Dossier
Verslag van het CONGRES European Network for Intercultural Elderly Care (ENIEC) 10,11 en 12 april 2013 BRUSSEL
nr 203
Oktober - december 2013
Verslag van het CONGRES European Network for Intercultural Elderly Care (ENIEC) 10,11 en 12 april 2013 BRUSSEL
Seminarie Maison Bilobahuis
Inhoud 1. In het kort
5
2. Het Vlaams-Brussels netwerk voor kwetsbare en allochtone ouderen
6
3. Wat is ENIEC?
9
4. Het Congres 2013
11
5. Plenair 1: Migratiecontext en socio-economische context van migranten in België en het effect op de oudere migranten
13
6. Plenair 2: Organisatie Gezondheidszorg in België
17
7. Plenair 3: Interculturalisering in de residentiële ouderenzorg
19
8. Plenair 4: Reflecties op interculturaliseringsprocessen
21
9. Plenair 5: Het belang van de buurt
23
10. Seminarie 1: Maison Bilobahuis ‘buurtgericht en participatief’ werken
27
11. Seminarie 2: Wijkgezondheidscentrum Medikuregem Toegankelijke en gemeenschaps geroriënteerde gezondheidszorg in een multiculturele context
31
12. Seminarie 3: Lokaal Dienstencentrum De Thuishaven Gent
39
13. Seminarie 4: Beringen, Migratie in tijd en ruimte
41
14. Seminarie 5: Ronse Sociaal restaurant Nasr, ‘Active ageing’: het belang van participatie, solidariteit sociale contacten en activering van en bij allochtone en autochtone ouderen
43
15. Panelgesprek
47
Slotreflectie
51
3
Plenaire sessie in gemeenschapscentrum De Markten, Brussel
1
IN HET KORT … WWW.ENIEC.EU
E
NIEC staat voor European Network for Intercultural Elderly Care. Het is een Europees netwerk rond de thematiek van ouderen met een migratieachtergrond.
Jaarlijks wordt een tweedaagse algemene vergadering en congres voor de leden georganiseerd. Het congres vindt steeds plaats in een wisselende gaststad en is voor de leden een belangrijk netwerkevent. Dit jaar (2013) was België aan de beurt om de jaarvergadering voor te bereiden. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel en de provincie Oost-Vlaanderen namen het initiatief om, samen met andere Belgische partners, de organisatie op zich te nemen, nl. als het Vlaams-Brussels Netwerk kwetsbare en allochtone ouderen.
Het Vlaams-Brussels Netwerk kwetsbare en allochtone ouderen bestaat uit de volgende organisaties: • Provincie Oost-Vlaanderen (David Talloen, voorzitter); • Kenniscentrum Woonzorg Brussel (Olivia Vanmechelen); • Het Antwerps Integratiecentrum De8 (Saloua Berdai); • Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad (Els Nolf); • Provincie Limburg (An Janssen); • OCMW Gent (Els De Ganck); • Maison Bilobahuis (Martine De Gerlache) • Zorgbedrijf Antwerpen (Stefan Van Eeckhout)
5
2
HET VLAAMS-BRUSSELS NETWERK KWETSBARE EN ALLOCHTONE OUDEREN
Plenaire sessie in gemeenschapscentrum De Markten, Brussel
6
D
e doelstelling van ons netwerk is een impuls geven aan de werking rond allochtone ouderen. We leggen de nadruk op de interculturalisering van de (reguliere) zorgsector, het werken aan de (negatieve) beeldvorming van de zorgsector, het uitbreiden van de methodieken naar autochtone (kansarme) ouderen, het zoeken naar alternatieve en innoverende modellen en in het algemeen het engageren van de reguliere ouderenvoorzieningen. In 2013 hebben we drie subdoelstellingen: • Opzetten van een permanente en duurzaam netwerk binnen Vlaanderen en Brussel m.b.t. de thematiek van kwetsbare, allochtone ouderen in de zorg: 1. Visieontwikkeling; 2. Uitdragen visie op interculturalisering van de ouderenzorg naar ruimer Vlaams/Brussel netwerk; 3. Actieve betrokkenheid van de zorgsector en opzetten van samenwerking met voorzieningen uit de ouderenzorg; • Expertise uitwisseling met andere Europese landen; • Vervolgacties opzetten ten behoeve van het Vlaams/Brussels werkveld
Het netwerk was tevens het organiserend comité van het congres van Eniec. De Brusselse Welzijnsen gezondheidsRaad fungeert als administratieve uitvalsbasis.
Het Vlaams Brussels Netwerk voor kwetsbare en allochtone ouderen wil precies bereiken dat welzijnsorganisaties en zorginstellingen het thema toegankelijkheid voor ouderen met een migratieachtergrond op de agenda zetten en actie ondernemen op het terrein. Het onderzoek is het theoretische gedeelte. Enkel door ‘praktijken te doorleven’ en van de successen en valkuilen te leren, zullen we vooruitgang boeken. De komende jaren moeten in organisaties een veelvoud van transculturele praktijken worden uitgewerkt. De uitdagingen zijn dan ook groot. De vraag naar interculturaliseren van de ouderenzorg komt tegelijkertijd met de tendens naar vermaatschappelijking van de zorg. De vraag naar hoe we in tijden van besparing toch op creatieve manieren aan zorg kunnen doen, komt tegelijkertijd met de vraag naar ruimte voor experimenten rond duurzame transculturele zorg. De zorgsector staat duidelijk aan het begin van een grote transitie. De organisatie van dit congres bracht ons bij elkaar en de vragen zoals hierboven geschetst, noopten ons tot het nemen van bovenlokale acties. Dit najaar 2013 organiseren we het herfsttraject voor de Brusselse en Vlaamse sectoren. Dit herfsttraject is herhaling van het inhoudelijk programma van het ledencongres, maar in plaats van drie opeenvolgende dagen, wordt het gespreid over vijf halve dagen. De bedoeling is dat deelnemers, uit diverse sectoren, een traject doorlopen met voldoende ruimte tot uitwisseling en reflectie. Daarnaast richtten we een lerend netwerk op waarin we diverse sectoren en personen in sleutelposities samenbrengen, om een vruchtbare bodem te creëren voor (inter)sectorale acties in de ouderenzorg. Dit lerend netwerk komt samen in het najaar 2013. We willen in 2014 hierrond concrete acties ondernemen.
Van in het begin was het duidelijk dat de organisatie van het ledencongres van Eniec een return on investment moest hebben voor de Brusselse en Vlaamse sector van woonzorg en welzijn voor ouderen. We stelden vast dat onze (en andere) organisaties al meer dan tien jaar aan de slag zijn met het thema interculturaliseren van de ouderenzorg. Bij het netwerk leeft anno 2013 dan ook een gevoel van ter plaatse blijven trappelen. Zo is er in Nederlandstalig België geen leidend voorbeeld van een transcultureel woonzorgcentrum. We merken dat de lokale dienstencentra, de thuiszorg en de dagverzorgingscentra nog zoekende zijn. Bij velen staat het thema interculturaliseren wellicht zelfs nog niet op de agenda.
7
Plenaire sessie in gemeenschapscentrum De Markten, Brussel
3
E
NIEC is een Europese non-profit ledenorganisatie van beroepskrachten met een engagement in de zorg voor ouderen met migratieachtergrond. Het biedt een uitwisselingsplatform van kennis en ervaring omtrent woonzorg en hulpverlening voor ouderen met een migratieachtergrond. Dit verloopt in een sfeer van verdraagzaamheid, interculturele dialoog en respect voor de noden en culturele achtergrond. De zorgsectoren, zoals residentiële instellingen en de thuiszorg, staan voor een aantal belangrijke uitdagingen; niet alleen de snelle vergrijzing van de totale populatie, maar ook toegankelijk zijn voor etnisch-culturele minderheden. Europese professionelen komen in dit netwerk samen om informatie uit te wisselen en deze uitdagingen aan te pakken. Het uitwisselen van goede praktijken en het delen van kennis staat dus voorop. Om deel te kunnen nemen aan het congres, moet je lid zijn van het netwerk. Meer informatie over het lidmaatschap vind je op de website www.eniec.eu. Het netwerk telt anno 2013 een 80-tal leden afkomstig uit Nederland, Duitsland, België, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland, IJsland, Italië, Estland, Frankrijk en Turkije. Het netwerk verenigt professionelen uit woonzorgvoorzieningen, gemeentelijke administraties, universiteiten evenals adviseurs en consultants, etc. ENIEC wenst het netwerk verder uit te breiden met leden uit andere Europese landen, hoewel een al te snelle uitbreiding niet aan de orde is voor een organisatie die op vrijwilligers draait. De maatschappelijke zetel is gevestigd in Den Haag, een stad waarmee ENIEC een nauwe band heeft. Den Haag voorzag ENIEC namelijk noodzakelijke opstartmiddelen. Er
WAT IS ENIEC? is een vierkoppig bestuur met elk een tweejarig mandaat. Momenteel is er één bestuurslid uit België. Elk lid zetelt ten persoonlijke titel en heeft een stem in de Algemene Vergadering. Vooral Noordelijke landen zijn verenigd in het netwerk. Dat het initiatief vanuit Nederland ontstond, merk je aan het hoge aantal leden uit Nederland. Maar ook de Scandinavische landen, Duitsland en België (vooral vanuit Vlaanderen) zijn sterk vertegenwoordigd. Mede door ENIEC ontstond een meer diepgaande samenwerking in de Scandinavische regio. Daar ontpopt zich momenteel een Scandinavisch netwerk tussen Noorwegen, Zweden en Denemarken. Hoewel de organisatie van de zorg soms grondig van elkaar verschilt, worden we wat betreft toegankelijkheid voor personen met een migratieachtergrond met dezelfde uitdagingen geconfronteerd. De wederzijdse onbekendheid (van zorgsector en zorgvrager), het implementeren van transculturele zorg in de dagelijkse praktijk, thema’s als ‘dementie en transculturele zorg’, taalbarrières, familieen mantelzorg, maar ook de vraag naar meer vrijwilligerswerk, etc. zijn in West-Europese landen zeer actuele en gelijklopende thema’s. Er is op dit moment minder aansluiting met Oost-Europese, Zuid-Europese en Angelsaksische landen. Het ENIEC-netwerk groeide de voorbije jaren vooral op een organische manier. Mogelijks is er ook een verschil in uitdagingen of in prioriteiten of spelen taalbarrières een rol. Toch zal de komende jaren verder worden ingezet op het uitbouwen van een netwerk in deze delen van Europa.
9
Dr. Tine Buffel en Saloua Berdai
4
HET CONGRES 2013
B
ij een hapje en drankje, heerlijk verzorgd door ELAN (Brusselse E.A.T. vzw) werden de tachtig ingeschrevenen ontvangen door Jenny Malmsten, de voorzitter van ENIEC en Dominique Verté, raadgever sociale innovatie van Minister Lieten, bevoegd voor Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding. Het congres bestond uit plenaire sessies en seminaries. De bezoeken ter plaatse vonden plaats in kleinere groepen. De catering werd zo veel als mogelijk verzorgd door sociale economieprojecten of
door de vzw’s ter plaatse. De tweede avond ging door in het Centra Galego de Bruxelas asbl/vzw ‘La Tentation’ in de Lakensestraat. Inhoudelijk wordt het congres opgebouwd rond twee thema’s: armoede en buurtgericht werken. Het eerste thema is eerder deel van de analyse van de socio-economische situatie van onze ouderen met migratieachtergrond. Het tweede thema ‘buurtgericht werken’ zoomt eerder in op aspecten van de methode en is een deel van de oplossing.
11
Plenaire sessie in gemeenschapscentrum De Markten, Brussel
5
PLENAIR 1: MIGRATIECONTEXT EN SOCIO-ECONOMISCHE CONTEXT VAN MIGRANTEN IN BELGIË EN HET EFFECT OP DE OUDERE MIGRANTEN
ENKELE CIJFERS OVER ALLOCHTONE OUDEREN Voor meer cijfers over allochtone ouderen verwijzen we graag naar het onderzoek van Edith Lodewijckx. Lodewijckx is werkzaam op de studiedienst van de Vlaamse regering.
Aantal en aandeel Vlaams Gewest
Brussel
Aantal 65-plussers
1.099.000
152.000
Aantal 65-plussers van vreemde herkomst
54.000
41.300
Aandeel 65-plussers van vreemde herkomst
4,7%
27,1%
Aantal uit Zuid-Europa
7.600
10.500
Aantal uit Oost-Europa
4.000
3.300
Aantal uit Marokko
5.600
10.400
Aantal uit Turkije
4.000
2.500
13
Ouderen naar herkomst
Vlaams Gewest
Brussel
België
Zuid-Europa
Oost-Europa Marokko
Turkije
65-74j
50
57
61
73
68
75-86j
38
36
28
24
30
85+ j
13
7
11
3
2
65+ j
100
100
100
100
100
Inkomen % 65-plussers met inkomen onder de armoedegrens
In België geboren
21%
Buiten EU geboren
61%
Bron: EU-Silc 2006
14
Lodewijckx geeft ons de volgende aandachtspunten mee: • De groep ouderen is zeer heterogeen; • De grootste groep allochtone ouderen is nu tussen de 65 en 74 jaar, maar er is een veroudering aan de gang. Er is een stijging van het aantal oudste ouderen; • Er is een stijgende vraag voor professionele hulp van die groep. De dienstverlening moet zich eigenlijk NU aanpassen; • Door de veroudering van de groep, is er ook een stijgend aantal mantelzorgers. Zij krijgen een steeds zwaardere taak naarmate de ouderen ouder worden. Er is ondersteuning noodzakelijk voor die mantelzorgers; • Er is ook een (kleine) groep oudere recente migranten, vaak nieuwkomers, die op hoge leeftijd naar België worden gehaald. Deze groep heeft zijn eigen specifieke problemen.
VERSLAG VAN DE LEZING VAN NATHALIE PERRIN (CEDEM, ULG) Dr. Nathalie Perrin werkt als onderzoeker bij CEDEM, Centre d’ études de l’ Ethnicité et des Migrations aan de Université de Liège. Laten we eerst de migratiecontext en -geschiedenis van België bekijken. Hoewel migranten soms heel lang van plan zijn om ooit terug te keren naar hun land van herkomst, blijken de meesten, als puntje bij paaltje komt, toch hier te blijven. Hiervoor zijn een aantal redenen. Mensen blijven hier omwille van administratieve redenen en de regels van verblijfsrecht. De toegankelijkheid en de kwaliteit van de medische zorg is een zeer belangrijke motivatie om hier oud te worden. Maar ook moeten oudere migranten vaak vaststellen dat hun herkomstland heel erg veranderd is, zodat zij zich daar niet altijd meer thuis voelen. Soms is het meer psychologisch en wil men door in België te blijven, tonen dat de ‘migratie’ een juiste stap was in hun leven waar men nu niet meer op terug wil komen. En tenslotte is te begrijpen dat mensen wiens familie en vrienden hier wonen, niet zo snel meer zullen terugkeren. De socio-economische status van de populatie oudere migranten is beduidend lager dan deze van de algemene populatie ouderen (zie ook cijfers Lodewijckx). Dit heeft eveneens verschillende redenen en is soms geworteld in de arme leefsituatie van voor de migratie. Heel wat arbeidsmigranten
kwamen bovendien in laag betaalde jobs terecht. Ze werden daarenboven massaal getroffen door de werkloosheid in de jaren ‘70. Velen onder hen konden daarna geen werk meer vinden, zeker de arbeidsmigranten die voor één welbepaalde job naar hier werden gehaald. Ook arbeidsongevallen en beroepsziekten speelden hen door de zware beroepen parten. Tenslotte was er voor hen helemaal geen informatie beschikbaar. De overheid had hen naar hier gehaald maar hen verder niet ondersteund in hun integratie. Dat zorgde ervoor dat gezinnen soms over te weinig kennis hadden over de bredere samenleving. Volgens Perrin heeft de combinatie van deze elementen ervoor gezorgd de armoedecijfers bij oudere migranten problematisch zijn. Perrin stelde vast dat er veel interne solidariteit is in de gemeenschappen zelf. Maar het is de vraag of dit volstaat. Er zijn namelijk ook veel armen, alleenstaanden, weduwen, verstoten vrouwen, … en wat als er echt zware zorgbehoevendheid bij te pas komt? We kunnen besluiten dat de ouderen steeds diverser worden en dat we nu in actie moeten komen. Een duurzame transitie naar een interculturele zorg is volgens Perrin een indicator waarmee je de kwaliteit van onze huidige samenleving aan kunt meten.
15
Stefan Van Eeckhout, Zorgbedrijf Antwerpen en Jenny Malmsten, voorzitter ENIEC
6
PLENAIR 2: ORGANISATIE GEZONDHEIDSZORG IN BELGIË
VERSLAG VAN DE LEZING VAN STEFAN VAN EECKHOUT, ZORGBEDRIJF ANTWERPEN
‘D
Demografische veroudering’ is een wereldwijd fenomeen. Stefaan Van Eeckhout, zorgstrateeg bij Zorgbedrijf Antwerpen, legt een aantal cijfers uit het buitenland voor. In de Europese Unie verwachten we dat het percentage 65-plussers op de totale bevolking sterk zal toenemen. Dat betekent dat we voor belangrijke uitdagingen staan. We zullen meer zorg moeten kunnen aanbieden met minder middelen en minder beschikbare zorgverstrekkers. Er is niet alleen een demografische ‘veroudering’, maar ook een toegenomen ‘diversiteit’. Ouderen zijn niet één categorie, er zijn meerdere leeftijdscategorieën met specifieke noden. Er is een heel spectrum tussen ’60 en 105 jaar’. Maar er is ook meer diversiteit in de samenstelling van de gezinnen, in opleiding en tewerkstellingstrajecten, in gezondheid en participatiegraad in de samenleving. Er is bovendien een groeiend aantal ‘arme’ ouderen. En tenslotte is er een groeiende etnische, culturele en levensbeschouwelijke diversiteit. De vraag of de Belgische samenleving en het beleid hier goed op voorbereid zijn, begint met de vraag welk beleidsniveau welke bevoegdheden heeft.
Stefaan van Eeckhout schetst de organisatie van de gezondheidsbevoegdheden in België. In België is er een verplichte ziekteverzekering die wettelijk geregeld is door de federale overheid. De Vlaamse, Franstalige en Duitstalige Gemeenschap zijn autonoom bevoegd voor o.a.: preventie, gemeenschapszorg, samenwerking in de eerstelijnsgezondheidszorg, de kwaliteitsstandaarden voor residentiële zorg en recent ook voor de bepaalde regelgeving en financiering binnen de ouderenzorg. De Belgische ouderenzorg is georganiseerd volgens twee grote principes: • Sociale zekerheid, gebaseerd op enerzijds horizontale solidariteit (tussen gezonde en zieke mensen) en op verticale solidariteit (gebaseerd op inkomen uit arbeid); • De sociale zekerheid wordt gefinancierd door een proportionele bijdrage via de inkomens uit arbeid.
17
De Belgische ouderenzorg kent twee grote domeinen: • De thuiszorg en de gemeenschapsgerichte dienstverlening, met de gezinszorg en huishoudhulp, de thuisverpleging en de lokale dienstencentra; • Kortdurende en langdurende (semi)residentiële zorg, onder meer in dagverzorgingscentra, centra voor kort verblijf, woonzorgcentra, verzorgingstehuizen of geriatrische ziekenhuizen.
Wat zijn nu de trends die we kunnen verwachten in de ouderenzorg in België? Eerst en vooral is er stijgende aandacht voor mantelzorg en informele zorgnetwerken, met nadruk op de buurt. We begrijpen dat zorg niet volledig professionele zorg kan betekenen. In periodes dat er meer oudere leeftijdsgroepen zijn dan jongere leeftijdsgroepen in een samenleving, moet er dus met min of meer gelijke middelen dezelfde zorg, aan meer mensen worden gegeven. Dus moet er meer aandacht gevestigd worden op informele zorgsystemen. Er is ook een trend naar meer buurtgerichte ‘zorgteams’, die op het niveau van de wijk of de buurt worden georganiseerd. Dit loopt parallel met de trends op gebied van het patiëntendossier: er zijn meer multidisciplinaire, en transmurale dossiers nodig.
Tenslotte zijn er nog de volgende trends: • Het persoonlijk ‘zorg’budget’; • Vraag naar schaalvergroting op organisatieniveau, maar wel de toepassing van in meer kleinschalinge en gediversifieerde projecten en aanbod; • Technologische hulp; • De vraag naar meer intersectorale samenwerking en beleidsdomeinen. • Tenslotte zetten we nog een aantal vraagtekens bij de volgende tendensen en gegevenheden: • Er zijn grenzen aan de professionele thuiszorg; • Er is het grote probleem van het tekort aan mankracht, zeker in de ouderenzorg; • Er zijn de zeer flexibele arbeidstijden voor beroepskrachten en de druk om continuïteit en permanentie te kunnen organiseren; • Tenslotte is er de vraag naar management en financiële duurzaamheid.
18
7
PLENAIR 3: INTERCULTURALISERING IN DE RESIDENTIËLE OUDERENZORG
GOEDE PRAKTIJKVOORBEELD: OCMW-RUSTHUIS ‘BONNE MAISON DE BOUZONTAN’ IN BERGEN SPREKER: DIDIER BOONE (CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING)
H
ét voorbeeld van transculturele ouderenzorg vinden we terug over de taalgrens, in Bergen. Het OCMW heeft een pilootproject ontwikkeld voor de Waalse regio. Yvonne Simeone is de bezielende kracht achter het interculturaliseringstraject dat deze organisatie heeft afgelegd. Dit traject is vooral gericht op praktijken in een woonzorgcentrum en de reflectie daarop: wat doen we al, wat kunnen we nog meer doen? Vor-
ming van het personeel vormt in dit proces een heel belangrijk onderdeel. Bijzondere aandacht ging naar het verbeteren van het onthaal van de nieuwe residenten en hun familie. Het onthaal gebeurt zoveel mogelijk in de moedertaal en houdt meteen rekening met transculturele aspecten. Daarvoor wordt het personeel, dat zelf van diverse afkomst is, volop ingezet. Partners:
1. Koning Boudewijnstichting; 2. Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding; 3. Centre interculturelle de Mons Borinage.
Voor meer informatie over hun proces en de toepassingen verwijzen we graag naar volgende publicaties: • Simeone, Y. en Boone, D. Interculturalisation in residential care. Vision and experiences. Eniec, 2013; • Simeone, Y. ‘Raising awareness of the specificities of elderly migrants in the area of assistance and care.’ S.l., s.d. in: The European Network Against Racism’s webzine. (http://www.enargywebzine.eu/ spip.php?article259); • Labiso n° 122: Immigration et vieillissement. La prise en compte de la dimension culturelle (http://www.labiso.be/?page=VisualiserContenuOuvrage&Id=2082) • Bonne Maison de Bouzanton (http://www.youtube.com/JekevJbWe8E)
19
Saloau Berdai, De8
8
PLENAIR 4: REFLECTIES OP INTERCULTURALISERINGSPROCESSEN
LEZING DOOR SALOAU BERDAI (DE8 VZW) Saloua Berdai, coördinator team Welzijn en Sport bij het Antwerps integratiecentrum de8 vzw, ziet interculturalisering als een manier om met diversiteit in de hulpverlening om te gaan. Deze reflectie is ontstaan vanuit jaren praktijkervaring in het begeleiden van zorgorganisaties, zowel binnen als buiten de ouderenzorg, en hun hulpverleners in het omgaan met diversiteit. Hulpverleners en zorgorganisaties staan in verbinding met de maatschappij en worden bijgevolg beïnvloed door de heersende tendensen in die maatschappij. Dit geldt ook voor het omgaan met diversiteit. Veel hangt af van de context waarin de zorgorganisatie zich bevindt en hoe de organisatie begint met interculturalisering. Saloau heeft ook in de praktijk ervaren wat succesfactoren en randvoorwaarden zijn voor intercul-
turalisering als veranderingsmanagementmodel. Interculturalisering wordt hier als een organisatie-instrument beschouwd om een verandering in haar eigen beleid te realiseren. De stappen die nodig zijn voor interculturaliseringsprocessen met hun randvoorwaarden en aandachtspunten elementen zijn in elk veranderingsproces nodig. Of we nu als organisatie ‘cultuursensitief’ of ‘competentiegericht’ willen zijn, als het een verandering betekent voor ons, dan zijn bijvoorbeeld planmatige aanpak, visie, draagvlak en communicatie even cruciaal voor het slagen van dit veranderingsproces. De hulpverlener speelt tenslotte een centrale rol in het slagen van dit interculturaliseringsproces.
21
CONTEXT De Belgische migratiegeschiedenis toont ons dat de huidige migratie veel complexer en gevarieerder is geworden. Dit is ook te merken aan het gevarieerd profiel van de huidige migrant. Die variatie wordt nogmaals bevestigd door de snelheid aan communicatie door de digitale mogelijkheden zoals de sociale media. Daarenboven zien we de verscheidenheid aan socio-economische situatie van deze mensen met andere origine: van de rijke Indische diamantair tot de laaggeschoolde poetshulp uit Ethiopië. Deze grote verscheidenheid aan socio-culturele achtergronden van migranten en migratieproducten, zoals de kinderen en de kleinkinderen van de eerste gastarbeiders, deed een
aantal academici spreken over superdiversiteit. De superdiverse samenleving, die in sommige steden bestaat uit 170 nationaliteiten, vraagt een andere kijk op het omgaan met diversiteit. Dit betekent dat je op een andere manier begint na te denken als groep en waarbij cultuur niet steeds het antwoord is op elke vraag. Ook de zorgsector ervaart die superdiversiteit bij de zorgvragen die hij krijgt en in het personeelsbestand. Er zijn voorzichtige openingen in het omgaan met deze superdiversiteit, die toch wel een uitdaging vormt. De vraag is of interculturalisering een adequaat antwoord biedt.
ERVAREN SUCCESFACTOREN, RANDVOORWAARDEN EN CENTRALE ROL HULPVERLENER Interculturalisering is een gepast antwoord wanneer de nodige randvoorwaarden aanwezig zijn. Het aangaan van een interculturaliseringsproces is dan een doordachte en gedragen organisatiekeuze waarvoor men de nodige tijd en middelen uittrekt. Omdat het een veranderingsproces is, is het vergroten van het draagvlak voor verandering bij zowel de beleidsmakers als de rest van het personeel essentieel. Het voeren van goede en zorgvuldige communicatie krijgt hierin primordiaal belang. Die randvoorwaarden lijken misschien hetzelfde, maar zo’n proces vraagt een aanpak op maat : de veranderingsacties zijn op maat van de organisatie als ze de verandering op de vier organisatiedomeinen (organisatiebeleid, personeelsbeleid, aanbod en cliënt/patiënt) realiseren. Dit vraagt heel wat inzicht, expertise en zorgvuldigheid van de procesbegeleider. De rol van de hulpverlener om tot een geslaagde interculturalisering van het zorgaanbod te komen, is van groot belang. Door hulpverleners te verster-
22
ken in hun competentie ‘omgaan met diversiteit’, op het vlak van kennis, vaardigheid en houdingsniveau, bekom je een goede cultuur-migratiesensitieve zorgrelatie met een cliënt. Die zorgrelatie verloopt bij voorkeur in dialoog met de drie betrokkenen: hulpverlener, cliënt en zijn directe omgeving. Saloau pleit tot slot voor een meer positieve houding ten aanzien van de aanwezige superdiversiteit in onze maatschappij. Een zakelijke benadering waar superdiversiteit als te benutten realiteit wordt beschouwd, is - naast ethische motieven een goed uitgangspunt. Wanneer interculturalisering met de boven genoemde voorwaarden gerealiseerd wordt, kan de organisatie, met betrokken en gesterkt personeel, kwaliteitsvollere maatzorg aanbieden aan iedereen, of iemand nu een migratieachtergrond heeft of niet.
9
PLENAIR 5: HET BELANG VAN DE BUURT
SPREKER: DR. TINE BUFFEL (VUB) Dr. Tine Buffel werkt als onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel. Zij voert er momenteel onderzoek naar de manier waarop Turkse oudere migranten in Brussel hun buurt ervaren en welke plaatsen er voor hen van belang zijn. Voorafgaand aan haar studie, organiseerde Belgian Aging Studies (BAS) een onderzoek. In deze studie ging men na hoe het met de levenskwaliteit van ouderen in onze gemeenten is gesteld. Helaas bleef de situatie van ouderen met migratieachtergrond enigszins onderbelicht in deze studie die vooral gericht was op beleidsaanbevelingen.
heidsstatus en familiebanden.
Dr. Buffel ziet in de 21ste eeuw drie grote maatschappelijke evoluties: de veroudering van de bevolking, verstedelijking en migratie. De Turkse bevolking is in België de tweede grootste niet-Europese minderheidsgroep. Er zijn bijna 220.000 Belgen van Turkse oorsprong. Die generatie die in de jaren ‘60 naar België kwam als arbeidsmigrant, bereikt nu de derde leeftijd. Tegen 2015 verwacht Buffel een stijging van 314% van deze oudere bevolking. We merken dat er een grote heterogeniteit bestaat onder deze oudere bevolkingsgroep, zowel qua migratietraject, inkomstenbronnen, gender, gezond-
4. Taalbarrières en ongeletterdheid;
Toch is er sprake van een aantal structurele uitsluitingsmechanismen. De belangrijkste zijn:
1. Lage pensioenen; 2. Lage scholingsgraad; 3. Onaangepaste woningen;
5. Gezondheidsproblemen en het zogenaamde ‘Exhausted migrant effect’; 6. Weinig gebruik dienstverlening.
en
toegang
tot
sociale
De meeste respondenten hebben zich - ondanks de heimwee - neergelegd bij het idee van ouder worden in België (i.c. Schaarbeek). Er zijn diverse redenen: vooral de aanwezigheid van de kinderen
23
Dr. Tine Buffel
in België en het goede gezondheidszorgsysteem, houden de mensen hier. Vaak speelt in dit ‘terugkeerdilemma’ ook mee of de oudere tussen België en Turkije kan pendelen en er al dan niet ‘transnationale banden’ onderhoudt. Toch merken we ook dat veel ouderen zich vervreemd voelen van het thuisland, dat ondertussen ook sterk is veranderd. Sommigen leggen zich neer bij het feit dat hun migratie niet gelopen is zoals ze het eigenlijk wilden (bv. terugkeer). Dr. Buffel bevestigt wat ook uit ander onderzoek naar boven kwam rond het kijken naar de eigen ouderdom en de (toekomstige) nood aan zorg. Ouderen uiten over het algemeen de wens om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven, dicht bij de kinderen. Ze weten dat als het echt niet meer anders kan, er zorg buitenshuis moet worden gezocht, maar dit willen ze pas als alle andere mogelijkheden zijn uitgesloten. De Turkse ouderen in Schaarbeek uiten een bijzondere affiniteit met hun buurt. Pluspunten zijn het feit dat er andere Turken in de buurt wonen, vrienden en kennissen en natuurlijk familieleden. Hun buurt heeft niet alleen een buurtmoskee, maar ook allerlei buurtvoorzieningen zoals Turkse winkels, de wekelijkse markt, restaurants, reisbureaus en theehuizen. De wijk ligt bovendien dicht bij het centrum van de stad. Verder stipten de ouderen het gevoel van veiligheid en sociale controle aan. Er waren ook minpunten: het drukke verkeer, het gebrek aan parkeerruimte, open ruimte en groen werden aangehaald. Ze vonden ook dat er te weinig activiteiten in de buurt werden georganiseerd. Ook het gebrek aan effectieve zitruimte wordt als een nadeel benoemd. We merken dat er nood is aan meer ruimte die leidt tot contacten en sociale activiteiten, zeker voor de vrouwen en voor familiebijeenkomsten. Vrouwen uiten het gebrek aan semi-publieke plaatsen (zaal, buurtcentrum) waar zij elkaar kunnen ontmoeten.
‘We need a place for the women to get together, like a tea garden for example, but with a roof. Somewhere where we can bring our grandchildren’.
de gemeenschap en familie. Ze geven advies en zijn gedreven in het doorgeven van hun cultuur. Ze steunen elkaar door ervaringen te delen, te zorgen voor de kleinkinderen en contacten te onderhouden met de buren. En ze proberen de jongere generatie ‘onder controle’ te houden, via sociale controle. De ‘buurt’ en de lokale gemeenschap zijn daarom een goed referentiepunt van waaruit zorg, maar ook sociale en politieke participatie, kan worden georganiseerd. Dr. Buffel sluit af met een aantal beleidsadviezen:
1. Inzetten op het wegwerken van de structurele achterstelling. Allochtone ouderen hebben vaak vóór hun vertrek te maken met lage lonen, werkloosheid, lage pensioenen en armoede. Dit zorgt ervoor dat deze groep van in het begin al laag op de socio-economische ladder staat; 2. Vanuit de kracht en de competenties van deze groep vertrekken. Het feit dat ze zo verweven zijn in hun buurt en er zorgen voor het leven en sociale cohesie in de buurt, is een bron om aan te boren; 3. Vertrekken vanuit de gemeenschap en hen betrekken bij de uitbouw van een ouderenbeleid; 4. Vermijden van de valkuilen zoals ‘overculturaliseren’; 5. Ondersteunen van brugfiguren, mantelzorgers en mensen die informele zorg in de buurt bieden; 6. Bruggen bouwen en samenwerking stimuleren tussen de integratiesector, socio-culturele verenigingen (waaronder zelforganisaties en buurtorganisaties), de welzijnssector en de zorgsector; 7. Stimuleren van partnerschap tussen beleidsen praktijkonderzoek; 8. Ruimte creëren voor experimentele initiatieven;
kleinschalige
9. Goede praktijken delen mogelijk maken.
Tenslotte gaven de ouderen aan dat ze zich ergerden aan storend gedrag van anderen en vonden ze groepen uit nieuwe migraties soms vervelend. Oudere Turken hebben, volgens Buffel, een belangrijke rol. De vrouwen zijn de bindende factor in
25
10
SEMINARIE 1: BEZOEK AAN MAISON BILOBAHUIS ONDER HET THEMA ‘BUURTGERICHT EN PARTICIPATIEF’ WERKEN VERSLAG EN ORGANISATIE: MARTINE DE GERLACHE (MAISON BILOBAHUIS)
HET MAISONBILOBAHUIS Gastvrouw is Martine De Gerlache, van het Maison Bilobahuis, gelegen in de Brabantwijk in Schaarbeek. Deze bevindt zich aan het Noordstation van Brussel. De bevolking is er zeer divers en bestaat uit een aantal grote groepen Belgen, Turken en Marokkanen. Het Lokaal Dienstencentrum Cosmos kwam op bezoek. Cosmos ligt bij het Brusselse Zuidstation, in de wijk Kuregem. Die wijk wordt dan weer gekenmerkt door de aanwezigheid van grote groepen Belgen, Afrikanen, Italianen en Spanjaarden. Wat de organisaties bindt, is hun dienstverlening aan de bevolking van hun wijken, met als onderliggende bedoeling ook het samenleven te verbeteren en de integratie van de verschillende burgers te bevorderen. Beiden richten zich specifiek op oudere personen en hun familie (mantelzorgers) in de wijk. Het Maison Bilobahuis is een experimenteel en innoverend project voor ouderen in de Brabantwijk. Het project stimuleert solidariteit en ontmoeting tussen ouderen van diverse afkomst. Maar bovenal kijken we uit naar het huisvestingsproject voor senioren, dat momenteel in opbouw is. Het 20-koppige internationale gezelschap dat voor dit
seminarie koos, werd dan ook ontvangen tijdens de verbouwingen van het toekomstige woonproject. Het Maison Bilobahuis volgt drie sporen: • Het organiseren van dagactiviteiten zoals maaltijden, uitstappen, ontspanning en culturele activiteiten; • Het organiseren van bijeenkomsten voor mantelzorger door te luisteren naar hun noden en hen te ondersteunen in de moeilijkheden die ze ervaren; • Het ontwikkelen van 15 sociale appartementen voor senioren om een nieuwe vorm samenwonen te ontwikkelen. Het symbool van het conviviale en multiculturele experiment is de Ginkgo Biloba, een boom die bekend staat als een ‘overlever’ en een weldaad is voor de gezondheid. Ze zullen een exemplaar van deze boom planten op het binnenplein. Het wooncomplex moet een oase van rust creëren waar familie en vrienden op bezoek kunnen.
27
Het project is ontwikkeld door de leden van de raad van bestuur, terreinkenners en professionelen die betrokken zijn bij het thema ouderenzorg. Op basis van verschillende gespreksgroepen werd een charter opgesteld, dat als richtlijn moet dienen voor de operationalisering van het project Maisonbilobahuis. Meer informatie is terug te vinden op de website www.maisonbilobahuis.be.
LOKAAL DIENSTENCENTRUM COSMOS Een lokaal dienstencentrum biedt ‘diensten’ aan zoals maaltijden (aan huis), vervoer, (hygiënische) verzorging én activiteiten aan oudere buurtbewoners. De bedoeling is om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en dus al de voorzieningen zo te organiseren dat bewoners in hun eigen leefomgeving oud kunnen worden. Lokaal dienstencentrum Cosmos verwelkomt ook jongere mensen op hun activiteiten, bijvoorbeeld op informatiebijeenkomsten, vormingen of interculturele en intergenerationele projecten. Zo komen mensen met elkaar in contact, wordt de strijd tegen de eenzaamheid aangegaan, en wordt sociale cohesie gestimuleerd tussen generaties en tussen gemeenschappen. Vier jaar geleden bestond het publiek van Cosmos uit Belgen, Italianen en Spanjaarden. Cosmos besloot toen om ook activiteiten te organiseren voor de groepen uit Centraal-Afrika. Zo bestaat er sinds
2009 een werking voor de ‘Afrikaanse mama’s’. Via de parochie kwamen er al een paar mama’s over de vloer. Door deze contacten kreeg Cosmos zicht op de enorme noden die deze groep scheen te hebben: veel mensen verbleven in onstabiele verblijfsstatuten, zonder of met een zeer laag inkomen. Vaak waren deze ouderen volledig afhankelijk van hun kinderen of kleinkinderen, met alle gevolgen van dien. Het viel ook op dat deze Afrikaanse ouderen een heel andere rol hebben in Europa dan dat ze in Afrika hadden, en vaak aan statusverlies leden. Uiteraard is er ook sprake van grote taalbarrières. Cosmos had de kans om een sociaal werker aan te trekken die zelf van Afrikaanse afkomst was en met die doelgroep kon werken. Deze medewerker sprak bovendien dezelfde talen: Lingala, Shiluba en Swaeli. Hun project was bovendien een leerschool voor andere interculturele projecten.
Mariam El Osri (De8), Els De Ganck (OCMW Gent), Eva Rönkkö (bestuurslid ENIEC)
28
Speerpunten van hun methode waren: 1. ‘Samen’ en ‘apart’ onder één dak in Cosmos. Een aantal specifieke acties werden ondernomen: • Het kofferproject (een samenwerking van Ovallo (BWR) en Foyer); • Maandelijkse bijeenkomst met de mama’s in eigen taal; • Jaarlijkse ‘extra muros’ evenement; 2. Integratie in de dagdagelijkse werking: • Participatie van de doelgroep in het bestuur van het centrum; • Participatie van de doelgroep aan de andere activiteiten; 3. Het ‘traditioneel’ publiek leren omgaan met culturele diversiteit: • 1x per maand een interculturele activiteit; • ‘zachte’ introductie zoals films en bezoeken en ‘harde’ methode via debat. 4. Dit is geen makkelijke opdracht! • Werken aan interculturele competenties van de personeelsploeg; • Opstellen van een diversiteitsplan. Dit resulteerde een vaste groep van een 25-tal Afrikaanse mama’s. Cosmos is bijzonder tevreden over hun traject. Interculturaliteit is een vast onderdeel geworden van de dagelijkse werking. Er zijn uiteraard nog een aantal uitdagingen. Zo blijft er een zeker latent racisme waar je steeds oog voor moet hebben. De groep blijft bovendien ‘een groep in de groep’. Je moet blijven werken aan het bouwen van bruggen. Een derde uitdaging vormt het bereiken van andere groepen: Marokkaanse,
Turkse, Libanese, Pakistaanse, … ouderen wonen immers ook in Kuregem! Cosmos heeft ervaring opgebouwd door dit interculturaliseringsproces en heeft een uitgebreid netwerk binnen de ouderensector. Het is nu tijd om ook voor andere doelgroepen op zoek te gaan naar de juiste netwerken en de juiste kennis. We moeten hierin een flexibele werkwijze zoeken, die allerhande activiteiten mogelijk maakt.
Plenaire sessie, Gemeenschapscentrum De Markten, Brussel
29
Seminarie in Gent
11
SEMINARIE 2: TOEGANKELIJKE EN GEMEENSCHAPSGEORIËNTEERDE GEZONDHEIDSZORG IN EEN MULTICULTURELE CONTEXT
VOORSTELLING VAN HET WIJKGEZONDHEIDSCENTRUM ‘MEDIKUREGEM’
VERSLAG EN ORGANISATIE: OLIVIA VAN MECHELEN, KENNISCENTRUM WOONZORG BRUSSEL Dit seminarie bracht een twaalftal ENIEC-leden tot in Kuregem, één van de armste en meest achtergestelde wijken van Brussel. In deze multiculturele setting werd heel wat informatie uitgewisseld en werd er gediscussieerd:
Aisha Abrahal, huisarts in opleiding
• De werkprincipes van het wijkgezondheidscentrum ‘Medikuregem’;
‘We worden ontvangen in het wijkgezondheidscentrum Medikuregem, gelegen in de kansarme en multiculturele wijk Kuregem. Het is een multidisciplinaire praktijk waar huisartsen, verpleegkundigen, diëtisten, maatschappelijk werkers, gezondheidspromotoren en interculturele bemiddelaars samen werken.’
• De impact en rol van een lokale groepspraktijk in gezondheidszorg en -preventie voor een multiculturele groep van patiënten;
Toegankelijkheid, bereikbaarheid, een lage zorgkost en respect voor de culturele diversiteit zijn sleutelbegrippen in deze medische praktijk.
• Principes en praktijk rond interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg;
Het centrum telt meer dan 4200 geregistreerde patiënten, bijna allen allochtonen, waarvan de meesten afkomstig uit Marokko, maar ook uit Zuid-Europa, Afrika en Pakistan, … Bijna de helft heeft geen werk en geen diploma. Vaak gaat het om grote gezinnen waaronder veel alleenstaande moeders met drie of meer kinderen.
• Gezondheidspreventie bij 50-plussers sport; het project Start to Sport.
via
31
Medikuregem bouwt zijn werking op de elf principes die algemeen gelden voor de wijkgezondheidscentra (WGC) in België: Het wegnemen van drempels tot gezondheid en gezondheidsvoorlichting is één van de voornaamste doelstellingen van een WGC. Om de financiële toegankelijkheid te verbeteren wordt bij voorkeur gewerkt met het ‘forfaitair betalingssysteem’. Andere aspecten van toegankelijkheid hebben betrekking op de bereikbaarheid, fysieke toegankelijkheid, openheid ten aanzien van iedereen ongeacht afkomst, cultuur, … Vindplaatsgericht werken is essentieel. Mond-tot-mondreclame speelt hierin een belangrijke rol, veeleer dan geschreven communicatie of folders. Het WGC organiseert ook regelmatig laagdrempelige infosessies en thematische discussiegroepen. Het is belangrijk om ook de jongere generatie te betrekken en op die manier de drempel
te overwinnen, al blijft het heel veel inspanningen vergen om mensen te overtuigen om deel te nemen aan de informatiesessies. De diversiteit van het team, op vlak van leeftijd, gender en herkomst draagt in grote mate bij tot laagdrempeligheid en is cruciaal om een divers publiek te bereiken. Medische centra en multidisciplinaire praktijken zijn nog niet sterk ingeburgerd in België en vormen nog steeds de uitzondering in de huisartsgeneeskunde. Toch is een groeiende interesse merkbaar bij de jongere generatie artsen. Het werken in groep wordt gezien als een alternatief voor de solopraktijken die vaak te kampen hebben met stress, zware belasting en burn-out. Meer informatie over wijkgezondheidscentra: www.vwgc.be.
CULTURELE DIVERSITEIT IN DE GEZONDHEIDSZORG EN ADVIEZEN VAN ETHEALT Dr. Louis Ferrant Als huisarts met een grote maatschappelijke betrokkenheid, lanceerde dr. Louis Ferrant het wijkgezondheidscentrum ‘Medikuregem’ in 1977. In 1990 werd hij parttime docent bij de afdeling algemene geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen (UA). Hij deed onderzoek en werkte als docent op onderwerpen zoals geriatrie, mentorschap, migranten en gezondheid.
Achtergrond In België is ongeveer 13% van de bevolking van niet-Belgische origine. Hoe ga je om met culturele en sociale ongelijkheid in gezondheid? Hoe benader je als huisarts de verscheidenheid van culturen en verschillen? Hoe kan je een hoge kwaliteit van zorg bieden aan mensen van uiteenlopende culturen en afkomst? Dat waren de vragen waarmee Dr. Ferrant dertig jaar geleden als startende huisarts in Kuregem werd geconfronteerd. Samen met enkele gelijkgezinde artsen, psychologen en antropologen startte hij projecten en studies op voor een betere aanpak. In de loop der jaren is de visie van uitsluitend multiculturele aanpak, gebaseerd op de kennis van de verschillende culturen, veranderd naar een interculturele benadering, gebaseerd op een open houding ten aanzien van verschillen. De sleutel is om niet te proberen alle verschillende culturele aspecten en visies op gezondheidsproblemen te kennen, maar om naar patiënten toe te stappen met een open cultureel-gevoelige houding. Hiervoor
32
zijn een combinatie van culturele competenties nodig, die als volgt worden samengevat: Cultuur speelt een belangrijke rol in de communicatie. Professionals moeten zich hiervan bewust zijn. Migranten en etnische minderheden zijn een zeer heterogene groep: de aanpak moet worden geïndividualiseerd en moet flexibel zijn: 1. Inclusieve benadering als leidend principe; 2. Globale aanpak: gezondheid, sociale relaties, psychisch welzijn, wonen en werken; 3. Culturele competentie en communicatieve vaardigheden op elk niveau van de zorg geven.
Holistische aanpak Dr. Ferrant pleit voor een holistische, inclusieve benadering: een patiënt moet bijvoorbeeld niet alleen worden gezien als een ‘Poolse man’, maar als een vader die hier werkt in moeilijke en/of gevaarlijke omstandigheden en elke maand terugreist naar Polen om te zorgen voor zijn familie in zijn vaderland. ‘Cultuur’ is wat water is voor een vis: het is zo vanzelfsprekend dat je pas merkt dat het er niet meer is op het moment dat de vis uit het water wordt genomen. Ook de arts heeft een eigen ‘cultuur’. De hele context en de omgeving spelen mee in de relatie tussen een arts en zijn patiënt. Daarbij moet met verschillende facetten rekening worden gehouden:
Dr. Ferrant sluit zijn uiteenzetting af met een laatste beschouwing: welke kritiek kan onze generatie verwachten in 2050? ‘Back in the future’ zullen volgens hem volgende twee vragen overheersen: • Waarom is er niets gedaan om de migratiedruk uit Centraal-Afrika te voorkomen? • Heeft onze generatie echt zijn geest geopend voor de idee dat verschil ‘zingeving’ betekent?
• De socio-economische context en positie, zowel van de patiënt als van de zorgverstrekker; • De uiteenlopende risicofactoren in de sociale en fysieke omgeving; de bijkomende kwetsbaarheid van bepaalde groepen van etnisch-culturele minderheden zoals asielzoekers, migranten met geestelijke gezondheidsproblemen en vrouwen; • Om de ongelijke toegang tot gezondheidszorg weg te werken moet er volgens Dr. Ferrant ingezet worden op het vermijden van getto’s in de gezondheidszorg. Ook gratis toegang tot basisgeneesmiddelen voor kinderen zou een evidentie moeten zijn. Verder betekent meer tijd kunnen besteden aan de patiënt ook meer kwaliteit van de zorg. De inzet van interculturele bemiddelaars of tolken zijn hierin een belangrijke meerwaarde en maken cultuurgevoelige zorg mee mogelijk.
INTERCULTURELE BEMIDDELING IN DE GEZONDHEIDSZORG Het belang van tolken en bemiddeling in de gezondheidszorg
haalden de sterke punten en de bedreigingen van deze werkwijze aan.
Hans Verrept, hoofd van de coördinatiecel Interculturele Bemiddeling van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen, introduceerde de groep in de principes van interculturele bemiddeling, een programma dat erop gericht is om de toegang en de kwaliteit van de geleverde zorg aan allochtone patiënten in ziekenhuizen te verbeteren.
Het belangrijkste punt in Verrepts presentatie, is de paradigmaverschuiving die moet worden gemaakt: niet alleen patiënten, maar ook professionals zijn geen homogene groep. Daarom hebben ook professionals tolken nodig. Dit is geen luxe voor de patiënten, maar een essentieel onderdeel van goede medische zorg. Communicatie is de belangrijkste klacht in de medische zorg.
Enkele bemiddelaars van het Regionaal Integratiecentrum Foyer, deelden hun ervaringen en
33
Enkele feiten … Onderzoek wijst uit dat etnische minderheden algemeen minder goede gezondheidszorgen genieten. Dit verschil in benadering en behandeling van etnische minderheden is evenwel in Europa – in tegenstelling tot de VS- nauwelijks onderzocht. De ongelijkheid kan te wijten zijn aan discriminerende processen in de zorg, ongelijke toegang tot gezondheidssysteem of een gebrek aan juiste competenties bij professionelen om met diversiteit om te gaan. Het inzetten van medische tolken en interculturele bemiddelaars kan de ongelijke toegang wegwerken
en de kwaliteit van de zorg aan etnische groepen verbeteren. Er is echter nog te weinig onderzoek verricht naar de rol en effecten van interculturele bemiddeling of tolken op de kwaliteit van gezondheidszorg. De opleiding en vorming van interculturele bemiddelaars (ICB) is bovendien ondermaats uitgebouwd. Het is nochtans duidelijk dat taalkundige problemen of vragen in de gezondheidszorg heel vaak opduiken. Zo werden in België 1.863.750 contacten geregistreerd waar een taalprobleem moest worden opgelost, maar slechts in 112.372 gevallen werd effectief een tolk of interculturele bemiddelaar ingeschakeld.
Drempels in de gezondheidzorg Verschillende drempels bemoeilijken de toegang tot de gezondheidszorg van etnische groepen en hebben een negatief effect op de kwaliteit van de zorg. Taaldrempels leiden tot een minder begrip en slechtere naleving van behandeling en medicatie. Een gevolg hiervan is dat bij etnische groepen vaker bijwerkingen worden gemeld, chronische ziekten minder goed worden opgevolgd, pijnbestrijding niet optimaal verloopt, … met minder tevredenheid bij de patiënt en minder efficiënte zorg als resultaat. Door taalbarrières en slechte communicatie worden ethische normen in de gezondheidszorg niet gehaald. Het inzetten van eigen, ongetrainde tolken (familieleden, kinderen, …) is geen goede oplossing maar zorgt integendeel vaak tot problemen. Het inzetten van professionele tolken is hier noodzakelijk.
Rol van medisch tolken / interculturele bemiddelaar België is één van de weinig landen waar al een zekere ervaring opgedaan is met interculturele bemiddelaars in de gezondheidszorg. Feit blijft evenwel dat er nog veel te weinig onderzoek is gebeurd naar de rol en het effect van tolken of bemiddelaars. Toch stellen we een evolutie vast in de denkwijze over tolken en bemiddelaars, gaande van een louter taal-georiënteerde invulling waarbij enkel letterlijk vertaald wordt, over specifiek medisch tolken en interculturele bemiddeling tot een meer therapie-georiënteerde invulling. Interculturele bemiddeling wordt gedefinieerd als ‘het overbruggen van de taalkundige en culturele
34
Socio-culturele drempels zijn een bijkomende factor die de toegang tot gezondheidszorg bemoeilijken. Niet alleen culturele verschillen maar ook een slechte kennis van het gezondheidssysteem, een beperkt sociaal netwerk en kapitaal, en ‘medische ongeletterdheid’ dragen bij tot moeilijke communicatie en ongelijke zorg. Migranten benoemen zelf de taal en culturele verschillen als belangrijkste drempels in de gezondheidzorg. Het ontwikkelen van culturele competenties bij professionelen in de zorg en het inzetten van interculturele bemiddelaars zouden een belangrijke bijdrage leveren tot efficiënte en effectieve gezondheidzorg.
kloof in de communicatie en het faciliteren van de therapeutische relatie tussen de zorgverleners en de gebruikers van de dienst.’ Bemiddeling is duidelijk meer dan enkel tolken of vertalen, hoewel dit het belangrijkste onderdeel van het takenpakket uitmaakt. Toch doet een ICB’er waar nodig nog veel meer, zoals ‘cultural brokerage’: uitleg geven bij culturele aspecten die relevant zijn in de interactie tussen patiënt en arts, bemiddelen bij conflicten, pleitbezorging voor de patiënt in geval van racisme of discriminatie, … Vanuit meerdere hoeken wordt gepleit voor een bredere rol en inzet van ICB’s: experten in de medische sociologie / antropologie, onderzoekers in het domein van etnisch-culturele minderheden én door de patiënten zelf.
Interventies door professionele tolken worden geassocieerd met algemene verbetering van de zorg, afname van communicatiefouten en betere klinische resultaten, een beter begrip van de patiënt en grotere tevredenheid. De effecten van de interculturele bemiddeling zijn een belangrijke verhoging van de kwaliteit van de zorg en een betere communicatie. ICB draagt bij aan de verstrekking van cultureel gevoelige zorg en heeft positieve effecten op de tevredenheid van de patiënt. Verder is vastgesteld dat dit leidt tot minder (her)opnames, een korte verblijfsduur in het ziekenhuis en een afname van het aantal gemiste afspraken.Het inzetten van ICB’ers heeft zodoende een kostenbesparend effect.
Beschouwingen Interculturele bemiddeling heeft volgens Verrept ongetwijfeld zijn plaats in een kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Toch heeft hij enkele bedenkingen en aanbevelingen: • Het wetenschappelijk onderzoek kampt met tekortkomingen: medische tolken en interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg zijn nog weinig onderzochte domeinen. De bestaande studies kennen bovendien ernstige methodologische beperkingen. Ze zijn voornamelijk de gebaseerd op Amerikaanse literatuur en is er een gebrek aan data over de opleiding en de uitgevoerde taken. Ook wordt vaak geen onderscheid gemaakt tussen geschoolde en ongetrainde tolken en zijn de gegevens gebaseerd op kleine steekproefgrootte; • Er is een gebrek aan duidelijke professionele standaarden voor taken die verder gaan dan het louter tolken. Dit leidt soms tot een onduidelijke positie van de interculturele bemiddelaar t.o.v. patiënt en zorgverlener; • Niettemin zou wat nu gekend is over de effecten van interculturele bemiddeling, beleidsmakers er van moeten overtuigen om interculturele bemiddeling als dienst verder te ontwikkelen. Een belangrijke nieuwe piste in het beschikbaar maken van tolken en bemiddeling is het gebruik van video-conferencetechnologie.
INTERCULTURELE BEMIDDELAARS GETUIGEN … Drie medewerkers van het Regionaal Integratie Centrum Foyer gaven verder toelichting over hun werking en getuigden over hun ervaringen als interculturele bemiddelaar. Het ICB team werkt al twintig jaar aan een betere communicatie en interculturaliteit in de gezondheidszorg. Het biedt bemiddeling aan in twaalf talen en neemt een rol in, zowel in de preventieve gezondheidzorg (o.a. in samenwerking met het Consultatiebureau voor het Jonge Gezin en via een aanbod aan informatiesessie over het Belgische gezondheidssysteem) als in de curatieve zorg. De taak van de interculturele bemiddelaar is erop gericht om te komen tot gelijke toegang en een betere kwaliteit van de gezondheidszorg voor etnisch-culturele minderheden en omvat:
1. Vertalen van gesprekken tussen patiënt en zorgverstrekker; 2. Het verstrekken van informatie aan gezondheidswerkers; 3. Het verstrekken van informatie aan de patiënten; 4. Begeleiden van discussies; 5. Advocacy (de rechten van patiënten verdedigen).
35
Deze taken betekenen meer dan het begeleiden van mensen in een vreemde taal, maar draait in essentie om het creëren van vertrouwen tussen arts en patiënt, door het tolken van zowel ‘ taal’ als ‘cultuur’, het verstrekken van informatie, het samenbrengen van culturen vanuit een derde perspectief, zonder voor één of andere cultuur te ‘kiezen’. Dit alles vraagt een goede kennis en houding bij de interculturele bemiddelaars. Een gedegen opleiding als ICB’er is dan ook erg belangrijk. In Vlaanderen bestaat hiervoor een driejarige gecertifieerde opleiding sociale promotie, waar uiteenlopende facetten aan bod komen: sociale vaardigheden, antropologie, kennis van de sociale en medische sector, interculturele communicatie, medische terminologie, …
Naast bemiddeling in individuele situaties, biedt de dienst ICB van Foyer ook informatieve groepssessies aan, onder ander het ‘Kofferproject’ waarbij allochtone 50-plussers in zes bijeenkomsten in eigen taal kennismaken met de (thuis)zorg voor ouderen. De ICB’er besluiten dat het belangrijk is dat de gezondheidswerkers bereid zijn te werken in een interculturele omgeving. Dit betekent onbevooroordeeld zijn ten opzichte van andere culturen en bereid zijn om extra inspanningen te doen om patiënten uit verschillende culturen te helpen, door bijvoorbeeld te vragen om een intercultureel bemiddelaar of aanpassing van beeldmateriaal aan de behoeften van de patiënten.
GEZONDHEIDSPREVENTIE BIJ OUDERE ALLOCHTONEN VIA SPORT Christof Leyssens Ook het preventieve aspect van gezondheidszorg moet aan bod komen. Preventie is een belangrijk aspect van de gezondheidszorg en -educatie, ook voor oudere migranten. Het Antwerps integratiecentrum ‘De8’ zette het project ‘START TO SPORT’ op om allochtone 55-plussers tot meer beweging aan te zetten. Christof Leyssens, verantwoordelijke van dit project, lichtte de bedoeling, opzet en fasering van het project toe dat van start ging in 2012.
Opzet en doelgroep Het voornaamste doel van Start to Sport is het activeren en doen bewegen van de doelgroep ‘inactieve Antwerpse 55-plussers van diverse herkomst’ en het ‘actief ouder worden’ in hun levensstijl te integreren. Het project richt zich op migranten vanaf 55 jaar. Deze doelgroep is een zeer gedifferentieerd (door afkomst, etniciteit, geslacht, leeftijd, ...) maar er zijn een paar algemene kenmerken die hen op het vlak van ‘actief ouder worden’ tot een achtergestelde groep maakt: Zij bevinden zich op het snijpunt van ‘diversiteit’ en ‘vergrijzing’ maar vallen tussen beide doelgroepen in. In Borgerhout gaat het voornamelijk om mensen van Marokkaanse origine. Ze worden niet bereikt via de traditionele sportprogramma’s en verenigingen. Het is ook geweten migratie een impact heeft op dat het verouderingsproces. Daarom richt het project zich reeds tot de groep 55-plussers. Ook op jongere leeftijd hebben de
36
meeste onder hen nauwelijks of nooit actief sport beoefend. Ze zijn weinig vertrouwd met de cultuur van lichaamsbeweging en sport. Het project wil deze oudere migranten aanzetten tot meer sport en beweging. Om een dergelijke verandering te realiseren, vertrekken we vanuit de leefomgeving en leefwereld van deze doelgroep, rekening houdend met hun percepties en vooroordelen over de sport en de bestaande belemmeringen die zij ervaren. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de gegevens en kerncijfers uit de betrokken gemeenschap en daarbuiten. Er valt heel wat te zeggen over de procesmatige aanpak en de fasering van een dergelijk project. Een doordachte aanpak is immers belangrijk om de kans op slagen te verhogen en het te laten doorgroeien tot een bovenlokaal, structureel programma. Bij de uitwerking van het traject werden vol-
gende uitgangspunten gehanteerd: • Het lokaal netwerk vormt de spil en drager van het sportprogramma; • De verantwoordelijkheid en praktische organisatie van het sportprogramma is in handen van een lokale en laagdrempelige sportorganisatie, i.c. ‘Buurtsport Antwerpen’; • Het begrip ‘sport’ wordt verruimd tot ‘oefening en beweging’; • Keuze voor een brede, intersectorale aanpak met naast ‘sport’ ook aandacht voor integratie, gezondheid, sociale activering en ‘active ageing’.
Enkele belangrijke factoren bepalen of het project al dan niet een succes wordt, het gaat hierbij om inspraak en participatie van de doelgroep, de betrokkenheid van belangrijke (lokale) actoren, het partnership tussen gezondheid, sport en welzijn en het gebruik van verschillende communicatiemiddelen, waarbij de nadruk ligt op persoonlijke contact.
Seminarie in Beringen
37
Ute Bychowski, voormalig bestuurslid ENIEC
12
SEMINARIE 3: LOKAAL DIENSTENCENTRUM DE THUISHAVEN GENT
COMMUNICATIE OVER LOKALE ZORGVOORZIENINGEN: TOELEIDEN VAN ALLOCHTONE OUDEREN NAAR DE (GEZONDHEIDS)ZORG EN DE DIENSTEN. In Gent wordt er reeds vele jaren aandacht besteed aan het toeleiden van allochtone ouderen naar de zorg. In de eerste plaats wordt er aan grondige sensibilisering gedaan, naast individuele zorg en begeleiding. Ook investeren bepaalde organisaties in het in kaart brengen van de noden en wensen van allochtone ouderen en hun mantelzorgers.
OUDER WORDEN IN EEN VERANDERENDE SAMENLEVING www.mix!thogent.be De Hogeschool Gent (HoGent), departement Agogiek, werkt in dit verband aan een lessenpakket rond cultuursensitieve ouderenzorg. Dit lessenpakket is bestemd voor professionelen, maar ook voor de ouderen zelf en hun mantelzorgers. De inhoud van dit lessenpakket werd samengesteld op basis van interviews met allochtone ouderen, hun mantelzorgers en professionelen. De deelnemers aan het seminarie kregen een compilatie van deze interviews te zien. Het geeft een mooi beeld van de manier waarop er naar zorg en voorzieningen wordt gekeken.
LOKAAL DIENSTENCENTRUM DE THUISHAVEN GENT INTERCULTUREEL NETWERK GENT Het seminarie is te gast in LDC De Thuishaven in Gent. Dit lokaal dienstencentrum, gelegen in een multiculturele wijk, is al jaren een vaste waarde in de buurt. Er wordt eveneens intensief ingezet op de kleurrijke buurt, en sedert enkele jaren vinden ook de allochtone ouderen en hun mantelzorgers de weg naar het LDC en de diensten die zij verlenen. Maar niet alleen de cliënten geven kleur aan de werking van het LDC, ook hun vrijwilligers en zo hoort het ook! De maatschappelijk werker van het LDC gaf de deelnemers een rondleiding en uitleg over de activiteiten en de missie/visie van het LDC.
39
LDC De Thuishaven werd in de beginjaren geconfronteerd met de nood aan interculturaliseren, maar hoe begin je daaraan? Er werd een samenwerkingsproject opgezet met Intercultureel Netwerk Gent, het Gents integratiecentrum, om samen dit proces aan te gaan. Communicatie staat centraal in dit proces. Hoe leg je uit wat ‘thuiszorg’ eigenlijk is? OCMW Gent ontwikkelde een fotostrip rond thuiszorg: verpleegkundige aan huis, diensten voor gezinszorg en poetsdienst/tuinonderhoud. Via een fotoverhaal wordt aan de ouderen en hun mantelzorgers uit-
gelegd wat thuiszorg inhoudt, het is een sensibiliseringsinstrument. De fotostrip is terug te vinden op de website www.klaretaalrendeert.be > Op het werk > Goede voorbeelden > Fotostrip ‘Thuiszorg. Ook iets voor jou?’. Eens de ouderen thuiszorg krijgen, kunnen ze gebruik maken van ‘Beeldwijzer’. Dit is een instrument dat werd ontwikkeld door Intercultureel Netwerk Gent, en is een pictogrammenwoordenboek rond zorg en voeding. De beeldwijzer kun je bekijken op www.ingent.be > producten > Beeldwijzer Thuiszorg.
DE BRUSSELSE WELZIJNSRAAD: INFORMATIEDOORSTROMING, DOORVERWIJZING EN DE ROL VAN BRUGFIGUREN EN ZELFORGANISATIES ALS VOORPORTAAL Databanken, sociale kaarten, foldertjes en affiches … we weten al heel lang dat ze niet voldoende zijn om het aanbod van de zorg- en welzijnssector bij elke burger bekend te maken. Mensen winnen namelijk heel veel informatie uit hun eigen ‘netwerk’, via je zus, je buur, de school, de kruidenier, … Als je je organisatie beter bekend wil maken onder bepaalde gemeenschappen en groepen, moet je dus ook proberen in die netwerken ‘in te breken’ en daar de informatie te verspreiden. Dit geldt zeker voor ouderen, zowel autochtoon als allochtoon en voor mensen in kwetsbare zorgsituaties. Soms is er iemand nodig om de brug te maken tussen de zorgvoorzieningen en de allochtone ouderen. De Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad (BWR) heeft reeds 10 jaar ervaring rond het thema allochtone ouderen en bruggenbouwers naar hulpverlening. Aan de basis lag Ovallo, de overlegtafel waar vertegenwoordigers van de doelgroep en zorgsector samen kwamen en elkaar leerden kennen. Later ontwikkelde de BWR het project ‘Bruggenbouwers’. Vrijwilligers van allochtone origine effenen het pad naar de hulpverlening, sensibiliseren de hulpvrager (waaronder ouderen en hun mantelzorgers) in hun eigen gemeenschap en zorgen dat mensen de zorg en/of dienstverlening krijgen die ze nodig hebben.
40
Recent werd een samenwerking met de zelforganisatie VOEM en de BWR opgezet in de vorm van het project Powercare. Powercare is ontstaan omdat we vaststelden dat zelforganisaties sinds geruime tijd een bijkomende functie op zich nemen. Zij krijgen namelijk heel wat welzijnsvragen van hun achterban, die zij adequaat trachten te beantwoorden d.m.v. doorverwijzing naar de geschikte welzijnsactoren (waaronder ook ouderenvoorzieningen). Deze doorverwijsfunctie is echter een erg tijdsintensieve taak waarvoor deze tot op heden niet erkend noch ondersteund wordt. Zij nemen deze rol informeel op. Dit is echter niet evident gezien de beperkte middelen en mankracht. Via het project ‘Powercare’ wensen we de betrokken zelforganisaties en intermediairs te versterken zodanig dat ze zich ondersteund weten in bovenbeschreven doorverwijsfunctie. Powercare valt onder de voorportaalprojecten van de Vlaamse gemeenschapscommissie. Acht Brusselse zelforganisaties kregen financiële middelen en experimenteerruimte om ‘hun voorportaalfunctie’, doorverwijsfunctie en samenwerkingsverbanden met de ‘reguliere’ sectoren verder uit te werken. Meer informatie vind je terug op de website www.bwr.be > Interculturalisering > Powercare.
13
SEMINARIE 4: BERINGEN, MIGRATIE IN TIJD EN RUIMTE
H
et seminarie begon al tijdens de busreis naar Beringen. De deelnemers maakten kennis met het thema door mee te kijken naar de getuigenissen die door Stefan Plysier, Lily Valcke en Redouane Ben Driss werden verzameld voor het project ‘Migratie in tijd en ruimte’.
Bij de aankomst in het lokaal van de Beringse Moskee vereniging werden we opgewacht door de leden van HUZUR, een vereniging van Turkse ouderen die de samenhang in de wijk en in hun gemeenschap sterker maken door hun activiteiten.
HUZUR Huseyin, de voorzitter van Huzur, vertelt: ‘Vroeger werkten we samen in de mijn. Nu zijn we een deel van de bevolking van deze stad. We zijn als jonge mensen naar hier gekomen en nu zijn we oud. Velen van ons zijn teruggekeerd, velen zijn hier gebleven. Tweeëneenhalf jaar gelden was er een vergadering op het stadhuis samen met opbouwwerker Patrick. Het ging over prostaatkanker en andere gezondheidszaken. Wij vonden dat het niet bij deze vergadering mocht blijven, er moest een vereniging komen. En diezelfde dag zijn we daarmee gestart.’ De vereniging heeft een eigen register, waarin alle leden genoteerd staan, met per familie hun bijdrage. De vereniging organiseert infomomenten en ziekenbezoeken in het ziekenhuis en bezoeken bij mensen thuis. Dan geven ze hen een bloem en cadeautje om hen op te vrolijken. Ze gaan ook op uitstap met de bus. Ze zijn bijvoorbeeld naar Ieper
geweest en naar Brugge. In Brussel hebben ze de tuin van de koning bezocht en zelfs naar Faymonville, het ‘Turkse’ dorp in de Ardennen. Huzur doet ook aan belangenbehartiging: ‘In het Corsale rusthuis zijn bijvoorbeeld aanpassingen nodig wanneer allochtonen daar naartoe zullen gaan. Ik denk dan aan het eten en aan een gebedsruimte. Halal eten hebben we hier al uitgeprobeerd met buurtmaaltijden. Speciale rusthuizen voor Turken vinden wij niet nodig. Het zou wel positief zijn als er ook Turkse medewerkers zouden werken.’ De vereniging groeit gestaag. Mannen en vrouwen zijn lid, en vrouwen zijn belangrijk. Onze vereniging is nodig. We weten dat we hier zullen blijven. Huzur heeft geen politieke banden, we hebben al meer dan vijftig leden en gaan nu ook lid worden van de Beringse seniorenraad.’
41
Tijdens een gegidste wandeling door de mijncité kon iedereen kennismaken met het verleden en ontstaan van deze werknemerswijken die door de mijnbesturen werden opgericht in kleine dorpen waar haast niemand woonde. De wandeling bracht de groep bij het ontmoetingscentrum La Barraca. Het gebouw is een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog, hier verbleven de krijgsgevangen die in de mijnen werkten. Nu doet het gebouw dienst als ontmoetingsruimte voor de ACLI-groep van Berin-
gen. Alhoewel ACLI is opgericht voor Italianen buiten Italië, breidt de groep in Beringen nog steeds uit in leeftijd en nationaliteit. Iedereen voelt er zich welkom. Het is ook de ideale locatie om opbouwwerkster Sema Yildiz aan het woord te laten. Zij werkt in de Beringse wijk Steenveld, een arbeiderswijk uit de jaren ’50. Zij deed onderzoek naar het verleden en de migratiegeschiedenis van vrouwen uit de wijk.
SEMA YILDIZ Sema Yildiz schreef een boek over migrantenvrouwen uit de wijk Steenveld, de wijk waar ze als opbouwwerkster aan de slag is. Het verhaal van deze vrouwen komt zelden aan bod. ‘Ze zijn een vergeten groep, ze volgden hun man of ze wilden bij hun familie zijn. Migratie was niet hun project, ze kwamen niet naar hier om te werken. Zij ervaren migratie als verlies.’
Voor andere vrouwen was migreren dan weer een traumatische ervaring. “Je laat niet alleen je vader en moeder, je broer en zus achter, maar ook je bestaan. De leegte en het verlies vul je met een succesvol huwelijk en een betere toekomst voor de kinderen. Maar zo werkt het niet altijd. Het leven zal altijd een strijd zijn,” getuigde een Franse migrante.
Sema hoorde bijvoorbeeld het aangrijpende verhaal van een Turkse man die al in België woonde. Hij schreef een brief naar zijn vrouw in Turkije. In die brief vroeg de man aan zijn vrouw om met hun kinderen naar België te komen. Omdat ze zelf niet kon lezen vroeg ze aan de buurjongen om de brief voor te lezen. Ze liet een brief terugschrijven dat ze graag wilde komen. “Maar er komt daar toch water uit de kraan hoop ik?“
Hoewel je zelf beslist om naar een andere land te migreren, heb je toch vaak niet veel keuze. Je bent bijvoorbeeld gedwongen door economische omstandigheden. Sema liet de vrouwen die ze interviewde ook samen in groep. Het was opvallend hoeveel de vrouwen met elkaar gemeen hebben.
REDOUANE BEN DRISS Redouane Ben Driss van het Brusselse steunpunt Cultuursensitieve laat de seminaristen kennismaken met het thema ‘migratie in tijd en ruimte’. Redouane is psycholoog van opleiding, maar heeft ook een passie voor cultuur. Hij is zelf een Belg van Marokkaanse oorsprong. Redouane werkt als psycholoog bij het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg in Laken. Zijn werk is gebaseerd op de structuralistische visie van de antropoloog Levi-Strauss. Eén van de belangrijke ideeën hiervan is dat migratie voor de eerste generatie misschien een succesvol project was, maar toch ook verlies met zich mee brengt: ‘Les émigrés ont gagné beaucoup d’argent, mais ils ont perdus leurs enfants.”
42
14
SEMINARIE 5: RONSE SOCIAAL RESTAURANT NASR, ‘ACTIVE AGEING’: HET BELANG VAN PARTICIPATIE, SOLIDARITEIT, SOCIALE CONTACTEN EN ACTIVERING VAN EN BIJ ALLOCHTONE EN AUTOCHTONE OUDEREN
Organisator en verslaggever: David Talloen
N
aast de terechte aandacht voor gezondheid en het welzijn van allochtone ouderen, is het zich thuis voelen in de buurt en het hebben van een zinvolle vrijetijdsbesteding evenzeer cruciaal voor een kwaliteitsvolle ‘oude dag’.
In dit seminarie werden drie initiatieven uit de doeken gedaan die het ‘samenleven’ als uitgangspunt nemen door zich onder andere toe te leggen op het doorbreken van het sociaal isolement, het verruimen van de culturele horizon, het afbouwen van vervreemding, de ontmoeting met de ‘andere’, het aanvaarden en respecteren van andere levensopvattingen en het ervaren van herkenbaarheid in andere culturen.
43
NASR: SOCIAAL EN MULTICULTUREEL RESTAURANT Enkele allochtone senioren van de vereniging nASR staan de seminaristen te woord. nASR is een vereniging die werd opgericht in de nasleep van het provinciaal project ‘Ouder worden in Vlaanderen’. Deze organisatie wordt getrokken door enkele actieve allochtone senioren die niet passief aan de zijlijn willen staan, maar via het aanbieden van een activiteitenaanbod hun gemeenschap willen activeren en tegelijk interculturele en intergenerationele uitwisseling stimuleren. Deze vereniging brengt dus zowel autochtonen als allochtonen, jong en oud, samen in een laagdrempelige open sfeer. Zo organiseren ze informatiebijeenkomsten en lezingen over gemeenschappelijke rituelen en gewoontes en gemeenschappelijke waarden en normen of ze houden n.a.v. het einde van de Ramadan een groot gemeenschapsfeest in samenwerking met de verantwoordelijke van de Kerkge-
meenschap van de stad Ronse. Zij hebben in een kansarme wijk in Ronse een sociaal en multicultureel restaurant opgericht, waar zowel Ronsenaars van autochtone als van allochtone achtergrond welkom zijn. Een speciale vrijwilligersploeg van nASR gaat ook langs bij oudere Ronsenaars die zich niet meer kunnen verplaatsen, waardoor ze kunnen genieten van een goedkope maaltijd en van wat gezelschap. Bovendien draagt deze organisatie bij aan de sociale re-integratie van jongeren in moeilijkheden door hen een stage in hun sociaal restaurant aan te bieden. nASR werkt vooral nauw samen met Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, maar ook met VormingPlus en de Stad Ronse. De provincie Oost-Vlaanderen zorgt voor de financiële ondersteuning van nASR.
SAMA VZW: VETO-PROJECT SamA vzw wil de ontmoeting en dialoog tussen de Vlaamse en Turkse cultuurgemeenschappen bevorderen op basis van gelijkwaardigheid, wederkerigheid en solidariteit. Bovendien wil deze vereniging beide cultuurgemeenschappen nader tot elkaar brengen elkaars sociaal en cultuur erfgoed te leren kennen en te waarderen. Het VeTo-project (Vlaams erfgoed voor Turkse ouderen) is een project van SamA, gesubsidieerd door de provincie Oost-Vlaanderen. VeTo organiseert zeven à acht keer per jaar bezoeken aan verschillende musea. Het project wil via deze reeks bezoeken ervaring opdoen om een Vlaams erfgoedtoerisme voor Turkse mensen uit te bouwen. De bezoeken kosten slechts € 3 per persoon. Het project wordt volledig gedragen door twee vrijwilligers. Deze perfect tweetalige dertigers van Turkse herkomst zijn erg geëngageerd. Ze willen een samenleving creëren waar mensen van diverse herkomst mét en niet langer naast elkaar leven. Zij zijn daardoor bruggenbouwers tussen culturen en generaties.
44
Aan de ouderen werd gevraagd wat ze van deze bezoeken vonden:
“Dit bezoek heeft me teruggebracht naar mijn verleden ... Het is heel confronterend. Ik heb zelf ook in een textielfabriek gewerkt, ook in de nachtploeg.” “… We hebben met dezelfde toestellen in mijn dorp gewerkt … sommige toestellen zijn wel anders.” “… blijkbaar hebben we toch heel wat gemeen met de Belgen ... land verwerk je op dezelfde manier….”
SAMENLEVINGSOPBOUW OOST-VLAANDEREN: PROJECT OH DIERBAAR BELGIË Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen levert de nodige inspanningen opdat buurtbewoners van een drietal aandachtsbuurten elkaar meer ontmoeten. Ze doen dit hoofdzakelijk door een inclusief en kwalitatieve ontmoetings- en ontspanningsactiviteiten aan te bieden. Om een brug te slaan tussen senioren van verschillende afkomst, werd het project Oh dierbaar België ontwikkeld. Aan de hand van uitstappen die aansluiten bij de interesses en de behoeften van de senioren, ging Oh dierbaar België op zoek naar een gemeenschappelijke identiteit, gemeenschappelijke raakvlakken en interesses. Naast de uitstappen organiseerde men ook samenkomsten waarop de deelnemers hun bevindingen met elkaar deelden. Zowel autochtone als allochtone senioren staan opmerkelijk open voor elkaar. Mensen groeten elkaar bijvoorbeeld op straat en helpen elkaar met het onderhouden van hun tuin. Bovendien is er in
het reguliere activiteitenaanbod van de buurtwerking sprake van een grotere diversiteit onder de deelnemers. Wat vinden de ouderen er zelf van? “Activiteiten als deze laten ons toe samen te zijn met verschillende culturen. Relationeel heeft dit project ons enorm verrijkt. We gingen SAMEN op uitstap, we gingen SAMEN in discussie, … In de stad spreken we elkaar nu aan; en kijken we naar elkaar op een andere manier. Dit geeft aan de stad Ronse een goed imago; andere steden kunnen enkel maar jaloers zijn op deze verrijking.” “Het is waar dat er meer senioren zijn, en dus ook meer en meer allochtone senioren. Door een project als dit kunnen we op een spontane manier omgaan met elkaar; we kunnen bruggen slaan! Wij kunnen een voorbeeld zijn voor anderen, in het bijzonder ook voor jongeren!”
BESLUIT De “zilveren kracht” van deze ouderen toont heel duidelijk aan dat ouderen zeker niet eenzijdig als “probleemgroepen” mogen worden gezien. Het zijn vaak actieve burgers die een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van hun buurt. Het VeTo-project en het project O dierbaar België willen de verstandhouding tussen de ouderen van verschillende herkomst verbeteren door te zoeken naar gemeenschappelijke raakvlakken en interesses. Door allochtone ouderen het sociale en de culturele rijkdom van het land van aankomst (België) te laten ontdekken, wordt de herkenbaarheid en de overeenkomsten met België en de Belgen groter. De deelnemers van het seminarie hebben aan den lijve kunnen ondervinden dat zij hierin zijn geslaagd!
45
Panelgesprek
15
Panelgesprek
D
e deelnemers waren na de seminaries opnieuw te gast in Brussel voor een panelgesprek. Dit vond plaats in de spiegelzaal van het Gemeenschapscentrum De Markten. Na het bekijken van een aantal videofragmenten met getuigenissen van ouderen met migratieachtergrond, werd een panelgesprek gehouden over de uitdagingen van de ouderenzorg in Europa.
Jan Booij, Nederland Jan heeft jarenlange ervaring in het thema interculturaliseren van de ouderenzorg en stond als directeur aan de wieg van het interculturalisatieproces van verpleeghuis Schildershoek in Den Haag. Hij kreeg voor hiervoor veel erkenning in binnenen buitenland. In 2007 stichtte hij ENIEC. Momenteel leidt hij zijn eigen adviesbureau.
Panelleden zijn:
Reidun Ingebretsen, Noorwegen Reidun werkt als onderzoeker bij NAKMI, het Noors nationaal centrum voor ‘Minderheden en gezondheid’ in Oslo. Door onderzoek en training wil Nakmi de gezondheidssectoren ondersteunen en de competenties in interculturele zorg verhogen (http://www.nakmino.no).
Kristel Logghe, Nederland Kristel Logghe is oprichter van ‘MULTIVATION’ (www.multivation.nl) en geeft consultancy aan sociaal ondernemers rond innovaties in de samenleving. Ze heeft jarenlange ervaring met interculturalisatieprocessen in de zorg. Daarnaast is ze ook bestuurslid van ENIEC. Frédéric Lauscher, Duitsland Frédéric is directeur van de grootste zorgorganisatie van Frankfurt, ‘Frankfurter Verband für Altenund Behinterhilfe’ (http://frankfurter-verband.de).
Saloua Berdai, België Saloua is coördinator ‘team welzijn en sport’ bij integratiecentrum De8. Ze heeft ruime ervaring in het begeleiden van interculturalisatieprocessen in de zorgsector en verrichte ook onderzoek naar veroudering van migranten (www.de8.be).
Moderator: Harry Mertens, Nederland
47
DILEMMA 1:
DILEMMA 2:
De vraag naar ‘interculturaliseren’ komt samen met de vraag naar meer ‘vermaatschappelijking’ van de zorg. Dit zijn dus twee belangrijke omwentelingen die tegelijkertijd plaatsvinden. Ten derde is er de verontrustende stijgende evolutie van de armoede en mensen die uit de boot dreigen te vallen. Er is bovendien ook sprake van een sterke verkleuring van de armoede.
‘Vermaatschappelijking’ van de zorg is het alom gehoorde credo om het zorgsysteem betaalbaar te houden. Wat zal het effect hiervan zijn op kwetsbare groepen en/of personen in de samenleving? Kortom: hoe kan men in de tendens ‘vermaatschappelijking van de zorg’ de valkuilen vermijden? Hoe kan men ervoor zorgen dat een antwoord op de noden van kwetsbare mensen in dit zorgsysteem wordt gewaarborgd? Zal de universele toegankelijkheid van de ouderenzorg in de 21ste eeuw gewaarborgd zijn als de oplopende kosten van de vergrijzing de schaarste van middelen doen toenemen?
• In Europa staan we aan het begin van de vergrijzing. Nooit eerder gingen in België zoveel mensen met pensioen als in 2012. Bijna 121.379 mensen beëindigden hun carrière. Dat is een stijging van 6,7 procent in vergelijking met 2011. (Knack, 04 maart 2013). Dat betekent enerzijds dat de pensioenen onder druk komen te staan, anderzijds zet dit een enorme druk op ons zorgsysteem. Daarbij zijn antwoorden op volgende vragen aan de orde: 1. 15,3 % van de Belgische bevolking leeft onder de Europese armoedegrens. Deze groep is de laatste decennia in een sneltempo aan het verkleuren. Evolueren we naar een duale samenleving? Hoe zal de gezondheids- en ouderenzorg toegankelijk kunnen blijven voor de groeiende groep armen? Bestaat het gevaar van een nog sterkere dualisering van het zorgsysteem: wie het zich kan veroorloven (van welke afkomst men ook is), zal zijn gading vinden op de privémarkt of in dure behandelingen. Zal de publieke sector breed toegankelijk kunnen zijn en zo de onderlagen van de bevolking kunnen bedienen? 2. De gastarbeiders van de jaren ‘40, ‘50, ‘60 en ‘70 zijn nu bejaard of oud aan het worden. Er is dus een grote groep die de professionele (thuis-, semi-residentiële, of residentiële) zorg zeer binnenkort zal nodig hebben of reeds nodig heeft. 3. Hoe kan een voorziening werken aan interculturele zorg wanneer de vraag nu al groter is dan het aanbod en het personeel te veel werk heeft? 4. Hoe zal de ouderensector ruimte kunnen blijven maken voor de ‘trage’ vragen en de presentie van de hulpverlener (Driessens, Geldof), toch wel een voorwaarde voor interculturele zorg?
48
Vermaatschappelijking betekent dat er meer zorg op de eerste en de nulde lijn moet worden geboden. Dan komen ouderen pas later terecht in de duurdere specialistische en/ of residentiële zorg. Dit impliceert een uitbouw van een sterke eerste lijn, maar ook ondersteuningsmechanismen voor mantelzorg, buurtzorg, vrijwilligerswerk, enzovoort. Een maatschappelijk weefsel moet worden uitgebouwd door burgers en lokale verenigingen om mensen uit de zorg te houden. (bron: Flanders Care)
• Bestaat deze tendens naar vermaatschappelijking ook in andere Europese landen? • Deze beleidskeuzes kunnen positief aangewend worden om een warme samenleving te creëren waar zorg voor elkaar meer centraal staat. Toch zijn aan de evoluaties een aantal belangrijke valkuilen en spanningen verbonden: 1. Welk effect zal deze evolutie hebben op mensen wiens netwerk net kwetsbaar is? Zal de grote groep moeilijk bereikbare mensen dan wel toegankelijker worden? Zal de juiste kennis en informatie dan naar de mensen doorstromen? Hoe kunnen we valkuilen voorkomen? 2. Hoe zal de ‘noodzaak’ om met zijn allen langer te werken en werklozen te activeren, samengaan met de ‘nood’ aan meer mantelzorg en meer vrijwilligerswerk in lokale verenigingen? 3. Hoe zal het allochtone middenveld ondersteund worden om meer informele zorg en buurtzorg aan te bieden, precies op een moment dat in deze groepen ‘mantelzorg’ op een kantelpunt staat?
• Investeren in zorginnovatie creëert jobs. De ouderenzorg is een groeiende sector. 1. Booij spreekt in Nederland over de laatste generatie ouderen die zoveel professionele zorg krijgt. 2. De crisis en de besparingen zorgen voor een daling van het aanbod in formele zorg en een stijging van de nood aan informele zorg. Dit is echter vooral een probleem voor autochtonen die de stap naar formele zorg gezet hebben, voor allochtonen (die de weg vaak niet vinden naar de formele zorg) verandert er weinig. 3. Logghe vult aan dat met behulp van technologie de arbeidskost moet worden gedrukt, maar vooral dat mantelzorgers ‘geactiveerd’ moeten worden. 4. Er is nood aan meer middelen (mensen) met aandacht voor degene die aan de rand van de samenleving leven. Het beleid moet gelijk zijn voor iedereen, ook moeten formele en informele zorg samengaan en elkaar versterken. 5. Volgens Berdai moet dit dan mogelijk gemaakt worden. Op dit moment is het voor de meesten onder ons zeer moeilijk om voor een ziek familielid te zorgen. Dit vergt een andere kijk op de samenleving en een andere kijk op omgaan met ‘tijd’. 6. Volgens Ingebretsen is dit inderdaad niet zo evident; hoe zullen vrouwen (want veel mantelzorgers zijn vrouwen) hun werk combineren met mantelzorg? Bovendien moeten we zogenaamd langer werken; dit staat in contrast met de vraag naar meer informele zorg. Daarom is blijven inzetten op de professionele zorg noodzakelijk.
• Ingebretsen: We moeten steeds isolement en eenzaamheid tegengaan en aandacht hebben voor de rol van de arts als signaleerder. • Lausner: een stijging van de informele zorg is een goed idee, maar het wordt door de politieke wereld op dit moment heel erg eenzijdig bekeken en gepromoot. Het is nodig om de mensen sterker te maken en aspecten hierin te zien van samenlevingsopbouw.
49
DILEMMA 3: Hoe gaan private spelers op de markt van de ouderenzorg om met nieuwe doelgroepen zoals oudere migranten? Wat is de stand van zaken van een aantal nieuwe trends en wat kunnen we hierin verder verwachten? 1. Wellicht kunnen we de komende jaren privéinitiatieven verwachten die zullen inspelen op niche-doelgroepen. Grote moskeeën dromen van de oprichting van islamitische rusthuizen. Het is ook mogelijk dat bijvoorbeeld groepen thuisverplegers zich gaan specialiseren in het ondersteunen van bepaalde groepen. 2. Sociaal ondernemerschap is belangrijk en kan een antwoord bieden op de nieuwe noden. 3. Zorg moet betaalbaar blijven, de meeste allochtonen kunnen de zorg op dit moment niet betalen.
DILEMMA 4: Houden de curricula van het de zorgopleidingen voldoende rekening met de nieuwe evoluties? Wat moeten zorgverstrekkers en hulpverleners kunnen wanneer ze afstuderen? Welke competenties rond superdiversiteit moeten ze hebben? Hoe verhoudt zich dat met de opleiding, vorming en intervisie die ze krijgen tijdens de tewerkstelling?
heel vaak aan de basis liggen. We moeten aan hulpverleners een breder register van verklaringen en mogelijke werkwijzen aanbieden bv. andere manieren van doelgroepafbakeningen, groepscasussen en communiceren. Interculturele communicatie is niet anders dan ‘gewone’ communicatie. We moeten zoeken naar gepaste opleiding voor een niet-stigmatiserende, hedendaagse hulpverlening.
Een degelijke vorming in visies en inzichten rond superdiversiteit (Vertovec) en de training in interculturele competenties hinkt nog ferm achterop. De idee dat ieder mens ‘normaal gezien’ lid is van één cultuur, één taal spreekt en tot één socio-politieke gemeenschap behoort is niet langer houdbaar; (Kifkif, 2013). Wat is de stand van zaken in de opleidingen zorgkundigen, opvoeders, sociaal assistenten, artsen?
Ook in andere Europese landen zijn er weinig of geen vakken in de zorgopleidingen die hieraan tegemoet treden. Het onderwijs moet zich hierin hervormen, zo niet is het onze taak om het onderwijs onder druk te zetten. Maar er is zeker ook nood aan meer diversiteitskennis op de werkvloer bij het huidig personeel.
Ook in welzijnsorganisaties of beroepsvormingen blijven verdiepende reflectie over nieuwe visies op superdiversiteit voorlopig achterwege. Te veel hulpverleners blijven een te achterhaald begrip van cultuur hanteren (Kifkif, Devillé en Basstanie, 2013). En dat terwijl andere contextfactoren ook
50
Het debat benadrukte ook het ‘doen’ in de praktijk. Je ‘leert’ door te ‘doen’. De panelleden riepen daarom de deelnemers op om te ‘doen’, en met de resultaten de straat op te gaan en te leren van hun collega’s. Ze pleitten ervoor om nu te leren van de praktijken die werken en niet werken, want er is volgens hen geen tijd meer om erover na te denken.
Slotreflectie E
Een zeer goed gevuld programma heeft een geslaagde editie van het jaarlijkse ENIEC-congres opgeleverd. “Brussels 2013” staat geboekstaafd als een interessant en kwalitatief programma. ENIEC is gegroeid uit vrijwilligers die elkaar vonden omdat ze over de landsgrenzen heen dezelfde bekommernis deelden rond allochtone ouderen. ENIEC kan deels een antwoord bieden in de zoektocht naar inspirerende praktijken in het buitenland. Noordelijk en West-Europa staan immers voor gelijkaardige uitdagingen: een sterke vergrijzing én een sterke groei van het aantal allochtone ouderen. Deze vergrijzing vraagt om meer middelen en investeringen, terwijl onze overheden en die in veel andere landen juist willen besparen in zorgsectoren. De vermaatschappelijking van de zorg komt tegelijkertijd met de vraag om over te schakelen op transculturele zorg. Ook in andere landen staat dit op de agenda. Het is dan ook belangrijk om meer te doen dan enkel kleinschalige, creatieve en experimentele projecten. Precies door het organiseren van het ENIEC-congres, en door ons werk in een bovenlokaal netwerk, krijgen we anno 2013 een stand van zaken van de interculturalisering van ouderenzorg in Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel. Dit beeld is voor het organiserend comité jammer genoeg
niet echt bevredigend. Enkele goede praktijken die van een heel doorgedreven visie blijk geven, springen in het oog, zoals het Maison-Bilobahuis, enkele lokale dienstencentra, de wijkgezondheidscentra (die ook thuiszorg aanbieden), etc. Voor een goed praktijkvoorbeeld rond woonzorg moeten we op dit moment nog over de taalgrens kijken. Het OCMW van Bergen heeft met ‘Bonne Maison de Bouzanton’ een lichtend voorbeeld gecreëerd. We hebben aan Vlaamse kant wel weet van residentiële instellingen die zoekende zijn, maar voorlopig springt er niet één project in het oog dat als leidraad kan dienen. Het zou goed zijn mocht er snel een project uitgewerkt worden. Dit kan een dynamiek op gang brengen en een inspiratiebron zijn voor het herfsttraject en het lerend netwerk. Ook in Brussel is er nood aan een goed praktijkvoorbeeld. Het thema van interculturalisering wordt binnen de tweetalige en Franstalige residentiële zorg in Brussel steeds belangrijker. We kijken dan ook vol spanning uit naar de resultaten van het diversiteitstraject begeleid door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen in de tweetalige Brusselse rusthuizen (in opdracht van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie). We kunnen uit dit traject leren dat we vooral actie moeten ondernemen en moeten blijven experimenteren. Daarnaast is de centrale boodschap dat kwetsbare groepen een blijvende beleidsprioriteit moeten zijn, zeker als het gaat om ‘informele’
51
zorg en de mogelijke valkuilen dat dit op gebied van toegankelijkheid van de zorg met zich meebrengt. Wat betreft buurtgerichte zorg lijkt een belangrijke rol weggelegd voor de lokale dienstencentra, zeker als ze in multiculturele buurten gelegen zijn. Projecten rond ontsluiting van informatie, bekendmaking van de welzijnssector, werken met vrijwilligers en brugfiguren zijn methoden om de sector bij zorgbehoevenden van diverse afkomst bekend te maken. Deze ‘wegwijzers’ van vlees en bloed zijn onmisbaar. Mensen krijgen hun informatie vaak via hun eigen netwerk. Indien bepaalde informatie in een netwerk niet aanwezig is, moet die binnengebracht worden via sleutelfiguren en is laagdrempelige communicatie in de buurt, dicht bij de burger, nodig. Steeds meer worden wijkgezondheidscentra aangestipt als belangrijke buurtactors in de strijd tegen armoede en ongelijke toegang tot (gezondheids)zorg. Dankzij een cultuursensitieve aanpak, contextgerichte zorg en een lage financiële instap, slagen ze erin het vertrouwen te winnen van allochtone en kansarme bewoners. Door het aanbieden van (thuis)verpleging zijn ze ook betrokken in de chronische zorg en de zorg voor senioren met een migratieachtergrond. Er kan enorm veel geleerd worden uit hun dagelijkse, multiculturele praktijk, hun holistische benadering en hun toegankelijkheid voor uiterst kwetsbare groepen. Deelnemen aan een ‘bovenlokaal’ netwerk zorgt voor spanningen met de lokale doelstellingen en de jaaractieplannen van de eigen organisatie. Het is lovenswaardig dat lokale overheden dit mee
52
wilden ondersteunen (provincie Oost-Vlaanderen, OCMW Gent, Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincie Limburg), terwijl de beslotenheid van een ‘ledencongres’ een contrast vormde met de vraag voor return on investment voor de eigen sector. Het organiserend comité kreeg daarom de opdracht om met de subsidies voor het ledencongres ook een vervolgtraject te organiseren voor de eigen, Vlaamse en Brusselse sector. Als Vlaams-Brussels netwerk onderschreven we volmondig deze bekommernis en doelstelling. Hetzelfde inhoudelijke programma werd in het najaar 2013 opengesteld voor alle geïnteresseerden in Vlaanderen en Brussel. Tijdens de plenaire sessies werd de algemene problematiek gekaderd. In de daarop volgende vijf seminaries werd een werkbezoek gebracht aan goede praktijken in Vlaanderen en Brussel. We hopen in 2013 een krachtige impuls gegeven te hebben aan het thema ‘interculturaliseren van de ouderenzorg’. De sector moet in actie komen. Daarom organiseren we naast dit herfsttraject, ook een ‘lerend netwerk’. Omdat de thema’s buurtgericht werken en armoede de rode draad vormden doorheen 2013, was het belangrijk om dit lerend netwerk intersectoraal te maken. Teneinde een werkbaar overleg met een geëngageerde groep deelnemers samen te brengen, nodigden we gericht een 15-tal sleutelfiguren uit diverse sectoren uit. Het netwerk komt in het najaar van 2013 vier keer samen, we kijken uit naar wat deze samenwerking zal voorbrengen. Wordt vervolgd in 2014!
Het Vlaams-Brussels netwerk voor kwetsbare en allochtone ouderen is een samenwerkingsverband van: Met de financiële steun van:
In samenwerking met: