sluiting van de vereffening het vastgoed is toegevallen aan de vennoten overeenkomstig hun participatie in de vennootschap. De sluiting van de vereffening heeft inderdaad als gevolg dat alle activa, zo ook het vastgoed, van rechtswege toekomen aan alle vennoten. Bij dergelijke overdracht kunnen de opzoekingen en formaliteiten worden beperkt. De vennoten kunnen na de BAV ook beslissen het vastgoed uitsluitend aan 1 van hen toe te bedelen. In de gewone vereffeningsprocedure kan men met het vastgoed 2 wegen uit: - Ofwel blijft het vastgoed in de vennootschap tot de afsluitende BAV die dan, zoals in de korte vereffeningsprocedure, vaststelt dat het vastgoed is toegevallen aan de vennoten overeenkomstig hun participatie in de vennootschap. - Ofwel wordt het vastgoed voorafgaand aan de sluiting door de vereffenaar toebedeeld aan 1 of meer vennoten van de vennootschap als voorschot op de liquidatiebonus. In dat laatste geval komen er meer opzoekingen en formaliteiten aan te pas. Dergelijke toebedeling wordt namelijk behandeld als een overeenkomst tot overdracht.
Conclusie Het is nog niet te laat om uw vennootschap te ontbinden tegen een liquidatieaanslag van 10%, maar u moet zich wel haasten. De korte vereffeningsprocedure biedt u daarbij de meeste garantie, ook als er vastgoed in de vennootschap zit. Auteur : Peter Van Melkebeke, notaris-vennoot Berquin Notarissen.
[- 15 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
4.Verdriettaks (gedeeltelijk) afgeschaft in de 3 Gewesten Dat registratie- en successierechten grotendeels een gewestelijke belasting zijn, is al langer geweten. Zo mag elk gewest volledig autonoom onder andere voorzien in vrijstellingen voor wat deze belastingen betreft. Het persoonlijk toepassingsgebied inzake successierecht is eenvoudig. De Vlaamse, Brusselse of Waalse successierechten zijn van toepassing al naargelang het gewest waar de overledene zijn laatste woonplaats had. Indien men gedurende zijn laatste 5 levensjaar in verschillende gewesten heeft gewoond, zal de nalatenschap van de overledene onderworpen worden aan de successierechten van het gewest waar men gedurende de vermelde periode van 5 jaar het langst heeft gewoond. Overzicht van de situatie in de 3 Gewesten:
5
Al in 2006 heeft het Vlaams Gewest voorzien in een vrijstelling van successierecht op de gezinswoning voor het aandeel dat erin vererfd wordt door de langstlevende echtgenoot, langstlevende wettelijke samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste 1 jaar ononderbroken met de overledene heeft samengewoond en er een gemeenschappelijke huishouding mee heeft gevoerd. Alle andere erfgenamen kunnen niet genieten van deze vrijstelling. Deze vrijstelling geldt voor de hele waarde van de gezinswoning, wat de waarde ook mag zijn. Sedert 1 januari 2014 (Ordonnantie van 30 januari 2014, B.S. 6 maart 2014) geldt een gelijkaardige vrijstelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 5. De langstlevende echtgenoot en de langstlevende wettelijk samenwonende partner betalen geen successierecht op het aandeel dat zij erven van hun echtgenoot/wettelijk samenwonende partner in de gezinswoning waarin zij met de erflater samenwoonden. Deze vrijstelling geldt voor de hele waarde van de gezinswoning, wat de waarde van de gezinswoning ook mag zijn. Ook hier zijn alle andere erfgenamen uitgesloten van deze vrijstelling. In het Waals Gewest werd er recent in een gedeeltelijke vrijstelling voorzien (decreet van 11 april 2014, B.S. 9 april 2014). Zo zal met ingang van 1 juni 2014 de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van een abattement van 160.000,00 EUR kunnen genieten. In het Waalse Gewest speelt de vrijstelling dus niet over de gehele waarde van het nettoaandeel dat de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner in de gezinswoning van zijn partner/ wettelijk samenwonende partner erft, behoudens wanneer het voormeld netto-aandeel in de gezinswoning lager of gelijk aan 160.000,00 EUR is. Alle andere erfgenamen kunnen niet genieten van dit abattement. De werking van dit abattement kan verduidelijkt worden aan de hand van een eenvoudig voorbeeld: Jacques woont wettelijk samen met Laurence in Namen. Zij hebben geen kinderen. Hun gezinswoning is 175.000,00 EUR waard op het ogenblik dat Jacques is komen te overlijden. Jacques had een testament geschreven in het voordeel van Laurence. Zij erft, zonder uitzondering, zijn volledige nalatenschap. In de hypothese waarin Jacques en Laurence elk voor 50% volle eigenaar waren van hun gezinswoning, zal Laurence geen successierecht moeten betalen. Het netto-aandeel (87.500,00 EUR) dat zij in de gezinswoning erft, is namelijk kleiner dan 160.000,00 EUR. Indien Jacques alleen eigenaar zou geweest zijn van de gezinswoning te Namen, zou Laurence wél successierecht moeten betaald hebben. In dat geval erft zij namelijk een netto-aandeel van 175.000,00 en dus meer dan het abattement van
Behoudens enkele technische verschillen zijn beide regelingen identiek. [- 16 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
160.000,00 EUR. Op de laatste schijf van 15.000,00 EUR, moet zij 5% successierecht betalen, of 750,00 EUR, conform de gangbare successierechten van kracht tussen echtgenoten, wettelijk samenwonende partners of erfgenamen in rechte lijn. Deze (gedeeltelijke) vrijstelling biedt perspectief om aan successieplanning te doen in elk van de 3 gewesten. Echtgenoten en (wettelijk) samenwonende partners zullen geneigd zijn elkaar zo veel mogelijk te laten erven in hun gezinswoning, omdat zij, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, geen/minder successierecht betalen op de gezinswoning. Echtgenoten erven namelijk in de regel 'slechts' het vruchtgebruik van elkaars nalatenschap ingevolge het wettelijk erfrecht, indien zij juridisch niets regelen (middels bijvoorbeeld huwelijkscontract of testament). Ook wettelijke samenwoners erven ingevolge de wettelijke bepalingen slechts het vruchtgebruik op de gezinswoning. Het komt er dus op neer dit wettelijk erfrecht uit te breiden om elkaar meer erfrechten in de gezinswoning toe te kennen. Echtgenoten, gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, zullen dit in de regel doen met een keuzebeding (zie artikel Las een keuzebeding in uw huwelijkscontract in en stel vrij uw erfenis samen). Wettelijk en feitelijk samenwonenden zullen zich moeten behelpen met een goed opgesteld testament. Belangrijk: goederen die in volle eigendom geërfd worden door de langstlevende echtgenoot, zullen integraal deel uitmaken van zijn/haar nalatenschap. Bij het openvallen van deze nalatenschap zullen zij hier ten volle onderhevig zijn aan successierecht, tenzij men voorafgaandelijk die goederen bijvoorbeeld al had weggeschonken. Auteur : Tim Carnewal, notaris-vennoot Berquin Notarissen.
[- 17 -]
2014
NIEUWSBRIEF JULI
------------------------------------------------------------------Opmerking: wenst u na het lezen van deze tekst meer concrete informatie? Jammer genoeg kan Berquin Notarissen cvba u niet via e-mail adviseren. U kunt eventueel wel telefonisch een afspraak maken met één van onze juristen of notarissen.
[- 18 -]
2014