Instrumenten in popmmuziek en jazz.
Leraar: Johan Vandendriessche
i
INLEIDING Als we kijken naar de in jazz en pop gebruikte muziekinstrumenten, zien we dat de zgn. klassieke, historische muziekinstrumenten ook gebruikt worden, maar de meer “klassieke” instrumenten worden bij amc (klassiek) reeds besproken. Het is aanbevolen om op de hoogte te zijn van de mogelijke indelingen van de muziekinstrumenten, maar wij vinden het verkieselijker om een praktische, pragmatische indeling te volgen, die ons helpt om de instrumenten te “plaatsen” in de wel erg rijke wereld van de zgn. “lichte” muziek. De werking van het instrument is in hoge mate bepalend voor het plaatsen van een instrument in een instrumentengroep. Vaak wordt er gerefereerd aan het systeem Sachs/Von Hornborstel, gebaseerd op ideeën van de Belg Victor Mahillon. In dit systeem maakt men een onderscheid tussen idiofonen, membranofonen, chordofonen, aërofonen, en electrofonen. 1. Idiofonen zijn “zelf – klinkende” instrumenten, d.w.z. instrumenten waarbij het klankvoortbrengend, trillend materiaal niet op de een of andere wijze onder spanning en/of druk dient te worden gebracht om tot klinken te komen; het is van zichzelf elastisch genoeg om, na te zijn aangeslagen, aangetokkelde enz. tot klinken te komen. Voorbeelden: triangel, klok, bekken. 2. Membranofonen zijn “vlies – klinkers”, instrumenten waarbij de trillingsbron een onderspanning gebracht vlies (vroeger in dierenhuid, nu meestal in kunststof) is. Voorbeelden: trommels,conga’s. 3. Chordofonen zijn “snaar – klinkers”, instrumenten waarbij de trillingsbron(nen) onder spanning gebrachte snaren zijn (vroeger dierlijke pezen, darmen, koorden, metalen draden, vaak ook kunststof). Voorbeelden: strijkers, gitaar, piano, clavinet. 4. Aërofonen zijn instrumenten waarbij de trillingsbron uit luchtwervelingen en/of periodieke luchtstootjes (zgn. ‘staande golven’) bestaat. Voorbeelden: blaasinstrumenten, accordeon, kerkorgel. 5. Electrofonen zijn instrumenten waarbij de trillingsbronnen op de een of andere wijze worden ontleend aan elektrische wissel(zwak)stromen, spanningsverschillen, elektrische golfvormen enz. Voorbeelden: Hammondorgel, synthesizer, stompbox, sampler, enz. Men kan ook een onderverdeling maken in houten blaas-, koperen blaas-, slag-, tokkel-, strijk- en toetseninstrumenten, maar daarbij ontstaan veel onduidelijkheden; zo kan een piano als een slaginstrument, en een klavecimbel als een tokkelinstrument worden beschouwd.
2
Onze indeling is als volgt: 1. Drums (p.4) 2. Gitaren (gitaren en basgitaar) (p.18) 3. Toetseninstrumenten 4. Blaasinstrumenten (fluiten, saxen, trompetten, trombones)
De Amerikaanse funkband “TOWER OF POWER” met drums, gitaar, basgitaar, blazers en toetsen.
3
1. Drums: combinatie van Idiofonen en Membranofonen Het drumstel Wat vooraf ging… Al duizenden jaren gebruikt de mens trommels, in allerlei materialen van hout tot steen en vaak voorzien van dierlijke vellen. Die vellen kunnen in sommige gevallen door middel van een touwensysteem gestemd worden. Denk maar aan de djembé, de “talking drum” of aan onze marstrommel. En al eeuwenlang gebruikt en vervaardigt men cimbalen… Hoe ontstond dan het drumstel? Twee drummers? Bij de eerste jazzbands werkte men, naar analogie met de Marching Bands, meestal met twee drummers. Een voor de snarentrommel en een voor de basdrum. Vermits het vaak om ambulante orkesten ging, hing de basdrum op de buik van de bespeler. Verder was er nog een cimbaal op deze basdrum bevestigd waar met een even groot cimbaal op geslagen werd, een voorloper van de hi-hat dus. Eén drummer? De grote verandering kwam er in 1909 met het ontwikkelen van de eerste basdrumpedaal, voorzien van een veer voor een snelle terugslag. De uitvinders, twee Duitse broers, William T. en Theobold Ludwig plaatsten op deze pedaal ook een slagertje voor het aanslaan van een kleine cimbaal. Het slagertje kon opzij geschoven worden zodat alleen de basdrum bespeeld werd.
Basdrumpedaal
Nu kon de drummer zitten en zowel de snarentrommel als de basdrum bespelen. Geleidelijk aan worden er extra trommels (zogenaamde Chinese trommels, met niet-stembare vellen) aan toegevoegd, evenals extra bekkens, en zo ontstond gaandeweg het drumstel zoals we het nu kennen. 4
Drumset van het begin van de 20ste eeuw Een van de laatste toevoegingen was de hi-hat. Het extra kloppertje aan de voetpedaal kon de klank van de bekkens, bevestigd bovenop de basdrum in Marching Bands niet vervangen. Rond 1920 werd daarom gebruik gemaakt van de “snow shoe” (twee scharnierende plankjes met aan elk deel een cimbaal). Daarna volgde de “low-hat of low-boy”, een heel laag pedaal met cimbalen in de vorm van bolhoeden die je met de pedaal tegen elkaar kon doen “ketsen”. Eind jaren twintig (1927) zette iemand deze cimbalen bovenop een langere buis en zo kon de “high hat” (hi-hat) ook met de stokken bediend worden. Rond 1930 bestond een drumstel uit een basdrum, een snare, enkele cimbalen + hi-hat stand, verder nog woodblock en koeienbel. Maar elke drummer had (en heeft) een persoonlijke set up. Sonny Greer (drummer bij Duke Ellington) gebruikte bijvoorbeeld ook pauken, een vibrafoon, Chinese tempelblokken en een gong. Vanaf 1935 verschijnen de eerste trommels met stembare vellen op de drumstellen. De meeste vellen waren vervaardigd uit kalfsleer maar deze veranderen nogal snel qua toonhoogte (onder meer bij vochtige lucht). In 1957 verschenen de eerste plastic vellen op de markt van Chick Evans en Remo Belli. Met een constantere kwaliteit, minder gevoelig voor vocht en in veel meer varianten beschikbaar. Vaak gebruikt(e) men voor verschillende speelstijlen nog extra instrumenten zoals de woodblock, koebel, tempelblokken1 e.a. En in de jaren vijftig experimenteerde Louis Bellson als eerste met een dubbele basdrum.
Samenstelling van het drumstel
1
Klinken zachter dan de woodblocks
5
De basisopstelling van een hedendaags drumstel bestaat meestal uit vijf delen: een snaredrum, een basdrum, twee toms en een floortom. De belangrijkste zijn de snare en de basdrum.
Meestal gebruikt een drummer het Ride cimbaal voor de begeleidende ritmes, verder worden accenten gespeeld op het dunnere en kleinere Crash cimbaal. De Hi-hat kan zowel met de voet (cfr. voetpedaal) als met de handen bespeeld worden. Hi-hat en basdrum worden bediend met voetpedalen, respectievelijk met hi-hatpedaal of basdrumpedaal. Ride, Crash en andere cimbalen zet je op een statief of stand2, voor de snare is er een speciale snaredrumstand. De toms, en tegenwoordig ook vaak de floortom, worden met een tomhouder op de basdrum gemonteerd. De floortom staat anders op drie poten. Natuurlijk kan het drumstel uitgebreid worden met een tweede basdrum, meerdere toms (zoals concerttoms), meerdere cimbalen (Splash, China, e.a.) en nog allerlei instrumenten zoals tamboerijn, koebel en kan je het akoestisch drumstel via triggers omvormen tot een akoestisch-elektronisch drumstel…
Inleiding Een membranofoon is een instrument waarbij de klank wordt geproduceerd door de vibratie van een membraan. Traditioneel gaat het dan om een dierenhuid, tegenwoordig gebruikt men hiervoor steeds meer synthetisch materiaal. Meestal gaat het om trommeltypes maar ook mirlitons horen tot deze categorie. Het membraan kan immers tot trillen gebracht worden door erop te slaan (trommels), erover te wrijven (cuica) maar ook door de actie van klankgolven (mirliton). Of in dit geval: de trommels van de drumset. Deze bestaan uit een klankkast of ketel die uit een houten of metalen cilinder vervaardigd wordt. Vaak wordt hiervoor ahorn gebruikt omwille van de stevigheid en klankkwaliteit van het materiaal:gebalanceerde warmte, resonantie en helderheid en bovendien geschikt voor allerlei speelstijlen. 3ply, 4ply or 6ply… 2
In Nederland heeft men het over standaards
6
Drielaags, vierlaags, zeslaags… De meeste trommelfabrikanten gebruiken voor hun trommels houten platen die uit verschillende dunne lagen bestaan. In de ene laag loopt de houtnerf horizontaal, in de volgende verticaal enzovoort. Dit noemt men kruiselings verlijmen of cross laminating en het maakt de ketels extra sterk en houdt ze goed rond. De sterkte, consistentie, dikheid en ronding van de ketel spelen een doorslaggevende rol in de uiteindelijke klankkleur. Vaak worden extra hoepels uit hetzelfde ahorn mee verlijmd ter versteviging van de boven- en onderkant van de ketel. Ook worden er trommels volledig uit kunststof gemaakt. Afwerking De ketels kunnen gelakt zijn met een of twee lagen kleurlak en een aantal lagen beschermende, transparante lak. Maar men kan ze ook bekleden met een laag kunststof, zogenaamde “finishes”, meestal een flinterdun laminaat dat de klank niet beïnvloedt en dat verschillende tekeningen en kleuren bevat. Slag- en resonansvel Op de trommels worden meestal twee vellen aangebracht: een waarop je slaat en een dat zorgt voor een vollere klank. Daarom wordt het bovenste slagvel of bovenvel genoemd, het onderste ondervel of resonansvel. Het vel wordt aangespannen met spanbouten die door de spanrand lopen. De metalen omhulsels waarin deze moeren zitten noemt men de spanblokken. De trommel wordt op een tomhouder bevestigd met een bracket of rozet.
1)Trommels. Basdrum (op partituren B.D.) Deze wordt op de grond vastgezet met korte, telescopische sporen. Bovenop de basdrum is een rozet waarin de tomhouder gezet wordt, deze dient dan weer voor het hoog houden van de toms. Sommige drummers spelen met een voorvel op de basdrum, anderen maken hier een klankgat in en vroeger zag je vaak basdrums met alleen een slagvel. Basdrums bestaan in verschillende maten, afhankelijk van de speelstijl. Ook de diepte van de ketel is variabel. Bij grotere maten spreekt men over een Fusionset, bij kleinere maten heeft men het over een Jazzset. Een voorbeeld: velmaat (diameter van de ketel): 22” 3, keteldiepte: 16”, men spreekt van een 22 x 16.
Snaredrum (S.D.) Deze wordt op een speciaal statief gezet. Een snaredrum dankt zijn naam aan het snarenmatje dat onder het resonansvel wordt bevestigd. Met de snarenmechaniek kan je de snaren opspannen en zo bekom je een felle, korte slag of “crispy sound”. Als je de snaren afzet klinkt de snare meer zoals een gewone 3
Trommelmaten worden in inches uitgedrukt, een inch is 2,54 cm.
7
tom. De klank kan ook gevarieerd worden door de slagplaats. Speelt de drummer vlak bij de rand, dan is de klank scherper en dan spreekt men van “Rim Shot”. Soms speelt men enkel op de spanrand of “hoop” met de achterzijde van de stick, dit noemt men “Rim Click”. De drummer kan kiezen tussen verschillende velmaten, veltypes (bvb. “Weather King – Ambassador…”) en keteldieptes: 14 x 5 of 14 x 6,5. Hoe dieper de trommel, hoe dieper het geluid. Tegenwoordig zie je vaak dunnere en kleinere snares, de zogenaamde piccolo’s, met een ondiepe 13” ketel.
Toms (S.T., M.T. en F.T. of L.T.) Deze worden niet zo frequent gebruikt als de snare-of basdrum. Ze dienen meer voor fills, solo’s of bij roffels. Een standaardset heeft drie toms. De twee kleine toms bovenop de basdrum noemt men kleine (small) of hangende (mounted) toms. Men spreekt over de Small (S.T.) en de Middle Tom (M.T.). Ze hangen aan de tomhouder. De derde staat meestal op de vloer en heet daarom floortom. De meeste vijfdelige sets hebben een 12” en een 13” tom en een 16 x 16 floortom. Op een fusionset heb je kleinere tomdiameters en meestal een hangende floortom. Deze hangende floortom is meestal een 14” trommel4.
2) De bekkens De bekkens of cimbalen van een drumset zijn idiofonen, meer bepaald percussie-instrumenten. Ze worden gemaakt uit vlakke platen brons die in model gehamerd, geperst of gedraaid worden. Brons is altijd een legering van koper en tin5, vaak wordt gewerkt met een legering 20% tin en 80% koper (B20), soms wordt er minder tin gebruikt (B8) en sommige firma’s gebruiken een eigen allooi (legering met zilver-/goud) (Paiste Sound Alloy). Cimbalen zijn in verschillende legeringen verkrijgbaar, maten en vormen verkrijgbaar. Hoe harder ze moeten klinken, hoe zwaarder ze moeten wegen. De meeste bekkens hebben dunne groeven over het hele oppervlak, zogenaamde toongroeven die ontstaan bij het scheren van de bekkens (tijdens het productieproces wordt een metalen beitel over het snel ronddraaiende cimbaal gehaald: het brons gaat glanzen en de klank wordt minder compact en droog). Cimbalen moeten individueel uitgeprobeerd worden, ze klinken allemaal verschillend. Voor beginners worden pakketten uitgebracht met “goed overeenkomende timbres” of “Sonically Matched”.
Hi-Hats (H.H.) Vaak de belangrijkste (i.e. meest bespeelde) cimbalen van het drumstel. Bij het sluiten van de hi-hat moet je een duidelijke “chick” horen. Als de twee cimbalen elkaar te precies raken, dan ontstaat er een soort luchtkussen. Zo’n air-lock wordt vermeden door het onderste cimbaal iets schuin te zetten of door er extra gaten in te boren of door het onderste bekken te voorzien van een gegolfde rand. Hihatcimbalen bestaan in verschillende maten, maar vaak heb je 14” hi-hats, iets minder komen de 13” voor. Soms zie je een extra hi-hat die continu toe staat en waar geen pedaal aan verbonden zit. Dit is de X-hat (maten meestal tussen 10 en 12”). 4
14 x 10 of 10 x 14? De grootste maat is altijd de diameter of de velmaat. In 1623 ontdekte de alchemist Avedis een bronslegering waar hij zulke goede cimbalen van kon maken dat hij de bijnaam Zildjian kreeg, Armeens voor “familie van de bekkenmakers”. 5
8
Ride Cymbal (R.C.) Dit cimbaal wordt het vaakst gebruikt voor de begeleiding, sommigen spreken dan ook van ritme cimbaal. Dit bekken heeft daarvoor een lange, doorklinkende klank. Voor een nog strakker en feller (= duidelijker) geluid kan de cup bespeeld worden. Ride cimbalen zijn meestal 20 tot 22” groot, maar je hebt ook types van 18, 19 en 21”.
Crash Cymbal (C.C.) Deze wordt gebruikt voor bepaalde accenten. Ze zijn dunner en kleiner en ze reageren heel snel. Meestal worden 16 en 18” Crash cimbalen gebruikt. Maar je hebt ze ook van 12 tot 20”.
Andere Cimbalen Zoals de Splash (zeer dun en klein – van 6 – 12”), China Type (luid en lang doorklinkend, met een specifieke grote, bijna driehoekige cup en vaak “ondersteboven” gemonteerd), en combinaties zoals Crash/Ride, Flat Ride e.a. Vaak vertelt de naam veel over de klank: Power Crash, Full Crash, Dark Crash, soms is het minder duidelijk: Thin, Medium, Heavy. Sizzle cimbalen hebben twee of meer metalen rivets bij de rand die voor een sisselend geluid zorgen.
splash
kleine China Type 9
3) Elektronisch drumstel Bij een elektronisch drumstel zit er in elke pad, die de trommel, het cimbaal en vel vervangt, een soort microfoontje, de trigger. Dit neemt de klap op en stuurt digitale informatie dit naar een klankmodule, die geluiden genereert.
In die module zitten meestal digitaal opgenomen klanken die je dan via een versterker naar de speakers stuurt. Je kan zo’n triggers ook aanschaffen om je akoestische set om te vormen tot een elektronische drumset. Vaak gebruiken elektronische drumsets ook een soort (geluidloze) gaasvellen.
4) Hardware Basdrumpedaal De meeste pedalen werken met een ketting die over een tandwiel loopt, bij oudere modellen is dit nog vaak een stang of zelfs een riempje. Het ene pedaal speelt lichter dan het andere, dit noemt men de actie. Welke actie de drummer aangenaam vindt, is een zeer persoonlijke keuze en hangt onder meer af van de beoogde speelstijl en van de instelmogelijkheden van het basdrumpedaal.
Zo is de veerspanning verstelbaar: hoe strakker gespannen – hoe harder je moet trappen, maar hoe sneller de klopper terugkomt. Die klopper bestaat meestal uit hard, slijtvast vilt, maar er bestaan ook kloppers met verschillende koppen zoals kurk, kunststof: hoe harder het materiaal, hoe feller de tik. Je kan de klopperstang ook verstellen, voor extra hard spelen plaats je deze meer naar 10
achter. Soms moet je dan ook de voetplaat verstellen, maar dat is niet altijd mogelijk. Voor dubbele snelheid is er nog altijd de dubbelpedaal of twinpedaal. De meeste pedalen hebben sporen ter bevestiging op de grond, duurdere modellen hebben een bodemplaat met rubber of grof klittenband aan de onderkant.
Hi-hat pedaal
Met de clutch zet je het topbekken vast op de trekstang. Ook hi-hatpedalen kunnen verschillende actie hebben. Voor een lichtere actie voegt men vaak een hefboom toe die ervoor zorgt dat je minder kracht moet gebruiken. Daar staat tegenover dat je het voetblad verder moet intrappen om de bekkens op elkaar te laten komen. Die pedaal wordt aan de grond bevestigd door sporen, rubberen voetjes of klittenband. Er bestaan ook dubbele hi-hatpedalen waarbij een extra pedaal gebruikt wordt voor het aandrijven van een dubbele basdrumklopper.
Statieven Je hebt het gewone cimbaalstatief dat rechtlijnig is met op het uiteinde een “tilter” voor het positioneren van de cimbaal en de boomstand of hengelstandaard. Deze is vooral handig omdat je overal bij kan. De poten van al deze statieven kunnen enkelbenig of dubbelbenig zijn, deze laatste worden vooral ingezet bij krachtigere speelstijlen.
Snarestand
11
Niet alle snarestands kunnen alle maten aan… Het snarenmatje wordt aangezet met een bout of moer, soms is het een hendel. Vaak steunt de snaredrum op dunne rubberen sokjes.
Rack Op een drumrack kunnen verschillende onderdelen bevestigd worden met multiklemmen en houders. Dit versnelt de opbouw en is praktischer bij het gebruik van drummicrofoons.
Stokken en vellen Stokken Stokken of Sticks (STX) zijn er in alle maten en gewichten. Ze spelen allemaal anders, voelen anders aan en klinken dus ook verschillend. Twee even zware stokken kunnen een heel ander gevoel geven, de ‘balans’ heet verschillend te zijn. Hoe verder de balans naar voren ligt, hoe zwaarder de stok aanvoelt. De meest gebruikte houtsoorten zijn hickory, esdoorn en eik. De tip, het kopje van de stok, is vooral belangrijk voor de klank. Grotere tips geven een groter geluid; kleine, ronde tips klinken beheerst en met ovale tips kan je verschillende geluiden krijgen op je ride cimbaal.
Brushes en multirods Verder zijn er nog de brushes (“bezems”) met metalen of nylon haren en de multirods: bundeltjes samengebonden, dunne houtjes met een klank tussen brushes en stokken.
Paukstokken en mallets Stokken met grote, vilt beklede kop voor pauken worden vaak gebruikt voor langere cimbaalroffels. Soms gebruikt men hier ook mallets voor (stokken met een bolle, rubber, vilten of beklede kop).
Vellen Vellen bestaan er in alle maten en types. Vaak zie je transparante medium vellen die uit een enkel laagje plastic bestaan. Soms zit er een dunne, witte ruwe deklaag op (coating). Harder spelende drummers gebruiken dubbellaags vellen, die deuken minder snel en soms zit er zelfs een laagje olie tussen om de naklank te dempen. Er berstaan ook kunststofvellen die aanvoelen en klinken als natuurvel. Jazzdrummers verkiezen vaak vellen met een dunne witte coating, terwijl rockers tranparante/deels transparante dubbelvellen verkiezen, maar alles is een kwestie van smaak èn klank. Belangrijkste fabrikant van vellen: Remo.
12
enkellaagsvel met witte coating
vel met ring die boventonen dempt
13
vel met kleiner slag- en dempingsvel
5) Drummachines en grooveboxen Drummachines Dit zijn synthesizers waarin meestal enkel drumklanken worden opgenomen. Tegenwoordig vind je er ook baslijnen op terug. De toestellen bevatten een ingebouwde sequencer zodat je zelf een drumsong kan programmeren om deze daarna weer te geven. Sommige muzikanten wenden dit toestel aan ter vervanging van een (duurdere?) drummer, in verschillende stijlen zoals hip hop en rap hoort de drummachine gewoon tot het basisinstrumentarium. Dit onder meer door de “elektronische” klankkleur en de accurate, vaak monotone reproductie. Oudere toestellen waren gebaseerd op analoge synthese (Roland TR-808 en CR reeks), er werd gewerkt met ritme presets en je kon zelf niets programmeren. Deze toestellen dienden vaak ter ondersteuning van orgelspelers, er kon zo een volledige band geïmiteerd worden.
14
De klassieke Roland TR-808, zoals door Marvin Gaye op “Sexual Healing” gebruikt. Later werden deze timbres vervangen door digitale samples. Sommige toestellen laten het toe eigen gemaakte samples te gebruiken. Analoge modeling behoort ook steeds meer tot de mogelijkheden (Novation Drumstation). De meer gesofistikeerde toestellen hebben touch-sensitive pads zodat je ook de velocity/slaggevoeligheid kan opnemen en vervolgens nog bewerkingen kan doorvoeren met betrekking tot de toonhoogte, envelope en lengte van de drumklank. En dit alles kan opgenomen worden op de ingebouwde sequencer, in real time.
15
Grooveboxes “Grooveboxes” zijn alles-in-een toestellen voor het maken van muziek gebaseerd op beat, zoals bij techno. Je hebt verschillende types: van sample playback synthesizers (Roland MC reeks) over sample modellen voor de deejay markt (Roland SP-808) tot modeling (Korg Electribe).
Sampling-Groovebox Roland MC-909
16
2) Gitaar en basgitaar: chordofonen 1. De elektrische gitaar Het ontstaan van de elektrische gitaar ligt in de lijn van de zoektocht naar een steeds luider klinkend instrument. Op het Amerikaanse continent woedt immers sinds de 19de eeuw een strijd onder de bouwers van mandolines, banjo’s en gitaren: zij proberen een groter marktsegment te bereiken via steeds luider klinkende instrumenten. En, tot de opkomst van de Dreadnought en vervolgens de elektrische gitaar, zijn het steeds de mandoline-en banjo-fabrikanten die de strijd winnen…
C.F. Martin C.F. Martin is een Duitse bouwer die in het begin van de 19de eeuw naar de V.S. emigreerde. Een van zijn eerste experimenten om de gitaarklank te verhogen was het aanwenden van een X-bracing. Deze droeg niet echt bij tot een betere klank op de “Spaanse” gitaar maar zal belangrijk worden bij het aanwenden van stalen snaren. Met het grotere corpus van het 000 model probeert hij het volume van de gitaar te verhogen. Dit type wordt echter pas populair rond 1920/1930 met het aanwenden van stalen snaren. Andere pogingen waren er onder meer op gebaseerd banjo-eigenschappen over te zetten op gitaar: de 000 kreeg een smallere nek en meer fretten (van 12 naar 14) waarbij de laatste fret op de overgang van hals/body geplaatst werd. Martin bouwde vooral sobere modellen, in het interbellum kwam het 45 model uit dat meer gedecoreerd was: onder andere bindingen in “mother-of-pearl” (parelmoer). In 1930 werd dan de Dreadnought (genaamd naar een slagschip uit W.O. I) uitgebracht: een nog grotere klankkast (18”) voor meer volume en meer bas. Verder uitgerust met 14fretten en extra ondersteuning van de grotere body en de hogere spanning van de stalen snaren. Dit model kende vooral succes in Folk middens en werd een standaard.
Gibson Deze bouwer begon met een eigenzinnige productie op het einde van de 19de – begin 20ste eeuw. Zijn uitgangspunt was: typische vioolontwerpen op gitaar en mandoline toepassen. Tot dan toe hadden gitaren altijd een effen bovenblad, Gibson introduceerde het gewelfde (carved) bovenblad of arched top, verder gaf men de gitaar nog een beweeglijke brug met snaren mee die tot het uiteinde van de gitaar doorlopen. Beide vernieuwingen werden doorgevoerd om meer klank uit het instrument te halen. Latere vernieuwingen waren onder meer dat de pickguard niet langer vastgekleefd wordt op het klankbord en de hoek tussen nek en body werd zo aangepast dat de brug hoger kon gepositioneerd worden. Wederom om meer volume uit het instrument te halen. Vanaf 1918 werkte Lloyd Loar als klankingenieur bij Gibson. Naar analogie met de firmapolitiek voegde hij F-gaten aan het instrumenten toe en verhoogde hij de toets op de nek zodat deze boven en niet op het klankbord verder liep
17
In 1934, in volle Big Band- periode, werd het Super 400 model uitgebracht, met zijn 18” nog meer resonerend. Uiteindelijk werd ook een elektrisch model uitgebracht (na een eerste test op een Hawaï gitaar), de ES-15086, het model waarmee Charlie Christian doorbrak. In 1951 werd de Super 400 ook verkrijgbaar in elektrische versie, de CES (Cutaway Electric Spanish), die cutaway is eveneens een Gibson verwezenlijking en zij ontwierpen de beide types: Florentijns (spits) of Venetiaans (afgerond). De eerste p.u. van de ES-150 werd gewoon de “Charlie Christian” gedoopt, in die tijd ontstond ook een nieuw model, de P-90, niet langer gemaakt van één staaf maar met 6 individuele, aanpasbare contacten. “Guitarmen, wake up and pluck – wire for sound, let’em hear you play!” Charlie Christian, 1939
ES – 150 met versterker, zoals door Charlie Christian gebruikt. Tijdens de Bigband periode zat de gitaar als het ware “opgesloten” in de ritme sectie en kon ze, als solo-instrument, niet op tegen sax of trompet. Voordien had men al geëxperimenteerd met luidere klanken: door bijvoorbeeld met een mes of een fles (bottle neck) de snaren te betokkelen. Gewoon ter imitatie van de zangstem. Anderen maakten gewoonweg nieuwe instrumenten. Zoals de Dobro of Resonator: de snaren worden vastgebonden aan trillende metalen schijven of resonators.
6
ES staat voor Electric Spanish
18
Dobro Belangrijk in de ontwikkeling van de elektrische gitaar is de uitvinding van de lampenversterker door RCA, te dateren rond 1920.
lamp of buis Vanaf dan proberen gitaristen zich te versterken met de naald van een p.u. of zelfs met een micro van de telefoon (Lester Polfus, a.k.a. Les Paul). Eerste belangrijke gitarist in de geschiedenis van de lichte muziek is Eddie Lang, die onder het pseudoniem Blind Willie Dunn ook bluesopnames verzorgde bij Okeh Records. De eerste elektrische gitaarsolo komt van Eddie Durham in 1935 op “Hitting the bottle” bij de Jimmie Lunceford Big Band. Grote ommekeer komt er met Charlie Christian. Hij ontmoet Eddie Durham in 1939 en geraakt geïnteresseerd in de elektrische gitaar. Charlie Christian wordt op zijn beurt ontdekt door John Hammond (de talentscout die ook Billie Holliday, Bob Dylan en Bruce Springsteen ontdekte) en deze introduceert hem bij Benny Goodman. 19
Hij regelt een auditie en het komt tot een legendarische jam in het Victor Hugo restaurant waar ze samen 45 minuten jammen over een nummer. “The rest is history…” alleen stierf Charlie Christian veel te jong (in 1941 op 23-jarige leeftijd) om alle ontwikkelingen die hij in gang gezet had, nog mee te maken.
Les Paul en Leo Fender Les Paul experimenteerde al sinds 1929 met verschillende zelfgemaakte pick-ups. Hij was ervan overtuigd dat de pick-up zo weinig mogelijk moest bewegen en werkte daarom aan het ontwerpen van een solid-body. In 1937 bestelde hij een solid (= volhouten) body bij de Larsen Brothers in Chicago. Zelf maakte hij een experimenteel ontwerp met een stalen treinwiel en hij stelde vast dat: “You could go out and eat and come back and the note would still be sounding” In 1941 liet Les Paul een elektrische gitaar ontwerpen door een vriend, Epi Stathopoulo, stichter van het latere Epiphone, het model kreeg de naam “The Log”. Hij toonde het instrument ook aan Gibson, maar die vonden het maar “een bezemsteel”. Pas nadat Fender zijn Broadcaster had uitgebracht, werd het model terug opgevist en in 1952 bracht Gibson dan een solid-body uit, gemaakt met de hulp van Les Paul. De Gibson Les Paul werd een van de grootste successen uit de moderne gitaarproductie. Les Paul was ook een van de eerste die werkte met echo, flanger, reverb en vond de multitrack uit. Twee bevriende bouwers die in die periode ook experimenteerden met solid-body modellen waren Leo Fender en Paul Bigsby. In 1947 stichtte de eerste de Fender Electrical Instrument Company en deze kwam in 1948 met de “Broadcaster” uit. De Broadcaster was de eerste twee-p.u. solid body die in productie werd genomen. Het jaar later werd het model omgedoopt in de “Telecaster”, een meer trendy naam. In 1953 volgde dan de Stratocaster, een solid body gitaar met drie pick-ups.
Links boven Telecaster – rechts boven Stratocaster – onderaan Les Paul 20
Het versterken van een akoestische, een elektro-akoestische en een solid-body De solid-body verschilt voornamelijk van de akoestische doordat bij de akoestische (en elektroakoestische) gitaar essentieel energie doorgegeven wordt aan de klankkast door middel van het aanslaan van de snaren. De klankkast/resonator wordt hierdoor aan het trillen gebracht en versterkt zo de klank van de snaren. Het trillen van de klankkast vermindert echter ook de trillingsduur van de snaren. Bij een elektro-akoestische gitaar beweegt de klankkast op en neer en de versterkte klank die via de pick-up wordt weergegeven is dan een combinatie tussen de klank van de snaar en deze van de klankkast. Het aanwenden van snaar én body vibraties vermindert het aandeel van hoge boventonen en is daarmee verantwoordelijk voor de “mellow” klank van dit instrument. Een solid-body heeft een massieve body gekenmerkt door inertie. Deze neemt dan ook slechts weinig snaartrilling over waardoor de snaren langer doortrillen. Dit, in combinatie met de massa van de body, zorgt ervoor dat de pick-up een langere, meer natuurlijke sustain van de snaar kan opnemen, terwijl de pick-up zelf ook minder trilt.
Korte historiek van de pick-up Pas vanaf de jaren dertig werd de elektrische gitaar een succes. In 1931 maakte Rickenbacher (toen nog met h in plaats van de latere k) een elektrische Hawaï gitaar, bijgenaamd “the Frying Pan”, zo genoemd naar het uitzicht van de aluminium body. Het succes kwam vooral door het gebruik van een elektromagnetisch element. Dit type element bestaat uit twee essentiële onderdelen: een of meerdere magneten en een spoel met dunne koperdraad. De spoel wordt ofwel gewonden rond de magneet (of magneten) of bevestigd rond een ijzeren pool die gemagnetiseerd wordt door contact met een magneet. De pick-up wordt op het instrument geplaatst dat een sterk magnetisch veld gecreëerd wordt in de nabijheid van de snaren. De snaren, die een magnetisch gevoelige ijzeren design moeten hebben, snijden bij trilling als het ware door het magnetische krachtveld en veroorzaken zo een elektrische stroom in de spoel. De vibratie van de snaar veroorzaakt een laagvolt wisselstroom in de pick-up spoel, deze stroom alterneert aan de frequentie van de snaartrilling. Het elektrisch signaal van de pick-up wordt dan gemodificeerd door de toon- en volumecontroles voordat deze versterkt wordt en wordt tenslotte terug omgezet naar klankgolven door de luidspreker.
single coil- element
21
Naast Rickenbacher waren er in die periode ook instrumenten van Rowe-De Armond, Dobro, Gibson en National. Deze laatste twee maakten ook voor het eerst “elektrische Spaanse gitaren”. De grote doorbraak van deze laatste instrumenten kwam er pas op het einde van de jaren 30 met de successen van Charlie Christian uit de Benny Goodman Band. Hij bespeelde een Gibson ES-150. ES= Electric Spanish.
Django Reinhardt, de Belgisch/Franse zigeuner met zijn Selmer/Maccaferri- gitaar, gemaakt tss. 1932 tot 1950. De Maccaferri- gitaar is een akoestische gitaar, waarin oorspronkelijk een gepatendeerde 22
“interne resonator” zat ingebouwd (een mechanisch systeem dat in de elliptische klankopening werd ingebracht en het geluid versterkte). Snel werd die resonator verwijderd, en later kon men optioneel een electro-magnetisch element op hert bovenblad plaatsen, zofdat ook dit instrument “electrisch” werd.
De humbucker Een volgende belangrijke stap was de introductie van de humbucker door Gibson. Men was immers druk op zoek naar een stillere pick-up. Een “ruisvrij” element dus, beter geschikt voor het studiowerk. In de pick-up werden daartoe twee spoelen in tegenfase gekoppeld en gewonden rond kernen met tegenovergestelde magnetische polariteit. De eerste versie van deze humbucker zou rond 1954 door Walter Fuller gemaakt zijn. Vanaf 1957 vind je dit type pick-up in het Les Paul model, iets eerder was dat al toegepast op de Gibson ES-135.
Gitaarversterkers De versterker bestaat uit een voorversterker (pre-amp) en de eindversterker (power amp). De knoppen voor het volume en de toonregeling (eq) zitten op de voorversterker. De meeste gitaarversterkers hebben twee of meerdere kanalen, het ene met een onvervormd of clean (ook normal, rhythm) signaal, het scheurende heet meestal drive, overdrive, lead of crunch. Op dat tweede kanaal zit meestal een gain-regelaar, daarmee kan je de voorversterker oversturen (te veel signaal geven). Deze versterkers hebben meestal een voetschakelaar om van kanaal te wisselen.
Voorbeeld van Marshall-buizenversterkers (“30th anniversary”)
23
Versterkers werken met transistors (solid state amplifiers) of met buizen (tubes of valves). Soms heb je ook hybriede versterkers (buizen én transistors). “Nieuw” zijn de modeling amps, digitale versterkers waarmee je originele maar vooral ook authentieke geluiden kan oproepen.
Het vervormen van de klank Waren de jaren vijftig vooral een periode van gitaardesigners (Fender, Les Paul e.a.), dan zijn de jaren zestig vooral de era van de versterkerontwerpers en gitaareffecten makers (toch zeker in GrootBrittannië). Zij zorgden voor een hele waaier aan klanken en stilden de honger van zij die op zoek waren naar meer volume en vooral een zwaardere, meer vervormde klank. Met de opkomst van “high-energy Rock”, werd steeds meer getracht de “pure” klank te vervangen door een vervormde sound en de wisselwerking tussen een nieuwe generatie muzikanten en elektronica ingenieurs leverde een resem custom modellen op en herwerkte circuits waren het neusje van de zalm. Deze modellen werden op hun beurt de standaard toestellen van de jaren zeventig. In het begin was het vooral distortion, dus een vervormde klank, die belangrijk was: soms gecreëerd met de versterker, soms met fuzz-boxes, overstuurde luidsprekers of een combinatie van dit alles. In de jaren vijftig had geen enkele ontwerper ooit er aan gedacht om een overstuurde klank toe te voegen aan zijn versterkersound: de Fender of Vox versterker uit de jaren vijftig en beginjaren zestig leverde vooral een sound, zo zuiver als een fluitje, en de sound die we kennen van Buddy Holly en de Shadows is dan ook “crisp and clean”. Gecontroleerde vervorming of distortion bood een hoop voordelen: er waren verschillende gitaristen op zoek naar een “scheurende” klank waarbij je van noot tot noot kon verglijden (Eric Clapton en Jimi Hendrix), een luider volume “on stage” werd steeds belangrijker en ging dus gepaard met meer distortion en sustain. Uit deze tijd stamt ook het gebruik van harmonische feed-backtonen in het heavy gitaristen repertoire en verder nog lang aangehouden tonen die eerder aanzwellen dan wegsterven. Veel versterkers boden deze sound enkel bij “oversturing”, met alle parameters (ook volume) op tien… Het is pas later dat versterkers deze sound genereerden via een speciale high-gain voorversterker, terwijl het volume van de eindversterker middelmatig kon blijven. Het ging toen nog om lampenversterkers. Transistors werden enkel gebruikt voor de effectpedalen zoals de fuzz-box, wah-wah pedaal e.a. De wah-wah pedaal werd met de voet bediend en leverde een controle over verschillende timbres (zoals de “talking guitar”) en voor echo rekende men vooral op de springreverb en/of de echo-tape. Om te voldoen aan de steeds hogere volumes bracht men men grote speakerkasten op de markt en in reportages uit die tijd zie je de eerste stacks die zelfs gebruikt werden door de zangers en de blazers van de band… Versterkers uit die tijd zijn de Vox AC15 (late jaren 50), de Fender Bassman (gebruikt voor gitaar) en de eerste Marshall-modellen (een 50-watter gebaseerd op de Bassman maar met Britse lampen).
24
Nieuwe pedalen waren de phaser, flangers, echo units, distortion boxes, volumepedalen en voor het eerst werden de reverbs rechtstreeks in de box ingebouwd. Een van de sleutelfiguren was Roger Mayer (hoofdberoep: ingenieur in het researchlabo van de Engelse Marine), hij was materiaalverzorger bij Jimi Hendrix en ontwikkelde onder andere het “Octavia” effect op Purple Haze.
Effecten • • • • • •
Reverb (galm) is vaak in de versterker ingebouwd Distortion voor de vervormde klank van je versterker (ook terug te vinden als Metal, Smokin’,Grunge, …) Chorus (“zweven van de toon”) Flanger (“zweven met metaal randje”) Delay (voor de herhaling van de klank) Wah-Wah (voetbediende “klankfiltering”)
Afhankelijk van het pedaal kan je verschillende parameters bedienen. Meestal heb je bij een pedaaltje een voetschakelaar (aan/uit) en drie of meer draaiknoppen. Een voorbeeld: op een delay kan je het volume vaak regelen, hoe vaak de noten herhaald moeten worden en de delaytijd in ms. Enkele voorbeelden van pedaaltjes (Stomp Boxes): 1) VCF (klankfiltering) 2) Oktaafdeler 3) Flanger 4) Distortion 5) Multi-effekt (VCF, oktaafdeler, oktaafvermenigvuldiger, distortie, envelope) 6) Flanger 7) Faser 8) Distortion 9) Tremolo/vibrato/ 10) Distortie 11) Oktaafdeler 12) Compressor 13) Flanger 14) Equaliser 15) VCF 25
1)
2)
3)
5) 4)
26
6)
7)
8)
9) 10)
11)
12) 27
13)
14)
15)
Dit soort effectapparaten kan ook gecomnbineerd worden tot een zgn. “Pedal Board”:
28
Er bestaan ook multi-effectprocessors met meerdere effecten, presets, ingebouwde tuner, metronoom etc.
Modeling Tegenwoordig kan je modeling hebben van versterkers, luidsprekers, effecten, gitaren, etc. Voorbeeld: GuitarPort van Line 6 met Fender, Vox, Marshall, Mesa Boogie versterkers, verschillende speakermodellen, verschillende stompboxes (YAMAHA, BOSS)…
virtual amp
De bouw van de elektrische gitaar
Body De vorm en constructie van de body bepaalt vaak de naam van het instrument… 29
• • • • • •
Akoestische gitaar: met stalen snaren (“Western”) of met nylon snaren (“Klassiek”) Elektro-akoestische gitaar: tegenwoordig meestal met een piëzo-element (onzichtbaar in de brug) en een voorversterkertje dat in de klankkast verwerkt zit Hollow body: gitaar met klankkast, ook archtop genoemd (cfr. arched top); verschillen zijn er tussen de dikkere (zogenaamde jazz-gitaren of jazz-box) en de minder diepe thinlines of slimlines (voor fusion, blues, country) Solid-body: gitaar zonder klankkast, maar met een massieve “plank” Semi-Hollow of Semi-Solid body: met minder uitgesproken klankkast Andere “combinaties”: 7-snaren, 12-snaren, fretless, dubbelnek, headless, Synthesizer guitar, Dobro, Steelguitar, Chapman Stick, Custom of Master Build, klassiek model, baritongitaar e.a.
Virtuele Gitaar Het allernieuwste is de Variax, een virtuele gitaar van Line 6 met hierop onder andere de klanken van een Gibson J-200 (1955), Fender Telecaster (1960), Sitar, Gibson Banjo, Dobro, Les Paul Standard, Gibson Super 400.
Merken Enkele van de grootste merken: Fender (+ Squier), Gibson (+Epiphone), Peavey, Ibanez, Yamaha Verder nog: Gretsch, B.C. Rich, Washburn, Fernandes, Blade, Godin, Hamer, Jackson, LTD, Maverick, Schecter, Brian Moore, Catalyst, ESP, G&L, Kritz, Music Man, Parker, PRS, Rickenbacker, Tom Anderson, Vigier, Guild…
30
Jimi Hendrix: linkshandig bespeelde rechtshandige -doch linkshandig gestemde- Fender Stratocaster
31
2. De basgitaar De historische voorloper van de basgitaar is de contrabas. De geschiedenis van de contrabas gaat terug tot de vroege 16de eeuw en sindsdien ontwikkelde het instrument zich tot het grootste en laagst gestemde instrument uit het orkest. In Jazz en dansmuziek nam de contrabas rond 1920 de rol over van de tuba en de bassax als laagste instrument en deze gewoonte geraakte verspreid in andere populaire muziekgenres. Wanneer er opgenomen wordt in een studio en wanneer er bij optredens versterking (micro, versterker en luidspreker) verschijnt, wordt de contrabas getokkeld in plaats van gestreken. Stel je even de situatie van de contrabas voor op het einde van de jaren veertig. Rondom hem wordt de ritme sectie almaar luider: de drumkit wordt steeds groter, de gitarist speelt steeds vaker versterkt. Nog steeds blijft de contrabassist de “minst gehoorde”… De eerste experimenten om het instrument te versterken werden gerealiseerd in de jaren twintig door Lloyd Loar7, ingenieur bij Gibson. Hij maakte een eerste, slanker uitgebouwde elektrische contrabas. Een tweede experiment komt van de firma Rickenbacher (ca. 1930) die een “stickachtige” elektrische contrabas uitbracht en uit dezelfde periode stamt ook nog een “opgeblazen” gitaar van de firma Regal. Geen enkel probeersel werd een succes, onder meer door een gebrek aan goede versterking.
Eerst de versterking verbeteren In de late jaren veertig probeerde Everett Hull het probleem op een originele manier op te lossen. Vertrek van het bestaande instrument, in casu de contrabas, en probeer dit beter te versterken. Hij probeerde het instrument te versterken door een microfoon in de bas te plaatsen en hiervoor gebruikte hij de holte die onderaan het instrument voorzien is voor het bevestigen van de pin of “peg” in het Engels. De versterkte “peg” werd dan ook de firmanaam, Am(ped)peg.
Rechtstreekse voorlopers van de basgitaar Voor de opkomst van de basgitaar waren er al enkele experimenten met viersnaren gitaren. Gibson en Martin kwamen in de jaren 20 met een “tenor” gitaar op de markt, later maakten Rickenbacker en Vega hier elektrische versies van. De stemming was C-D-G-A, de nek had de breedte van een banjonek en men wilde duidelijk deze markt bereiken, met andere woorden, men wilde banjospelers omvormen tot “tenor”spelers, maar nog niet tot bassisten… En dan is er in de jaren dertig de firma Audiovox die een waaier aan elektrische instrumenten vervaardigt, waaronder een heuse basgitaar, de Audiovox 736 Bass Fiddle. Deze had een gitaarachtige vorm en was voorzien van een pick-up met controleknop, een nek met 16 fretten.
7
Zie ook het hoofdstuk gitaar.
32
Later volgde nog een gelijkaardige “Serenader”. Beide instrumenten kunnen aanzien worden als rechtstreekse voorlopers van Fender’s uitvinding van de basgitaar.
Een volledig nieuw instrument In 1951 bracht de Fender Electric Instrument Company uit Los Angeles een elektrische basgitaar uit. Dit instrument leek vooral op een langnek versie van de Telecaster die het jaar voordien geïntroduceerd was. De Fender Precision Bass had echter vier snaren, gestemd E-A-D-G, precies een octaaf lager gestemd dan de gitaar. Bij deze basgitaar ging het dus om een volledig nieuw instrument en er werd meteen een basversterker uitgebracht, de Bassman. De eerste basgitaar had een ahornen nek, 20 fretten, een enkelspoel element, een volume-en tooncontrole,… opvallend was vooral de eenvoud van de constructie. Maar het was moeilijk om de muzikanten te overtuigen dat dit daadwerkelijk een nieuw instrument was. Bestemd voor gitaristen of contrabassisten? De benaming Precision verwees eerder naar contrabassisten: nu konden deze zeer precies spelen (cfr. fretloze toets van de contrabas!). Voor contrabassisten was dit al een pluspunt, anderzijds was het nieuwe instrument een goed alternatief voor “toerende” bassisten. De basgitaar is inderdaad veel handiger en “solider” dan een contrabas. De stemming van de snaren is trouwens identiek aan deze van de contrabas. Voor “omgeschoolde” gitaristen is deze stemming ook een meevaller, maar de grootte van het instrument en de ruimere fretafstanden maken het voor hen moeilijker bespeelbaar. De Precision bas heeft immers een ‘34” scale’. Dat is de lengte van de nut of topkam tot aan de brugzadel (ofwel het dubbele van nut tot de twaalfde fret). 9” langer dan de normale gitaarscale en 8” korter dan deze van de contrabas. Dit was onder meer nodig voor de lagere tessituur van het instrument. Gebruikte men langere maten dan werden de fretafstanden te onhandig. Een probleem was dan ook gepaste snaren vinden… aanvankelijk nam men contrabassnaren en men omwikkelde deze met ijzerdraad (cfr. magnetisme voor de pick-up). De eerste firma’s die echte bassnaren maakten waren Mapes en Squier.
33
Fender Precision Ook nieuw was de extra cutaway aan de bovenzijde: niet aanwezig op de Telecaster maar wel op de latere Stratocaster. Eigenlijk gaat het om een overbodige cutaway: je moet je hand immers nooit op deze plaats zetten. Maar het was een noodzaak voor de balans van het instrument. Het zwaardere corpus deed de basgitaar altijd “uit balans” hangen en door de tophoorn te verlengen werd dit probleem vermeden. De latere Stratocastervorm is hiervan een gevolg. Nog een probleem: de stemsleutels. Fender nam de stemsleutel over van de contraba.
De introductie van de basgitaar in de populaire muziek De eerste bassist die het instrument professioneel gebruikte was Roy Johnson uit de Lionel Hampton Big Band. Hij speelde al op een “namaak Fender” van de firma Kay (K-162). De volgende bassist in deze band was William ‘Monk’ Montgomery, broer van Wes. Interessant is wel dat Monk, zelf contrabassist en fervent anti-basgitarist, door Hampton verplicht werd om het instrument te gebruiken. Want met de basgitaar hoorde “Hamp” eindelijk de basnoten! Hij schafte zich een Fender Precision aan en populariseerde het instrument. Dankzij de Hampton-toer door Europa (1953) geraakte het instrument ook hier bekend.
Andere firma’s volgen In 1953 bracht Gibson een basgitaar uit in de vorm van een viool, met een korte scale en een extra pin/verlengstuk zodat je er ook op kon spelen zoals bij een contrabas. Dit instrument stond model voor het Höfner model (1961) van de gelijknamige Duitse firma, dat vooral bekend werd dankzij de Beatles en Paul McCartney.
34
Een ander experiment kwam van Danelectro met de UB2, een basgitaar met zes snaren. Eigenlijk gaat het hier om een zgn. baritongitaar, een gitaar met alle snaren een octaaf lager gestemd en met een gelijkaardige mensuur als het moederinstrument. Latere pogingen van Gibson en Fender zijn nooit succesvol geweest.
35
Een ander merk
36
In 1957 bracht Rickenbacker een eigenzinnig model uit, de Rickenbacker 4000 met een 33 ½” scale en met een doorlopende nekconstructie. Een primeur. Bij Fender is de nek vastgeschroefd op het lichaam (“bolted-on”), bij Gibson werd deze steevast vastgelijmd. Bij de Rickenbacker is de nek én een deel van de body hét centrale segment, de rest van de body wordt er dan met zogenaamde vleugels aangehecht.
Een nieuwe standaard Ondertussen werd op de Precision bas een ‘split’ pick-up geplaatst, een humbucker avant la lettre (1957). En in 1960 bracht Fender een nieuw model uit, de Jazz Bass, gebaseerd op de Jazzmaster gitaar die twe1.1.e jaar eerder werd uitgebracht: een kortere afstand tussen de snaren en twee pick-ups voor meer klankvariëteit.
Fender Jazz Bass
Marcus Miller en zijn Jazz Bass
Fretless basgitaar
37
In 1966 lanceerde Ampeg de eerste fretless basgitaar, de AUB-1.
aub-1 Ampeg Daarvoor hadden ze al een Baby Bass uitgebracht (een mini contrabas) en het weglaten van de frets was er vooral op gericht om contrabassisten over te halen voor dit instrument te kiezen. Ook opvallend waren de f-gaten. De fretless werd echter pas echt populair na de eerste opnames van Jaco Pastorius (zelf ontfrette, dus fretless Fender Jazzbas)… Jaco speelde bij de fusiongroep “Wheather Report”, bij zangeres Joni Mitchell, en maakte 3 officiële soloplaten. Hij was een visionair artiest, en zijn zingende, ronkende klank is uniek en juist daardoor toch vaak geïmiteerd. Zie b.v. ‘Jaco Pastorius Live’, JD 1296 40011778 01962, of Jaco Pastorius: ‘Word Of Mouth’, Warner Bros. 3535-20 7599-23535-2
38
Toch zes snaren? In 1974 vroeg studiobassist Anthony Jackson aan Carl Thompson om een basgitaar te maken met zes snaren. Niets nieuws, maar de stemming was wel origineel. Een lagere B-snaar én een hogere c-snaar, dus een reine kwart lager èn hoger. Fender had al een zessnarige bas uitgebracht, de Bass V (niet succesvol), maar de lage B-snaar was een volledig nieuw concept. Men kon van dan af iets beter concurreren met de synthesisers die in de opnamestudio’s werden gebruikt om iets diepere bassen te spelen dan de gewone viersnarige basgitaar kan. Het is echter pas in de jaren tachtig dat het gebruik van vijf en zes snaren populair werd. John Patitucci is de meest gekende bespeler van dit instrument, bij ons is dat Roman Korolik.
39
een piccolobas (klinkt 1 oktaaf hoger) en een 8-snarige bas (1 lagere en 2 hogere snaren)
De bouw van de elektrische basgitaar Body – Hals – Kop – Elektronica
Body • • • • •
Solid-body: basgitaar zonder klankkast. Hollow body: basgitaar met klankkast. Elektro-akoestische basgitaar: meestal met een piëzo-element (onzichtbaar in de brug) en een Akoestische basgitaar: meestal “Mexicaans” model Andere “combinaties”: 5-snaren, 6-snaren, fretless, dubbelnek, headless, Synthesizer bas, Custom of Master Build, e.a.
Wat vind je op de body terug: •
Bouwelementen: brug (vast of zwevend) / zadels / hoorn / cutaway / binding / gitaarbandknop /slagplaat / bij akoestische modellen: balk 40
•
Hardware: elementen (brug/midden/nek) / elementschakelaar / volume-en toonregelaars / output jack
Versterker De meeste basversterkers hebben maar een kanaal. Versterkers werken met transistors (solid state amplifiers) of met buizen (tubes of valves). Soms heb je ook hybriede versterkers (buizen én transistors). Basversterkers heb je als cabinet maar ook met een aparte top + kast (net zoals voor gitaren).
rockbassist (met plectru!) op Ashdown, een Britse lampenversterker en baskast met 4 speakers
Effecten Bassisten gebruiken minder effecten dan gitaristen, maar in principe kan je dezelfde effecten gebruiken, al dienen die soms aan een lagere tessistuur aangepast te moeten worden. Wat vaak voorkomt is een octavider, een toestel dat het mogelijk maakt om nog een octaaf lager te klinken. 41
Modeling Modeling voor bassisten bestaat (Line 6), maar komt nog niet zo vaak voor.
Merken De grootste merken: Fender (+ Squier), Music Man, Peavey, Ibanez, Yamaha, verder nog: Alembic,Fodera, Höfner, Rickenbacker, Ken Smith, Status, Steinberger, Tobias, Warwick en vele kleinere, “custom builders”.
Sting op een oude Fender Precision
Victor Bailey op een Fender Jazzbass
Woordenlijst bij de snaarinstrumenten 42
Actie Snaarhoogte, de afstand tussen snaren en toets. Om de bespeelbaarheid te vergemakkelijken kan men de snaarhoogte of actie aanpassen. Men spreekt over lage, hoge of ongelijke actie (afstand aan 12de fret is niet gelijk aan 3de fret). Voorbeeld: de meeste bassisten verkiezen een zo laag mogelijke actie omdat dit het gemakkelijkste speelt. Toch zijn er enkele nadelen aan deze lage actie: de snaren kletteren gemakkelijker waardoor men minder dynamiek in het spelen kan leggen. Een hogere actie resulteert in een zuiverdere klank met meer dynamiekmogelijkheden, maar speelt aanzienlijk moeilijker. Een te hoge actie kan echter een te grote kracht op de nek uitoefenen, vooral met dikke snaren. Als de snaren kletteren: • • • •
vooral in de hogere positie: brug te laag vooral in lagere positie: toets te vlak (halspen losser draaien) enkel bij open snaren: topkam te diep ingevijld op onregelmatige plaatsen: sommige fretten te hoog of te laag, of de hals is getordeerd
Actief Met ingebouwde elektronica en uitgebreide toonregeling Actieve elementen: met een ingebouwde voorversterker voor een clean en ruisvrij signaal. Actieve elektronica heeft altijd een voeding nodig en die komt meestal van een 9volt batterij, of fantoomvoeding AlNiCo Een legering van ALuminium, NIkkel, CObalt, maar ook ijzer en koper die vaak gebruikt wordt voor het magnetisch materiaal van de moderne pick-up. Deze elementen hebben extra voorversterking nodig, maar beïnvloeden de sustain niet. Zie ook ‘string pull’ Bindingen Strips die de aanzet van het bovenblad met de zijkanten en van de toets met de hals bedekken, voornamelijk bij semi-akoestische instrumenten Bookmatched top Het bovenblad bestaat dan uit twee delen die elkaars spiegelbeeld zijn, eigenlijk is het een stuk hout dat in tweeën wordt gesneden opdat men twee gelijkaardige bladdelen zou kunnen hebben Braces De staafjes, ook steunbalkjes of zangbalkjes, bevestigd op de rug of de tafel in de (akoestische) gitaarbody die zorgen voor stabiliteit en die de trilling controleren Capo, capodastro of capotasto Een staaf die over het frettenbord kan gebonden worden om alle snaren in toonhoogte te doen stijgen
43
Dobro Zie resonatorgitaar, genoemd naar de uitvinders, de gebroeders Dopera Doorlopende hals Hals die van kop tot staart doorloopt D-tuner Mechaniekje vooral bij basgitaren om de lage E-snaar naar een D te stemmen Element Zet de trillingen van de snaar om in elektrische signalen en stuurt ze naar de versterker Flatwounds Snaren met een vlakke omwikkeling Frets De metalen strips op de toets. Fretless is dan een hals/toets zonder frets Halspen Verstelbare pen die het kromtrekken van de hals moet tegenwerken en waarmee de hals meestal kan afgesteld worden. Door de snaren op te spannen wordt de hals onder spanning gezet waardoor deze krom kan komen te staan. Dit wordt gecorrigeerd met de halspen. Let wel: de truss rod of halspen dient niet om de hals rechter te trekken dan deze is zonder snaren! En de hals kan soms enige tijd nodig hebben om zich te zetten. Hard-tail gitaar Een gitaar zonder tremolo, bv. een semi-akoestische jazzgitaar, een Telecaster- model van Fender Hardware Eigenlijk de metalen onderdelen van de (bas-)gitaar Hiel Bij “deep body” gitaren de extra gebogen blok aan de hals ter versteviging van de hals/body bevestiging Humbucker Een elektromagnetische pick-up die twee enkelspoelselementen (in tegenfase) in een en dezelfde behuizing bevat 44
Kale snaren De niet-omwikkelde gitaarsnaren (meestal twee of drie van de zes gitaarsnaren) Keramiek Keramische magneten (te herkennen aan de suffix “ox”) worden gemaakt uit een soort klei waarin metalen deeltjes verwerkt werden en die vervolgens onder intense hitte en druk bewerkt worden. De deeltjes worden gericht zodat ze zich gaan polariseren (in dezelfde richting wijzen…). Een voordeel is dat keramische magneten geen elektrische stroom geleiden en dus minder storend zijn voor de werking van de pick-up Locking nut Klemt de snaren vast, boven aan de hals Mensuur Snaarlengte, i.c. het dubbele van de afstand van de topkam tot de twaalfde fret Omwikkelde snaren Om bassnaren en de laagste drie tot vier gitaarsnaren laag genoeg te laten klinken (zonder dat ze veel te lang of veel te dik worden), worden ze met vlakke of ronde metaaldraad omwikkeld Output Uitgang van het instrument Passief Zonder (met batterij gevoede) voorversterker of elementen Piezo-electric transducer Een pick-up die piezo-elektrische kristallen gebruikt om de fysieke druk in het gitaarbovenblad of de brug om te zetten in elektrische pulsen Positieholte Nederlandse term voor cutaway Positiemarkerkingen Geven de derde, vijfde, zevende, negende en twaalfde (etc.) positie of fret aan Potmeter of potentiometer Een variabele elektrische resistor (weerstand). Met de volume-en tooncontroles bedien je de potmeters die in de body zitten, die dan meer of minder signaal doorlaten 45
Radius Geeft de bolling van de hals aan Resonatorgitaar Ook Dobro genoemd, een gitaar met stalen snaren en uitgerust met een gesponnen, metalen resonator in de body. Deze zorgt voor een hoger volume en de typische klankkleur van het instrument Rosette Een decoratieve vulling van/rond het klankgat Roundwounds Met ronde draad omwikkelde snaren Scordatura Een stemming waarbij de toonhoogte van een of meer snaren gewijzigd werd Single Coil Een elektromagnetisch element waarbij een spoel gewonden werd rond een enkele of een set polen Slagplaat Beschermt de lak tegen krassen van nagels en plectrums Spoel De meeste elementen hebben een of twee spoelen, i.e. met koperdraad omwikkelde magneten Stift Het asje van het stemmechaniek, waar je de snaren omheen draait. Ook schacht of stemas genaamd String pull Als een gitaarpickup te hoog staat, kan de magneet aan je snaren gaan trekken, met kans op kletterende snaren en andere ongewenste geluiden. Als regel geldt: hoe dichter de pick-ups tegen de snaren, hoe voller de klank. Als de pick-ups echter te dicht staan kan het magnetisme van de pooltjes de snaren beïnvloeden, wat de sustain kan remmen en een rare intonatie veroorzaken. Tabulatuur Een schriftuur die de plaatsing van de vingers op het frettenbord aanduidt en niet de exacte toonhoogte 46
Toets De voorkant van de hals, waar je de snaren tegenaan drukt en waarin de fretten verwerkt zitten Transducer Dit is een apparaat dat energie van de ene vorm in de andere omzet. Een p.u. is een elektromagnetische transducer die de tonen, die geproduceerd worden door de snaren, omzet in elektrische signalen, waarvan de impuls in theorie overeenkomt met de frequentie van de geproduceerde toon. Tremolo Met de arm van de tremolo kan je de snaren tegelijk lager (en soms ook hoger) laten klinken. Ook vibrato, trem of whammy genoemd Trussrod Halspen, om de gitararm een optimale “rechtheid” of lichte kromming te geven. Uitvinding van Thaddeus Mc Hugh van Gibson (1922) Tune-o-matic bridge Brug met aparte zadels voor elke snaar Wolfstoon Een “slechte” toon op een snaarinstrument. Deze toon verschilt qua timbre en volume van de omringende tonen. Een wolfstoon komt bijvoorbeeld voor wanneer de frequentie van de toon samenvalt met de natuurlijke resonantiefrequentie van de klankkast Zadels De snaren lopen bij de brug over een of meerdere zadels. Met beweegbare zadels kan onder meer de intonatie en de actie afgesteld worden
47
Een buitenbeentje: Charlie Hunter met zijn zelf ontwikkelde 8-snarige gitaar waarmee hij ook de baspartij speelt.
48