Dossier Kerntaken gemeenten Partijraad vergadering 8 oktober 2011
Inhoud 1. 2. 3. 4.
Inleiding van Bart van Eeten Rapportage van deelsessies Plenair debat na rapportages Afsluitende opmerkingen Bart van Eeten
3 5 8 9
1
Inleiding Het subsidiariteitsbeginsel stelt dat hogere overheden geen zaken moeten regelen die door lagere overheden kunnen worden uitgevoerd. Het beleid wordt dan dicht bij de burger gemaakt, waardoor de democratische invloed maximaal is. Het leidt echter wel tot verschillen in rechtspositie tussen burgers van verschillende gemeenten. Nederlandse gemeenten hebben vergeleken met gemeenten in veel andere Europese landen relatief weinig zelfstandige bevoegdheden en weinig mogelijkheden om eigen inkomsten te genereren uit lokale belastingen. In het Bestuursakkoord 2011-2015 worden afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten om die lokale beleidsvrijheid op terreinen als de bijstand, de AWBZ en de jeugdzorg in te vullen. Met de toename van specialistische taken komt ook de discussie over de schaalgrootte van de gemeente weer aan de orde. In veel gemeenten wordt een discussie gevoerd over de kerntaken. De economische situatie heeft gevolgen voor de lokale schatkist en gemeenten moeten soms flink ingrijpen in het huishoudboekje. De landelijke overheid probeert het lokale beleid te beïnvloeden door geoormerkte bezuinigingen door te voeren op het Gemeentefonds, zoals in het geval van de sociale werkvoorziening, waar minder mensen zouden moeten worden toegelaten. Dat dwingt gemeenten om keuzes te maken: volgt de gemeente de beleidskeuze uit Den Haag of bezuinigt ze op andere beleidsterreinen om de beleidskeuzes van de Rijksoverheid te repareren? Daarnaast voeren gemeenten taken uit in opdracht van hogere overheden (het zogenoemde medebewind). Dat leidt soms tot spanningen omdat gemeenten worden geconfronteerd met de gevolgen van beleid dat in Den Haag wordt bepaald. In enkele gevallen leidt dat tot bestuurlijke ongehoorzaamheid omdat de lokale politiek niet de consequenties voor zijn rekening kan en wil nemen, zoals bij de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's), het uitvoeren van het kraakverbod en de invoering van de wietpas. Maar als een gemeentelijke overheid zich al niet meer schikt naar een democratisch besluit van de Rijksoverheid, kan die gemeente dat dan wel van haar eigen burgers verwachten? Deze en andere vragen over hoeveel en welke taken Nederlandse gemeenten wel of niet zouden moeten uitvoeren, stonden centraal in de discussie die de partijraad op 8 oktober 2011 voerde. De aftrap werd gegeven door Bart van Eeten, wethouder voor GroenLinks in de gemeente Lingewaard. Daarna werd de discussie in drie groepen voortgezet. In dit dossier is het verhaal van Van Eethen opgenomen en de verslagen van de deelsessies. Dagvoorzitter was Nel van Dijk (plv. directeur ProDemos, Huis voor democratie en rechtsstaat). Samenstelling dossier: Gerrit Pas, stafmedewerker Bureau de Helling, wetenschappelijk bureau GroenLinks 030 – 23 999 34
[email protected] www.bureaudehelling.nl
2
1. Inleiding Bart van Eeten wethouder voor GroenLinks in de gemeente Lingewaard (46.000 inwoners) tussen Arnhem (150.000) en Nijmegen (160.000); daarvoor was hij vier jaar wethouder in Arnhem en twee jaar in Waalwijk in de periferie van 's-Hertogenbosch en Tilburg. Kerntaken gemeente Gemeenten hebben eigenlijk maar één taak: te zorgen dat de gemeenschap iets verder komt. Dat verschilt erg per gemeente, omdat de bewoners in verschillende omstandigheden leven. Het maakt bijvoorbeeld qua voorzieningen nogal wat uit of je in Emmen of Amstelveen woont. Gerard Marlet van de Atlas voor gemeenten onderzoekt ieder jaar de situatie in de vijftig grootste gemeenten in Nederland en de oorzaken van de onderlinge verschillen. Hij zei ooit: 'Als je uit Emmen komt, dan is het zo. Maar in Arnhem zijn veel mensen kansloos in een heel kansloze omgeving; dat betekent dat zij niet mee kunnen'. Dat houdt in dat de opgaven voor een gemeente als Emmen totaal anders zijn als de opgaven voor een gemeente als Arnhem. Voor Arnhem zie je ook dat soort verschillen: veel laaggeschoolde mensen, veel hooggeschoolde arbeid. In Nijmegen zijn veel hooggeschoolden en is niet zo heel veel laaggeschoolde arbeid. Dat betekent dat er een enorme pendel is van hooggeschoolden uit Nijmegen die werken in Arnhem. Wat betekent dat voor een gemeente als Lingewaard die tussen Arnhem en Nijmegen ligt? Dat laaggeschoolde mensen die werk zoeken zich niet moeten richten op Arnhem, want dan concurreren ze met nog veel meer laaggeschoolden die arbeid zoeken. De gemeente Lingewaard kan zich in haar arbeidsmarktbeleid beter richten op de situatie in Nijmegen. Het verschil is ook dat hooggeschoolden een grotere mobiliteit kennen: ze willen en kunnen een grotere afstand overbruggen tussen de plek waar ze wonen en de plek waar ze werken. Dat betekent dat de laaggeschoolden uit Arnhem veel meer moeite ondervinden om naar werk in Nijmegen te gaan dan hooggeschoolden uit Nijmegen om naar werk in Arnhem te gaan. Voor laaggeschoolden uit Lingewaard liggen er dus kansen om werk te vinden in Nijmegen omdat het maar vijf á tien minuten is, afhankelijk van waar ze in de gemeente wonen. Op basis van dit soort voorbeelden kun je niet zo maar een antwoord geven op de vraag 'wat zijn de kerntaken van de gemeente?'. Uitgangspunt dient altijd te zijn dat je kijkt naar de situatie van de gemeente: wat is dit voor een gemeente, wat speelt er, welke problemen zijn er, wat zijn de kansen in de gemeente zelf en in de omgeving? En die zijn dus heel verschillend! Gemeente: eerste overheid Wat betekent dit voor de opdracht dat alle gemeenten in 2015 moeten functioneren als 'eerste overheid' (eerste overheid omdat gemeenten het dichtst bij de mensen staan)? Mensen moeten voor al hun vragen terecht kunnen bij de gemeente en het is een verantwoordelijkheid van de gemeente om antwoorden daarop te geven, ook antwoorden op vragen over aangelegenheden van Rijk of provincie. Alles moet dus ook dichtbij geregeld worden. Dit alles stelt eisen aan de kern(taken) van de gemeente. Wat de gemeentelijke taken betreft, is het verschil tussen front office en back office doorslaggevend. Voor mensen maakt het niet uit hoe de gemeente bepaalde diensten geregeld heeft, als ze maar dichtbij terecht kunnen voor hun vraag of product. Een front office moet dus aanwezig zijn – dat is een kerntaak van de gemeente: zorg dat je dichtbij de mensen bent. In het kader van decentralisatie komt er nogal wat op de gemeenten af (denk aan de Wet werken naar vermogen, begeleiding AWBZ, Passend onderwijs, de Jeugdzorg). Vier majeure taken worden van het Rijk of de provincie overgeheveld naar de gemeenten. Bij de komende decentralisatie is het van belang te kijken naar drie punten: dichtbij, lokale regionale inkleuring en integraliteit. De decentralisaties bieden voor gemeenten kansen om zaken met elkaar te verknopen, schotten weg te krijgen en muren af te breken. Bijvoorbeeld om de jeugdzorg te verbinden met het arbeidsmarktbeleid en de Wmo, dan worden minder mensen van het kastje naar de muur gestuurd en zullen er mensen minder tussen de wal en het schip vallen. Het gaat erom dat mensen volwaardig en zelfstandig kunnen leven, met name op terreinen als wonen, inkomen, participatie (kunnen deelnemen) en mobiliteit. Daar zitten heel veel elementen en
3
raakvlakken in van de Wet werken naar vermogen, de Jeugdzorg, Passend Onderwijs en de Wmo. De omslag die moet plaatsvinden is dat we mensen uit hun consumentenrol moeten krijgen. Stimuleer actief burgerschap: haal mensen uit consumentenrol De jaren negentig stonden sterk in het teken van individualisme en consumentisme. Dat heeft ertoe geleid dat er veel vrijheid is, maar ook dat mensen steeds meer in een situatie terecht kwamen van 'gebruiken, gebruiken', 'ik heb recht op', en 'jij moet voor mij de dingen doen'; dat is doorgeslagen in LPF- en Wilders-toestanden. Mensen moeten uit hun consumentenrol worden gehaald: ze moeten weer burgerschap krijgen. Burgerschap betekent niet dat er meer sociale controle moet komen of dat burgers weer spruitjeslucht moeten gaan ruiken, maar dat je mensen in de positie brengt dat ze als burger van een gemeenschap (bijvoorbeeld een buurt of wijk) kunnen participeren. Dat betekent nogal wat voor de gemeenten, want die vertrekken te vaak vanuit het budget. Vanuit de beperkte financiële middelen redeneert men over wat men kan realiseren. Het probleem is echter dat de menselijke behoeften onbeperkt zijn, en dat er dus nooit genoeg geld is. Dat was zelfs in de hoogconjunctuur merkbaar: toen was er ook nog een tekort aan van alles en nog wat. Vertrekken vanuit het geld leidt tot een zinloze exercitie, want dan wordt schraalhans keukenmeester en gaat het niet meer om creativiteit en ideeën, maar alleen nog maar over de vraag hoe verdelen we het geld op een zodanige manier dat we er allemaal – en als het kan, ik het meeste – plezier van hebben. Stel de inhoud voorop Daarom het advies: vertrek vanuit de inhoud – wat willen we? Pas als daarover eensgezindheid bestaat, komt de vraag aan de orde: hoe organiseren we deze inhoud? Daarna komt de vraag aan de orde hoeveel geld er nodig is. Meestal ontdekt men dan dat men geld te weinig heeft, maar men weet dan wel wat men wil. Je kunt dan gemakkelijker scherpe keuzes maken en gemakkelijker inspelen op wat 'langs komt': bijvoorbeeld gemeentelijke gelden die niet opgemaakt moeten worden of andere instellingen (provincies, EU) die nog een potje hebben en best willen aanhaken bij een goed idee dat er al is en snel kan worden uitgevoerd. Goed op de centen passen moet niet de kerntaak zijn. Om misverstanden te voorkomen: een sluitende begroting is natuurlijk erg belangrijk, maar het is te vaak het leidende thema. Begin er niet mee: je komt namelijk altijd uit met de centen die je hebt; je moet dan alleen je ambities aanpassen en beperken. Er is niets op tegen om een verleidelijke horizon te hebben en te weten dat die slechts deels bereikt kan worden, en dat als er zich iets voordoet (een extra potje) we een kans hebben om dichter bij die horizon te komen. Blijf als gemeente verantwoordelijk Er wordt veel gesproken over samenwerking tussen grote en kleine gemeenten, regionale samenwerking, shared services, fusies, gedwongen herindeling e.d. Zoek steeds een oplossing die past bij de situatie, maar blijf je verantwoordelijkheid als individuele gemeente behouden. Veel te vaak gaat het fout omdat verantwoordelijkheden worden afgestaan, en gemeenten bij outsourcing, privatisering e.d. redeneren in de trant van 'wij gaan daar niet meer over'. Die verantwoordelijkheden wegleggen leidt ertoe dat mensen zich niet meer verbonden voelen met, want als gemeenten zich al niet meer verantwoordelijk voelen, zeggen dat ze er ook niets aan kunnen doen dat reinigingspersoneel wordt ontslagen na een nieuwe aanbesteding, waarom zouden bewoners zich dan nog wel verantwoordelijk voelen voor hun eigen woonomgeving of de setting waarin zij verkeren? Er zijn geslaagde en ook mislukte voorbeelden van herindeling, geslaagde en mislukte voorbeelden van shared services. De kern van het succes of het mislukken zit bijna altijd in de verantwoordelijkheidsvraag. Vrijheid in gebondenheid Gemeenten dienen zich steeds te realiseren dat het gaat om ‘vrijheid in gebondenheid’ (binding en bridging), en niet om ‘vrijheid en verplichte gebondenheid’. Hoe kun je dat als gemeentelijke overheid realiseren zonder in de dominante PvdA-cultuur ('wij hebben de meerderheid, dus wij beslissen hier wat er gebeurt) te vervallen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bewoners zich verbonden voelen met en toch de vrijheid hebben om ergens wel of
4
niet aan mee te doen? Het gaat er dus niet om dat iedereen mee moet doen, maar mee mag doen en dat ook iedereen de vrijheid heeft om niet mee te doen. In de praktijk blijkt dat als verplichting geen rol speelt – als die druk er af is – mensen diversiteit ook eerder accepteren. Hier zit voor GroenLinks een onderscheidend punt: wij staan vóór diversiteit, vóór verscheidenheid in oplossingen. GroenLinks moet dus een grote voorstander zijn van decentralisatie en diversiteit. GroenLinks moet zich keren tegen de uniformiteit. Hier zit ook het grote verschil met de SP: die partij wit alles centraal regelen en gelijkheid voor iedereen – een gelijkheid die uitmondt in gelijkmatigheid voor iedereen, ongeacht ieders talenten en behoeften (die kennelijk voor iedereen hetzelfde moeten zijn). Samenvattend GroenLinks staat voor diversiteit en dat kan ook tot uitdrukking worden gebracht in de taken van de gemeente en de omgang met mensen. Ga dus vraaggericht aan de slag. Dat is niet hetzelfde als ‘u vraagt wij draaien’, 'ik heb op u gekozen, dus moet u doen wat ik zeg...'; want we moeten weg van het consumentisme en ons afkeren van cliëntelisme. Hoe we met burgerparticipatie omgaan heeft alles te maken met de kerntaken van de gemeente. En dus is er, zoals ik al in het begin heb gesteld, eigenlijk maar één kerntaak: zorgen dat je verbindingen houdt en legt (waar ze sterker moeten worden) met de samenleving waar je voor werkt, en laat dát bepalend zijn voor de vraagstukken en de taken waar je als gemeente je prioriteiten stelt. Dan ben je uit de boekhouddiscussie en uit de theoretische exercitie over 'wat doet welke overheid?'. De gemeente is immers de eerste overheid. Zorg er als gemeente dus voor dat je naar de samenleving (bewoners, instellingen, ondernemers, daklozen e.d.) toe je verantwoordelijkheid neemt, en laat je daarop ook door die samenleving aanspreken. Dat kun je als gemeente bijvoorbeeld doen door de verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de eigen organisatie te leggen. In Arnhem moest ik als wethouder elke dag vijf ambtenaren (van de tweeduizend) tussen mij en de samenleving zien uit te krijgen, in Lingewaard gelukkig maar één per dag; ambtenaren zijn heel afhankelijk binnen de hiërarchie, moeten zich voortdurend verantwoorden. Gemeenten durven – en dat is versterkt na de vuurwerkramp in Enschede en de brand in Volendam – geen verantwoordelijkheid meer naar beneden neer te leggen en geen risico's meer te nemen, en ze zijn bang om afgerekend te worden. Dus schieten de meeste gemeenten in de beheersing. Daar wordt niemand vrolijk van, noch medewerkers, noch samenleving. Hoe vaak krijg ik als bestuurder in gesprekken niet te horen: 'Doe alstublief niet zo bureaucratisch, schaf die regels toch af, en neem je verantwoordelijkheid, zeg gewoon dat iets niet mag; en ook al ga je soms eens plat op je bek, laat zien dat je voor ons staat en met ons optrekt!' Tenslotte. Uit eigen ervaring zeg ik: gelijk hebben is geen kunst, gelijk krijgen wel. Je kunt als gemeente ervan balen dat je met de Wet werken naar vermogen wordt opgezadeld met een hoop korting. Concentreer je niet op de centen, maar op de mogelijkheden die je hebt. Dan heb je niet alleen gelijk dat er geld te weinig is, maar dan krijg je ook gelijk. Je laat dan namelijk zien dat je op een goede manier aan de slag bent gegaan. Als je dan geld tekort komt, dan komt er meer geld, want dan zien mensen het ook. De kunst is dus om gelijk te krijgen.
2. Rapportage van deelsessies Naar aanleiding van de inleiding van Van Eeten werd in drie werkgroepen gediscussieerd over de decentralisatie van Rijkstaken en bezuinigingen. De samenstelling van deze groepen was willekeurig, maar bevatte een flinke dosis ervaring uit gemeenteraden en besturen uit alle hoeken van het land. Hieronder de verslagen van deze discussies. Werkgroep 1 (verslag: Dick Janssen) - Hoewel in principe het betoog van Bart van Eeten wordt onderschreven, wijzen we er op dat we hier te maken hebben met een atypische bestuurder, die in elk probleem een uitdaging ziet en kansen creëert. Dat is niet elke bestuurder gegeven, en we moeten zijn wijze van opereren niet als uitgangspunt van ons denken nemen. - Over het algemeen heerste er in deze groep scepsis. De overheveling van veel en zware
5
-
-
taken leidt tot een zware belasting van de gemeenten en daarmee tot druk tot samenwerking tussen gemeenten. En dat geldt niet alleen voor kleine gemeenten, ook de grote 100.000-plus gemeenten kunnen zich niet onttrekken aan gemeenschappelijke regelingen. Daarmee worden bureaucratieën gecreëerd die zich onttrekken aan de democratische controle door gemeenteraden. Ook aansturing van dergelijke diensten door de gezamenlijke colleges is moeizaam. Niet zelden ontwikkelen dergelijke organisaties een eigen koers en volgen gemeenten doorgaans het door de directie ontwikkelde beleid, in plaats van andersom. Niet uit kwade wil, maar juist omdat zij zich inspannen om goede resultaten te realiseren; echter, binnen de smalle grenzen van hun opdracht, terwijl de mogelijkheden op lokaal niveau zich juist voordoen door creatieve oplossingen door onorthodoxe samenwerkingsverbanden in de publieke en private sector. Kortom: om op lokaal niveau winst te boeken voor zowel de cliënten, de burgers, als de gemeentelijke kas, zijn creativiteit en autonomie vereist wat betreft beleid en uitvoering. En daar knelt het. Taken worden overgedragen met een knellend keurslijf van regelgeving, ook om rechtsongelijkheid en ongelijkheid in uitvoering te voorkomen. Daarmee worden gemeenten uitvoeringsorganisaties van Rijkstaken. In feite niet meer dan een Rijksloket, met minder geld dan voorheen. Om dan toch creatieve oplossingen te bereiken, is wellicht ongehoorzaamheid van de lagere overheid nodig. Maar het is de vraag of je dat moet willen. Wat betreft de rechtsongelijkheid bij verschillen in lokaal beleid, is er wel enige aarzeling. Zij het dat de verwachting is dat autonomie van gemeenten leidt tot betere dienstverlening en dat het de burger niet zal uitmaken of hij linksom of rechtsom aan werk wordt geholpen. Als het beleid lokaal kan worden vormgegeven ontstaat er waarschijnlijk meer participatie van burgers dan bij uniform beleid van bovenaf. Kortom; overheveling van Rijkstaken is alleen effectief als dat gepaard gaat met autonomie en vrijheid van beleid en uitvoering. Verder wordt erop gewezen dat de uiterste consequentie is dat er voor die taken ook een gemeentelijk belastingareaal moet worden overgedragen. Immers: taken ten aanzien van welzijn, werk en bijstand voor burgers met risico op maatschappelijke uitval worden bekostigd uit belastingopbrengsten. Die belastingen worden per definitie bij de burgers opgehaald, weliswaar door de Rijksoverheid, maar via een verdeelsystematiek weer teruggesluisd tot op het niveau van de ‘werkvloer van de samenleving’. Weerbaren in een gemeente dragen dus bij aan de bekostiging van maatregelen voor de minder weerbaren in de gemeente. Maar door de grote omweg wordt dat niet meer als zodanig beleefd. Sterker: als de gemeente er in slaagt om de kosten voor kwetsbaren te drukken door de inzet van de weerbaren, merken die weerbaren daar niets van. Zij ondervinden daar geen ander profijt van dan dat zij hun altruïstisch overschot kwijt kunnen. Een politiek debat op lokaal niveau in de samenleving komt daardoor niet op gang.
Werkgroep 2 (verslag: Kees Hammink) - In deze werkgroep zijn vooral verschillende fricties tussen landelijke regelingen en wat gemeente willen besproken. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met de antikraakwet en de mate waarin je hierbij ongehoorzaam moet zijn. Omdat de meningen hierover verschilden, werd dit niet opgelost. Twee posities stonden hier tegenover elkaar: 1. iedereen heeft zich aan de wet te houden, dus gemeenten ook (inclusief burgemeesters die een asielzoeker niet willen uitzetten); 2. anderen bestrijden dit en stellen dat de wet strijdig kan zijn met je bestuurlijk geweten. - Kerntaken. Doordat gemeenten hier creatief mee omgaan leidt dit tot grote verschillen tussen gemeenten en tot rechtsongelijkheid tussen burgers van verschillende gemeenten. In de praktijk leidt dit tot allerlei dilemma's. Bijvoorbeeld: Utrecht is heel tolerant jegens asielzoekers, Zeist tot voor kort niet; moet de burger dan naar Utrecht verhuizen omdat hij daar meer rechten heeft? De vraag bleef open. Die ongelijkheid is de consequentie van het feit dat de kern van ons democratisch stelsel ligt bij de lokale democratie. In de ene gemeente kan die lokale democratie voor een aantal burgers beter functioneren dan in een andere gemeente. - Decentralisatie moet niet worden opgevat als ‘over de schutting gooien’, maar als het krijgen van meer kansen voor de gemeente om dit zelf in te vullen. De vraag is echter of elke gemeente dit aan kan? Hebben ze voldoende gekwalificeerde ambtelijke
6
-
capaciteit en inhoudelijke capaciteit in de gemeenteraad? Dit speelt vooral bij de kleinere gemeenten. En: is samenwerking tussen gemeenten dan altijd een oplossing? Nu is er ook al sprake van veel gemeentelijke samenwerking: veel gemeenten hebben allerlei zaken ondergebracht in regionale samenwerkingsverbanden (basisonderwijs, sociale dienst, vuilnisinzameling etc.) die op collegeniveau worden behandeld en waar de raad nauwelijks democratische controle op heeft. Consensus is er over het belang van burgerparticipatie: burgers maximaal laten meepraten in de beleidsontwikkeling en de beleidsuitvoering. De discussie in de werkgroep leidde niet tot een richtinggevende uitspraak.
Werkgroep 3 (verslag: Jan Ruyssenaars) - Algemene waardering was er voor de inleider, maar zijn verhaal klonk soms te idealistisch en te mooipraterig. ‘Het zou best kunnen in Lingewaard, maar wij leven in de echte wereld. Bij ons gaat het er harder aan toe en zijn die harmonie en participatie niet vanzelf gegeven.’ - Veel hangt af van de politieke kleur van de lokale coalitie, en hoe je in de oppositie zit. CDA en VVD willen bezuinigen (ook in de gemeenten), voorafgaand aan een inhoudelijke discussie. - Veel gemeenten zijn allang klaar met de kerntakendiscussie, andere zijn er nog mee bezig, en sommige blijven het voor zich uit schuiven. Maar, zei iemand, kerntakendiscussies moet je altijd voeren, en niet alleen in tijden van decentralisatie en bezuinigingen. Dus: bij elke collegeonderhandeling, rond de begroting, bij het opstellen van de perspectievennota’s. Als dat gebeurt, dan stelt een kerntakendiscussie toch niet veel meer voor. - Decentralisatie en bezuinigingen geven voor anderen wel echte complicaties. Nieuwe kerntaken in de jeugdzorg, de opvang, het welzijn… en de gemeenten moeten het opknappen met minder geld en meer richtlijnen en regeltjes. Hoe pakken we dat met elkaar op? Anderen pleiten ervoor om de lijn van Bart van Eeten te volgen: kijk eerst wat je wilt. Maar gaat het over kerntaken of over kernfilosofie? Je moet eerst je visie hebben over de gewenste samenleving en de rol van burgers en bestuur. De GroenLinks-visie moet daarin overeind blijven: duurzaamheid, sociaal/solidariteit, participatie, diversiteit met inclusiviteit, gendergelijkheid. Dat is je filosofie (je visie en je houvast) als anderen het gaan hebben over bijvoorbeeld ‘burgeractiviteit’ bij orde en veiligheid, of ‘zelfredzaamheid’ bij welzijnswerk, vaak liberale hobby’s die gewoon ‘afschuiven naar de burger’ betekenen. - De toenemende regeldruk van de centrale overheid na een decentralisatie is ergerlijk. Meer procedures en regels zijn als risicomijdend bedoeld en kosten veel tijd (en dus geld). Je wilt de kosten beperken, en de uitvoering is belangrijk. Dat zijn je ambtenaren, je bureaucraten die je moet losweken om het echte relevante werk te doen: de burgers ontmoeten in plaats van aan alle regeltjes te voldoen. - Vanuit het verkiezingsprogramma werk je naar beleidsprioriteiten, vandaar naar een programma, dan bekijk je hoe je dat efficiënt organiseert. Dat gebeurt bij elke collegeonderhandeling. En dan vraag je je af hoe je dat in je gemeente praktisch kunt maken, kunt toepassen vanuit de GroenLinks-principes en –filosofie, met een goede mix van harde en zachte maatregelen. Er is dus een GroenLinks agenda van eigen GroenLinkse issues (bijvoorbeeld duurzame mobiliteit), en een GroenLinkse manier om de dingen te doen voor alle issues (bijvoorbeeld in welzijnsbeleid). Je moet kansen zien vanuit je filosofie. De visies en de kaders liggen al vast in de perspectiefnota’s met een duidelijk GroenLinks-verhaal. Werk aan langjarige visies (4–5 jaar) die je per periode concreet kunt invullen. - Er zijn extern vastgestelde randvoorwaarden, en er komen mensen, onderwerpen, problemen en mogelijkheden op je af. Je hebt zelf je programma en je compromissen. En dan moet je kiezen. Het is goed om dan zelf nog eens de mensen te bereiken, de buurten en wijken erbij te betrekken, zodat je beter weet wat je moet doen. Steun op burgerkracht en burgerparticipatie. - Wees je bewust van het verschil en de spanning tussen de politieke besluitvorming en de uitvoering. De overhead groeit, er komt meer bureaucratie, er zijn verantwoordingsprotocollen. Het is zaak dat de lokale organisatie meer energie, tijd en
7
-
-
-
-
geld in de programmakant en in de uitvoering steekt, en minder in de bureaucratie. De gemeentes moeten op dat gebied van het Rijk meer autonomie claimen. De spanning tussen het landelijk niveau en het plaatselijk niveau dringt zich hier op. Er zijn taken en werkwijzen gedecentraliseerd die wij lokaal echt niet kunnen uitvoeren. Niet iedere gemeente is groot en goed georganiseerd (‘Ze gooien het maar over de schutting met een taakstelling erbij.’) De Rijksoverheid wil in 2015 bij alles front office-gemeenten. Dat staat in het regeerakkoord en het bezuinigingsprogramma. Gemeenten als loket voor alle overheidsdiensten met duizenden regeltjes. Hoe ver gaan ze hiermee? Krijgen we straks ook alle belastingen en de landbouwsubsidies van de EU te verwerken? Straks worden de provincies ook nog opgeheven, en dan krijgen we nog meer taken. Waar ligt de grens? Gemeenten moeten de kans krijgen om zelf vorm te geven aan het beleid. Voor GroenLinks moet het uitgangspunt zijn: kansen pakken voor maatwerk vanuit onze filosofie. Het is goed om lokaal naar vermogen te werken. Maar we zitten met een probleem: nu komt echt alles tegelijk op ons af. We kunnen pas puinruimen als de storm over is. Schotjes weg, integraler werken, kansen pakken, bijvoorbeeld de Jeugdzorg preventiever aanpakken, Wajong goed oppakken en werken binnen een samenhangend systeem. Bij overheveling van taken hoort ook overheveling van zeggenschap. Maak gebruik van de bestuurdersnetwerken van burgemeesters, wethouders, de VNG. Wat doen die? Die formuleren de basisvoorwaarden voor de delegatie van verantwoordelijkheden. Wij claimen het recht op burgerlijke ongehoorzaamheid en demonstratierecht tegen asociaal beleid. De mogelijkheid van bestuurlijke staking, bijvoorbeeld bij asielbeleid of in het geval van ‘van misdaden verdachte Afghanen’. Zoiets moet je wel collectief binnen de coalitie afspreken. Er bestaat een wet op ‘Vernietiging Medebewind’: maak daar gebruik van. Bij wettelijk voorgeschreven kerntaken moet de gemeenteraad bij elke verandering zorgen dat de randvoorwaarden beter geregeld zijn. We gaan akkoord, maar onder de voorwaarde dat... Het democratisch gehalte en de aandacht voor de burger bij de kernwaardendiscussies zijn vaak twijfelachtig, en democratische participatie en controle ontbreken. Democratische checks en balances moeten worden ingebouwd; daar zijn we zelf verantwoordelijk voor. Er bestaat tussen grote en kleine gemeenten een groot verschil in mogelijkheden die ze hebben. De gemeenten zullen met naburige gemeenten en de landelijke organisaties meer en beter moeten gaan samenwerken om het hanteerbaar te houden en om de kwaliteit voor de burgers te garanderen. Kortom, kiezen voor maatwerk, kansen pakken, duurzaam, solidair, participatief, democratisch, en genderbewust.
Uit de rapportages bleek bij alle groepen een zekere scepsis over de mate waarin gemeenten beleidsvrijheid hebben. Er is veel ruimte voor creativiteit per gemeente, die tot rechtsongelijkheid kan leiden. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat decentralisatie nu juist de mogelijkheid biedt voor maatwerk in de gemeente. De vraag is dan of we verschillen tussen gemeenten accepteren.
3. Plenair debat na rapportages Gespreksleider Nel van Dijk stelde de spanning centraal tussen enerzijds de eis en noodzaak van meer lokale autonomie die bij decentralisatie hoort, en anderzijds het risico van rechtsongelijkheid tussen burgers van verschillende gemeenten. Een aantal opmerkingen uit de zaal: − Participatie kan in het autonomiemodel beter dan in andere; en ja, dat brengt risico’s met zich mee. − Verschillen bestaan er nu al tussen gemeenten. In bepaalde gemeenten is de achterstandssituatie bijvoorbeeld groter dan in andere. Er is een reëel dilemma: autonomie leidt tot verschillen, maar dat is geen punt, want die verschillen bestaan er al als gevolg van de lokale situatie. − Vanuit de positie van de klant moeten bij gemeenten wel de capaciteiten aanwezig zijn
8
−
om de gedecentraliseerde taken te kunnen uitvoeren. Decentralisatie is een verkapte poging om gemeenten te laten opschalen (opschaling als gevolg van decentralisatie van onuitvoerbare taken). Opschaling zal leiden tot meer bureaucratie en een grotere afstand tot de burger.
In het plenaire debat werd de gesignaleerde spanning gerelativeerd zelfs onderuit gehaald. Nu wordt ook al belasting verschillend betaald, en de een woont in de duinen, de ander in een achterbuurt en de derde in een polder. Ongelijkheden zijn er altijd. De uitvoering van wetten op verschillende plaatsen is vaak ook verschillend. Dat kan toenemen bij meer lokale autonomie, maar het is niet slecht: maatwerk is maatwerk, en omstandigheden verschillen. Het wordt zaak dat de kaderwetten worden gehoorzaamd, en dat er een democratische controle bestaat die er voor zorgt dat de verschillen binnen de perken blijven.
4. Afsluitende opmerkingen Bart van Eeten Van Eeten reageerde ten slotte op de discussie. - De regelgeving: Het probleem is dat Den Haag overal grip op wil houden. In feite gaat het hier om de kunst van het loslaten. − Diversiteit van gemeenten: Je verhuist niet vanwege de hoogte van de lokale lasten, maar om tal van andere redenen (bijvoorbeeld een mooiere omgeving). − Verschillen tussen gemeenten zijn niet alleen negatief: vorige decentralisaties hebben geleid tot goede voorbeelden van beleidspraktijken die weer als voorbeeld fungeerden voor andere gemeenten. − Tot slot drie stellingen: − Decentralisatie oké, maar met regelvrijheid. − Gemeenten mogen verschillen. − Gemeenten mogen niet hun verantwoordelijkheid afstaan. Voor alle duidelijkheid: dit zijn niet de conclusies van het debat. De discussie bleef erg breed en leidde niet tot eenduidige standpunten, vooral door het ontbreken van duidelijke stellingen.
Meer lezen ‘Samenvatting Bestuursakkoord 2011-2015’ http://organisatie.groenlinks.nl/files/PR%2011-013%20Samenvatting%20Bestuursakkoord.pdf
Tonkens, Eveline, ‘Onze wil voor het volk. De regent is weer terug. Het is voorbij met de democratisering’ in de Volkskrant, 8 juni 2011 http://organisatie.groenlinks.nl/files/PR%2011-011%20%20Onze%20wil%20voor%20het%20volk_def.pdf
Bouwmans, Henk, ‘Gemeenten willen duidelijkheid, autonomie en keuzevrijheid’ in Binnenlands Bestuur, 17 september 2011. http://organisatie.groenlinks.nl/files/PR%2011-012%20Gemeenten%20willen%20duidelijkheid,%20autonomie%20en %20keuzevrijheid_def.pdf
9