Uit vervlogen tijden DE ZAKKEN VAN DE KAPUCIJNEN door E. Persoons en G. Van Reyn
Men moet niet verwonderd zijn dat de mensen zich vroeger afvroegen hoeveel zakken de Kapucijnen in hun habijten en mantels hadden, wanneer ze zagen hoeveel zaken de paters en de broeders meesleepten en in hun zakken staken. Volgens HILDEBRAND was er een grote zak in de mantel achteraan en twee kleinere vooraan ; in het habijt waren er twee kleine op de mouwen, in één daarvan droeg men het regelboekje. Er waren religieuzen die op eigen houtje zakken lieten aanbrengen in de zijkanten van het habijt, maar dit was in de 18de eeuw in de Nederlanden verboden. Dit verbod werd wel niet altijd nageleefd. AUXILIUS van Moorslede schrijft dat hij een pennenmes in zijn broekzak (die niet voorzien was) verborgen had. In een spotschrift, waarschijnlijk van Franse oorsprong, worden er zestien met naam vernoemd ; de bedelbroeder heeft er zelfs zeventien als men zijn bedelzak erbij telt. Andere spotschriften tellen er twaalf, maar hier zullen we nader ingaan op het spotschrift met zestien zakken, getiteld “Over den oorspronk, het gewaadt, den aardt, en de levenswyze van de Vaders Kapucyners”. Het is vooral bekend geworden omdat Karl Ludwig Freiherr VON PÖLLNITZ het heeft gepubliceerd in het Frans in zijn Amusemens des Eaux de Spa, verschenen in 1734 in Amsterdam bij Mortier. Dit werk werd vertaald in Duits en Engels en kende verschillende herdrukken. In 1735 publiceerde de uitgever Petrus MORTIER ook een Nederlandse vertaling “Vermakelyke tydkortingen bij het gebruik der Wateren te Spa”. Karl Ludwig VON PÖLLNITZ werd geboren op 25 februari 1692 in Issum (in het toenmalige Pruisen) en stierf op 23 juni 1775 in Berlijn. Zijn jeugd bracht hij grotendeels door in Berlijn aan het hof van de Pruisische koning; hij was er de speelkameraad van de latere koning
26
FRIEDRICH WILHELM. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien koos hij de militaire dienst en zo reisde hij gans West-Europa door, eerst als militair, en daarna als notoir gelukzoeker en klaploper, die veel speelschulden maakte en er dan moest op rekenen dat anderen - en wel op de eerste plaats hoge adellijke dames - deze zouden betalen. Hij veranderde niet alleen regelmatig van verblijfsplaats, maar ook van godsdienst : eerst was hij lutheraan, in 1717 werd hij katholiek en daarna terug lutheraan. Dit was blijkbaar ook nodig omdat FREDERIK II van Pruisen hem een betrekking in Berlijn aanbood. Hier ontmoette hij VOLTAIRE, die toen aan het Pruisisch Hof verbleef. Hij stierf arm in Berlijn. Hij is vooral bekend gebleven door zijn vlot geschreven boeken, die een groot succes kenden en die zeker de beeldvorming over de Europese hoge adel mee gevormd hebben. Eerst gaf hij anoniem in Londen een boek uit over de Hertogin van Hannover (GEORG I van Hannover was ook koning van Engeland), dat vertaald werd in het Duits en Nederlands ; later volgden boeken over Saksen en de “beruchte” Koning AUGUST de Sterke (La Saxe galante,Amsterdam, 1734 ; ook vertaald bijvoorbeeld in het Nederlands, jaren later Liebschaften König August der Starken, Berlijn,1784 ). Het is begrijpelijk dat zulk een “kletsmajoor” besloot zijn Memoires uit te geven : Een eerste reeks Mémoires contenants les observations qu’il a faites dans ses voyages et le caractères des personnages qui composent les principales cours de l’Europe, Luik, 1734 ; in 1737 gaf hij in Amsterdam zijn Nouveaux mémoires uit ; gevolgd in 1740 door zijn Lettres et mémoires. Madeleine Brook (Oxford) publiceerde kort geleden een interessante studie over de receptie in Engeland van de werken van Von Pöllnitz : “An intelligent Foreigner” ? The English Reception of Karl Ludwig von Pöllnitz in the Nineteenth and Early Twentieth Centuries” (in Angermion. Yearbook for Anglo-German Literary Criticism, Intellectual History and Cultural Transfers, 2(2009), blz. 77-89) ; over zijn leven als “hofnar” vindt men bijvoorbeeld aanduidingen in G. PETRAT, Die letzten Narren und Zwerge bei Höfe, Bochum,
27
1998).
Zoals we reeds eerder vermeld hebben, publiceerde hij in Amsterdam in 1734 een boek over het badleven in Spa : Amusemens des eaux de Spa : ouvrage utile à ceux qui vont boire ces eaux minérales sur les lieux. Het boek kende veel succes en daarom besloot Karl Ludwig VON PÖLLNITZ een gelijkaardig werk uit te geven over een andere badstad : Bad Aachen (Aken) : Amusemens des eaux d’Aix-la-Chapelle : ouvrage utile à ceux qui vont y prendre les bains, ou qui sont dans l’usage de ses eaux (Amsterdam : Mortier, 1736). Deze twee boeken zijn het begin van een ganse reeks gelijkaardige toeristische gidsen van badsteden, met onder meer Amusemens des eaux de Schwalsbach, des bains de Wisbaden et den Schlangenbad (Luik, 1738) ; Amusemens des bains de Bade en Suisse, de Schnitznach et de Pfeffers (Londen, 1739) ; Amusemens des eaux de Clève (Lemgo,1748) ; Amusements des eaux de Passy, Parijs,1787. In 1936 publiceerde Fernand ENGERLAND een algemene studie over dit soort boeken : Les amusements des villes d’eaux à travers les âges (Parijs, 1936) (zie ook Wikipedia : Amusemens des eaux de Spa). Van het boek over Spa verscheen reeds in 1735 bij de Amsterdams drukker P. MORTIER een vertaling Vermakelyke tydkortingen by het gebruik der wateren te Spa. Deze vertaling was blijkbaar niet bekend aan HILDEBRAND, die steeds verwijst naar de meer verspreide Franse uitgave. Wij gebruiken hier wel deze Nederlandse vertaling, omdat ze de benamingen van de verschillende zakken in het Nederlands geeft. Jean-Daniel CANDAUX heeft in zijn interessante studie "Pöllnitz et la promotion de Spa dans la littérature des Lumières (1734)" gepubliceerd in Spa, carrefour de l’Europe des Lumières. Les hôtes de la cité thérmale au XVIIIe siècle. Actes du colloque organisé par la Société wallonne d’étude du XVIIIe siècle (Spa, 25-26 septembre 2012, ed. D. DROIXHE, Parijs, 2013, blz.273285) aan de hand van de Amusemens volgend Régime des buveurs d’eau ("Levenswyze der waterdrinkers te Spa") kunnen opstellen. Wij geven hier de dagorde volgens de Nederlandse vertaling van de Amusemens (blz. 50-51):
1. Men staat alle morgen op met het krieken van den dag. 2. Te 4 uuren verschynt ieder in zyn nachtgewaadt by de bron van Poubon. 3. Te 5 uuren op zyn laatst gaan de genen, die by andere bronnen moeten zyn, in hunne rytuigen zitten, om zich derwaarts te begeven. 4. Te 9 uuren vertrekken alle de drinkers, om zich te gaan kleden. 5. Te 10 uuren gaan alle de genen, die devoot zyn, naar de Mis.
28
6. Te 11 uuren gaan de manspersonen in het koffiehuis, als het regent, of wandelen over straat, als het mooi weer is. 7. Te half 12 gaat men overal aan tafel zitten. A onze heures et demie, on se met à table partout 8. Te 2 uuren des namiddags gaat men elkander bezoeken, of men begeeft zich naar de assemblee by de Dames 9. Te 4 uuren gaat men naar de komedie, of om te wandelen, het zy in den hof der Kapucynen, of op een veldt, het welk om die reden den naam van ‘t velde van 4 uuren gekregen heeft. Afbeelding Tuin van de Kapucijnen uit dit boek 10. Te 6 uuren is de avondmaaltydt klaar in alle herbergen. 11. Te 7 uuren wordt ‘er een wandeling op het zogenoemde veldt van 7 uuren 12. Te 10 uuren hoort men niemandt meer op straat, en de ingzetenen schikken zich zo wel naar die order als de vremdelingen.
Men bracht dus zijn tijd aangenaam door en men had veel tijd om met mekaar te babbelen en nieuwsjes en roddels uit te wisselen. Het boek van PÖLLNITZ is een aaneenschakkeling van verhalen die een reeks gasten aan mekaar vertellen. Eén van die verhalen heeft tot titel “Brief Over den oorspronk, het gewaadt, den aardt, en de levenswyze van de Vaders Kapucyners, geschreven van Aken, tot voldoeninge der nieuwsgierigheit van Milady B. …”, waarvan we hier een uittreksel geven dat handelt over de 16 zakken van het kapucijnerhabijt.
29
30
31
32
33
Deze brief zou dus vanuit Aken gestuurd zijn aan een Engelse adellijke dame die badgast was in Spa en als bron citeert hij een schriftelijk bericht van een dikke, vestgemeste franciscaan. Franciscanen en kapucijnen haten mekaar dodelijk en dat moet verklaren waarom het verhaal zo scherp is. De auteur voegt er echter zelf aan toe “En kapucyner is een dier van byna menschelyke gedaante, en van zo eene gestalte als de menschen gemeenlyk zyn ; maar
34
anders dan een dier, dat een zwaren baardt heeft, stinkend, altydt hongerig, trotsch en hoovardig is, daar by steets een gordel om ’t lyf heeft, en barvoets gaat”. Als men dit verhaal over de zakken onderzoekt, moet men zich ervan bewust zijn dat men eigenlijk met drie verhalen te doen heeft van twee of drie auteurs : 1) het boek Amusemens, met als auteur VON PÖLLNITZ ; de auteur staat, zoals blijkt uit andere verhalen over de Kapucijnen in Spa, verhalend-neutraal tegenover hen ; 2) de auteur van de brief uit Aken, die – zoals men kan zien in het citaat hierboven eerder negatief staat tegenover de Kapucijnen en ten slotte 3) het eigenlijke verhaal over de zakken, en we menen dat hiervoor de beoordeling van HILDEBRAND de juiste is : “de toon van het spotschrift is wel hier en daar oneerbiedig en spotziek, maar in den grond is het toch enkel een onschuldige grap” (HILDEBRAND, De Kapucijnen, 2, blz. 290). Spotschriften over de zakken van de Kapucijnen vinden waarschijnlijk hun oorsprong in het 17de eeuwse Frankrijk. In verschillende Franse bibliotheken zijn deze teksten in handschrift overgeleverd. Een overzicht van de handschriften vindt men bij HILDEBRAND, De Kapucijnen, 2, blz. 289 en in het artikel van UBALD d’Alençon, “Les Frères Mineurs Capucins de Reims (15931903)”, in Travaux de l’Académie nationale de Reims, 137 (1924), blz. 159-160. Hij schrijft dat dit spotschrift aansluit bij het boek van dominee Pierre DU MOULIN van Sedan, Le Capucin. Traité auquel est descrite l’origine des Capucins et leurs voeux, règles et disciplines (Sedan, 1641) en het vervolg hierop : Journal du Capucin. En suite du Capucin du Sieur Du Moulin. Avec une addition de plusieurs pratiques secrettes de leur Ordre, geschreven door de uitgetreden Kapucijn BASILE de Rouen (Sedan,1641?). Deze twee boeken zijn echter eerder strijdschriften tegen de Kapucijnen dan spotschriften. De volledige tekst van de brief werd heruitgegeven onder de titel Lettre sur l’origine, l’habit, le genre et la manière de vivre des Pères Capucins (Keulen, Nic.Tuvache, 1742). Deze drukker is onbekend, waarschijnlijk gaat het hier om een schijnadres. In Spa is het gedeelte van de Lettre over de zakken herhaaldelijk herdrukt en deze herdrukken worden vermeld door HILDEBRAND, De Kapucijnen, 2, blz. 291 en door A. BODY, Bibliographie Spadoise, verschenen in Bibliophile belge, 1875. Recent publiceerden M. PONCELET en L. GUYOT op het internet een artikel over L’habit des capucins (www.sparealites.be/habits-des-capucins) ; hierin komt de tekst over de zakken ook voor. Volgens de Amusemens hadden de Kapucijnen zestien zakken : tien in de mantel, vijf in of onder het habijt en één in de sandalen. Ze heten in het Frans : La Galerie, Tapecul, L’Abîme, la Cuisinière ; la Friponne, la Précieuse , la Nécessaire, la Ménagère, l’Arménienne, l’Indienne ; deze van het habijt : la
35
Galante, la Propreté, la Bourgeoise, la Dévote , la Discrette ; in de sandalen : la Libertine. Bedelbroeders hebben een zeventiende zak : la sainte Besace. HILDEBRAND dacht dat deze tekst Lettre sur l’origine… anoniem herdrukt werd onder de titel "Instruction donnée aux frères tailleurs des capucins par les supérieurs pour placer les placer les poches des religieux de l’Ordre", gepubliceerd in Bulletin de la Société des bibliophiles belges, séant à Mons, 1(1914)5, blz. 216-220, maar dit is niet juist : - het is helemaal geen heruitgave van de tekst uit de Amusemens ; de tekst vermeldt 12 zakken i.p.v. 16, terwijl ook de benaming en uitleg volledig anders is; - deze tekst is van de hand van de numismaat, bibliofiel en fantast Renier CHALON. Hij liet er in 1835 25 exemplaren van drukken in Mons bij Hoyois-Derely (exemplaren ervan worden bewaard in de Koninklijke Bibliotheek en de Universiteitsbibliotheek te Gent) ; In 1914 besliste de Société des bibliophiles deze “facétie” van Renier CHALON te laten herdrukken. De overdruk van deze publicatie heeft tot titel “Une facétie de Renier Chalon”, seconde édition, Mons, 1914 ; het artikel in het tijdschrift zelf geeft de titel “Instruction…”. Volgens de Larousse is een fazétie “un écrit qui a quelque chose de bouffon, de burlesque”, een spotschrift dus en men mag veronderstellen dat Renier CHALON er de auteur van is. De bibliofiel CHALON (1802-1889) wordt aanzien als een “esprit lumineux”, maar vooral als een “maître ès canular”, iemand die de wetenschappelijke wereld voor de gek gehouden heeft (en iedereen schijnt erin getrapt te zijn) door de publicatie van zijn Catalogue de la bibliothèque du Comte de Fortsas in 1840 ; niet alleen heeft deze bibliotheek nooit bestaan ; de titels van de boeken die hierin vermeld worden zijn volkomen fictief! Zo vermeldt hij onder nummer 71 : La fauvette virginale, laquelle chante les divines perfections de la Sainte Vierge Marie, mère de Dieu, par le père Eustache, capucin. A Valenciennes, de l’imprimerie de Jan Vervliet, à la bible d’or, l’an MDCXXV,in-8°,274 pp. [….] Avec musique, dans le genre de la Pieuse allouette, de la Philomèle séraphique et des Rossignols liguez en duos”. Auteur en boek zijn fictief ; maar de drukker Jan VERVLIET was drukker in Valenciennes van 1604 tot 1641 ; La pieuse allouette van Antoine La Cauchie, werd door hem uitgegeven, in 1621 en 1638 ; hij drukte ook Les rossignols spirituels van de Engelse componist Peter Philips in 1616 en 1631 ; La philomèle seraphique is het werk van de kapucijn JOANNES EVANGELISTA van Arras en werd gedrukt te Doornik door Quinqué in 1632 en 1640. Men kon zich dus wel inbeelden dat er een kapucijn geweest is die een dergelijk werk uitgegeven heeft in Valenciennes. Voor verdere inlichtingen verwijzen we naar Renier Chalon alias Fortsas. Un érudit malicieux au 36
milieux du XIXe siècle, ed. Fr. DE CALLATAY en Cl. SORGELOOS (Mariemont, 2008) en naar de artikels over deze “mystificateur” op internet van DE CALLATAY. CHALON heeft de zakken volgende namen gegeven : La Commune, l’Abîme, la Coquinière, la Nécessaire, la Galerie, le Tapecul, la Curieuse, la Commode, la Confidente, la Pectorale, la Secrète, la Conscience. Hij heeft zijn benamingen misschien gedeeeltelijk gehaald uit de Encyclopédie monastique, ou histoire des monastères, congrégations religieuses et couvens qui ont existé en France (Parijs, 1827) van Charles CHABOT. Daarin worden volgende zakken vernoemd : les deux Bractiales, la Confidente, la Pectorale, la Galerie, le Tapecul, la Friponne, la Nécessaire, la Guimbarde, la Commode, la Secrette, l’Abîme ou le Gouffre (blz.359-360 ; elke zak wordt in deze Encyclopédie ook afzonderlijk behandeld). Reeds in 1812 vestigde Ant.-Fr. DELANDINE in zijn catalogus Manuscrits de la bibliothèque de Lyon, 2, Parijs, 1812, blz. 29-30 de aandacht op hs. 841 (774) van de Stadsbibliotheek aldaar. In dit convoluut komt onder nummer 10 voor :
Zoals men kan zien, vermeldt hij niet alle zakken voorkomend in dit handschrift. Dit deed Louis PARIS wel in zijn Remensiana, (Parijs, 1845), blz.211-220.
37
Het is bekend dat de Kapucijnen in de 17de eeuw disputen gehad hebben met de Minderbroeders over de kleding van de orde; vooral Zacharias BOVERIUS en Karel VAN AREMBERG hebben hierover geschreven en hun studies zijn nog steeds van iconografisch belang. Het thema werd wetenschappelijk onderzocht door twee belangrijke Nederlandse Kapucijnen : GERLACH van ’s-Hertogenbosch, “Het habijt van den Capucijn”, in Franciscaansch leven, 18(1935), blz. 38-45 (hij kondigde daarin een artikel aan over de kleur van habijt en over de lappen die men erop vindt, maar dit artikel is niet verschenen) en vooral Servus GIEBEN, “Par la storia dell’abito francescano”, in Collectanea franciscana, 66(1996), blz. 431478 ; Id., “Cappuccini”, in La sostanza dell’effimero. Gli abiti degli ordini religiose in Occidente, ed. G. Rocca, (Rome, 2000), nr. 88, blz. 341-344.
Kapucijnen vindt men terug op talrijke schilderijen. Op internet treft men verschillende afbeeldingen aan van de gelukzaligen en heiligen van de Orde ; in de eerste eeuwen zijn deze heiligen vooral “bedelbroeders”, zoals het voorbeeld hiernaast, een portret van Felix van Nicosia.*
*Dit is een gecorrigeerde illustratie, omdat het oorspronkelijke voorbeeld, Fidelis van Sigmaringen, niet representatief was.
38
Luguber zijn de foto’s op internet van de gemummificeerde Kapucijnen in habijt in Syracuse :
Sedert het einde van de 16de eeuw worden de Kapucijnen ook afgebeeld in de Albums met kloosterklederdrachten. We zullen deze afbeeldingen tonen op de website van het Centrum onder de rubriek “Dagelijks leven”.
39
Tot slot, in Frankrijk heeft men altijd al veel de spot gedreven met de kledij van de Kapucijnen, maar eigenaardig genoeg is het woord “Capucin” ook een term in de huidige Franse modewereld. Als men zich een hemd wil aanschaffen van de laatste nieuwe mode moet dit een “col mao” hebben (let op : geen “col romain”) en een “coup capucin” (kapucijnersnit).
40