Ekaterina Teresjko, MA Neerlandistiek, Staats Universiteit van Sint-Petersburg
Door jazz verbonden: Campert en Kerouac Bestaat er zoiets als een “wereldgeest”? Is het mogelijk dat twee mensen wonend en werkend aan twee uiteinden van de wereld hetzelfde voelen en denken? Deze vragen kwamen in me op, twee jaar geleden tijdens de zomercursus Nederlands in Zeist. Toen heb ik een boek gelezen in een kleurig omslag met de fascinerende titel ‘Het leven is vurrukkulluk’ van de schrijver Remco Campert. Ik kende deze schrijver van naam, maar door dit werk heb ik hem echt ontdekt. Het was louter toeval maar toch vitaal dat ik datzelfde jaar ook de roman ‘On the road’ las van Jack Kerouac. Misschien zocht ik wel onbewust naar een bepaald gevoel van vrijheid. De lichtheid en spontaniteit van beide romans spraken me aan en ik besloot een werkstuk te schrijven. Het werd een vergelijkend onderzoek naar ‘motieven’ – de onderwerpen die in beide romans van Campert en Kerouac aangesneden worden. Nog voordat ik naar die motieven begon te zoeken, maakte ik kennis met de auteurs aan de hand van kritieken en biografieën. Het feit, dat beide auteurs ongeveer tegelijkertijd opgroeiden zorgde ervoor dat ze soortgelijke ervaringen hebben opgedaan en aan dezelfde wereldproblemen dachten. Zo hebben ze beiden de gevolgen van de WOII met eigen ogen gezien en dat heeft hun leven en werk gevormd. Campert heeft zijn vader in de oorlog verloren, voor Kerouac was het wat minder aan den lijve, maar hij is aan het front geweest waar hij weigerde op mensen te schieten. Zulke botsingen met de realiteit van de oorlog hebben veel jonge mensen rebels gemaakt en leidden uiteindelijk tot de grote protestacties van de jaren zestig. Die rebelse tijdsgeest had ook zijn weerslag op de literatuur. Denk maar aan de Vijftigers in Nederland en de beatniks in Amerika. Deze literaire rebellen streefden naar vrede, vrijheid en liefde. Ze zochten hun inspiratiebronnen in de religie, zoals katholicisme en zenboeddhisme, in de psychologie, maar ook in de filosofie, zoals het existentialisme. Zowel voor de Vijftigers als voor de beatniks was het van cruciaal belang om de wereld te veranderen. Daarom braken ze met de tradities van hun ouders. De Vijftigers speelden met de taal, genres en kunstvormen: dichters, schilders en muzikanten werkten samen aan gemeenschappelijke kunstwerken. Het streven naar spontaniteit deed hun ook met ‘vrije verzen’ werken. Zoals de Vijftigers in Nederland wilden de Amerikaanse beatniks ook vrij zijn. Dat is te zien in de roman ‘On the road’ van Kerouac, die ten grondslag ligt aan de beweging. Sal Paradise – het hoofdpersonage van de roman – gaat ‘op weg’ want hij wil zich bevrijden uit het alledaagse leven. Daarom is het geen toeval dat deze romans vergelijkbaar zijn, want wereldgebeurtenissen beïnvloeden iedereen op de wereld, en we hebben schrijvers om dat soort dingen te verwoorden in de geest van de tijd. Behalve deze “Weltgeist”, zijn de romans ook vergelijkbaar qua tekstopbouw. In beide boeken wordt de lezer pardoes in een stroom van gebeurtenissen meegesleurd. Het lijkt erop alsof de auteurs een fragment van het schilderij van het leven hebben uitgeknipt, maar er zit geen lijst
omheen. En in het geval van Campert is het op het doek van het Nederlandse leven geschilderd, terwijl Kerouac het Amerika van toen als basis heeft. De roman van Campert speelt zich af in één dag. In het boek van Kerouac wordt een langere periode beschreven. Maar de sfeer en de ruimte van beide teksten doen denken aan ‘Ulysses’ van James Joyce waar het hoofdpersonage drijvend en zwalkend alle labyrinten van het lichaam, het bewustzijn en de ziel doorloopt. Ook tussen de personages in de romans bleken er verrassende overeenkomsten te zijn. Als we het over de “hoofdpersonages” hebben (ik zet het tussen haakjes want het zijn geen klassieke hoofdpersonages), dan zijn ze zeker vergelijkbaar voor de twee romans: 1. Mees = Dean Moriarty – allebei hebben ze een levendige kracht die hun altijd doet bewegen. 2.
Boeli = Sal Paradise – passieve volgers.
3. Panda = Marylou – meisjes die zichzelf in de liefde en de aandacht van de anderen zoeken. Bovendien zijn er interferenties op het niveau van de personages en de verteller tussen beide romans. Bijvoorbeeld zijn de belangrijkste personages in de roman van Campert (Panda, Mees en Boelie) een soort rebellen, evenals die bij Kerouac. De ene is natuurlijk meer “rebels” dan de ander. Zo zijn Mees en Dean “een bewegende kracht” van ieder hun eigen verhaal. De meisjes Marylou en Panda zijn hun vriendinnen en de jongens Sal en Boelie zijn min of meer de volgers. Die laatste kunnen een “normaal”, gesetteld, burgerlijk leven gaan leiden, terwijl Dean en Mees als het ware door overmacht het leven worden doorgesleept. Onder “het normale” leven wordt het leven van een Nederlandse burger, een soort “squire” bedoeld. Tjeerd Overbeek is representatief voor dit soort leven in de roman van Campert. De auteur sympathiseert echter met de rebellen. Hij doorziet de façade van het pronkerige fatsoen en geeft alle voze kanten van een squire-leven bloot. Vervolgens komt ook de oudere generatie ter sprake in beide boeken. Bij Kerouac is het de moeder van Sal Paradise die een soort anker voor hem is en altijd thuis op hem wacht. Bij Campert volgen we de grijsaard Kees. Terwijl Kerouac de oudere generatie toch als een soort steun beschouwt, schrijft Campert ironisch over Kees. De grijsaard wordt letterlijk en figuurlijk omvergeworpen door de overweldigende kracht van de jeugd. Kees komt trouwens uit de roman van Theo Thijssen “Kees de jongen” – een van de geliefde boeken van de auteur. In “Het leven is vurrukkulluk” zien we een vervolg op het verhaal van Kees. Al die analyses en vergelijkingen van de tijd en de ruimte, de personages en de verteller, en natuurlijk van de historische achtergrond van beide romans zijn alleen maar een voorbereiding op de vergelijking van de romans, die op basis van motieven gedaan werd. In totaal werden er tien motieven uitgekozen voor de vergelijking: vrijheid, liefde, seks, oorlog, geld, drugs en alcohol, scheppingskracht, Amerika, sport en jazz.
Sommige van die motieven zijn terug te vinden in beide romans: vrijheid, liefde, seks, oorlog, drugs en alcohol en jazz. In beide romans streven de personages ernaar om vrij te zijn, daarom zijn ze voor de vrije lichamelijke liefde en vinden ze een relatie overbodig. “In de liefde moet je doen zoals het hoort” – en dat betekent dat er wel regels in de liefde bestaan, en regels, daar houden die jongeren niet van. Het motto “Seks, drugs and rock-n-roll” is passend voor de tijd toen de romans geschreven werden en wordt tot leven geroepen in beide boeken. In beide romans worden nooit herinneringen of een beschrijving van de oorlog gegeven, want het is iets om te vergeten. Beide auteurs schrijven erover en Remco Campert is op dit vlak wat losser dan Kerouac. De laatste laat geen woord over de oorlog vallen, wat als verzwijging overkomt. Bij Campert vind je hier en daar wel verwijzingen naar de WOII en de gevolgen daarvan: 1.
En holde naar de soldaten toe (14)
2.
Er waren erbij van soldaten, tegen hun zin gemobiliseerd, die aan hun I939se verloofdes dachten (18)
3.
Je zit altijd mooi als je invalide bent (26), en zo voort.
Meteen op de eerste pagina’s van het boek rent Panda naar de Amerikaanse soldaten toe, die achtergebleven zijn in Nederland. Hier is ook het motief van Amerika in de tekst van Campert. Kerouac schrijft niet expliciet over de geschiedenis en stereotiepe kenmerken van zijn land, hij wil vooral over andere dingen schrijven. Je kan in de stijl van Kerouac het “echte Amerika zien” dat geen beschrijving behoeft. Het gevoel van vrijheid dat aan de “American dream” doet denken is er wel, maar de lezer krijgt dat gevoel vooral door tussen de regels te lezen. Een ding is zeker: beide auteurs streven naar de vrijheid en willen de vreselijke herinneringen van de oorlog laten verbleken. De beste manier om geheugenverlies op te wekken is natuurlijk “seks, drugs and rock-n-roll” (Het ruikt hier naar alcohol, zei Panda. ‘Vurrukkulluk’. (31)), maar ook jazz speelt een grote rol in het leven en werk van beide vertellers. Bij Campert vinden we jazz overal: er klinkt heel vaak muziek in zijn boek. Neem Mees: hij speelde vroeger jazz in een bruine kroeg. Maar ook in de tekst zelf kan een alerte lezer jazzmuziek vinden. Het is duidelijk dat Campert met de taal speelt, maar hij doet het niet alleen maar in de zin van betekenis, hij, als dichter, jongleert ook met klanken en ritmen: 1. 2. 3. 4. 5.
Met pooiers, portiers en palingboeren 67 Jajem, jajem, jajem moet er zijn 75 Hela gij grijsaard, slaapt gij nog? 82 De kinderkes volgden hem, jijden en jouwden hem uit, terwijl... 84 ‘Het was een daad in strijd met de meest elummeltaire begrippen van onnette-thee en mensukkelige waardigheid’. 86 6. het gemurmul van de buurman 120 7. ‘Is dat zo?’ (Panda, naar Boelie kijkend met haar grote groene grijze, blauwe, barnstenen ogen). 40 8. Fietsbellen en meisjesstemmen 39
Soms zijn er zelfs redelijk grote gedichten in de tekst ingebed:
Trap weer af. Smerige rotroe, bijna gevallen. Niet dat dat er nog veel toe zou doen. De straat op; waarnaartoe? (74) (Trap weer af. Smerige rotroe, bijna gevallen. Niet dat dat er nog veel toe
zou doen. De straat op; waarnaartoe?)
Ik ken hun soort; ik sla ze vaak gade. Ze leven bij het moment en kennen geen genade... (99) (Ik ken hun soort; ik sla ze vaak gade. Ze leven bij het moment en kennen geen genade) Hij wist niet goed wat hij doen moest – zitten of staan, spreken of zwijgen – en om zich een houding te geven liep hij naar de schutting en duwde ertegen, half en half verwachtende dat deze een stukje mee zou geven, zoals de schuttingen in zijn jeugd altijd deden, maar niets ervan. (107) (Hij wist niet goed wat hij doen moest – zitten of staan, spreken of zwijgen – en om zich een houding te geven liep hij naar de schutting en duwde ertegen, half en half verwachtende dat deze een stukje mee zou geven, zoals de schuttingen in zijn jeugd altijd deden, maar niets ervan.) waar de wilde bloemen bloeien en het onderhout ritselt, waar de dennennaalden geuren, het mos een peluw vormt (114) (waar de wilde bloemen bloeien en het onderhout ritselt, waar de dennennaalden geuren, het mos een peluw vormt)
Deze improvisaties lijken op de variaties die gewoon zijn voor de jazzmuziek. Er zijn ook andere verwijzingen naar muziek in ‘Het leven is vurrukkulluk’, bijvoorbeeld, het teken (2x) ‘twee keer herhalen’, die we ook in liedjes voor het refrein kunnen vinden. Wat Kerouac betreft, het is vaker opgemerkt dat zijn roman ook een complex improvisatie-werk is dat op jazz gebaseerd is, of beter gezegd op bebop – een bepaalde vorm van intellectuele jazz. De schrijver zelf noemde zijn eigen stijl “bop prosody” (Why Kerouac matters, p.122). Behalve verwijzingen naar de “jazz-men” van zijn tijd, naar de muziekstukken en de stijlen, bouwt Kerouac de hele roman op als een jazz-stuk. Dat kan je zien aan het ritme, aan “gescheurde replieken” van de personages, aan de herhalingen zowel van de woorden als van de gebeurtenissen en ook aan de punctuatie in de tekst. In zijn artikel “Belief & Technique for Modern Prose” verwijst Kerouac ook veel naar muzikale elementen en raadt hij aan om hetzelfde te doen in de geschreven tekst. Dit muzikale element brengt in beide boeken de gevoelens, de levendige kracht, het streven naar de vrijheid en een betere toekomst tot uiting. Dat schept een gevoel van overeenkomst tussen deze romans en dat is ook waarom het idee van deze ongebruikelijke vergelijking ontstond.
Literatuur: 1. Boven Е., Dorleijn G., Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten, Bussum, 2003. 325р. 2. Brems H. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Amsterdam, 2006. 792 р. 3. Campert R. “Het leven is vurrukkulluk”, Stichting CPNB Amsterdam, 2011. 172 p. 4. Hageraats K., Kritisch lexicon, Remco Campert Biografie 5. Kerouac J. Belief and Technique for Modern Prose. 1958. URL: http://www.writing.upenn.edu/~afilreis/88v/kerouac-technique.html 6. Kerouac J. On the Road. London: Penguin classics, 2000. 199 p. 7. Leland J. Why Kerouac Matters: The Lessons of On the Road. N.Y.: Viking, Penguin Group, 2007. 143 p. 8. Lodewick H.J.M.F., De Moor W.A.M., Nieuwenhuijzen K. “Ik probeer mijn pen...” // Atlas van de Nederlandse Letterkunde, uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1979. 272 р. 9. Michajlova I.M. “De Vijftigers: Lucebert, Gerrit Kouwenaar en de anderen”, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, ALEXANDRIA Sint-Petersburg, 2013. pp. 215 – 241 10. Smirnov E. Muzikale aspecten van roman “On the road” van Jack Kerouac, 2011. URL: http://cyberleninka.ru/article/n/muzykalnye-aspekty-romana-dzheka-keruaka-na-doroge 11. Wardt G. v.d. “Literatuur van de Nederlanden van de jaren 1940-1970”, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, ALEXANDRIA Sint-Petersburg, 2013. pp.179 – 214