SURINAAMSCHE
HONING
ALS EXPORTPRODUCT»)
DOOR
DR. P. A. ROWAAN
« -mïwer van In vroegere tijden, toen het gebruik van suiker onbekend was of nog als luxe werd beschouwd, was de honing, afkomstig van eenige bijen(.4/>is)-soorten, het algemeen gebruikelijke zoetmiddel. Eerst bij de opkomst van de suikerindustrie, zoowel van de riet- als de bietsuiker, is daaraan een einde gekomen. Maar ook daarna is de productie van honing in bijna alle landen van meer of minder groote beteekenis gebleven, aangezien het product zoowel voor directe consumptie (tafelhoning), als vooral in de koek- en suikerwerkindustrie (industrie- of bakkershoning) nog op groote schaal wordt gebruikt. Ook in de pharmacie en in eenige andere industrieën vindt honing toepassing. De wereldproductie 2) is niet met zekerheid bekend, maar zal met 200.000 ton per jaar wellicht nog te laag geschat zijn; de voornaamste producenten zijn de Vereenigde Staten, Rusland en Duitschland. Meer is er bekend van den werelduitvoer van honing, die den laatsten tijd op ongeveer 20.000 ton per jaar kan worden gesteld. Daarin spelen verschillende Amerikaansche landen een groote rol, vooral in Midden-Amerika: Cuba, Mexico en andere, waaronder sinds ruim tien jaren ook Swmtame een plaats van toenemende beteekenis is gaan innemen; voorts Chili, Canada, de Vereenigde Staten enz.; buiten Amerika exporteert geen enkel land meer dan eenige honderden tonnen honing per jaar. De invoer van honing is voornamelijk naar Duitschland, Nederland, Engeland en in mindere mate naar eenige andere Europeesche landen gericht. ') Tevens Bericht van de Afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut No. 172. 2) Verg. W. SCHUBRING, Rev. Intern. Agr. 31, 602 S (1940) en Gordian 46 (1092), 10 (1940).
— 289 — West-Indische Gids XXIII
19
290
P. A. ROWAAN
Nederland voert, bij een eigen jaarlijksche honingproductie van niet meer dan 1.000 ton, 4.000 a 5.000 ton (in 1939 ruim 6.000 ton) in, voor rond 60% uit Cuba, ruim 10% uit Mexico, kleinere hoeveelheden uit de Vereenigde Staten, Frankrijk, Canada, San Domingo, Guatemala, S«n'«awe enz. In Nederlandsch-Indië i) is de bijenteelt (de bijensoort is hier .,4^'s iWt'ca LINN.) plaatselijk, vooral in de klapperstreken van Midden- en Oost-Java, wel van eenige beteekenis, maar in de eerste plaats met het oog op de winning van was (voor de batikindustrie); de verkregen honing dient voor directe consumptie. Van uitvoer van honing is dan ook geen sprake; wel heeft er eenige import (bijna 100 ton per jaar) van dit artikel plaats. Wat Nederlandsch-West-Indië betreft, ook in het gewest Curacao z) wordt de bijenteelt voor eigen gebruik gedreven. Bovendien heeft eenige invoer van honing plaats (o.a. van tijd tot tijd uit Suriname). wan /tonróg t» In Suriname is de bijenteelt ook van oudsher bekend. Vooral in de omgeving van Paramaribo biedt de locale markt een geregelden, maar beperkten afzet; de prijs van de honing is er betrekkelijk hoog, doorgaans hooger dan men bij export kan bedingen. Sinds 1929 heeft zich echter in het district Coronie een bijenteelt ontwikkeld, die den afzet in het bijzonder in den uitvoer van de gewonnen honing zoekt. De bijen zijn van de gewone Europeesche soort (^4/>is m«#t/t'ca LINN.) ; door invoer van Italiaansche koninginnen heeft men een verbetering van den bijenstand bewerkstelligd. Men gebruikt uitsluitend de houten bijenkasten, voorzien van houten raampjes (verg. de illustratie), zooals die ook in Europa worden gebezigd. Men had eerst de verwachting, dat de bijen voedsel zouden betrekken van de bloeiende cocospalmen, die in Coronie op vrij groote schaal zijn aangeplant. Dat bleek echter niet of nauwelijks het geval. Behalve vruchtboomen en bloemen wordt vooral de p a r w a - of p a r o e w a b o o m (.dvt'cénma nitóii JACQ.), die in de mangrove-vegetatie langs de kust van Coronie zeer veel voorkomt, door de bijen bevlogen. De parwa bloeit gewoonlijk van Juli tot December; meestal is het daarom noodig, de bijen van Mei tot Juli bij te voederen, waartoe >) Econ. Wbl. Ned. Indië 6, 2393 (1937). ») Cura9ao 2(7), 8(1940); over honing en was van St. Eustatius verg. P. VAN DER WIELEN, Ind. Mercuur 25, 326 (1905) en Pharm. Wbl. 42, 409 (1905).
Bijenkolonie in Suriname, district Coronie.
291
SURINAAMSCHE HONING ALS EXPORTPRODUCT
een kwantum honing gereserveerd wordt. De parwabosschen zijn vooral in het Westelijk deel van het district Coronie bijzonder uitgestrekt en gunstig gelegen. De voorwaarden zijn hier dus gunstig voor de bijenteelt, al vereischt die veel zorg en geregelde aandacht. Sinds den aanvang van het bedrijf in 1929 heeft dan ook een geregelde uitbreiding plaats gevonden. En ook voor de toekomst koestert men goede verwachtingen. De groei van de honingwinning in Suriname ') komt duidelijk naar voren uit de in de tabel verzamelde, aan de handelsstatistiek ontleende exportcijfers (in liters, totaal en naar de verschillende bestemmingen). UITVOER VAN HONING UIT SURINAME,
in liters. Nederland 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939
200 — 37 11.185 2.280 28.000 6.640 — 21.298 (-)
Duitschland 1.185 10.346 200 720 — 33.385 — 7.130 — 9.693 (-)
Engeland
Curagao
— 2.448 14.696 23.784 — 12.130 32.935 55.218 47.611 (-)
50 785 162 — 47 55 — 110 — (-)
Totaal
1.385 10.396 3.435 * 15.615 35.299 * 35.712 40.185 46.705 55.328 78.602 35.058 **
• In 1931 2 kg, in 1933 330 kg naar Britsch-Guyana. *• De bestemmingen van den uitvoer in 1939 zijn hier te lande in 1941 nog niet bekend.
Men ziet van 1929 tot en met 1938 een gestadige toeneming van den export tot een maximum van 78.602 1 of meer dan 100 ton in het laatstgenoemde jaar. Gemiddeld was de uitvoer ruim 40 ton per jaar. Het lagere cijfer voor 1939 is waarschijnlijk op rekening van den oorlogstoestand te stellen. ») Verg. ook W.
SPOON,
West-Ind. Gids
J^,
409 (1932/1933).
292
P. A. ROWAAN
Gedurende de tienjarige periode 1929/1938 is bijna 60% van den honinguitvoer naar Engeland gegaan, terwijl Nederland en Duitschland elk ongeveer 20% voor hun rekening namen; de naar Curasao en Britsch-Guyana geleverde hoeveelheden waren slechts van geringe beteekenis. uan d Op verzoek van het Landbouwproefstation te Paramaribo heeft de Afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut zich eenige malen belast met het onderzoek en het verkrijgen van deskundige beoordeelingen van verschillende monsterzendingen Surinaamsche honing in Nederland i). Bij het chemische onderzoek in ons laboratorium bleken de monsters exporthoning, afkomstig uit het district Coronie, geheel te voldoen aan de eischen, gesteld in het Honingbesluit van de Nederlandsche Warenwet, evenals aan die van de Nederlandsche Pharmacopee. Honing uit de omgeving van Paramaribo, waar andere planten dan de p a r w a, b.v. t a m a r i n d e (Tamamtitts imfóca LINN.) e n s w i e t i e b o o n t j e (/«ga spec), door de bijen worden bezocht, voldeed echter niet steeds ten volle daaraan, en was voorts soms tamelijk dun vloeibaar en iets bitter van smaak. De beoordeeling van de Surinaamsche exporthoning, het product van Coronie dus, door deskundigen (importeurs, makelaars, fabrikanten) was over het geheel gunstig. Kwaliteit, geur, smaak en consistentie werden goed bevonden. Als basis voor de beoordeeling op de Nederlandsche markt dient de honing van Cuba (de z.g. Havana-honing), die wordt geleverd in vijf gradeeringen, namelijk van donker tot licht: light amber, good light amber, pale, white en water white. De meeste Coronie-honing kan als „pale" gekwalificeerd worden. Voor het gebruik op groote schaal in de bakkerij is deze kwaliteit feitelijk iets te mooi en dus te duur; voor dit doel betrekt men gewoonlijk de iets donkerder soort „good light amber". Volgens sommige beoordeelaars zou het Surinaamsche product ook bruikbaar zijn voor menging met andere honingsoorten tot tafelhoning. Begin 1939 liepen de taxaties voor de Surinaamsche honing uiteen van / 18.— tot / 26.— per 100 kg cif. Amsterdam, terwijl de prijs van de „good light amber" kwaliteit van Cuba terzelfdertijd / 19.— per 100 kg cif. >) Verg. de jaarlijksche mededeelingen „Inlichtingen en Onderzoekingen van de Afdeeling Handelsmuseum" 1932, 31; 1933, 23; 1937, 20 en 1939, 14.
SURINAAMSCHE HONING ALS EXPORTPRODUCT
293
Amsterdam bedroeg. Suriname blijkt dus met een geheel volwaardig honingexportproduct aan de markt te komen. Voor de verpakking heeft men in Suriname tot dusverre gebruik gemaakt van goed gereinigde en vervolgens inwendig uitgebrande en geparaffineerde gebruikte zout vleesch-vaten a 150 kg of van petroleumblikken a 25 kg honing (twee van deze blikken tezamen in een kist). De honinghandel geeft echter de voorkeur aan de voor de Havana-honing gebruikelijke — liefst nieuwe, inwendig geparaffineerde, eikenhouten — vaten a 200 tot 300 kg (voor tarra wordt gewoonlijk een vast bedrag van 12% afgetrokken). Wellicht kan ook het Surinaamsche s o e m ar o e p a hout (van Simarowèa spec), dat voor de vervaardiging van vaten en kisten i) geschikt gebleken is, voor dit doel dienen. Suriname blijkt dus sinds ruim tien jaren een plaats onder de honing exporteerende landen in te nemen. Het product is hier te lande gelijkwaardig aan de op groote schaal gebruikte Cuba-honing bevonden, en de voornaamste honing invoerende landen, zoowel Nederland als ook Duitschland en Engeland, betrekken reeds geregeld belangrijke hoeveelheden Surinaamsche honing. En al bedraagt de uitvoer van ruim 100 ton in 1938 nog niet meer dan een half procent van den wereldexport van honing, zoo mag de toekomst van de zich uitbreidende bijenteelt en honingwinning in Suriname, waar de mogelijkheid voor verdere uitbreiding vooral door de aanwezigheid van enorme hoeveelheden honingbloemen in het district Coronie bestaat, zeker gunstig worden beoordeeld. Amsterdam, Juni 1941. Afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut.
>) Voor sinaasappelkisten van dit hout verg. W. SPOON, Ber. Afd. Handelsmuseum J70 (1941), ook verschenen in De West-Ind. Gids 2j, 193 (1941).