OefenCAT 2.2.2. 1. Hoeveel arbeidsongevallen in Nederland hebben een dodelijke afloop? a. b. c. d.
Ongeveer 100 per jaar Ongeveer 200 per jaar Ongeveer 300 per jaar Ongeveer 400 per jaar
2. Waarom is het aantal geregistreerde beroepsziekten in de ons omringende landen hoger dan in Nederland? a. Omdat daar de arbeidsomstandigheden slechter zijn b. Omdat in Nederland alleen verzekeringsartsen verplicht zijn om beroepsziekten te registreren c. Omdat daar de werknemers financiële compensatie kunnen krijgen als sprake is een beroepsziekte d. Omdat in Nederland bedrijfsartsen niet verplicht zijn om beroepsziekten te registreren 3. Er worden jaarlijks 5500-6000 meldingen van beroepsziekten geaccepteerd door het NCvB, maar er lijkt sprake van onderrapportage. Wat is het geschatte werkelijke aantal beroepsziekten per jaar? a. Ongeveer 13.000 b. Ongeveer 30.000 c. Ongeveer 130.000 d. Ongeveer 300.000 4. Welke beroepsziekten van het houdings- en bewegingsapparaat worden het meest gemeld? Beroepsziekten.... a. b. c. d.
van de onderste ledematen van de rug van de nek van de bovenste ledematen
5. Wat is de populaire naam voor de aandoening Chronische Toxische Encefalopathie (CTE)? a. b. c. d.
Perifere Neuropathie (PN) Centrale Neuropathie (CN) Organisch Psycho Syndroom (OPS) Anorganisch Psycho Syndroom (APS)
6. Wat is de jaar-incidentie in de totale Nederlandse bevolking van Chronische Toxische Encefalopathie (CTE)?
a. b. c. d.
Ongeveer 3 per miljoen Ongeveer 30 per miljoen Ongeveer 300 per miljoen Ongeveer 3000 per miljoen
7. Hoe verhoudt het vóórkomen van RSI bij vrouwen zich ten opzichte van het vóórkomen bij mannen? a. RSI komt bij vrouwen en mannen even vaak voor b. RSI komt bij vrouwen vaker voor dan bij mannen c. Sommige RSI-klachten komen vaker bij vrouwen voor en andere RSI-klachten vaker bij mannen d. RSI komt bij mannen vaker voor dan bij vrouwen 8. Over welke twee gecertificeerde deskundigen moet iedere arbodienst beschikken, naast een bedrijfsarts en veiligheidskundige? a. b. c. d.
Ergonoom en arbeidshygiënist Ergonoom en verzekeringsarts Verzekeringsarts en arbeids- & organisatiedeskundige Arbeidshygiënist en arbeids- & organisatiedeskundige
9. Welke bewering over de aanstellingskeuring is juist? a. De uitslag van een aanstellingskeuring mag nooit reden zijn om een keurling af te wijzen b. Het verrichten van een aanstellingskeuring hoeft niet reeds bij de wervingsprocedure te worden gemeld c. Een aanstellingskeuring mag pas worden verricht als de werkgever voornemens is de keurling aan te stellen d. Een aanstellingskeuring kan worden verricht bij meerdere keurlingen als onderdeel van het selectieproces voor één vacature. 10. Welke beweging in de schouder is mogelijk onder invloed van onder meer de m. supraspinatus? a. b. c. d.
Abductie van de humerus Adductie van de humerus Endorotatie van de humerus Exorotatie van de humerus
11. Welk leertheoretisch model heeft de meeste klinische relevantie voor diagnostiek en behandeling van de patiënt met chronische pijn? a. Het klassieke conditioneringsmodel b. Het operante conditioneringsmodel CAT 2.2.2 van 1 april 2008 / screening toetscie / nog verwerken door cuco
2
c. Het model van Pavlov d. Het model van Loeser 12. Een werknemer die zich bij herhaling ziek meldt met aspecifieke lage-rugpijnklachten, blijkt op het spreekuur van de bedrijfsarts ernstige relatieproblemen thuis te hebben. Dit is op te vatten als een ongunstig gegeven in het reïntegratietraject vanuit het perspectief van: a. b. c. d.
Het stress-copingmodel Het klassieke conditioneringsmodel Het operante conditioneringsmodel Het cognitieve model
13. Constitutioneel eczeem is een risicofactor voor a. b. c. d.
Het ontwikkelen van psoriasis Het hebben van zonnebrandgevoelige huid Het ontwikkelen van werkgebonden huidklachten Het ontwikkelen van contactallergieën
14. Werkgebonden chronisch handeczeem a. Ontstaat meestal als gevolg van eenmalige blootstelling aan sterk huidirriterende stoffen b. Ontstaat vaak samen met verrucae vulgares c. Geneest makkelijk na staken van het werk d. Ontstaat sneller bij werknemers met constitutioneel eczeem in het verleden 15. Een 47-jarige management assistente heeft perceptief gehoorverlies beiderzijds waarvoor zij hoortoestellen draagt. Zij moet veel vergaderingen notuleren, dit kost haar steeds meer moeite. Door de galm weet zij niet meteen wie het woord neemt. De meest effectieve interventie is: a. b. c. d.
Patiënte notuleert niet meer Patiënte gaat aan het hoofd van de tafel zitten, zodat zij iedereen goed ziet De vergaderkamer wordt anders gestoffeerd om galm te verminderen De vergadering wordt met een recorder opgenomen en later afgeluisterd.
16. Een student rechten is slechthorend, dit beïnvloedt zijn beroepskeuze. Welk advies is het meest aangewezen? a. b. c. d.
Oefen geen beroep uit waarbij je moet luisteren Probeer altijd door meelopen in de praktijk uit of je voldoende functioneert Werk langere tijd op proef om te zien of het werk niet teveel vermoeit Vraag altijd meteen hulp van je eventueel aanstaande collega’s.
17. In de Wet verbetering poortwachter staat hoe werknemers en werkgevers er aan kunnen meewerken dat langdurig zieke werknemers zo snel mogelijk weer aan de slag gaan. Welke van onderstaande beweringen is NIET juist. Er moet een.... a. b. c. d.
reïntegratieverslag worden gemaakt door werknemer en werkgever probleemanalyse worden gemaakt door de bedrijfsarts plan van aanpak wordt gemaakt door werknemer en werkgever plan van aanpak wordt gemaakt door de bedrijfsarts
18. In de wet Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) hebben werknemers recht op een uitkering, bij een loonverlies van.... a. b. c. d.
meer dan 35% meer dan 25% meer dan 15% minder dan 35%.
19. In de ICF-classificatie wordt de gezondheidstoestand beschreven aan de hand van een een aantal kenmerken. Welke van onderstaande kenmerken speelt hierbij GEEN rol? a. b. c. d.
Persoonlijke factoren Functies en anatomische eigenschappen Activiteiten Participatie
20. Uit het wetboek: "Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk niet is staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde mensen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen." Kunnen mensen met niet objectief vaststelbare aandoeningen, zoals fibromyalgie, toch een WIA uitkering krijgen? a. b. c. d.
Nee Ja, mits de behandelend arts de arbeidsongeschiktheid aannemelijk vindt Nee, tenzij de klachten en beperkingen reëel en logisch samenhangend zijn Ja, als de patiënt aantoont dat er een oorzaak voor de klachten is gevonden
21. Welke van onderstaande voedingsmiddelen is gerelateerd aan het ontstaan van borstkanker? a. Melk en melkproducten b. Alcoholische dranken c. Vlees en vleeswaren CAT 2.2.2 van 1 april 2008 / screening toetscie / nog verwerken door cuco
4
d. Groente en fruit 22. De maximale ‘METabolic equivalent’ (MET) waarde van een individu wordt NIET bepaald door? a. b. c. d.
Aanleg Trainingstoestand Leeftijd Uitgevoerde Activiteit
23. Het hebben van een ‘gezond’ gewicht heeft vele voordelen voor de gezondheid. Welke van onderstaande factoren heeft voor slanke mannen de sterkste relatie met een goede gezondheid? a. b. c. d.
Lage vetinname Hoge fitheid Laag percentage lichaamsvet Lage alcoholconcumptie
24. Welke van onderstaande factoren wordt NIET meegenomen bij het opstellen van een risicoprofiel voor Hart en Vaatziekten? a. b. c. d.
Systolische bloeddruk Lipidenspectrum Familieanamnese Homocysteïnegehalte
25. Een wiskundige vergelijking, gebaseerd op longitudinaal bevolkingsonderzoek, waarmee op basis van een risicoprofiel de kans op een bepaalde uitkomst kan worden voorspeld, noemt men een..... a. b. c. d.
Risicoprofiel Risicofunctie Risicoschatting Puntrisico
26. Welke mate van lichamelijk activiteit is geassocieerd met een risicoreductie voor Hart en Vaatziekten bij patienten met Diabetes Mellitus Type II? a. b. c. d.
Minstens 4 uur per week matige tot intensieve aerobe inspanning Minstens 3 uur per week matige tot intensieve aerobe inspanning Minstens 4 uur per week matige aerobe inspanning Minstens 2 uur per week intensieve aerobe inspanning
27.
Wanneer risicofactoren onafhankelijk van elkaar tot een bepaalde gezondheidsuitkomst kunnen leiden spreekt men in de epidemiologie van een.... a. b. c. d.
Additief effect Multiplicatief effect Interactie effect Confounding
28. Stel dat volleyballers driemaal zoveel kans hebben op enkelletsels dan de gemiddelde sporter en dat een eerder enkelletsel het risico op een nieuw letsel verdubbelt: hoeveel hoger is dan het risico op een enkelletsel bij een volleyballer met een eerder enkelletsel volgens een multiplicatief model? a. b. c. d.
1,5 maal hoger 4,5 maal hoger 5 maal hoger 6 maal hoger
29. Welke van onderstaande beweegadviezen hoort volgens de geldende beweegrichtlijnen bij het handhaven van de energiebalans? a. b. c. d.
Tenminste 5 dagen per week minstens een half uur matige inspanning Tenminste 3 dagen per week minstens 20 minuten intensieve inspanning Dagelijks 60 minuten matige inspanning, naast de normale lichamelijke activiteit Dagelijks 30 minuten matige inspanning, naast de normale lichamelijke activiteit
30. Welke van onderstaande structuren bieden passieve stabiliteit aan de gewrichten a. b. c. d.
Ligamenten Botten Kraakbeen Spieren
31. Bij welk soort spiercontractie wordt bij lage contractiesnelheid de grootste spierkracht gegenereerd? a. b. c. d.
Concentrische contractie Excentrische contractie Isometrische contractie Plyometrische contractie
32. Welk soort spiercontractie genereert kracht zonder beweging in het gewricht? a. Concentrische contractie b. Eccentrische contractie CAT 2.2.2 van 1 april 2008 / screening toetscie / nog verwerken door cuco
6
c. Isometrische contractie d. Plyometrische contractie 33. Welke van onderstaande fracturen kan alleen voorkomen bij kinderen? a. b. c. d.
Avulsiefractuur Compressiefractuur Spiraalfractuur Greenstick fractuur
34. Welke van onderstaande structuren is het meest vatbaar voor een overbelastingletsel? a. b. c. d.
Botten Spieren Ligamenten Pezen
35. Tractie van een specifieke zenuw door repetitieve bewegingen met de arm in abductie boven schouderhoogte zoals bij bijvoorbeeld volleybal, zwemmen en tennis, kan leiden tot letsel aan deze zenuw. Welke zenuw is dit? a. b. c. d.
Nervus infraspinatus Nervus supraspinatus Nervus suprascapularis Nervus subscapularis
36. Waarom treedt het Osgood-Schlatter syndroom bij meisjes op jongere leeftijd (8 tot 12 jaar) op dan bij jongens (12 tot 15 jaar)? a. b. c. d.
Meisjes zijn op jongere leeftijd veel actiever in sport dan jongens Meisjes participeren vaker in sporten waarbij veel wordt gesprongen Jongens hebben sterkere groeiplaten waardoor klachten later ontstaan Bij meisjes treedt de groeispurt eerder op dan bij jongens
37. Welke van onderstaande ‘aandoeningen’ behoort NIET tot de female triad? a. b. c. d.
Eetstoornissen Amenorroe Osteoporose Migraine
38. Je onderzoekt een patiënt die klaagt over een pijnlijke rechter schouder. Tijdens het bewegingsonderzoek van de rechter schouder krijg je een sterke aanwijzing dat er sprake is van een painfull arc. Op welke van de volgende bevindingen berust deze aanwijzing: a. Het optreden van pijn tijdens de passieve endorotatie
b. Het optreden van pijn tijdens de passieve abductie c. Het optreden van pijn tijdens de actieve abductie d. Het optreden van pijn tijdens de actieve exorotatie 39. Een patiënt klaagt over een pijnlijke rechter knie na een val tijdens het voetballen. Je onderzoekt de knie en voert onder meer de test van McMurray uit. Welke van de onderstaande handelingen voer je bij de test van McMurray uit bij het onderzoek van de mediale meniscus? a. b. c. d.
Endorotatie van het onderbeen Palpatie van de laterale gewrichtsspleet Waarnemen van een knapje tijdens het buigen van de knie Exorotatie van het onderbeen
40. Rond het enkelgewricht zijn een aantal ligamenten aanwezig die belangrijk zijn voor de stabiliteit van het gewricht. Bij een trauma van de enkel kunnen deze ligamenten beschadigd raken. Eén van de onderstaande beweringen is juist, welke: a. Het ligamentum deltoideum loopt van de malleolus lateralis naar de talus en calcaneus b. Bij een eversie trauma wordt met name het ligamentum deltoideum beschadigd c. Het ligamentum laterale wordt met name beschadigd bij een eversie trauma d. Bij een distorsie van het ligamentum laterale ontstaat meestal een groot hematoom 41. Welke diagnose kan men stellen als op een arterieel afgenomen bloedmonster gemeten wordt? Referentiewaarden: pH = 7,26 pCO2 = 40 mmHg HCO3- = 17 mmol/L a. b. c. d.
(7,35 – 7,45) (35 – 48 mmHg) (21 – 27 mmol/L)
Metabole acidose Respiratoire alkalose Respiratoire acidose Metabole alkalose
42. Welke zijn de bloedgassen? a. b. c. d.
N2, CO2, NO en H2 CO2, O2Hb, O2 en HbCO2 C6 H12 O6, H2S en 14C NO, AR en N2O
42. Wat wordt bedoeld met de groeifractie in een tumor? CAT 2.2.2 van 1 april 2008 / screening toetscie / nog verwerken door cuco
8
a. Alle tumorcellen in de S- en M-fase van de celcyclus b. De gemiddelde duur van de celcyclus in de tumorcellen als percentage van de duur van de celcyclus in het corresponderende normale weefsel c. Dat deel van de tumorcellen dat deelneemt aan de proliferatie in de tumor d. De tumorverdubbelingstijd gedeeld door het tumorvolume 43. De kankerpredispositiesyndromen: xeroderma pigmentosum, ataxiateleangiectasia, Bloom syndroom en Fanconi anemie zijn alle gekenmerkt door een defect op hetzelfde terrein. Welk terrein? a. b. c. d.
Apoptose-inductie G1 checkpoint arrest DNA repair Pre-mRNA processing
44. Genetische instabiliteit van tumoren wordt vaak veroorzaakt door a. b. c. d.
Defecten in celcyclus checkpoints Defecten in pre-mRNA processsing Reactivatie van telomerase Mutaties in genen coderend voor histoneiwitten
45. Het tumorsuppressorgen p53 codeert voor een eiwit dat op verschillende manieren de kans op het ontstaan van kanker verkleint. Welke? a. Inductie van celcyclus arrest, inductie DNA repair, inductie van apoptose b. Inductie van apoptose, blokkeren van telomerase c. Inductie DNA repair, blokkeren van MHC klasse I expressie, heterochromatineinductie d. Heterochromatine-inductie, inductie van celcyclus arrest 46. Invasieve groei van carcinomen vereist afbraak van extracellulaire matrix. Welke enzymen spelen hierbij rechtstreeks een rol? a. Caspasen b. CCRs c. Prostaglaninen d. MMPs 47. Welke bewerking over chronische infectie met H. pylori is juist? Een chronische H. pylori-infectie geeft een verhoogde kans op.... a. b. c. d.
maagcarcinoom, maar niet maaglymfoom maaglymfoom maar niet maagcarcinoom zowel maagcarcinoom als maaglymfoom noch maagcarcinoom, noch maaglymfoom
48. Welke van onderstaande spieren behoort NIET tot de rotatoren manchet (rotator cuff)? a. b. c. d.
m. subscapularis m. supraspinatus m. teres major m. teres minor
49. Waarom kan een scheur in een volwassen meniscus, tenzij uiterst perifeer, niet genezen? De volwassen meniscus.... a. b. c. d.
heeft geen bloedvaten heeft geen zenuwen sterft af na een scheur heeft geen lymfevaten
50. Welk ligament is bij een acuut lateraal enkelletsel vrijwel áltijd aangedaan? a. b. c. d.
lig. tibiofibulare anterior lig. talofibulare anterior lig. calcaneofibulare lig. talofibulare posterior
CAT 2.2.2 van 1 april 2008 / screening toetscie / nog verwerken door cuco
10