Educatietrajecten van ROC ID College zorgen voor betere taalbeheersing, plek in de samenleving en op de arbeidsmarkt onder inwoners in de regio Holland-Rijnland Door dr. Maurice de Greef In de regio Holland-Rijnland wordt educatie verzorgd om participatie van bewoners te vergroten. Deze regio heeft haar eigen participatiebeleid vanuit de Wet op het Participatiebudget en ook vanuit de Wmo biedt zij inwoners voldoende kansen om mee te doen in de samenleving. De regio ziet hierin ook mogelijkheden voor educatie. Zij zet educatie in om inwoners een betere plek in de samenleving te kunnen bieden. Via het ROC ID College wordt aan diverse inwoners in verschillende delen van de regio educatieve trajecten aangeboden. Vraag is of deze trajecten ook het gewenste effect hebben. Dr. Maurice de Greef van onderzoeks- en adviesbureau Artéduc heeft de effecten van deze trajecten in kaart gebracht. Beoogde effect in beeld Om kwetsbare mensen toch voldoende kansen voor de toekomst te kunnen bieden, moeten ze ook op latere leeftijd de kans krijgen om hun talenten te kunnen ontwikkelen. Dan pas kunnen ze deelnemen aan de maatschappij, maar ook aan het arbeidsproces. Door bundeling van wetten op het gebied van re-integratie, educatie en inburgering in de Wet op het Participatiebudget en de totstandkoming van de Wmo (Wet maatschappelijke ontwikkeling), krijgen de inwoners van de regio Holland-Rijnland de kans om een betere plek in de samenleving te krijgen, oftewel hun sociale inclusie te vergroten. Maar wat houdt dat precies in? Dit proces van sociale inclusie balanceert op 2 assen. Allereerst staat het individu in contact met zijn of haar omgeving centraal. Op het ene moment verandert het individu iets in zijn of haar leven, wat enkel op zichzelf betrekking heeft (zoals de eigen post beheren), maar in een groot aantal gevallen wordt ook de omgeving daarbij betrokken (zoals de deelname aan wijkactiviteiten). Ten tweede kan iemand zijn of haar plek in het dagelijks leven op functioneel of emotioneel vlak verbeteren. De deelnemer leert bijvoorbeeld gebruik te maken van vergunningen (functioneel) of leert nieuwe mensen kennen (emotioneel). In beide gevallen kan de deelnemer zich beter redden. In figuur 1 doorsnijden de twee assen elkaar en ontstaat het kwadrant van sociale inclusie. Deze 4 categorieën van sociale inclusie kwamen ook naar voren uit eerder onderzoek van De Greef, Segers en Verté (2010) onder laagopgeleide deelnemers die deelnamen aan onderwijstrajecten bij ROC’s. Uit hun geanalyseerde interviews werd duidelijk dat de 4 categorieën van sociale inclusie het volgende inhouden: 1.
Activering: De deelnemer kan zichzelf in en rondom huis redden.
2.
Internalisatie: De deelnemer durft zichzelf te zijn en voelt zich daar goed bij.
3.
Participatie: De deelnemer neemt deel aan activiteiten in de dagelijkse samenleving.
4.
Connectie: De deelnemer gaat nieuwe contacten aan en optimaliseert de bestaande contacten.
1
Daarnaast is bij het onderzoek van de regio Holland-Rijnland ook gekeken naar neveneffecten op het gebied van arbeidsparticipatie, zoals onder andere: het hebben van een betaalde baan, vrijwilligerswerk, een stage of het zoeken naar een baan. Het gaat hier om neveneffecten, omdat de onderzochte trajecten dit niet als eerste doelstelling hebben. Figuur 1: Model van sociale inclusie
Onderzoeksmethodiek In het schooljaar 2011-2012 is onder 126 deelnemers aan educatieve trajecten van het ROC ID College in de regio Holland-Rijnland een vragenlijst afgenomen. Het betrof de deelnemers aan taalen basisvaardigheidstrajecten bij het ROC ID College. Er zijn 2 meetmomenten geweest, T0 en T1. Het eerste meetmoment was in het voorjaar van 2012 en het tweede meetmoment was rond de zomer van 2012. Tijdens de metingen zijn naast de socio-demografische kenmerken, zoals geslacht, nationaliteit, leeftijd, hoogste vooropleiding, aantal opleidingsjaren en het wel of niet hebben van een diploma voor 15 variabelen van sociale inclusie en 5 kenmerken van arbeidsontwikkeling in beeld gebracht welk percentage deelnemers groei ondervond voor deze variabelen en kenmerken. Figuur 2 geeft een overzicht van de onderzochte variabelen en kenmerken. Bij de meting is gebruik gemaakt van de gevalideerde SIT-vragenlijst (Sociale Inclusie na Transfer) van De Greef, Segers en Verté (2010). Om de effecten van educatie op het gebied van sociale inclusie in kaart te brengen, is gebruik gemaakt van het programma SPSS 13.0. Door het maken van verschilvariabelen, is per variabele van sociale inclusie en kenmerk van arbeidsontwikkeling het percentage deelnemers, dat een groei heeft doorgemaakt, bepaald. Aansluitend is geanalyseerd door welke kenmerken van de leeromgeving de groei werd bewerkstelligd. Middels een correlatieanalyse en een logistische regressieanalyse is in kaart gebracht welke factoren van de leeromgeving van invloed waren op de toename in sociale inclusie of arbeidsontwikkeling.
2
Figuur 2: Variabelen van sociale inclusie en kenmerken van arbeidsontwikkeling 1.
2.
3.
Activering:
4.
Connectie:
Nationale Taalvaardigheden;
Ontmoeten & Ondernemen;
Digitale Vaardigheden;
Omgang met intieme contacten;
Internationale Taalvaardigheden.
Sociaal Isolement.
Internalisatie:
5.
Kenmerken van arbeidsontwikkeling:
Assertiviteit;
Betaalde baan;
Arbeids- en opvoedingsvaardigheden;
Vrijwilligerswerk;
Vrijwilligerswerk- en wijkvaardigheden;
Stage;
Contactvaardigheden;
Op zoek naar een baan;
Financiële vaardigheden.
Betaalde baan met begeleiding.
Participatie:
Verenigings- en wijkactiviteiten;
Natuur- en sportactiviteiten;
Kunst- en cultuuractiviteiten;
Lidmaatschap.
De deelnemers aan de taal- en basisvaardigheidstrajecten van het ROC ID College in de regio Holland-Rijnland Tabel 1 laat zien dat de deelnemers aan deze trajecten bij ROC ID College in de regio HollandRijnland merendeel vrouw is (62.7%). Wat betreft de etnische achtergrond zijn er meer allochtone deelnemers, te weten 86.5%. Daarnaast zijn de meeste deelnemers tussen de 26 en 65 jaar (88.9%). Volgens Josten (2010) zijn mensen laagopgeleid als ze hoogstens een VMBO- of gelijkwaardig diploma hebben. In feite dus vergelijkbaar met MBO-niveau 2. Als men naar de vooropleiding van de deelnemers kijkt, ziet men dat (inclusief de helft van de groep van het MBOniveau) in ieder geval circa 67.4% laagopgeleid is. Met een percentage van 65.9% dat 12 of minder opleidingsjaren heeft gehad (vergelijkbaar met het aantal jaren om in ieder geval een VMBO- of gelijkwaardig diploma te kunnen behalen), wordt de grote groep laagopgeleiden nogmaals bevestigd (zie tabel 1).
3
Tabel 1: Socio-demografische kenmerken deelnemers (N = 126) Kenmerk in %↓ Geslacht Man 37.3 Vrouw 62.7 Nationaliteit In Nederland geboren 13.5 Niet in Nederland 86.5 geboren Leeftijd 0 – 25 8.7 26 – 45 65.1 46 – 65 23.8 66 - 100 2.4 Hoogste vooropleiding Speciaal 3.4 basisonderwijs Basisonderwijs 28.8 Speciaal voortgezet 4.2 onderwijs Voortgezet onderwijs 24.6 MBO 12.7 HBO 6.8 Universiteit 4.2 Anders 15.3 Aantal opleidingsjaren Minder dan 5 jaar 25.4 6 – 10 jaar 27.0 11 – 15 jaar 33.6 16 – 20 jaar 11.5 Meer dan 21 jaar 2.5 Diploma Ja 31.7 Nee 68.3
Noot: “Missing values” zijn buiten beschouwing gelaten bij berekening percentages.
Hebben trajecten educatie in de regio Holland-Rijnland effect? De centrale vraag is of in de regio Holland-Rijnland de deelnemers een betere plek in de samenleving hebben gekregen. Figuur 3 laat zien dat op alle gebieden van sociale inclusie en arbeidsontwikkeling een deel van het aantal deelnemers na deelname aan educatie een groei heeft doorgemaakt. De trajecten educatie blijken dus een effect te hebben. De grootste effecten zijn te constateren bij de vaardigheden met betrekking tot de Nederlandse taal met 82.1% (zie figuur 3). Daarnaast zien we dat bij het merendeel van de variabelen van sociale inclusie circa 50% tot 70% van het aantal deelnemers een groei doormaakt (met uitzondering van het aangaan van een lidmaatschap). Ten slotte is er ook sprake van een effect op het gebied van arbeidsontwikkeling. Circa 25% functioneert beter in of vindt een baan en circa 35% vindt een betaalde baan met begeleiding of functioneert beter in een betaalde baan met begeleiding. Daarnaast gaat circa 25% vrijwilligerswerk doen, circa 20% stage lopen en circa 30% een baan zoeken.
4
Figuur 3: Toename van sociale inclusie en arbeidsontwikkeling van deelnemers in percentages 90,0 80,0
Deelnemers Regio HollandRijnland
70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0
Stage
Op zoek n. baan Bet. begel. baan
Vrijwilligerswerk
Sociaal
Betaalde baan
Ontm. &
Privécontact
Lidmaatschap
Natuur & Sport
Kunst & Cultuur
Financieel
Verenig. & Wijk
Contactvaardig
Vrijw.werk&Wijk
Assertiviteit
Arbeid & Opv.
Digitaal
Vreemde Taal
0,0
Nederlandse taal
10,0
Hoge resultaten Volgens Kirwan en Birchall (2006) blijkt uit onderzoek dat medewerkers slechts 10% tot 20% van de kennis en vaardigheden uit scholing implementeren in de praktijk. Hoewel de onderwijssetting verschilde, stond ook in ons onderzoek het leereffect centraal. Voor de trajecten van het ROC ID College in de regio Holland-Rijnland zijn de meeste percentages veel hoger (zie tabel 2). Daarnaast is er in 2009 een eerste onderzoek gedaan naar effecten onder deelnemers van volwasseneneducatie. Hier liggen alle percentages van de trajecten in de regio Holland-Rijnland veel hoger (zie tabel 2). Kijkend naar de neveneffecten op het gebied van arbeidsontwikkeling kan geconstateerd worden dat deze vrij groot zijn. Volgens tabel 2 is vanuit de trajecten van ROC ID College circa 25% beter gaan functioneren in of heeft een betaalde baan gevonden en is circa 25% vrijwilligerswerk gaan doen. Daarnaast is circa 30% een baan gaan zoeken (zie tabel 2).
5
Tabel 2: Percentage deelnemers met betrekking tot toename mate van sociale inclusie Leercontext → Aantal deelnemers met toename sociale inclusie per variabele van sociale inclusie in % ↓
Trajecten ROC ID College Regio HollandRijnland
Landelijk onderzoek 2009
82.1 62.6 61.8
34.3 54.7 45.5
69.7 60.9 53.3 54.1 58.3
40.9 29.7 35.8 35.3 23.9
49.6 64.8 48.7 22.5
41.4 30.9 29.3 21.8
66.4 61.5 62.3
32.4 36.4 44.2
Betaalde baan
26.4
Vrijwilligerswerk
27.2
Stage
22.0
Op zoek naar baan
29.5
Betaalde baan met begeleiding
32.7
Geen respondenten onderzocht Geen respondenten onderzocht Geen respondenten onderzocht Geen respondenten onderzocht Geen respondenten onderzocht
Activering Nationale Taalvaardigheden Digitale Vaardigheden Internationale Taalvaardigheden
Internalisatie Assertiviteit Arbeids- en opvoedingsvaardigheden Vrijwilligerswerk- en wijkvaardigheden Contactvaardigheden Financiële vaardigheden
Participatie Verenigings- en wijkactiviteiten Natuur- en sportactiviteiten Kunst- en cultuuractiviteiten Lidmaatschap
Connectie Ontmoeten & Ondernemen Intieme contacten (oftewel privécontacten) Sociaal isolement
Kenmerken van arbeidsontwikkeling
Stijging op de participatieladder Vanuit de landelijke overheid is in 2009 de “participatieladder” ingevoerd om te kijken of mensen een meer volwaardigere participatie in onze samenleving kunnen verkrijgen (Terpstra, 2011). De treden van de participatieladder bestaan uit:
Trede 1: Geïsoleerd
Trede 2: Sociale contacten buitenshuis
Trede 3: Deelname georganiseerde activiteiten
Trede 4: Onbetaald werk
Trede 5: Betaald werk met ondersteuning
Trede 6: Betaald werk
Kijkend naar de educatietrajecten van het ROC ID College in de regio Holland-Rijnland zijn deze er met name op gericht om mensen naar trede 3 te krijgen. Op basis van de resultaten zien we dat circa 60%van de deelnemers uit een isolementspositie is gekomen en dus van trede 1 naar trede 2 is gestegen (zie tabel 2). Aansluitend kunnen we concluderen, dat circa 65% is gestegen van trede 2 naar 3 op basis van de scores met betrekking tot de variabele “Ontmoeten & ondernemen” (zie tabel
6
2). Uit tabel 2 blijkt vervolgens, dat circa 65% van de mensen is meer gaan deelnemen aan georganiseerde activiteiten, zoals natuur- en sportactiviteiten. Voor wat betreft de stijging naar trede 4, 5 of 6 zien we dat circa 25% vrijwilligerswerk is gaan doen en circa 55% beter is gaan functioneren als vrijwilliger. Ten slotte blijkt uit tabel 2 dat circa 30% van de deelnemers beter is gaan functioneren in of een betaalde baan met begeleiding heeft verkregen en dus is gestegen naar trede 5 en dat circa 25% van de deelnemers is gestegen naar trede 6, omdat ze een betaalde baan hebben verkregen of beter zijn gaat functioneren in een betaalde baan. Educatie werkt! Samenvattend kan men zeggen dat een groot aantal deelnemers in de regio Holland-Rijnland een betere plek in de samenleving krijgt na deelname aan een educatief traject zeker in vergelijking met het landelijk onderzoek van 2009 en het onderzoek van Kirwan en Birchall (2006). Maar er liggen ook kansen op het gebied van werk. Een deel van de deelnemers verbetert haar positie op de arbeidsmarkt en dat terwijl dit in feite geen vooropgezet doel is. Educatie zou dus ook gezien kunnen worden als een voorziening voor laagopgeleiden om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Als een deel van de trajecten een gecombineerde focus van arbeids- en maatschappelijke participatie (zoals basisvaardigheden) krijgt, zouden nog meer deelnemers wellicht een betere plek op de arbeidsmarkt kunnen krijgen. Ook de gemeenten in de regio Holland-Rijnland werken met de participatieladder. Voor educatie geldt dat deze trajecten zeker bijdragen aan groei op de participatieladder. Op de eerste drie treden wordt een groei geconstateerd onder 60% tot 65% van de deelnemers en als neveneffect op trede 4, 5 en 6 een groei onder circa 25% tot 30% van de deelnemers. Nu is de vraag of deze groei daadwerkelijk door het leertraject komt. Uit de logistische regressieanalyse blijkt, dat de ondersteuning van de docent, de lesstof en lesmaterialen, de zelfsturing van de deelnemer tijdens het leerproces en de ondersteunende omgeving (als onderdelen van de leeromgeving) van invloed zijn op het leersucces bij een aantal variabelen van sociale inclusie. Elementen van de leeromgeving zijn dus invloed op de groei in kenmerken van sociale inclusie, alhoewel de invloed van de elementen niet allemaal even sterk is. Dus educatie werkt voor een groot aantal deelnemers in de regio Holland-Rijnland. Vooral de vooropgestelde doelstelling (verbeteren van taalbeheersing) wordt bereikt, nl. onder 82.1% van de deelnemers en daarnaast krijgt een groot gedeelte een betere plek in de samenleving en een kleiner deel als neveneffect een betere plek op de arbeidsmarkt wat ook een stijging op de treden van de participatieladder tot gevolg heeft. © Artéduc, ’s-Hertogenbosch & IVIO Didactiek, Almere Referenties
De Greef, M., Segers, M. & Verté, D. (2010). Development of the SIT, an instrument to evaluate the transfer effects of adult education programs for social inclusion, Studies in Educational Evaluation (36), 42 - 61. Josten, E. (2010). Minder werk voor laagopgeleiden? Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kirwan, C. & Birchall, D. (2006). Transfer of learning from management development programmes: testing the Holton model. International Journal of Training and Development, 10: 252–268.
Terpstra, A. (2011). Implementatie en gebruik Participatieladder. Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
7