Planbeheer in FMIS 1.
Algemeen
3
2.
Formaat van de tekening
4
3.
De geografische boomstructuur en gekoppelde plannen
4
3.1. 4.
Opties van geopende plannen 4.1.
5.
5
Navigeren tussen tekeningen
5
Navigeren naar onderliggende niveaus
6
4.1.2.
Navigeren naar bovenliggende niveaus
6
4.2.
Eigenschappen openen van een object vanuit het plan
6
4.3.
De zoomfunctie
6
4.4.
Meten op een plan in het FMIS
7
4.5.
Plannen exporteren
7
Specifieke opties voor plannen van bouwlagen
8
Gegevens opzoeken gerelateerd aan plannen van bouwlagen
10
5.1.1.
Verdiepingen
10
5.1.2.
Lokalen
11
Plannen bewerken 6.1.
12
Aanpassen van objecten uit de geografische boomstructuur
12
6.1.1.
Aanpassingen op domeinplannen
12
6.1.2.
Aanpassingen op plannen van de bouwlagen
12
6.2. 7.
4
4.1.1.
5.1.
6.
Een plan openen vanuit de geografische boomstructuur
Layers toevoegen
Tekening opladen
13 13
7.1.
Stap 1: Tekening importeren
13
7.2.
Stap 2: Lokalen aan tekening toewijzen
15
7.3.
Stap 3: Actieve polygoonlaag kiezen
18
1
8.
9.
7.4.
Stap 2: Objecten aan tekening toewijzen
19
7.5.
Wat doen als iets foutgelopen is tijdens de upload van de tekening
20
Voorbereiden van de boomstructuur: verdiepingen
21
8.1.
Manueel toevoegen van een verdieping
21
8.2.
Verdiepingen in bulk toevoegen met de data enhancer
23
8.2.1.
Template invullen
25
8.2.2.
Data opladen
25
Voorbereiden van de boomstructuur: lokalen aanmaken
26
9.1.
Manueel toevoegen van een lokaal
26
9.2.
Lokalen aanmaken met de data enhancer
27
9.2.1.
Template invullen
27
9.2.2.
Data opladen
28
Plannenbeheer in het FMIS 2
1.
Algemeen
De ruggengraat van het FMIS is de geografische boomstructuur waarin het GO! patrimonium is ondergebracht. Elk object in deze structuur kan gekoppeld worden met een brede waaier aan parameters en sub-objecten. Eén hiervan is de mogelijkheid om plannen op te laden welke gerelateerd zijn aan dit object.
Via deze plannen kunnen automatisch oppervlaktes afgeleid worden. Deze oppervlaktes kunnen gebruikt worden om benchmarking te doen op vele vlakken: energie; fysische norm; …. Deze handleiding beschrijft hoe plannen gebruikt en bewerkt kunnen worden. Het manueel opladen van tekeningen kan in principe gebeuren in elke module, maar om na het opladen enkele controles uit te voeren is het aangeraden om de space management module te gebruiken.
Plannenbeheer in het FMIS 3
2.
Formaat van de tekening
Wanneer een CAD-tekening in het FMIS geladen wordt, dient het te voldoen aan bepaalde voorschriften:
3.
Het bestandsformaat moet DXF R12 ASCII (text) zijn
De geografische boomstructuur en gekoppelde plannen
Aan bepaalde objecten uit de geografische boomstructuur kunnen plannen gekoppeld worden:
Scholengroepen (
)
Schooldomeinen (
)
Gebouwen (
Verdiepingen (
) )
Wanneer deze plannen op de correcte manier getekend zijn, kunnen onderliggende objecten gekoppeld worden zodat er enige intelligentie ingebouwd wordt in deze tekeningen. Bijvoorbeeld: Op een schooldomein bevinden zich vijf gebouwen. Indien op het plan van het schooldomein deze vijf gebouwen getekend zijn, en in een aparte layer omsloten zijn door gesloten polylines (slechts 1 gesloten polyline per gebouw) kunnen deze gebouwobjecten toegewezen worden op het plan. Hierdoor wordt het mogelijk om te navigeren tussen plannen van verschillende hiërarchische niveaus in de geografische boomstructuur.
3.1. Een plan openen vanuit de geografische boomstructuur Tijdens de initiële implementatie van het FMIS waren nog geen plannen gekoppeld aan bovenstaande objecten. Nu, tijdens het traject van de integraalplannen worden plannen gemaakt van de scholengroepen en de schooldomeinen binnen deze respectievelijke scholengroepen. Tijdens het project “opmeten van schoolgebouwen” worden plannen gemaakt van alle bouwlagen van alle gebouwen van het GO!. Aan de hand van het kleine “venstertje” op het icon van een object is te zien of een plan al dan niet gekoppeld is:
Geen plan gekoppeld: Wel een plan gekoppeld:
Wanneer met de rechtermuistoets op een object geklikt wordt, en de optie “Tekening tonen” gekozen wordt, opent het gekoppelde plan.
Plannenbeheer in het FMIS 4
Op deze tekening is (in de rode kleur) de koppeling met onderliggende objecten zichtbaar. In dit voorbeeld is een plan van een scholengroep zichtbaar, met alle schooldomeinen. Schooldomeinen liggen hiërarchisch een niveau onder het object scholengroep, en worden getekend door de rode blokjes met aanduiding van het domeinnummer ernaast. Wanneer met de muis over dit rode blokje bewogen wordt, komt onderaan de benaming van dit object tevoorschijn.
4.
Opties van geopende plannen
4.1. Navigeren tussen tekeningen Wanneer een plan geopend is, kan genavigeerd worden naar plannen van onderliggende en bovenliggende niveaus in de geografische boomstructuur (indien die er zijn).
Plannenbeheer in het FMIS 5
4.1.1.
Navigeren naar onderliggende niveaus
Navigeren naar onderliggende niveaus kan steeds gebeuren door op de gesloten polyline rond het object te klikken waarnaar genavigeerd dient te worden: Van scholengroep naar schooldomein naar gebouw naar bouwlaag. Zoals te zien in de afbeeldingen is er geen plan beschikbaar voor het object gebouw. Indien er geen plan ingeladen is voor een bepaald object, wordt een oplijsting gemaakt van onderliggende objecten; in dit geval van de verschillende verdiepingen van het respectievelijke gebouw.
4.1.2.
Navigeren naar bovenliggende niveaus
Navigeren naar een bovenliggend niveau kan uiteraard niet via het plan zelf; deze objecten zijn niet te zien op het plan. Dit kan door gebruik te maken van een knop in de taakbalk van het plan.
4.2. Eigenschappen openen van een object vanuit het plan Door met de rechtermuistoets op een object te klikken wanneer een plan open staat, kunnen de eigenschappen van dat object geopend worden.
4.3. De zoomfunctie In de taakbalk van het plan zijn enkele knoppen voorzien om in- en uit te zoomen.
Plannenbeheer in het FMIS 6
Zoomen kan ook gebeuren met het wieltje van de muis; houdt de “ctrl”-toets ingedrukt tijdens het scrollen en er zal in- of uitgezoomd worden.
4.4. Meten op een plan in het FMIS Hoewel het niet eenvoudig is om zeer accuraat metingen uit te voeren op een plan in het FMIS, is het wel mogelijk. Dit kan gebeuren door eerst op te klikken in de taakbalk. Hierna kan de afstand tussen twee punten gemeten worden op het plan door deze twee punten na elkaar aan te klikken:
Onderaan het scherm is dan te zien hoe groot de afstand is tussen beide punten:
4.5. Plannen exporteren Via de knop “dxf”.
in de taakbalk van een geopend plan, kan het plan geëxporteerd worden in het formaat
Wanneer deze knop gedrukt wordt, opent een nieuw venster:
Plannenbeheer in het FMIS 7
Om het gemakkelijk te maken wordt aangeraden de opties te laten staan zoals ze standaard ingevuld zijn (je mag steeds wijzigingen maken indien gewenst, maar deze worden niet behandeld in de documentatie). Klik op het omcirkelde knopje, en geef een bestandsnaam in op een bepaalde locatie. Let op: De applicatie draait op een virtuele omgeving, dus sla de gegevens niet op de C-schijf van virtuele omgeving op:
5.
Specifieke opties voor plannen van bouwlagen
Bij de meeste objecten waaraan plannen gekoppeld kunnen worden, zit slechts zeer beperkte intelligentie ingebouwd; namelijk het koppelen met hiërarchisch onderliggende objecten. Bij het object “verdieping” is er een stuk meer intelligentie ingebouwd in de software:
Automatisch afleiden van oppervlaktes van alle lokalen in de verdieping Automatisch koppelen met lokalen uit de geografische boomstructuur Configureerbare legende weergeven gebaseerd op parameters gerelateerd aan de verschillende lokalen binnen de verdieping o Lokaaltypologie o Lokaalcategoriegroep o Type vloerbedekking o Gebruikers o …
Het automatisch afleiden van oppervlaktes van lokalen uit het opgeladen plan is een ingebouwde functionaliteit van de software. Hiervoor zijn wel enkele regels die gevolgd dienen te worden, maar deze worden beschreven het stuk “Plannen bewerken”. Dit zelfde geldt trouwens ook voor het automatisch koppelen van lokalen op het plan met lokalen uit de geografische boomstructuur. Verder is het mogelijk om verschillende vlekkenplannen op te roepen, met gerelateerde legende. Momenteel zijn er standaard vier types vlekkenplannen gedefinieerd:
Lokaaltypologie Lokaalcategoriegroep Type vloerbedekking Gebruikers
Plannenbeheer in het FMIS 8
Deze worden geselecteerd in de taakbalk van een geopend plan van een bouwlaag.
Deze keuze zal de weergave van de legende beïnvloeden. In bovenstaand geval worden het vlekkenplan en legende weergegeven gebaseerd op lokaal categorie groep. Wanneer bijvoorbeeld lokaaltype geselecteerd wordt, veranderen het vlekkenplan en legende.
Plannenbeheer in het FMIS 9
5.1. Gegevens opzoeken gerelateerd aan plannen van bouwlagen 5.1.1.
Verdiepingen
Wanneer met de rechtermuistoets op het object “Verdieping” gedrukt wordt, en de eigenschappen geopend worden, komt het volgende scherm tevoorschijn.
Plannenbeheer in het FMIS 10
In de tab algemeen is niet meteen de meest interessante info te vinden. Meer relevante gegevens zijn te vinden in de tab “EN15221-6”.
Hierin is een onderverdeling zichtbaar volgens afgeleide oppervlaktes uit het plan volgens de norm EN15221-6. Het GO! heeft gekozen om voorlopig te werken met een light-versie van deze norm, vandaar nog veel velden ingevuld zijn met een “0”. Voor een gedetailleerde verklaring van deze parameters kan de documentatie van deze norm geraadpleegd worden. Deze kan gevonden worden via google. Om meer uitgebreide rapportagemogelijkheden van het FMIS te omschrijven omtrent oppervlaktes, gelieve gebruik te maken van de handleiding “Overzichten maken in het FMIS”.
5.1.2.
Lokalen
Wanneer met de rechtermuistoets op het object “lokaal” geklikt wordt, en de eigenschappen geopend worden, komt een nieuw venster tevoorschijn.
Plannenbeheer in het FMIS 11
Hierin is de oppervlakte van een lokaal te zien, de hoogte van een lokaal, het type lokaal en de lokaal categorie groep waartoe dit type behoort. Verder is het mogelijk om de glasoppervlakte van dit lokaal toe te voegen, en in de tab “eigenschappen” kan het type vloerbedekking geconfigureerd worden.
6.
Plannen bewerken
In de loop der jaren zullen zich situaties voordoen waar een wijziging aan een plan dient te gebeuren: een gebouw toevoegen op een domeinplan, een muur verwijderen in een verdieping, een laag toevoegen om de nutsvoorzieningen weer te geven, … Het aanpassen van deze plannen dient te gebeuren volgens bepaalde spelregels.
6.1. Aanpassen van objecten uit de geografische boomstructuur Steeds wanneer een object in een plan aangepast, toegevoegd of verwijderd wordt, dient dit omsloten te worden door slechts een enkele gesloten polyline. Zelfs wanneer een enkel gebouw verschillende vleugels heeft, wordt er slechts een gesloten polyline rond dit gebouw getrokken. Deze gesloten polylines dienen allemaal in eenzelfde layer ondergebracht te worden. Voor domeinplannen is dit de layer “gebouwen” of “schoolgebouwen”.
6.1.1.
Aanpassingen op domeinplannen
Dit staat beschreven in de handleiding “Domeinplannen tekenen voor FMIS”.
6.1.2.
Aanpassingen op plannen van de bouwlagen
Voor plannen van bouwlagen is het iets complexer. Gezien hier een stuk meer intelligentie is ingebouwd, kunnen de gesloten polylines zich in verschillende layers bevinden. Dit is afhankelijk van de link naar de Europese norm EN 15521-6. Momenteel wordt de “level area” uit de norm ondergebracht in de layer “10_Totale_verdiepingsoppervlakte”. Dit wil zeggen dat een gesloten polyline rondom de buitencontour van het gebouw wordt getekend in deze layer. De layer “Net room area” wordt ondergebracht in de layer “20_Netto_lokaaloppervlakte”. Dit wil zeggen dat rondom de netto oppervlakte van elk lokaal een gesloten polyline getekend wordt in deze layer. Wanneer lokalen herdefinieerd worden, bijvoorbeeld wanneer een muur uitgebroken wordt en twee lokalen worden samengevoegd, moet er steeds in de layer “30_Ruimtenummers” het nieuwe ruimtenummer getekend worden. Let op: Dit moet in tekstformaat “Simple text” zijn. Het ankerpunt van dit ruimtenummer moet zich binnen de gesloten polyline van dat lokaal bevinden. Enkel en alleen dan kan de software nadien bij het opladen van het plan een automatische koppeling maken van het getekende lokaal met het lokaal uit de geografische boomstructuur. Toevoegen, aanpassen en verwijderen van deuren, ramen en trappen dienen ook steeds in hun respectievelijke layer te gebeuren. Deze zaken worden als line getekend en dienen dus niet omsloten te worden met een gesloten polyline.
Plannenbeheer in het FMIS 12
6.2. Layers toevoegen Wanneer gewenst wordt meer data toe te voegen aan de plannen, kan dit gebeuren door extra layers toe te voegen. Dit kunnen bijvoorbeeld de nutsleidingen zijn op domeinniveau of op niveau van de bouwlagen. Vooraleer je dit wenst te doen, neem even contact op met de beheerder van het traject plannenbeheer. Het is mogelijk dat de layer die men wenst toe te voegen nog niet bestaat in het FMIS. Deze moet dan eerst aangemaakt worden.
7.
Tekening opladen
Indien een aanpassing op een plan gebeurd is, kan dit terug opgeladen worden in het FMIS. Druk met de rechtermuistoets op het object waarvan het plan opgeladen wordt, en selecteer “Lokatietekening beheren”. Een nieuw venster opent zich.
Om de tekening succesvol op te laden, dienen aangegeven toetsen allemaal gebruikt te worden.
7.1. Stap 1: Tekening importeren Druk op de knop met de pijltje, waarlangs op bovenstaande screenshot het nummer “1” staat. Een nieuwe popup opent.
Plannenbeheer in het FMIS 13
Selecteer het dxf-bestand dat opgeladen moet worden. Selecteer ook de schaal waarin de tekening is gemaakt. Wanneer de tekening op de juiste manier is opgebouwd, zullen alle layers uit de CAD-tekening correct weergegeven worden.
Nu moeten de lagen uit de CAD-tekening gekoppeld worden met laaggroepen uit het FMIS. Dit kan manueel gebeuren, of een “mapping”-bestand kan opgevraagd worden bij GO! centraal. Op die manier wordt de koppeling automatisch gedaan door op de knop “mappings laden” te klikken en het “mapping”bestand te laden.
Plannenbeheer in het FMIS 14
Klik hierna op de toets “importeren”. De tekening wordt geïmporteerd en het scherm met de drie stappen is terug zichtbaar.
Indien het gaat over een plan van een bouwlaag, ga dan verder met Stap 2 in paragraaf 7.2. Indien het een andere object betreft, bijvoorbeeld een domeinplan, ga dan verder stap 4 in paragraaf 7.4.
7.2. Stap 2: Lokalen aan tekening toewijzen Klik nu op de knop waarnaast het cijfer “2” staat uit de screenshot weergegeven in het begin van paragraaf 7. De geïmporteerde tekening wordt nu geopend.
Plannenbeheer in het FMIS 15
Klik nu op de toets waarlangs het cijfer “1” staat op bovenstaande tekening. Een popup opent zich.
Klik op de toets “Selecteer een CAD laag” onder het onderwerp “Oppervlakte”. Hiermee wordt de layer geselecteerd waaruit automatisch de level area afgeleid wordt. De level area is de bruto buitenoppervlakte.
Plannenbeheer in het FMIS 16
Selecteer de layer “10_TOTALE_VERDIEPINGSOPPERVLAKTE” en klik ok. De oppervlakte is nu zichtbaar.
Om de lokalen uit de boomstructuur te koppelen met de lokalen uit de tekening, wordt op de knop geklikt waarlangs het cijfer “2” staat. Een popup opent zicht.
Selecteer de layer waarin de lokaalnummering is ondergebracht via de dropdown “Laag met lokaalgegevens”. Rechts in het veld “Text objects” worden alle gedetecteerde ruimtenummers weergegeven. Onder de parameter “Lokaalgegevens bestaan uit” wordt “Lokaalnummer” geselecteerd. Om te testen of het toewijzen foutloos zal lopen, klik eerst op de toets “Testen”. Als alles goed is komen alle cijfers overeen in de popup. Als dit niet het geval is dient gekeken te worden waar een mismatch is tussen de aangemaakte lokalen, en de lokalen op de opgeladen tekening. Dit dient gecorrigeerd te worden, en het proces uit paragraaf 5 dient opnieuw te gebeuren.
Als alles overeenkomt, klik op de “OK”-knop en alle lokalen worden nu gekoppeld op de tekening.
Plannenbeheer in het FMIS 17
Sluit dit venster.
7.3. Stap 3: Actieve polygoonlaag kiezen In de laatste stap dient de actieve polygoonlaag gekozen worden, zodat de lokaaloppervlaktes afgeleid kunnen worden en juist weergegeven worden in het “Eigenschappen”-menu van de respectievelijke verdieping. Klik op de toets waarlangs het cijfer “3” staat in de screenshot uit paragraaf 5. Een popup opent zich.
Selecteer de aangegeven polygoon-layer en klik “Ok”. In het scherm “Locatietekening beheren” staat nu een blauw bolletje langs de actieve polygoon-layer.
Plannenbeheer in het FMIS 18
De tekening is nu correct opgeladen en gekoppeld met de lokalen.
7.4. Stap 2: Objecten aan tekening toewijzen Klik nu op de knop waarnaast het cijfer “2” staat uit de screenshot weergegeven in het begin van paragraaf 7. De geïmporteerde tekening wordt nu geopend.
Plannenbeheer in het FMIS 19
Alle objecten van het onderliggende niveau worden nu weergegeven. Sleep het juiste object in de juiste gesloten polyline van het plan.
De objecten zijn nu correct gekoppeld.
7.5. Wat doen als iets foutgelopen is tijdens de upload van de tekening Stel dat er een mismatch is tussen de lokalen uit de boomstructuur en die uit de tekening, moet dit gecorrigeerd worden. Wanneer er reeds een bepaalde stap in het proces is bereikt, zijn de layers uit de foutieve tekening wel reeds opgeladen. Deze kunnen verwijderd worden door gebruik te maken van onderstaande knop.
Plannenbeheer in het FMIS 20
Na confirmatie van de waarschuwing zijn de layers verdwenen en kan het proces uit paragraaf van het begin opnieuw gestart worden.
8.
Voorbereiden van de boomstructuur: verdiepingen
Bij de implementatie van het FMIS, is GO! gestart met het inladen van schooldomeinen en gebouwen. Wanneer een tekening opgeladen wordt welke betrekking heeft één van deze objecten dient er verder niks te gebeuren. Wanneer het een plan van een verdieping betreft, en deze verdieping is nog niet aangemaakt in de boomstructuur, moet deze nog aangemaakt worden. Dit kan zowel manueel, verdieping per verdieping, of in bulk via de data enhancer.
8.1. Manueel toevoegen van een verdieping Druk met de rechtermuistoets op het object “gebouw” waarin de verdieping aangemaakt moet worden, en selecteer “Verdieping toevoegen”.
Plannenbeheer in het FMIS 21
Vul de volgende gegevens in:
Selecteer de verdieping in het veld rangschikking o 0: Gelijkvloers o 1: 1ste verdieping o 2: 2de verdieping, 3: 3de verdieping; … o -1: Ondergrondse verdieping onder het gelijkvloers; -2: … Geef een benaming op volgens de verdieping: o 0: Gelijkvloers o +1: 1ste verdieping o +2: 2de verdieping, 3: 3de verdieping; … o -1: Ondergrondse verdieping onder het gelijkvloers; -2: … Zorg ervoor dat de “checkbox” (omcirkelt in de screenshot) niet aangevinkt is. Klik tweemaal in de checkbox om deze uit te vinken.
Klik op het groene vinkje om de verdieping aan te maken.
Plannenbeheer in het FMIS 22
8.2. Verdiepingen in bulk toevoegen met de data enhancer De data enhancer is een tool welke zeer snel grote hoeveelheden data kan uploaden in het FMIS. Tevens is dit een tool welke gebruikt moet worden met de grootste zorg; als foute data in grote hoeveelheden aangemaakt wordt, kan dit grote gevolgen hebben om dit te corrigeren. De data enhancer kan eveneens geopend worden via de hosting omgeving, via onderstaand icon.
Na inloggen is een boomstructuur zichtbaar welke toelaat, voor verschillende specifieke parameters uit alle modules van het FMIS, grote hoeveelheden data op te laden.
Data enhancer in versie 14
Plannenbeheer in het FMIS 23
Data enhancer versie 12.2 Voor de verdere documentatie van de data enhancer wordt gebruik gemaakt van versie 14, maar het principe van gebruik blijft hetzelfde voor alle versies van de module. Om verdiepingen aan te maken in het FMIS, wordt gebruik gemaakt van de parameter “floors” onder de structuur “Locations” of “Geographical”. Indien je niet beschikt over de template file om de uploads te doen, kan deze gegenereerd worden door op de knop “generate template” te klikken. Deze template is een excel-file, dus deze applicatie dient beschikbaar te zijn voor de gebruiker.
Wanneer de template gegenereerd en geopend wordt, zijn verschillende kolommen zichtbaar in verschillende kleuren. De oranje gekleurde kolommen zijn verplicht in te vullen, blauwe zijn optioneel (met uitzondering van enkele) en groene zijn UDI-velden.
Plannenbeheer in het FMIS 24
Parent Site Reference
Parent Building Reference
String(50)
String(50)
4 AALST Eikstraat 8 AALST Eikstraat 8 AALST Eikstraat 8 AALST Eikstraat 8
8.2.1.
20110G01 20110G01 20110G01 20110G01
Reference Level Level Area (m²) Integ String(50) er Floating Point Number Mandatory when norm is EN 15221-6 Key Field only 4 4 4 4 -1 0 +1 +2
-1 0 1 2
0 0 0 0
Template invullen
Voor het project opmeten wordt gebruik gemaakt van een standaard template welke beschikbaar gesteld wordt door GO!. Deze heeft de volgende kolommen:
8.2.2.
Parent site reference: Het schooldomein Parent building reference: Het gebouw op het schooldomein Reference: De benaming van de verdieping. Voor de wijze van benamen: zie punt 3.1 of het bestek “opmeten van schoolgebouwen” Level: De verdieping als integer (nummer) Level Area: Vul hier steeds “0” in. Dit wordt overschrijven na opladen van de tekening Level area override: Vul hier steeds”N” in Gross floor area: Vul hier steeds “0” in. Gross floor area override: Leeg laten Internal floor area: Vul hier steeds “0” in Internal floor area override: Leeg laten Net floor area: Vul hier steeds “0” in
Data opladen
Open de data enhancer, en selecteer de file die opgeladen dient te worden. Let er op dat in de boomstructuur het juiste object geselecteerd is; in dit geval “floors”.
De tabbladen uit de excel-file worden weergegeven; selecteer het juiste.
Plannenbeheer in het FMIS 25
Vooraleer de data definitief in het systeem op te laden, is het best dat de upload gesimuleerd wordt. Op deze manier kunnen fouten in de template file gedetecteerd worden zonder foutieve data in het FMIS op te laden. Dit wordt gedaan door “Simulate” aan te vinken.
Selecteer onderaan een logfile, en selecteer logging level “4 – Verbose”. Dit geeft het grootste detail weer in de log-file. Om de data te importeren, dient de import knop gebruikt te worden.
Wanneer de gesimuleerde upload een error aangeeft, dient deze eerst opgelost te worden. Wanneer alle errors opgelost zijn, wordt “simulate” uitgevinkt en de data in het FMIS opgeladen. Wanneer na de upload de boomstructuur “refreshed” wordt, zijn de aangemaakte verdiepingen zichtbaar.
9.
Voorbereiden van de boomstructuur: lokalen aanmaken
In paragraaf 3 werden de verdiepingen aangemaakt. Om de boomstructuur verder uit te breiden, dienen ook lokalen aangemaakt worden in de verschillende verdiepingen waarvoor een plan opgeladen wordt. Dit kan ook zowel manueel, als met de data enhancer.
9.1. Manueel toevoegen van een lokaal Via de boomstructuur kan manueel een lokaal toegevoegd worden aan een verdieping. Dit kan gebeuren door met de rechtermuistoets op de verdieping te klikken, en “Lokaal toevoegen” te selecteren. Een nieuw scherm wordt geopend waarin de parameters van een lokaal kunnen ingegeven worden.
Plannenbeheer in het FMIS 26
De volgende velden zijn verplicht in te vullen:
Nummer: Vul hier de lokaalnummer in zoals omschreven in het bestek “Opmeten schoolgebouwen”. Kort omschreven: x.ab waarin x de verdieping is, en ab de lokaalnummering starten met “01” en oplopend. Deze lokaalnummering dient overeen te komen met de lokaalnummering zoals getekend op het plan; in het respectievelijke lokaal omsloten door een gesloten polyline Height: De hoogte van het lokaal in meter. Categorie: Selecteer hier de juiste lokaaltypologie In de tab “Details”, aangeven of het lokaal verwarmd is. Een verwarmd lokaal wordt gedefinieerd als een lokaal waarin een vast verwarmingstoestel in aanwezig is.
Alle andere velden zijn optioneel in te vullen. Het veld drawing area wordt automatisch ingevuld wanneer het plan opgeladen wordt en wordt leeg gelaten. Wanneer alle velden ingevuld zijn, confirmeer met het groene vinkje. Het lokaal is nu aangemaakt op de verdieping.
9.2. Lokalen aanmaken met de data enhancer Net zoals in paragraaf 3, kunnen naast verdiepingen ook lokalen aangemaakt worden met de data enhancer. Ook hier kan een template gegenereerd worden, of gebruik gemaakt worden van de vaste template welke verkrijgbaar is bij GO! Centraal.
9.2.1.
Template invullen
De volgende velden zijn beschikbaar in deze template:
Parent Site reference: Het schooldomein Parent building reference: Het gebouw op dit schooldomein Parent floor reference: De verdieping in dit gebouw waarin het lokaal aangemaakt wordt
Plannenbeheer in het FMIS 27
9.2.2.
Code: Dit veld wordt leeggelaten Number: Hierin wordt de lokaalnummering gedaan volgens de vooraf omschreven methode Classification: het lokaaltype wordt hierin geconfigureerd. Deze lijst is reeds gedefinieerd en de mogelijke waarden worden geselecteerd via de dropdown Purpose: Dit veld wordt leegelaten Height: De hoogte van het lokaal in meter UDI_IS_VERWARMD: Aangeven of het lokaal al dan niet verwarmd is. Een verwarmd lokaal wordt gedefinieerd als een lokaal waarin een vast verwarmingstoestel in aanwezig is.
Data opladen
Hierin wordt dezelfde methodiek gebruikt dan beschreven in paragraaf 3.2.2, maar dan op het object “Rooms” in plaats van “Floors”.
Plannenbeheer in het FMIS 28