Dossier Groene economie Partijraad bijeenkomst 24 maart 2012
Inhoud Inleiding
2
1. Plenaire inleidingen • Liesbeth v Tongeren: De groene economie: tijd voor een definitieve doorbraak 3 • Jeroen Nollet: visie ING op de markt voor duurzame energie in Nederland 4 • Vragen naar aanleiding van de inleidingen 6 2. Discussie in deelsessies
7
3. Afsluiting door Liesbeth van Tongeren
11
4. Meer informatie
11
1
Inleiding Ondanks de huidige economische crisis en de urgentie van verandering is in het publieke en parlementaire debat weinig aandacht voor het vergroenen van de economie. Ook GroenLinks slaagt er onvoldoende in om het onderwerp op de agenda te krijgen. Het is daarom niet toevallig dat er binnen de partij juist nu veel aandacht voor dit onderwerp is. Het doel van de discussie die de partijraad op 24 maart 2012 voerde over het thema 'Groene economie' was om vanuit verschillende invalshoeken een bijdrage te leveren aan een samenhangend en inspirerend verhaal. De nadruk lag daarbij vooral op de nieuwe mogelijkheden en niet op wat er nu allemaal niet deugt. Als voorzet voor de discussie in deelgroepen schetste Tweede Kamerlid Liesbeth van Tongeren globaal de problematiek wat betreft grondstoffen, water, energie en kapitaal, en gaf daarbij tegelijk de visie van GroenLinks weer. Vervolgens hield Jeroen Nollet, directeur Marketing van ING Lease, een inleiding over de visie van de ING op de markt van duurzame energie in Nederland. Daarna werd in drie groepen gediscussieerd over de kansen voor een groene economie; de conclusies werden vervolgens plenair besproken. De bijeenkomst werd voorbereid door Liesbeth van Tongeren, Niels van den Berge, Sylvia Korsten, Albert Faber, Niels Feis, Jantien ten Brink en Henk Kamps, met ondersteuning door Hester van der Putte. Samenstelling dossier: Gerrit Pas stafmedewerker Bureau de Helling, Wetenschappelijk Bureau GroenLinks 030 – 2399934
[email protected]
www.bureaudehelling.nl
2
I. Plenaire inleidingen A. Liesbeth van Tongeren: De groene economie: tijd voor een definitieve doorbraak Van Tongeren hield een powerpoint presentatie, met als centrale vraag: 'Hoe krijgen we de huidige economie omgebouwd tot een economie die wèl in balans is?' Hieronder de samenvatting van haar verhaal. •
Waarom hebben we een economie? Om zelf niet alles te hoeven verbouwen, maken e.d., is een grote arbeidsdeling ontstaan. Slechts 2% van Nederland is met primaire voedselproductie bezig.
•
De economie bestaat uit: – grondstoffen (de beschikbaarheid wordt een toenemend probleem); – energie (de prijzen lopen op, zie de benzineprijs); – geleend geld (er is steeds meer geleend geld in omloop); – mensen (de wereldbevolking neemt toe tot circa 10 miljard in 2050, een groei die vooral in ontwikkelingslanden plaatsvindt;je kunt mensen echter niet het recht op reproductie ontzeggen).
•
De effecten van de economie op onze leefomgeving: - klimaatverandering; - afname biodiversiteit (bijvoorbeeld van bepaalde weidevogels en vissoorten).
•
Wat maakt iemand gelukkig? Mensen noemen verschillende factoren die van invloed zijn op hun welbevinden: de gezinsrelatie (47%), gezondheid (24%, een goede leefomgeving (8%), financiële situatie (7%), religie/spiritualiteit (6%), vrienden (5%), werk (2%), weet niet (1%).
•
Betekent economische groei ook meer welzijn? De afgelopen veertig jaar is ons bnp fors gestegen (200%), terwijl we in diezelfde periode maar 13% meer tevreden zijn geworden (wanneer gevraagd wordt naar life satisfaction).
•
Landen met een lage economische ontwikkeling: als de ontwikkeling toeneemt, neemt ook de tevredenheid toe. Op een bepaald inkomensniveau voegt echter meer ontwikkeling nog maar weinig extra welzijn toe.
•
Wat wil GroenLinks? GroenLinks heeft allerlei voorstellen gedaan om zaken schoner, efficiënter en beter te maken: bijvoorbeeld een verplicht aandeel schone stroom, vleestax, meer statiegeld, minder fossiele subsidies, kilometerheffing, vliegtax, een groene investeringsbank, vervuilers meer belasten ten behoeve van lage inkomens.
•
GroenLinks heeft een aansprekend verhaal nodig voor een breder publiek. Daarom moeten we vandaag antwoorden zoeken op de volgende vragen: - Hoe ziet een groene economie eruit? - Hoe verbinden we theorie en praktijk? - Hoe slaan we een brug naar bedrijven? Immers, zij zijn niet alleen belangrijk, maar ziek ook problemen met grondstoffen.
3
B. Jeroen Nollet, directeur Marketing van ING Lease: de visie van ING op de markt voor duurzame energie in Nederland Wat is de visie van ING op de markt voor duurzame energie in Nederland? 1. De markt voor duurzame energie is een groeimarkt in Nederland met 13% groei per jaar. De investeringen komen de lokale economie en het milieu ten goede en creëren ‘groene banen’. 2. Nederland heeft op het gebied van duurzame energie nog een forse achterstand. Het aandeel van hernieuwbare energie was in 2011 slechts 4%. 3. Om de doelstelling voor duurzame energie in 2020 te halen zijn grote investeringen nodig; jaarlijks ongeveer 10 miljard euro tot 2010. De werkelijke jaarlijkse investeringen bedragen nu nog slechts 2 miljard euro. Om dit enorme financieringsgat te dichten is een Groen Deltaplan tussen overheid, ondernemers, financiers en kennisinstellingen hard nodig. 4. Overheid en bedrijfsleven moeten nauw samenwerken op het gebied van wetgeving en financieringsmogelijkheden voor duurzame energieprojecten. 5. De overheid haalt haar doelstelling voor de verduurzaming van Nederland alleen als er op korte termijn een omvangrijk Groen Deltaplan komt. Alleen zo kan de overheidsdoelstelling worden gehaald om in 2020 14% van de Nederlandse energievoorziening uit duurzame energiebronnen te halen en om op termijn door te groeien naar een volledige koolstofarme economie. Dit blijkt uit het onderzoek van ING Economisch Bureau. Wat was de reactie van de minster van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie? Op 6 maart 2012 gaf hij in antwoord op vragen van GroenLinks een schriftelijke reactie op het rapport aan de vaste Kamercommissie. Hierin wordt onder andere het volgende gesteld: Omdat in de vorige kabinetsperiode maximaal werd ingezet op de optie wind op zee (versus opties zoals groen gas nu) waren de budgettaire uitgaven en de financieringsbehoefte beduidend hoger dan in de huidige inzet. Tezamen met het feit dat dit kabinet geen apart doel voor energiebesparing nastreeft, leidt dat tot mijn inschatting dat de financieringsbehoefte tot 2020 beduidend lager zal uitvallen dan de geraamde 100 miljard die in het rapport wordt genoemd. Ik verwijs naar de analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving en ECN van september 2011 waarin is becijferd dat op grond van het ingezette beleid van dit kabinet tot 2015 een aandeel hernieuwbare energie van 12% haalbaar is. In 2014 wordt het beleid geëvalueerd en wordt bezien of en in hoeverre aanvullend beleid nodig is. De SDE+-regeling neemt de onrendabele top van duurzame projecten weg en zal via die weg tot een goede businesscase met een billijk rendement van 15% per jaar leiden, waardoor banken in het algemeen bereid zouden moeten zijn om de financiering te realiseren. Andere risico’s, zoals het risico op een wijziging van beleid, ook wel regulatory risks genoemd, zijn niet langer manifest op het moment dan men een subsidiebeschikking ontvangt. Men heeft immers recht op subsidie voor het betreffende project, ongeacht latere wijzigingen in beleid. Tot slot blijft er natuurlijk nog een aantal exploitatierisico’s over. Men mag echter van de exploitant en de banken verwachten deze risico’s te dragen, gezien het billijke rendement dat de subsidie mogelijk maakt. Bovenstaande neemt echter niet weg dat er zich op het gebied van financiering van energieprojecten knelpunten kunnen voordoen. Ik constateer dat partijen in de financiële markten initiatieven overwegen om financieringsknelpunten te verminderen. Zo formuleert het Holland Financial Centre (HFC) thans een investeringsplan dat de mogelijkheden van een Groene Investeringsmaatschappij (GIM) verkent. Ik wacht de uitkomsten
4
daarvanaf. Mocht een dergelijk initiatief kansrijk blijken, dan zal ik tezamen met het HFC bezien of en in hoeverre de Rijksoverheid een rol kan vervullen in de realisering van een GIM. Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken: - Het kabinet streeft geen apart doel na voor energiebesparing. En de minster gaat uit van een benodigd investeringsniveau van aanzienlijk minder dan 10 miljard euro per jaar. Overigens heeft het Planbureau voor de Leefomgeving op verzoek van het ministerie in november 2011 berekend wat de jaarlijkse kosten zijnvan een energiesysteem voor mogelijke Europese doelstellingen in 2050. Naar verwachting zijn deze tussen de 0 en 20 miljard euro per jaar hoger dan de kosten van een systeem gebaseerd op de huidige technieken. - De Europese doelstelling van 14% hernieuwbare energie gaat niet gehaald worden. Dit komt volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in 2020 slechts tussen de 9 en 12%. - De minister stelt dat de centrale overheid de rol als risicodrager niet dient te vervullen. En, tot slot - De minister wil publiek private samenwerking bevorderen. Wat zijn de aanbevelingen van ING? Wij hebben naar aanleiding van het onderzoek in Nederland meerdere rondetafelbijeenkomsten georganiseerd waaraan afgevaardigden van zowel centrale als decentrale overheid, bedrijfsleven en financiers hebben deelgenomen. Belangrijke conclusies en aanbevelingen uit deze bijeenkomsten zijn onder andere: a. Energiebesparing is een kostenefficiënte en effectieve manier om de 2020doelstellingen te behalen, echter de nadruk ligt op dit moment op energieproductie. In het bijzonder investeringen in energie-efficiëntie hebben een beter risico/rendement-profiel. Ook business cases illustreren hoe aantrekkelijk de terugverdientijden zijn voor met name investeringen in energie-efficiëntie in de bebouwde omgeving. Volgens het rapport is de impact van energiezuinige gebouwen in potentie zeer groot omdat 30% van de CO2-uitstoot afkomstig is van gebouwen. b. Meer nadruk op regulering en belastingen is noodzakelijk om de energietransitie te ondersteunen. De nieuwe SDE+-regeling is een stap vooruit omdat het een veel grotere hoeveelheid duurzame energie mobiliseert bij een gelijkblijvend subsidiebedrag. c. De balans tussen risico en rendement is voor de investering in veel duurzame energieprojecten een belangrijke uitdaging. De CO2-prijs is op dit moment te laag om een significante stimulus te bieden voor groene assets. De kostenontwikkeling van veel duurzame energietechnologieën (bijvoorbeeld zon PV) laat echter wel voortgang zien en zal leiden tot een verbetering van het risico/rendementprofiel. Garanties en verzekeringsproducten voor duurzame energie-initiatieven zijn effectiever dan het verstrekken van subsidies. d. Publiek private samenwerking is noodzakelijk voor het realiseren van energietransitie. Er is wel degelijk kapitaal beschikbaar voor het investeren in duurzame energieprojecten. Voorbeelden van initiatieven zijn: provincie Flevoland, het Energiefonds Overijssel en de Groene Investeringsmaatschappij. Met name voor institutionele beleggers kunnen groene assets met een langlopend, stabiel rendement aantrekkelijk zijn. Maar ook voor burgers! Om dergelijk kapitaal te mobiliseren is een programmatische aanpak noodzakelijk, waarbij bijvoorbeeld bundeling van investeringen plaatsvindt. Daarnaast kan een slimme aanpak van het afdekken van verschillende risico’s (constructie-, operationele, beleidsrisico’s) de aantrekkelijkheid van deze ‘asset class’ vergroten.
5
De overheid heeft een belangrijke rol om waar dat optreedt het marktfalen te adresseren. Daarvoor is het wel belangrijk dat marktfalen specifiek in beeld te brengen. Een rol van de overheid kan zijn het meecreëren van een groene investeringsmaatschappij. Een dergelijke instelling zou juist niet een ‘grote zak met geld’ alleen moeten uitdelen, maar door middel van bijvoorbeeld garantieproducten specifieke risico’s en marktfalen kunnen afdekken. Een regierol vanuit de centrale overheid ligt in de huidige context wellicht niet voor de hand. Decentrale overheden kunnen die rol juist wel vervullen. Daarbij moet echter fragmentatie worden voorkomen; het wiel moet niet bij ieder lokaal of regionaal initiatief opnieuw worden uitgevonden. Tot slot Om de afgesproken doelstellingen te halen zal er meer en vooral ook eerder geïnvesteerd dienen te worden. Een aparte doelstelling voor energiebesparing zou overwogen dienen te worden. Er zijn veel kansen voor energiebesparing bij renovatie in de bebouwde omgeving - met een gunstig risico- en rendementsprofiel en zeel veel potentieel. Het gewenste risico-rendementsprofiel is verschillend voor overheden, bedrijfsleven en financiers. Elk hanteert haar eigen normen hiervoor. De lagere rendementen die overheden vereisen t.a.v. de genoemde initiatieven zijn hier een goed voorbeeld van. Door samenwerking kunnen risico’s en rendementen op project- of regionaal niveau beter worden verdeeld. Hiertoe dienen de genoemde stakeholders hun eigen rol verder aan te scherpen en te pakken. Dit is hetgeen ING tracht te doen. Door de dialoog aan te gaan, door verder te investeren in kennis en kunde, door deze kennis en kunde te delen, én door gezonde projecten te financieren. Bijvoorbeeld via de ING Groenbank in Nederland; zonnepanelen in België; en door onze wereldwijde portefeuille van circa 3 miljard euro – van wind op land en op zee en zon - verder uit te bouwen. Wij hopen dan ook dat u deze boodschap ook verder wilt uitdragen en daarmee eveneens kunt helpen om oplossingen te vinden, voor een maatschappij waarin hernieuwbare energie een veel grotere rol kan gaan spelen.
C. Vragen naar aanleiding van de inleidingen: Vraag aan ING: Waarom moet de overheid risico’s afdekken, terwijl er genoeg kapitaal is? Antwoord: Er is bij banken en pensioenfondsen genoeg kapitaal, maar de uitdaging is om kapitaal naar de juiste projecten te laten vloeien (vanwege grote risico’s, te weinig rendement, beoordeling kleine projecten). Wind op zee is bijvoorbeeld een risicovol project; daarom heeft ING hier niet in geïnvesteerd en moet de overheid het risico afdekken. Vraag aan ING: Uit energiebesparing is meer winst te behalen: investeert ING is nieuwe energiebronnen of in energiezuinigheid? Antwoord: Beide zijn belangrijk (met name in de bebouwde omgeving is veel winst te behalen – door isolatie en warmte/koude-opslag). Zie ook het nieuwe klimaatneutrale hoofdkantoor van Alliander. Vraag aan ING: Waarom vergeet u de burgers? Waarom geen standaardpakket voor windparken – anders gaan mensen het zelf doen? Antwoord: Er is wel aandacht voor de burger, bijvoorbeeld deze via cooperatie energiecorporatie starten. ING financiert wel lokale windparken, maar we moeten op dit terrein zelf knowhow ontwikkelen. ING is goed in grote windparken, niet in de kleine.
6
Vraag aan Van Tongeren: Zijn er aanzetten voor een ander soort denken? Antwoord: Er wordt gedacht over andere indicatoren voor groei; er zijn doemdenkers à la Gilding en Heinberg, de transition towns-beweging en initiatieven voor okale energieopwekking, maar in feite is nog steeds sprake van een niche. Vraag aan Van Tongeren: Groene economie heeft milieu-, sociale en economische aspecten. Het Nationaal Platform Rio+20 stelt: ‘Groene economie is economie binnen milieugrenzen. En daarnaast: werken aan armoedebestrijding en eerlijke handel.’ Van Tongeren: Met die omschrijving ben ik het eens. Wat betreft Rio valt er meer te verwachten van de EU dan van het kabinet-Rutte. Vraag aan ING: Wat verwacht ING van GroenLinks? Antwoord: Meer invloed in Den Haag op terrein van duurzame energie. Het verschil met Duitsland is erg groot: Duitsland wil naar 30% duurzame energie als doelstelling. In Nederland zou ook en feed-in tarief moeten komen. Vraag aan ING: Wordt er door de bank geld beschikbaar gesteld zonder dat een tegenprestatie wordt verwacht? Antwoord: Ons systeem is gebaseerd op rendement; dit impliceert dat geld wordt geïnvesteerd in projecten die hun geld moeten opbrengen.
II. Discussie in deelsessies In drie groepen werd aan de hand van vragen een thema besproken. Bij elke themabespreking speelden in mindere of meerdere mate factoren als grondstoffen, arbeid, kapitaal en schaalgrootte een rol. Hieronder de vragen die de groepen meekregen en de uitkomsten van de discussies. De verslaglegging werd enigszins bemoeilijkt doordat de opnameapparatuur faalde en niet alle notulisten hun verslag instuurden. Groep 1: Noodzakelijke elementen van een groene economie Doel: Het benoemen van tenminste vijf elementen die absoluut in een groene economie aanwezig moeten zijn. Vragen: - Hoe om te gaan met grondstoffen, energie en schaarste? - Wat voor beleid is noodzakelijk en hoe moet dat fiscaal worden uitgewerkt? - Wat betekent een groene economie voor andere beleidsvelden (infrastructuur, arbeidsmarkt, inkomenspolitiek)? - Op welke schaal kan een groene economie bestaan? Hoe moet die zich verhouden tot de rest van de wereld die niet of in een ander tempo meegaat of mee kan gaan (met name ontwikkelingslanden)? - Hoe om te gaan met het fenomeen groei? Welke andere indicatoren voor groei zijn van belang in plaats van of in aanvulling op het bbp? Bevindingen/aanbevelingen: - Schaalgrootte (geografisch): In hoeverre is de groene economie globaal en/of lokaal/regionaal? En: moeten we de economie regionaal organiseren en kringlopen sluiten? De groene economie heeft altijd een internationale dimensie en gaat niet alleen over Nederland. We moeten over de grenzen heen kijken. De mensen in de economie zijn wereldburgers. Lokale oplossingen daarom altijd koppelen aan bijeffecten in andere delen van de wereld: ‘Think global, act local.’ Wat betreft de schaalgrootte, d.w.z. de omvang van de duurzame initiatieven, zijn er vragen: moeten we massa maken door steeds meer kleine duurzame initiatieven of zijn er grotere systeemveranderingen nodig? En: hoe zorgen we voor meer bewustzijn in de productiemaatschappij?
7
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Innovatie. Er is nog te weinig innovatie in Nederland, waardoor we een technologische achterstand oplopen. Nederland moet niet goedkoop proberen te zijn door lage lonen, maar door slim te zijn. Investeren in onderzoek en nieuwe technologieën is essentieel. De overheid heeft een belangrijke rol bij het investeren in fundamenteel onderzoek. De innovatieagenda moet worden verruimd van een bedrijvenagenda naar een brede maatschappelijke agenda. Innovatie moet van een D66-onderwerp meer een GroenLinks-onderwerp worden. Toekomstperspectief: er moet minder risico en meer continuïteit zijn voor groene investeringen. Dat vraagt om een duidelijke toekomstvisie van de overheid en continuïteit in het beleid. Aantrekkelijke doelen. Met streven naar winst en rendement is op zich niets mis, als het maar eerlijk en maatschappelijk verantwoord gebeurt. Het huidige zogenaamde ‘rendementsdenken’ leidt tot veel verspilling. Het aanpakken van verspilling kan wellicht helpen om groene economie populairder te maken. Duur is lang niet altijd goed, maar wordt vaak wel zo gezien. Producten en merken hebben en geven een ‘valse status’. We moeten perspectief geven op een aantrekkelijke alternatieve levensstijl. Meer vrije tijd en genieten van natuur en cultuur i.p.v. meer spullen. Daarbij moeten we wel oppassen dat niet alleen vrouwen minder gaan werken en meer zorgtaken op zich moeten gaan nemen, terwijl mannen meer blijven werken. Noodzaak vs. Kans. De groene economie als kans i.p.v. als noodzaak. Niet alleen de ellende schetsen die er komt als de economie niet vergroent, maar vooral de kansen en leuke resultaten aangeven van de groene economie. Eerlijke kostenvergelijking. Maatschappelijke kosten worden nu nog onvoldoende meegenomen in de prijs van producten. Als kosten van milieuvervuiling worden meegenomen in de kosten van grijze stroom, zou groene stroom bijvoorbeeld relatief goedkoper worden. Duidelijk maken dat groene economie niet betekent dat alles duurder wordt; sommige dingen worden weliswaar duurder, maar andere juist weer goedkoper. Als individu profiteren van oneerlijke kosten, gaat ten koste van de samenleving als geheel. Als individu goedkoper kunnen vliegen, bijvoorbeeld, levert voor iedereen een verslechtering van het milieu op. Transparantie. Zichtbaar maken wat milieueffecten van consumptie zijn (bijv. energiemonitor in huis). Transparantie in productieketens: hoe en door wie worden goederen geproduceerd? Vergroenen belastingen. Arbeid minder belasten en verbruik van grondstoffen en energie meer belasten. Reparaties, hergebruik en recycling worden dan goedkoper, terwijl wegwerpartikelen duurder worden. Als arbeid en daarmee diensten goedkoper worden, kan de ‘beleveniseconomie’ (met meer werkgelegenheid in de culturele en recreatieve sector) terrein winnen op de ‘producteneconomie’. Ook sociaal. De groene economie moet ook sociaal zijn en geen mensen buitensluiten. Het moet aansluiten bij een bredere welvaarts- en welzijnsagenda.
Groep 2: Voorbeelden van groene economie en transitie Doel: Het benoemen van tenminste vijf aansprekende voorbeelden van Groene Economie die je nu al kunt zien. Vragen: - Aan welke criteria zouden concrete voorbeelden moeten voldoen? - Hoe zijn ze tot stand gekomen? Wat is doorslaggevend geweest? - Benoem concrete voorbeelden en benoem ook waarom ze goede voorbeelden zijn? - Waarom zijn deze voorbeelden als zodanig tot stand gekomen? Is het een kwestie van juiste mensen bij elkaar, of zit er meer achter?
8
-
-
-
Wat zijn de sterke en zwakke punten? Waar zijn de voorbeelden goed in, en waarin zijn ze juist kwetsbaar? Hoe verhouden de voorbeelden zich tot de omgeving, m.n. het krachtenveld van gevestigde belangen? Bieden ze potentie om dat te doorbreken of staan ze continu onder druk? Wat leren de voorbeelden over gewenste beleidsmaatregelen die een groene economie bevorderen? Is (financiële ) ondersteuning van initiatieven (on)gewenst, (niet) noodzakelijk? Hoe meer draagvlak te creëren in de maatschappij voor de transitie naar een groene economie?
Bevindingen/aanbevelingen: - Leden van GroenLinks moeten zélf investeren in windprojecten. GroenLinksers zijn hierbij al vaak betrokken. Dit moet zichtbaar worden gemaakt: voor en door burgers, meetbare resultaten, vervolgprojecten… Initiatieven als ‘Mooie maaltijd’, het tegengaan van het weggooien van eten, moet GroenLinks als voorbeeld noemen. - Het gaat om lokale betrokkenheid, het bieden van hoop en het moet banen opleveren. Daarvan zijn allerlei voorbeelden waarbij GroenLinks-bestuurders betrokken zijn, zoals: Ilpendam: duurzame criteria opnemen in aanbestedingseisen. Bollenstreek: afvalvergisting. Lochem: LochemEnergie, waarbij de gemeente stimuleert dat groepen samenwerken. Kortom, het moet van onderop komen! - Groene economie moet op iets anders dan op het huidige rendementsdenken worden gebaseerd. We moeten nadenken over wat ’rendement’ precies is: bijvoorbeeld hoeveel energie wordt opgewekt; hoeveel banen worden gecreëerd. Kan een lokale munt voor lokale bedrijven hierbij zinvol zijn of ruilhandel bij activiteiten? Groep 3: Bondgenoten en strategie Doel: Het benoemen van tenminste vijf mogelijke bondgenoten in de strijd voor een groene Economie. Vragen: - Hoe kun je bondgenoten identificeren? Wanneer zijn bondgenoten bondgenoten? - Waarom handelen bondgenoten groen? Wat is hun motivatie tot een groene strategie? (Onderscheid hier vooral intrinsieke milieuzorgen van economisch kansdenken.) - Wat maakt ze een interessante partner? Wat is de potentie van de bondgenoten voor een bredere, groene beweging? - Op welke schaal opereren de bondgenoten? Biedt dat potentie voor het opschalen van groene economie? - Hoe gaan de bondgenoten om met tegenstanders, met moeilijkheden, met gevestigde belangen die tegenwerken? Bevindingen/aanbevelingen: - Opmerking vooraf In plaats van over ‘groene economie’ kan beter over duurzame economie gesproken worden, m.a.w. over een economie die goed is voor het milieu, de sociale verhoudingen en de financiële situatie in Nederland maar ook in de rest van de wereld. En niet alleen nu, maar ook op de langere termijn, voor de generaties na ons. - Er zijn veel bondgenoten, van consumentengroepen/burgers (ook op Europees niveau) tot bedrijfsleven, van overheid, onderwijs, politiek (duurzaamheidsoverleg politieke partijen) en wetenschap tot de VN en veel
9
-
-
-
-
-
abstractere zaken als de recessie/economische crisis en urgentie. Ze zijn niet meteen te reduceren tot bijvoorbeeld een bepaald bedrijf; soms zitten bondgenoten en tegenstanders binnen één bedrijf. Er zijn veel voortrekkers, zoals bijvoorbeeld Platform Duurzame & Solidaire Economie, NUDGE en De Groene Zaak. Ga hiermee een coalitie aan. Maak een vervolg op de huidige provincietour van de Kamerfractie, waarbij de aandacht specifiek wordt gericht op duurzame energie. Doe dit zowel in Nederland (een Liesbeth van Tongeren-tour) als in de buurlanden (een Bas Eickhout-tour). Verzamel kennis: identificeer wat werkt en wat niet werkt! Bijvoorbeeld: Shell was jarenlang een ‘fout’ bedrijf, werd groen en viel weer terug: waarom? Werk hierbij samen met kennisfora en ervaringsdeskundigen (bijvoorbeeld ook mensen die betrokken waren bij de totstandkoming van de Wet hernieuwbare energie in Duitsland). Zoek ook uit wat verschillende stakeholders tegenhoudt om aan de slag te gaan en/of wat ‘tegenstanders’ nodig hebben om over de streep te komen. Praat hier o.a. over met voorstanders binnen bedrijven en andere groepen waarbinnen nog veel tegenstanders te vinden zijn. Deel al deze kennis vervolgens: enerzijds door de kennis te ontsluiten via GL web en anderzijds door te komen tot een heldere notitie over duurzame economie. Gebruik de kennis daarnaast voor het mobiliseren van de maatschappij – samen met eerder genoemde voortrekkers , voor de permanente campagne en het voeren van goede en stevige oppositie.
Suggesties naar aanleiding van de presentatie van de bevindingen: - GroenLinks hoeft niet altijd zelf het wiel uit te vinden; bijvoorbeeld als het gaat om andere indicatoren van groei en duurzame economie - zie onder andere het rapport van het Platform Duurzame en Solidaire Economie: http://www.platformdse.org/ en het Nationaal Platform Rio+20
http://www.nprio2012.nl/wie-zijn-wij -
-
-
-
GroenLinks moet een doeldiscussie voeren en geen ‘hoe’-discussie: geef aan waar je heen wil, laat zien dat het kan, en voorkom dat de discussie zich verengt tot de vraag ‘wel of geen windmolens?’: zie het programma Utrechtse Energie, http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=45415 Een mentaliteitsverandering is nodig als kracht, maar ook de praktische kant (voorbeelden dat het anders kan). Tegelijk moet worden nagedacht over de vraag hoe de wereld er over 20-50 jaar uitziet. Politiek gaat over het maken van keuzes. Veranderingen aanbrengen is een vak. Schroom niet om hierbij zo nodig bureaus als Twijnstra & Gudde in te schakelen. Sommige dingen kan GroenLinks niet zelf. GroenLinks moet samen met voorloperbedrijven een notitie over duurzame economie publiceren. Stel een Meldpunt Groen Ondernemen in.
10
III. Afsluiting door Liesbeth van Tongeren Op zoek naar elementen voor een aansprekend verhaal lijkt in de discussie alles wel te zijn genoemd: een regionale benadering, kringloopeconomie, landelijk beleid versus initiatieven van onderop, met tal van suggesties: - Aandacht voor de belevingseconomie. - Externe kosten in het product opnemen. - Activisme: zelf aan de slag gaan met duurzame energie (veel voorbeelden) - Lokale initiatieven moeten opgeschaald worden in nationaal beleid. - Een ander rendementsdenken: hoe duurzame economie te koppelen aan oude economie (bijvoorbeeld in plaats van btw een belasting voor ‘onttrokken waarde’). - GroenLinks als groene en sociale ondernemerspartij: dat vereist ook meer aandacht voor die ondernemers. - Bondgenoten en tegenstanders: de tegenstanders moeten worden gezocht en benoemd om je eigen verhaal te houden (de ‘schone bedrijven’ en de ‘viespeuken’ ). - Wanneer moeten we inzetten op verleiden, aanvallen of doemdenken (bijvoorbeeld bij steun aan Griekenland wordt voortdurend het doemdenken ingezet)? Het is erg afhankelijk wie het doet? - Gepleit werd voor de oprichting van een werkgroep groene en sociale economie. - Bij een alternatieve economie hoort een ‘duurzaam nationaal inkomen’. - Er zijn suggesties gedaan op het niveau van doelen en beleid. GroenLinks moet een positieve toekomst schetsen en tegelijk proberen de huidige economie te vergroenen. Dat is super ingewikkeld omdat hiermee veel overhoop wordt gehaald.
IV Meer informatie over het thema ‘groene economie’
Literatuurlijst voor thema 'Groene Economie' -
Liesbeth van Tongeren & Pepijn Vloemans, ‘Meer groei maakt minder gelukkig’, de Volkskrant, 3 januari 2012;
http://kamerledenbloggen.groenlinks.nl/node/77379 -
Katinka Eikelenboom, ‘De Helling leest: Einde aan de groei’ (Bespreking van het boek Einde aan de groei. Ons aanpassen aan de nieuwe economische
http://bureaudehelling.nl/artikel/dehelling-leest-einde-aan-de-groei - End of Growth. realiteit van Richard Heinberg);
-
Pepijn Vloemans, ‘De Helling leest: De energieke samenleving’ (Bespreking van het rapport De energieke samenleving van Maarten Hajer);
http://bureaudehelling.nl/artikel/de-helling-leest-de-energiekesamenleving
11
-
Tim Jackson
Prosperity without Growth The transition to a sustainable
economy (rapport van de Sustainable Development Commission o.l.v. Tim Jackson), 2009. -
Maarten Hajer,
De energieke samenleving. Op zoek naar een
sturingsfilosofie voor een schone economie, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving, 2011. -
The Green New Deal Group,
A Green New Deal. Joined-up policies to solve
the triple crunch of the credit crisis, climate change and high oil prices, London: New Economics Foundation, 2008. Rapporten Grondstoffen en Energie: -
Gerben Hieminga en Stafan van Woelderen,
Hernieuwbare energie in
Nederland tot 2020. Investeringskansen voor de energietransitie naar een koolstofarme economie, Amsterdam: ING, 2011. -
Detlef van Vuuren en Albert Faber
Growing within limits. A Report to the
Global Assembly 2009 of the Club of Rome, Netherlands Environmental Assesment Agency, Bilthoven, 2009. -
Een mooi achtergronddocument over de problematiek en beleidsvragen rond grondstoffenschaarste is de studie
Scarcity and transition. Research
questions for future policy van Arnoud Passenier en Maarten Lak. Artikelen over maatschappelijk verantwoord ondernemen: -
Jan Rotmans,
MVO is niet duurzaam, 27 januari 2012.
-
Jan Rotmans,
MVO is niet duurzaam: deel II, 6 februari 2012.
Boektitels: Bijna allemaal via internet te bestellen of als e-book te lezen: -
Paul Gilding, The Great Disruption, Bloomsbury Press, 2011.
-
Ruud Koornstra, Wat Led je? Met een lampje de wereld redden, Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2009.
-
Umair Haque, Betterness: Economics for Humans. Kort inspirerend manifest voor 3 dollar te downloaden van HBR.
12
Wil je liever kijken dan lezen? -
Interview met Tim Jackson door Daphne Bunskoek over het rapport dat hij schreef voor de Commissie Duurzame Economie van de Britse regering.
-
Interview met top econonoom Jeremy Rifkin
13