DOSSIER
deFensie de visie van de n-VA
inhoud voorwoord
4-5
besParingen en hervormingen
6-7
investeringen
10-11
Personeelsbeleid
12-13
militaire oPeraties
14-15
internationale samenwerking
16-17
Verandering voor Vooruitgang, ook voor defensie
van links naar rechts: theo Francken, jan jambon, karolien grosemans, karl vanlouwe en bert maertens
De N-VA wil een performant en veelzijdig inzetbaar leger. Maar de huidige uitdagingen op het vlak van budget, beleid, personeel en investeringen zijn enorm. De afgelopen jaren werd reeds verschillende malen vanuit Defensie en de militaire vakbonden gewezen op de verpletterende verantwoordelijkheid van de politiek. De dominerende visie van het laatste decennium was er een van besparingen. Voor een positieve, toekomstgerichte visie bleek geen plaats.
Meer samenwerking leidt tot meer efficiëntie. De N-VA kiest daarom resoluut voor een leger van de Lage Landen, waarbij alle BENELUX-landen hun materieel en middelen bundelen. In vier stappen kunnen we dit bereiken. Alleen zo kunnen we met de schaarse middelen die Defensie nog voorhanden heeft een veelzijdig en performant leger behouden. Een goede visie kan alleen tot stand komen door studeerwerk en dialoog. De afgelopen jaren hebben onze federale Kamerleden Jan Jambon, Theo Francken, Karolien Grosemans, Bert Maertens en senator Karl Vanlouwe niet stilgezeten in de commissies Landsverdediging. Zij gingen geregeld het terrein op om militaire basissen te bezoeken, om de vakbonden te consulteren en om met de militairen te spreken.
Ook het leger heeft nood aan verandering voor vooruitgang. Tijdens de komende legislatuur zullen verschillende knopen moeten worden doorgehakt. Om Defensie een volgende fase in te loodsen, opteren we onder andere voor een stabiel budget, nieuwe investeringen, een flexibel personeelsbeleid, meer aandacht voor welzijn en meer internationale samenwerking.
Op naar een Leger van de Lage Landen
Staven samenvoegen Eenheden samenvoegen Samen uitvoeren
Samen organiseren
[5]
Besparingen en Hervormingen Analyse
Aantal militairen (in duizendtallen)
1990 1995 2000 2005 2009 2010 2011 2012 2013
Budget (incl. pensioenen in miljoen euro)
2008 2009 2010
2011 2012 2013
Sinds het einde van de Koude Oorlog is ons leger in transformatie. De laatste 15 jaar zijn er maar liefst 4 hervormingsplannen op tafel gelegd. Het doel van deze hervormingen is om het leger te moderniseren met het oog op deelname aan internationale militaire interventies. In diezelfde periode is het aantal werknemers bij Defensie met bijna 33 procent verminderd. In 2000 telde het personeelsbestand nog 47 500 personeelsleden. Bijna 15 jaar later staat de teller op ongeveer 32 000 personeelsleden. Het budget kende een gelijkaardige evolutie. Op 10 jaar tijd (2002-2012) namen de beschikbare financiële middelen met meer dan 27 procent sterk af. Het gaat om een besparing van bijna 1 miljard euro in constante prijzen. De besparingen op het defensiebudget zijn dus regelmaat geworden. Hier is men zich ook in regeringskringen van bewust. Zo zei minister De Crem in mei 2011 in het halfrond over de aanhoudende budgetcoupures: “on a déja donné”. Toch is het budget tijdens deze legislatuur met ongeveer 400 miljoen euro gedaald. De regering bewijst dus lippendienst aan de militairen, maar steekt hen bij elke begrotingscontrole een mes in de rug. Telkenmale onder het motto “deze besparing zal niet gevoeld worden”. Een gevolg van deze besparingen is dat elk hervormingsplan voorbijgestreefd was voordat het volledig tot uitvoer gebracht kon worden. Zo stelde Charles-Henri Delcour, het vorige hoofd van Defensie, in 2010 vast dat de voorziene budgetten voor de hervormingen in de periode 2000-2008 met 12,6 procent waren verminderd. Indien het budget en het personeelsbestand niet stabiel kunnen blijven, stelde de generaal, kunnen verdere herstructureringen niet worden vermeden.
Visie Het spreekt voor zich dat elk departement in tijden van budgettaire crisis moet besparen. Defensie heeft echter al disproportioneel veel bespaard. In de periode 2009-2012 verminderde het federale ambtenarenbestand met 10 000 personeelsleden, waarvan 6 000 van het departement Defensie. Toch wordt keer op keer het leger verplicht om bijkomende besparingen te verrichten, met ernstige schade aan de defensiecapaciteiten tot gevolg. Defensie zit gevangen in een vicieuze cirkel van besparingen en hervormingen. Defensie heeft nood aan een stabiel budget. We willen werken met “defensieakkoorden”, zoals in Frankrijk en Denemarken. Hierbij worden het defensiebeleid, de opdrachten en de daarvoor voorziene (financiële) middelen verankerd in akkoorden die lopen over een langere termijn. Deze akkoorden moeten tot stand komen na een debat in het parlement om een zo groot mogelijk draagvlak te verzekeren. Ook moet Defensie blijven inzetten op een goede communicatie met de bevolking. Een heldere communicatie over de taken en opdrachten van het leger draagt bij aan een positief imago van het leger en zijn militairen.
Verandering
1. Financiële stabiliteit voor het defensiebudget
2. De invoering van defensieakkoorden
3. Blijvende aandacht voor een heldere communicatie
[7]
Investeringen Analyse
Uitgavenposten (2013)
Defensie
Personeel
NAVO voorschrift
Werking
Investeringen
Defensie investeert onvoldoende. Volgens de normen die de NAVO oplegt, zou een modern leger ongeveer 20 tot 25 procent van zijn budget moeten investeren. De laatste jaren zat onze Defensie in de staart van het NAVO-peleton: tussen 2008 en 2013 werd ongeveer 7 procent van het budget geïnvesteerd in hoofdmaterieel. Geen enkel NAVO-land deed slechter. Wanneer Defensie dan wel investeert, worden sommige dossiers uit politieke overwegingen geblokkeerd. Dit was het geval voor de bestelling van bijkomende pantserwagens van het type MPPV, AIV, LMV en RRV. Ondanks de duidelijke vraag van de landcomponent voor bijkomende voertuigen werden deze dossiers om nog onduidelijke redenen tegengehouden in de ministerraad. De grote investeringsdossiers - zoals de vervanging van de F-16’s, fregatten en mijnenjagers - werden bovendien steevast op de lange baan geschoven. Wanneer de minister er toch een uitspraak over deed, rolden de regeringspartners ruziemakend voor de voeten van de journalisten. De uitgestelde en geblokkeerde investeringsdossiers hebben een aanzienlijke impact op de werkomgeving van de militair. Defensie heeft vaak te weinig of te oud materieel en infrastructuur. Dat maakt het werk er niet aantrekkelijker of veiliger op.
Type
Aantal 2011 Nood
AIV
Tekort
138
242
104
MPPV
220
308
88
440
620
180
LMV
Type
Aantal 2014 Nood
RRV
Grote vervangings- projecten
F-16 MCM Fregat
0
111
Tekort 111
Uitgerekend Einddatum Budget vervanging
3-6 miljard EURo 0,5 miljard EURo 1,2 miljard EURo
2023 2025 2025
Visie De N-VA staat voor een weldoordacht investeringsbeleid binnen Defensie, gericht op de toekomst. We moeten ons leger uitrusten met de middelen die ons zullen toelaten om de dreigingen en uitdagingen van morgen het hoofd te bieden. Nederland heeft bijvoorbeeld aangekondigd om ondanks bijkomende besparingen toch 20 procent van het defensiebudget te blijven besteden aan investeringen. Verschillende instanties, zoals de NAVO, het Britse en het Nederlandse leger, zijn in hun analyses van alle mogelijke toekomstscenario’s tot dezelfde conclusie gekomen. De huidige ontwikkelingen op het vlak van demografie, globalisering, ecologie, politiek, technologie … doen het risico op conflicten in de komende decennia alleen maar toenemen. Om deze toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, moeten we met onze bondgenoten een breed inzetbare mix van militaire capaciteiten blijven behouden en deze verder aanpassen aan de veiligheidsuitdagingen van morgen. Dit betekent dat onze Defensie slim zal moeten investeren naar de toekomst toe. Zo moet altijd de afweging worden gemaakt of men materiaal niet beter leaset in plaats van aankoopt. Militairen zouden ook meer betrokken moeten worden bij nieuwe aankopen. Zij hebben immers een berg gebruikservaring. Bij de investeringsdossiers moet ook altijd een internationale reflex worden gemaakt. Hierbij moeten we ons de vraag stellen of onze partners reeds een soortgelijke capaciteit hebben en of deze capaciteiten verder moeten worden versterkt. De gemeenschappelijke risico’s en financiële lasten verbonden aan deze capaciteiten moeten we billijk verdelen. De beslissing rond de grote investeringsprojecten zoals de F-16, de fregatten en mijnenjagers mogen niet langer worden uitgesteld. Het is tijd om deze dossiers tijdig voor te bereiden. Het parlement moet hier zeker bij worden betrokken.
Verandering
1. Meer investeren in materieel en infrastructuur
A. gericht op de toekomst B. synergie opzoeken met bondgenoten C. betrokkenheid van de gebruikers en het parlement
2. De noodzaak van de grote investeringsdossiers wordt tijdig bestudeerd en grondig voorbereid.
Uitstel van de beslissingen is niet wenselijk.
[ 11 ]
Personeelsbeleid Analyse Voor het huidige hoogtechnologische, professionele leger dat overal ter wereld ingezet kan worden, is er een groeiende nood aan goed opgeleid, gespecialiseerd personeel dat kan omgaan met hoogtechnologisch materieel.
Attritie tijdens de opleiding
Het aantrekken en behouden van voldoende, kwaliteitsvolle militairen blijft een probleem. Het aantal kandidaat-militairen die Defensie tijdens de opleiding verlieten, is hallucinant hoog: nauwelijks de helft van de militairen rondt zijn opleiding succesvol af. Deze trend vormt een enorme uitdaging voor de krijgsmacht. Maar er is hoop op beterschap. Lokale initiatieven tonen aan dat, mits de juiste aanpak, deze uitval teruggedrongen kan worden. In de Onderofficierenschool in Saffraanberg is men er vorig jaar bijvoorbeeld in geslaagd om de uitval in het eerste jaar van de opleiding terug te dringen tot 1 op 10, in tegenstelling tot de gebruikelijke 1 op 3. Bovendien werden vorig jaar een reeks statuutwijzigingen goedgekeurd die het beroep van militair terug aantrekkelijk moeten maken. Zo is het nu bijvoorbeeld mogelijk om een korte carrière van 8 jaar na te streven, waarna Defensie helpt bij de zoektocht naar een nieuwe job in de burgerwereld. Bij dit laatste is er echter nog werk aan de winkel: militairen hebben tot op heden geen enkele garantie op tewerkstelling na hun carrière. Defensie zal zich dus zo goed mogelijk moeten inspannen om de militair in transitieperiode naar een nieuwe job te begeleiden, wil men dat dit project kans heeft op slagen.
Rekrutering vs. afvloeiing 2006-2010 Instroom
Uitstroom
Het leger heeft ook een probleem met de fitheid van de militairen. In 2013 bedroeg het gemiddelde BMI van een militair 26,8 kg/m², wat neerkomt op matig overgewicht. In 2010 slaagde slechts 51 procent van de militairen voor hun sportproeven. 2006
2007
2008
2009
2010
Ondertussen heeft Defensie stappen genomen om dit probleem te verhelpen. In dat opzicht is het onbegrijpelijk dat tegelijkertijd werd beslist dat militairen niet meer tijdens hun werkuren mogen sporten.
Visie Door de transformatie van het leger bestaat er een groeiende vraag naar personen met diverse vaardigheden en competenties: door de opmars van de cyberdimensie is er steeds meer vraag naar ICT-experten. Het hoogtechnologische materieel waarmee Defensie werkt vraagt dan weer personeel dat technisch goed opgeleid is. De operaties waaraan onze militairen deelnemen, onderstrepen dan weer het belang van een goed inzicht in de sociale en culturele dynamiek in een conflictgebied, naast “puur militaire” vaardigheden. Er is nood aan een toekomstgericht rekruterings- en militair onderwijsbeleid dat erin zal slagen om de beste kandidaten in een erg competitieve arbeidsmarkt aan te trekken. De rekrutering moet hierbij zoveel mogelijk een weerspiegeling zijn van onze diverse samenleving, onder andere op het vlak van gender en etnische afkomst. Deze diversiteit zorgt voor verschillende, elkaar aanvullende vaardigheden en versterkt de capaciteit van de defensiesector voor verandering, innovatie en vooruitgang. Bovendien moet de vraag worden gesteld of voor sommige functies, zoals in de administratie en voor economisch-, ecologisch-, of management-gerelateerde functies, militaire profielen nodig zijn. Ook burgers zouden deze functies, na een op maat gemaakte militaire opleiding, kunnen invullen. Ook het militaire onderwijssysteem moet onder de loep genomen worden. Hierbij moet gestreefd worden naar een optimale samenwerking met de onderwijsinstellingen in de burgerwereld. De militaire onderwijsinstellingen blijven zich toespitsen op militaire disciplines en vaardigheden. Voor de N-VA is het cruciaal dat we het imago van het leger en de aantrekkelijkheid van het militaire beroep verbeteren. Flexibiliteit kan daarbij helpen want voor velen blijft de combinatie van een gezinsleven met een professionele carrière belangrijk. Dit vraagt om de ontwikkeling van duidelijke carrièrepaden en een blijvende aandacht voor een sociaal beleid en personeelsbeleid. De invoering van een militaire loopbaan van beperkte duur is in dit kader een stap in de goede richting. Het leger zal zich zoveel mogelijk moeten inspannen voor de begeleiding van de militairen naar de civiele arbeidsmarkt. In Luxemburg hebben kortetermijnmilitairen bijvoorbeeld voorrang wanneer ze solliciteren voor bepaalde beroepscategorieën zoals bij de politie of de brandweer. Zulke garanties zullen de aantrekkelijkheid van het beroep alleen maar verbeteren. Militair zijn is een beroep dat niet zonder gevaar is. Dat betekent niet dat het welzijn en de veiligheid van de militairen moeten verwaarloosd worden. Integendeel: het zou meer aandacht moeten krijgen op alle niveaus en binnen alle beleidsdomeinen. Waar nodig moeten we het beleid bijsturen. Zo moeten de militairen bijvoorbeeld de mogelijkheid blijven krijgen om te sporten tijdens de werkuren. Het beroep van militair is fysiek en het fit blijven mag niet ontmoedigd worden door de werknemers de mogelijkheid tot sporten te ontnemen.
Verandering
1. Een flexibel personeelsbeleid en loopbaanbegeleiding 2. Meer aandacht voor meer diversiteit 3. Militairen voor militaire functies, burgers voor burgerfuncties 4. Meer samenwerking tussen het militaire en burgeronderwijs 5. Blijvende aandacht voor het welzijn en de veiligheid van de militairen (vb. sport op het werk) [ 13 ]
militaire operaties AnAlyse Onze militairen zijn actiever dan ooit aanwezig in het buitenland. Gedurende de laatste jaren werden onze militairen ingezet in Afghanistan, Libanon, DR Congo, Benin, Ivoorkust, Libië, de Caraïben, Tsjaad, Mali, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Antarctica, de Hoorn van Afrika …
Legende
Operaties 2014 Actieve missie
Geplande / afgelopen missie
BALTISCHE STATEN
- Patrouilleren luchtruim - Ontmijning Oostzee
MIDDELLANDSE ZEE
AFGHANISTAN - Bijdrage ISAF-missie
- Patrouilleren
MALI
LIBANON
- Bescherming Europese Trainingsmissie
- Ontmijning
HOORN V AN AFRIKA
BENIN
- Bescherming tegen Piraterij
- Militair Partnerschap
CENTRAAL AFRIKAANSE REPUBLIEK - Luchttransport
DR CONGO - Militair Partnerschap - Ondersteuning VN-Missie
BURUNDI - Militair Partnerschap
OEGANDA - Training Oegandese Soldaten
De inzet is echter zeer gefragmenteerd, wat een bijkomende logistieke en financiële last met zich meebrengt. Deze extra kosten gaan gepaard met een zakkend ambitieniveau: Defensie beoogde in 2008 om 1 200 militairen continu in te zetten. Gedurende de laatste jaren waren er gemiddeld ongeveer 800 militairen in het buitenland. Het absolute dieptepunt werd bereikt in april 2013, toen nauwelijks 580 militairen zich in het buitenland bevonden.
Militairen in het buitenland (situatie maart 2014) 200 150 100 50 0 Afghanistan Libanon
Mali
DR congo
CAR
Burundi
De informatievoorziening van de regering aan het parlement moet beter. Voorafgaand aan de operaties in Libië en Mali werden vergaderingen georganiseerd waarbij de Kamerleden en senatoren werden geïnformeerd over de nakende inzet van militairen. Deze goede voornemens verdwenen echter volledig bij de deelname aan de operaties in de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Visie Defensie heeft als doel de vrede en stabiliteit in de wereld te bespoedigen en de internationale rechtsorde te beschermen. Daarom mogen onze militairen slechts in buitenlandse conflicten worden ingezet wanneer de Verenigde Naties hiertoe groen licht geven. Bij voorkeur komen we tussen binnen NAVO- of EU-verband, afhankelijk van de militaire operaties. Er moet gekeken worden of we onze inzet niet beter kunnen rationaliseren. Het einddoel hiervan is om efficiënter met de middelen om te springen om zo onze totaalbijdrage te verhogen. Hierbij moet de focus liggen op opdrachten waarbij onze deelname broodnodig is en waarbij onze expertise een toegevoegde waarde kan betekenen. We pleiten ervoor om de regering een informatieplicht op te leggen, zoals dat in een aantal buurlanden het geval is. De Nederlandse regering is verplicht om het parlement in een eerste instantie op de hoogte te stellen van een intentie tot inzet. Nadat de regering de beslissing heeft genomen om het leger in te zetten, volgt een tweede informatieronde waarbij de parlementsleden in detail worden geïnformeerd over de inzet en de mogelijke impact op verschillende vlakken. Daarna volgt een regelmatige rapportering over het verloop van de operaties, gevolgd door een eindevaluatie. Zo’n informatieverstrekking komt de transparantie van de besluitvorming alleen maar ten goede, wat op zijn beurt de legitimiteit van risicovolle opdrachten alleen maar vergroot.
Verandering
1. Minder missies, maar meer militairen in het buitenland
2. Informatieplicht bij deelname aan nieuwe missies
[ 15 ]
Internationale samenwerking Analyse De operaties in Libië hebben bewezen dat het nog steeds erg moeilijk is voor Europa om militair op eigen benen te staan. Zonder de ondersteuning van de VS blijft het voor landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk moeilijk om intensieve interventies over een langere termijn tot een goed einde te brengen. De NAVO blijft dus nog steeds de belangrijkste hoeksteen voor ons veiligheidsbeleid. Het Europese buitenlands- en veiligheidsbeleid schiet vaak te kort. De EU slaagt er niet in om tijdig en krachtig te reageren op buitenlandse crisissen. Daadwerkelijke (militaire) tussenkomsten zoals in Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek blijven daardoor afhangen van een kleine groep bereidwillige landen. Deze situatie ondergraaft de Europese solidariteit. De EU Battlegroups, de snelle interventiemacht van de EU, werden bijvoorbeeld nog nooit ingezet. Dit komt niet alleen omdat er vaak een gebrek is aan politieke consensus over militaire operaties, maar ook omdat alle financiële kosten en risico’s bij de landen blijven die troepen leveren. Pooling & sharing is een mantra dat de laatste jaren steeds luider klinkt. Vele Europese landen kreunen onder de besparingen, wat een impact heeft op de legers van die landen. Door hun steeds schaarser wordende middelen te bundelen en te delen hoopt men via schaalvergroting meer efficiëntie te bekomen. Ondanks de populariteit van dit concept is er de laatste tijd op Europees niveau weinig bijkomende vooruitgang geboekt. De BENELUX-marinesamenwerking geldt als de meest succesvolle vorm van pooling & sharing. Het samenwerkingsverband is één van de meest verregaande in de wereld: de BENELUX-landen beheren alle maritieme middelen gezamenlijk en er bestaat zelfs een gezamenlijk commando: de Admiraliteit BENELUX. Gedurende de laatste legislatuur werden verschillende stappen genomen om deze BENELUX-militaire samenwerking op ander vlakken uit te breiden, zoals door een akkoord op de gemeenschappelijke luchtruimverdediging, de oprichting van een gemeenschappelijk opleidingscentrum voor para’s …
Visie Voor de N-VA blijven de NAVO en de Europese Unie de twee hoekstenen voor de Europese veiligheidsarchitectuur. De NAVO blijft immers het enige samenwerkingsverband capabel om (intensieve) militaire missies uit te voeren. Het einddoel van internationale militaire samenwerking is en blijft daarom een Europese krijgsmacht binnen een NAVO-kader. Dat is helaas niet haalbaar in de nabije toekomst. Een militair project voor de Benelux kan een belangrijke tussenstap zijn. Door internationaal met deze landen samen te werken, kunnen we de militaire inspanningen beter op elkaar afstemmen. Dat leidt tot een meer efficiënte en performante defensie. De marinesamenwerking tussen de BENELUX-landen is zo al decennialang één van de meest succesvolle en verregaande vormen van militaire coöperatie. Defensie moet deze samenwerking met Nederland en Luxemburg verder uitbreiden naar de andere legercomponenten, met als einddoel de integratie tot een “leger van de Lage Landen”. Via schaalvergroting kan op termijn nog efficiënter omgesprongen worden met de schaarse middelen. Het doel van dit BENELUX-militair project is de creatie van een “leger van de Lage Landen”, waarbij alle legers onder eenzelfde commando (kunnen) opereren. Bijkomende geïnteresseerden kunnen aansluiten bij dit samenwerkingsverband: het einddoel van een leger van de Lage Landen blijft nog altijd om de Europese militaire samenwerking te stimuleren.
Verandering
1. Vanuit de BENELUX-samenwerking werken naar een “leger van de Lage Landen”
• Samen hetzelfde materieel aankopen • Samen opleiding, vorming, training, logistiek, onderhoud, doctrine, ... organiseren
• Samen taken uitvoeren • Vb. search & rescue, luchtruimverdediging, luchtruimbewaking, medische steun, luchttransport
• Oprichten van tri- en binationale eenheden en vormingsorganen (op het niveau brigade) • De eenheden op het niveau bataljon blijven nationaal
• Samenvoegen van de staven en departementen
[ 17 ]
Theo Francken Kamerlid www.theofrancken.be
[email protected]
Karolien Grosemans Kamerlid www.karolien-grosemans.be
[email protected]
Jan Jambon Kamerlid www.janjambon.be
Bert Maertens Kamerlid
mei 2014
[email protected]
www.bertmaertens.be
Karl Vanlouwe Senator www.karlvanlouwe.be
[email protected]
www.legervandelagelanden.be Koningsstraat 47 bus 6, 1000 Brussel tel. 02 219 49 30 –
[email protected] – www.n-va.be
v.u.: Karolien Grosemans, Kerkstraat 74, 3540 Herk-de-Stad
[email protected]