DOPING IN DE WIELERSPORT, HOE NU VERDER? Een onderzoek naar hoe, met welke partijen en met welke (rechts-) instrumenten de wielersport het dopingprobleem succesvol kan aanpakken.
Naam Opleiding Studentnummer Universiteit Begeleider Datum
Sylvia Verbiest Master Arbeidsrecht 6186971 Universiteit van Amsterdam Roberto Branco Martins 20 juli 2013
VOORWOORD Al een tijdje was ik aan het stoeien met ideeën over waar ik mijn afstudeeronderzoek over wilde gaan schrijven. Ik heb me destijds ingeschreven voor het vak Arbeid en Sport wat me erg leuk leek en dat bleek uiteindelijk ook zeker aan mijn verwachtingen te voldoen. Er werd een gastcollege gegeven door Mr. Michiel van Dijk over onder andere dopinggebruik in de sport en het atypische karakter van de topsporter. Naar aanleiding van dat gastcollege heb ik besloten om mijn onderzoek binnen dit onderwerp te zoeken. Kort hierna volgde het rapport van het United States Anti-Doping Agency over Lance Armstrong. Dit zorgde ervoor dat het onderwerp dopinggebruik in de wielersport een veelbesproken onderwerp werd in de media en bij belangenorganisaties. Het rapport laat zien hoe groot het dopingprobleem eigenlijk is en hoe belangrijk het is dat er iets moet veranderen in de wielersport.
Nadat ik mijn laatste vakken had afgerond ben ik begonnen met het brainstormen naar een goede probleemstelling. Samen met mijn begeleider, Mr. Roberto Branco Martins, heb ik eerst een goede structuur ontworpen waarmee ik aan de slag kon. Ik heb met veel plezier aan mijn onderzoek gewerkt, deels omdat het een onderwerp is waar ik veel affiniteit mee heb maar ook omdat het onderwerp heel erg actueel is. Tot op de dag van vandaag staan de kranten er vol mee waardoor ik tijdens het schrijven van mijn scriptie veel input heb gekregen vanuit allerlei hoeken.
Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om mijn begeleider te bedanken voor de hulp die hij mij heeft geboden tijdens het schrijven van dit onderzoek. Als ik ergens niet uitkwam heeft hij mij weer goed op weg geholpen zodat ik weer verder kon.
Amsterdam, Juli 2013
Sylvia Verbiest
1
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De geschiedenis van doping De strijd tegen doping Doping in het wielrennen Probleemstelling
4 4 4 5 5
2.
7 7 7 8 8 8 9 10 10
Het atypische karakter van de arbeidsovereenkomst van de beroepsrenner Arbeids- en rusttijden Ketenregeling ex art. 7:668a BW Beëindigingsvergoeding Anti-doping regelgeving Sponsoren Whereabouts Binding met KNWU Conclusie
3. Structuur van de wielersport 3.1. Organisatorische structuur Internationaal Olympisch Comité Union Cyclist Internationale Union Européenne de Cyclisme Koninklijke Nederlandsche Wieler Unie Werkgever(s) en werknemer(s) organisaties World Anti-doping Agency Nationale Anti-doping organisaties 3.2. Juridische structuur Tuchtcolleges CAS
12 12 12 13 14 14 15 15 16 17 17 18
4. Problemen bij het huidige anti-doping beleid 4.1. Problemen voor het USADA rapport Tuchtcommissies Dopinglijst Whereabouts Bewijsmiddelen Sanctiebeleid 4.2. Problemen na het USADA rapport Bekentenissen Managementteams Conclusie
19 19 19 19 20 21 21 23 25 26 27
5. Juridische instrumenten De Europese Sociale Dialoog
28 28 2
Wat is de sociale dialoog De sociale partners De onderwerpen van de sociale dialoog Implementatie van nieuwe dopingwetgeving Conclusie
28 29 30 31 32
6. Conclusie
33
BIJLAGE A: Voorbeeld van een arbeidsovereenkomst KNWU
35
BIJLAGE B: Het nationale dopingreglement
49
BIJLAGE C: Samenvatting van het USADA rapport
90
LITERATUURLIJST
95
3
1. Inleiding
De geschiedenis van doping Dopinggebruik onder topsporters vormt al decennialang een groot probleem. Het gebruik van doping is zeker niet van de laatste tijd, al eeuwen worden bepaalde kruiden of planten gebruikt door stammen om hun stimulerende effecten. Vanaf de 19de eeuw is er documentatie over het gebruik van doping tijdens sportwedstrijden. In 1879 startte de eerste wielerzesdaagse waarbij wielrenners 144 uur aaneengesloten moesten fietsen. 1 Het was, door de slopende race, niet gek dat de deelnemers stimulerende middelen gebruikten. Verzorgers en trainers experimenteerden met middelen om zo het uithoudingsvermogen van hun wielrenners te verhogen. De acceptatie van stimulerende middelen tijdens sportwedstrijden begon af te nemen op het moment dat sporters hierdoor kwamen te overlijden. In 1886 was Arthur Linton vermoedelijk de eerste sporter die tijdens een fietswedstrijd door het gebruik van stimulerende middelen overleed.2 De eerste dopingcontrole op de Olympische Spelen werd uitgevoerd door het International Olympisch Comité (hierna te noemen: IOC) in 1968. 3 De eerste dopingzondaar van de Olympische Spelen was daarmee een feit. De Zweed Hans-Gunnar Liljenwall werd positief getest op alcohol. 4 Met hem werd ook meteen het hele Zweedse team gediskwalificeerd en moesten zij de bronzen medaille inleveren. Zijn verklaring voor zijn alcoholgebruik was dat hij voorafgaand aan het onderdeel pistoolschieten twee biertjes had gedronken om zijn zenuwen onder controle te krijgen. De strijd tegen doping De strijd tegen doping heeft sindsdien een vlucht genomen. Er wordt gestreefd naar een dopingvrije sport, een schone sport. Vooral in de wielersport is het een probleem dat steeds vaker de sport lijkt onder te sneeuwen. Grote krantenkoppen met onthullende informatie over prominente wielrenners die beschuldigd worden van het gebruik van doping is geen ongewoon verschijnsel. Sinds 1999 is de strijd tegen doping pas echt losgebarsten en zijn overkoepelende instanties zoals het Wereld Anti-Doping Agentschap (hierna te noemen: WADA) opgericht om deze strijd wereldwijd aan te gaan. Het WADA stelt jaarlijks een dopinglijst samen van alle verboden middelen die mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid, prestatiebevorderend zijn of in strijd zijn met de geest van de sport. Het agentschap heeft tot doel het ‘bevorderen, coördineren en bewaken van de strijd tegen doping in alle takken van de sport’. 5 Daarnaast houden ze zich bezig met wetenschappelijk onderzoek, voorlichting, het ontwikkelen van antidopinginstrumenten en het bewaken van de implementatie van de mondiale 1
Barlette, Gratton & Rolf, Encyclopedia op International Sports Studies, blz 367 F. Pampel, Drugs and Sports, blz. 192 3 D. Thieme en P. Hemmersbach, Doping in Sports: Biochemical Principles, Effects and Analysis, blz 8 4 D.Rosen, Dope: a History of Performance Enhancement in Sports from the Nineteenth Century to Today, 2008, blz. 37 5 www.europa-nu.nl 2
4
antidopingcode. 6 In Nederland is in 2006 de Stichting Anti-Doping Autoriteit opgericht (hierna te noemen: de Dopingautoriteit), een onafhankelijke organisatie die zich in Nederland bezig houdt met onderzoek, voorlichting geven, ontwikkelen en bewaken van de anti-dopingregelgeving en het voeren van juridische procedures. 7 Doping in het wielrennen Sinds het openbarende onderzoeksrapport 8 van het United States Anti-Doping Agency (hierna te noemen: USADA) in oktober 2012 de dopingpraktijken rond het U.S Postal Team (met als hoofdrolspeler Lance Armstrong) aan het licht heeft gebracht, regent het bekentenissen van dopingzondaars in het wielrennen. Niet alleen wielrenners van de Nederlandse Rabobank-ploeg hebben bekend doping te hebben gebruikt maar ook teams die wereldwijd een prominente rol hebben gespeeld in het wielrennen hebben zich er schuldig aan gemaakt. De omvang van het dopingprobleem is groot, binnen het U.S Postal team waren artsen, managementteams en teamleiders op de hoogte van het dopinggebruik van de wielrenners. Probleemstelling Het onderzoeksrapport van het USADA heeft laten zien dat, ondanks alle maatregelen die genomen zijn in de strijd tegen doping, het huidige anti-doping beleid heeft gefaald. Uit de bekentenissen en verklaringen van de wielrenners en andere betrokkenen valt te concluderen dat dopinggebruik geen ongewoon verschijnsel was en dat de top van de sport er zich vrijwel allemaal schuldig aan heeft gemaakt. Niet alleen wielrenners hebben het boetekleed aan moeten trekken maar ook ploegartsen, ploegleiders en hun managementteams. In het rapport wordt door een verklaring van Floyd Landis zelfs het Union Cycliste Internationale (hierna te noemen: UCI), de internationale wielerbond, in twijfel getrokken die een positieve dopingtest van Armstrong zou hebben verdoezeld tegen betaling van een grote som geld door Armstrong zelf. 9 Met zoveel betrokkenen bij deze dopingproblematiek wordt het probleem alleen maar ingewikkelder om op te lossen. Om het dopingprobleem in kaart te kunnen brengen is het van belang dat er een duidelijk beeld wordt geschetst over de huidige situatie in de wielersport. Daarom is de centrale vraag: hoe, met welke partijen en met welke (rechts-) instrumenten kan de wielersport het dopingprobleem succesvol aanpakken? Ten eerste is het van belang om te kijken naar hoe de wielersport juridisch en organisatorisch is ingericht. Wielrenners zijn onderworpen aan het tuchtrecht. Door het atypische karakter van hun arbeidsovereenkomst zijn zij onderworpen aan andere wet- en regelgeving dan een ‘normale’ 6
www.europa-nu.nl www.dopingautoriteit.nl 8 Report on Proceedings under the world anti-doping code and the USADA protocol, USADA vs. Armstrong, 2012 9 Idem, blz. 51 7
5
werknemer op de arbeidsmarkt. Menig sportrechtjurist is van mening dat er veel tekortkomingen zijn in de huidige methode om sporters te berechten via het tuchtrecht. De zware sancties die op dopinggebruik worden gelegd en de strenge ‘whereabouts’ -regels hebben tot dusver niet het beoogde effect gehad in de strijd tegen dopinggebruik. Voordat er vooruit gekeken kan worden moet eerst gekeken worden naar de gebreken in het huidige stelsel; tuchtcolleges, het huidige sanctiebeleid, de whereabouts- regeling en de dopinglijst worden onder de loep genomen in dit onderzoek. Ook het onlangs gepubliceerde rapport van de USADA zal besproken worden in dit onderzoek. Het rapport van het USADA is relevant voor dit onderzoek omdat het een duidelijke weergave geeft over de scoop van het dopingprobleem die nu speelt. Zo kunnen de belangrijkste knelpunten van de dopingwetgeving in kaart worden gebracht. Tenslotte ga ik onderzoeken hoe, met welke partijen en met welke juridische instrumenten de dopingproblematiek aangepakt kan worden.
6
2. Het atypische karakter van de arbeidsovereenkomst van de beroepsrenner Beroepssporters sluiten vaak een arbeidsovereenkomst met een sportvereniging, sponsorploeg of een aan een vereniging gelieerde stichting10. De invulling en uitvoering van de arbeidsovereenkomst van een beroepssporter is op verschillende aspecten anders dan de arbeidsovereenkomst die men tegenkomt in andere beroepsgroepen. De arbeidsovereenkomst tussen de professionele wielrenner (hierna te noemen: profrenner of beroepsrenner) als werknemer en zijn werkgever heeft vaak het karakter van een minimumovereenkomst waarin de belangrijkste onderwerpen ‘minimaal’ geregeld worden en ruimte wordt gegeven om ten gunste van de werknemer af te wijken van de overeengekomen minimumbepalingen. 11 Hieronder volgt een vergelijking van de belangrijkste verschillen tussen de arbeidsovereenkomst van een beroepsrenner en een ‘gewone’ werknemer. Arbeids- en rusttijden Ten eerste heeft een profrenner een relatief korte carrière in vergelijking met werknemers in andere beroepsgroepen. Ook zijn de werktijden anders dan die bij een ‘normale’ arbeidsovereenkomst worden overeengekomen. De ‘normale’ werknemer met een arbeidsovereenkomst dient zich te houden aan de arbeids- en rusttijden zoals die in het arbeidstijdenbesluit staan. 12 Profrenners hebben geen regelmatige werktijden, ze moeten veel reizen voor trainingen en wedstrijden en trainen veel door de weeks en in de weekeinden. Werken buiten de afgesproken werktijden wordt doorgaans als normaal gezien bij een arbeidsovereenkomst van een topsporter. 13 In art. 2.1:2 lid 3 van het Arbeidstijdenbesluit is een uitzondering gemaakt wat betreft de arbeids- en rusttijden voor beroepssporters die uitsluitend of in hoofdzaak hun levensonderhoud voorzien door middel van het beoefenen van een sport. 14 Deze groep hoeven zich niet te houden aan de arbeids- en rusttijden die geregeld zijn in het Arbeidstijdenbesluit. Ketenregeling ex art. 7:668a In de collectieve arbeidsovereenkomst (hierna te noemen: CAO) voor beroepsrenners15 is bepaald, in afwijking van art. 7:668a BW, dat alle tussen partijen aangegane arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, steeds gelden als aangegaan voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst eindigt door het verstrijken van de overeengekomen duur en kan niet worden omgezet (na 3 opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd) in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De ketenregeling van art. 7:668a geldt dus niet voor beroepsrenners. Een partij die wenst op te zeggen dient dit drie maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst kenbaar te maken, anders wordt de arbeidsovereenkomst stilzwijgend verlengd met één jaar.
10
http://www.beroepssporters.nl/200/werknemers.html De cao is te vinden op www.beroepssporters.nl/1600/arbeidsovereenkomst.html 12 Arbeidstijdenbesluit, geldend op 22-12-2011 13 http://www.sportwerkgever.nl 14 D.J.J Korver en J. van Drongelen Arbeids- en rusttijden in de (wieler)sport, Tijdschrift voor Sport & Recht 2012-4 15 CAO Beroepsrenners Nederlandse Wielerploegen 2010-2012 11
7
Voor profrenners mag, op grond van art. 10 CAO, geen proeftijdbeding worden overeengekomen in tegenstelling tot de optie die de ‘normale’ werkgever heeft om wel een proeftijdbeding overeen te komen in de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:676 BW. Beëindigingsvergoeding De beroepsrenner die een arbeidsovereenkomst heeft gehad die meer dan drie opeenvolgende jaren heeft geduurd en door de werkgever wordt opgezegd heeft recht op een beëindigingsvergoeding krachtens art. 11 CAO (behoudens de werknemer aan de drie genoemde voorwaarden voldoet voor een beëindigingsvergoeding).
De
beëindigingsvergoeding
wordt
berekend
volgens
de
kantonrechtersformule zoals deze ook geldt in het normale arbeidsovereenkomstenrecht. De profrenner
is
dus
gegarandeerd
(indien
hij
aan
alle
voorwaarden
voldoet)
van
een
beëindigingsvergoeding, terwijl het bij de ‘normale werknemer’ sterk afhankelijk is van welke ontslagroute een werkgever kiest bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of hij een beëindigingsvergoeding (of ontslagvergoeding) ontvangt. In het arbeidsovereenkomstenrecht mag de werkgever bepalen via welke ontslagroute hij zijn werknemer ontslaat. Hij kan ervoor kiezen om de arbeidsovereenkomst met zijn werknemer op te zeggen bij het UWV. Hierbij dient hij rekening te houden met de geldende opzegtermijn en opzegverboden. Indien hij sneller van zijn werknemer af wil kan hij ervoor kiezen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden bij de kantonrechter. Dit is een relatief korte procedure waarbij de opzegtermijnen en opzegverboden niet in acht genomen hoeven te worden. Vaak is de beëindigingsvergoeding via deze route hoger dan bij een opzegging. Anti-doping regelgeving Kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst van een profrenner zijn ook de bepalingen die zijn opgenomen betreffende de anti-doping regelgeving. De beroepsrenner is verplicht zich te houden aan de anti-doping regelgeving opgesteld door het WADA. Deze regelgeving is opgenomen in de reglementen van de UCI alsook de nationale regelgeving van de Koninklijke Nederlandsche Wielerunie (hierna te noemen: KNWU). De beroepsrenner is verplicht mee te werken aan de controle daarop. 16 Een overtreding van de reglementen kan leiden tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op grond van dringende reden. Sponsoren Als laatste dient een profrenner ook rekening te houden met de reputatie en belangen van de betrokken sponsoren van de ploeg. Vaak worden bepalingen in de arbeidsovereenkomst opgenomen die betrekking hebben op de invulling van de relatie met de sponsoren. De reputatie van sponsoren kunnen in het geding komen wanneer individuele sporters of ploegen betrokken raken bij een schandaal.
16
Art. 18 van de cao voor Beroepsrenners Nederlandse Wielerploegen 2010-2012
8
Sponsoren trekken zich dan ook regelmatig terug en beëindigen het sponsorcontract als hun reputatie en goede naam dreigt te worden aangetast. Een recent voorbeeld van een sponsor die zich terug heeft getrokken uit de wielersport is de Rabobank. Zij maakten 19 oktober jl. bekend, naar aanleiding van het USADA rapport, te willen stoppen met de sponsoring, omdat zij niet meer overtuigd waren ‘dat de internationale professionele wielerwereld in staat is om een schone en eerlijke sport mogelijk te maken’. 17 Whereabouts Om dopingcontroles uit te kunnen voeren buiten wedstrijdverband om is er een systeem ontworpen door de Dopingautoriteit om topsporters, zo ook profrenners, te allen tijde te kunnen lokaliseren zodat de controles uitgevoerd kunnen worden. Het doel van het systeem is om de contact en verblijfplaatsen (de ‘whereabouts’) van profrenners te registreren, zodat de Dopingautoriteit weet waar ze de profrenners kunnen treffen voor een eventuele dopingcontrole. Het whereabouts-systeem is alleen van toepassing op topsporters, normale werknemers in andere beroepsgroepen kennen dit systeem helemaal niet. In tegendeel zelfs, bij ‘normale’ arbeidsverhoudingen moet de werkgever de privacy van de werknemer respecteren en eerbiedigen tijdens en buiten de werktijden om. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als een werkgever een vermoeden heeft dat een werknemer zich ernstig misdraagt, mogen werkgevers werknemers in hun privacy aantasten. In zulke gevallen mag een werkgever vergaande middelen inzetten om bijvoorbeeld gedrag te monitoren, denk aan videocamera’s ophangen of gesprekken afluisteren. Maar ook dan staat de werkgever niet altijd in zijn recht. Een kantonrechter heeft in een zaak geoordeeld dat het registreren van nummers waar een werknemer mee heeft gebeld buitenproportioneel is en een ernstige aantasting is van het privéleven van de werkenemer. 18 Logischerwijs heeft de werknemer buiten werktijden om een grotere mate van privacy die de werkgever dient te respecteren. Indien deze strenge privacy normen worden afgezet tegen het strikte whereabouts-systeem is het niet gek dat er veel opspraak is geweest over het intrinsieke karakter van het whereabouts-systeem. Zijn de verplichtingen van de Nederlandse Dopingautoriteit wel in verhouding met de inbreuk op de privacy van de topsporter of gaat de whereabouts-regeling veel te ver? Uit onderzoek, uitgevoerd door de Dopingautoriteit in 2010, blijkt dat het draagvlak voor de whereabouts-regeling relatief laag is.19 Dit komt mede doordat de sporters het als een inbreuk op hun privacy zien maar ook doordat het systeem veel van de sporter vraagt. In hoofdstuk 4.1 zullen de problemen rondom de whereabouts-regeling verder worden besproken.
17
www.rabosport.nl Kantonrechter Haarlem, 4 juli 2003, JAR 2003, 189 19 Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidopingbeleid, Nederland, 2010, blz 11 18
9
Binding met de KNWU In art. 18 van de CAO wordt bepaalt dat iedere beroepsrenner verplicht is de reglementen van de KNWU na te leven. 20 De beroepsrenner die deel wilt nemen aan de officiele wielerwedstrijden die georganiseerd worden door de UCI moet lid (ofwel licentiehouder) zijn van de KNWU. 21 De licentie bij de KNWU geeft het recht om deel te nemen aan de wielerwedstrijden. Ook bevestigt de beroepsrenner daarmee dat hij zich verbindt aan de regelementen en statuten van de KNWU.22 Conclusie Samenvattend is het duidelijk dat er veel meer flexibiliteit wordt verlangd van profrenners wat betreft vakanties, de proeftijd en arbeidstijden. De arbeidsovereenkomst van een profrenner is in de CAO verder geregeld. Hierin wordt bepaald dat profrenners zich aan de anti-doping regelgeving dienen te houden en dat profrenners bij vertrek of ontslag een beëindigingsvergoeding ontvangen. Op verschillende aspecten is de arbeidsovereenkomst van een topsporter anders dan die van een ‘normale’ werknemer. De belangrijkste verschillen worden hieronder nogmaals samengevat in tabel 1. Een voorbeeld van een arbeidsovereenkomst van een profrenner is weergegeven in Bijlage A. Normale werknemer -
Normale werknemer heeft een relatief
Beroepsrenner -
lange carrière (vanaf zijn 25ste levensjaar
Beroepsrenners hebben een betrekkelijk korte carrière als topsporter.
tot pensioenleeftijd). -
Regelmatige werktijden die doorgaans
-
Onregelmatige werktijden waarbij de
contractueel worden overeengekomen.
beroepsrenner veel moet reizen en
Arbeidstijdenwet geldt in beginsel wel.
trainen in het weekend. Arbeidstijdenwet geldt niet voor beroepsrenners.
-
Ketenregeling in art. 7:668a BW geldt
-
Ketenregeling in art. 7:668a BW is in de
voor normale werknemers; bij drie
geldende CAO buiten werking gesteld.
opeenvolgende arbeidsovereenkomsten
Er is geen automatische omzetting (na
voor bepaalde tijd contracten geldt het
drie arbeidsovereenkomsten voor
laatste contract als aangegaan voor
bepaalde tijd) in een
onbepaalde tijd.
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
-
Proeftijdbeding mag overeengekomen
-
Op grond van art. 10 van de CAO mag
worden op grond van art. 7:676 BW in
geen proeftijdbeding worden
een arbeidsovereenkomst
overeengekomen.
20
Art. 18 van de cao voor Beroepsrenners Nederlandse Wielerploegen 2010-2012 Hoofdstuk 1 onder principes, KNWU regelement van de wielersport, versie 01-04-2012 22 Idem 21
10
-
-
Bij beëindiging van de
-
Bij beëindiging van de
arbeidsovereenkomst door de werkgever
arbeidsovereenkomst door de werkgever
is de hoogte van de
wordt de hoogte van de
beëindigingsvergoeding afhankelijk van
beëindigingsvergoeding bepaald door
welke ontslagroute gekozen wordt.
toepassing van de kantonrechtersformule.
De normale werknemer heeft normaliter
-
De beroepsrenner dient zich te houden
geen additionele regelgeving waar hij
aan de anti-doping regelgeving en het
zich aan moet conformeren
whereabouts-systeem
Tabel 1. Atypische karakter van de beroepsrenner afgezet tegen de ‘normale’ werknemer
11
3.
Structuur van de wielersport
In dit hoofdstuk zullen alle betrokken partijen die een rol spelen in de wielersport besproken worden in relatie met het anti-doping beleid. Als eerste zal in paragraaf 3.1 een weergave worden geven van de organisatorische structuur van de wielersport. Alle partijen die een rol spelen binnen de sport, zoals overkoepelende (inter-) nationale organisaties, agentschappen en bonden komen aan bod. Hierna volgt een omschrijving van de juridische structuur. Het wielrennen is onderworpen aan het tuchtrecht, deze vorm van rechtspraak zal in paragraaf 3.2 worden besproken.
3.1. Organisatorische structuur wielersport De wielersport is, net zoals het voetbal, piramidaal gestructureerd.1 Aan de top van de piramide staat de UCI, daaronder valt de UEC en onderaan de piramide staan de nationale wielerbonden (in Nederland
hebben
we
de
KNWU,
hier
vallen
vanzelfsprekend de nationale profploegen en beroepsrenners onder). De reglementen die de UCI opstelt werken door tot aan de onderkant van de piramide. De belangrijkste organisaties in de piramide worden hieronder besproken. Daarnaast wordt ook de rol van het IOC besproken in relatie tot
doping.
Als
laatste
komen
de
(inter-)nationale
dopingorganisaties aan bod. Figuur 1: Piramide model in de wielersport
Internationaal Olympisch Comité In het begin van de jaren zestig begon het gebruik van prestatieverhogende middelen zoals anabole steroïden, strychnine en andere stimulanten in de topsport toe te nemen. 23 Het IOC heeft in 1961 een ‘Medische Commissie’ opgericht om de dopingproblematiek in kaart te brengen. Naar aanleiding van het rapport, uitgebracht door de Medische Commissie, was de strijd tegen dopinggebruik in topsport een feit. Hierna volgden verschillende anti-doping regelgevingen in diverse landen. Het IOC heeft in 1968 de eerste dopingcontroles doorgevoerd tijdens de Olympische Spelen in Mexico en Grenoble. De Medische Commissie vervulde toen (en nog steeds) een belangrijke rol, zij stelde regels en vereisten op waar dopingcontroles en laboratoria aan moesten voldoen.24
23 24
C.N. Burns, Doping in Sports, blz. 3 D. Thieme en P. Hemmersbach, Doping in Sports: Biochemical Principles, Effects and Analysis, blz 8
12
Tot op de dag van vandaag houdt de Medische Commissie van het IOC zich nog steeds actief bezig met de strijd tegen doping. De drie kernprincipes van waaruit gewerkt wordt en als basis gelden zijn25: 1. Bescherming van de gezondheid van de topsporter 2. Respect voor de medische en sport ethiek 3. Gelijkheid voor alle deelnemende topsporters [eerlijke concurrentie] Ondanks de pogingen van het IOC om het anti-doping beleid te harmoniseren is het niet gelukt om eenzelfde (sanctie-) beleid en reglement op te stellen die zijn gelding zou hebben in alle sporten. Dit zorgde voor rechtsongelijkheid en verwarring onder sporters doordat er geen eenduidig reglement was en dopingovertredingen ongelijk behandeld werden afhankelijk van de sport. 26 Volgens het IOC was er een integrale aanpak nodig waarbij alle overheden samen moesten werken om een eenduidig antidoping beleid te voeren. Om dit te bewerkstelligen heeft het IOC een onafhankelijke privaatrechtelijke organisatie opgericht genaamd het World Anti-Doping Agency. Union Cyclist Internationale De UCI is opgericht in 1900 en heeft zijn hoofdkantoor gevestigd in Aigle, Zwitserland en kenmerkt zich als de mondiale wielerbond. De UCI heeft verschillende taken. De belangrijkste taken zijn het uitgeven van wielerlicenties, het promoten organiseren en inrichten van wedstrijden, en de bestrijding van doping in de wielersport. In samenwerking met het WADA en de Internationale Schaats Unie (ISU) heeft de UCI het biomedisch paspoort ontwikkeld dat sinds 2009 gebruikt mag worden als (indirect) bewijs in dopingzaken. Het biomedisch paspoort wordt gebruikt om abnormale bloedwaarden bij topsporters te ontdekken. Bloedwaarden en hormonale huishouding zijn per individu verschillend afhankelijk van leeftijd, geslacht en leefomstandigheden. Om abnormale bloedwaardes te kunnen ontdekken moet er eerst een goed beeld zijn over ‘normale’ bloedwaarden van een individu. Deze worden verzameld door middel van het afnemen van bloed en urinemonsters tijdens reguliere en onaangekondigde dopingcontroles door het jaar heen. Deze gegevens worden verwerkt in een elektronisch document genaamd het biomedisch paspoort.27 Afwijkende bloedwaardes kunnen een indicatie zijn van dopinggebruik maar dat hoeft het niet altijd te zijn. Bij bepaalde ziektes kunnen namelijk ook afwijkende bloedwaarden voorkomen. Deze afwijkende bloedwaarden en andere gegevens uit het biomedisch paspoort gebruikt worden als bewijs in dopingzaken. Deze moderne methode van
25
http://www.olympic.org/medical-commission?tab=mission S. Teitler en H. Ram, Nederlandse tuchtrechtspraak en de toepassing van de World Anti-Doping Code, Tijdschrift voor Sport en Recht 2010-2, blz 58 27 http://www.dopingautoriteit.nl/dopingcontroles/analyses/biomedisch_paspoort 26
13
bewijsaanlevering heeft veel stof doen opwaaien, omdat het hier gaat om indirect bewijs28. Dit onderwerp zal nog nader worden besproken in paragraaf 4.1. Recentelijk is de UCI negatief in de publiciteit gekomen doordat er in het uitgebrachte rapport van het USADA door Floyd Landis wordt gesuggereerd dat zij een positieve test van Armstrong zouden hebben verdoezeld tegen betaling van een grote som geld. 29 De UCI ontkent in alle toonaarden dat zij Armstrong hebben geholpen met het wegmoffelen van een positieve dopingtest. 30Als na onderzoek blijkt dat Armstrong wel degelijk door de UCI is geholpen dan zou dat funest zijn voor de geloofwaardigheid en het imago van de UCI en de sport. Union Européenne de Cyclisme Union Européenne de Cyclisme (hierna te noemen: UEC) is de Europese confederatie en bond voor het wielrennen. De UEC staat in de piramide onder de mondiale bond, de UCI. Het hoofdkwartier van de UEC is gelegen in Erlenbach, Zwitserland. De nationale bonden worden op Europees niveau door de UEC verenigd. Alle nationale bonden die binnen Europa werkzaam zijn (één per Europees land) zijn automatisch lid van de UEC. In Nederland is de KNWU lid van de UEC. De UEC erkent de statuten en reglementen van de UCI. De belangrijkste taken die de UEC heeft zijn: -
De ontwikkeling van het wielrennen promoten;
-
De UCI informeren over specifieke problemen die zich voordoen bij het wielrennen in Europa en hiervoor oplossingen aan te dragen;
-
Wedstrijden en kampioenschappen organiseren binnen Europa;
-
Sport ethiek promoten en alle vormen van discriminatie binnen de sport tegen te gaan.
Koninklijke Nederlandsche Wieler Unie De KNWU is de Nederlandse sportbond voor de wielersport. In art. 3 van de statuten wordt het doel van de KNWU als volgt beschreven 31: ”De KNWU stelt zich ten doel het in Nederland verantwoord beoefenen en doen beoefenen van de wieler- en, of fietssport, alsmede het bevorderen en doen bevorderen van de wieler- en, of fietssport in al haar verschijningsvormen.”
Elk lid van de KNWU is verplicht de statuten en reglementen naleven van de Stichting Instituut Sportrechtspraak op het gebied van doping en seksuele intimidatie.32 De reglementen van de UCI en 28
Dr. K. Faber, Het biologische paspoort: veelbelovende opsporingstechniek of juridisch wankel?, TvS&R, juli 2010, nr.2 Report on Proceedings under the world anti-doping code and the USADA protocol, USADA vs. Armstrong, 2012, blz 51, verklaring van Floyd Landis 30 Pat Mcquaid, Voorzitter UCI, Persconferentie Geneve, Maandag 22 Oktober 31 Reglement KNWU, art. 3, blz 2 32 Statuten KNWU, art. 8 29
14
UEC werken door in de reglementen van de KNWU (op voorwaarde dat het gaat om zaken die in de reglementen van de KNWU worden behandeld).33 Werknemer(s) en Werkgever(s) organisaties De Cyclists Professionel Associés (hierna te noemen: CPA) is een internationale bond voor beroepsrenners, opgericht in 1999 en heeft haar hoofdkwartier in Zwitzerland. De belangrijkste doelen van deze bond zijn 34: -
het betrekken van de beroepsrenners bij beslissingen van de UCI;
-
vaste vertegenwoordigers actief laten deelnemen in de raad en commissies van de UCI;
-
de activiteiten van nationale bonden coördineren;
-
als aanspreekpunt fungeren als er problemen zich voordoen;
-
bijdragen aan een beter imago als het gaat om de strijd tegen doping;
-
helpen bij de fundering van een goede werkrelatie tussen de beroepsrenner en zijn werkgever;
-
verbeteren van de relatie tussen de beroepsrenner en alle betrokken partijen en
-
beschermen van de rechten van de beroepsrenner tijdens het uitoefenen van haar beroep.
De CPA is een Europese werknemersorganisatie die de belangen van de wielrenners (als werknemer) behartigd. De landen die vertegenwoordigd zijn in de CPA zijn Spanje, Italië, Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Portugal. De vertegenwoordigende bond uit Nederland is de Vereniging van beroepswielrenners. Association Internationale des Groupes Cyclistes Professioneles (hierna te noemen: AIGCP) is een internationale vereniging van wielerploegen en vertegenwoordigd de belangen van de teams 35 binnen het professionele wielrennen. Aan het roer van deze organisatie staat Luuc Eisenga. De UCI erkent beide belangenorganisaties en heeft in 2013 samen met beide organisaties een overeenkomst getroffen aangaande de arbeidsomstandigheden.36 World Anti-Doping Agency Het WADA is opgericht in 1999 in de vorm van een stichting onder Zwitsers recht. De maatschappelijke zetel van het WADA is gelegen in Lausanne en het hoofdkwartier zit in Montreal, Canada. Alle organen van de bond moeten zich conformeren aan de regelgeving van de WADA. Dit betekent dat de WADA (met betrekking tot doping wet- en regelgeving) nog boven de UCI staat in de piramide. 33
Staturen KNWU, art. 24 http://www.cpacycling.com/cpa.asp 35 Wegens het ontbreken van een website van het AIGCP is een volledige lijst van de deelnemende teams niet mogelijk. Aan de hand van een overeenkomst gesloten tussen CPA, AIGCP en de UCI in 2013 kan aangenomen worden dat het gaat om de Professional Continental teams en de UCI ProTeams. 36 http://www.uci.ch/Modules/BUILTIN/getObject.asp?MenuId=&ObjTypeCode=FILE&type=FILE&id=ODEzNzM&LangI d=1 34
15
Het doel van het WADA is om een ‘zo’n effectief mogelijk anti-doping beleid te voeren, coördineren en bewaken’. 37 Hierbij was het van belang dat de overheden een intergouvermentele samenwerking aangingen zodat alle regels, procedures en sancties uniform waren ongeacht discipline, nationaliteit of het land waar de dopingovertreding en/of controle werd uitgevoerd. In de aanloop om deze samenwerking mogelijk te maken heeft het WADA in 2004 de Anti-Doping Code (hierna te noemen: de Code) uitgegeven, een reglement met anti-doping regels die de grondslag zou vormen van het mondiale anti-doping beleid. Nu de Code klaar lag was het zaak om een manier te vinden waarbij zoveel mogelijk landen verplicht werden om de Code te implementeren in hun nationale wetgeving. In 2007 hebben 139 landen via het United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (hierna te noemen: UNESCO) een speciaal verdrag geratificeerd waarmee ze hebben toegezegd om een actieve strijd tegen doping te voeren en zich daarbij ook te richten op preventie (UNESCO-Verdrag). 38Alle landen die dit verdrag hebben geratificeerd zijn verplicht de Code en Internationale Standaarden te hanteren. 39 Sindsdien is de Code al een aantal keren herzien, de laatst geldende versie is die van 31 maart 2011. In Nederland is het Nationaal Dopingreglement een vertaling van de Code en bevat alle rechten en plichten van sporters bij dopingovertredingen of controles. Het Nationaal Dopingreglement is opgenomen in bijlage B. Doordat sprake is van internationaal verdrag, prevaleert het verdrag gezien zijn publiekrechtelijke status over de regels en reglementen van de UCI aangezien dat slechts private overeenkomsten zijn tussen haar vereniging en haar leden. Het reglement bevat ook een dopinglijst die jaarlijks door de WADA wordt bijgewerkt en uitgebracht. De dopinglijst wordt verder besproken in hoofdstuk 4.1. Nationale Anti-doping organisaties Veel landen hebben na de invoering van de Code een nationale anti-doping organisatie opgericht om zo de strijd tegen het dopingprobleem internationaal te kunnen bewaken. In Nederland is de Dopingautoriteit opgericht in 2006. De Dopingautoriteit werkt samen met de overheid en andere (inter-) nationale anti-doping organisaties in de strijd tegen doping. Naast voorlichting geven aan topsporters en andere belanghebbenden is de Dopingautoriteit ook verantwoordelijk voor de opsporing van overtredingen door middel van het plannen en uitvoeren van dopingcontroles. Ook voeren zij juridische procedures en bewaken zij de anti-doping regelgeving. 40 In art. 15.2 van het Dopingreglement is een opsomming gemaakt van de taken en bevoegdheden van de
37
www.europa-nu.nl ED. 2005/CONVENTION ANTI-DOPING, Goedkeuring Nederland, kamerstukken II 2006/07, 30 835 (R 1816) 39 http://www.wada-ama.org/en/World-Anti-Doping-Program/ 40 http://www.dopingautoriteit.nl/dopingautoriteit/organisatie 38
16
Dopingautoriteit. 41 In de Verenigde Staten hebben ze een vergelijkbare organisatie opgericht genaamd USADA. Het USADA heeft soortgelijke taken en verantwoordelijkheden namelijk, het opsporen van doping zondaars, onderzoek en voorlichting geven naar het gebruik van prestatiebevorderende middelen en als laatste juridische procedures voeren. Vorig jaar heeft het USADA, zoals al eerder genoemd, een grootschalig onderzoek gedaan naar het dopinggebruik van onder andere profrenner Lance Armstrong. De onderzoeksresultaten van het onderzoek hebben zij in oktober jl. naar buiten gebracht. 42 In dit rapport hebben ploeggenoten van Lance Armstrong getuigenverklaringen afgelegd over het dopinggebruik in hun team binnen- en buiten wedstrijdverband. De bekendmaking van het rapport is een omslagpunt geweest voor de wielersport. Naar aanleiding van het rapport werd pas pijnlijk duidelijk hoe groot het dopingprobleem in de werkelijkheid eigenlijk was. Tientallen grote profrenners volgden en hebben hun dopinggebruik bekend. Ploegen werden onder druk gezet om de waarheid boven tafel te krijgen. Voor dit onderzoek worden andere nationale anti-doping organisaties buiten beschouwing gelaten. 3.2.
Juridische structuur wielersport
In dit hoofdstuk zal de juridische structuur uiteen worden gezet. Als eerste zal het tuchtrecht aan bod komen waarbij vooral de focus ligt op de rol die dit recht speelt in de wielersport met betrekking tot het anti-doping beleid. Daarna zal het CAS, het hoogste onafhankelijk sporttribunaal worden besproken en de rol die zij speelt binnen het tuchtrecht. Tuchtrecht Profrenners die betrapt worden op het gebruik van doping worden berecht door een tuchtcollege. Kenmerkend voor het tuchtrecht is dat het de (interne) gedragsnormen en reglementen, opgesteld voor een bepaalde doelgroep zoals een sportbond, bewaakt en het daarmee ook mogelijk maakt om de betrokken leden van die groep te sanctioneren indien deze gedragsnormen worden geschonden. 43 De regels en gedragsnormen gelden alleen voor de leden die zijn aangesloten bij de betreffende groep waarvoor ze zijn opgesteld. Het tuchtrecht waaraan de beroepsrenners zijn onderworpen is het verenigingstuchtrecht. Dit onderscheid zich met het wettelijke tuchtrecht, doordat het zich richt op privaatrechtelijke organisaties.44 De anti-doping regels vallen onder het tuchtrecht en kunnen alleen via het tuchtrecht worden afgedwongen. Waar tuchtcommissies vóór de komst van de World AntiDoping Code in 2004 grote vrijheid hadden in het afhandelen van dopingzaken, zijn zij nu verplicht zich te houden aan de strenge tuchtrechtelijke voorschriften die de World Anti-Doping Coderegelgeving ze oplegt. In Nederland is de stichting Instituut Sportrechtspraak opgericht en zij houden zich voornamelijk bezig met het faciliteren van de (tucht-) rechtspraak van de aangesloten 41
Dopingautoriteit, Nationaal Dopingregelement, versie 2.5, 31 maart 2011 Report on Proceedings under the world anti-doping code and the USADA protocol, USADA vs. Armstrong, 2012 43 H.E. Broring, De bestuurlijke boete, blz. 14 44 H.E. Broring, De bestuurlijke boete, blz 13 42
17
sportbonden, waaronder ook de KNWU. Het Instituut Sportrechtspraak is een onafhankelijk en onpartijdig tuchtcollege dat bij de behandeling van dopingzaken het Tuchtreglement Dopingzaken 45 en het Dopingreglement Instituut Sport Rechtspraak (een afgeleide van het Nationaal Dopingreglement) hanteert. Het controlerend orgaan van het tuchtcollege is De Auditcommissie Doping. Zij beoordelen of tuchtcolleges conform het geldend dopingreglement handelen. Elk jaar rapporteren zij aan de Algemene Vergadering van het NOC*NSF. CAS Indien topsporters het niet eens zijn met de uitspraak van het tuchtcollege kunnen ze naar het CAS, het hoogste onafhankelijk sporttribunaal, gevestigd in Lausanne. 46 Deze rechtsgang is niet toegankelijk voor iedereen. Om een geschil voor te leggen aan het CAS moeten partijen de jurisdictie van het CAS hebben aangenomen. Partijen moeten deze beroepsprocedure hebben opgenomen in een sportreglement of de statuten van de vereniging of associatie. 47 Verder is het van belang dat alle andere beschikbare rechtsgangen moeten zijn uitgeput voordat een beroep kan worden gedaan op het CAS. In relatie tot dopingzaken in de wielersport is Titel X van belang van het dopingreglement. 48 Hierin wordt onder andere het beroepsrecht van partijen uiteen gezet, een omschrijving gegeven van de voor beroep vatbare besluiten en de beroepstermijnen aangeduid.
45
Tuchtregelement Dopingzaken 1 maart 2013 [www.instituutsportrechtspraak.nl] Korte beschrijving van de procedure voor het internationale sporttribunaal, Tijdschrift voor sport & recht 200947 Korte beschrijving van de procedure voor het international sporttribunaal, blz 123 (tijdschrift voor sport & recht 2009-3) 48 Dopingautoriteit, Nationaal Dopingregelement, versie 2.5, 31 maart 2011, blz. 42 46
18
4. Problemen bij het huidige anti-doping beleid Om het dopingprobleem aan te kunnen pakken moet er eerst een duidelijk beeld zijn waar de problemen schuilen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de problemen die vóór het rapport van het USADA bestonden en de problemen die naar aanleiding van het rapport boven tafel kwamen. In dit hoofdstuk komen eerst de knelpunten van het anti-doping beleid aan bod die onderwerp waren van gesprek voordat het USADA rapport bekend was. Hierna volgt een beschrijving van de grootste problemen die naar voren kwamen naar aanleiding van het onderzoek van het USADA. 4.1. Problemen vóór het USADA rapport Tuchtcommissies Tuchtcommissies zijn een orgaan van de bond en moeten zich conformeren aan het dopingreglement die de WADA heeft opgesteld. 49 Tuchtcommissies moeten daarom goede kennis hebben over de inhoud van het dopingreglement en het tuchtprocesrecht. Uit een eerder onderzoek is gebleken dat tuchtcommissies regelmatig niet conform het dopingreglement handelen.50 De oorzaak hiervan is volgens hen tweeledig: enerzijds hebben de tuchtcommissies te weinig kennis over hoe ze de dopingregels- en procedures moeten toepassen, anderzijds hebben tuchtcommissies moeite om het dopingreglement te accepteren in de huidige vorm. Wat opvallend is, is dat tuchtcommissies sinds 2000 in geen enkele dopingzaak een te hoge straf aan een sporter hebben opgelegd en eerder neigen om een lagere straf te geven. Dit komt doordat tuchtcolleges de voorgeschreven sancties, zoals die in het dopingreglement staan, te zwaar vinden.51 Het gebrek aan kennis ligt, volgens het onderzoek, aan het feit dat het dopingreglement een hoog ‘doping-technisch’ gehalte heeft. 52 De regelgeving en procedures neergelegd in het dopingreglement en haar bijlagen is zeer ingewikkeld. Dopinglijst Sinds de Code is er een mondiale dopinglijst van verboden stoffen en methoden voor topsporters. Als een middel voldoet aan 2 van de onderstaande 3 criteria zal het een plaats krijgen op de dopinglijst 53: 1. Prestatiebevorderend 2. Schadelijk voor de gezondheid 3. In strijd met de ‘geest van de sport’
49
M. Olfers, De antidopingparadox, Tijdschrift voor Sport&Recht 2010-2, blz 76 S. Teitler en H. Ram, Nederlandse tuchtrechtspraak en de toepassing van de World Anti-Doping Code, Tijdschrijft voor Sport en Recht 2010-2, blz. 60-61 51 S. Teitler en H.Ram, Nederlandse tuchtrechtspraak en de toepasing van de World Anti-Doping Code, Tijdschrift voor Sport en Recht 2010-2, blz 64. 52 S. Teitler en H.Ram, Nederlandse tuchtrechtspraak en de toepasing van de World Anti-Doping Code, Tijdschrift voor Sport en Recht 2010-2, blz 67. 53 www.dopingautoriteit.nl/wat_is_doping/definitie_doping 50
19
Er is veel kritiek gegeven op deze manier van de registratie van verboden stoffen. 54 Een stof kan namelijk in de ene sport wel een prestatiebevorderende werking hebben maar in een andere sport helemaal niet. Ook de vraag of een stof schadelijke is voor de gezondheid wekt discussie op. Zeker bij nieuwe stoffen is de schadelijkheid vaak moeilijk te meten en wordt dit pas duidelijk over tientallen jaren. 55 De dopinglijst is de afgelopen jaren steeds langer en complexer geworden. Naarmate de dopinglijst uitbreidde, werd daarmee ook het grijze gebied groter tussen wat wel als prestatieverhogend middel werd beschouwd en wat niet. Er heerste onduidelijkheid onder topsporters over wat wel en niet op de lijst stond, bijvoorbeeld over voedingssupplementen, vitamine K, insuline en onstekingsremmers. 56 Sindsdien is de kennis over welke verboden middelen op de lijst staan inmiddels verbeterd maar deze is nog verre van optimaal. Whereabouts De Nederlandse sporters die een topsporterstatus 57 hebben zijn verplicht om hun whereabouts door te geven aan de Dopingautoriteit. Art. 5.1 van de Whereabouts-bijlage, behorend bij het Dopingreglement, stelt dat profrenners voor elke dag van het betreffende kwartaal aan moeten geven waar ze trainen, sporten, studeren of een andere activiteit uitvoeren in het whereabouts-systeem.
58
Indien er binnen het kwartaal nog een verandering plaatsvindt van de opgegeven verblijfplaats dan is de profrenner ook verplicht dit via de 24uurs website door te geven. Er zijn twee whereabouts-fouten die voor kunnen komen: een ‘missed test’ en een ‘filing failure’. Een ‘missed test’ kan zich voordoen wanneer de opgegeven verblijfplaats van de profrenner niet overeenkomt met zijn ware verblijfplaats op het moment dat er een controle plaatsvindt. Een ‘filing failure’ komt voor wanneer een profrenner geen whereabouts doorgeeft of als de gegevens incorrect, onvolledig of niet tijdig zijn doorgeven. Als de profrenner driemaal een whereabouts-fout begaat binnen 18 maanden tijd, dan is er sprake van een overtreding van het Dopingreglement en zal de tuchtcommissie een strafmaatregel opleggen. 59 Als er sprake is van drie ‘missed’ tests kan er zelfs bij de topsporter een schorsing boven het hoofd hangen van één of twee jaar. 60 Er is veel kritiek op het systeem omdat het een enorme inbreuk is op de privacy van de sporter.61 Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat 38% van de sporters die hun whereabouts in moeten vullen problemen hebben met het elektronisch systeem. De software vinden zij verre van gebruiksvriendelijk en het systeem blijkt niet altijd bereikbaar te zijn.62 Omdat het invullen van verkeerde whereabouts 54
H.Ram, De Dopinglijst: Achtergronden en kanttekeningen, 2010 H.Ram, De Dopinglijst: Achtergronden en kanttekeningen, 2010 56 Onderzoek uitgevoerd door Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken, Topsport en Doping, 2005, blz.39 57 Sporters hebben een topsporterstatus als zij een A-status, HP status of B status hebben. De uitleg van de verschillende statussen zijn te vinden op www.nocnsf.nl/topsporters. 58 Dopingautoriteit, Whereabouts bijlage behorend bij het dopingregelement, versie 2.5, 31 maart 2011 59 Dopingautoriteit, Whereabouts bijlage behorend bij het dopingregelement, versie 2.5, 31 maart 2011, art. 12.1 60 http://www.dopingautoriteit.nl/doelgroepen/sporters/Whereabouts 61 Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidoping beleid, oktober 2010, blz 11 62 Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidoping beleid oktober 2010, blz 12 55
20
kan leiden tot vergaande sancties, is het van groot belang dat het systeem goed werkt en zo min mogelijk problemen oplevert voor de topsporters die het in moeten vullen. De dopingcontroles die (binnen- en buiten wedstrijdverband) worden uitgevoerd hebben topsporters an sich verder geen problemen mee, ze zien het als een goed instrument om dopinggebruik te bestrijden. 63 Bewijsmiddelen Sinds 2009 kunnen afwijkende bloedwaarden en andere gegevens uit het biomedisch paspoort (ook wel biologisch paspoort genoemd) gebruikt worden als bewijs in dopingzaken. Deze moderne methode van bewijsaanlevering heeft veel stof doen opwaaien, omdat het hier gaat om indirect bewijs. Op basis van statistische berekeningen kunnen verhoogde bloedwaarden een reële inschatting geven over de kans dat er verboden middelen of methodes gebruikt zijn. Welke verboden stof er is gebruikt, of wat voor methode is toegepast kan niet worden afgeleid uit het biomedisch paspoort. Bij de conventionele manier van testen was er geen sprake van enkel een vermoeden maar was er wel degelijk een verboden stof of middel gevonden in het bloed of de urine. In 2009 werd de eerste topsporter, Claudia Pechstein, op basis van de waarden in haar biomedische paspoort geschorst. 64 Ze heeft een lange juridische strijd gestreden, maar dat heeft niets opgeleverd, haar schoring van twee jaar hield stand. Tot op de dag van vandaag ontkent ze nog altijd doping te hebben gebruikt en stelt ze dat ze een erfelijke afwijking heeft die haar waarden hebben beïnvloed. Deskundigen stellen zich ten opzichte van deze nieuwe vorm van bewijs kritisch op.65 Het wordt door velen niet als een betrouwbaar middel gezien voor vervolging en kan volgens Faber beter gebruikt worden om topsporters te screenen om ze vervolgens via de conventionele manier te testen indien er een vermoeden bestaat van dopinggebruik. 66 Daarnaast is er ook veel kritiek op de bewijslast die bijna altijd bij de sporter wordt neergelegd. De sporter zal bij een positieve dopingtest het tegendeel moeten bewijzen. Dit is in strijd met de algemene rechtsbeginselen. Sanctiebeleid Wanneer het dopingreglement onder de loep wordt genomen, dan komt duidelijk naar voren dat het een star reglement is. De sancties die door tuchtcolleges worden gegeven aan sporters die schuldig worden bevonden aan dopinggebruik zijn erg rigide. Bij een eerste overtreding wordt de sporter vaak twee jaar geschorst en bij een tweede overtreding wordt de sporter voor het leven geschorst. Art. 44 van het Dopingreglement bepaalt dat een dopingzondaar die zijn dopinggebruik, voorafgaand aan een mogelijke dopingzaak bij de Dopingautoriteit, zelf opbiecht, zijn schorsingsperiode verkort kan worden. Deze mag niet minder dan de helft van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde
63
Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidoping beleid oktober 2010, blz 15 CAS 18 februari 2010, CAS OG 10/04, Claudia Pechstein/DOSB & IOC 65 Klaas Faber, Het biologisch paspoort: veelbelovend opsporingstechniek of juridisch wankel?, Tijdschrift voor Sport en Recht 2010-2 66 Idem 64
21
periode zijn. 67 Bij een eerste dopingovertreding wordt de profrenner vaak twee jaar geschorst behalve als er geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid wordt bewezen. 68 Dit betekent dat, mocht een profrenner zijn dopinggebruik willen bekennen, hij alsnog minimaal een jaar (of langer) geschorst zal worden. De regeling poogt wielrenners te stimuleren om dopinggebruik toe te geven. De vraag is of deze sanctie niet alsnog te zwaar is waardoor het een averechtse werking heeft. In eerste instantie is het dopingreglement bewust zo star en rigide opgesteld, omdat er juist een te groot verschil was in de manier waarop topsporters voor het gebruik van doping werden gesanctioneerd. Het WADA wilde een uniform geheel aan regels, procedures en sancties ongeacht de discipline of nationaliteit van de topsporter. De vraag die hier rijst is óf en in hoeverre het eerlijk is om alle sporters over één kam te scheren en hetzelfde te sanctioneren. Een sporter die aan het begin van zijn carrière staat krijgt dezelfde straf als een sporter die aan het einde van zijn carrière staat. Een duursporter die een relatief korte carrière heeft wordt hetzelfde bestraft als een sporter die geen duursport beoefent, bijvoorbeeld boogschieten. Een dopingovertreding zou vergeleken kunnen worden met het ontslag op grond van een dringende reden in het arbeidsovereenkomstenrecht. Als een sporter een dopingovertreding maakt volgt vaak-, naast een schorsing ook een ontslag (op grond van een dringende reden) uit zijn team of ploeg. Bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden heeft de Hoge Raad overwogen dat ‘de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking moeten worden genomen’ zoals de aard van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer (leeftijd van de werknemer, de gevolgen die het ontslag heeft voor hem, de wijze waarop hij de dienstbetrekking heeft vervuld en de duur daarvan). 69 Er wordt dus een belangenafweging gemaakt en aan de hand daarvan wordt besloten of de gevolgen van het ontslag op staande voet te ernstig zijn in vergelijking met de belangen van de werkgever. In het tuchtrecht is van een vergelijkbare afweging geen sprake. Alle sporters ongeacht hun persoonlijke omstandigheden, worden hetzelfde gesanctioneerd. Problemen
Mogelijke oplossingen
Tuchtcommissies hebben een gebrek aan kennis
Tuchtcommissies beter opleiden over het
van dopingregels. Leidt tot uitspraken die niet
dopingreglement en deze kennis bijhouden door
conformeren met dopingreglement.
bijscholing aan te bieden op regelmatige basis.
Dopingreglement wordt als te knellend ervaren.
Omstandigheden per geval wel toestaan. Geen
Gedwongen acceptatie van bewijs zoals
uniforme sanctionering, maar sancties die passen
aangeleverd en eenduidig sanctiebeleid
bij de omstandigheden van het geval. Afweging
67
Dopingautoriteit, Nationaal Dopingreglement, versie 2.5, 31 maart 2011 Dopingautoriteit, Nationaal Dopingreglement, versie 2.5, 31 maart 2011, art. 39.1 69 HR 12 februari 1999, JAR 1999/102 (Schrijvers/Van Essen) en HR 21 januari 2000, JAR 2000/45 (Hema) 68
22
maken. Tuchtcommissies hebben een gebrek aan
Meer aandacht besteden aan waarom het
acceptatie van het dopingreglement. Leid tot
reglement zo streng moet zijn. Op sommige
uitspraken die niet conformeren met
punten het reglement herzien zoals bij
dopingreglement.
sanctiebeleid (rekening houden met bijzondere omstandigheden en factoren)
Tabel 2 De problemen bij het huidige anti-doping beleid vóór de bekendmaking van het USADA rapport.
4.2. Problemen na het USADA rapport Hoewel er vóór de publicatie van het USADA rapport veel kritiek was op de strenge maatregelen die de WADA nam in haar strijd tegen dopinggebruik, bleek achteraf dat, ondanks die strenge maatregelen, tientallen profrenners toch verboden middelen hebben gebruikt. Het uitgebrachte rapport van het USADA is het bewijs dat de strijd tegen doping nog lang niet gestreden is. In bijlage C wordt een korte samenvatting van het USADA rapport gegeven waarin de scoop van het dopingprobleem helder naar voren komt. Hieronder volgen de belangrijkste punten uit die samenvatting. Jaar 1998
Ontwikkelingen -
Openlijk gebruik van prestatieverhogende middelen zoals EPO, testosteron en cortisone.Voornamelijk wordt EPO veel gebruikt;
-
Staf van de ploeg en partners van profrenners waren op de hoogte van dopinggebruik;
-
Teamarts stelde een dopingprogramma op waaraan de profrenners zich aan moesten houden.
1999
-
Tijdens Tour de France (hierna te noemen: de Tour) is EPO getransporteerd door zogeheten ‘drugsrunners’;
-
Blauwe plekken door injectienaalden werden weggemoffeld met make-up;
-
Bij een positieve uitslag tijdens een dopingcontrole op corticosteroïden heeft de teamarts gefraudeerd door een voorschrift te antedateren;
2000
-
Testosteron gebruikt tijdens de Tour.
-
Nieuwe dopingstrategie nodig doordat EPO test ontwikkeld en gebruikt zou worden tijdens wedstrijden;
2001
-
Experimenteren met bloeddoping;
-
Testosteron en Actovegin gebruikt als prestatieverhogendmiddel.
-
Structureel gebruik van EPO binnen en buiten wedstrijd verband;
-
Positieve uitslag van Armstrong verdoezeld tegen betaling van een grote som geld aan UCI (dit wordt overigens ontkend door beide betrokken partijen);
23
-
Testosteron olie en pleisters behoorden tot het dopingprogramma van de profrenners.
2002
-
Bloeddoping
en
testosteron
pleisters
zijn
opnieuw
gebruikt
als
prestatieverhogende middelen; -
Armstrong heeft grote geldbedragen overgemaakt aan de teamarts;
-
Teamgenoten werden door Armstrong onder druk gezet om zich te conformeren aan het dopingprogramma zoals die was opgesteld door de teamarts.
2003
-
Opnieuw is er in 2003 weer een substantieel bedrag overgemaakt door Armstrong aan de teamarts;
-
In het huis van Armstrong lagen bloedzakken van meerdere renners opgeslagen in een koelkast;
-
Tijdens de Tour hebben meerdere profrenners bloeddoping, EPO testosteron gebruikt;
-
Het is aannemelijk dat er ook buiten de Tour om bloeddoping, EPO en testosteron is gebruikt.
2004
-
Net voor en tijdens de Tour hebben renners uit het team EPO, bloeddoping en testosteron pleisters gebruikt. De teambus is zelfs een keer, op weg naar het hotel, aan de kant van de weg stilgezet zodat renners bloedtransfusies konden ondergaan. De buschauffeur heeft toen de schijn opgehouden dat zij motorproblemen hadden;
-
Armstrong had een leidende rol in het team, zij wil is wet. Kon teamgenoten agressief benaderen en onder druk zetten;
-
Het USADA acht het aannemelijk dat het dopinggebruik onder de renners aanhield, ook buiten de Tour om.
2005
-
Armstrong verstrekte EPO aan teamgenoten;
-
Na de overwinning van de Tour door Armstrong heeft een ploeggenoot Armstrong’s appartement gecontroleerd op sporen van dopinggebruik. Dit heeft hij in opdracht van de ploegleider gedaan in geval dat zijn appartement gecontroleerd zou worden.
Tabel 3. Tijdlijn van het dopinggebruik binnen het U.S. Postal team aan de hand van het USADA rapport
Nadat het USADA rapport werd gepubliceerd hebben tientallen profrenners uit diverse prominente ploegen hun eigen dopinggebruik bekend. Ondanks alle inspanningen van de overkoepelende antidoping organisaties samen met de doorgevoerde anti-doping regelgeving kan zonder twijfel gezegd worden dat het anti-doping beleid heeft gefaald. Het gebruik van doping heeft de sport nog nooit zo erg overschaduwd als nu. Om de geloofwaardigheid van de sport weer te herstellen moet er iets 24
gebeuren. Met de bekentenissen van tientallen profrenners is een eerste stap in de goede richting gezet. Het lijkt erop dat de profrenners met een schone lei zich op de toekomst willen gaan richten. De vraag die nu van groot belang is: hoe nu verder? Bekentenissen Wat opvalt aan het rapport is dat het gebruik van doping een ‘way of life’ was geworden. Profrenners wisten het van elkaar en als ze een kans wilde maken om in de top te komen dan was er maar één manier om daar te komen en dat was meedoen met het dopingprogramma. Het USADA onderzoek gaat voornamelijk over het dopinggebruik van profrenners in het team van de U.S. Postal, maar het rapport laat ook doorschemeren dat andere teams (waar Armstrong met oud ploeggenoten elkaar weer kruisten) van elkaars gebruik op de hoogte waren. Zoals al eerder genoemd kunnen profrenners op grond van art. 44 van het Dopingreglement hun schorsing
verkorten
door
een
bekentenis
af
te
leggen.
De
dopingzondaars
die
hun
getuigenverklaringen hebben afgelegd in het USADA rapport kregen een lichtere straf, namelijk een schorsing van een half jaar (ten opzichte van de reguliere schorsing van 2 jaar). De vraag die eerder in dit onderzoek gesteld werd in hoofdstuk 4.1 over of de sanctie die in art. 44 van het Dopingreglement niet alsnog te zwaar is kan nu ter discussie worden gesteld. Het lijkt er op dat, niet alleen het USADA, maar ook andere organisaties erin geloven dat als zij het sanctie-regime verlichten, ze zo beroepsrenners stimuleren om bekentenissen af te leggen over dopinggebruik in het verleden. Ook in Nederland hebben de profploegen, de Dopingautoriteit en de KNWU een dopingakkoord getroffen waarin zij één lijn wilde trekken ten aanzien van (ex-) renners die in het verleden doping hebben gebruikt. De bekentenissen van (ex-) dopingzondaars zouden kunnen helpen bij het in kaart brengen van het dopingprobleem. Het akkoord gaf vanaf 1 januari 2013 tot 1 april 2013 de kans aan (ex-) dopingzondaars die vóór 2008 doping hebben gebruikt om schoon schip te maken. Bij een bekentenis zouden zij onder een verlicht sanctie regime vallen, zij zouden dan maar een half jaar geschorst worden waarbij baanbehoud mogelijk was. 70 De effectiviteit van het akkoord viel tegen, het bleef maar bij een aantal bekentenissen. Profrenners werden gewaarschuwd dat het akkoord wel eens geen waarde zou kunnen hebben omdat de UCI en het WADA de status van het akkoord niet zouden erkennen. 71 Eind maart kwam het verlossende woord vanuit de UCI; er was inderdaad geen sprake van een goedkeuring vanuit de UCI of WADA. De bevoegdheid om sancties op te leggen ligt vooralsnog alleen bij de UCI. Het dopingakkoord is niet rechtsgeldig. In mijn visie is deze blunder vernietigend voor de geloofwaardigheid van de Dopingautoriteit en KNWU. Het tast niet alleen de rechtszekerheid aan maar het verpest ook het vertrouwen die (ex-) 70
Dopingakkoord is niet meer op te halen omdat het achteraf niet goedgekeurd was door de UCI en het WADA http://www.ad.nl/ad/nl/1018/Wielrennen/article/detail/3378825/2013/01/17/Vakbond-wielrenners-tegen-KNWUakkoord.dhtml 71
25
dopingzondaars in de betrokken instanties hadden. Het wordt pijnlijk duidelijk dat er aan de grensoverschrijdende samenwerking tussen de verschillende Europese en (inter-) nationale organisaties en instanties heel wat schort. Er moet beter gecommuniceerd worden tussen de nationale overheden en overkoepelende instanties zodat een goede samenwerking mogelijk is. Managementteams Het hele managementteam inclusief stafleden waren volgens het USADA rapport op de hoogte van het dopinggebruik. Echter, uit het rapport kwam duidelijk naar voren dat er twee mensen (naast Armstrong) waren die een sleutelrol vervulden: de ploegleider en de teamarts. Als de getuigenverklaringen kloppen dan zijn zij diegene die de renners onder druk hebben gezet om mee te doen aan het dopingprogramma. Om het dopingprobleem te tackelen is het van groot belang dat er gekeken wordt naar hoe deze kopstukken binnen het dopingnetwerk aangepakt kunnen worden. Een teamarts die kwade bedoelingen heeft kan zonder veel moeite een heel team voorzien van verboden middelen.
Problemen
Mogelijke oplossingen
Ondanks de strenge dopingregelgeving en
Met alle partijen om de tafel gaan zitten en nagaan
controles is er op grote schaal doping gebruikt
hoe het zo dramatisch fout heeft kunnen gaan.
in de wielersport. Artsen stelden een doping
Duidelijke en realistische doelstellingen maken.
programma op voor eigen renners. EPO,
Fietswedstrijden niet onmenselijk? Teveel gevraagd
testosteron pleisters/injecties, bloeddoping.
van renners?
Artsen en ploegleiders die vaak profrenners
Onderzoeken starten naar alle medewerkers van de
geen andere keus gaven dan mee doen aan een
ploeg.
dopingprogramma. Complete ploegen inclusief
Onafhankelijk controle team oprichten die de artsen
management die op de hoogte waren van het
van ploegen controleren.
dopinggebruik. Falen van alle (internationale) organisaties en
Zowel nationaal als internationale organisaties
instanties die betrokken waren bij het huidige
hebben gefaald als het gaat om het anti-doping
anti-doping beleid.
beleid. Als de anti-doping organisaties niet hun aanpak veranderen zal er ook niets aan de situatie veranderen. De geloofwaardigheid van de sport is weg. Er zal openheid en transparantie moeten worden gegeven in alles wat de wielersport doet hun strijd tegen doping gebruik Sociaal Dialoog.
Tabel 3 De problemen bij het huidige anti-doping beleid na de bekendmaking van het USADA rapport.
26
Conclusie Het wielrennen met alle betrokken partijen staan voor een grote uitdaging namelijk het dopinggebruik binnen de sport zo veel mogelijk terugdringen. Het is pijnlijk duidelijk geworden dat de wielersport het huidige anti-doping beleid rigoureus moet omgooien. Voordat het USADA hun rapport publiceerden werd het dopingreglement als knellend ervaren; de bewijsmiddelen die door het lab werden aangeleverd moesten door de tuchtcommissies worden geaccepteerd. Tuchtcommissies vinden dat het sanctiebeleid erg star en rigide is opgesteld. Alle sporters, ongeacht discipline, leeftijd, soort overtreding, worden doorgaans hetzelfde gesanctioneerd. Er is weinig ruimte voor tuchtcommissies om de persoonlijke omstandigheden van een individueel geval mee te wegen in hun beslissing. Het biomedische paspoort, wat onlangs is geïntroduceerd als rechtmatig bewijsmiddel, wordt door sommigen als onbetrouwbaar middel gezien om doping op te sporen. De whereabouts- regeling wordt ervaren als een inbreuk op de privacy van de topsporter omdat zij hun verblijfplaats te allen tijde moeten doorgeven. De systemen die gebruikt worden om de whereabouts in te voeren werken niet altijd naar behoren waardoor sommige sporters de dupe zijn geworden van onterechte sancties. Na de publicatie van het onderzoeksrapport van het USADA is gebleken dat alle wet- en regelgeving ontworpen om dopinggebruik in de kiem te smoren niet heeft geholpen. Tientallen beroepsrenners hebben sinds oktober jl. bekentenissen afgelegd over hun eigen dopinggebruik en het dopinggebruik binnen hun ploegen. In het afgelopen decennium is veel EPO, bloeddoping, cortisone en testosteron gebruikt binnen- en buiten wedstrijd verband. Er is stelselmatig gefraudeerd in de wielersport. Het is duidelijk dat er met alle betrokken partijen besproken moet worden over hoe de dopingproblematiek aangepakt kan worden en waar nodig moet bestaande wet- en regelgeving aangepast worden.
27
5. Juridische instrumenten Uit het voorgaande hoofdstuk is het duidelijk dat het anti-doping beleid in de huidige vorm op Europees niveau niet goed functioneert. Er zijn verschillende onderwerpen binnen het anti-doping beleid zoals die in hoofdstuk 4 aan bod zijn gekomen waar veel ruimte is voor verbetering. Het WADA en de UCI streven naar een uniform anti-doping beleid waar, ongeacht discipline en nationaliteit, de regels, procedures en sancties gelijkwaardig zijn. Uit onderzoek blijkt dat de pijlen allemaal dezelfde richting op staan; werkgever(s) en werknemer(s) in de topsport vinden over het algemeen beiden dat dopinggebruik onacceptabel is. Het is echter de manier waarop het anti-doping beleid is ingericht dat bij sommige onderwerpen weerstand veroorzaakt. De Europese Sociale Dialoog Normaliter worden arbeidsrechtelijke onderwerpen en voorwaarden uit onderhandeld door werknemer(s) en werkgever(s) organisaties en worden de uitkomsten ervan in een cao gegoten. Echter, de arbeidsvoorwaarden die betrekking hebben op dopinggebruik worden nu ontworpen door het WADA en opgenomen in reglementen van de UCI die rechtstreeks doorwerken in de arbeidsovereenkomsten van de beroepsrenners. Het zou wenselijk zijn om een Europees platform te hebben waar werkgever(s) en werknemer(s) samen met de betrokken (inter-) nationale organisaties bijeen kunnen komen om collectief overleg te plegen over de huidige dopingproblematiek en hiervoor oplossingen te zoeken. Een goed instrument hiervoor, wat tot op heden nog niet is ingezet, is de Europese sociale dialoog. In dit hoofdstuk volgt een analyse over hoe de sociale dialoog ingezet zou kunnen worden om de huidige problemen met betrekking tot dopinggebruik in de wielersport aan te pakken. Wat is de sociale dialoog? De sociale dialoog is een overleg tussen werknemer(s) en werkgevers(s)- organisaties en de overheid met betrekking tot sociaal economische onderwerpen. Er zijn drie vormen waarin de sociale dialoog plaats kan vinden: 1. Overkoepelend (industrie-breed) niveau 2. Sectoraal niveau 3. Bedrijfstak niveau De sociale dialoog behoort tot een van de pijlers van het Europees Sociaal model. 72 Sinds 1999 is het verankerd in de Europese wetgeving. 73 De sociale dialoog is een instrument wat ingezet kan worden
72
http://europa.eu/legislation_summaries/employment_and_social_policy/social_dialogue/index_nl.htm De rechtsgrondslag voor de sociale dialoog is te vinden in artikelen 151 t/m 156 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 73
28
om de participatie onder de sociale partners (werkgevers en werknemers-) te vergroten op Europees niveau. Het heeft een aantal functies, hieronder worden de belangrijkste opgesomd 74: 1. Overleg voeren met betrekking tot sociale onderwerpen; 2. Het opstellen van aanbevelingen die niet juridisch bindend zijn en; 3. Overeenkomsten sluiten die verbindende werking toekennen aan lidstaten. Afhankelijk van de samenstelling van de betrokken partijen kan het sociale dialoog bipartite of tripartite zijn. 75 Voor dit onderzoek zal de focus gelegd worden op een bipartite sociaal dialoog op sectoraal niveau namelijk in de sector professioneel wielrennen. De sociale partners Er zijn drie groepen die de Europese Unie erkent als sociale partner te weten: werknemers organisaties en werkgeversorganisaties en andere belangenorganisaties.76 Indien de sociale dialoog als juridisch instrument geïmplementeerd wordt binnen het professionele wielrennen dan zouden de organisaties CPA en AIGCP als sociale partners betrokken moeten worden. Zoals in hoofdstuk 3.1 is besproken zijn deze twee organisaties de belangrijkste belangen behartigers van de beroepsrenners en teams binnen de sector. De AIGCP behartigt de belangen van de verbonden teams tegen andere belanghebbenden en de CPA behartigt de belangen van de individuele beroepsrenners. 77 Om de werking van de sociale dialoog te versterken zou het wenselijk zijn om ook alle belangrijke actoren bij het dialoog te betrekken zodat ze actief kunnen meewerken aan de totstandbrenging van arbeidsverhoudingen en voorwaarden met betrekking tot het antidopingbeleid.78 In de voetbal sector is de UEFA, een organisatie die niet als sociale partner kon participeren, toch als belangrijke stakeholder bijgevoegd aan de sociale dialoog. 79 Vergelijkbaar met de UEFA in de voetbal sector is de UCI in de wielersport. Het zou interessant zijn om de UCI te betrekken omdat de UCI een grote invloed heeft op de regulatie van de sport. Zoals eerder besproken werken de reglementen van de UCI door in de arbeidsovereenkomsten van de beroepsrenners. Omdat de UCI geen belangenorganisartie en daarbij geen sociale partner is, kan zij in eerste instantie niet participeren aan de dialoog. Echter, de Europese Commissie heeft in 1998 besloten dat sociale partners gezamenlijk een verzoek kunnen indienen bij de Europese Commissie om de toelating van andere belangrijke 74
R.C. Branco Martins, Introductie van de Sociale Dialoog in het Europese professionele voetbal Wenselijk of Noodzakelijk? 75 Bipartite betekent dat er overleg plaatsvindt tussen de sociale partners onderling, tripartite is als er overleg wordt gevoerd tussen sociale partners en de overheid. 76 http://www.europa-nu.nl/id/vgupk4jc7ltx/sociale_dialoog 77 T.M.C. Asser Instituut, Study into the identification of themes and issues which can be dealt with in a social dialogue in the European Professional Cycling Sector, blz 142 78 T.M.C. Asser Instituut, Study into the identification of themes and issues which can be dealt with in a social dialogue in the European Professional Cycling Sector, blz 143 79 Agreement regarding the minimum requirements for standard player contracts in the professional football sectorin the European Union and the rest of the UEFA territory.
29
organisaties (die in de vorm van een comité zouden deelnemen aan de dialoog) te toetsen 80. De criteria waaraan een organisatie moet voldoen zijn: 1. De organisatie moet op Europees niveau georganiseerd zijn; 2. De organisatie moet een integrerend en erkend deel uitmaken van de structuren van sociale partners van de lidstaten, het vermogen bezitten overeenkomsten te sluiten en representatief zijn voor verschillende lidstaten; 3. De organisatie moet toereikende structuren bezitten om hun doeltreffende deelneming aan het werk van de Comités te waarborgen. 81 Om deelname aan de dialoog mogelijk te maken zullen alle sociale partners eerste gezamenlijk toestemming moeten geven hiervoor. Pas dan kan de UCI aan tafel schuiven en participeren aan de sociale dialoog. Verder is de WADA ook een belangrijke speler in de wielersport. Naar mijn mening zou het ook interessant zijn om de WADA te laten participeren aan de sociale dialoog, voornamelijk omdat zij ook regelgevende bevoegdheden hebben als het gaat om de dopingwetgeving. Zoals hierboven genoemd, zullen de sociale partners hier eerst toestemming voor moeten geven en zal de WADA aan de verreiste criteria moeten voldoen. De onderwerpen van de sociale dialoog In principe kan in een sectoraal overleg van de sociale partners en comités een dialoog gevoerd worden over elk gewenst sociaal economisch onderwerp die binnen hun sector speelt. Als de lidstaten ervoor kiezen om de onderhandelingen in de vorm van een richtlijn te implementeren dan kan dit alleen als de onderwerpen betrekking hebben op de gebieden neergelegd in art. 153 VWEU. De relevante gebieden die betrekking hebben op de dopingproblematiek in de wielersport zijn82: -
de verbetering van voornamelijk het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;
-
arbeidsvoorwaarden;
-
de bestrijding van sociale uitsluiting
Allereerst vormt dopinggebruik een gevaar voor de gezondheid. In het USADA rapport kwam duidelijk naar voren dat beroepsrenners van het U.S. Postal team regelmatig EPO en bloeddoping gebruikten. Beide (en andere) vormen van dopinggebruik kunnen een serieus gevaar vormen voor de
80 Commission of the European Union, Commission Decision on the establishment of Sectoral Dialogue Committees promoting the dialogue between the social partners at European level, 20 May 1998 [hereinafter Commission ESSDC Decision] COM (1998) 500 final. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:1998:225:0027:0028:NL:PDF 81 Commission of the European Union, Commission Decision on the establishment of Sectoral Dialogue Committees promoting the dialogue between the social partners at European level, 20 May 1998 [hereinafter Commission ESSDC Decision] COM (1998) 500 final. Art. 1 82 Art. 153 lid 1 VWEU
30
gezondheid van de beroepsrenner.83 Des te belangrijker dat de dopingproblematiek in kaart wordt gebracht en ter discussie wordt gesteld. Ten tweede werkt de dopingwetgeving, zoals die opgesteld is door de WADA, door in de arbeidsvoorwaarden van de beroepsrenner. Het omstreden whereabouts- systeem en het dopingreglement zijn beide onderdeel van de arbeidsovereenkomst van de beroepsrenner. Volgens het VWEU kunnen onderwerpen die de arbeidsvoorwaarden van werknemers raken ter discussie worden gesteld in de sociale dialoog. Als laatste valt de dopingproblematiek ook onder de noemer ‘bestrijding van sociale uitsluiting’. Na de bekendmaking van het USADA rapport kwam aan het licht dat ploeggenoten van het U.S Postal team elkaar onder druk hebben gezet om doping te gebruiken. Dopinggebruik werd als een ‘way of life’ gezien en voor veel beroepsrenners was het de enige manier om aan de top te komen. Het kwam zelfs voor dat beroepsrenners die dopinggebruik weigerden werden uitgesloten van deelname aan het team. Deze vorm van sociale uitsluiting is funest voor de integriteit van sport en strookt niet met het beginsel dat alle beroepsrenners gelijke kansen moeten hebben om mee te doen aan wedstrijden. Implementatie van nieuwe dopingwetgeving De uitkomst van de dialoog die sociale partners met elkaar voeren kunnen verschillen in hun vorm. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van een akkoord of overeenkomst, het maken van aanbevelingen of het opstellen van een voorstel of richtlijn. Om de dopingproblematiek aan te pakken is het wenselijk om de uitkomsten van de sociale dialoog vast te leggen in bindende overeenkomsten zodat er een uniform anti-doping beleid ingevoerd kan worden. Art. 155 VWEU regelt het sluiten van bindende overeenkomsten tussen sociale partners. Indien overeenkomsten gesloten worden tussen de sociale partners dan moet er gezocht worden naar de beste methode om deze overeenkomsten te implementeren in hun nationale wetgeving. Dit kan per lidstaat verschillen. Het VWEU biedt drie mogelijkheden om dit te doen. Primair zouden de overeengekomen besluiten in een cao-vorm kunnen worden gegoten om zo geïmplementeerd te worden binnen de verschillende lidstaten. Het nadeel is dat niet alle lidstaten het principe van de cao kennen. Het risico is dan dat de implementatie van de onderhandelingen alleen worden doorgevoerd in de landen waar ze een cao regeling hebben. De tweede mogelijkheid is om de onderhandelingen via een richtlijn te implementeren in de lidstaten.84 Alleen de onderwerpen die onder de gebieden vallen van art. 153 lid 1 VWEU kunnen in aanmerking komen voor deze vorm van implementatie. Zoals al is vastgesteld valt de dopingproblematiek binnen de gebieden van art. 153 lid 1 VWEU en zouden de sociale partners en 83 84
http://www.dopinglijn.be/dopingcontrole-wat-wie-hoe/zeg-neen-tegen-doping/ Art 153 lid 2 sub b jo Art. 155 lid 2 VWEU
31
comités er voor kunnen kiezen om deze methode te gebruiken. Indien de sociale partners voor deze implementatie methode kiezen zal de overeenkomst, na raadpleging door de Commissie, door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurd moeten worden. 85 Deze methode is naar mijn mening een uitstekende manier om een potentiele nieuwe dopingwetgeving te implementeren omdat alle lidstaten op een uniforme wijze de implementatie kunnen doorvoeren binnen hun eigen lidstaat. Als laatste kunnen overeenkomsten doorsijpelen in de nationale regelgeving door middel van procedures en gebruiken die in de lidstaat geëigend zijn voor de verhouding tussen werkgevers en werknemers. De sociale partners worden als het ware wetgevers die de verantwoording dragen om de afgesproken overeenkomst door te voeren binnen de eigen lidstaat.86 Deze manier van implementatie vergt veel procedurele eisen om de overeenkomst om te zetten in nationale regelgeving. Conclusie De Europese sociale dialoog kan fungeren als een mooi platform om overleg te voeren met alle betrokken partijen in de sector van het professionele wielrennen. Na de publicatie van het USADA rapport werd duidelijk dat de huidige dopingwet heeft gefaald. Een overleg met de belangrijkste sociale partners op Europees niveau zou een goede eerste stap zijn om de problemen te bespreken die boven tafel zijn gekomen. Daarnaast kunnen onderhandelingen gevoerd worden over potentiele veranderingen die noodzakelijk zijn. Als laatste kunnen de gemaakte afspraken in de vorm van een richtlijn doorgevoerd worden in de nationale regelgevingen van de lidstaten. Met het inzetten van de Europese sociale dialoog als platform om met alle belangrijke actoren in onderhandeling te treden over mogelijke oplossingen, wordt er draagvlak gecreëerd en kunnen duidelijke en realistische doelstellingen worden gemaakt.
85 86
Art. 155 lid 2 VWEU Art 153 lid 3 VWEU
32
6. Conclusie Dopinggebruik onder topsporters is geen ongewoon verschijnsel. Al jaren worden er allerlei middelen gebruikt om de prestaties te verhogen. In de jaren zestig heeft het IOC het initiatief genomen om het dopinggebruik te minimaliseren door een commissie in te stellen die een anti-doping beleid opstelde. Daarmee werden ook de eerste sporters onderworpen aan dopingcontroles. Sindsdien zijn er vele (inter-)nationale organisaties opgericht die zich bezighouden met de strijd tegen doping. Ook is er een internationale dopingwetgeving ingevoerd waaraan alle topsporters zich aan moeten houden. Vooral de duursporten zoals zwemmen, schaatsen en wielrennen worden vaak in verband gebracht met dopingschandalen. De sport die nu het meest te kampen heeft met een dopingprobleem is zonder twijfel de wielersport. Nadat vorig jaar oktober een vernietigend rapport van de USADA op tafel kwam te liggen met tientallen getuigenverklaringen over dopinggebruik over de afgelopen tien jaar is deze sport onder vuur komen te liggen. Ondanks alle maatregelen om dopinggebruik tegen te gaan hebben veel beroepsrenners stelselmatig doping gebruikt binnen- en buiten wedstrijdverband. Het is duidelijk geworden dat het huidige anti-doping beleid heeft gefaald en onder de loep moet worden genomen. Dit onderzoek richt zich op het identificeren van de problemen rondom de huidige dopingwet. Nadat de problemen in kaart zijn gebracht wordt er gekeken naar mogelijk oplossingen om de wielersport zo schoon mogelijk te krijgen.
De problemen die in kaart zijn gebracht in dit onderzoek zijn deels uit voorgaande onderzoeken gehaald. In Nederland is er onderzoek gedaan naar de werkwijze van de tuchtcolleges bij dopingzaken. Hieruit blijkt dat tuchtcolleges onvoldoende kennis hebben als het gaat om het dopingreglement en de toepassing daarvan in dopingzaken. Daarnaast is er weinig acceptatie onder tuchtcommissies als het gaat om het gevoerde sanctiebeleid. Het sanctiebeleid vinden zij te star en rigide omdat het het dopingreglement weinig handvaten bied om verzachtende omstandigheden mee te laten wegen in hun eindoordeel.
Ook de bewijsmiddelen die in tuchtzaken gebruikt worden liggen onder vuur sinds de komst van het biomedisch paspoort. Op basis van statistische berekeningen kunnen afwijkende bloedwaarden een reële inschatting geven over de kans dat er verboden middelen of methodes gebruikt zijn. Welke verboden stof er is gebruikt, of wat voor methode is toegepast kan niet worden afgeleid uit het biomedisch paspoort. Critici vinden het onacceptabel dat er op basis van indirect bewijs topsporters worden veroordeeld.
33
De Dopingautoriteit heeft onderzoek gedaan naar de werking van de whereabouts- regeling. Er is veel kritiek op het systeem omdat het een enorme inbreuk is op de privacy van de sporter. 87 Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat vaak sporters bij het invullen van hun whereabouts problemen hebben met het elektronisch systeem. De software vinden zij verre van gebruiksvriendelijk en het systeem blijkt niet altijd bereikbaar te zijn.88 Omdat het invullen van verkeerde whereabouts kan leiden tot vergaande sancties, is het van groot belang dat het systeem goed werkt en zo min mogelijk problemen oplevert voor de topsporters die het in moeten vullen.
In oktober 2012 is er een grootschalig onderzoek geweest naar het dopinggebruik van het team van Lance Armstrong. Hieruit bleek dat er stelselmatig doping is gebruikt in het U.S Postal team. Voornamelijk EPO, bloeddoping, testosteron en cortisone zijn gebruikt om de prestaties onder de ploeggenoten te verhogen. Na het verschijnen van dit onderzoeksrapport zijn er nog tientallen profrenners geweest die bekentenissen hebben afgelegd over hun eigen dopinggebruik en het gebruik binnen hun team. Voornamelijk teamartsen en ploegleiders vervulden een sleutelrol bij het faciliteren van het dopinggebruik.
Het onderzoeksrapport van de USADA is het bewijs dat de huidige dopingwetgeving herzien moet worden. Beroepsrenners hebben in het huidige anti-doping beleid weinig in te brengen omdat de WADA de dopingwetgeving ontwerpt. Via de UCI reglementen werkt het dopingreglement door in de arbeidsovereenkomsten van de individuele beroepsrenners. Het zou wenselijk zijn om een Europees platform te hebben waar werkgever(s) en werknemer(s) samen met de betrokken (inter-) nationale organisaties bijeen kunnen komen om collectief overleg te plegen over de huidige dopingproblematiek en hiervoor oplossingen te zoeken. Mijns inziens biedt de Europese sociale dialoog een goed platform om op sectoraal niveau, collectief het dopingprobleem aan te pakken. Met alle betrokken partijen kan overleg gevoerd worden op Europees niveau over de huidige dopingwetgeving. Daarnaast kunnen onderhandelingen gevoerd worden over potentiele veranderingen die noodzakelijk zijn. Als laatste kunnen de gemaakte afspraken in de vorm van een richtlijn doorgevoerd worden in de nationale regelgevingen van de lidstaten. Met het inzetten van de Europese sociale dialoog als platform om zo met alle belangrijke actoren in onderhandeling te treden over mogelijke oplossingen, wordt er draagvlak gecreëerd en kunnen duidelijke en realistische doelstellingen worden gemaakt.
87 88
Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidoping beleid, oktober 2010, blz 11 Stichting Anti-Doping Autoriteit, De Nederlandse topsporter en het antidoping beleid oktober 2010, blz 12
34
BIJLAGE A Voorbeeld van een arbeidsovereenkomst van een beroepsrenner
Arbeidsovereenkomst De ondergetekenden: 1
De stichting STICHTING KNWU DEVELOPMENT TEAM, gevestigd te Nieuwegein en kantoorhoudend aan de (3439ML) Wattbaan 31 te Nieuwegein, vertegenwoordigd door de heer H.J. Kloosterhuis als gevolmachtigde, hierna: "de Stichting"
en 2
@_ (let op: ACHTERNAAM), geboren op @_, wonend te @_, aan de @_, (nationaliteit: @_), houder van een @_ (naam nationale bond) licentie, hierna: “de Werknemer”
Hierna gezamenlijk te noemen: ‘Partijen’; In aanmerking nemende dat: De Stichting een Continental Team op de weg brengt om deel te nemen aan nationale en internationale wielerwedstrijden waarop de regelgeving van de International Cycling Union (hierna te noemen: UCI) en de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (hierna te noemen: KNWU) van toepassing is; Het Continental Team uiterlijk tot en met 31 december 2016 gesponsord wordt door de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (hierna: Rabobank Nederland) als hoofdsponsor alsmede door een aantal andere sponsors; Het Continental Team gedurende de sponsoring door Rabobank Nederland de naam ‘Rabobank Development Team’ draagt; De Werknemer met ingang van […] in dienst is van Rabobank Wielerploegen B.V.,/ Stichting Rabobank-Giant Off Road Team waar hij deel uitmaakt van het Continental Team; Partijen onderling zijn overeengekomen dat de Werknemer voor bepaalde tijd bij de Stichting in dienst zal treden in de functie van wielrenner en uit dien hoofde zal deelnemen aan het Rabobank Development Team; Voor de bepaling van het aantal dienstjaren in het kader van deze overeenkomst zal worden uitgegaan van de datum van indiensttreding bij Rabobank Wielerploegen B.V./Stichting Rabobank-Giant Off Road Team, zoals hierboven genoemd; Partijen de tussen hen overeengekomen arbeidsvoorwaarden hierna schriftelijk wensen vast te leggen;
35
Verklaren en komen overeen als volgt:
Artikel 1 Ingangsdatum en looptijd a) De Werknemer is sinds @_(datum voluit) in dienst van de Stichting en zijn arbeidsovereenkomst wordt met ingang van @_(datum voluit) verlengd voor de bepaalde tijd van @_(aantal in letters). maanden. De Werknemer treedt met ingang van @_(datum voluit) bij de Stichting in dienst voor de bepaalde tijd van @_(aantal in letters) maanden. b) Deze arbeidsovereenkomst wordt gesloten onder de ontbindende voorwaarden dat: i.
de Werknemer medisch niet wordt goedgekeurd als topsporter door een door de Stichting aan te wijzen arts; ii. de Werknemer niet beschikt over de vereiste licentie volgens de reglementen van de KNWU. c) Deze arbeidsovereenkomst eindigt automatisch op @_ 20@_(datum voluit), zonder dat voorafgaande opzegging nodig is.
Artikel 2 De werkzaamheden a) De Werknemer @_(nieuwe indiensttreding) treedt in dienst @_(verlenging contract) is in dienst getreden als wielrenner. b) De werkzaamheden van de Werknemer bestaan uit het deelnemen aan wielerwedstrijden, rondes en teamtrainingen, alsmede aan met de wielersport verband houdende evenementen, presentaties, sponsor- en media-activiteiten, die gelet op de activiteiten van de Stichting tot de functie van wielrenner behoren. c) De Werknemer zal deze werkzaamheden verrichten, voor zover de Stichting het verrichten hiervan aan hem opdraagt of deze van hem verwacht mogen worden. d) De Werknemer zal uitsluitend in opdracht van de Stichting deelnemen aan een wielerwedstrijd. De Werknemer kan een verzoek tot toestemming om deel te nemen aan een wielerwedstrijd indienen. De Stichting wordt geacht deze toestemming te hebben gegeven, indien zij niet binnen een periode van 10 dagen ná de datum van het verzoek van de Werknemer heeft gereageerd. In geen geval mag de Werknemer als lid van een gemengd team deelnemen aan een wielerwedstrijd, indien de wielerploeg van de Stichting reeds is aangemeld voor die wedstrijd. e) Het is de Werknemer alleen na schriftelijke toestemming van de Stichting toegestaan deel te nemen aan andere activiteiten dan de in lid b genoemde. De Stichting beslist op het verzoek van de Werknemer naar redelijkheid. f) De Stichting stelt de dagelijkse leiding van de wielerploeg in handen van een ploegleider, dan wel een plaatsvervangend ploegleider. De Werknemer zal de instructies van deze (plaatsvervangend) ploegleider opvolgen. g) De Stichting verplicht zich om de Werknemer in staat te stellen om diens beroep naar behoren uit te oefenen door hem te voorzien van de nodige uitrusting en kleding en door hem toestemming te geven om ofwel als lid van de wielerploeg, ofwel als individu, deel te nemen aan een voldoende aantal wielerwedstrijden.
36
h) De Stichting zal de Werknemer geen werkzaamheden opdragen gedurende een korte schriftelijk vastgelegde periode waarin de Werknemer als renner is opgeroepen door de Nationale Wielerbond om deel uit te maken van de selectie van het nationale team. De Stichting geeft de Nationale Wielerbond of diens vertegenwoordiger toestemming om de Werknemer de door haar noodzakelijk geachte aanwijzingen te geven, in verband met en voor de duur van de selectie, op voorwaarde dat zij zulks uitsluitend doet in verband met wielerwedstrijden waarvoor de Werknemer voor de nationale selectie van de Nationale Wielerbond is geselecteerd, onder de naam en voor rekening van de Nationale Wielerbond. Deze aanwijzingen mogen niet strijdig zijn met het beleid van de Stichting met betrekking tot doping en alle daarmee direct en indirect samenhangende interne en externe regels, in het bijzonder de regels die behoren tot de zogenaamde "whereabouts". i)
De Stichting zal de Werknemer zoveel mogelijk begeleiden bij het geven van interviews of andere contacten met de media. Beide partijen zullen hierbij rekening houden met de wederzijdse belangen. Lange tevoren geplande interviews, waaronder in ieder geval worden begrepen interviews met landelijke media en media gespecialiseerd in wielersport, moeten tevoren door de Werknemer bij de ploegleiding worden aangemeld en bij die interviews zal de Werknemer het recht bedingen op reviseren voordat publicatie of uitzending plaatsvindt.
j)
Indien de Werknemer een revisie heeft bedongen, zal hij de Stichting ook in staat stellen te reviseren, waarbij de Werknemer akkoord dient te gaan met door de Stichting voorgestelde wijzigingen.
k) De Stichting en de Werknemer zijn overeengekomen om de resultaten van de Werknemer tussentijds op meerdere momenten te evalueren.
Artikel 3 Werktijd a) De werktijden worden door de Stichting, zoveel mogelijk in overleg met de Werknemer, vastgesteld in overeenstemming met de wieleractiviteiten. De werktijden zijn onder meer afhankelijk van het wielerseizoen en kunnen vallen op weekend- en feestdagen. b) Indien de Stichting aan de Werknemer werkzaamheden opdraagt zoals in artikel Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. bedoeld, zal Werknemer bij de aanvang van die werkzaamheden tijdig en startklaar aanwezig zijn. c) De Werknemer moet zelf zorgen voor de eventueel noodzakelijke visa en vergunningen om aan de door de Stichting opgedragen werkzaamheden te kunnen deelnemen. De kosten van deze noodzakelijke visa en vergunningen zijn voor rekening van de Stichting.
Artikel 4 Salaris en premies a) Het basissalaris van de Werknemer bedraagt @_(Optie: vanaf @_ 20@_) € @_, met inbegrip van 8% vakantiegeld, op jaarbasis, uit te betalen in twaalf (12) gelijke maandelijkse delen op de laatste werkdag van elke maand onder aftrek van de wettelijk voorgeschreven inhoudingen. @_(Optie: Met ingang van @_ 20@_ bedraagt het basissalaris € @_ met inbegrip van 8% vakantiegeld op jaarbasis uit te betalen in twaalf (12) gelijke maandelijkse delen op de laatste werkdag van elke maand onder aftrek van de wettelijk voorgeschreven inhoudingen. b) Het salaris van de Werknemer zal worden betaald door middel van storting op bankrekeningnummer @_ ten name van @_(naam werknemer) te @_(woonplaats).
37
c) De Werknemer ontvangt premies op basis van het premiesysteem vastgelegd in de door Partijen geparafeerde bijlage 1 van deze overeenkomst. d) Premies worden toegekend op grond van het eindklassement van een wedstrijd, zoals vastgesteld op de dag waarop de wedstrijd eindigt. Latere wijziging in dat eindklassement, om welke reden ook, geeft de Werknemer geen recht op wijziging van de hem toegekende premies. e) Alle in dit artikel genoemde bedragen zijn bruto bedragen waarop de Stichting de wettelijk voorgeschreven inhoudingen zal toepassen. f) De Stichting zal ten behoeve van Werknemer zorg dragen voor een WA-verzekering, alsmede voor een reis- en ongevallenverzekering. De kosten van deze verzekering komen voor rekening van de Stichting.
Artikel 5 Vakantiedagen a) De Werknemer heeft per vakantiejaar recht op 35 (zegge: vijfendertig) vakantiedagen, gedurende welke het salaris van de Werknemer wordt doorbetaald. De zaterdag en zondag gelden ook als vakantiedag. b)
Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van ieder jaar.
c) De Werknemer zal de vakantiedagen opnemen in overleg met de ploegleiding, maar in ieder geval niet in de periode van 1 februari tot en met 30 september. De Werknemer zal zijn vakantiedagen zodanig opnemen, dat hij in de periode van 1 oktober tot en met 31 december van ieder kalenderjaar tenminste drie aaneengesloten weken vakantie heeft.
d) De Werknemer is gehouden de vakantiedagen op te nemen in het jaar waarop de desbetreffende vakantiedagen betrekking hebben.
Artikel 6 Arbeidsongeschiktheid a)
Bij (dreigende) arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte maakt de Werknemer daarvan meteen melding bij de ploegleiding en de Stichting en stelt hij zich onmiddellijk onder geneeskundige behandeling van de ploegarts of een door deze aan te wijzen medicus. Ook van herstel doet de Werknemer meteen mededeling aan de ploegleiding en de Stichting. Bij de ziekmelding verstrekt de Werknemer aan de Stichting alle inlichtingen, die voor de Stichting van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of hij het loon moet doorbetalen.
b) Bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte behoudt de Werknemer gedurende maximaal 104 aaneengesloten weken, of zoveel korter dan de arbeidsovereenkomst duurt, recht op de volgende betaling: i.
gedurende de eerste 13 weken van het totaal van 104 weken heeft de Werknemer recht op doorbetaling van 100% van zijn overeengekomen basissalaris;
ii.
gedurende de resterende periode van het totaal van 104 weken heeft de Werknemer recht op doorbetaling van 70% van zijn basissalaris, met als ondergrens het voor de Werknemer geldende minimumloon, zoals aangegeven in 38
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. c) De Werknemer is verplicht zich te onderwerpen aan de controlevoorschriften terzake van ziekteverzuim, die door of namens de Stichting zijn of zullen worden vastgesteld. De Stichting is bevoegd tot wijziging van deze voorschriften. d) De Werknemer verplicht zich om, na een daartoe strekkend verzoek van de Stichting, onmiddellijk in overleg met een medisch specialist een revalidatieprogramma op te stellen. e) De Werknemer zal zich onthouden van enig handelen of nalaten, waardoor zijn herstel zou kunnen worden vertraagd of verhinderd. f)
Indien achtereenvolgende perioden van ziekte van de Werknemer elkaar opvolgen met een tussenliggende onderbreking van minder dan vier weken, wordt de arbeidsongeschiktheid van de Werknemer voor deze overeenkomst geacht niet te zijn onderbroken.
g) Indien de Werknemer een geldelijke uitkering ontvangt uit hoofde van een verzekering of fonds waarin de Stichting, direct of indirect, deelneemt, worden de bovenvermelde betalingsverplichtingen van de Stichting verminderd met de uitkering die de Werknemer uit deze verzekering of dit fonds ontvangt. Uitkeringen in verband met ziekte/arbeidsongeschiktheid die de Werknemer ontvangt van overheidswege en/of de werknemersverzekeringen, komen, ongeacht de bijdrage door de Stichting, volledig in mindering op bovenvermelde betalingsverplichting van de Stichting. h) Indien de hiervoor bedoelde arbeidsongeschiktheid veroorzaakt is door een gebeurtenis waarvoor een derde aansprakelijk is, dan zal de Werknemer: i.
zo snel mogelijk nadat deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden de Stichting hiervan in kennis stellen en volledig informeren omtrent de hierbij betrokken derde(n);
ii. met de betreffende derde(n) geen regeling treffen of op enige andere wijze afspraken maken, die afbreuk doen aan de aanspraken van de Stichting op grond van artikel 6:107a BW.
Artikel 7 Dopinggebruik De werknemer verklaart dat hij in het verleden niet door de UCI, WADA of enige Nationale dopingautoriteit op doping of dopinggeduide middelen positief is getest, niet op enige manier de anti-dopingregels of whereaboutsregels heeft overtreden, niet door een bevoegde tuchtrechtelijke instantie is veroordeeld wegens overtreding van de anti-dopingregels, niet op enige andere manier betrokken is geweest bij het gebruik van dopinggeduide middelen of methoden of de handel in dopinggeduide middelen, dan wel in het verleden geen aanzet heeft gegeven aan derden tot het gebruik van dopinggeduide middelen. Indien werknemer blijkt onjuist of onvolledig te hebben verklaard volgens dit artikel, is dit voor de Stichting een grond voor onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen. Dit onverminderd het recht van de Stichting om de Werknemer aansprakelijk te stellen voor de schade die zij als gevolg van het gedrag van de Werknemer heeft geleden en in de toekomst zal lijden. De werknemer is verplicht de dopingvragenlijst zoals opgenomen in bijlage 3 naar waarheid in te vullen en te ondertekenen. Deze vragenlijst maakt integraal deel uit van deze overeenkomst.
Artikel 8 Procedure bij vermeend dopinggebruik
39
a)
De Werknemer is ervan op de hoogte dat het gebruik van dopinggeduide middelen of methoden en andere overtredingen van anti-dopingregels (zoals handel, manipulatie en toediening van deze middelen of methoden) dan wel enige betrokkenheid hierbij: i)
absoluut verboden is en volstrekt wordt afgekeurd door de Stichting, Rabobank Nederland en de overige sponsors;
ii) grote financiële en publicitair schadelijke gevolgen kan hebben voor de Stichting en de sponsors; iii)
dat bij structureel dopinggebruik (meer dan 1 renner in overtreding op artikel 8,9 en 10 van deze overeenkomst) binnen het Rabobank Development Team, Rabobank per direct de sponsoring van de Stichting beëindigt en dat daarmee de Stichting en het team ophoudt te bestaan.
iv) voor de Werknemer zal leiden tot de in artikel 9 genoemde gevolgen.
b) De Werknemer zal de ploegarts van de Stichting onmiddellijk informeren en deze melding schriftelijk aan de Stichting bevestigen, indien de Werknemer van de UCI, WADA of NADA de officiële mededeling krijgt dat hij verdacht is van overtreding van de anti-dopingregels. c) De Werknemer zal de ploegarts van de Stichting onmiddellijk informeren en deze melding schriftelijk aan de Stichting bevestigen, indien de Werknemer door de UCI, WADA of NADA positief op doping geduide middelen is getest of op enige andere wijze zijn betrokkenheid bij gebruik van doping geduide middelen of methoden, dan wel andere overtredingen van de anti-dopingregels zijn vastgesteld, dan wel indien hij een written of een recorded warning heeft ontvangen of sprake is van een missed test. d) Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in de vorige leden zal de Werknemer geen interviews geven, ook niet indien deze reeds waren gepland. Bovendien zal de Werknemer: i)
alle aanwijzingen van de Stichting en de door de Stichting aan te stellen deskundigen met betrekking tot de begeleiding van de (doping)procedure en het opvolgen van de warning strikt opvolgen;
ii) alle communicatie met derden, waaronder de media, in welke vorm dan ook, inzake de (vermeende) betrokkenheid van de Werknemer met het gebruik van dopinggeduide middelen en/of inzake de warning, geheel door de Stichting laten verzorgen en de aanwijzingen dienaangaande van de Stichting strikt opvolgen. e) Indien de Werknemer bij een dopingtest door de bevoegde autoriteit positief wordt bevonden en hij het gebruik van dopingerkende middelen erkent, zal hij schriftelijk aan de Stichting bevestigen dat hij dat gebruik erkent. f)
Indien de Werknemer bij een dopingtest door de bevoegde autoriteit positief wordt bevonden op gebruik van dopinggeduide middelen, leidt dit tot: i)
een schorsing c.q. non-actiefstelling door de Stichting;
ii) de opschorting van de loonbetalingverplichting van de Stichting.
40
g) Indien de Werknemer bij een dopingtest positief wordt bevonden op gebruik van dopinggeduide middelen, beslist de Stichting, na overleg met de Werknemer, of er een contra-expertise wordt aangevraagd. Indien De Stichting tot de aanvraag van een contraexpertise besluit, zal de Stichting de Werknemer zoveel mogelijk (zowel juridisch als technisch) bijstaan gedurende deze procedure. Indien de Stichting besluit dat geen contra-expertise behoeft te worden aangevraagd, heeft de Werknemer het recht zelfstandig en op eigen kosten een contra-expertise aan te vragen. Partijen zullen elkaar na ontvangst van de uitslag van de contra-expertise van de bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk in kennis stellen. De Stichting zal de Werknemer bij deze kennisgeving tevens informeren over de eventuele gevolgen van de uitslag voor de arbeidsovereenkomst. h) Indien één of meer “recorded warnings” door de daartoe bevoegde autoriteit tot schorsing van deelname aan wielerwedstrijden leiden, zijn de gevolgen voor de werknemer: i)
een schorsing c.q. non-actiefstelling door de Stichting;
ii) de opschorting van de loonbetalingverplichting van de Stichting. i)
De Werknemer heeft geen recht op premies of prijzengeld op grond van resultaten in een wedstrijd of ronde, waarin hij na een dopingcontrole positief getest is of waarin hij op enige andere wijze betrokken was bij gebruik van dopinggeduide middelen of waarin hij later uit het eindklassement wordt verwijderd, om welke reden ook. De Werknemer heeft verder geen recht op premies of prijzengeld op grond van resultaten die zijn behaald vanaf de datum van een dopingcontrole op grond waarvan de Werknemer positief getest is of vanaf de datum waarop op enige andere wijze betrokkenheid van de Werknemer bij gebruik van dopinggeduide middelen wordt geconstateerd of vanaf de datum waarop de Werknemer een written of recorded warning ontvangt of vanaf de datum waarop hij uit het eindklassement van een wedstrijd of ronde wordt verwijderd, om welke reden ook, tot de datum van eventuele schorsing dan wel eventueel ontslag van de Werknemer door de bevoegde autoriteit of door de Stichting. Uitbetaalde premies of prijzengeld waarop de Werknemer geen recht heeft, worden als onverschuldigde betaling door de Stichting van de Werknemer teruggevorderd.
Artikel 9 Schorsing en opzegging wegens (vermeend) dopinggebruik a) Indien de Werknemer door schorsing van de daartoe bevoegde autoriteit of door schorsing van de Stichting, niet in wedstrijden kan of mag uitkomen en aldus niet de overeengekomen werkzaamheden uitvoert, is de Stichting hem geen salaris verschuldigd. b) Indien de Werknemer positief is bevonden bij een dopingtest op het gebruik van dopinggeduide middelen of methoden, is de Stichting bevoegd de Werknemer te schorsen in afwachting van de uitslag van de contra-expertise, alsmede gedurende het onderzoek en een mogelijk daaropvolgende gerechtelijke procedure in het geval van verdenking van handel in dopinggeduide middelen. Deze bevoegdheid tot schorsing geldt ook indien de Werknemer wordt verdacht van andere overtredingen van de antidopingregels. c) Indien de Werknemer bij de contra-expertise negatief wordt getest op het gebruik van dopinggeduide middelen, is de Stichting met terugwerkende kracht het salaris over de geschorste periode verschuldigd en betaalt dit zo spoedig mogelijk aan de Werknemer uit. Bij een positieve uitslag van de contra-expertise vervalt de loonbetalingverplichting. 41
d) De Stichting is bevoegd de Werknemer te schorsen in geval van verdenking van handel in dopinggeduide middelen, gedurende het onderzoek daarnaar door de Stichting en/of de daartoe bevoegde autoriteit en een eventuele gerechtelijke procedure. Ook in dit geval wordt de loonbetalingverplichting van het salaris opgeschort tot de bevoegde autoriteit definitief een uitspraak heeft gedaan, welke in kracht van gewijsde is gegaan. De Stichting is enkel alsnog met terugwerkende kracht het salaris over de geschorste periode verschuldigd, indien bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak onomstotelijk de onschuld van de Werknemer is komen vast te staan. e) Indien de Werknemer definitief positief is bevonden op gebruik van dopinggeduide middelen, of indien hij de door de bevoegde autoriteit opgestelde anti-dopingregels heeft overtreden, of indien hij heeft gehandeld in dopinggeduide middelen, is dit voor de Stichting een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Dit onverminderd het recht van de Stichting om de Werknemer aansprakelijk te stellen voor de schade die zij als gevolg van het gedrag van de Werknemer heeft geleden en in de toekomst zal lijden.
Artikel 10 DNA – identificatie/100% tegen doping a) In het kader van de dopingbestrijding kan de Stichting, op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde autoriteit, aan de Werknemer vragen een monster van zijn weefsel en/of lichaamsvocht beschikbaar te stellen, waardoor de identificatie van het DNA van de Werknemer mogelijk wordt. Het DNA van de Werknemer zal uitsluitend worden gebruikt in het kader van (vermeend) dopinggebruik door de UCI aangewezen bevoegde tuchtrechtelijke instanties of een in het kader van dopinggebruik gevoerd strafrechtelijk (voor)onderzoek door de daartoe bevoegde instanties. b) Door ondertekening van deze overeenkomst verplicht de Werknemer zich een monster van zijn weefsel en/of lichaamsvocht over te leggen, waardoor de identificatie van het DNA mogelijk wordt, als dit door de Stichting wordt verzocht in het kader van de in lid a omschreven procedure. c) De Werknemer verplicht zich zijn medewerking aan het project van de UCI "100% tegen doping" te verlenen en zich te houden aan de door de Stichting in dat kader gegeven instructies. Met name zal de Werknemer de bevoegde instanties en de Stichting consequent dagelijks juiste inlichtingen verschaffen over zijn actuele verblijfplaats (whereabouts) waardoor de desbetreffende instanties voor dopingonderzoek (zoals onder meer de WADA) in staat zullen zijn ook buiten de wedstrijden om dopingcontroles bij de Werknemer toe te passen. De Werknemer zal bovendien zijn volledige medewerking verlenen aan het door de UCI samenstellen en in stand houden van zijn biologisch paspoort. d) De Stichting behoudt zich het recht voor de arbeidsovereenkomst tussentijds te wijzigen, indien de bevoegde autoriteiten met nadere dwingend opgelegde maatregelen komen om het dopinggebruik te voorkomen. De Werknemer geeft door ondertekening van deze overeenkomst uitdrukkelijk zijn toestemming aan de bovenstaande tussentijdse wijzigingen.
Artikel 11 Imagerechten a) De Werknemer verleent hierbij het exclusieve en onherroepelijke recht aan de Stichting en aan Rabobank Nederland om wereldwijd voor de duur van de arbeidsovereenkomst tussen Partijen zijn naam, bijnaam, initialen, handtekening, stem, portret (in welke vorm 42
dan ook), persoon, sportieve prestaties en enig ander met de persoon van de Werknemer verbonden recht (alle tezamen en afzonderlijk aan te duiden als "de imagerechten") zonder extra financiële verplichtingen jegens de Werknemer te gebruiken c.q. te doen gebruiken voor activiteiten van de Stichting en/of de onderneming(en) van Rabobank Nederland, subsponsors en suppliers, voor deze laatsten om door hen aangeboden producten en diensten bij het publiek c.q. hun (potentiële) afnemers aan grotere bekendheid te creëren door het gebruik van de imagerechten in hun promotie- en reclame-uitingen en producten en/of diensten. Onder "Rabobank Nederland" wordt mede begrepen de aan de Rabobank Nederland gelieerde ondernemingen die zich als sponsor aan de Stichting hebben verbonden. b) De Stichting is zich ervan bewust dat bij het gebruik van de imagerechten rekening gehouden moet worden met de persoonlijke ethische belangen van de Werknemer. c) De Werknemer garandeert bevoegd te zijn tot het verlenen van het in lid 1omschreven gebruiksrecht van zijn imagerechten. De Werknemer garandeert voorts geen rechten aan derden te hebben verleend c.q. overgedragen dan wel gedurende de duur van deze overeenkomst aan derden te zullen verlenen c.q. overdragen, die zich niet verdragen met de krachtens in dit artikel bepaalde aan de Stichting, Rabobank Nederland, subsponsors en suppliers verleende rechten. d) De gebruiksrechten van de Stichting en van Rabobank Nederland op de imagerechten als bedoeld in dit artikel duren tot één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst, voor zover het om bij het einde van de arbeidsovereenkomst reeds aanwezig materiaal gaat. e) De Werknemer verleent hierbij aan de Stichting een onherroepelijke volmacht om ingeval derden inbreuk maken op de krachtens de in dit artikel bepaalde aan de Stichting, Rabobank Nederland, de subsponsors en suppliers verleende rechten in zijn naam op te treden, zowel in als buiten rechte. De Werknemer zal hiertoe, op eerste verzoek van de Stichting, alle benodigde medewerking verlenen. f)
De Werknemer zal zich maximaal 24 dagdelen verspreid over maximaal twaalf gehele dagen per jaar om niet ter beschikking stellen van de Stichting voor promotionele doelstellingen, waarvan minimaal 12 dagdelen ten behoeve van KNWU, Rabobank Nederland en/of aan Rabobank Nederland gelieerde instellingen en de overige 12 dagdelen ten behoeve van de overige sponsors, subsponsors, suppliers en algemeen nut beogende instellingen, e.e.a. in overleg met de Stichting. De Stichting zal tijdig aan de Werknemer kenbaar maken op welke dagen zij van de Werknemer verwacht dat hij voor deze activiteiten beschikbaar is. Onder promotionele doelstellingen wordt verstaan alle activiteiten in het kader van dit artikel voor Rabobank Nederland en subsponsors. Het is de Werknemer verboden om, anders dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting en/of Rabobank Nederland, mee te werken aan (individuele) (marketing)- communicatie-uitingen in de ruimste zin van het woord. Indien de werknemer niet actief is op social media zal in overleg gekeken worden of de werknemer dit wil opstarten of dat hij ervoor kiest op een andere manier in contact te blijven met zijn fans. Dit in overleg met de Stichting en Rabobank Nederland. Voor de werknemer die wel actief is, geldt dat deze: i. hierbij gebruik maakt van de platforms en faciliteiten zoals Rabobank Nederland die heeft ontwikkeld of de sociale netwerken die aan deze platforms bijdragen; via de social media op continue basis zijn fans en de fans van de Stichting op de hoogte stelt; 43
iii. iv. v.
geregeld een bericht of boodschap van Rabobank Nederland met zijn gehele sociale netwerk deelt; zijn profielpagina's zo zal inrichten en opmaken als goed is voor zijn eigen zichtbaarheid en zichtbaarheid van Rabobank Nederland en de Stichting; zal bij zijn activiteiten op social media altijd zorgvuldig handelen, waarbij hij de belangen van de Stichting, Rabobank Nederland en overige sponsors in acht neemt.
Het is de Werknemer niet toegestaan via reclame en/of links op zijn website, noch door andere uitingen, direct of indirect, concurrerend te handelen jegens Rabobank Nederland, de huidige en/of toekomstige subsponsors en suppliers. De in dit artikel toegekende rechten aan Rabobank Nederland zijn in gelijke mate van toepassing op (toekomstige) andere hoofdsponsors van de Stichting.
Artikel 12 Materialen en kleding 1. De Stichting geeft de Werknemer – ter beoordeling van de Stichting – voldoende kleding, accessoires en materialen in bruikleen, die hij op aanwijzing van de Stichting zal dragen gedurende zijn werkzaamheden, maar in ieder geval tijdens trainingsactiviteiten en wedstrijden (het reizen en verblijven daaronder begrepen) en tijdens mediacontacten en PR activiteiten waaraan hij tijdens de duur van deze overeenkomst deelneemt. De Werknemer is gehouden om de uitingen van Rabobank Nederland zichtbaar te dragen en de sponsoruitingen van Rabobank Nederland zichtbaar te tonen. 2. Tot het kledingpakket hoort tevens vrijetijdskleding die gedragen dient te worden tijdens interviews en representatieve optredens waarbij wedstrijdkleding niet toegestaan of gebruikelijk is. 3. De in dit artikel bedoelde materialen en kleding zullen door de Werknemer in optimale conditie worden gehouden en op het eerste verzoek van de Stichting aan deze worden teruggegeven. Bij het einde van het dienstverband worden de materialen en kleding in ieder geval, ook zonder daartoe strekkend verzoek door de Stichting, door de Werknemer teruggegeven.
Artikel 13 Verdere verplichtingen van de Werknemer 1.
De Werknemer is onverminderd het verder in deze overeenkomst bepaalde onder meer verplicht:
a. zich te richten naar de aanwijzingen en instructies van de Stichting en het belang van de ploeg, Rabobank Nederland en de overige sponsors te laten prevaleren; b. deel te nemen aan alle wedstrijden, rondes en de overige in artikel 2 omschreven werkzaamheden als opgedragen door de Stichting; c. gedurende alle in artikel 2 lid b bedoelde wedstrijden en andere met de wielersport verband houdende evenementen, waaraan de Werknemer deelneemt, nauwgezet de aanwijzingen op te volgen die hem door de ploegleiding en/of de Stichting worden gegeven; d. alles te doen wat nodig is om op reglementaire wijze een zo goed mogelijke sportieve prestatie te bereiken; e. de Stichting op de hoogte te houden van alle sportieve prestaties, alsmede van eventuele wijzigingen in het wedstrijd- en trainingsprogramma; 44
f. aan de Stichting vooraf toestemming te vragen voor het voornemen om deel te nemen aan wedstrijden die buiten ploegverband worden gereden; g. ervoor zorg te dragen, bij elk optreden in het openbaar in welk verband dan ook, te voldoen aan de eisen van representativiteit en zich te onthouden van handelingen en/of gedragingen ten gevolge waarvan de goede naam van de Stichting, Rabobank Nederland of de overige sponsors, suppliers en leveranciers van materialen, waarmee een directe of indirecte contractuele relatie bestaat, in diskrediet wordt of kan worden gebracht; h de media immer te woord zal staan, behoudens in geval van zwaarwegende redenen en in de in deze overeenkomst genoemde situaties waaronder schorsing, en ‘positief’ zal bejegenen, alsmede in zijn contacten met de media de belangen van Rabobank Nederland, subsponsors en suppliers zoveel mogelijk te zullen behartigen en de wielerploegen te zullen aanduiden als "Rabo development team (RDT)", dan wel een andere door de Stichting aan te geven aanduiding; i. geen vergoeding in welke vorm dan ook te vragen en/of te ontvangen van derden voor het geven van interviews of welke andere vorm van contact met de media dan ook; j. zijn volledige medische dossier ter beschikking te stellen van de ploegartsen of de ploegartsen toestemming te geven tot inzage van zijn volledige medische dossier, alsmede zich voor wat betreft de medische verzorging te houden aan de richtlijnen en voorschriften van de ploegartsen en de aanwijzingen/voorschriften te volgen van de door de Stichting ingeschakelde interne en externe medische begeleiding. k. zijn volledige medewerking te verlenen aan het door de UCI samenstellen en instandhouden van zijn biologisch paspoort en de inhoud daarvan ter beschikking te stellen aan de ploegartsen of de ploegartsen toestemming te geven tot inzage daarvan. l. zich te onthouden van gebruik, bezit of handel van zogenaamde partydrugs, zoals XTC, GHB en cocaïne. m. aan de ploegleiding per e-mail of telefoon melding te maken van een dopingcontrole, met tijdstip en naam van controlerende instelling. 2. De Stichting en de Werknemer stellen gezamenlijk een trainings- en conditieprogramma op. Het individuele trainings- en conditieprogramma van de Werknemer valt niet onder de in artikel 2 door de Stichting opgedragen werkzaamheden. 3. De Werknemer mag slechts na schriftelijke toestemming van de Stichting gebruikmaken van andere deskundigen op medisch, fysiek en psychisch gebied dan de Stichting heeft ingeschakeld of voornemens is in te schakelen. Het inschakelen van dergelijke deskundigen is slechts toegestaan indien en voor zover daardoor de Werknemer niet in strijd handelt met enige in deze overeenkomst opgenomen verplichting, noch in strijd met hetgeen een goed werknemer betaamt. De Werknemer zal de Stichting regelmatig inlichtingen verschaffen over zijn trainings- en conditieprogramma en de door hem ingeschakelde deskundigen en/of begeleiders. 4. De Werknemer dient voor aanvang van ieder wielerseizoen medisch te worden goedgekeurd. Deze medische keuring vindt plaats door een door de Stichting aan te wijzen arts op een door deze te bepalen tijd en plaats. 5. De Werknemer is verplicht medewerking te verlenen aan extra medische controles die door de Stichting noodzakelijk worden geacht en die geschieden door middel van door de Stichting ingeschakelde interne en externe deskundigen, waarbij de Werknemer bij deze toestemming geeft de uitslagen van de hiervoor genoemde 45
medische controles aan de Stichting en de daartoe bevoegde autoriteiten, te verstrekken. 6. De werknemer is verplicht aan de ploegartsen toestemming te verlenen om over zijn volledige medische dossier en over zijn medische toestand alle door de Stichting gevraagde inlichtingen te verstrekken aan de algemeen directeur. 7. De werknemer is verplicht de Stichting onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen, indien zijn in de aanhef van deze arbeidsovereenkomst genoemde adres is gewijzigd. Indien de Werknemer de Stichting onjuist, onvolledig of niet informeert over zijn adres(wijziging), komt dit volledig voor risico van de Werknemer. De Stichting heeft het recht de schade die voor haar hieruit volgt volledig op de werknemer te verhalen.
Artikel 14 Geheimhouding 1
Zowel gedurende als na afloop van deze arbeidsovereenkomst, om welke reden deze ook eindigt, zullen de Stichting en de Werknemer strikte geheimhouding betrachten over al hetgeen zij over elkaar te weten zijn gekomen bij de uitvoering van deze arbeidsovereenkomst.
2
Deze plicht tot geheimhouding omvat eveneens alle gegevens en/of bijzonderheden van relaties van de Stichting, waarvan de Werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking kennisneemt. Schending van de geheimhoudingsverplichting levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet en/of aangifte terzake van een misdrijf van artikel 272 en/of 273 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 15 Boete Vanwege de schade die de Stichting lijdt bij overtreding van de in de artikelen 11 en 12 geformuleerde verboden verbeurt de Werknemer aan de Werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling een direct opeisbare boete ad € 5.000 (zegge: tienduizend euro) per overtreding vermeerderd met een bedrag van € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Dit laat onverlet het recht van de Stichting om volledige schadevergoeding te vorderen.
Artikel 16 Sociale zekerheid 1. De Werknemer verstrekt de Stichting binnen vier weken na ondertekening van deze arbeidsovereenkomst een verklaring van de betreffende bevoegde autoriteiten van zijn woonland waaruit blijkt in welk land hij sociaal verzekerd is, indien mogelijk met een verklaring A1. Deze verklaring moet periodiek verlengd worden en daarnaast worden vervangen bij verhuizing naar een ander land. 2. De Werknemer is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het in kennis stellen van de bevoegde instanties in zijn woonland van het feit dat hij de Werknemer van de Stichting is, en voor het (tijdig) afdragen van de daaruit voortvloeiende premies. Ook stelt de Werknemer de Stichting in kennis indien en voor zover in de wetgeving van het woonland is bepaald dat de Stichting zich voor het afdragen van de sociale verzekeringspremies rechtstreeks dient te melden bij de bevoegde autoriteiten van
46
het woonland. Voor werknemers die sociaal verzekerd zijn in Nederland of België zal afdracht in elk geval via de Stichting plaats moeten vinden. 3. Indien de Werknemer als gevolg van verhuizing onder de sociale wetgeving van een ander land komt te vallen en dit op basis van de toepasselijke wetgeving leidt tot extra sociale lasten voor de Stichting kan het brutoloon ter compensatie worden verlaagd. De Werknemer kan hierover desgewenst voorafgaande aan de verhuizing met de Stichting in overleg treden.
Artikel 17 Einde arbeidsovereenkomst 1
De Stichting en de Werknemer zullen uiterlijk (datum) de prestaties van de Werknemer @_(bij 1-jarig contract:)gedurende het seizoen @_evalueren en op grond daarvan naar de mogelijkheden voor de toekomst kijken van de Werknemer bij de Stichting. De bijzondere aard van deze arbeidsovereenkomst brengt met zich mee, dat de Stichting en de Werknemer uiterlijk op 30 september 20@_ elkaar schriftelijk moeten hebben meegedeeld of zij de arbeidsovereenkomst wensen te verlengen. Indien partijen niet uiterlijk per 30 september 20@_ over voortzetting van de arbeidsovereenkomst overeenstemming hebben bereikt, eindigt de arbeidsovereenkomst per de einddatum van 31 december 20@_. Na het einde van de arbeidsovereenkomst staat het de Werknemer volledig vrij om overeenkomsten met derden aan te gaan, waarbij de bepalingen in het reglement van de UCI/KNWU onverminderd van kracht blijven.
2
Het staat de Werknemer niet vrij deze overeenkomst eenzijdig tegen een eerder tijdstip te beëindigen dan de einddatum zoals aangegeven in artikel 1 lid 3 om vervolgens als wielrenner voor zichzelf of ten behoeve van anderen sportieve c.q. publicitaire activiteiten te ontwikkelen, behalve in gevallen zoals voorzien in het reglement van de UCI/KNWU. Dit verbod geldt zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, met uitzondering van de volgende bijzondere omstandigheden:
3
a
Indien de Stichting failliet wordt verklaard of geliquideerd wordt.
b
Indien de Stichting of Rabobank Nederland zich terugtrekt en de continuïteit van de wielerploeg als Continental Team daardoor niet gewaarborgd is of anderszins indien de Stichting bekend maakt dat het Continental Team wordt opgeheven of dat de Stichting niet langer in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen.
De Stichting heeft het recht om de arbeidsovereenkomst met de Werknemer tussentijds te beëindigen op het moment dat Rabobank Nederland de sponsoring van het Rabobank Development Team tussentijds beëindigt. In geval van tussentijdse beëindiging zoals bedoeld in lid 2 en 3 zullen partijen de wettelijke opzegtermijn in acht nemen.
4
Indien de Werknemer naar de mening van een door de de Stichting aan te stellen medisch deskundige blijvend ongeschikt is om de wielersport als topsporter te beoefenen, is daarin – gezien de bijzondere aard van de door de werknemer te verrichten werkzaamheden – een reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelegen. De Werknemer heeft recht op een medische second opinion.
5
De Werknemer is zich bewust van de bijzondere aard van deze arbeidsovereenkomst. Hij beseft dat, indien er op grond van sportieve, prestatiegerichte, tactische of andere redenen geen plaats meer voor hem is in de ploeg, er binnen de organisatie van de Stichting geen andere functies, van welke aard ook, voor hem beschikbaar zijn. 47
Artikel 18 Geschillenbeslechting en toepasselijk recht 1
De bepalingen van deze overeenkomst zijn niet in strijd met de UCI-reglementen. Indien enige bepaling van deze overeenkomst in strijd met de UCI-reglementen is, zal die bepaling tegenover de Werknemer van geen belang zijn en geen werking hebben.
2
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze arbeidsovereenkomst dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht overeenkomstig het Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut in Rotterdam.
Artikel 19 Huisregels 1
De als bijlage 2 aan deze arbeidsovereenkomst gehechte huisregels maken deel uit van de arbeidsovereenkomst. In geval van tegenstrijdigheden tussen een bepaling in de arbeidsovereenkomst en in de huisregels, geldt de bepaling in de arbeidsovereenkomst.
2
De Stichting kan deze huisregels jaarlijks aanpassen.
Artikel 20 Overige bepalingen 1
Partijen verklaren dat zij buiten de onderhavige arbeidsovereenkomst geen andere overeenkomsten met elkaar zijn overeengekomen.
2
De Werknemer heeft het recht bij de accountant te controleren of dit contract aan de accountant is overhandigd door de Stichting, zoals aangegeven in het reglement van de UCI en de KNWU.
3
De arbeidsovereenkomst wordt gedekt door een bankgarantie als bedoeld in het reglement van de UCI en de KNWU.
4. De reglementen van de ICU en de KNWU maken een onlosmakelijk onderdeel uit van de onderhavige arbeidsovereenkomst. De Werknemer verklaart op de hoogte te zijn van de inhoud van deze reglementen en hiermee akkoord te gaan.
Artikel 21 Slotbepaling Deze overeenkomst treedt in de plaats van (een) eventuele eerdere overeenkomst(en), welke laatste door ondertekening dezes van rechtswege vervalt c.q. vervallen.
Aldus overeengekomen, in viervoud opgemaakt en ondertekend op @_ 20@_ te @_
De Werkgever
De Werknemer
………………….. H.J. Kloosterhuis, namens Stichting KNWU Development Team
………………….. @_(volledige voorletters)
48
BIJLAGE B NATIONAAL DOPINGREGLEMENT VERSIE: 2.5 DATUM: 31 maart 2011 AUTEUR: Dopingautoriteit Inhoudsopgave Titel I Begrippen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Artikel 2 Doping Titel II Overtredingen Artikel 3 Aanwezigheid verboden stoffen en/of verboden methoden Artikel 4 (Poging tot) gebruik verboden stoffen en/of verboden methoden Artikel 5 (Poging tot) gebrekkige medewerking Artikel 6 Gebrekkige informatieverstrekking Artikel 7 (Poging tot) manipuleren Artikel 8 (Poging tot) bezit Artikel 9 (Poging tot) handel Artikel 10 (Poging tot) toediening Titel III Bewijs van doping Artikel 11 Bewijslast Artikel 12 Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen Titel IV Verboden stoffen en verboden methoden Artikel 13 Dopinglijst Artikel 14 Dispensatie Titel V Algemeen Artikel 15 Dopingautoriteit Artikel 16 Privacy Artikel 17 Minderjarigheid Artikel 18 Kosten Artikel 19 Jurisdictie/Toepassing Artikel 20 Uitvoerende organisaties Artikel 21 Voorlichting Titel VI Dopingcontrole Artikel 22 Uitvoering dopingcontrole Artikel 23 Testing Pool Artikel 24 Legitimatie/identificatie Artikel 25 Aanwijzing ter dopingcontrole Artikel 26 Afname urinemonster Titel VII Resultaatmanagement Artikel 27 Beoordeling (mogelijke) dopingzaken Artikel 28 Analyse B-monster Artikel 29 Communicatie controleresultaten Artikel 30 Vervolgonderzoek Artikel 31 Ordemaatregel 49
Titel VIII Tuchtrechtelijke behandeling Artikel 32 Tuchtrechtelijke vervolging algemeen Artikel 33 Melding dopingzaak Artikel 34 Aanhangig maken dopingzaken (aangifte) Artikel 35 Behandeling dopingzaken Artikel 36 Conclusie Artikel 37 Automatisch vervallen wedstrijdresultaten Titel IX Sancties Artikel 38 Spelsancties & boetes Artikel 39 Uitsluiting Artikel 40 Specifieke stoffen Artikel 41 Geen schuld of nalatigheid Artikel 42 Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid Artikel 43 Substantiële ondersteuning Artikel 44 Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak Artikel 45 Verzwarende omstandigheden Artikel 46 Meerdere opties afwijking standaard sanctie Artikel 47 Meerdere overtredingen Artikel 48 Aanvang van de periode van uitsluiting Artikel 49 Status gedurende uitsluiting Artikel 50 Consequenties teams (indien van toepassing) Artikel 51 Herziening Artikel 52 Verjaringstermijn Artikel 53 Wederzijdse erkenning Titel X Beroep Artikel 54 Instellen beroep Artikel 55 Voor beroep vatbare besluiten Artikel 56 Beroepsrecht Artikel 57 Beroep/interventie WADA/Dopingautoriteit Artikel 58 Beroep dispensaties Artikel 59 Beroepstermijnen Titel XI Bekendmaking Artikel 60 Informatieverstrekking Artikel 61 Eerste beoordeling dopingzaak Artikel 62 Aanhangig gemaakte dopingzaak Artikel 63 Tuchtrechtelijke uitspraken/besluiten Artikel 64 Overige dopingzaken Titel XII Restbepalingen Artikel 65 Verhouding reglementen Artikel 66 Verstek Artikel 67 Interpretatie Artikel 68 Aangifte extern Artikel 69 Eigendom monsters Artikel 70 Slotbepaling Titel I Begrippen Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1.1. Bond (schrijf: afkorting van de betreffende bond): de naam van de sportorganisatie. 1.2. Aangeslotene: een natuurlijke of rechtspersoon die is gebonden aan de statuten, 50
1.3.
1.4. 1.5. 1.6. 1.7.
1.8.
1.9.
1.10.
1.11. 1.12.
(ii) 1.13. 1.14.
1.15.
reglementen en besluiten van de Bond, dan wel van een bij de Bond aangesloten rechtspersoon. Dopingreglement: het door de Bond vastgestelde dopingreglement met de door WADA of de Dopingautoriteit vastgestelde bijlagen, waaronder maar niet uitsluitend de Dispensatiebijlage, de Whereabouts-bijlage, alsmede de door WADA vastgestelde Dopinglijst, welke alle deel uitmaken van het Dopingreglement. De bijlagen worden gepubliceerd op de website van de Dopingautoriteit: www.dopingautoriteit.nl. Aanwijzen: het op de hoogte stellen van de betrokken sporter dat deze is geselecteerd voor een dopingcontrole. Afbraakproduct: stof die ontstaat bij een biologisch omzettingsproces. Afnameprocedure: de procedure vanaf de melding van de betrokken sporter in het dopingcontrolestation tot en met de ondertekening van de relevante formulieren. Anti-doping organisatie (ADO): een Nationale Anti-Doping Organisatie (NADO), een internationale federatie, het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA), het Internationaal Olympisch Comité (IOC), het Internationaal Paralympisch Comité (IPC), een organisator van een evenement of een andere organisatie bevoegd tot het uitvoeren van dopingcontroles bij een sporter. Assistent Dopingcontroleofficial: een functionaris die door de dopingcontroleuitvoerende organisatie is benoemd om bepaalde taken met betrekking tot de aanwijzing ter dopingcontrole, het toezicht houden op de betrokken sporter en/of de afnameprocedure uit te voeren. De benaming van deze functionaris kan verschillen: chaperonne, steward, et cetera. Atypische bevinding: een uitslag van een door een laboratorium of ander analyseinstituut uitgevoerde analyse, waaruit voortvloeit dat het in de dopinglijst, de International Standard for Laboratories of een andere International Standard bedoelde vervolgonderzoek dient plaats te vinden, teneinde te bepalen of sprake is van een belastend analyseresultaat. Begeleidend personeel: elke coach, trainer, manager, zaakwaarnemer, teammedewerker, official, (para)medische begeleider, ouder, wettelijke vertegenwoordiger of iedere andere persoon die is aangesloten bij de Bond, een bij de Bond aangesloten rechtspersoon of een organisatie die bij de Bond is aangesloten en werkt met sporters die deelnemen aan of zich voorbereiden op sportwedstrijden, deze sporters assisteert, ondersteunt of begeleidt, of die sporters onder behandeling heeft. Begeleider: de persoon die door de betrokken sporter is gevraagd hem te vergezellen bij die delen van de afnameprocedure waarbij dat is toegestaan. Belastend analyseresultaat: een rapport van een laboratorium of ander analyseinstituut, inhoudende de conclusie dat in een monster (i) een of meer verboden stoffen, verboden methoden, de afbraakproducten daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) en/of markers zijn aangetroffen, en/of bewijs voor het gebruik van een of meer verboden methoden is aangetroffen. Bestuur: het (algemeen) bestuur van de Bond. Bevestigen: in de zin van het onderzoeken van het B-monster wil bevestigen zeggen dat in het B-monster dezelfde verboden stof en/of verboden methode wordt aangetroffen als in het A-monster. Indien een stof verboden is bij het overschrijden van een bepaalde hoeveelheid, is voor bevestiging nodig dat ook het B-monster een verboden hoeveelheid van de in het A-monster aangetroffen stof bevat, tenzij sprake is van een exogene verboden stof waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de International Standard for Laboratories, in welk geval de algemene regel als bedoeld in de eerste zin van artikel 1.13 van toepassing is. Binnen wedstrijdverband: de periode die twaalf uur voorafgaand aan een wedstrijd aanvangt, en voortduurt tot en met de afronding van de betreffende wedstrijd, dan wel voortduurt tot en met de afronding van de na afloop van de 51
1.16. 1.17. 1.18. 1.19.
1.20. 1.21. 1.22.
1.23.
1.24. 1.25. 1.26. 1.27.
1.28.
1.29.
1.30.
1.31.
1.32. 1.33. 1.34.
wedstrijd geplande dopingcontroles (indien daarvan sprake is). Buiten wedstrijdverband: elke periode die niet binnen wedstrijdverband is. CAS: Court of Arbitration for Sport; het arbitragehof voor de sport te Zwitserland, dat fungeert als laatste beroepsinstantie in dopingzaken. Controleresultaten: alle gegevens voortvloeiend uit een dopingcontrole. Dispensatie: een door of namens een hiertoe bevoegd orgaan of bevoegde instantie verstrekte schriftelijke verklaring inzake (i) het tijdelijk en onder voorwaarden toestaan van het therapeutisch gebruik door een sporter van een verboden stof en/of verboden methode of (ii) de aanwezigheid van een natuurlijke verhoogde endogene productie door het lichaam van de sporter van een verboden stof. Dopingautoriteit: stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland, de door de Nederlandse overheid aangewezen NADO voor Nederland. Dopingcontrole: het onderdeel van het dopingcontroleproces dat de aanwijzing ter dopingcontrole, alsmede de afname van het monster omvat. Dopingcontroleproces: het proces dat het aanvragen, beoordelen en verlenen van (een verzoek tot) dispensatie, het plannen van afnameprocedures, het selecteren en aanwijzen van sporters, het afnemen en verzamelen van monsters, het transport van (een) monsters naar het laboratorium, de analyses van monsters, resultaatbeheer en tuchtrechtelijke procedures omvat. Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie benoemde en getrainde functionaris die is belast met de gedelegeerde bevoegdheid voor de uitvoering van de afnameprocedure. Dopingcontrole-uitvoerende organisatie: de organisatie die met de uitvoering van dopingcontroles is belast. Dopinglijst: de bij dit reglement behorende lijst met verboden stoffen en verboden methoden. Dopingzaak: een mogelijke overtreding van dit reglement. Evenement: een reeks afzonderlijke wedstrijden die gemeenschappelijk wordt georganiseerd onder verantwoordelijkheid van een bevoegde (inter)nationale federatie, nationale sportbond of organisatie (bijvoorbeeld de Olympische Spelen, een Wereldkampioenschap en een Europees Kampioenschap). Gebruik: het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren, aanwenden of op wat voor wijze dan ook consumeren van een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden. Internationale federatie: internationale non-gouvernementele organisatie die op internationaal niveau één of meer takken van sport bestuurt en waarvan de Bond lid is of waarbij de Bond is aangesloten. International Standard: door WADA vastgestelde internationale standaard behorend bij de World Anti-Doping Code, waaronder in ieder geval: the Prohibited List International Standard (de dopinglijst), the International Standard for Testing, the International Standard for Laboratories, the International Standard for Therapeutic Use Exemptions en the International Standard for the Protection of Privacy and Personal Information. De International Standards, die zijn gepubliceerd op: www.wada-ama.org, zijn van toepassing op dit reglement. De bij een International Standard behorende Technical Documents worden geacht onderdeel uit te maken van de betreffende International Standard. Marker: een stof of groep van stoffen of biologische indicatoren, die duidt of duiden op het gebruik van een verboden stof en/of de toepassing van een verboden methode. Minderjarige: een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Monster: enig biologisch materiaal, inclusief DNA-dragend materiaal, bijvoorbeeld urine, bloed, zweet of speeksel. Negatieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: - in het monster van de betreffende sporter geen (verboden hoeveelheden) 52
1.34.
1.35.
1.36.
1.37.
1.38. 1.39.
1.40.
1.41. 1.42. 1.43. 1.44.
1.45.
(afbraakproducten van) verboden stoffen en/of verboden methoden zijn aangetroffen; en - geen markers zijn aangetroffen; en - geen gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; of - een sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stoffen en/of verboden methoden geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld. Poging: opzettelijk gedrag vertonen dat een essentiële stap vormt in de richting van gedrag dat bedoeld is om te leiden tot het overtreden van dit reglement. Enkel en alleen een poging vormt geen overtreding van dit reglement, indien de aangeslotene afziet van de poging voordat deze wordt ontdekt door een derde partij die niet bij de poging is betrokken. Positieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: - in het monster van de betreffende sporter (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden zijn aangetroffen; en/of - (een) marker(s) is (zijn) aangetroffen; en/of - gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; en - de betreffende sporter niet beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en/of niet conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld. Pre-test: een controle op het gebruik, dan wel de aanwezigheid van verboden stoffen en/of verboden methoden, die (a) niet door de Dopingautoriteit is uitgevoerd, en (b) niet volgens het gestelde in de International Standard for Testing en de International Standard for Laboratories is uitgevoerd. Selecteren: het selecteren van een of meerdere sporters voor dopingcontroles. Selectie kan geschieden op basis van loting, wedstrijdresultaten en/of elke andere op basis van de International Standard for Testing toegestane wijze. Specifieke stof: een verboden stof als bedoeld in artikel 40.1. Sporter: natuurlijk persoon die gaat deelnemen, deelneemt en/of deel heeft genomen aan een onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd en/of lid is van, dan wel aangesloten is bij de Bond, dan wel een bij de Bond aangesloten rechtspersoon. Sporter met een beperking: de sporter die door een daartoe bevoegd orgaan, dan wel een daartoe bevoegde organisatie is gecertificeerd als een sporter met een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking, waardoor op hem de bepalingen van dit reglement van toepassing zijn, die uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard op deze categorie sporters. Teamsport: een sport waarbij het vervangen van spelers tijdens een wedstrijd is toegestaan. Testing Pool: een door de Dopingautoriteit, een NADO of internationale federatie vastgestelde groep (top)sporters. Tuchtorgaan: het orgaan dat op grond van dit reglement, de statuten en/of een (ander) reglement van de Bond, bevoegd is tuchtrecht te spreken. Uitsluiting: sanctie waarbij de betreffende aangeslotene gedurende een bepaalde periode aan geen enkele wedstrijd, competitie, evenement of andere activiteit mag deelnemen, in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren binnen de Bond (noch enige bij de Bond aangesloten vereniging, club, team of andere rechtspersoon), noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in artikel 49.2, mag ontvangen. Verboden stof en/of verboden methode: (afbraakproducten van) een stof en/of 53
methode die op de dopinglijst staat vermeld. Vervallen wedstrijdresultaten: het ongeldig verklaren van de individuele resultaten van een sporter met betrekking tot een bepaalde wedstrijd, competitie of evenement, met alle daaruit voortvloeiende consequenties zoals het teruggeven van medailles, punten en prijzen(geld). 1.47. Voorlopige hoorzitting: een mondelinge behandeling die plaatsvindt in het kader van een door het bestuur te nemen ordemaatregel, en die is bedoeld is om de betreffende aangeslotene te informeren en hem gelegenheid te geven om schriftelijk of mondeling te worden gehoord. 1.48. Wedstrijd: een enkele race, competitie, spel of afzonderlijk nummer of onderdeel georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond. 1.49. Whereabouts-fout: (a) het niet (correct, volledig en/of tijdig) verstrekken van de in artikel 6 bedoelde gegevens of (b) het missen van een dopingcontrole 1.50. World Anti-Doping Code: de actuele door WADA vastgestelde World Anti-Doping Code, waarop dit reglement is gebaseerd. 1.46.
2.1. 2.2.
Artikel 2 Doping In dit reglement wordt onder doping verstaan de overtredingen zoals vermeld in artikel 3 tot en met artikel 10. Sporters, aangeslotenen en begeleidend personeel worden geacht de inhoud van dit reglement te kennen, te weten wanneer sprake is van een overtreding van dit reglement, alsmede bekend te zijn met de stoffen en methoden welke tot de dopinglijst behoren.
Titel II Overtredingen Artikel 3 Aanwezigheid verboden stoffen en/of verboden methoden 3.1. De aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de afbraakproducten daarvan en/of markers in een monster van een sporter vormt een overtreding van dit reglement. 3.2. Met uitzondering van die stoffen waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de International Standard for Laboratories, is bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een sporter, sprake van een overtreding van dit reglement. 3.3. De dopinglijst of een andere International Standard, kan speciale criteria bevatten voor de beoordeling van (de aanwezigheid van en/of de aangetroffen hoeveelheid) verboden stoffen die ook door het lichaam zelf kunnen worden geproduceerd. 3.4. Van aanwezigheid is sprake bij: a. een positieve uitslag na analyse van het A-monster waarbij de sporter heeft afgezien van het (laten) analyseren van het B-monster; en/of b. een positieve uitslag waarbij de analyse van het B-monster het resultaat van de analyse van het A-monster heeft bevestigd. 3.5. Er is geen sprake van een overtreding indien de sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld. 3.6. De Dopingautoriteit heeft het recht het B-monster te (laten) analyseren, ook als de betreffende sporter heeft afgezien van het (laten) analyseren van het Bmonster. 3.7. Het is de persoonlijke plicht van elke sporter ervoor te zorgen dat geen verboden stoffen, verboden methoden afbraakproducten daarvan en/of markers in zijn lichaam binnenkomen. Sporters zijn verantwoordelijk voor alle verboden stoffen, verboden methoden, de afbraakproducten daarvan en/of markers, die worden aangetroffen in hun monsters. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik zijdens de sporter te worden aangetoond om 54
3.8.
een overtreding inzake artikel 3 te kunnen vaststellen. Bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een sporter, is sprake van een overtreding inzake artikel 3, ongeacht wanneer de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden zijn ingenomen, gebruikt of toegediend, tenzij de dopinglijst bepaalt dat de aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een sporter buiten wedstrijdverband is toegestaan.
Artikel 4 (Poging tot) gebruik verboden stoffen en/of verboden methoden 4.1. Gebruik of poging tot het gebruik van een verboden stof en/of een verboden methode vormt een overtreding van dit reglement. Het slagen of mislukken van (de poging tot) het gebruik van een verboden stof of verboden methode is niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een overtreding. 4.2. Indien bij een positieve uitslag de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, kan desondanks gebruik worden aangetoond, en derhalve sprake zijn van een overtreding van artikel 4, indien: a. sprake is van betrouwbare analytische gegevens afkomstig uit het Amonster; en b. een afdoende verklaring kan worden gegeven voor het ontbreken van de bevestiging van de positieve uitslag van de analyse van het A-monster. De initiële beoordeling of sprake is van een afdoende verklaring geschiedt door de Dopingautoriteit in het kader van de toepassing van Titel VII. De definitieve vaststelling of sprake is van een afdoende verklaring geschiedt door het bevoegde tuchtorgaan in het kader van de toepassing van Titel VIII en Titel IX. 4.3. Er is geen sprake van een overtreding indien de sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de gebruikte verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld. 4.4. Het is de persoonlijke plicht van elke sporter ervoor te zorgen dat geen verboden stoffen, verboden methoden, afbraakproducten daarvan en/of markers zijn lichaam binnenkomen. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik door de sporter te worden aangetoond om een overtreding van artikel 4 te kunnen vaststellen. Om een poging tot gebruik te kunnen bewijzen, dient wel opzet zijdens de sporter te worden aangetoond. Artikel 5 (Poging tot) gebrekkige medewerking 5.1. Het door de sporter (pogen te) weigeren een monster te produceren, te verstrekken en/of af te staan vormt een overtreding van dit reglement. 5.2. Het door de sporter zonder zwaarwegende reden niet (tijdig) onderwerpen aan (enig element van) de dopingcontrole en/of het niet (tijdig) meewerken aan (enig element van) de dopingcontrole na daartoe (mondeling) te zijn aangewezen in de zin van artikel 25, alsmede een poging hiertoe, vormt een overtreding van dit reglement. 5.3. Het door de sporter ontwijken van (enig element van) de dopingcontrole, alsmede een poging hiertoe, vormt een overtreding van dit reglement. 5.4. Sporters, begeleiders, begeleidend personeel, aangeslotenen en bij de Bond aangesloten verenigingen en/of clubs zijn verplicht volledig, tijdig en ook overigens naar behoren hun medewerking aan de dopingcontrole te verlenen, aanwijzingen van de (assistent) dopingcontroleofficial op te volgen, alsmede gehoor te geven aan verzoeken van de (assistent) dopingcontroleofficial, waaronder in ieder geval het ondertekenen van het aanwijzing- en dopingcontroleformulier. Het niet nakomen van een of meer van deze 55
verplichtingen vormt een overtreding van dit reglement. Artikel 6 Gebrekkige informatieverstrekking 6.1. Sporters die zijn opgenomen in de nationale testing pool zijn verplicht de Dopingautoriteit tijdig correcte en volledige whereabouts-informatie te verstrekken, waaronder in ieder geval hun contact- en verblijfsgegevens. Indien een sporter in een aaneengesloten periode van achttien maanden drie whereabouts-fouten begaat, is sprake van een overtreding van dit reglement. 6.2. Er is sprake van een overtreding van dit Dopingreglement als een sporter binnen een aaneengesloten periode van 18 maanden drie whereabouts-fouten begaat. Elke op correcte wijze door een bevoegde ADO vastgestelde whereabouts-fout telt als een whereabouts-fout mee voor het vaststellen of sprake is van drie whereabouts-fouten in een aaneengesloten periode van 18 maanden. 6.3. De Whereabouts-bijlage, die deel uitmaakt van dit reglement, bepaalt onder meer: a. wat whereabouts-fouten zijn, en waaruit deze bestaan; b. welke informatie de sporter dient aan te leveren; c. de wijze, de frequentie, het tijdstip van het aanleveren van (wijzigingen van) de in het vorige lid bedoelde gegevens; d. de wijze waarop de Dopingautoriteit doorgegeven informatie registreert en beoordeelt; e. de wijze waarop de Dopingautoriteit het niet (correct, volledig en/of tijdig) verstrekken van informatie registreert en beoordeelt; f. de wijze waarop de Dopingautoriteit het door sporters missen van een dopingcontrole registreert en beoordeelt; g. de wijze waarop de Dopingautoriteit beoordeelt en besluit of sprake is van een whereabouts-fout; h. de wijze waarop de Dopingautoriteit over de in dit artikel bedoelde aspecten communiceert met de sporter, de Bond en andere betrokkenen; en i. nadere regelingen inzake het gestelde in artikel 6. 6.4. De Whereabouts-bijlage wordt vastgesteld door de Dopingautoriteit. 6.5. Wanneer de Dopingautoriteit dit verzoekt is het bestuur behulpzaam bij het verstrekken van de namen van de leden voor de nationale testing pool en bij het verkrijgen van hun whereabouts-informatie.. 6.6. De sporter met een whereabouts-verplichting, die een ordemaatregel is opgelegd , is verplicht voor de periode dat deze ordemaatregel van toepassing is de in artikel 6.1 bedoelde gegevens te verschaffen. Artikel 7 (Poging tot) manipuleren 7.1. Manipuleren of poging tot manipuleren, vormt een overtreding van dit reglement. 7.2. Onder manipuleren wordt verstaan: a. het aanpassen van enig deel van het dopingcontroleproces met onzuivere bedoelingen of op een oneerlijke manier; b. ongewenste invloed uitoefenen op enig deel van het dopingcontroleproces; c. zich op onjuiste wijze in het dopingcontroleproces mengen om resultaten aan te passen of de normale gang van zaken te hinderen; d. het op enigerlei wijze vervalsen van een dispensatie(verzoek) en/of het op onjuiste wijze beïnvloeden en/of achterhouden van informatie die van belang is of kan zijn voor een dispensatie(verzoek); e. het tegenwerken en/of misleiden van het dopingcontroleproces, alsmede het plegen van frauduleuze handelingen met betrekking tot dit proces; en/of f. het (doen) verstrekken van valse informatie en/of gegevens aan de Dopingautoriteit en/of de Bond. Artikel 8 (Poging tot) bezit 56
8.1.
8.2.
8.3.
c.
8.4.
8.5.
8.6.
Bezit of poging bezit te verkrijgen, op enig moment of enige plaats, van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement. Bezit binnen wedstrijdverband of poging binnen wedstrijdverband bezit te verkrijgen, van enige binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement. Er is sprake van bezit wanneer: a. de aangeslotene het eigenlijke, fysieke bezit heeft van een verboden stof en/of een verboden methode; b. uitsluitend de aangeslotene controle heeft over de verboden stof en/of de verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar geen sprake is van het eigenlijke, fysieke bezit als bedoeld in artikel 8.3. sub a; niet uitsluitend de aangeslotene controle heeft over de verboden stof en/of verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar de aangeslotene zich bewust was van de aanwezigheid van de verboden stof en/of verboden methode en de bedoeling had daarover macht uit te oefenen; en/of d. de aangeslotene een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden heeft aangeschaft, verworven of gekocht, via het internet en/of op andere wijze. Enkel en alleen bezit vormt geen overtreding van dit reglement, indien de aangeslotene voorafgaand aan het door hem ontvangen van enige kennisgeving omtrent een dopingzaak inzake bezit, concrete actie heeft ondernomen die aantoont dat (i) het nimmer zijn intentie is geweest de bewuste verboden stoffen en/of verboden methoden te bezitten; en (ii) hij afstand heeft gedaan van zijn bezit door dit specifiek bij de Dopingautoriteit of een andere ADO te melden. Er is geen sprake van een overtreding indien: a. de aangeslotene kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit, voortvloeit uit en overeenstemt met een inzake de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of b. de aangeslotene een andere acceptabele rechtvaardiging kan aantonen. (Poging tot) bezit van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of van een verboden methode door begeleidend personeel vormt een overtreding van dit reglement, tenzij: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit, voortvloeit uit en overeenstemt met een inzake de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aantonen.
Artikel 9 (Poging tot) handel 9.1. Handelen of poging tot handelen in enige verboden stof en/of verboden methode vormt een overtreding van dit reglement. 9.2. Onder handel wordt verstaan het rechtstreeks en/of via een of meer derden fysiek, elektronisch en/of op enige andere wijze verkopen, verstrekken, vervoeren, versturen, leveren of verspreiden van een verboden stof en/of verboden methode aan en/of naar een sporter. 9.3. De (poging tot) handel door medisch personeel of door andere aangeslotenen dan het begeleidend personeel in een of meer verboden stoffen en/of verboden 57
9.4.
methoden voor oprechte en legale therapeutische doeleinden wordt niet beschouwd als handel in de zin van dit reglement. Er is geen sprake van een overtreding indien: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat de (poging tot) handel het gevolg is van een inzake de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aanvoeren.
Artikel 10 (Poging tot) toediening 10.1. Toediening of poging tot toediening, op enig moment of enige plaats, aan een sporter van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode of assisteren bij, aanmoedigen tot, helpen bij, aanzetten tot, verhullen van of medeplichtig zijn aan doping, vormt een overtreding van dit reglement. 10.2. Toediening of poging tot toediening binnen wedstrijdverband aan een sporter van een binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement. 10.3. Er is geen sprake van een overtreding indien: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat de (poging tot) toediening gerechtvaardigd is op basis van een inzake de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aantonen. Titel III Bewijs van doping Artikel 11 Bewijslast 11.1. Op het bestuur rust de bewijslast dat een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden. Het bewijs van de overtreding van dit reglement zal zijn geleverd, indien het bestuur deze overtreding genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt aan het tuchtorgaan, waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van de geuite beschuldiging. Deze bewijslast houdt in alle zaken meer in dan alleen een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een onomstotelijk vaststaand bewijs. 11.2. Door de aangeslotene die wordt beschuldigd van het overtreden van dit reglement aangedragen bewijs wordt gewogen op basis van een afweging van waarschijnlijkheid. 11.3. Het vorige lid van dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 40 en artikel 45 bedoelde situaties, voor zover dit reglement de bewijslast legt bij de aangeslotene. Op dergelijke situaties is de bewijslast als bedoeld in de slotzin van artikel 11.1, van toepassing. 11.4. Indien artikel 11 en/of artikel 12 de bewijslast neerlegt bij de Bond, kan de Bond de Dopingautoriteit schriftelijk machtigen het benodigde bewijs te leveren. 11.5. Voor de vaststelling dat sprake is van een overtreding van dit reglement kan één bewijsmiddel volstaan, mits dit bewijsmiddel voldoet aan de in dit reglement omtrent bewijs gestelde voorwaarden Artikel 12 Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen 12.1. Feiten die verband houden met overtredingen van dit reglement kunnen worden bewezen met elk betrouwbaar middel, waaronder in ieder geval een (enkele) bekentenis, een verklaring van een dopingcontroleofficial en het vergelijken en 58
12.2.
12.3.
12.4.
12.5.
12.6.
12.7.
koppelen van (gegevens verkregen uit) DNA-materiaal. De beoordeling van de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen geschiedt door het bevoegde tuchtorgaan. De door WADA geaccrediteerde laboratoria en/of de op andere wijze door WADA goedgekeurde analyse-instituten worden verondersteld de analyse van monsters en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de International Standard for Laboratories. De betreffende sporter kan deze veronderstelling weerleggen door aan te tonen dat (i) een afwijking van deze International Standard heeft plaatsgevonden, die (ii) redelijkerwijs het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement kan hebben veroorzaakt. Als de betreffende sporter de in het vorige lid bedoelde veronderstelling weerlegt, door aan te tonen dat op de in dat lid bedoelde wijze van de International Standard for Laboratories is afgeweken, dient de Bond aan te tonen dat deze afwijking niet heeft geleid tot het belastende analyseresultaat. Afwijkingen van dit reglement en/of enige International Standard, die niet aantoonbaar hebben geleid tot het belastend analyseresultaat of de andere (vermoedelijke) overtredingen van dit reglement, maken de controleresultaten niet ongeldig. Indien de betreffende sporter aantoont dat zodanig van de International Standards en/of dit reglement is afgeweken, dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze afwijkingen het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement hebben veroorzaakt, dient het bestuur aan te tonen dat deze afwijkingen niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement heeft/hebben veroorzaakt. Als in een dopingzaak geen sprake is van een afwijking van enige International Standard, dan wel enige afwijking niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement heeft veroorzaakt, vormt de positieve uitslag betrouwbaar en onomstotelijk bewijs dat sprake is van een overtreding van dit reglement. De in een juridische procedure niet-betwiste feiten, alsmede de door de oordelende instantie vastgestelde feiten kunnen worden gebruikt als bewijs in een dopingzaak, tenzij in voornoemde procedure beroep is aangetekend tegen de uitspraak of het oordeel, dan wel in voornoemde procedure aantoonbaar beginselen van behoorlijk procesrecht zijn geschonden. Indien de betrokken aangeslotene gedurende de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak, in een situatie dat tegen hem zwaarwegend bewijs is overlegd (zoals controleresultaten en verklaringen van dopingcontroleofficials) weigert voor het bevoegde tuchtorgaan te verschijnen (in persoon of telefonisch) en weigert vragen van het tuchtorgaan met betrekking tot deze dopingzaak te beantwoorden, kan het tuchtorgaan hieruit een voor de betrokken aangeslotene negatieve conclusie trekken.
Titel IV Verboden stoffen en verboden methoden Artikel 13 Dopinglijst 13.1. De geldige dopinglijst is steeds de meest recente door WADA vastgestelde en in werking getreden dopinglijst. De dopinglijst, noch enige op deze lijst voorkomende stof en/of methode kunnen in het kader van een dopingzaak ter discussie worden gesteld. 13.2. Een nieuwe dopinglijst treedt als zodanig in werking op de daarvoor door WADA bepaalde datum. 13.3. Iedere aangeslotene is verplicht zich op de hoogte te houden van de geldige dopinglijst, zoals gepubliceerd op de website van WADA en de Dopingautoriteit. 13.4. De in de dopinglijst bedoelde ADO’s betreffen voor de toepassing van dit reglement, in beginsel de Dopingautoriteit. 59
13.5.
Indien in de toepassing van dit reglement wordt gesproken van en/of over een verboden stof vallen hieronder, indien van toepassing, tevens de aan deze verboden stof verwante afbraakproducten en markers.
Artikel 14 Dispensatie 14.1. Het gebruik van verboden stoffen en/of verboden methoden is, behoudens de uitzonderingen als bepaald in de Dispensatiebijlage en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, slechts toegestaan indien de sporter voor voornoemd gebruik van een bevoegd orgaan of bevoegde organisatie een dispensatie heeft verkregen en handelt, dan wel heeft gehandeld in overeenstemming met de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden. 14.2. Dispensatieverzoeken worden behandeld, beoordeeld en verleend volgens de International Standard for Therapeutic Use Exemptions en overeenkomstig het gestelde in de Dispensatiebijlage. Deze bijlage wordt vastgesteld door de Dopingautoriteit. 14.3. Indien een sporter met betrekking tot een belastend analyseresultaat, beschikt over een met betrekking tot de aangetroffen verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld, is sprake van een negatieve uitslag. 14.4. Indien een aangeslotene in een dopingzaak aanvoert dat sprake is (geweest) van het gebruik, het bezit en/of de toediening van een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden voor een of meer (legitieme) therapeutische redenen en/of doeleinden, dan dient de betrokken aangeslotene deze (legitieme) therapeutische redenen en/of doeleinden aan te tonen. 14.5. Op basis van de bij dit reglement behorende Dispensatiebijlage en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, kunnen voor sporters die niet zijn opgenomen in de nationale testing pool aangepaste regels of eisen gelden inzake dispensatie(verzoeken). 14.6. Aangeslotenen zijn gebonden aan besluiten van de Geneesmiddelen Dispensatie Sporter (GDS)-commissie. Titel V Algemeen Artikel 15 Dopingautoriteit 15.1. De Dopingautoriteit is de NADO in de zin van dit reglement en de World AntiDoping Code. 15.2. De Dopingautoriteit heeft de volgende taken en bevoegdheden: a. het doen van onderzoek naar mogelijke dopingzaken in binnen- en buitenland, het in dit verband beleggen van hoorzittingen, alsmede het in dit verband uitwisselen van kennis en informatie met binnen- en buitenlandse ADO’s; b. het bewaken van en toezicht houden op de correcte toepassing van dit reglement en de World Anti-Doping Code, alsmede het in dit kader daar waar nodig corrigeren en interveniëren (bijvoorbeeld door middel van het gebruik maken van het beroepsrecht); c. het beheren van de nationale testing pool; d. het beheren van de whereabouts-informatie, alsmede het toepassen van de Whereabouts-bijlage; e. het verwerken, behandelen en beoordelen van dispensatieverzoeken, het verlenen van dispensaties, alsmede het toepassen van de Dispensatiebijlage; f. het plannen en uitvoeren van dopingcontroles, het laten analyseren van monsters; g. het doen van aangifte in dopingzaken; h. het deelnemen aan de tuchtrechtelijke behandeling van dopingzaken; 60
15.3. 15.4.
15.5.
i. (in gevallen als bedoeld in artikel 11.4) het zorgdragen voor de bewijsvoering; j. het recht tot het instellen van beroep tegen besluiten genomen in dopingzaken; k. het toezicht houden op de correcte uitvoering en naleving van opgelegde sancties; l. het samenwerken met politie, justitie, douane, de Inspectie Gezondheidszorg en andere justitiële instellingen met betrekking tot mogelijke dopingzaken, alsmede het uitwisselen van informatie met deze instanties inzake mogelijke dopingzaken. m. het beheren van biologische/biomedische paspoorten, waaronder het plannen en (laten) uitvoeren van monsterafname in dit verband, het (laten) analyseren van monsters, het (laten) beoordelen en/of vergelijken van resultaten, het benoemen van een commissie die de relevante gegevens beoordeelt, en alle andere aspecten zoals deze zijn bepaald in de Bijlage inzake het biologische paspoort en/of de richtlijnen voor dergelijke paspoorten zoals opgesteld door WADA. De bijlage inzake het biologische paspoort wordt vastgesteld door de Dopingautoriteit. De Dispensatiebijlage wordt toegepast door de Geneesmiddelen Dispensatie Sporter (GDS)-commissie. De Dopingautoriteit stelt deze commissie in. Samenstelling, werkwijze, besluitvorming en andere noodzakelijke aspecten met betrekking tot de GDS-commissie worden bepaald door de Dopingautoriteit voor zover deze aspecten niet zijn bepaald in de Dispensatiebijlage. De Dopingautoriteit ontvangt alle documenten, correspondentie en informatie inzake de tuchtrechtelijke behandeling welke de betrokken aangeslotene en het tuchtorgaan ontvangen. De Bond, dan wel het tuchtorgaan stellen de Dopingautoriteit op hetzelfde moment in bezit van alle documenten, correspondentie en informatie als de andere betrokken partijen, alsook van alle documenten, correspondentie en informatie welke de betrokken aangeslotene aan de Bond en/of het tuchtorgaan doet toekomen.
Artikel 16 Privacy 16.1. Het maken van opnamen in beeld of geluid van de dopingcontrole, alsmede het tonen, weergeven of openbaar maken van beeld- en/of geluidsopnamen van de dopingcontrole, is slechts toegestaan na toestemming van de betrokken sporter en de dopingcontrole-uitvoerende organisatie. 16.2. Persoonsgegevens van sporters, waaronder hun whereabouts-informatie, dispensatiegegevens en controleresultaten, (kunnen) worden verzonden aan de Bond, de dopingcontrole-uitvoerende organisaties, laboratoria en relevante ADO’s, waaronder in ieder geval de Dopingautoriteit, de internationale federaties, alsmede WADA. 16.3. De Dopingautoriteit en de Bond verspreiden informatie inzake controleresultaten en/of dopingzaken in overeenstemming met het daaromtrent bepaalde in dit reglement, de World Anti-Doping Code en/of een of meer International Standards. Artikel 17 Minderjarigheid 17.1. Indien de statuten en reglementen van de Bond inzake rechten en plichten geen onderscheid kennen of aanbrengen tussen minderjarige en meerderjarige aangeslotenen, gelden alle in dit reglement opgenomen rechten en plichten gelijk voor minderjarige en meerderjarige aangeslotenen, tenzij dit reglement en/of een of meer International Standards specifiek anders bepalen. 17.2. Onverminderd het gestelde in het vorige lid, kunnen leeftijd en gebrek aan ervaring factoren zijn, die voor zover het minderjarigen betreft, bij de toepassing van artikel 39.4, artikel 40, artikel 41 en artikel 42, worden meegewogen bij het 61
bepalen van de mate van schuld. Artikel 18 Kosten 18.1. Voor zover het de uitvoering van de analyse betreft, voldoet de sporter de kosten van het in artikel 28 bedoelde onderzoek van het B-monster, tenzij: a. de analyse van het B-monster geschiedt op verzoek van de Dopingautoriteit, in welk geval de bedoelde kosten, ongeacht het analyseresultaat, voor rekening komen van de Dopingautoriteit; dan wel b. de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van het A-monster niet bevestigt, in welk geval de bedoelde kosten voor rekening van de Dopingautoriteit komen. 18.2. De overige kosten die de sporter maakt in het kader van het laten analyseren van het B-monster, zoals het aanwezig zijn van de sporter zelf en/of een door hem aangewezen persoon in het laboratorium, komen voor rekening van bedoelde sporter. 18.3. De kosten die de aangeslotene maakt in het kader van diens verdediging bij een dopingzaak, komen voor eigen rekening, tenzij een bevoegd tuchtorgaan, arbitragecollege of rechter anders beslist. 18.4. Kosten die worden gemaakt in het kader van het onderzoeken van een atypische bevinding conform hetgeen dit reglement en/of de dopinglijst bepalen, komen voor rekening van de Bond, tenzij dit onderzoek aantoont dat de sporter dit reglement heeft overtreden, in welk geval de kosten voor rekening van de sporter komen. 18.5. De kosten die verbonden zijn aan het in artikel 29.2 sub c bedoelde documentatiepakket (zowel inzake het A-monster als het B-monster), komen voor rekening van de sporter, tenzij een bevoegd tuchtorgaan besluit dat de betrokken sporter zich niet schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van dit reglement. Artikel 19 Jurisdictie/Toepassing 19.1. Als op het moment van het ontstaan van een dopingzaak, de betreffende persoon Valt onder de definitie van sporter, aangeslotene en/of begeleidend personeel, dan blijft dit reglement voor de duur van de (tuchtrechtelijke) afhandeling van deze dopingzaak, inclusief de eventuele beroepen, onverkort op hem van toepassing, ook indien een of meer veranderingen in zijn status optreden, bijvoorbeeld door het beëindigen van zijn lidmaatschap bij de Bond en/of het beëindigen van een (arbeids)overeenkomst. 19.2. De Dopingautoriteit kan alle deelnemers aan onder auspiciën van (i) de Bond, dan wel (ii) een bij de Bond aangesloten rechtspersoon, georganiseerde wedstrijden controleren, ook buiten wedstrijdverband voor aanvang of na afloop van een wedstrijd of evenement. 19.3. Tijdens nationale evenementen worden dopingcontroles geïnitieerd, georganiseerd en gecoördineerd door de Dopingautoriteit. 19.4. De volgende organisaties hebben het recht dopingcontroles binnen wedstrijdverband uit te (laten) voeren bij sporters: a. de Bond; b. de Dopingautoriteit; c. de internationale federatie (bij evenementen georganiseerd onder auspiciën van deze federatie); d. de Dopingautoriteit bij onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijden en/of evenementen in Nederland, indien (i) de betreffende internationale federatie bij die evenementen geen dopingcontroles uitvoert, dan wel (ii) Dopingautoriteit wordt verzocht namens de internationale federatie dopingcontroles uit te voeren; en e. enige andere organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles uit te (laten) voeren in het kader van een wedstrijd of 62
19.5.
19.6.
19.7.
19.8.
19.9.
19.10.
19.11.
19.12.
19.13.
20.1. 20.2.
evenement waarin een sporter uitkomt (bijvoorbeeld de organisatie die een bepaald evenement organiseert). Naast de Bond hebben de volgende organisaties het recht dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren bij sporters: a. de internationale federatie; b. WADA; c. de Dopingautoriteit; en d. enige andere organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren. Dit reglement is niet van toepassing op door of onder auspiciën van de internationale federatie, in Nederland georganiseerde wedstrijden en/of evenementen, alsmede de door of namens deze federaties uit te voeren, dan wel uitgevoerde dopingcontroles binnen en/of buiten wedstrijdverband, tenzij de (reglementen van de) betreffende internationale federatie anders bepalen en/of sprake is van het gestelde in artikel 19.4 sub d. Controleresultaten voortvloeiend uit een (i) niet door of namens de Dopingautoriteit en/of de Bond uitgevoerde dopingcontrole, dan wel uit een (ii) dopingcontrole die niet is uitgevoerd bij een onder de auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd kunnen, eventueel met uitzondering van het gestelde in artikel 37, (tuchtrechtelijk) worden afgehandeld overeenkomstig het gestelde in dit reglement (indien nodig inclusief het gestelde in Titel VII). In voorkomende gevallen dient de Bond, direct na hieromtrent op de hoogte te zijn gesteld door de betreffende internationale federatie, de Dopingautoriteit schriftelijk te informeren over alle controleresultaten, alsmede in bezit te stellen van alle bij de betreffende zaken horende documentatie. Als een sporter door een niet-bevoegde instantie is gecontroleerd, en deze controle leidt tot een atypische bevinding of een belastend analyseresultaat, is dit reglement van toepassing, en zijn de Dopingautoriteit en de Bond overeenkomstig het in dit reglement gestelde bevoegd deze dopingzaak (tuchtrechtelijk) af te handelen. (Assistent) dopingcontroleofficials zijn bevoegd tot het verrichten van opsporingshandelingen betreffende overtredingen van dit reglement, voor zover hieraan geen wettelijke beperkingen in de weg staan. De Dopingautoriteit kan in het kader van het onderzoeken van een of meer dopingzaken, informatie uitwisselen met (internationale) sportorganisaties, buitenlandse ADO’s, WADA en, waar toegestaan, met (internationale) opsporingsinstanties en justitiële instellingen. De Dopingautoriteit kan op verzoek van een of meer buitenlandse ADO’s, dan wel op eigen initiatief, dopingzaken betreffende niet-aangeslotenen onderzoeken, voor zover deze niet-aangeslotenen wel onder de jurisdictie van een buitenlandse ADO vallen of hebben gevallen. Indien een tuchtorgaan oordeelt dat het niet bevoegd is van een dopingzaak kennis te nemen, dan wel bepaalt dat de Bond en/of de Dopingautoriteit in de voorliggende zaak geen jurisdictie hebben, dan komt deze jurisdictie automatisch toe aan de internationale federatie. Iedere aangeslotene is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de Dopingautoriteit naar dopinggeruchten en vermeende dopingzaken. Artikel 20 Uitvoerende organisaties Indien een dopingcontrole door of namens de Dopingautoriteit wordt uitgevoerd, wijst de Dopingautoriteit het laboratorium aan. Indien dopingcontroles door of namens de Dopingautoriteit worden uitgevoerd: a. bepaalt de Dopingautoriteit het aantal controlemomenten; b. wijst de Dopingautoriteit de wedstrijden, trainingen, momenten en locaties aan waar dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband zullen worden 63
20.3.
20.4.
20.5.
20.6.
20.7.
uitgevoerd; en c. selecteert de Dopingautoriteit de sporters, welke selectie zowel op willekeurige als op niet-willekeurige wijze kan geschieden. De Bond dient de Dopingautoriteit gevraagd en ongevraagd correct, volledig en tijdig op de hoogte te stellen van de onder auspiciën van de Bond vallende activiteiten waarin het aannemelijk is dat sporters die onderdeel uitmaken van de nationale testing pool, (zullen) participeren. Onder deze (wedstrijd- en trainings)activiteiten vallen in ieder geval: (inter)nationale wedstrijd-, toernooi-, evenement-, competitie, en centrale trainingsdata, -locaties, -tijdstippen, alsmede wijzigingen hieromtrent. Bij (doping)controles waarbij de Dopingautoriteit niet de (dopingcontrole)uitvoerende organisatie is, dient de wedstrijdorganisator (of de partij die de initiatiefnemer voor een dergelijke (doping)controle is) de Dopingautoriteit minimaal een week voorafgaand aan de (doping)controle, schriftelijk van de intentie deze (doping)controle uit te voeren op de hoogte te stellen. De Bond dient deze verplichting op te nemen in enige overeenkomst die hij aangaat met de organisator van een wedstrijd, competitie en/of evenement. Bij (doping)controles waarbij de Dopingautoriteit niet de (dopingcontrole)uitvoerende organisatie is, dient de wedstrijdorganisator (of de partij die de initiatiefnemer voor een dergelijke (doping)controle is) de Dopingautoriteit binnen de daarvoor in dit reglement geldende termijnen schriftelijk van de uitslag(en) van deze (doping)controles op de hoogte te stellen. De schriftelijke informatie dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten: de naam, adres- en contactgegevens van de betreffende sporter, de takken van sport waarin de sporter uitkomt, de datum waarop de (doping)controle is uitgevoerd, de bij de (doping)controle betrokken partijen, zoals de opdrachtgever en de opdrachtnemer, de verboden stoffen en/of verboden methoden waarop is gecontroleerd, de uitslag van de controles, verslag van de wijze van uitvoering (verzameling, bewaren, transport en analyse van de monsters). De Bond dient deze verplichting op te nemen in enige overeenkomst die hij aangaat met de organisator van een wedstrijd, competitie en/of evenement. Het (laten) uitvoeren van pre-tests vormt een overtreding van dit reglement. Het door een sporter ondergaan van een pre-test wordt gelijkgesteld met een overtreding van artikel 5.2. Laboratoria dienen de monsters te analyseren en de resultaten te rapporteren in wezenlijke overeenstemming met de International Standard for Laboratories.
Artikel 21 Voorlichting 21.1. De Bond is gehouden het actuele dopingreglement te publiceren op de website van de Bond. 21.2. De Bond is gehouden sporters voor te (laten) lichten omtrent de volgende onderwerpen: a. de verboden stoffen en verboden methoden op de dopinglijst; b. de overtredingen van dit reglement; c. de dopingcontrole; d. de rechten en verantwoordelijkheden van de aangeslotenen; e. dispensaties; f. de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; en g. de gevolgen van het gebruik van verboden stoffen en/of verboden methoden voor de gezondheid. 21.3. Sporters die zijn opgenomen in de nationale testing pool dienen periodiek door de Dopingautoriteit verzorgde voorlichtingsbijeenkomsten bij te wonen. Titel VI Dopingcontrole Artikel 22 Uitvoering dopingcontrole 64
22.1.
22.2.
22.3.
22.4.
De uitvoering van de dopingcontrole vindt plaats in wezenlijke overeenstemming met het gestelde in de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde International Standard for Testing (IST). De Dopingautoriteit is bevoegd sporters die behoren tot de nationale testing pool en sporters niet behoren tot de nationale testing pool, te selecteren voor dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband. Deze sporters zijn verplicht medewerking te verlenen aan de dopingcontroles. Artikel 5 is onverkort van toepassing. Dopingcontroles kunnen binnen en buiten wedstrijdverband in Nederland en daarbuiten plaatsvinden. Dopingcontroles binnen wedstrijdverband kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot elke onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd. Het bij sporters afnemen van bloedmonsters geschiedt ten behoeve van dopingcontrole, gezondheidscontrole en/of het aanleggen van profielen (bijvoorbeeld in het kader van het aanleggen van biologische, biomedische en/of gezondheidspaspoorten).
Artikel 23 Testing pool 23.1. De Dopingautoriteit stelt de nationale testing pool vast. 23.2. De Dopingautoriteit bepaalt: a. welke sporters tot de nationale testing pool behoren; b. op welke moment sporters aan de nationale testing pool worden toegevoegd, dan wel eruit worden verwijderd. De Dopingautoriteit communiceert hieromtrent schriftelijk met de betrokken sporters. 23.3. De Bond dient de namen, contact- en verblijfsgegevens van: a. de (categorieën van) sporters waarvan de Dopingautoriteit heeft aangeven die toe te voegen of toe te hebben gevoegd aan de nationale testing pool; en b. sporters die uitkomen, zijn uitgekomen, dan wel naar verwachting uit zullen komen in en/of op door de Dopingautoriteit bepaalde competities, onderdelen, disciplines, afdelingen en/of niveaus, correct en binnen een door de Dopingautoriteit gestelde termijn en op een door de Dopingautoriteit vastgestelde wijze bij de Dopingautoriteit aan te leveren. 23.4. De Bond dient de Dopingautoriteit te ondersteunen in het verkrijgen van namen van sporters voor de testing pool, indien de Dopingautoriteit de Bond hier om verzoekt. 23.5. Sporters die a. op enig moment hebben behoord tot de nationale testing pool, zijn gestopt met de sportbeoefening in wedstrijdverband, en uit de nationale testing pool zijn verwijderd; b. op enig moment hebben behoord tot de nationale testing pool, en niet meer onder het begrip aangeslotene vielen, en/of c. op enig moment hebben behoord tot de nationale testing pool, een periode van uitsluiting hebben uitgezeten, zich hebben teruggetrokken uit de wedstrijdsport, en daarom uit de nationale testing pool zijn verwijderd, dienen om de sportbeoefening in wedstrijdverband te mogen hervatten, weer deel uit te gaan maken van de nationale testing pool. 23.6. Om overeenkomstig het gestelde in het vorige lid weer deel uit te gaan maken van de nationale testing pool, dienen dergelijke sporters: a. de Bond en de Dopingautoriteit tijdig schriftelijk te informeren inzake hun voornemen om de sportbeoefening in wedstrijdverband te hervatten; en b. vanaf het moment dat zij hieromtrent, naar aanleiding van het voldoen aan de sub a bedoelde plicht, schriftelijk door de Dopingautoriteit te zijn geïnformeerd, te voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 6.1. 23.7. De in het vorige lid bedoelde sporters mogen de sportbeoefening in 65
23.8.
23.9.
wedstrijdverband pas hervatten op het moment dat zij gedurende een periode van tenminste zes maanden vanaf het moment dat zij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 23.6 sub b hebben ontvangen, aan de in artikel 6.1 bedoelde verplichtingen hebben voldaan. Indien de in het vorige lid bedoelde sporters participeren in een of meer wedstrijden, voordat zij correct, volledig en/of tijdig aan de in de vorige twee leden bedoelde verplichtingen hebben voldaan, komen enige behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen. Indien de participatie een teamsport betreft, kan het daartoe bevoegde orgaan een of meer gepaste maatregelen opleggen, waaronder diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of meer wedstrijd/competitieresultaten van dit team en/of het verlies van medailles, punten en prijzen(geld). Een sporter die wegens een overtreding van dit reglement een periode van uitsluiting is opgelegd, blijft gedurende deze periode deel uit maken van de nationale testing pool, tenzij hij formeel geen aangeslotene meer is. In dit laatste geval, zal de Dopingautoriteit bepalen of en wanneer de betreffende sporter uit de nationale testing pool zal worden verwijderd.
Artikel 24 Legitimatie/identificatie 24.1. De (assistent) dopingcontroleofficials dienen zich bij de aanwijzing van de betrokken sporter ter dopingcontrole, bij de melding door de betrokken sporter bij het dopingcontrolestation (zijnde de locatie waar de afnameprocedure plaatsvindt, dan wel zal plaatsvinden), en op verzoek van de sporter of diens begeleider te legitimeren met behulp van een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie verstrekt legitimatiebewijs. 24.2. Indien de dopingcontroleofficial niet in staat is zich te legitimeren op de wijze als vermeld in het vorige lid van dit artikel, is de sporter niet gehouden instructies van hem op te volgen of (enig facet van) de dopingcontrole te ondergaan. In een dergelijk geval is het niet relevant of de assistent dopingcontroleofficial zich kan legitimeren. 24.3. Indien de assistent dopingcontroleofficial niet in staat is zich te legitimeren op de wijze als vermeld in artikel 24.1, maar de dopingcontroleofficial wel, kan de dopingcontrole doorgang vinden en is de sporter gehouden de instructies van de (assistent) dopingcontroleofficial op te volgen. 24.4. Indien de situatie als bedoeld in artikel 24.2 zich voordoet, wordt de dopingcontrole uitgesteld en indien mogelijk ingepland op een door de Dopingautoriteit nader te bepalen datum, tijdstip en locatie. 24.5. Het gestelde in artikel 24.1 is van overeenkomstige toepassing op vertegenwoordigers van WADA. Slechts indien deze vertegenwoordigers zich kunnen legitimeren, hebben zij toegang tot alle aspecten van de dopingcontrole, uitgezonderd het onderdeel dat betrekking heeft op het verlaten van de urine van het lichaam. 24.6. Sporters dienen zich zowel bij de aanwijzing ter dopingcontrole, als bij de melding in het dopingcontrolestation te kunnen identificeren. 24.7. In het geval de betrokken sporter niet in staat is zich te identificeren, kan de trainer, coach, (wettelijk) vertegenwoordiger of een begeleider voor de identiteit van de sporter instaan. In dat geval kan de dopingcontrole doorgang vinden. Naast de betrokken sporter dient in dat geval ook de persoon die voor de identiteit van de betrokken sporter instaat, het aanwijzingsformulier en het dopingcontroleformulier te ondertekenen. De dopingcontroleofficial beoordeelt of (voldoende) identificatie heeft plaatsgevonden en of de dopingcontrole doorgang kan vinden. De dopingcontroleofficial kan besluiten dat (definitieve) identificatie pas bij de afnameprocedure zal plaatsvinden. 24.8. Ook indien identificatie niet plaatsvindt, kan de dopingcontroleofficial besluiten de dopingcontrole doorgang te laten vinden. 66
Artikel 25 Aanwijzing ter dopingcontrole 25.1. Iedere sporter dient in het kader van een wedstrijd, competitie of evenement na te gaan of hij is geselecteerd voor een dopingcontrole. 25.2. Een verzoek van de geselecteerde sporter om het tijdstip van melding bij het dopingcontrolestation uit te stellen mag, mits de sporter voortdurend onder toezicht van een dopingcontroleofficial of een door deze aangewezen persoon kan staan, worden geaccepteerd op basis van de volgende redenen: a. de verplichting van de sporter te participeren in een prijsuitreiking, een huldiging, dan wel (overwinnings)ceremonie; b. mediaverplichtingen van de sporter; c. deelname van de sporter aan wedstrijden, dan wel wedstrijdonderdelen; d. de wens van de sporter een cooling down te verrichten; e. de wens van, dan wel noodzaak voor de sporter urgente medische behandeling te ondergaan; f. het door de sporter lokaliseren van een begeleider en/of tolk; of g. een andere naar de mening van de dopingcontroleofficial (of een door hem aan te wijzen persoon) aanvaardbare reden. 25.3. De beslissingsbevoegdheid terzake het in het vorige lid genoemde verzoek ligt bij de dopingcontroleofficial. 25.4. Indien de geselecteerde sporter om medische redenen niet in staat is (geweest) de dopingcontrole te ondergaan en/of zich te melden bij het dopingcontrolestation, dient hij de Dopingautoriteit binnen 10 werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de hiervoor bedoelde dopingcontrole had moeten plaatsvinden, via een schriftelijke door de behandelende arts ondertekende verklaring, te informeren over de aard van de medische redenen. Indien de betrokken sporter niet voldoet aan de in dit lid genoemde verplichting, is sprake van een overtreding van artikel 5.2. Artikel 26 Afname urinemonster 26.1. De geselecteerde sporter mag zich bij de afnameprocedure laten vergezellen door een begeleider, voor zover dit de voortgang van de dopingcontrole niet hindert. Een minderjarige sporter heeft het recht een begeleider aanwezig te laten zijn bij het produceren van het urinemonster. De begeleider mag in dat geval alleen toezicht houden op de (assistent) dopingcontroleofficial en niet het afscheiden van de urine door de betreffende sporter observeren, tenzij de geselecteerde sporter specifiek om dat laatste vraagt. 26.2. In gevallen waarin dat noodzakelijk is, mag de geselecteerde sporter de dopingcontroleofficial verzoeken zich tijdens de afnameprocedure te laten vergezellen door een tolk. 26.3. De beslissingsbevoegdheid terzake de in de vorige twee leden genoemde rechten en verzoeken ligt bij de dopingcontroleofficial. 26.4. De geselecteerde sporter dient een door de dopingcontroleofficial aangegeven hoeveelheid urine te produceren en de aanwijzingen van de dopingcontroleofficial, dan wel een door de dopingcontroleofficial aangewezen persoon, op te volgen. 26.5. De geselecteerde sporter dient totdat hij aan zijn verplichting als genoemd in het vorige lid heeft voldaan in het dopingcontrolestation te blijven. Tot dat moment mag de sporter het dopingcontrolestation slechts verlaten met toestemming en onder toezicht van de dopingcontroleofficial, dan wel een door deze aan te wijzen persoon. 26.6. Nadat voldoende urine is geproduceerd, verdeelt de geselecteerde sporter de urine over het met “A” gemarkeerde flesje, hierna te noemen: het A-monster, en het met “B” gemarkeerde flesje, hierna te noemen: het B-monster. 26.7. Indien de dopingcontroleofficial de geselecteerde sporter daarom verzoekt, is deze verplicht een of meer volgende urinemonsters te produceren. Artikel 5 is van 67
26.8. 26.9.
overeenkomstige toepassing. De geselecteerde sporter, de dopingcontroleofficial en, indien aanwezig, de begeleider dienen het dopingcontroleformulier te ondertekenen. De beslissingsbevoegdheid inzake verzoeken en aanpassingen van en/of met betrekking tot sporters met een beperking, ligt bij de dopingcontroleofficial.
Titel VII Resultaatmanagement Artikel 27 Beoordeling (mogelijke) dopingzaken 27.1. De Dopingautoriteit is belast met het resultaatmanagement. 27.2. De Dopingautoriteit beoordeelt in het kader van het resultaatmanagement alle belastende analyseresultaten, atypische bevindingen, andere controleresultaten en andere (onderzoeken van en naar) mogelijke dopingzaken. De Dopingautoriteit kan in het kader van deze beoordeling in overleg treden met de betrokken aangeslotene. De Dopingautoriteit stelt vast of sprake is van een dopingzaak. 27.3. Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in artikel 27.2 van mening is dat sprake is van een dopingzaak wordt een belastend analyseresultaat voorlopig aangemerkt als positieve uitslag. 27.4. Indien in het A-monster enige combinatie van verboden stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) met een atypische bevinding wordt aangetroffen is artikel 30 van toepassing. 27.5. Bij dopingcontroles die niet door de Dopingautoriteit zijn uitgevoerd, worden de in dit artikel beschreven handelingen uitgevoerd door of namens de partij die belast is met het resultaatmanagement, tenzij deze partij de verantwoordelijkheid voor het resultaatmanagement overdraagt of overlaat aan de Bond en/of de Dopingautoriteit, in welk geval het eerste lid van dit artikel van toepassing is. 27.6. Bij internationale evenementen kan het resultaatmanagement in dopingzaken betreffende aangeslotenen, worden overgedragen aan de Dopingautoriteit. 27.7. Alleen de Dopingautoriteit is gerechtigd een monster te laten heranalyseren. De Dopingautoriteit bepaalt zelfstandig en zonder externe inmenging of, en zo ja in hoeverre, her-analyses worden uitgevoerd. Een weigering van de Dopingautoriteit monsters te laten heranalyseren en/of beschikbaar te stellen voor her-analyse, heeft geen invloed op (i) het belastende analyseresultaat, op (ii) de vaststelling van een overtreding van dit reglement, noch (iii) op enig ander aspect inzake de (tuchtrechtelijke) behandeling van een dopingzaak. Artikel 28 Analyse B-monster 28.1. Als een monster is verdeeld in een A-deel (het A-monster) en een B-deel (het Bmonster), heeft de betreffende sporter bij een belastend analyseresultaat in het A-monster recht op analyse van het B-monster, mits hij tijdig en correct heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken in overeenkomst met het gestelde in dit artikel. De Dopingautoriteit wijst de betreffende sporter schriftelijk op (i) dit recht, (ii) de termijn binnen welke hij dient aan te geven of hij van dit recht gebruik wenst te maken, en (iii) de gevolgen als hij dit niet tijdig en/of correct doet. 28.2. De Dopingautoriteit kan aan het in het vorige lid genoemde recht op analyse van het B-monster voorwaarden verbinden, waaronder het recht door de betreffende sporter vergoeden van de kosten van de analyse van het B-monster voorafgaand aan de uitvoering van deze analyse. De Dopingautoriteit wijst de betreffende sporter schriftelijk op deze voorwaarde(n). Indien de sporter niet tijdig en volledig voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de betreffende sporter geacht af te zien van zijn recht tot het (laten) analyseren van het B-monster, waarmee de uitslag van het onderzoek van het A-monster definitief wordt, en als positieve uitslag wordt aangemerkt. 28.3. Het laboratorium bepaalt de datum, het tijdstip en de locatie waarop de analyse van het B-monster zal plaatsvinden. De Dopingautoriteit stelt de betreffende 68
28.4.
28.5. 28.6.
sporter hieromtrent schriftelijk op de hoogte. De betreffende sporter en/of een door hem aangewezen persoon, alsmede een vertegenwoordiger van de Bond, de internationale federatie en/of de dopingcontrole-uitvoerende organisatie, mogen op eigen kosten bij het analyseren van het B-monster in het laboratorium aanwezig zijn. De onmogelijkheid aanwezig te zijn bij de analyse van het B-monster leidt niet tot ongeldigheid van de uitslag van de analyse van het B-monster. Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het onderzoek van het A-monster niet bevestigt, is sprake van een negatieve uitslag. Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het onderzoek van het A-monster bevestigt, is sprake van een positieve uitslag.
Artikel 29 Communicatie controleresultaten 29.1. Indien de controleresultaten een negatieve uitslag aangeven en niet duiden op een mogelijke overtreding van dit reglement, stelt de Dopingautoriteit de betreffende aangeslotene, alsmede de Bond schriftelijk op de hoogte van de uitkomst van het onderzoek van het A-monster. 29.2. Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in artikel 27 en na eventueel uitgevoerd vervolgonderzoek, van mening is dat sprake is van een dopingzaak, stelt de Dopingautoriteit de betreffende aangeslotene en de Bond binnen 21 dagen na deze vaststelling schriftelijk door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte van: a. de positieve uitslag (indien daarvan sprake is); b. welke overtreding(en) van dit reglement (vermoedelijk) sprake is; c. het recht van de sporter een kopie op te vragen van de informatie die het laboratorium verplicht is beschikbaar te stellen volgens de International Standard for Laboratories; en d. de rechten als bedoeld in artikel 28.1, alsmede eventuele voorwaarden als bedoeld in artikel 28. 29.3. De Dopingautoriteit stelt de betreffende sporter en de Bond binnen 21 dagen nadat de Dopingautoriteit deze uitslag heeft ontvangen, schriftelijk door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte van de uitslag van het onderzoek van het B-monster. 29.4. De Dopingautoriteit zal geen enkele partij of betrokkene van een atypische bevinding op de hoogte stellen, voordat eventueel noodzakelijk vervolgonderzoek is voltooid en de Dopingautoriteit heeft besloten of sprake is van een dopingzaak. Dit is slechts anders indien de Dopingautoriteit een verzoek ontvangt van: a. de Bond, in verband met een aflopende deadline inzake de samenstelling van een nationaal team voor een internationale wedstrijd of evenement; en/of b. de organisator van een evenement, kort voor aanvang van het evenement, met de vraag of ten aanzien van enige sporter sprake is van vervolgonderzoek naar aanleiding van een atypische bevinding. De Dopingautoriteit zal in dergelijke gevallen slechts de namen bekend maken indien deze voorkomen op een door de Bond en/of de organisator van een evenement verstrekte lijst van (deelnemende) sporters. Voorafgaand aan het op de hoogte stellen van de Bond en/of de organisator van een evenement, zal de Dopingautoriteit eerst de betrokken sporters schriftelijk op de hoogte stellen. 29.5. De Dopingautoriteit stelt de Bond en de sporter, met inachtneming van het gestelde in dit reglement, zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte inzake (de uitvoering en het resultaat van) het vervolgonderzoek. Artikel 30 Vervolgonderzoek 30.1. De Dopingautoriteit zal elk verdere onderzoek initiëren dat is vereist op grond van dit reglement en/of de dopinglijst, en kan verder onderzoek (laten) uitvoeren als dat noodzakelijk is om na te gaan of sprake is van enige overtreding van dit 69
30.2.
30.3.
30.4.
30.5.
reglement. Indien in het A-monster een of meer niet-specifieke stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) in combinatie met atypische bevindingen worden aangetroffen, kan bij de tuchtrechtelijke afhandeling worden uitgegaan van de aangetroffen niet-specifieke stoffen en/of verboden methoden. In een dergelijk geval hoeft het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek niet plaats te vinden. Indien in het A-monster een of meer specifieke stoffen in combinatie met atypische bevindingen worden aangetroffen, vindt het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek plaats . a. Leidt het vervolgonderzoek niet tot de conclusie dat met betrekking tot de atypische bevinding sprake is van het gebruik van een verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van de aangetroffen specifieke stoffen. b. Leidt het vervolgonderzoek tot de conclusie dat sprake is van het gebruik van een niet-specifieke verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van deze bevinding. Indien het laboratorium een atypische bevinding rapporteert, en geen sprake is van (i) een van toepassing zijnde relevante dispensatie en/of (ii) een afwijking in de zin van artikel 12.2 en/of artikel 12.4, zal de Dopingautoriteit het in de International Standard for Laboratories of andere Internationale Standard bedoelde vervolgonderzoek (laten) uitvoeren. De Dopingautoriteit kan het B-monster (laten) analyseren voordat het vervolgonderzoek is voltooid. In dit geval dient de Dopingautoriteit de sporter hiervan voorafgaand aan de analyse van het B-monster op de hoogte te stellen op de wijze als beschreven in artikel 28.3.
Artikel 31 Ordemaatregel 31.1. Ordemaatregelen in dopingzaken worden uitsluitend geregeld in deze bepaling, uitgezonderd de mogelijkheid tot het instellen van beroep, welke is geregeld in artikel 54. 31.2. Indien een ordemaatregel wordt opgelegd, geldt voor de betrokken aangeslotene dat deze maatregel: a. is uitgesloten van deelname aan enige wedstrijd, competitie en/of evenement onder auspiciën van de Bond; b. geen onderdeel mag uitmaken van enige nationale selectie en/of nationaal team; c. niet geselecteerd mag worden voor enige nationale selectie, nationaal team en/of enige andere (internationale) vertegenwoordiging van de Bond, op individuele noch op teambasis; d. geen trainingen mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of georganiseerd onder auspiciën van de Bond of een organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, alsmede het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon; e. geen begeleidingsactiviteiten mag uitvoeren bij trainingen en/of wedstrijden. 31.3. Indien sprake is van een positieve uitslag inzake het A-monster dient het bestuur een sporter direct na ontvangst van de in artikel 29.2 bedoelde kennisgeving, een ordemaatregel op te leggen, tenzij de positieve uitslag een specifieke stof betreft, in welk geval artikel 31.4 van toepassing is. 31.4. Het bestuur kan bij een positieve uitslag van het A-monster inzake een specifieke stof, de betreffende sporter een ordemaatregel opleggen indien: a. een redelijke kans bestaat dat de betreffende sporter op korte termijn, in 70
verband met (de voorbereiding op) een wedstrijd, competitie en/of evenement opnieuw positief test op dezelfde stof; b. het waarschijnlijk is dat de betreffende sporter wegens een overtreding van dit reglement enige periode van uitsluiting wordt opgelegd; en/of c. bij overtreding van artikel 5.2 of artikel 20.6. 31.5. Het bestuur kan bij dopingzaken die niet vallen onder artikel 31.3 of artikel 31.4, een ordemaatregel opleggen als het een dergelijke maatregel in het belang van de Bond wenselijk of noodzakelijk acht. 31.6 . In andere dan de in artikel 31.3 bedoelde gevallen kan het bestuur een ordemaatregel opleggen na de beoordeling en kennisgeving zoals die zijn beschreven in de voorgaande artikelen, maar voorafgaand aan een hoorzitting in het kader van de tuchtrechtelijke behandeling als bedoeld in Titel VIII. 31.7. Het bestuur kan de in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde bevoegdheid tot het opleggen van ordemaatregelen, delegeren aan een afzonderlijk vertegenwoordigingsbevoegd bestuurslid, dan wel aan de directeur van de Bond. 31.8. Een ordemaatregel kan slechts voorafgaand aan een hoorzitting in het kader van de tuchtrechtelijke behandeling als bedoeld in Titel VIII worden opgelegd indien de aangeslotene de mogelijkheid heeft tot een voorlopige hoorzitting voorafgaand aan, dan wel binnen 21 dagen na het opleggen van de ordemaatregel. 31.9. Het bestuur of de op grond van artikel 31.7 bevoegde persoon, die een ordemaatregel heeft opgelegd, stelt de betreffende aangeslotene en de Dopingautoriteit binnen zeven werkdagen vanaf de dag waarop het besluit tot oplegging van een ordemaatregel is genomen, op de hoogte van deze maatregel door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst. Bij deze brief wordt de aangeslotene op de hoogte gesteld van (i) hetgeen de ordemaatregel inhoudt, (ii) wanneer deze maatregel van kracht wordt en (iii) diens recht op een voorlopige hoorzitting, tenzij de voorlopige hoorzitting reeds heeft plaatsgevonden. Indien de betrokken aangeslotene niet binnen zeven werkdagen na ontvangst van het besluit tot oplegging van de ordemaatregel schriftelijk heeft aangegeven van dit recht op een voorlopige hoorzitting gebruik te willen maken, wordt hij geacht van dit recht te hebben afgezien. Indien de Bond nalaat de betrokken aangeslotene te informeren omtrent diens recht tot een voorlopige hoorzitting, is de Bond indien de betrokken aangeslotene de Bond schriftelijk om een voorlopige hoorzitting heeft verzocht, gehouden binnen 14 werkdagen na de ontvangst van dit verzoek alsnog een voorlopige hoorzitting te beleggen. 31.10. Het bestuur of de op grond van artikel 31.7 bevoegde persoon kan in die gevallen waarin dat noodzakelijk of relevant is, bijvoorbeeld vanwege het competitieverloop, een selectieprocedure voor een internationale wedstrijd, besluiten andere betrokkenen (bijvoorbeeld een of meer relevante teams, verenigingen of andere rechtspersonen) op de hoogte te stellen van een opgelegde ordemaatregel. Deze berichtgeving zal niet ingaan op de aard en omstandigheden van de dopingzaak, en geen specifieke informatie hieromtrent bevatten. 31.11. De ordemaatregel blijft van kracht tot het moment dat: a. de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van de analyse van het A-monster niet bevestigt; b. de positieve uitslag komt te vervallen als gevolg van een relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions; c. een daartoe bevoegd orgaan een definitief besluit aangaande de dopingzaak heeft genomen en de betreffende aangeslotene schriftelijk van d.besluit in kennis heeft gesteld; dan wel e. het besluit tot het opleggen van de ordemaatregel in het daartegen ingestelde beroep komt te vervallen. In het sub a bedoelde geval, stelt de Bond de aangeslotene en de Dopingautoriteit 71
hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte, doch in ieder geval binnen zeven werkdagen nadat de ordemaatregel is komen te vervallen. 31.12. Indien vanwege meerdere redenen of dopingzaken een ordemaatregel is opgelegd, blijft de ordemaatregel van kracht ook indien het onderzoek van het Bmonster het onderzoek van het A-monster niet bevestigt. 31.13. In de gevallen waarin de sporter of het team van de sporter is verwijderd uit een wedstrijd, competitie of evenement en de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, kan de sporter of het team, als dat mogelijk is zonder het verloop van de wedstrijd, het evenement of de competitie (verder) te beïnvloeden, na de kennisgeving als bedoeld in artikel 31.11, zijn deelname aan de competitie voortzetten. 31.14. De omstandigheid dat een ordemaatregel niet conform het gestelde in dit artikel is opgelegd, is niet van invloed op de vaststelling of sprake is van een overtreding van dit reglement. Titel VIII Tuchtrechtelijke behandeling Artikel 32 Tuchtrechtelijke vervolging algemeen 32.1. Tuchtrechtelijke vervolging, behandeling, sanctievaststelling en sanctieoplegging geschiedt overeenkomstig het gestelde in dit reglement en het van toepassing zijnde tuchtrecht, dit laatste met inachtneming van het gestelde in artikel 65. 32.2. Een internationale federatie kan de tuchtrechtelijke behandeling van dopingzaken indien deze aangeslotenen betreffen, overdragen aan de Bond, voor zover de (eventuele) sancties verder gaan dan het (automatisch) vervallen van wedstrijdresultaten. 32.3. Dopingzaken betreffende aangeslotenen kunnen, indien zij niet door de Bond worden behandeld, worden behandeld door elke bevoegde ADO. In dergelijke gevallen is de Dopingautoriteit om de vertrouwelijkheid van procedure te bewaken, gerechtigd de melding van deze zaken bij de Bond uit te stellen, uiterlijk tot de tuchtrechtelijke behandeling is voltooid. Artikel 33 Melding dopingzaken 33.1. Aangeslotenen kunnen dopingzaken melden bij de Dopingautoriteit of het bestuur. Het bestuur is verplicht dergelijke meldingen binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de dag dat de melding door de Bond is ontvangen, te melden bij de Dopingautoriteit. 33.2. Dopingzaken die niet (rechtstreeks) voortvloeien uit dopingcontroles kunnen schriftelijk bij de Dopingautoriteit worden gemeld. 33.3. Indien de Dopingautoriteit van mening is dat sprake is van een dopingzaak, meldt de Dopingautoriteit dit schriftelijk en met redenen omkleed bij het bestuur, tenzij de Dopingautoriteit de dopingzaak meldt bij een andere relevante ADO en/of sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 32.3. 33.4. Indien uit eigen onderzoek van de Bond en/of een bondsfunctionaris blijkt dat sprake is van een dopingzaak, dient de Bond, respectievelijk de bondsfunctionaris deze dopingzaak zo spoedig mogelijk te melden bij de Dopingautoriteit. 33.5. Het door het bestuur en/of bondsfunctionarissen niet melden van een dopingzaak bij de Dopingautoriteit vormt een overtreding inzake artikel 7. Artikel 34 Aanhangig maken dopingzaken (aangifte) 34.1. Het bestuur en/of de Dopingautoriteit maken dopingzaken aanhangig bij het bevoegde tuchtorgaan. De Dopingautoriteit zal slechts van deze bevoegdheid gebruik maken indien en voor zover het bestuur bij het doen van aangifte in gebreke blijft. In dergelijke gevallen wordt de in het volgende lid bedoelde termijn met twee weken verlengd, te rekenen vanaf de dag waarop de Dopingautoriteit kennis heeft genomen van het in gebreke blijven van het bestuur. 34.2. De termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak bedraagt zes weken. 72
34.3.
34.4.
34.5.
De termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak vangt aan: a. voor zover het dopingzaken inzake artikel 3 betreft, op het moment dat de uitslag van de dopingcontrole definitief is geworden en de Dopingautoriteit de Bond schriftelijk van de uitslag op de hoogte heeft gesteld; b. voor dopingzaken die worden behandeld door een buitenlandse ADO, op het moment dat de Dopingautoriteit schriftelijk is geïnformeerd omtrent de omstandigheid dat de betrokken dopingzaak niet in behandeling wordt genomen (vanwege niet-ontvankelijkheid, gebrek aan jurisdictie, termijnoverschrijding dan wel elke andere reden); c. voor alle andere gevallen, op het moment dat de Dopingautoriteit heeft besloten dat sprake is van een dopingzaak; Het bestuur en/of de Dopingautoriteit dienen de betreffende aangeslotene zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de dag van aangifte, door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte te stellen van het aanhangig maken van de dopingzaak. Indien alleen de Dopingautoriteit aangifte doet, stelt de Dopingautoriteit tegelijkertijd de betrokken aangeslotene en de Bond schriftelijk op de hoogte, tenzij dit reeds door middel van de aangifte is gebeurd. De Dopingautoriteit is naast de Bond bevoegd aangifte te doen van alle overtredingen van dit reglement, ook als in een bij dit reglement behorende bijlage is bepaald dat de Bond zorg draagt voor de aangifte.
Artikel 35 Behandeling dopingzaken 35.1. De tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak dient te voldoen aan de volgende principes: a. een tijdige hoorzitting; b. een eerlijk en onpartijdig (tucht)orgaan of arbitragecollege; c. het recht van de aangeslotene zich te laten vertegenwoordigen door een raadsman voor eigen rekening; d. het recht om eerlijk, tijdig en met redenen omkleed te worden geïnformeerd over overtredingen van dit reglement waarvan de aangeslotene wordt verdacht; e. het recht op hoor en wederhoor; f. het recht van de betrokken partijen bewijs aan te voeren, waaronder het recht getuigen op te roepen en te horen; g. het recht op een tolk tijdens de hoorzitting, waarbij het betreffende orgaan de identiteit van en de verantwoordelijkheid voor de kosten van de tolk bepaalt; en h. een tijdige, schriftelijke, beargumenteerde beslissing, met name inzake het afwijken van de (standaard) periode van uitsluiting en de aanvang van de opgelegde periode van uitsluiting. 35.2. De aangeslotene tegen wie een dopingzaak aanhangig is gemaakt, mag te allen tijde af zien van zijn recht op een hoorzitting. 35.3. De aangeslotene tegen wie een dopingzaak aanhangig is gemaakt, dient binnen zeven werkdagen na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 34.4, schriftelijk via een aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de Bond, aan te geven gebruik te willen maken van zijn recht op een hoorzitting. Indien de sporter niet correct, volledig en/of tijdig voldoet aan deze voorwaarden, wordt de betreffende sporter geacht af te zien van zijn recht op een hoorzitting. 35.4. Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van artikel 6: a. dient het bevoegde tuchtorgaan zelfstandig elk van de drie geregistreerde whereabouts-fouten te beoordelen aan de hand van de daarop van toepassing zijnde regels, procedures, en criteria, welke zijn opgenomen in de Whereabouts-bijlage; 73
35.5.
35.6.
35.7.
35.8.
b. is het bevoegde tuchtorgaan niet gebonden aan enige vaststelling gedurende het resultaatmanagement als bedoeld in de Whereaboutsbijlage, betreffende het afdoende zijn van een verklaring voor een whereabouts-fout of anderszins; c. is artikel 11 van toepassing inzake het beoordelen of is voldaan aan de vereisten voor het vaststellen van de drie whereabouts-fouten. De Dopingautoriteit is in dopingzaken bevoegd aan de mondelinge behandeling door het bevoegde tuchtorgaan deel te nemen en aldaar het woord te voeren. Voor de Dopingautoriteit gelden tijdens de behandeling dezelfde rechten en verplichtingen als voor de betrokken aangeslotene. Het gestelde in deze bepaling geldt tevens voor de voorlopige hoorzitting. Indien in een monster meerdere verboden stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) worden aangetroffen, (i) wordt bij de tuchtrechtelijke behandeling uitgegaan van die verboden stof en/of verboden methode waarop bij aanwezigheid of gebruik de zwaarste tuchtrechtelijke sanctie staat, en (ii) kan worden aangemerkt als een verzwarende omstandigheid in de zin van artikel 45. Indien een onafhankelijke deskundige in het kader van een dopingzaak contact heeft gehad met de betreffende aangeslotene (en/of diens vertegenwoordiger(s)), kan deze deskundige niet (meer) als onafhankelijk deskundige fungeren in de betreffende dopingzaak. Het is de partijen in een dopingzaak slechts toegestaan met de onafhankelijke deskundige te communiceren via het tuchtorgaan dat de betreffende dopingzaak behandelt. De informatie die een partij desondanks direct communiceert aan de onafhankelijke deskundige, wordt buiten beschouwing gelaten in de (verdere) tuchtrechtelijke behandeling van de dopingzaak, en kan niet opnieuw worden ingebracht.
Artikel 36 Conclusie 36.1. Dopingautoriteit is bevoegd in een dopingzaak een schriftelijke conclusie te nemen, waarin zij haar standpunt aan het bevoegde tuchtorgaan kenbaar maakt. De Dopingautoriteit kan bij het nemen van een conclusie tevens stukken overleggen. 36.2. De betrokken aangeslotene ontvangt zo spoedig mogelijk van de Bond en/of de Dopingautoriteit de genomen conclusie en overgelegde stukken. 36.3. Indien de Dopingautoriteit tegen een uitspraak van het bevoegde tuchtorgaan beroep heeft ingesteld, kan zij na hun beroepschrift niet een conclusie nemen, doch wel aan de mondelinge behandeling door het bevoegde tuchtorgaan deelnemen en aldaar het woord te voeren. Indien de Dopingautoriteit geen beroep heeft ingesteld, kan zij in beroep uiterlijk voorafgaand aan de mondelinge behandeling een schriftelijke conclusie nemen en stukken overleggen. 36.4. Indien de Dopingautoriteit in een dopingzaak een conclusie neemt of beroep instelt, kunnen medewerkers van de Dopingautoriteit in die dopingzaak niet als deskundige maar wel als getuige worden gehoord. Artikel 37 Automatisch vervallen wedstrijdresultaten Een overtreding van dit reglement naar aanleiding van een dopingcontrole binnen wedstrijdverband, leidt automatisch tot het vervallen van in de desbetreffende wedstrijd behaalde wedstrijdresultaten. Titel IX Sancties Artikel 38 Spelsancties & boetes 38.1. Een overtreding van dit reglement die wordt begaan tijdens of in verband met een evenement kan, als het bevoegde orgaan daartoe besluit, leiden tot het vervallen van alle andere dan de in artikel 37 bedoelde wedstrijdresultaten die de sporter in het kader van dat evenement heeft behaald. 74
38.2.
38.3.
38.4.
38.5.
Als de sporter kan aantonen dat de in het vorige lid bedoelde overtreding niet aan zijn schuld of nalatigheid te wijten was, komen zijn wedstrijdresultaten als bedoeld in het vorige lid, niet te vervallen, tenzij het waarschijnlijk is dat deze resultaten zijn beïnvloed door de overtreding. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande twee leden en in artikel 37, komen alle wedstrijdresultaten te vervallen die zijn behaald nadat een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden, tot het moment van aanvang van de naar aanleiding van deze overtreding opgelegde ordemaatregel of, indien geen sprake is (geweest) van een ordemaatregel, de periode van uitsluiting, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist. Overtreding van artikel 5.3 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of rechtspersoon wordt bestraft met een door het bevoegde tuchtorgaan vast te stellen geldboete. Indien als gevolg van bedoelde gebrekkige medewerking een geplande dopingcontrole buiten wedstrijdverband geen doorgang kan vinden, wordt deze omstandigheid gezien als een overtreding van artikel 5.3 door de sporters bij wie de geplande controles geen uitvoering konden vinden. Overtreding van artikel 20.6 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of rechtspersoon wordt bestraft met een door het bevoegde tuchtorgaan vast te stellen geldboete. Overtreding van artikel 20.6 jo. artikel 5.2 door een sporter, leidt tot de in artikel 39.2 genoemde sanctie.
Artikel 39 Uitsluiting 39.1. De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van twee jaar, tenzij: a. aan de in artikel 40, artikel 41, artikel 42, artikel 43 en/of artikel 44 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan; of b. aan de in artikel 45 bedoelde voorwaarden voor het verlengen van de sanctieperiode wordt voldaan. 39.2. De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 5 of artikel 7, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van twee jaar, tenzij: a. aan de in artikel 41, artikel 42, artikel 43 en/of artikel 44 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan; of b. aan de in artikel 45 bedoelde voorwaarden voor het verlengen van de sanctieperiode wordt voldaan. 39.3. De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 9 of artikel 10, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van minimaal vier jaar, tenzij aan de in artikel 41, artikel 42, artikel 43 en/of artikel 44 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan. 39.4. De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 6, bedraagt minimaal een jaar en maximaal twee jaar, afhankelijk van de mate van schuld van de betrokken sporter. 39.5. Een overtreding van dit reglement die betrekking heeft (gehad) op een minderjarige en is begaan door begeleidend personeel, wordt als zeer ernstig aangemerkt en leidt tot levenslange uitsluiting van dat begeleidend personeel, tenzij de overtreding betrekking heeft op een of meer specifieke stoffen. 39.6. Het is niet mogelijk de in Titel IX genoemde sancties geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen. 39.7. De eventuele (ontbrekende) prestatiebevorderende werking van een verboden stof en/of verboden methode kan niet worden meegewogen bij de beoordeling: a. of sprake is van een overtreding van dit reglement; en/of b. het vaststellen van de wegens overtreding van dit reglement op te leggen sanctie, tenzij dit reglement nadrukkelijk anders bepaalt. 75
Artikel 40 Specifieke stoffen 40.1. Voor de toepassing van dit artikel zijn alle op de dopinglijst vermelde stoffen specifieke stoffen, uitgezonderd: a. de anabole middelen; b. de hormonen en verwante stoffen; c. de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide hormoonantagonisten en modulatoren; en d. de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide stimulantia. 40.2. Specifieke stoffen betreffen nooit verboden methoden. 40.3. Indien de betrokken aangeslotene aantoont (i) hoe de specifieke stoffen in zijn lichaam terecht zijn gekomen (in geval van een overtreding van artikel 3), dan wel hoe hij deze stoffen heeft gebruikt (in geval van een overtreding van artikel 4), dan wel hoe deze stoffen in zijn bezit zijn gekomen (in geval van een overtreding van artikel 8), en (ii) aantoont dat de op- of inname, het gebruik, dan wel het bezit van dergelijke specifieke stoffen niet is geschied met het oogmerk de sportprestaties te verbeteren, noch om het gebruik van enige verboden stoffen en/of verboden methoden te maskeren, wordt de periode van uitsluiting die is beschreven in artikel 39.1 vervangen door: a. minimaal een berisping, maar geen periode van uitsluiting, en b. maximaal twee jaar uitsluiting; 40.4. De verklaring van de betrokken aangeslotene alleen is onvoldoende om te voldoen aan de in het vorige lid bedoelde vereisten inzake bewijs. Naast diens verklaring dient de betrokken aangeslotene zwaarwegend bewijs te verschaffen teneinde genoegzaam aannemelijk te maken aan het tuchtorgaan, dat hij niet de intentie (heeft ge)had (i) zijn sportprestatie te verbeteren, en (ii) het gebruik van enige verboden stoffen en/of verboden methoden te maskeren. 40.5. Bij het vaststellen in hoeverre de in artikel 39.1 genoemde periode van uitsluiting op basis van artikel 40 wordt gereduceerd, dient rekening te worden gehouden met de mate van schuld van de betrokken aangeslotene. 40.6. Specifieke stoffen dienen niet te worden beschouwd als minder zwaar of minder prestatiebevorderend dan de andere stoffen op de dopinglijst. In een geval waarin de sporter niet voldoet aan de in dit artikel beschreven criteria voor het reduceren van de periode van uitsluiting, dient daarom de in artikel 39.1 genoemde periode van uitsluiting te worden opgelegd. Tevens kan, op grond van de in artikel 45 beschreven regeling, sprake zijn van redenen om in dat geval een langere periode van uitsluiting op te leggen. Artikel 41 Geen schuld of nalatigheid 41.1. Er is geen sprake van schuld of nalatigheid indien de aangeslotene kan aantonen dat hij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij de verboden stof en/of verboden methode had gebruikt, ingenomen of had toegediend gekregen. 41.2. Indien de sporter in een individueel geval kan aantonen dat de overtreding van artikel 3 dan wel artikel 4 niet aan zijn schuld of nalatigheid te wijten is, vervalt de toepasselijke periode van uitsluiting. In het geval van overtreding van artikel 3 geldt als aanvullende eis dat de sporter aantoont hoe de verboden stoffen en/of verboden methoden in zijn lichaam terecht zijn gekomen. 41.3. Dit artikel is niet van toepassing op gevallen waarin artikel 39.4, dan wel artikel 40 van toepassing zijn. Artikel 42 Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid 42.1. Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid indien de aangeslotene kan aantonen dat zijn schuld of nalatigheid, naar de omstandigheden van het geval en, voor zover het overtredingen inzake artikel 3 betreft, rekening houdend met de criteria zoals genoemd in artikel 41.1 en artikel 76
41.2 42.2.
42.3.
42.4.
niet significant was in relatie tot de overtreding van dit reglement. Als een aangeslotene in een individueel geval met betrekking tot de in Titel II genoemde overtredingen, uitgezonderd de overtreding van artikel 6, kan aantonen dat van zijn kant geen sprake is van aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, kan de periode van uitsluiting worden verkort, doch nooit minder zijn dan de helft van de in artikel 39 bedoelde standaard periode van uitsluiting. Voor toepassing van dit lid in dopingzaken betreffende artikel 3 geldt dat de sporter moet aantonen hoe de verboden stoffen en/of verboden methoden in zijn lichaam zijn terecht gekomen. In gevallen als bedoeld in het vorige lid mag de verkorte periode van uitsluiting niet korter zijn dan acht jaar indien de periode van uitsluiting zonder toepassing van artikel 42 een levenslange periode van uitsluiting zou bedragen. Dit artikel is niet van toepassing op gevallen waarin artikel 39.4, dan wel artikel 40 van toepassing zijn.
Artikel 43 Substantiële ondersteuning 43.1. Van substantiële ondersteuning is sprake indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de aangeslotene heeft alle hem beschikbare informatie inzake een of meer overtredingen van dit reglement, dan wel vergelijkbare overtredingen van dopingregels van andere ADO’s, correct, tijdig en volledig overlegd, via een schriftelijke door hem ondertekende verklaring; b. de aangeslotene verleent zijn volledig medewerking aan het onderzoek naar, alsmede de (tuchtrechtelijke) vervolging van de (doping)zaak of (doping)zaken waarop de door hem verschafte informatie betrekking heeft, door onder andere als getuige te verklaren bij een hoorzitting indien de ADO, het bevoegde tuchtorgaan, een rechter, een arbiter, dan wel een arbitragepanel daarom verzoekt; c. de door de aangeslotene verschafte informatie dient geloofwaardig te zijn, en dient (i) een belangrijk onderdeel te vormen van een (doping)zaak die tot (tuchtrechtelijke) vervolging heeft geleid, dan wel (ii), indien geen (tuchtrechtelijke) vervolging heeft plaatsgevonden, voldoende grond te hebben verschaft op basis waarvan (tuchtrechtelijke) vervolging had kunnen plaatsvinden; en d. als de ondersteuning is verleend aan een bevoegde ADO, justitiële autoriteit of professioneel disciplinair orgaan, deze ondersteuning tot gevolg heeft dat: (i) de ADO een dopingzaak ontdekt, dan wel een overtreding van dit reglement wordt vastgesteld, begaan door een andere persoon dan de betrokken aangeslotene; (ii) een justitieel orgaan een strafbaar feit vaststelt, begaan door een andere persoon dan de betrokken aangeslotene; en/of (iii) een professioneel orgaan een overtreding vaststelt van professionele regels, begaan door een andere persoon dan de betrokken aangeslotene. 43.2. De Dopingautoriteit kan voorafgaand (i) aan een definitief niet meer voor beroep openstaand besluit van het bevoegde tuchtorgaan inzake een dopingzaak, of voorafgaand (ii) aan het verstrijken van de op het besluit van het bevoegde tuchtorgaan van toepassing zijnde beroepstermijn, een deel van de opgelegde, dan wel op te leggen periode van uitsluiting, opschorten indien de betrokken aangeslotene substantiële ondersteuning heeft verschaft. 43.3. De Dopingautoriteit kan nadat (i) een definitief niet meer voor beroep openstaand besluit inzake een dopingzaak is genomen, dan wel (ii) de op het besluit van het bevoegde tuchtorgaan van toepassing zijnde beroepstermijn is verlopen, een deel van de opgelegde periode van uitsluiting, opschorten indien: 77
a. de betrokken aangeslotene substantiële ondersteuning heeft verleend; en b. zowel de internationale federatie als WADA dit besluit van de Dopingautoriteit goedkeuren. 43.4. De Dopingautoriteit kan voorafgaand aan een besluit in eerste aanleg van het bevoegde tuchtorgaan inzake een dopingzaak een deel van de opgelegde, dan wel op te leggen periode van uitsluiting, opschorten indien de betrokken aangeslotene substantiële ondersteuning heeft verschaft. Het bedoelde tuchtorgaan zal vervolgens beoordelen of (i) sprake is van een overtreding van dit reglement, en (ii) de opschorting gepast is op basis van artikel 43. 43.5. De mate waarin de periode van uitsluiting die zonder de toepassing van artikel 43 zou worden opgelegd, kan worden opgeschort, wordt gebaseerd op (i) de ernst van de overtreding van dit reglement welke de betrokken aangeslotene heeft begaan, (ii) het belang van de verleende substantiële ondersteuning voor het elimineren van doping in de sport, en (iii) het nog steeds bestaan van een prestatiebevorderend effect bij de aangeslotene als gevolg van de overtreding van dit reglement. 43.6. De mate waarin de periode van uitsluiting kan worden opgeschort, kan niet meer bedragen dan driekwart van de periode van uitsluiting die zonder de toepassing van artikel 43 zou worden opgelegd. Indien de periode van uitsluiting zonder de toepassing van artikel 43 een levenslange periode van uitsluiting zou bedragen, kan de niet-opgeschorte periode van uitsluiting niet minder dan acht jaar bedragen. De maximale opschorting van de periode van uitsluiting kan slechts worden toegepast in zeer uitzonderlijke zaken. Als algemeen uitgangspunt geldt dat hoe eerder de aangeslotene de substantiële ondersteuning wordt verleend na door de Dopingautoriteit of een andere ADO te zijn geïnformeerd over een dopingzaak, hoe groter de mate van opschorting van een periode van uitsluiting kan zijn. 43.7. De Dopingautoriteit beoordeelt ook nadat een periode van uitsluiting is opgeschort in hoeverre de door de betrokken aangeslotene verleende ondersteuning voldoet aan de in artikel 43.1 genoemde voorwaarden. 43.8. Indien de Dopingautoriteit oordeelt dat de door de betrokken aangeslotene verleende ondersteuning niet (meer) voldoet aan de in artikel 43.1 genoemde voorwaarden, komt de opschorting te vervallen. De periode van uitsluiting die zonder de toepassing van artikel 43 zou worden opgelegd, wordt daarmee alsnog van toepassing. Deze periode gaat in op het moment dat zowel de betrokken aangeslotene als de Bond door de Dopingautoriteit schriftelijk op de hoogte zijn gesteld van voornoemd oordeel van de Dopingautoriteit. 43.9. De Dopingautoriteit zal elke partij die volgens dit reglement in het voorliggende geval beroepsrecht heeft, informeren over het besluit tot het opschorten van een deel van de periode van uitsluiting, alsmede omtrent de redenen voor dit besluit. 43.10. Het opschorten van (een deel van) de periode van uitsluiting is alleen mogelijk op grond van artikel 43. Artikel 44 Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak Indien: a. een aangeslotene, hetzij voorafgaand aan het door hem kennisnemen van een bij hem uit te voeren dopingcontrole die kan leiden tot constatering van een overtreding van dit reglement, hetzij (bij andere overtredingen dan artikel 3) voorafgaand aan kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, vrijwillig bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, en b. deze bekentenis op dat moment het enige betrouwbare bewijs is van bedoelde overtreding, kan de op te leggen periode van uitsluiting worden verkort, doch niet minder bedragen 78
dan de helft van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde periode. Artikel 45 Verzwarende omstandigheden 45.1. Indien de Bond aantoont dat in een individueel geval sprake is (i) van verzwarende omstandigheden die (ii) het opleggen van een langere periode van uitsluiting rechtvaardigen dan de in artikel 39 of artikel 40 van toepassing zijnde bepaalde standaard periode, dan mag in een dergelijk geval een periode van uitsluiting van maximaal vier jaar worden opgelegd, tenzij de aangeslotene kan aantonen dat hij de overtreding van dit reglement niet bewust heeft begaan. 45.2. Indien een dopingzaak wordt ontdekt nadat een overtreding van dit reglement tuchtrechtelijk is afgedaan, en deze dopingzaak heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de in artikel 29.2 bedoelde kennisgeving inzake de reeds afgedane overtreding, is sprake van verzwarende omstandigheden in de zin van het vorige lid. Dientengevolge zal een periode van uitsluiting van maximaal vier jaar worden opgelegd, tenzij artikel 45.3 van toepassing is. Artikel 37 en artikel 38.3 zijn van overeenkomstige toepassing. 45.3. Indien de aangeslotene, direct na over een dopingzaak te zijn geïnformeerd, bekent deze overtreding van dit reglement te hebben begaan, is artikel 45 niet van toepassing. 45.4. Artikel 45 is niet van toepassing op de in artikel 9 en artikel 10 bedoelde overtredingen. Artikel 46 Meerdere opties afwijking standaard sanctie 46.1. Voor de toepassing van deze bepaling: a. dient eerst de op te leggen periode van uitsluiting te worden bepaald aan de hand van artikel 39, artikel 40 en/of artikel 45, en b. dient de aangeslotene vervolgens aan te tonen dat hij op grond van het gestelde in artikel 42, artikel 43 en/of artikel 44 in aanmerking komt voor vermindering van de duur van uitsluiting. 46.2. Indien de aangeslotene voldoet aan en of meer van de in artikel 46.1 sub b bedoelde eisen, mag de op basis van in artikel 46.1 sub a bepaalde periode van uitsluiting worden gereduceerd, doch niet minder dan een kwart bedragen van de op basis van artikel 46.1 sub a bepaalde periode. Artikel 47 Meerdere overtredingen 47.1. Wanneer op basis van de toepassing van artikel 41 de wegens een overtreding van dit reglement op te leggen periode van uitsluiting geheel vervalt, wordt voor zover het de toepassing van dit artikel betreft, deze overtreding geacht niet te hebben plaatsgevonden. 47.2. Een tweede of volgende overtreding van dit reglement mag alleen worden meegewogen voor het opleggen van sancties op grond van dit artikel, als de Bond kan aantonen dat de aangeslotene de tweede of volgende overtreding van dit reglement heeft begaan nadat (i) de aangeslotene de kennisgeving inzake de eerste of vorige dopingzaak heeft ontvangen, dan wel (ii) de Dopingautoriteit een redelijke poging heeft gedaan hem deze kennisgeving te doen toekomen. Als de Bond dit niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen beschouwd als één afzonderlijke eerste overtreding en wordt de op te leggen sanctie gebaseerd op de overtreding waarop de zwaarste sanctie staat. Een dergelijke situatie kan wel worden gezien als een verzwarende omstandigheid die het opleggen van een langere periode van uitsluiting rechtvaardigt, overeenkomstig het gestelde in artikel 45.1. 47.3. Als uit één en dezelfde dopingcontrole blijkt dat een sporter een overtreding van dit reglement heeft begaan, die zowel betrekking heeft op een specifieke stof als op een andere verboden stof en/of verboden methode, wordt de sporter geacht slechts één afzonderlijke overtreding van dit reglement te hebben begaan, maar wordt de op te leggen sanctie gebaseerd op de verboden stof of verboden 79
methode waarop bij een overtreding wegens aanwezigheid en/of gebruik de zwaarste sanctie staat. 47.4. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal een jaar en maximaal vier jaar. a. Terzake de eerste en de tweede overtreding is, respectievelijk wordt, de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. b. De eerste overtreding betreft artikel 6. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. c. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 42. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. 47.5. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal twee jaar en maximaal vier jaar. a. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. De tweede overtreding betreft artikel 6. b. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 42. c. Terzake de eerste overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. 47.6. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal vijf jaar: terzake de eerste overtreding is artikel 45.1 toegepast. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. 47.7. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal zes jaar: terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. Terzake de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing. 47.8. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal acht jaar. a. De eerste en de tweede overtreding betreffen artikel 6; b. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is of wordt gereduceerd op grond van artikel 42. c. Terzake de eerste en de tweede overtreding is respectievelijk wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 42. 47.9. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal zes jaar en maximaal acht jaar. a. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing was of is. b. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 42. Terzake de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing. 47.10. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van twee overtredingen van dit reglement, minimaal acht jaar en maximaal tien jaar: terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. Terzake de tweede overtreding wordt artikel 45.1 toegepast. 47.11. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal acht jaar en maximaal levenslang. 80
47.12.
47.13.
47.14.
47.15.
47.16. 47.17.
a. De eerste overtreding betreft artikel 9 en/of artikel 10. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. b. Terzake de eerste en de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal tien jaar en maximaal levenslang. a. Een overtreding waarbij artikel 45.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 6. b. Een overtreding waarbij artikel 45.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op grond van artikel 40. c. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 40. De tweede overtreding betreft artikel 9 en/of artikel 10. De op te leggen periode van uitsluiting is bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, levenslang. a. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. b. Een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op grond van artikel 40, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. c. Een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing is, in combinatie met een overtreding waarbij artikel 45.1 is toegepast. d. Een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 39.1 en/of artikel 39.2, van toepassing is, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. e. Een combinatie van overtredingen waarbij in beide gevallen artikel 45.1 is toegepast. f. Een overtreding waarbij artikel 45.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. g. Een combinatie van overtredingen betreffende artikel 9 en/of artikel 10. Indien de aangeslotene die een tweede overtreding van dit reglement begaat, kan aantonen in aanmerking te komen voor vermindering van de periode van uitsluiting op grond van artikel 44, dient: a. eerst de periode van uitsluiting te worden vastgesteld aan de hand van artikel 47, en b. vervolgens de reductie als bedoeld in artikel 44 te worden toegepast. De overblijvende periode dient minimaal een kwart te bedragen van de op basis van de in artikel 47.14 sub a bedoelde periode. Een derde overtreding van dit reglement resulteert altijd in een levenslange periode van uitsluiting, tenzij de aangeslotene voldoet aan de in artikel 40 genoemde eisen, dan wel sprake is van een overtreding van artikel 6. In deze laatste twee gevallen zal de periode van uitsluiting minimaal tien jaar en maximaal levenslang bedragen. Van meerdere overtredingen in de zin van artikel 47 kan slechts sprake zijn wanneer de overtredingen binnen acht jaar van elkaar hebben plaatsgevonden. Voor de toepassing van artikel 47 geldt een overtreding (i) die is begaan met betrekking tot een stof die vanaf de inwerkingtreding van de dopinglijst van 2009 geldt als een specifieke stof (maar voor de inwerkingtreding van deze lijst is begaan), en (ii) in verband waarmee een periode van uitsluiting van minder dan twee jaar is opgelegd, als een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op basis van artikel 40. 81
Artikel 48 Aanvang van de periode van uitsluiting 48.1. De periode van uitsluiting vangt aan op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak, tenzij in dit reglement anders is bepaald. 48.2. Indien sprake is geweest van aanmerkelijke vertraging van de in Titel VII en/of Titel VIII bedoelde procedures, en deze vertraging de aangeslotene niet is aan te rekenen, kan het bevoegde tuchtorgaan de periode van uitsluiting op een eerder dan het in het vorige lid bedoelde moment laten ingaan, tot op zijn vroegst de dag waarop de (laatste) overtreding van dit reglement is begaan. In geval van een overtreding van artikel 3 wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is afgenomen dat tot de positieve uitslag heeft geleid. 48.3. Indien de aangeslotene direct (dat wil zeggen, tenminste voordat hij deelneemt aan een volgende wedstrijd) na kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, kan de periode van uitsluiting reeds ingaan op de dag dat de betreffende overtreding (laatst) plaatsvond. In geval van een overtreding van artikel 3 wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is afgenomen dat tot de positieve uitslag heeft geleid. Minimaal de helft van de op te leggen periode van uitsluiting dient echter aan te vangen op (i) de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak, dan wel (ii) de dag waarop de betrokkene de sanctie formeel accepteert, dan wel (iii) de dag waarop de sanctie anderszins wordt opgelegd. Artikel 47.3 is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 42 is toegepast. 48.4. De periode van uitsluiting in het kader van de oplegging van een ordemaatregel wordt in mindering gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd, tenzij de betreffende aangeslotene deze ordemaatregel niet strikt heeft nageleefd. Hetzelfde geldt voor een door een bevoegd (tucht)orgaan opgelegde voorlopige maatregel, schorsing of uitsluiting. 48.5. Indien de betrokkene aangeslotene (i) nadat hij de in artikel 29.2 bedoelde kennisgeving inzake een dopingzaak heeft ontvangen, en (ii) voorafgaand aan het hem opleggen van een ordemaatregel, het bestuur en/of de Dopingautoriteit schriftelijk meldt zich vrijwillig een ordemaatregel op te leggen, en vanaf dat moment, ook nadat hem een ordemaatregel is opgelegd, strikt houdt aan het gestelde in artikel 31.2, wordt deze periode van (zelf opgelegde) uitsluiting in mindering gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd. 48.6. De periode waarin (i) geen ordemaatregel is opgelegd en (ii) geen sprake is van de zelf opgelegde uitsluiting (en de naleving daarvan) als bedoeld in het vorige lid, kan niet worden afgetrokken van een (uiteindelijk) opgelegde periode van uitsluiting, ongeacht de omstandigheid dat de betrokken aangeslotene (vrijwillig) heeft afgezien van het deelnemen aan wedstrijden, competities en/of evenementen. 48.7. Anders dan de in artikel 48 beschreven opties bestaan geen mogelijkheden een op te leggen periode van uitsluiting eerder te laten ingaan dan op het in artikel 48.1 genoemde moment. Artikel 49 Status gedurende uitsluiting 49.1. Oplegging van een periode van uitsluiting houdt in dat de aangeslotene vanaf het moment dat deze sanctie is opgelegd: a. is uitgesloten van deelname aan enige wedstrijd, competitie en/of evenement onder auspiciën van de Bond, noch aan enige andere activiteit mag deelnemen binnen de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten clubs, teams of andere rechtspersonen); b. in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren binnen de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten clubs, teams of andere rechtspersonen), 82
49.2.
49.3.
49.4.
49.5.
49.6.
49.7.
49.8.
noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in artikel 49.2, mag ontvangen. c. geen trainingen mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of georganiseerd onder auspiciën van de Bond of een organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, alsmede het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon; d. geen begeleidingsactiviteiten mag uitvoeren bij trainingen en/of wedstrijden. De aangeslotene mag wel participeren in anti-dopingprogramma’s en/of rehabilitatieprogramma’s. Voor elke overtreding van dit reglement die geen betrekking heeft op specifieke stoffen, zullen de vergoedingen en andere voordelen in relatie tot de sportbeoefening die de overtreder van de Bond ontvangt, geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken door de Bond en organisaties die lid zijn van de Bond. Degene die een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan, als vier jaren van de periode van uitsluiting zijn verstreken, deelnemen aan en/of participeren in, lokale sportevenementen in een andere sport dan de tak van sport waarbinnen de persoon de overtreding van het doping reglement heeft begaan, voor zover deze evenementen niet direct of indirect de mogelijkheid bieden tot kwalificatie voor deelname aan en/of of punten zouden kunnen opleveren die nodig zijn voor kwalificatie voor, dan wel deelname aan een nationaal kampioenschap, internationaal evenement of internationale wedstrijd. Aangeslotenen kunnen na het verstrijken van een periode van tenminste tien jaar van hun levenslange uitsluiting, een verzoek om kwijtschelding van het resterende deel van hun uitsluiting indienen bij het daartoe bevoegde orgaan binnen de Bond. Bij ontstentenis van enige bestaande regeling hieromtrent, geldt voor de toepassing van dit reglement het bestuur als het in deze bevoegde orgaan. Tegen het besluit inzake het verzoek van het bevoegde orgaan is geen beroep mogelijk. Het bevoegde orgaan kan aan enige kwijtschelding voorwaarden verbinden. Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op deelname na een bepaalde periode van uitsluiting, dient de betreffende sporter tijdens de periode dat hem een ordemaatregel en/of een uitsluiting is opgelegd: a. zich beschikbaar te houden voor het bij hem uitvoeren van dopingcontroles buiten wedstrijdverband; en b. de gegevens te verschaffen als bedoeld in artikel 6. Indien een sporter gedurende een periode van uitsluiting zijn topsportcarrière beëindigt, later op dit besluit terugkomt, en gedurende (een deel) van de tussenliggende periode niet heeft voldaan aan de in het vorige lid bedoelde eisen, verkrijgt de sporter na het aflopen van de hem opgelegde periode van uitsluiting, pas het recht tot deelname nadat hij: a. de Dopingautoriteit schriftelijk van voornoemd besluit in kennis heeft gesteld; en b. zich beschikbaar heeft gesteld voor het bij hem uitvoeren van dopingcontroles buiten wedstrijdverband gedurende een periode die gelijk is aan de periode van uitsluiting die resteerde op het moment dat de betreffende sporter zijn topsportcarrière beëindigde. Indien sprake is van de toepassing van artikel 37, artikel 38.1, artikel 38.3, en/of artikel 49.7 verkrijgt een aangeslotene na het aflopen van de hem opgelegde periode van uitsluiting, pas het recht tot deelname op het moment dat hij het prijzengeld heeft terugbetaald. Indien een aangeslotene gedurende een hem opgelegde periode van uitsluiting, participeert in een in artikel 49.1 bedoelde activiteit en/of hoedanigheid: a. komen enige behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen; en 83
b. vangt de opgelegde periode van uitsluiting opnieuw aan, tenzij de betreffende aangeslotene overeenkomstig het gestelde in artikel 42 kan aantonen dat in deze van zijn kant geen sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid. In dit laatste geval zal het tuchtorgaan dat de bedoelde periode van uitsluiting heeft opgelegd bepalen in hoeverre de opnieuw opgelegde periode van uitsluiting wordt gereduceerd. Artikel 50 Consequenties teams (indien van toepassing) 50.1. Als blijkt dat in een teamsport meer dan twee leden van hetzelfde team een overtreding van dit reglement hebben begaan tijdens of in verband met een evenement, dient het daartoe bevoegde (tucht)orgaan een of meer gepaste maatregelen opleggen (bijvoorbeeld diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of meer wedstrijd/competitieresultaten van dit team en/of het verlies van medailles, punten en prijzen(geld)). De Dopingautoriteit zal zorgdragen voor het in deze informeren van het bevoegde (tucht)orgaan, tenzij de Bond dit reeds correct, tijdig en volledig heeft gedaan. 50.2. De Bond kan, voor onder zijn auspiciën georganiseerde evenementen, besluiten tot het vaststellen van zwaardere sancties voor teams met betrekking tot evenementen dan zijn vermeld in het vorige lid. 50.3. Bij sporten die geen teamsporten zijn maar waarbij prijzen worden uitgereikt aan teams, geschiedt diskwalificatie en/of een andere disciplinaire maatregel tegen het team als één of meer teamleden zich schuldig hebben gemaakt aan overtredingen van dit reglement, volgens de van toepassing zijnde regels van de internationale federatie. 50.4. Indien meer dan één lid van een team op de hoogte wordt gesteld van een mogelijke overtreding van artikel 7 in verband met een evenement, zal de Bond (indien het evenement wordt georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond) zorg dragen voor het uitvoeren van (passende) gerichte dopingcontroles bij het betreffende team gedurende het bewuste evenement. Artikel 51 Herziening 51.1. Indien met betrekking tot een verboden stof of verboden methode een verbod is geformuleerd, en dit verbod nadien wordt gewijzigd of opgeheven, kan een aangeslotene die op grond van de oorspronkelijke bepaling een straf is opgelegd daarvan herziening vragen. Een herziening strekt ten gunste van de aangeslotene. 51.2. De betreffende aangeslotene richt een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herziening aan het bevoegde tuchtorgaan, dat het verzoek toezendt aan de Dopingautoriteit. 51.3. Het verzoek tot herziening wordt met inachtneming van de bepalingen van dit reglement behandeld. De bepalingen inzake aangifte zijn van overeenkomstige toepassing. 51.4. Van een uitspraak van de tuchtcommissie staat beroep open. Artikel 52 Verjaringstermijn Een overtreding van dit reglement verjaart als niet binnen acht jaar na het moment dat de mogelijke overtreding beweerdelijk is begaan, een dopingzaak aanhangig is gemaakt volgens het gestelde in artikel 34. Artikel 53 Wederzijdse erkenning Onverminderd het recht op beroep, zal de Bond verleende dispensaties, opgelegde ordemaatregelen en tuchtrechtelijke uitspraken die (i) consistent zijn met de World AntiDoping Code en (ii) onder het gezag van de desbetreffende tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie vallen, erkennen, respecteren en overnemen. Titel X Beroep 84
Artikel 54 Instellen beroep 54.1. Beroep kan slechts worden aangetekend op de wijze die is beschreven in Titel X. 54.2. Besluiten waartegen beroep is aangetekend blijven van kracht tijdens de beroepsprocedure, tenzij het beroepsorgaan anders bepaalt. Artikel 55 Voor beroep vatbare besluiten 55.1. Tegen de volgende besluiten kan beroep worden aangetekend: a. een besluit dat (g)een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden; b. een besluit dat de Bond en/of de Dopingautoriteit in een dopingzaak niet ontvankelijk is; c. een besluit inhoudende de oplegging van een ordemaatregel; d. een besluit dat is genomen op grond van artikel 49.8 sub b; e. een besluit dat is genomen in strijd met artikel 31.3, artikel 39.7, dan wel artikel 43.10. f. een besluit betreffende de kostenveroordeling; en g. het besluit van de Dopingautoriteit als bedoeld in artikel 43.8. 55.2. Alleen de betrokken aangeslotene kan beroep instellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 55.1.c en artikel 55.1.g. 55.3. In aanvulling op het in artikel 55 lid 1 gestelde is de Dopingautoriteit gerechtigd beroep in te stellen tegen elk in het kader van het resultaatmanagement en/of de tuchtrechtelijke behandeling genomen besluit, uitgezonderd de ordemaatregel. Dit beroepsrecht is niet gebonden aan enige voorwaarde, anders dan het gestelde in artikel 56.1. De Dopingautoriteit hoeft derhalve geen belang voor het instellen van beroep aan te tonen. 55.4. Indien de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak langer dan 4 maanden in beslag neemt, kan de betreffende sporter of aangeslotene beroep instellen tegen een hem eventueel opgelegde ordemaatregel. Indien de commissie van beroep besluit tot opheffing van de ordemaatregel, mag de betreffende sporter of aangeslotene vanaf dat moment weer in wedstrijden uitkomen. Als het bevoegde tuchtorgaan oordeelt dat de betreffende sporter of aangeslotene een overtreding van dit reglement heeft begaan, komen alle na de opheffing van de ordemaatregel behaalde wedstrijdresultaten te vervallen, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist. 55.5. Indien na afloop van een periode van dertig dagen nadat WADA met betrekking tot een sporter schriftelijk bericht heeft ontvangen van een derde whereaboutsfout in de zin van artikel 6.1, geen aangifte is gedaan van een overtreding, wordt deze omstandigheid voor de toepassing van Titel X aangemerkt als een besluit dat geen overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden. 55.6. Indien het bestuur niet conform artikel 31.3 overgaat tot het opleggen van een ordemaatregel, wordt deze omstandigheid voor de toepassing van artikel 55.1 aangemerkt als een besluit dat in strijd is met artikel 31.3. Artikel 56 Beroepsrecht 56.1. De volgende partijen hebben het recht beroep aan te tekenen: a. de aangeslotene voor wie het besluit waartegen beroep wordt aangetekend, geldt; b. de Bond; c. de in het betreffende geval relevante internationale federatie en elke andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie volgens wier reglement een sanctie had kunnen worden opgelegd; d. de Dopingautoriteit; e. de NADO van het land waarvan de aangeslotene de nationaliteit heeft, dan wel waar hij woonachtig is; f. het IOC of het IPC, indien van toepassing, als het besluit een effect kan hebben dat betrekking heeft op de Olympische Spelen of de Paralympische 85
56.2.
Spelen, waaronder besluiten die van invloed (kunnen) zijn op de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of Paralympische Spelen; en g. WADA. In dopingzaken (i) betreffende (begeleidend personeel van) sporters die op het moment dat de overtreding van dit reglement plaatsvond, waren opgenomen in de testing pool van de internationale federatie, dan wel (ii) voortvloeiend uit participatie in een onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijd en/of evenement kan de internationale federatie direct tegen het besluit van het tuchtorgaan in eerste aanleg in beroep gaan bij het CAS. Op dit beroep zijn de voorwaarden van het CAS van toepassing.
Artikel 57 Beroep/interventie WADA/Dopingautoriteit 57.1. Indien WADA overeenkomstig het bepaalde in Titel X het recht heeft tegen een besluit in beroep te gaan, en geen andere in artikel 56.1 genoemde partij anders dan WADA beroep heeft aangetekend, mag WADA zonder de andere beroepsmogelijkheden uit te putten, direct beroep aantekenen bij het CAS. 57.2. WADA heeft het recht in een aanhangig gemaakte dopingzaak te interveniëren indien het bevoegde tuchtorgaan niet binnen een redelijke door WADA vastgestelde termijn, tot een uitspraak is gekomen. Op het moment dat voornoemde termijn verstrijkt, wordt dit aangemerkt als een besluit van het bevoegde orgaan dat geen overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden. WADA mag in dat geval direct beroep aantekenen bij het CAS. Indien het CAS oordeelt dat (i) in de betreffende dopingzaak sprake is van een overtreding van dit reglement, en (ii) het besluit van WADA om direct beroep in te stellen bij het CAS redelijk was, dient de Bond WADA’s kosten, waaronder in ieder geval de kosten voor de juridische bijstand, voor het beroep bij het CAS vergoeden. 57.3. Het in dit artikel gestelde met betrekking tot WADA, geldt tevens met betrekking tot de Dopingautoriteit. Artikel 58 Beroep dispensaties 58.1. Tegen een besluit inzake het afwijzen van een dispensatieverzoek van andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisaties dan WADA, dat niet wordt herroepen door WADA, kan de betreffende sporter beroep aantekenen: a. bij het CAS, indien deze sporter op het moment van het afwijzen van het betreffende dispensatieverzoek is opgenomen in de testing pool van de internationale federatie; b. voor alle andere sporters, bij een door de Dopingautoriteit ingesteld beroepscollege. De samenstelling, werkwijze, besluitvorming en andere relevante aspecten met betrekking tot dit College worden bepaald door de Dopingautoriteit. Als dit beroepscollege het besluit inzake het afwijzen van het dispensatieverzoek herroept, kan WADA tegen dat besluit in beroep gaan bij het CAS. 58.2. Tegen een besluit van WADA met betrekking tot het inwilligen of afwijzen van een dispensatieverzoek, staat alleen beroep open bij het CAS. Beroepsgerechtigd in deze zijn de betreffende sporter en de Dopingautoriteit 58.3. Dispensaties die op enig moment door WADA worden herzien, blijven van kracht tot het moment waarop de betreffende sporter schriftelijk door WADA van dit besluit op de hoogte is gesteld. 58.4. Indien een besluit inzake een dispensatieverzoek niet binnen de hiervoor geldende termijnen is genomen, wordt voor de toepassing van artikel 58 het dispensatieverzoek geacht te zijn afgewezen. Artikel 59 Beroepstermijnen 59.1. De termijn van beroep is eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag dat de tot het instellen van beroep bevoegde partij schriftelijk van het voor beroep vatbare 86
59.2.
59.3.
59.4.
besluit in kennis is gesteld. In de tuchtzaak in eerste aanleg dient uiterlijk binnen drie maanden na het aanhangig maken van de dopingzaak in de zin van artikel 34, tot een uitspraak van het betreffende tuchtorgaan te zijn gekomen. Indien dit niet het geval is, hebben de Dopingautoriteit, alsmede de betreffende persoon of organisatie die wordt beschuldigd dit reglement te hebben overtreden, het recht binnen een termijn van veertien dagen de zaak voor het van toepassing zijnde beroepsorgaan te brengen. De beroepstermijn voor een door WADA in te stellen beroep, dan wel een door WADA te plegen interventie, is de laatst aflopende van de volgende termijnen: a. eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de beroepstermijn voor de andere tot beroep gerechtigde partijen is verlopen; dan wel b. eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop WADA het volledige dossier inzake het voor beroep vatbare besluit heeft ontvangen, waaronder in ieder geval een vertaling van dit besluit. Het in artikel 59.3 gestelde met betrekking tot WADA, geldt tevens met betrekking tot de Dopingautoriteit.
Titel XI Bekendmaking Artikel 60 Informatieverstrekking De communicatie inzake (onderzoek van en/of naar) dopingzaken vindt, in aanvulling op het gestelde in artikel 29, plaats volgens hetgeen is bepaald in Titel XI. Artikel 61 Eerste beoordeling dopingzaak 61.1. Indien na de beoordeling als bedoeld in artikel 27.2, sprake is van een dopingzaak, stelt de Dopingautoriteit, eventueel na hieromtrent op de hoogte te zijn gesteld door de Bond, de in deze relevante internationale federatie schriftelijk op de hoogte van een dopingzaak, indien: a. de betreffende sporter op het moment dat de vermoedelijke overtreding van dit reglement plaatsvond, was opgenomen in de testing pool van voornoemde internationale federatie; en/of b. deze sporter waarschijnlijk zal (gaan) deelnemen aan een op de wedstrijdkalender van de internationale federatie opgenomen wedstrijd, competitie, toernooi of evenement. 61.2. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in het vorige lid, zal de Dopingautoriteit de in deze relevante internationale federatie zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren na de afronding van de beoordeling als bedoeld in artikel 61.3. Bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 61.1 kunnen (voor zover van toepassing) de volgende gegevens worden bekendgemaakt: a. de naam van de aangeslotene; b. de nationaliteiten; c. de tak van sport; d. de discipline binnen die tak van sport; e. of de dopingcontrole binnen wedstrijdverband of buiten wedstrijdverband heeft plaatsgevonden; f. de datum waarop de dopingcontrole heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden, dan wel waarop de vermoedelijke overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden; en g. het analyseresultaat dat is gerapporteerd door het laboratorium. 61.4. De Dopingautoriteit beoordeelt op basis van de relevantie en noodzakelijkheid welke van de in artikel 61.3 bedoelde gegevens worden verstrekt. Artikel 62 Aanhangig gemaakte dopingzaak 62.1.
Nadat een dopingzaak aanhangig is gemaakt, stelt de Dopingautoriteit de in deze 87
62.2.
relevante internationale federatie hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte indien de betreffende aangeslotene op het moment dat de vermoedelijke overtreding van dit reglement plaatsvond, was opgenomen in de testing pool van voornoemde internationale federatie. Indien relevant stelt de Dopingautoriteit tegelijkertijd WADA, de NADO van het land waaruit de betreffende sporter afkomstig is en/of de nationale bond uit het land van herkomst schriftelijk op de hoogte. De Dopingautoriteit beoordeelt op basis van de relevantie en noodzakelijkheid welke van de in artikel 61.3 bedoelde gegevens worden verstrekt.
Artikel 63 Tuchtrechtelijke uitspraken/besluiten 63.1. Ongeacht een eventueel ingesteld beroep, stelt de Bond, dan wel het tuchtorgaan zo spoedig mogelijk doch maximaal binnen twintig dagen nadat voornoemd tuchtorgaan heeft geoordeeld dat (g)een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden, de sporter en de Dopingautoriteit hiervan tegelijkertijd schriftelijk op de hoogte door middel van een met redenen omklede uitspraak. De uitspraak zal niet worden geanonimiseerd. 63.2. Indien de aangeslotene op het moment dat de overtreding van dit reglement plaatsvond, deel uitmaakte van de testing pool van de in deze relevante internationale federatie, verstuurt de Dopingautoriteit deze uitspraak zo spoedig mogelijk aan deze internationale federatie en WADA. De Dopingautoriteit stelt eventueel ook de NADO van het land waaruit de betreffende sporter afkomstig is en/of de nationale bond uit het land van herkomst in bezit van de uitspraak. 63.3. De Bond dient de tuchtrechtelijke uitspraak te communiceren op een wijze die gepast is voor een correcte toepassing van het gestelde in artikel 49. 63.4. De Bond, dan wel het tuchtorgaan stelt de aangeslotene en de Dopingautoriteit tegelijkertijd schriftelijk op de hoogte van elk(e) door het betreffende tuchtorgaan genomen (tussen)besluit en/of (tussen)uitspraak, binnen 7 werkdagen na het nemen van voornoemd(e) (tussen)besluit en/of (tussen)uitspraak. Artikel 64 Overige dopingzaken Met betrekking tot dopingzaken waarbij de Dopingautoriteit niet de dopingcontrole (als daarvan sprake was) heeft uitgevoerd, stelt de Bond de Dopingautoriteit zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de informatie als bedoeld in artikel 61, artikel 62 en artikel 63. Titel XII Restbepalingen Artikel 65 Verhouding reglementen 65.1. Dit dopingreglement is opgezet als een waar mogelijk zelfstandig toepasbaar reglement. Dientengevolge zijn andere bondsreglementen, bondsregels en/of bondsbesluiten slechts van toepassing voor zover deze aanvullend werken op dit dopingreglement en daarmee niet in strijd zijn. 65.2. De toepassing van dit reglement wordt niet beperkt door andere reglementen van de Bond. Derhalve is het tuchtrecht van de Bond slechts van toepassing op de bepalingen van dit dopingreglement, voor zover het tuchtrecht niet in strijd is met de inhoud en/of de strekking van dit dopingreglement. Artikel 66 Verstek Indien sprake is van een dopingzaak, en van de betrokken aangeslotene geen (correcte) adresgegevens bekend zijn, ook nadat (i) een redelijke poging (waaronder het contacteren van diens nationale bond en/of de relevante internationale federatie) is ondernomen deze te verkrijgen, en (ii) de in artikel 35.3 bedoelde termijn is verstreken, vindt de (tucht)afhandeling van de dopingzaak conform dit reglement plaats zonder communicatie met, inbreng en/of participatie van de betrokken aangeslotene, zonder dat dit strijdigheid met het bepaalde in artikel 35 of enige andere bepaling van dit reglement 88
oplevert. Artikel 67 Interpretatie 67.1. In relevante gevallen geschiedt interpretatie van dit reglement aan de hand van de Engelstalige tekst van de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde World Anti-Doping Code en/of International Standards. 67.2. De datum van ontvangst wordt bij schriftelijke correspondentie geacht vijf werkdagen na de datum van verzending te zijn gelegen. 67.3. Dit reglement te worden geïnterpreteerd als een onafhankelijke en autonome tekst, en niet aan de hand van wetten of statuten, tenzij dit reglement uitdrukkelijk anders bepaalt. 67.4. De opschriften van de artikelen in dit reglement dienen slechts voor gebruiksgemak, maken geen onderdeel uit van de inhoud van de artikelen, en zijn niet van invloed op de interpretatie van de bijbehorende bepalingen. 67.5. De actuele door WADA vastgestelde International Standards worden geacht deel uit te maken va 1
89
BIJLAGE C Samenvatting ‘Report on proceedings under the world anti-doping code and the USADA protocol’ In de onderstaande samenvatting van het USADA rapport zijn geen namen van getuigen gebruikt omdat dit niet relevant is voor het onderzoek. Het gaat erom dat er een duidelijk beeld wordt geschetst over wat zich allemaal heeft afgespeeld binnen het U.S. Postal team. Het onderzoek van het USADA richt zich op de rol die Lance Armstrong tussen 1998 en 2005 heeft gespeeld (in verband met dopiggebruik) binnen het U.S. Postal team. Gemakshalve wordt in deze samenvatting wel zijn naam gebruikt en wordt hij aangeduid als Armstrong. Overigens moet onderstreept worden dat het onderzoeksrapport van het USADA grotendeels gebaseerd is op getuigeverklaringen van 26 mensen waaronder 15 renners (11 oud teamgenoten). Armstrong heeft inmiddels zijn dopinggebruik bekend, daarvoor is hij voor het leven geschorst en moest hij zijn zeven tourzeges inleveren. Hij heeft de beschuldigingen die in het rapport staan niet ontkent behalve op twee punten: 1. Hij ontkent dat hij een positieve test heeft weggemoffeld door de UCI om te kopen met een grote som geld; 2. Hij ontkent dat hij zijn ploeggenoten onder druk heeft gezet om ook doping te gebruiken. Het is niet gek dat hij dit stellig ontkent, als hij zou bekennen dat hij de UCI heeft omgekocht en zijn ploeggenoten onder druk heeft gezet dan zou hij strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. 1998 In het U.S. Postal team werd in 1998, onder leiding van de teamarts openlijk prestatieverhogende middelen gebruikt zoals EPO, testosteron en cortisone. 89 Ook werd duidelijk dat de hele staf van de ploeg op de hoogte was van het gebruik van doping. Niet alleen ploeggenoten wisten van elkaars gebruik van doping af, maar ook de vrouwen van de
89
USADA rapport blz. 16
90
profrenners waren op de hoogte. 90 De teamarts stelde een dopingprogramma op en de renners hadden zich eraan te houden. 91 In 1999 werd voornamelijk EPO gebruikt. 1999 Tijdens de Tour De France (hierna te noemen: de Tour) van 1999 werd EPO getransporteerd en afgeleverd door een drugssmokkelaar. 92 Speciale arrangementen werden gemaakt om het dopingprogramma van de belangrijkste renners te faciliteren. 93 Blauwe plekken van het injecteren werden bij Armstrong weggemoffeld met make-up. 94 Tijdens de eerste rit van de Tour werd Armstrong positief getest op corticosteroïden. Hij had een paar weken vóór de Tour tijdens een andere wedstrijd een cortisone injectie gekregen. 95 Zijn managementteam zijn teamartsen opgedragen om een cortisone creme voor te schrijven en te antedateren voor zijn zogenaamde zadelpijn. Het EPO gebruik van de vier toprenners van het U.S. Postal team tijdens de Tour van 1999 was bekend onder vele andere ploeggenoten. 96 Ook testosteron werd gebruikt tijdens de Tour. 97 Vijf van de acht renners in het U.S. Postal team hebben met hun eigen ogen gezien dat Armstrong doping gebruikte en hebben hun eigen dopinggebruik ook toeggeven. 98 2000 In 2000 gingen er geruchten de ronde dat een nieuwe EPO test zou worden ontwikkeld. Er was een nieuwe dopingstrategie nodig. In reactie daarop begon het U.S. Postal team te experimenteren met bloed doping. 99 De teamartsen tapten 500cc bloed af bij de renners om dit vervolgens weer te herinjecteren tijdens de Tour. Volgens het managementteam waren er geen manieren om bloeddoping op te sporen. 100 Ook in 2000 werd testosteron gebruikt door Armstrong . 101 Nadat Armstrong zijn tweede Tour won in 2000 startte de Franse autoriteiten een onderzoek naar het dopinggebruik bij het U.S. Postal team. Aanleiding hiervoor was dat het personeel van de U.S Postal team gezien was bij het weggooien van gebruikte 90
USADA rapport blz 19 USADA rapport blz 27 92 USADA rapport blz 30 93 USADA rapport blz 30 94 USADA rapport blz 31 95 USADA rapport blz 32 96 USADA rapport blz 33 97 USADA rapport blz 34 98 USADA rapport blz 37 99 USADA rapport blz 38 100 USADA rapport blz 38 101 USADA rapport blz 39 91
91
injectienaalden en lege verpakkingen voor een bloedproduct genaamd Actovegin in een vuilniscontainer. De renners en het teammanagement hebben verklaard dat Actovegin niet gebruikt werd als prestatieverhogend middel, maar dat het gebruikt werd om diabetes te behandelen
en
voor
gebruik
bij
traumatische
huidverwondingen. 102
Volgens
de
getuigeverklaringen werd Actovegin wel degelijk gebruikt om de prestaties te verhogen en werd dit middel in de avond vóór een wedstrijd toegediend bij de ploeggenoten van het U.S. Postal team. 2001 In 2001 heeft Armstrong een pakketje met EPO naar een ploeggenoot in de Verenigde Staten opgestuurd omdat hij niets meer voorhanden had en een wedstrijd moest fietsen. Tijdens een trainingskamp in 2001 werd structureel EPO gegeven aan de profrenners onder leiding van de teamarts. 103 Er werden binnen het team over manieren gesproken om de nieuwe EPO test te omzeilen. Volgens Armstrong werkte de test als een ‘spectrum, als je binnen het grijze gebied bleef dan was de kans klein op een positieve uitslag’. 104Ondanks zijn theorie bleek Armstrong, volgens twee getuigeverklarigen, toch positief te zijn getest bij de Tour de Suisse in 2001 op EPO. Volgens dezelfde getuigen heeft Armstrong verklaard dat hij deze positieve uitslag zou doen laten verdwijnen door een financiele overeenkomst te sluiten met de UCI.105 De UCI ontkent in alle toonaarden dat de omkoping heeft plaatsgevonden. In 2001 werd onder de renners ook gebruik gemaakt van testosteron olie en pleisters. Deze vorm van doping behoorde tot het dopingprogramma van de teamarts. 106 2002 In 2002 is opnieuw bloeddoping gebruikt als prestatieverhogend middel onder de renners van de ploeg. Uit de bankgegevens van de teamarts blijkt dat Armstrong in 2002 $150.000 heeft betaald aan zijn arts. Ook in 2002 werd door Armstrong zelf maar ook zijn ploeggenoten testosteron pleisters gebruikt tijdens wedstrijden. 107 Een teamgenoot van Armstrong zag met eigen ogen op de vooravond van de Tour hoe het bloed van Armstrong terug werd geinjecteerd. Teamgenoten van Armstrong die zich niet hielden aan het, door de teamarts
102
USADA rapport blz 43 USADA rapport blz 50 104 USADA rapport blz 51 105 USADA rapport blz 51 106 USADA rapport blz 53 107 USADA rapport blz 56 103
92
voorgeschreven dopingprogramma, werden op het matje geroepen en onder druk gezet om alsnog het dopingprogramma nauwkeurig te volgen. 108 2003 Ook in dit jaar heeft het USADA bewijs dat er grote sommen geld zijn overgemaakt aan de teamarts door Armstrong. 109 Bij een bezoek aan het appartement van Armstrong kwam een ploeggenoot erachter dat Armstrong een koelkast vol had aan bloedzakken van zichzelf en andere renners van zijn team. Ook in 2003 werd bloeddoping gebruikt onder de renners van het U.S. Postal team. 110 Ook tijdens de Tour werden renners door de ploegleider opgeroepen voor bloed transfusies. 111 Naast bloeddoping is ook EPO en testosteron gebruikt tijdens de Tour en het is zeer waarschijnlijk dat hij dit stelselmatig ook buiten de Tour heeft gedaan. 112 2004 In 2004 kreeg het U.S. Postal team in voorbereiding op de Tour EPO en testosteron toegediend. 113 Ook in 2004 heeft Amrstrong een groot geldbedrag overgeboekt op de rekening van de teamarts. 114 Er werd frequenter dan in voorgaande jaren gebruik gemaakt van testosteron pleisters. Tijdens de Tour zijn verschillende renners voorzien van EPO. 115 Een van de bloedtransfusies werd uitgevoerd in de teambus onderweg naar het hotel. De buschauffeur heeft toen de schijn opgehouden dat er motor problemen waren en heeft de bus langs de weg stilgezet zodat de renners de bloedtransfusie konden uitvoeren. Ook na de Tour is het aannemlijk dat renners bloeddoping en EPO hebben gebruikt. De relatie tussen Armstrong en zijn teamgenoten verliep ook niet altijd even harmonieus. Armstrong zette zijn collega renners onder druk om zijn eigen wil door te drukken. Hij viel zijn eigen ploeggenoten verbaal aan en bedreigde ze als zij een poging waagden om de waarheid te onthullen over het dopinggebruik binnen hun team. Sommige renners voelden zich geintimideerd door Armstrong. 116 2005
108
USADA rapport blz 60 USADA rapport blz 60 110 USADA rapport blz 63 111 USADA rapport blz 63 112 USADA rapport blz 67 113 USADA rapport blz 68 114 USADA rapport blz 69 115 USADA rapport blz 70 116 USADA rapport blz 73 109
93
In 2005 heeft Armstrong EPO gegeven aan een teamgenoot. Dit is sterk bewijs dat hij ook in 2005 EPO gebruikte. Nadat Armstrong de Tour won in 2005 is een teamgenoot door de ploegleider opgedragen om het appartement van Armstrong te controleren op sporen van doping in het geval dat zijn appartement zou worden doorzocht. 117 Er is volgens het USADA substantieel bewijs dat Armstrong stelselmatig doping in bezit had voor eigen gebruik maar ook verstrekte aan andere teamgenoten. 118
117 118
USADA rapport blz 76 USADA rapport blz 77
94
LITERATUURLIJST Artikelen Teitler en Ram 2010 Mr. Steven Teitler en mr. Herman Ram, ‘Nederlandse tuchtrechtspraak en de toepassing van de World Anti-Doping Code’, TvS&R 2010, nr.2, blz. 57 Olfers 2010 Mr. Dr. Marjan Olfers, ‘De antidopingparadox’, TvS&R 2010, nr.2, blz.71 Klaas Faber 2010 Dr. Klaas Faber, ‘Het biologisch paspoort: veelbelovend opsporingstechniek of juridisch wankel?’, TvS&R 2010, nr. 2, blz.79 Michiel van Dijk 2010 Mr. Michiel van Dijk, ‘Het biomedisch paspoort van Claudia Pechstein’, TvS&R 2010, nr. 2, blz.90 Jeanette Rijckborst 2009 Mr. Jeanette Rijckborst, ‘ Een nieuw dopingreglement voor de KNVB’, TvS&R 2009, nr. 2, blz. 53 D.J.J Korver & J. van Drongelen 2012 D.J.J Korver & J. van Drongelen, Arbeids- en rusttijden in de (wieler)sport, TvS&R 2012, nr. 4 R. Vermeer 2009 R. Vermeer, Korte beschrijving van de procedure voor het internationale sporttribunaal CAS, TvS&R 2009, nr .3, blz 123 - 127 R.B.Martins 2002 R.B.Martins, Introductie van de Sociale Dialoog in het Europese Professionele Voetbal, wenselijk of noodzakelijk?, Arbeid Integraal nr. 3, 2002
Onderzoeken K. Wiefferink, S. Detmar, O. de Hon, T. Vogels & T. Paulussen K. Wiefferink, S. Detmar, O. de Hon, T. Vogels & T. Paulussen, Topsport en Doping, Capelle aan de Ijssel, Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken, 2005 Stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland, NL Sporter, Mindshare Research Stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland, NL Sporter, Mindshare Research, De Nederlandse Topsporter en het antidopingbeleid, Capelle aan de Ijssel, Dopingautoriteit, 2010 United States Anti-Doping Agency 2012 USADA, Report on proceedings under the world anti-doping code and the USADA protocol, USADA versus Lance Armstrong, Colorado Springs, 2012 T.M.C. Asser Instituut T.M.C. Asser Instituut, Study into the identification of themes and issues which can be dealt with in a social dialogue in the European Professional Cycling Sector
Boeken R. Bartlett & C. Gratton & C. Rolf 2012 R. Bartlett & C. Gratton & C. Rolf, Encyclopedia of International Sports Studies, Routledge 2012 F.C. Pampel 2007 F.C. Pampel, Drugs and Sports, Facts on File Incorporated 2007 95
D. Thieme & P. Hemmersbach 2009 D. Thieme & P. Hammersback, Doping in Sports: Biochemical Principles, Effects and Analysis, Springer Berlin Heidelberg 2009 D.M. Rosen 2008 D.M. Rosen, Dope: A History of Performance Enhancement in Sports from the Nineteenth Century to Today, ABC-CLIO 2008 C.N. Burns 2006 C.N. Burns, Doping in Sports, Nova Publishers 2006 H.E. Broring 2005 H.E. Broring, De bestuurlijke boete, Kluwer 2005
Jurisprudentie CAS 18 februari 2010, CAS OG 10/04, Claudia Pechstein/DOSB & IOC Kantonrechter Haarlem, 4 juli 2003, JAR 2003, 189 HR 12 februari 1999, JAR 1999/102 (Schrijvers/Van Essen) HR 21 januari 2000, JAR 2000/45 (Hema)
Internetbronnen www.europa-nu.nl www.beroepssporters.nl www.sportwerkgever.nl www.rabosport.nl www.olympic.org/medicalcommission www.dopingautoriteit.nl www.cpacycling.com www.uci.ch www.wada-ama.org www.instituutsportrechtspraak.nl www.nocnsf.nl www.ad.nl (artikel: Vakbond wielrenners tegen KNWU akkoord) europa.eu/legislation eurlex.europa.eu www.dopinglijn.be www.sportknowhowxl.nl (Artikel H.Ram, De dopinglijst: achtergronden en kanttekeningen, 2010)
Wetgeving en reglementen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Dopingregelement De Dopingautoriteit, Het Dopingreglement, versie 2.5, 31 maart 2011 96
Tuchtregelement Dopingzaken Tuchtregelement Dopingzaken, Instituut Sport Rechtspraak, vastgesteld op 5 februari 2013 en treedt in werking op 1 maart 2013 Arbeidstijdensbesluit Arbeidstijdensbesluit geldend 22-12-2011 CAO Beroepsrenners Nederlandse Wielerploegen CAO Beroepsrenners Nederlandse Wielerploegen 2010-2012 KNWU regelement van de wielersport KNWU regelement van de wielersport versie 01-04-2012
97