DOE MEE MET DE
ENERGIE REVOLUTIE
Windmolens voor leefbaarheid De revival van de dorpsmolen
De Dorpsmolen Inhoud:
Pagina:
Management Samenvatting project Revival van de Dorpsmolen De conclusies: Vrije grondposities voor eigen windmolens: Lokaal Energie Akkoord met uitvoeringsorganisatie:
i ii ii iii
1 Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doel van deze rapportage 1.3 Een Dorpsmolen, waarom zouden we dat willen? 1.4 Onderzoeksvragen en aanpak 1.5 Opbouw van de rapportage
1 1 1 1 3 3
2 De context van De Dorpsmolen 4 2.1 Maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot de dorpsmolen (externe analyse) 4 2.1.1 Krachtenveld 4 2.1.2 Krachtenveld in relatie tot Brabantse windmolens: 5 2.2 Nadere definiëring van het begrip dorpsmolen in relatie tot decentraal energiemanagement (interne analyse) 7 2.2.1 Ervaringen met dorpsmolens in binnen en buitenland 7 2.2.2 Ervaringen met de pilots in Brabant 9 2.2.3 De weg naar decentraal energiemanagement en een dorpsmolen 10 2.3 Draagt een dorpsmolen bij aan meervoudige, duurzame waarde creatie? 13 2.3.1 Businesscases dorpsmolens. 13 2.3.2 Hefbomen voor meervoudige waarde creatie 17 2.4 Draagt een dorpsmolen daadwerkelijk bij aan het verlagen van de CO2 emissie? 19 2.5 Kan met een dorpsmolen een groter deel van de samenleving op een actieve manier bij de energietransitie worden betrokken en kan daarmee het draagvlak voor windmolens worden vergroot? 19 3 Functies en taken voor de uitvoeringsorganisatie 3.1 Introductie 3.2 Functies en taken huidige situatie 3.3 Gewenste en toekomstige functies en taken ZONDER dorpsmolen 3.4 Gewenste functies en taken uitvoeringsorganisatie MET een dorpsmolen 3.4.1 Functies en taken tijdens de ontwikkelfase 3.4.2 Functies en taken tijdens de exploitatiefase 3.4.3 Het benutten van de hefbomen
21 21 21 22 23 23 24 25
4 Programma van eisen voor de realisatie van de dorpsmolen 4.1 Kritische succesfactoren 4.2 Uitgangspositie voor de dorpsmolen 4.3 Eisen te stellen aan de uitvoeringsorganisatie voor decentraal energiemanagement en de dorpsmolen
26 26 29 31
5 Organisatorische vormgeving van dorpsmolen 5.1 Introductie 5.2 Bestuurlijk-juridische varianten 5.2.1 Naamloze vennootschap 5.2.2 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 5.2.3 De Stichting 5.2.4 Vennootschap Onder Firma (VOF) 5.2.6 Combinatie van rechtsvormen 5.3 Advies bestuurlijk-juridische organisatie
32 32 32 32 33 34 34 36 36
De Dorpsmolen
Bijlage 1.
Klankbordgroep ..................................................................................................................................... 39
Bijlage 2.
Overzicht van Brabantse initiatieven ................................................................................................... 40
Bijlage 3.
Overzicht research TNO ........................................................................................................................ 44
Bijlage 4.
Dorpsmolen Zonzeel: BNdeStem ......................................................................................................... 52
Bijlage 5.
Waarde bepaling dorpsmolen .............................................................................................................. 53
Bijlage 6.
Lijst van mogelijkheden ........................................................................................................................ 54
Bijlage 7.
Beschrijving van een aantal hefboomprojecten ................................................................................. 55
De Dorpsmolen Management Samenvatting project Revival van de Dorpsmolen Projecttitel: Windmolens voor leefbaarheid, de revival van de dorpsmolen Projectnummer: C2146026. Het realiseren van een volledige duurzame energievoorziening gaat iedereen aan. Wil de energietransitie slagen dan zal ook iedereen mee moeten doen. Nu het urgentiegevoel gelukkig breed maatschappelijk begint toe te nemen wordt ook de organisatievraag steeds nadrukkelijker gesteld. Dit rapport is onder meer bedoeld als bijdrage voor het beantwoorden van deze vraag en als aanbod aan provincie en andere betrokken partijen hierover in gesprek te gaan, maar ook voor concrete toepassing in de praktijk. Nationale en internationale afspraken worden onder meer vertaald in overheidsdoelstellingen en bijbehorende wetgeving. Als een van de grootste opgaven is in Nederland de realisatie van 6000 MW (+/- 2000 windmolens van 3 MW) opgesteld vermogen aan windturbines op land, waarvan 470,5 MW als Brabants aandeel is voorzien. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is breed lokaal draagvlak vereist, te beginnen daar waar de huidige windopgave is voorzien. Om dit voor elkaar te krijgen sluit de rapportage aan bij lokaal te identificeren waarden en een lokaal organisatiemodel, met als metafoor: “de dorpsmolen”. Dit organisatiemodel is in principe ook bruikbaar voor andere lokale energieproductie middelen zoals bijvoorbeeld vergistingsinstallaties. Dit geheel was de aanleiding tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe kunnen zoveel mogelijk partijen binnen een lokale gemeenschap, inwoners, lokaal bedrijfsleven en gemeente, met deze windopgave meedoen opdat het draagvlak wordt vergroot en de lokale energietransitie wordt gestimuleerd? 2. Hoe kunnen windmolens lokale waarden versterken om daarmee niet alleen de lasten maar ook de lusten lokaal te vertalen? 3. Hoe organiseer je dit, met als uitgangspunt dat windmolens ook als middel dienen om het zelf-organiserend vermogen van de lokale gemeenschap, dorp, kern, buurtschap, gemeente of stad, te stimuleren opdat de energietransitie daarmee ook lokaal kan worden gerealiseerd? De achterliggende veronderstellingen van dit project zijn: Decentraal duurzame energie biedt de mogelijkheid om waar mogelijk de energiekringlopen op lokale/regionale schaal te sluiten. Het sluiten van de bijbehorende financiële kringloop vergroot bovendien de kans om nieuwe veerkrachtigere duurzame lokale economieën te realiseren. Per dorp van 10.000 huishoudens gaat nu minimaal €20miljoen aan energielasten per jaar het dorp uit (privégebruik). Het idee is om de lokaal geproduceerde energie, lokaal te benutten en de revenuen van windmolens als financiële hefboom in te zetten voor het realiseren van de lokale ambities op het gebied van energiebesparing en eigen energieproductie. Een windmolen wordt daarmee een dorpsmolen zoals vanouds een dorpsmolen fungeerde als sociaaleconomische draaischijf voor lokale gemeenschappen. De legitimatie voor deze denklijn is bovendien te vinden in de grote bijdrage die burgers en bedrijven moeten betalen via de wet Opslag Duurzame Energie.
i Dit leefbaarheid@brabantproject is mede mogelijk gemaakt met een financiële bijdrage van de
De Dorpsmolen De conclusies: Het is mogelijk om een aanzienlijk deel van de inwoners, het lokale bedrijfsleven en de gemeenten te betrekken bij de huidige windopgave op een zodanige wijze dat zowel de materiële als de financiële kringlopen lokaal kunnen worden gesloten. Daarvoor is nodig dat: ! ! ! !
Het lokaal samenwerken aan de energietransitie gezien wordt als een kans een meer vitale samenleving te realiseren waaraan iedereen op een evenwichtige manier mee kan doen/ervan profiteert. Zoveel mogelijk grondposities beschikbaar komen voor eigen dorpsmolens. Gelijktijdig door een lokale coalitie van partijen, bestaande uit de sleutelorganisaties binnen een gemeenschap inclusief de gemeente, gewerkt wordt aan een Lokaal Energie Akkoord (LEA) en uitvoeringsagenda, waarvan de uitvoering ondersteund wordt met de revenuen uit de dorpsmolen. Voor het uitvoeren van het LEA en energieagenda de lokale slagkracht wordt vergroot door het instellen van een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie waarvan de samenstelling afhankelijk is van de gevormde lokale coalitie.
De uitvoeringsorganisatie kent drie taken te weten.; ! ! !
het ontwikkelen van de windmolens, hetgeen inhoud het verkrijgen van de omgevingsvergunning en SDE+ beschikking. het uitzetten van de windmolens in de lokale gemeenschap waarbij zoveel mogelijk partijen zoals inwoners, lokaal bedrijfsleven en gemeente in financiële zin mee kunnen doen. het inzetten van de revenuen van de windmolens ter ondersteuning van de uitvoeringsagenda voortkomend uit het LEA.
Vrije grondposities voor eigen windmolens: Voor het plaatsen van windmolens is een geschikt locatie vereist. Energiebedrijven en projectontwikkelaars hebben in de huidige zoekgebieden meestal de grondposities reeds ingenomen. Voor het realiseren van dorpsmolens is het verkrijgen van grondposities voor vrij economisch en juridisch eigendom essentieel. Daar waar de grondposities reeds zijn ingenomen kunnen gemeenten sociaal economische randvoorwaarden in hun beleid opnemen om daarmee met de al dan niet aanwezige positieve grondhouding van ontwikkelaars en energiebedrijven tot samenwerking te komen respectievelijk samenwerking te stimuleren. Denemarken als voorbeeld: In Nederland ontbreekt een nationaal wettelijk kader voor het afdwingen van lokale participatie in hernieuwbare energieprojecten. In Denemarken is bij wet geregeld dat de omgeving voor minimaal 21% in het eigendom van een windpark moet kunnen participeren. Om dit mogelijk te maken is er ook een risicodragend fonds beschikbaar waaruit de lokale gemeenschap revolverend de ontwikkelkosten kan financieren zodat ook meegedaan kan worden met de grote(re) projectontwikkelaars. Uit de rapportage blijkt dat lokale deelname van inwoners en bedrijven van groot belang is voor het slagen van de energietransitie. Omdat anders dan in Denemarken in ons land rijks- en provinciaal beleid dienaangaande ontbreekt, stellen een toenemend aantal gemeenten sociaaleconomische randvoorwaarden voor het ontwikkelen van windmolens via de gemeenteraad vast. Deze randvoorwaarden hebben in de gemeente Moerdijk en Drimmelen er onder meer ertoe geleid dat een deel van de reeds ingenomen grondposities door de ontwikkelaar aan de gemeenschap beschikbaar zijn gesteld met de afspraak om de molens samen te realiseren maar daarin gescheiden te opereren wanneer het gaat om investeren en exploiteren ii Dit leefbaarheid@brabantproject is mede mogelijk gemaakt met een financiële bijdrage van de
De Dorpsmolen Lokaal Energie Akkoord met uitvoeringsorganisatie: Een Lokaal Energie Akkoord (LEA) is gebaseerd op de doelstellingen van de gemeente en andere lokale partijen en gebruikt het nationale en provinciale instrumentarium om met de gevormde lokale coalitie aan de slag te gaan. Voor het verkrijgen van een breed lokaal draagvlak voor de uitvoering zou een stichting met een bestuur dat bestaat uit een afvaardiging van deze lokale coalitie, als uitvoeringsorganisatie voor de ontwikkelfase van de dorpsmolen en de uitvoering van de lokale energieagenda kunnen fungeren. De revenuen blijven in de stichting en worden revolverend ingezet om de uitvoering van de energieagenda in financiële zin te ondersteunen. De revenuen uit de dorpsmolen en de besteding ervan blijven binnen de lokale coalitie in een hand. Een op deze wijze bestuurde uitvoeringsorganisatie borgt daarmee dat zoveel mogelijk lokale partijen kunnen deelnemen en de revenuen naar evenredigheid van de inzet verdeeld worden. Een dorpsmolen creëert daarmee maatschappelijk rendement hetgeen een gemeente legitimeert in de initiatieffase ook financieel te participeren. Direct of via een borgstelling. Dit is juist in de initiatieffase van belang omdat financiële participatie door derden in deze fase nog moeilijk is maar hier in deze fase wel de posities worden bepaald. Aanbevelingen: 1. Gemeenten zouden sociaaleconomische randvoorwaarden in haar beleid moeten opnemen om daarmee de lokale waarden op het gebied van duurzaamheid in operationele zin via een dorpsmolen te kunnen realiseren. 2. Een LEA met onderliggende uitvoeringsagenda waarin de lokale waarden in operationele en financiële zin zijn vertaald vergroot de kans om inwoners en het lokale bedrijfsleven langjarig te betrekken en vergroot daarmee de kans om de eigen “energieneutraal doelstelling”, met groeiend draagvlak te kunnen realiseren. Het is daarbij van belang dat inwoners en organisatie in een vroeg stadium gecommitteerd worden, bijvoorbeeld in financiële zin bij het realiseren van de eigen lokale productiemiddelen. Dit is goed voor het draagvlak. 3. Voor het stimuleren van dorpsmolens en het daarmee kunnen versnellen van de energietransitie zou de provincie Noord Brabant via het energiefonds Brabant lokale coalities kunnen ondersteunen bij het: a. financieren van de ontwikkelkosten (tot aan financial close) opdat de bouwrechten /financiële waarden lokaal kunnen blijven. b. financieren van het risicodragend vermogen op een dusdanige manier dat lokale partijen niet alleen tijdens de ontwikkelingsfase kunnen instappen maar ook later tijdens de exploitatiefase nog kunnen aanhaken (late majority). Dit door overname van het aandeel van het energiefonds bijvoorbeeld. 4. Afhankelijk van de rolopvatting en organisatiegraad van de lokale coalitie, met of zonder een lokale energie coöperatie, kan de provincie kennis en kunde leveren, als kennismakelaar optreden en/of kennisdeling stimuleren om tot dorpsmolen(s) en lokale energie akkoorden en uitvoeringsagenda’s te komen. 5. Een lokaal burgerinitiatief, al dan niet in de vorm van een energiecoöperatie, kan daarbij in de hoedanigheid van aanjager en verbinder als kristallisatiepunt fungeren. Omgekeerd kan een lokale coalitie als steun in de rug fungeren voor reeds bestaande burgerinitiatieven, waarmee vrijwilligers moeheid kan worden voorkomen. 6. Een organisatie als VEC Nbr. kan, afhankelijk van haar huidige en toekomstige positionering, burgerinitiatieven ondersteunen bij het invullen van hun rol om te komen tot een LEA (inclusief benutting windopgave), door het faciliteren van kennisdelen, best-practise overdracht en platformfunctie. Verenigde Energie Coöperaties Noord Brabant u.a. december 2015. Auteurs: Michael Daamen, Martijn Messing Namens bestuur: Robert Linck
iii Dit leefbaarheid@brabantproject is mede mogelijk gemaakt met een financiële bijdrage van de
De Dorpsmolen GEMEENTE
Lokale Energiekringloop
Lokaal Energie Akkoord
Stichting Duurzaam Dorp
Lokale Circulaire economie
Dorpsmolen(s)
ORGANISATIES
INWONERS
iv Dit leefbaarheid@brabantproject is mede mogelijk gemaakt met een financiële bijdrage van de
De Dorpsmolen 1 1.1
Inleiding Achtergrond
In Noord Brabant is de opgave binnen het huidige energieakkoord 470,5 MW aan extra windenergie capaciteit (dat is gelijk aan stroom voor 315.000 huishoudens). Volgens de inschatting uit dit project zijn hiervan 10-25 molens (30 – 75 MW) kansrijk als dorpsmolen te realiseren en derhalve 20.000 – 50.000 huishoudens direct te betrekken en met decentraal energiemanagement een veelvoud hiervan. 1.2
Doel van deze rapportage
Een transitie naar duurzame energie op een manier dat het meervoudige waarde voor de gemeenschap oplevert waarmee het draagvlak voor de windopgave kan worden vergroot. Dat is de achterliggende doelstelling van de initiatiefnemers van dit project. Binnen decentraal energiemanagement bieden windturbines georganiseerd als dorpsmolens, de financiële ruimte om investeringen in de lokale omslag mogelijk te maken, waarmee tevens een verregaande bijdrage aan de lokale veerkracht/leefbaarheid/zelf organiserend vermogen gerealiseerd kan worden, onder meer door de huidige uitgaande kasstromen, waaronder de gemiddelde bijdrage van € 46,-- aan ODE (Opslag Duurzame Energie) per gezin, lokaal te houden en lokaal te investeren. Deze rapportage biedt een handelingskader aan overheden, inwoners en marktpartijen om decentraal energiemanagement met of zonder dorpsmolen gerealiseerd te krijgen. 1.3
Een Dorpsmolen1, waarom zouden we dat willen?
Decentraal energiemanagement ligt binnen het bereik van gemeenten en hun inwoners, bedrijven en organisaties. De klimaatverandering en het lokaal houden van de nu uit de gemeenschap gaande energie gerelateerde uitgaven zijn daartoe belangrijke drijfveren. Het is inmiddels technisch mogelijk om steeds beter energie te besparen en kleinschalig duurzame energie op te wekken. Samenwerking op lokale schaal met een dorpsmolen als sociaal economische draaischijf voor de lokale gemeenschap vergroot de kans en verbreedt de beschikbare mogelijkheden voor het behoud van vitale lokale gemeenschappen.
Wanneer spreken wij van een dorpsmolen? In dit rapport spreken we van een dorpsmolen wanneer voldaan wordt aan de volgende kenmerken: A: De exploitant van een dorpsmolen streeft ernaar om zoveel mogelijk huishoudens in gemeenten waar zich windmolens bevinden of gepland zijn te laten participeren in de financiering van een dorpsmolen. Onder een dorpsmolen wordt in dit verband verstaan: een of meerdere windmolens (of ander rendabel energieproject) die zich bevinden in een afgebakend gebied en geheel of gedeeltelijk, al dan niet in samenwerking met een of meerdere bestaande exploitanten/ontwikkelaars in een lokaal samenwerkingsverband worden geëxploiteerd. Meervoudige, duurzame waarde creatie voor de gemeenschap door lokaal gezamenlijk te werken aan het hiervoor bedoelde decentrale energiemanagement staat centraal. (Onder decentraal energiemanagement wordt verstaan: Het geheel van technische en organisatorische maatregelen, inclusief buffering en balancering, dat nodig is om lokaal/regionaal in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien met betaalbare en duurzame energie. Achterliggende gedachte daarbij is dat decentraal energiemanagement bijdraagt aan de lokale werkgelegenheid en bijdraagt aan een robuuste, vitale en zelfbewuste regio met nieuwe economische vitaliteit en herstellend ecologisch evenwicht)
1
1
De Dorpsmolen B: De exploitant van een dorpsmolen levert zoveel mogelijk opgewekte elektriciteit, op een kosteneffectieve manier rechtstreeks aan de lokale gemeenschap o.a. door middel van het in eigen beheer houden van de garanties van oorsprong*. Het streven is om daarmee te komen tot het volledig sluiten van de lokale kringloop. C: de gecreëerde waarde uit een dorpsmolen wordt revolverend ingezet om daarmee door middel van decentraal energiemanagement de lokale Trias Energetica, energiebesparing en eigen productie te stimuleren. D: De exploitant van een dorpsmolen bundelt de krachten opdat lokale stakeholders, zoals woningbouwcorporaties, sportclubs, bedrijfsleven, inwoners etc., binnen de driehoek overheid – markt – gemeenschap samenwerken, om daarmee de door de gemeente respectievelijk de gemeenschap gestelde doelstellingen op het gebied van de lokale energietransitie te kunnen realiseren. E: De exploitant van de dorpsmolen volgt daarnaast de ontwikkelingen op provinciale, nationale of Europese schaal om deze op lokaal niveau te benutten, zoals Europese subsidies EFRO en EFS gelden en benut bijvoorbeeld de experimenteerruimte uit het Nationale Energieakkoord. De exploitant van een dorpsmolen is daarmee veel meer dan een exploitant van een traditionele windmolen. Het is daarmee een (lokale) uitvoeringsorganisatie geworden van gezamenlijk gestelde lokale doelstellingen op het gebied van de energietransitie. * voetnoot: Windmolens produceren duurzame stroom. 1kWh steenkolen stroom levert 900-1000 gram CO2 op en 1 kWh windmolenstroom daarentegen slechts 10-20 gram als gevolg van transport, aanleg en bouw [Bron ECN]. In Europa kennen we echter het ETS, wat staat voor Emissie Trading System of wel het CO2 Handelssysteem. Binnen dit systeem is aan de deelnemende bedrijven (o.a. alle producerende energiebedrijven) een quotum uit te stoten CO2 toebedeeld, het zogenaamde CO2 plafond. Om CO2 uit te kunnen stoten moeten de deelnemende bedrijven over CO2 rechten beschikken. Ook kunnen bedrijven die over CO2 rechten beschikken deze wanneer zij die niet meer nodig hebben, verkopen aan bedrijven die een extra hoeveelheid CO2 willen gaan uitstoten. Dit kan het geval zijn wanneer een bedrijf bijvoorbeeld eigen windmolens installeert. Ook kan het betreffende bedrijf het verkregen overschot aan CO2 rechten inzetten om zelf meer energie op te wekken met steenkool. Per saldo neemt de totale uitstoot door dit handelssysteem niet af, het plafond blijft immers gelijk. Als gevolg van deze weeffout in het huidige ETS systeem draagt een windmolen per saldo niet bij aan het verminderen van de totale CO2 emissie. Deze Europese weeffout kan op lokaal niveau niet aangerekend worden. Daarom wordt er in deze rapportage vanuit gegaan dat iedere windmolen waarvan de stroom (en de garanties van oorsprong) lokaal gebruikt worden direct bijdraagt aan de verlaging van de CO2 voetafdruk van de lokale gemeenschap zelf, mits de aldaar geproduceerde groene stroom ook wordt afgezet. Wel verdient het in dit verband aanbeveling in Den Haag en Brussel druk uit te oefenen om deze weeffout uit het systeem te halen. Zodra bijvoorbeeld de CO2 rechten een reële marktprijs zouden hebben is er geen subsidie meer nodig om windmolens te exploiteren. Daarvoor is het nodig om CO2 rechten uit het systeem te halen waardoor er schaarste optreedt. Dit is echter een politiek hangijzer omdat er veel verschillende belangen mee gemoeid zijn.
2
De Dorpsmolen 1.4
Onderzoeksvragen en aanpak
Of een windmolen in Noord Brabant bijdraagt aan de energietransitie en meerwaarde creëert en derhalve bijdraagt aan de lokale vitaliteit (leefbaarheid) en daarmee een dorpsmolen genoemd kan worden, is afhankelijk van de beantwoording van de volgende vragen: 1
Draagt een windmolen bij aan meervoudige, duurzame waarde creatie?
2
Kan met een windmolen een groter deel van de samenleving op een actieve manier bij de energietransitie worden betrokken?
3
Hoe kan een dorpsmolen het beste worden georganiseerd en gerealiseerd?
De bovenstaande vragen zijn beantwoord onder auspiciën van Verenigde Energie coöperaties Noord Brabant U.A. met input van CV Samenwerkend Udenhout U.A., CV Samenwerkend Moerdijk U.A., CV Samenwerkend Dongen U.A. Stichting Duurzaam Drimmelen, TNO, RESCOOPnl, en Windunie. Het onderzoek is begeleid door een klankbordgroep (bijlage 1). VEC N-B was opdrachtgever en is verantwoordelijk voor de verdere verspreiding van de resultaten van het onderzoek. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door de provincie Noord-Brabant door een financiële bijdrage beschikbaar te stellen op basis van de subsidieregeling Leefbaarheid @Brabant en een eigen bijdrage van 41% van de projectmedewerkers. Bij het onderzoek is o.a. de volgende werkwijze toegepast:
1.5
-
literatuuronderzoek
-
interviews
-
expertmeetings
-
ervaring uit de pilot projecten in Noord Brabant Opbouw van de rapportage
Hoofdstuk 2 bevat de kern van het inhoudelijke betoog over De Dorpsmolen en de betekenis van een dorpsmolen voor decentraal energiemanagement. In de paragrafen 2.4 respectievelijk 2.5 worden de eerste 2 onderzoeksvragen beantwoord. Hoofdstuk 2 sluit af met de conclusie dat voor het georganiseerd krijgen van een dorpsmolen een uitvoeringsorganisatie nodig is met een aantal functies en taken. Welke dat zijn wordt in hoofdstuk 3 toegelicht. Het volgende hoofdstuk gaat in op de eisen die aan een dergelijke organisatie zouden moeten worden gesteld. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de mogelijke organisatievormen.
3
De Dorpsmolen 2
De context van De Dorpsmolen
De context van De Dorpsmolen vindt u in dit hoofdstuk beschreven aan de hand van een externe en een interne analyse van de dorpsmolen. De externe analyse gaat in op relevante maatschappelijke ontwikkelingen en de wijze waarop overheid, markt en inwoners hierin een rol spelen. In de interne analyse wordt de dorpsmolen nader gedefinieerd en wordt de weg beschreven naar een dorpsmolen. 2.1 2.1.1
Maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot de dorpsmolen (externe analyse) Krachtenveld
Waargenomen wordt dat als gevolg van verdergaande decentralisatie van diverse maatschappelijke taken de rol van gemeenten in velerlei opzichten belangrijker is geworden. Daarbij leeft bij de betrokken overheden de veronderstelling dat in plaats van met een centraal sectorale aanpak, een aanpak gebaseerd op integraal en lokaal maatwerk, deze taken beter en goedkoper uitgevoerd zouden kunnen worden. Een ondersteunend deel van deze taken zou op regionaal en provinciaal niveau opgeschaald kunnen worden om het wiel niet opnieuw te hoeven uitvinden. Dit wordt geïllustreerd met onderstaand plaatje. Van centraal, sectoraal, objectgericht naar decentraal, integraal, gebiedsgericht. SECTORAAL
Objectgericht
Op
sch ale n:
CENTRAAL
- K e u nni - D i tw i s s ( e - G sk selin eld und g) - U ighe i itv oe d rin g
DECENTRAAL
Gemeenschappelijk loket
INTEGRAAL
Gebiedsgericht
Figuur1: Van centraal sectoraal objectgericht naar decentraal integraal gebiedsgericht Door een bredere integrale taakstelling voor gemeenten waarbij vermeende efficiency voordelen door de rijksoverheid voorafgaand aan de taakoverdracht zijn verrekend, wordt de druk op de gemeentelijke begrotingen opgevoerd. Gemeenten (gemeenschappen) zijn daarom naarstig op zoek naar nieuwe verdienmodellen anders dan bijvoorbeeld uit grondexploitaties. De verstedelijking zet door met bijbehorende negatieve effecten voor de vitaliteit van de kleine kernen. Gemeenschappen komen in een toenemend aantal in actie, nemen het heft in eigen hand als broedplaats voor (sociale) innovatie en lokale economie, maar zoeken nog naar nieuwe duurzame samenwerkingsvormen. Naast verdere mondialisering en schaalvergroting ontstaat ook meer aandacht voor lokale cultuur en lokale en regionale kwaliteiten. Naast massaproductie op wereldschaal is er ook een trend naar kleinschalige lokale productie en lokale deeleconomieën. Dit zelf organiserend vermogen vraagt naast een nieuwe rol van burgers ook om een nieuwe rol van de overheid en (lokale) marktpartijen, die daarin nog zoekende zijn. Economische groei is niet meer vanzelfsprekend (krimp) en de investeringsruimte door banken is beperkt. Inwoners en lokale ondernemingen kunnen en gaan lokaal op zoek naar lokale synergie en smeden strategische allianties tegen de achtergrond van technologische- en economische convergentie. Al dan niet gemotiveerd ten gevolge van 4
De Dorpsmolen klimaatverandering, schaarste aan grondstoffen en om kringlopen te sluiten. Bron: naar “Natuur- en milieutrends voor Noord-Brabant, Alterra”. Deze maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot andere verhoudingen in rollen taken en verantwoordelijkheden van de partijen waarvan het ontstane krachtenveld in onderstaande driehoek schematisch aangeduid.
INWONERS
!
Figuur 2: Krachtenveld, gebaseerd op Pop-up Publieke Waarde NSOB De overheid die de afgelopen jaren privatiseerde en veronderstelde dat de markt de geprivatiseerde activiteiten maatschappelijk verantwoord uit zou voeren op een manier zoals de overheid dat had gedacht. De markt doet dat echter op haar “eigen kracht” , met eigen prioriteiten en vaak anders dan de overheid had verwacht. Inwoners trachten de lacunes op te vullen die overheden en marktpartijen laten vallen, maar ook weer op basis van hun eigen kracht, zoals vele honderden lokale initiatieven op het terrein van energie, zorg, voedsel, glasvezel en andere nuttige (maatschappelijk relevante) thema’s. Dit alles heeft ook invloed op de wijze waarop de gewenste energietransitie vorm krijgt, bijvoorbeeld als het gaat om het realiseren van windmolens. 2.1.2
Krachtenveld in relatie tot Brabantse windmolens:
Gemeenten: Er zijn Noord Brabantse gemeenten die het realiseren van windmolens uitsluitend beschouwen als een ruimtelijke opgave, die voortvloeit uit tussen overheden onder meer in relatie tot het nationale energieakkoord gemaakte afspraken. Ook is er een toenemend aantal gemeenten dat de windopgave binnen dit krachtenveld beschouwt als een sociaaleconomische opgave. Deze laatste categorie kan worden onderscheiden in gemeenten die zelf de regie nemen (bijvoorbeeld i.v.m. eigen grondbezit zoals in Tilburg en Waalwijk), gemeenten die de regie willen overdragen aan lokale initiatieven, gemeenten die dit samen met lokale initiatieven doen en gemeenten die binnen dit krachtenveld nog op zoek zijn naar hun rol.
5
De Dorpsmolen Markt: We onderscheiden hier het lokale bedrijfsleven en de bedrijven die zich bezig houden met ontwikkeling en exploitatie van windmolens. Het lokale bedrijfsleven is voorzichtig (vaak financieel ingegeven) geïnteresseerd in het verduurzamen van hun eigen energieafname. Het exploiteren van een windmolen op eigen grond met collega ondernemers uit de buurt zien zij als kans hiertoe. Van oudsher is de agrarische sector met veel locaties opstalhouder van windmolens. Voornamelijk gedreven door financieel belang door de relatief hoge opstalrechten voor een beperkt stukje grond. Het laten participeren van de omgeving stuit daarbij nog al eens op praktische bezwaren (gedoe) en financiële obstakels (gaat ten koste van de eigen opbrengst). Meepratende burgers kunnen lastig zijn. Het liefst wordt de ontwikkeling en de exploitatie overgedragen aan gevestigde professionele partijen. Binnen de marktpartijen die zich bezig houden met het ontwikkelen en exploiteren van windmolens zien we een verschil tussen de historisch gevestigde energiebedrijven als Essent, Eneco & Nuon en de ‘nieuwe garde’ zoals bedrijven als Raedthuys, Qurrent, VandeBron, Greenspread e.a. Het ontwikkelen van dorpsmolens ‘schuurt nogal eens tegen het verdienmodel en de bestaande systemen van de gevestigde energiebedrijven. Iedere windmolen die niet door de gevestigde bedrijven ontwikkeld wordt gaat in hun perceptie mogelijk ten koste van potentiële klanten omdat nieuwe toetreders op de windmolenmarkt de opgewekte energie zelf gaan leveren. Alhoewel de gevestigde bedrijven open staan voor nieuwe concepten, past het concept van de dorpsmolen nog niet in de door de huidige marktpartijen gehanteerde systemen, structuren en hun marktbenadering. Voor het doorbreken van deze belemmeringen is nog een weg te gaan. Kleine en nieuwe partijen staan echter al meer open voor het concept van de dorpsmolen omdat zij vanwege de beperkte schaalgrootte flexibeler zijn, daardoor innovatiever kunnen opereren en met nieuwe lokaal georiënteerde producten en meer maatwerk nieuwe markten kunnen betreden. Deze nichespelers zien met nieuwe product marktcombinaties mogelijkheden, zoals onder andere met dorpsmolens en decentraal energiemanagement hun marktpositie ten koste van de gevestigde bedrijven te vergroten Binnen de nieuwe categorie windmolenontwikkelaars & exploitanten zien we ook weer nieuwe vormen ontstaan waarbij hun core business niet uit productie maar louter uit dienstverlening bestaat, zoals www.vandenbron.nl, www.duurzameenergieunie.nl, www.windcentrale.nl en www.qurrent.nl . Deze partijen zien in decentraal energiemanagement een nieuwe markt om te kunnen bedienen. Bijzondere aandacht verdient de positie van de grondeigenaar in relatie tot het opstalrecht dat hij verleent aan een projectontwikkelaar door het ontvangen van beperkt handgeld en een forse jaarlijkse grondvergoeding als perspectief indien de ontwikkelaar/opstalhouder komt tot exploitatie van windmolens op het betreffende stuk grond. Hiermee ontstaat bijna een monopolie positie voor de ontwikkelaar/opstalrechthouder. De hoge grondvergoedingen verhogen de exploitatiekosten van een windmolen buiten proportioneel en zijn daarmee al jaren onderwerp van discussie in de politiek (Rapport ECN ftp://ftp.ecn.nl/pub/www/library/report/2014/n14019.pdf ). Ingenomen grondposities maken het voor de overheid bovendien lastiger om tot een goede ordening te komen van de schaarse ruimte in ons land en het realiseren van lokaal opgestelde sociaal economische randvoorwaarden (betrekken samenleving). Inwoners: De afgelopen jaren zijn in Nederland vele honderden lokale burgerinitiatieven ontstaan, ook in Noord-Brabant (Bron Hieropgewekt/VEC Nbr.). De Brabantse initiatieven zijn als volgt in te delen: -
1 - 20 initiatieven hebben minder dan 50 leden. Ze zijn vooral gericht op lokale bewustwording en drijven op de kracht van enkele kartrekkers. Hun samenwerking met de lokale gemeente en markpartijen is beperkt.
-
5 – 15 initiatieven hebben 50 – 100 leden. Ook zij zijn vooral gericht op lokale bewustwording en drijven daarbij op de kracht van enkele kartrekkers. Ze verkennen wel hun mogelijkheden om op te schalen. Enkele van 6
De Dorpsmolen deze initiatieven onderzoeken hoe samen te werken met hun lokale gemeente en marktpartijen. Eerste pilots binnen SDE+ projecten voor zon PV worden inmiddels opgestart. -
5-10 initiatieven hebben meer dan 100 leden. Sommige daarvan halen een jaaromzet van + € 20.000,-- exclusief subsidies. Meerdere van deze initiatieven doen mee met de tender Woningisolatie (provincie) of VNG regeling West Brabant. De initiatieven uit deze categorie hebben vrijwel allemaal contact met hun lokale gemeente en/of het lokale bedrijfsleven. Veelal worden deze projecten (of processen) samen uitgevoerd. In beperkte mate worden al betaalde opdrachten door lokale kartrekkers of ingehuurde krachten uitgevoerd. Het gros van het werk is vrijwilligers werk.
Burgerinitiatieven in verschillende vormen zijn aanleiding geweest voor onderzoek. Een voorbeeld hiervan is het PBL onderzoek uit 2014: PBL Rapport download. Bijzondere aandacht vraagt hierbij het begrip vrijwilligers vermoeidheid. De dagelijkse praktijk is erg weerbarstig door haar complexiteit waardoor er een bovengemiddeld beroep op de schouders van enkele kartrekkers komt. Een aantal van deze lokale initiatieven werken in een lokale coalitie met gemeenten en marktpartijen samen aan decentraal energiemanagement. Windenergie is daarbij een manier om betaalbare, eigen en duurzaam energie te produceren en de lokale kringlopen te sluiten In het gebiedsgerichte project Waterpoort stimuleert de provincie NoordBrabant het experimenteren met deze nieuwe vorm van samenwerking. Bijlage 2 bevat een beschrijving van alle door ons gevonden windmolen initiatieven in de provincie Noord Brabant. 2.2
2.2.1
Nadere definiëring van het begrip dorpsmolen in relatie tot decentraal energiemanagement (interne analyse) Ervaringen met dorpsmolens in binnen en buitenland
Het begrip dorpsmolen is in Nederland vooral bekend uit Friesland. Daar hebben meerdere dorpen windmolens gebouwd waarmee met de revenuen allerhande lokale belangrijke projecten ondersteund worden. De meer moderne dorpsmolens treffen we nu aan in twee voorbeelden uit het buitenland. We verwijzen hier naar Feldheim Duitsland en Samsø Denemarken. Windmolens zijn in beide voorbeelden onderdeel van het lokale integrale energiemanagement. Ze dienen als middel om de hele gemeenschap zelfs richting energie-exporterend te krijgen. Alle facetten uit de trias – energetica worden meegenomen. De primaire reden om hiermee aan de slag te gaan is de kans om met energie als thema een vitale lokale samenleving te realiseren.
Samsø CO2-neutraal eiland in Denemarken: Samsø is dankzij windenergie en andere hernieuwbare energiebronnen een van de grootste CO2-neutrale woongemeenschappen op aarde. Dit begon allemaal toen de eilandbewoners in de jaren negentig door de economische teruggang en de afname van het inwoneraantal besloten hun eigen energie op te gaan wekken en autarkisch te worden. Ze legden geld bij elkaar om windmolens te laten bouwen voor groene stroom waarvan ze zelf de afnemers zouden worden. Tegenwoordig wordt 100% van de elektriciteit die het eiland gebruikt ter plaatse opgewekt. Het overschot wordt 7
De Dorpsmolen aan Jutland geleverd. 75% van de warmtebehoefte wordt op het eiland opgewekt met zonne-energie en het verbranden van biomassa. Een kwart van het wagenpark is inmiddels elektrisch. Een paar interessante links voor Samsø Artikel Duurzaam Gebouwd Samso Energieakademie
Feldheim, ‘eigen varkens stinken niet’ een dorpje in Oost Duitsland: Duurzame energie heeft de Feldheimers geen “windeieren” gelegd. Het bracht voorspoed naar het Oost-Duitse dorp, waar zich een economisch drama aan het voltrekken was. Alle jonge mensen trokken weg uit het dorp, omdat er geen werk was. De nieuwe bedrijvigheid rond het windpark en later ook een fabriek voor componenten van zonnestroominstallaties binnen de dorpsgrenzen brachten nieuwe economische activiteit en volledige werkgelegenheid. Het duurzame succes van Feldheim is volgens Frohwitter terug te voeren naar één ding: geld. “Ideologie speelde geen of slechts een heel beperkte rol. De Feldheimers zijn niet groener, roder, of geler dan andere mensen. Het was, gezien de gegeven situatie, gewoon winstgevender voor hen hun eigen energiebedrijf en -voorziening op te zetten. En precies daarom is het ook zo belangrijk om te onderstrepen dat ecologie en economie wél samen kunnen gaan. (Bron Hieropgewekt). Een belangrijke rol speelde daarbij ook het feit in Duitsland, anders dan in ons land, de prijs waarvoor elektriciteit kan worden teruggeleverd voor een langere tijd kan worden vastgelegd. Daarnaast heeft de gemeente in combinatie met een projectontwikkelaar een grote rol gehad in de opzet (zie ook bijlage 3) Een paar interessante links voor Feldheim: website Feldheim Artikel Volkskrant
8
De Dorpsmolen
Texel: Het eiland Texel in Nederland, waar Texel Energie met 40% van alle eilanders als lid op weg is naar energieneutraliteit staat nog slechts 1 windmolen. Texel Energie behandelt haar andere projecten zoals zonneweides en energielevering echter net als dorpsmolens. De revenuen uit de verschillende projecten maken het mogelijk om een lokale professionele organisatie te bemensen die de energietransitie de volgende fase inbrengt. Texel Energie is inmiddels ook voor de gemeente (en het lokale bedrijfsleven) de lokale uitvoeringsorganisatie om Texel zelfvoorzienend te maken op het thema energie. Ze hebben zich bewezen. In België wordt Eco-Power als voorbeeld aangehaald. Weliswaar exploiteert Eco-power in coöperatieve vorm windmolens en vervult ze daarmee een grote maatschappelijke rol, toch kunnen we niet spreken van dorpsmolens in de zin zoals ze in dit project worden bedoeld. Eco-Power is een coöperatie over gebiedsgrenzen heen. De exploitatie van duurzame energieprojecten voor de leden staat centraal. Decentraal energie-management is geen direct doel van deze organisatie (leden belang). Het realiseren van duurzaam opgewekte energie voor haar leden (die daar ook aan verdienen) is het primaire doel. Eco-Power helpt daarnaast ook andere lokale initiatieven te komen tot coöperatieve windmolens zoals ook bestaande Nederlands burger-wind coöperaties deze ondersteuning vanuit hun vereniging (www.rescoop.nl ) ondersteunen. 2.2.2
Ervaringen met de pilots in Brabant
Momenteel pogen op meerdere plaatsen in Noord Brabant lokale initiatieven en sommige gemeenten een manier te vinden om binnen de huidige windopgave (470,5 MW) Brabantse inwoners en bedrijven deel te laten nemen. Een overzicht van deze initiatieven met een korte beschrijving treft u aan in bijlage 2. De ervaring uit de verschillende pilots, gesprekken met betrokken initiatiefnemers, gemeenten en andere actoren laat zich als volgt samenvatten: -
Het begrip Sociaal Levende Wind is inmiddels bij velen een bekend begrip. Dit begrip wordt nog veelal uitgelegd als windmolens waarin ook burgers en lokaal bedrijfsleven kunnen participeren middels een vorm van financiële participatie en/of afname van stroom.
9
De Dorpsmolen -
2.2.3
Het begrip dorpsmolen en de mogelijkheden die dit biedt leven nog niet breed. Er is veel behoefte aan kennis, werkende verdienmodellen, maar bovenal vertrouwen dat een bepaalde aanpak werkt. De realisatiekracht is nu nog vaak onvoldoende. Iedereen (gemeenten en lokale initiatieven) zoekt naar de voor hen juiste weg2. Van belang is te beseffen dat het exploiteren van een windmolen in coöperatieve vorm niet gelijk is/hoeft te zijn aan het exploiteren van een dorpsmolen. Een coöperatie (met goede governance) kan echter wel acteren als de uitvoeringsorganisatie voor het realiseren en exploiteren van een dorpsmolen. De weg naar decentraal energiemanagement en een dorpsmolen
In alle in dit rapport vernoemde voorbeelden zijn de initiatieven voortgekomen uit de bewustwording van een lokaal gevoeld maatschappelijk probleem waarop de dorpsmolen een positief effect zou kunnen hebben. Uit de voorbeelden blijkt het veelvuldig te gaan om een combinatie van problemen, zoals krimp, kleine kernenproblematiek, energiearmoede en daarmee samenhangende leefbaarheidsvraagstukken, gecombineerd met het bewustzijn dat de gemeenschap zelf het heft in eigen hand moet nemen met de dorpsmolen als financiële drager. De weg naar decentraal energiemanagement en de dorpsmolen zou met een aantal stappen als handleiding als volgt geplaveid kunnen worden. Stap 1: Stel de lokale maatschappelijke behoefte vast (H)erkennen van een lokaal leefbaarheidsvraagstuk waarbij energiearmoede/afhankelijkheid fossiel een onderdeel kan vormen. Van belang is dat het ‘probleem’ voor een groot deel van de lokale samenleving direct zichtbaar/tastbaar is opdat het omzetten van decentraal energiemanagement lokaal breed gedragen wordt. Stap 2: Onderzoek het financiële potentieel van lokale duurzame energieoplossingen Inzichtelijk maken wat onder andere de mogelijkheden (en onmogelijkheden) van decentraal en energiemanagement zou kunnen zijn en de mate waarin deze aanpak zou kunnen bijdragen aan het oplossen van het breed gevoeld lokaal maatschappelijk probleem. Daarbij kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van het instrument “Energie in Beeld” (www.energiein beeld.nl). Iedere gemeente kan via Enexis een gratis abonnement krijgen op dit programma. Met dit instrument is het mogelijk een exportbestand te maken waarbij het energieverbruik op 6 postcodes nauwkeurig uitgesplitst wordt in particulier en zakelijk verbruik, het aantal reeds aangelegde PV-installaties (aangemeld) en de CO2 eq. uitstoot die bij het lokale verbruik hoort. Energieverbruiksdata zijn ook per postcode gebied als open data beschikbaar, via de netbeheerders. Door deze gegevens te vermenigvuldigen met de kostprijs voor een kWh en een m3 gas komen vrij nauwkeurig de energieafnamen en bijbehorende uitgaven in geld in beeld. Dit is de 0-situatie. Vervolgens kan ingeschat worden wat de lokale potentie is voor het realiseren van: ! ! ! ! ! ! ! ! !
zonnepanelen (huishoudens, bedrijven en velden) na-isolatie van de woningen – bedrijven LED verlichting Sportverenigingen door het benutten van de nieuwe regeling (link) Energiereductie door kleine maatregelen en gedrag Scherpere inkoop door alert te switchen Eventueel Zon-thermie en andere hernieuwbare energietoepassingen Elektrisch vervoer Windenergie
Rijken, M., De Energietransitie van onderaf vraagt om nieuwe keuzes, Algehele projectsamenvatting, TNO Rapport 2015 R10327, februari 2015.
2
10
De Dorpsmolen Meerdere business cases van hiervoor genoemde toepassingen zijn bekend zoals LED, PV, reductie en switch-voordeel. Deze kunnen verwerkt worden in een uitvoeringsprogramma, een business case met een investeringsprogramma en terugverdienmogelijkheden, met een keuze uit de financiële hefbomen op basis van de revenuen van de dorpsmolen, zoals bedoeld in hoofdstuk 2.3.2.. Stap 3: Zet een lokale samenwerking op Decentraal energiemanagement (DEM) gaat alle betrokken lokale partijen aan. Afhankelijk van de windopgave is al duidelijk dat er een dorpsmolen kan komen als middel om DEM aan te jagen. Het is van belang dat het concept van de dorpsmolen ook verder gaat leven in de lokale gemeenschap. Ze kan immers een belangrijke stimulans zijn voor het lokale zelforganiserende vermogen en de energietransitie aanjagen (draagvlak). Omgekeerd gaat het realiseren van de noodzakelijke omslag naar duurzame energie alle partijen aan (of ze dit nu inzien of (nog) niet). Werken aan brede lokale betrokkenheid en commitment is daarom van belang. De lokale coalitie kan gevormd worden uit: -
inwoners (dorpsraden – sport – lokale E-coöperatie) gemeenten huursector (corporatie) Midden en Klein Bedrijf (MKB) Groot zakelijk Lokale Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) Onderwijs
In het STEM project De Energietransitie van Onderaf3, is een serious game ontwikkeld waarmee partijen inzicht krijgen in het energiesysteem, de actoren en hun belangen. Spelers doen ervaring op met nieuw handelingsperspectief en nieuwe strategieën voor samenwerking. Het spelen van het spel met de beoogde coalitiepartners vormt een goede voorbereiding op de daadwerkelijke samenwerking. Samen komen partijen op basis van de probleemanalyse en het mogelijke uitvoeringsprogramma tot een lokaal energie akkoord (LEA) met onderliggende gezamenlijke uitvoeringsagenda. Het LEA maakt gebruik van de mogelijkheden die het Nationale Energieakkoord en het Brabants Energie Akkoord biedt. Het uitvoeringsprogramma is SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en tijdgebonden). Ze zal per gemeenschap op hoofdlijnen overeenkomen maar per gemeenschap verder uniek zijn. Dit is geheel afhankelijk van de lokale situatie. De revenuen uit de dorpsmolen ondersteunen de uitvoering van de lokale uitvoeringsagenda. Het LEA (lokaal Energie Akkoord) bevat: -
De visie (waarom doen we dit?)
-
De missie en SMART geformuleerde doelstellingen (wat willen we bereiken?)
-
De strategie (hoe gaan we dan doen?)
De uitvoeringsagenda bevat: De uitwerking van het LEA in bijvoorbeeld 4 jaars-afspraken tussen de lokale partijen op basis van een 0-situatie beschrijving (bijvoorbeeld op basis van Energie in Beeld) en dat wat alle LEA partners gaan doen :
3
https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/energie/sustainable-energy/new-markets-and-users/de-energietransitie-van-onderaf/
11
De Dorpsmolen -
zelf, in eigen huis,
-
hoe ze hun achterban gaan stimuleren (bijvoorbeeld hun leden, hun huurders, hun inwoners, hun klanten)
-
en wat er samen gedaan gaat worden zoals het realiseren van een of meerdere dorpsmolens.
Stap 4 Uitvoering De uitvoeringsagenda gaat in werking. Alle partijen gaan in eigen huis aan de slag met het ‘plukken van het laaghangend fruit’ zoals geïnventariseerd is in stap 2 en betrekken van hun achterbannen om uitvoering te geven aan wat samen gedaan kan worden.
12
De Dorpsmolen 2.3
Draagt een dorpsmolen bij aan meervoudige, duurzame waarde creatie?
In de vorige paragraaf hebben we stappen aangegeven om de lokale windmolen opgave als middel gezien te krijgen om de lokale energietransitie aan te jagen. Dit hoofdstuk onderbouwt waarom het mogelijk is een windmolen als zodanig te benutten. 2.3.1
Businesscases dorpsmolens.
2.3.1.1 Algemeen. Na bet bestuderen van veel projecten kunnen we stellen dat dé business case van een windmolen niet bestaat omdat er teveel variabelen inzitten die per project kunnen verschillen. Wat we wel constateerden is dat er met een windmolen geld verdiend kan worden wat beschikbaar kan komen voor lokale energie initiatieven en leefbaarheid Uitdrukkelijk vermelden we erbij dat dit niet komt doordat de business case van een windmolen een “gouden ei” zou zijn, maar er middelen gerealiseerd kunnen worden door een andere manier van organiseren en verdelen te kiezen. In dit hoofdstuk beschrijven wij hoe dit kan werken. 2.3.1.2 In geld, waar hebben we het over: De kasstromen van de windmolen exploitatie zijn in 3 delen te splitsen: !
a: de exploitatie van de windmolen zelf
!
b: de levering van de stroom aan eindverbruikers
!
c: garanties van oorsprong
Ad. a: de exploitatie van de windmolen zelf: Om een windmolen te kunnen gaan bouwen moet de ontwikkelaar beschikken over een bouwvergunning en een SDE+ subsidie beschikking. De SDE+ subsidie heeft de exploitant van de windmolen nodig omdat de energieprijs op de groothandelsmarkt te laag is om een rendabele exploitatie mogelijk te maken. Via het systeem van CO2 rechten (zie paragraaf 1.1) zou de energieprijs gecorrigeerd kunnen worden. Zolang dit ETS systeem niet naar behoren werkt blijft er subsidie nodig om windmolens rendabel te exploiteren. ECN geeft ieder jaar een advies over de hoogte van de SDE+ subsidies aan RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en in dat advies wordt rekening gehouden met een te behalen rendement op het verstrekken van risicodragend vermogen in een windmolen, wat nog hoog genoeg is om de markt uit te blijven dagen. ECN is daarin open (LINK https://www.ecn.nl/nl/projecten/sde/sde-2015/ ) ze rekent met: ! !
een te behalen rendement op eigen vermogen (20% van de totale investering) van 15% en 6% kosten voor vreemd vermogen (80% van de totale investering)
Als de kosten voor het aantrekken van vreemd vermogen dalen werkt dit als een hefboom op het rendement op het eigen vermogen. Het rendement van 15% is interessant maar het kan pas gerealiseerd worden als de windmolenontwikkelaar de ontwikkelfase doorkomt. Dat wil zeggen, als de windmolens daadwerkelijk gebouwd worden. Dat wil zeggen, de werkelijke waarde wordt gecreëerd op het moment dat de bouwvergunning is verleend en de SDE+ beschikking is verkregen. Een windmolen kan pas echt als dorpsmolen gaan fungeren als de lokale gemeenschap in staat is zelfstandig te ontwikkelen om daarmee het vrije bouwrecht te verkrijgen. De waarde die hiermee gecreëerd wordt kan vervolgens op allerlei manieren ten gelde gemaakt worden ten gunste van decentraal energiemanagement/ondersteuning en van het zelf 13
De Dorpsmolen organiserend vermogen van de lokale gemeenschap inclusief de mogelijkheid huishoudens (privé en zakelijk) financieel te laten participeren, inclusief stroomafname. Wil een gemeenschap komen tot een of meerdere dorpsmolens, dan moet zij dus gaan acteren als projectontwikkelaar, teneinde bij succesvolle afronding van de ontwikkelingsfase de gecreëerde waarde dusdanig in te zetten dat die a: ten gunste komt aan de hele gemeenschap en b: de mogelijkheid biedt dat zoveel mogelijk huishoudens (privé en zakelijk) mee kunnen doen.
Zie ook Bijlage 5: Welke waarde levert eigen ontwikkeling op? Omgekeerd, indien de lokale samenleving niet betrokken is bij de ontwikkelingsfase en een derde het ontwikkelrisico voor haar rekening neemt, komt de gecreëerde waarde niet bij de gemeenschap maar bij een derde terecht. Dan is het alleen nog mogelijk om eventueel financieel te participeren in een project van een ontwikkelaar, bijvoorbeeld in de vorm van (vaak risicodragende) obligaties en een speciaal lokaal stroom aanbod. Er is dan geen sprake meer van een dorpsmolen zoals bedoeld in dit rapport.. Tot slot. Kiest men er lokaal voor om niet mee te doen met de ontwikkelingsfase dan zijn er andere manieren om lokale waarde te creëren maar die zullen in geld uitgedrukt (veel) minder opleveren voor de lokale gemeenschap. Bijlage 6: Voorbeelden om lokale waarde te creëren zonder dorpsmolen Ad b: Via de levering van de stroom: De windmolen exploitant verkoopt zijn stroom op de markt tegen groothandelsprijzen. Via de SDE+ subsidie wordt deze opbrengst aangevuld zodat de exploitant zijn rendement zoals hiervoor beschreven kan realiseren. De groothandelsprijzen zijn te volgen via de ICE-ENDEX. Nuon heeft een makkelijke en gratis APP ontwikkeld om deze te volgen zie: link naar App Nuon . Vervolgens kopen energieleveranciers de stroom in en verkopen die door aan eindverbruikers. Hierop wordt een marge gerealiseerd. De ontwikkelaar die tevens een energielevering vergunning heeft, zal de stroomproductie van de eigen molens uiteraard inzetten voor de levering aan eigen klanten. Het verdienmodel voor het leveren van stroom is afhankelijk van hoe je inkoopt, hoe hoog je reclamekosten zijn, wat je klantenservice kost etc. etc. Zoals bij de exploitatie van de windmolen kun je ook in dit verband stellen dat dé business case voor de verkoop van stroom niet bestaat. Vast staat dat er een verschil is tussen de prijs die een eindverbruiker betaalt en de prijs die een windmolenexploitant op de groothandelsmarkt krijgt. Bovendien wordt in 90% van de gevallen naast stroom, ook gas meegeleverd waarop ook 14
De Dorpsmolen een marge zit. Er zijn nieuwe spelers, zoals www.qurrent.nl en www.vandenbron.nl, die stellen niets meer te WILLEN verdienen aan stroom en gas leverantie, maar zich inzetten om lokale duurzame productie lokaal af te leveren. De consument betaalt wel een soort abonnementsvergoeding. Op je energierekening is deze vergoeding terug te vinden onder de post ‘vaste leveringskosten’. De coöperatieve energieleverancier DE Unie www.duurzameenergieunie.nl maakt het mogelijk om in coöperatief verband gebruik te maken van een energielevering vergunning. Daarmee is het mogelijk lokaal zelf te gaan acteren als energiebedrijf. Met de opkomst van deze nieuwe partijen is het mogelijk de stroom uit de dorpsmolen tegen een gunstigere prijs (kostprijs) aan huishoudens in de eigen gemeenschap te leveren, zonder daarvoor zelf over de noodzakelijke energielevering vergunning te beschikken. Energieleveranciers als Huismerk Energie, Hezelaer, Qwint en GreenSpread bieden afgeleiden vormen van dienstverlening. De verwachting is dat het aantal energiedienstverleners toeneemt. Ad c: Garanties van oorsprong Naast het leveren van stroom is ook de beschikbaarheid over de garanties van oorsprong relevant. Groene stroom mag in Nederland alleen groen genoemd worden als daarvoor zo genaamde garanties van oorsprong (zie www.CERTIQ.nl) zijn afgegeven. Dit komt erop neer, dat iedere windmolen geregistreerd wordt door CertiQ. Per 1000kWh productie valt er 1 Garantie van Oorsprong (GvO) vrij. De GvO kan losgekoppeld van de stroomleverantie, verkocht worden aan energieleveranciers. 1 GvO geeft het recht om 1000 kWh windstroom te verkopen. De eigenaar van de windmolen is dus ook eigenaar van de GvO’s en kan daarmee bepalen wie de komende 20 jaar de stroom van de lokale windmolen verkoopt. Ingeval van een dorpsmolen worden de GvO’s benut voor de levering van stroom van de dorpsmolen aan huishoudens in de lokale gemeenschap. De waarde van 1 GvO windenergie ligt momenteel tussen de € 1,40 en € 1,70 excl. btw. 2.3.1.3 Bouwrecht, grondpositie, ontwikkelkosten, ontwikkelfase en bekostiging daarvan Bouwrecht De echte waarde wordt dus gecreëerd na succesvolle afronding van de ontwikkelfase.. Een grondpositie is hierbij essentieel. De houder van de grondpositie in de daarvoor in aanmerking komende gebieden bepaalt wie op zijn grond de windmolen(s) kan gaan ontwikkelen. In de meeste zoekgebieden zijn hiertoe door ontwikkelaars zogenaamde ‘opstalrechten’ gevestigd (ECN Rapport Opstalrecht Windmolens ). Met dit opstalrecht in de hand meldt deze zich bij de lokale gemeente om de windmolens te kunnen ontwikkelen. Voor de ontwikkeling van een dorpsmolen is dat niet anders. Helaas is in de Nederlandse wetgeving niet het voorbeeld van Denemarken gevolgd, waar de ontwikkelaar verplicht wordt minimaal 21% van het eigendom van de lokale windmolen(s) bij de lokale gemeenschap te laten. De Deense overheid voorziet daarnaast in een revolverend ontwikkelfonds waaruit de ontwikkelkosten voor het verkrijgen van de nodige vergunningen en beschikking gefinancierd kan worden. Deze wetgeving is geregeld in de Danish Renewable Energy Act . Het resultaat van deze wetgeving is dat veel huishoudens een aandeel in windmolens hebben en het draagvlak onder de bevolking zeer hoog is. Overigens is hernieuwbare energie in Denemarken ‘booming’ business. Ze voorziet inmiddels in heel veel werkgelegenheid. Gemeenten met een lokale windopgave kunnen zoals gezegd wel zelfstandig beleid voeren en het voorbeeld van Denemarken volgen. Het betrekken van de lokale gemeenschap, ook in economische en sociale zin, heeft vele voordelen en waarden. We verwijzen hiervoor naar: -
Windvisie Moerdijk Sociale Randvoorwaarden Drimmelen
15
De Dorpsmolen Grondpositie Op basis van de opgestelde sociale randvoorwaarden worden partijen verplicht na te denken over de manier waarop de windmolens kunnen gaan werken als dorpsmolens. In de praktijk komen de volgende situaties voor bij het realiseren dorpsmolen(s): a) De beoogde grondpositie is eigendom van de gemeente zelf, b) de beoogde grondpositie is eigendom van bedrijven/particulieren waarbij het opstalrecht voor de bouw van windmolens nog niet is vergund. c) er is een opstalrecht voor de beoogde grondpositie gegeven aan een ontwikkelaar. Ad. a): Grondpositie is eigendom van de gemeente Na het vaststellen van de sociaal – economische randvoorwaarden kan de gemeenten de opstalrechten uitgeven aan de ontwikkelaar/exploitant die het dichts bij de wensen vastgelegd in de raadsbesluiten komt. Ze kan ook alvast zelf de ontwikkeling ter hand nemen, hetgeen in een aantal gemeenten gebeurt of is gebeurd. Ad. b): Grondpositie is van bedrijven/particulieren zonder gegund opstalrecht In overleg met o.a. de gemeente (bijvoorbeeld vanwege het Lokale Energie Akkoord) kunnen de bedrijven/particulieren het opstalrecht gunnen aan de ontwikkelaar/exploitant die het dichts bij de wensen vastgelegd in de raadsbesluiten komt. Ad. c): Opstalrecht is gegeven In goed overleg met de opstalhouder wordt besloten om een deel van de te realiseren molens als dorpsmolens te ontwikkelen. Ontwikkelkosten en financiering Algemeen kan gesteld worden dat de ontwikkelkosten tussen de 1% en de 2 % van de uiteindelijke bouwkosten bedragen. Dit komt neer op € 40.000,-- tot € 80.000,-- per windmolen, ervan uitgaande dat de bouw van een windmolen € 4.000.000,-- kost. Deze bandbreedte wordt bepaald door de concrete situatie. De ontwikkelkosten per windmolen in een park van 3 molens zijn bijvoorbeeld hoger dan de ontwikkelkosten per windmolen bij een park van 8 molens. Leges kunnen per gemeente erg verschillen en de onduidelijke doorlooptijd inclusief een eventuele procedure bij de Raad v. Staten kunnen personele en juridische kosten uiteen laten lopen. Ontwikkelkosten waarmee reken gehouden moet worden: -
tijd voor inhuur projectleider/directie lokale entiteit studies zoals natuur-, wind- en reikwijdte en detail niveau studie. leges Milieu Effect Rapportage, Bouwleges procedurekosten Raad v. Staten communicatiekosten inhuur financiële-, fiscale- en juridische expertise en neem een post onvoorzien op.
Zijn er 2 windmolens lokaal te ontwikkelen als dorpsmolens dan bedragen de ontwikkelkosten tussen de € 80.000,-- en € 160.000,-- . Omdat anders dan bij een klassieke ontwikkeling de waarde na succesvolle afronding voor de hele gemeenschap beschikbaar komt, is het verdedigbaar dat daarin publiek geld wordt gestoken. Daarbij kan gedacht worden aan een achtergestelde lening verstrekt door de gemeente. Ook kan het energiefonds Brabant 50% van de ontwikkelkosten 16
De Dorpsmolen financieren. Dit fonds, gevestigd bij de BOM (Brabantse Ontwikkelings Maatschappij) is een participatiefonds dat risicokapitaal ter beschikking stelt in ruil voor aandelen. Het te betalen rendement is vanwege het risicokarakter hoog maar waarschijnlijk lager dan het rendement dat particulieren risicodragers (via crowdfunding) verlangen vanwege het vermeende risico. Crowdfundingplatfora in dit verband zijn: Green Crowd Duurzaam Investeren Crowdaboutnow
www.greencrowd.nl www.duurzaaminvesteren.nl www.crowdaboutnow.nl
Voor een overzicht van beschikbare crowdfundingplatfora zie: nederland/
http://www.douwenkoren.nl/crowdfunding-in-
Net als dé businesscase van een windmolen niet bestaat, bestaat ook dé waarde voor het bouwrecht niet, die zal per project bepaald moeten worden. Uitgaande van een voorbeeld situatie volgens de berekenwijze die ook ECN gebruikt (15% rendement Eigen Vermogen en 6% kosten Vreemd Vermogen – per 2016 12% rendement Eigen Vermogen en 4,5% Vreemd Vermogen) kan ingeschat worden dat de netto contante waarde van een windmolenproject tussen de € 500.000,-en € 1.000.000,-- bedraagt zodra de ontwikkelfase succesvol is afgerond. Gaan we uit van de verkoop van certificaten waarbij de stroomopbrengst jaren vooruit gekocht worden dan kan de waarde, vanwege het vermijden van de financieringslasten (rente), nog hoger uitkomen, uiteraard is deze waarde afhankelijk van de stroomprijs die certificaathouders bereid zijn te betalen. In plaats van de toekomstige waarden contant te maken, kan uiteraard ook gekozen worden voor een vorm waarin de waarde jaarlijks beschikbaar komt. 2.3.2
Hefbomen voor meervoudige waarde creatie
De waarde die vrijkomt na het succesvol afronden van de ontwikkelingsfase kan ingezet worden om het LEA met uitvoeringsagenda te versnellen. Is er een lokaal energie akkoord gesloten met onderliggende uitvoeringsagenda dan kan de financiële ondersteuning als een hefboom gaan werken, zonder dat er discussie ontstaat over de besteding van de revenuen uit De Dorpsmolen: A B
In de vorm van (risico-) kapitaal in vervolgprojecten; door het bieden van ondersteuning aan de uitvoeringsagenda.
We noemen een aantal mogelijkheden zonder daarin uitputtend te zijn: Ad A ! ! ! ! !
Inzet als risicokapitaal (revolverend). bij toekomstige dorpsmolens in collectieve zonneprojecten in huur(koop) van zonnepanelen/LED verlichting/Isolatie inbreng in een lokale ESCO (Energie Service Company) waarmee bijvoorbeeld warmtepompen en of zelfs noto0-renovaties worden ondergebracht etc.
17
De Dorpsmolen Ad B ! ! ! ! !
Inzet als ondersteuning aan de uitvoeringsagenda (aanjagend) professionele ondersteuning ter voorkoming van vrijwilligersvermoeidheid in projecten als Buurkracht het faciliteren van energiescans het begeleiden van sportclubs bij het benutten van de nieuwe regeling (per 1-1-2016) het geven van voorlichting, inclusief het inrichten van een energieloket etc.
Van belang is dat de revenuen worden ingezet daar waar nu processen stokken omdat niemand de verantwoordelijkheid voor het geheel neemt of kan nemen. Veelal ontbreekt bij lokale gemeenschappen het geld en de professionaliteit om de lange voorbereidingstijd te overbruggen en daarvoor de risico’s te dragen. De revenuen uit de dorpsmolen bieden een lokale gemeenschap de kans zichzelf te organiseren zonder financieel afhankelijk te zijn van derden. Ze kan dus de zgn. ‘circle of blame’ doorbreken waarin partijen allemaal op elkaar zitten te wachten om de lokale kansen te verzilveren. Zie ook Bijlage 7: Beschrijving aantal concrete hefboomprojecten
18
De Dorpsmolen 2.4
Draagt een dorpsmolen daadwerkelijk bij aan het verlagen van de CO2 emissie?
In paragraaf 1.1 wordt onder meer uiteengezet dat als gevolg van het huidige ETS met het realiseren van windmolens geen feitelijke CO2 reductie plaatsvindt, maar dat de lokale gemeenschap daar niets aan kan doen. Een gemeenschap kan desalniettemin twee maatregelen treffen om met een dorpsmolen toch lokaal energieneutraal te realiseren. Maatregel 1 houdt in dat ondanks deze weeffout in het ETS, een dorpsmolen op een indirecte wijze kan bijdragen aan CO2 reductie door de dorpsmolen te benutten als (financiële) hefboom bij decentraal energiemanagement gericht op het verminderen van het gasverbruik. Verminderen van gasverbruik leidt namelijk wel direct tot CO2 emissiereductie (omdat gas buiten het ETS valt). Maatregel 2 houdt in om de garanties van oorsprong zoveel mogelijk in eigen lokaal beheer te houden. In dit verband is het van belang te beseffen dat een dorpsmolen niet alleen stroom produceert, maar er ook garanties van oorsprong beschikbaar komen. Hiermee kan de producent aantonen dat de geleverde stroom duurzaam is opgewekt, dit ongeacht de plaats waar dit gebeurt. Grijze stroom uit een kolencentrale kan bijvoorbeeld worden “vergroend” door garanties van oorsprong te kopen van bijvoorbeeld een waterkrachtcentrale in Noorwegen. Feitelijk wordt daarmee de groene stroom uit de waterkrachtcentrale weer grijs. Wanneer de garanties van oorsprong die verbonden zijn aan de stroomproductie van een dorpsmolen verkocht worden aan een afnemer van kolenstroom die daarmee kolenstroom vergroent, dan wordt ook de stroom van de dorpsmolen weer grijs. Wanneer de stroom van de dorpsmolen vervolgens lokaal geleverd wordt, wordt feitelijk geen groene maar grijze stroom lokaal geleverd. Daarom gaat het concept van een dorpsmolen vanuit het streven naar lokale energieneutraliteit ervan uit dat het financiële rendement van een dorpsmolen wordt ingezet voor besparing op het gasverbruik en dat de lokaal groen geproduceerde stroom zoveel mogelijk lokaal wordt geleverd. 2.5
Kan met een dorpsmolen een groter deel van de samenleving op een actieve manier bij de energietransitie worden betrokken en kan daarmee het draagvlak voor windmolens worden vergroot?
Algemeen kan gesteld worden dat 1 windmolen voor minimaal 2000 huishoudens (kleinverbruikers) stroom produceert. Dit biedt de kans om per windmolen 2000 huishoudens te betrekken bij de stroomafname. Huidige deelnemers in windmolenparken zijn veel actiever betrokken bij de energietransitie (net als zonnepanelen eigenaren) dan niet deelnemers [Bron Windcentrale]. Al is het maar omdat ze iedere dag willen zien wat hun productiemiddel heeft geleverd, waarmee ze gelijk veel bewuster zijn van hun eigen energieverbruik. Dat in tegenstelling tot het feit dat berichten ons bereikten (geen specifieke brond) dat de gemiddelde Nederlander slechts 7 minuten per jaar aan energie denkt (waarschijnlijk bij de einde jaarafrekening). Theoretisch biedt derhalve een windmolenparkje van 3 windmolens de kans om minimaal 6.000 huishoudens te verbinden aan de windmolen door het afnemen van stroom en via decentraal energiemanagement een veelvoud daarvan. Wanneer het onderliggende krachtenveld uit hoofdstuk 2 en de beschreven voorbeelden van dorpsmolens in Nederland en daarbuiten in ogenschouw wordt genomen, valt op dat de onderliggende drijfveren voor dorpsmolens vooral voortkomen uit een leefbaarheidsvraagstuk. In zowel Feldheim, Samsø als bij de Friese Dorpsmolens is sprake van een lokaal leefbaarheids probleem/vraagstuk. Krimp, werkeloosheid, afkalving verzorgingsstaat etc. Er is een voor iedereen zichtbaar LOKAAL probleem. Het thema energie wordt hier gebruikt om dat probleem op te lossen. Texel daarentegen heeft mogelijk weer een andere onderliggende drijfveer gebaseerd op de eigen identiteit van eilanders, ‘wij doen het wel zelf’, zoals dat ook het geval is met de exploitatie van de veerdienst TESO (Texels Eigen Stoomboot Onderneming). In Houten heeft Energie U, een energie-coöperatie, gepoogd 3 windmolens in coöperatief verband te organiseren. De gemeenschap in Houten had echter geen probleem op te lossen. Die paar €centen die het oplevert compenseren bij lange na niet de lasten (geluid, slagschaduw, horizonvervuiling). De weerstand in Houten is en blijft hoog ondanks dat de samenleving mee kon doen. Financiële participatie kan helpen maar lijkt niet altijd de oplossing te zijn voor het draagvlak 19
De Dorpsmolen vraagstuk. . In Bijlage 3 wordt verder ingegaan op de rol van financieel voordeel. Hoewel het kan bijdragen aan draagvlak kan het ook gezien worden als (gemakkelijke) omkoping. Ook andere factoren zijn invloed, zoals het beslissingsproces om tot windmolens te komen. Delta Wind op Goeree is een coöperatie met een lange historie. Van de 25.000 inwoners zijn 1685 inwoners lid. Dat is 6.75% van de hele gemeenschap op het eiland. De leden ontvangen al jaren 6-7% rendement op het ingelegde vermogen. Toch is dit naast het duurzaamheids argument niet voldoende om een bredere laag van de lokale samenleving mee te krijgen in het idee om meer windmolens te realiseren. Uit de psychologie zijn de begrippen ‘schaarste’ en ‘status quo’ bekend als emotionele drivers die aanzetten tot gedragsverandering. Zo weegt schaarste (iets kwijt dreigen te raken) emotioneel 2,5 keer zwaarder dan winst (mogelijk iets verdienen). Het verdelen van winst (opbrengst windmolen) zal waarschijnlijk minder zwaar wegen dan de nadelen (slagschaduw, horizonvervuiling, ultrasoon geluid). Zie ook de bijdrage van TNO bijlage 3 waarin onder andere beschreven wordt dat uit een onderzoek is gebleken dat de omgeving meer ziet in compensatie via een gebiedsfonds dan via individuele beloning. De dorpsmolen bevat in dit verband de noodzakelijke ingrediënten waarmee het draagvlak in een aantal gevallen kan worden vergroot. Het is daarbij van belang dat voldoende mensen zich herkennen in het collectieve vraagstuk en achter de bestedingen van de collectieve middelen aan het lokale energie akkoord staan. De positieve uitkomsten van dit akkoord moeten dan voor die mensen opwegen tegen de genoemde nadelen. Daarbij gaat het om de combinatie: - Eigen, betaalbare, duurzame energie. - die feitelijk bijdraagt aan het energieneutraal maken van de eigen lokale samenleving. - waar iedereen van kan profiteren. - door er in de realisatie en exploitatiefase invloed op te hebben. - er een collectief vraagstuk (zoals leefbaarheid) mee wordt aangepakt In het algemeen worden windmolens in de achtertuin als belastend ervaren. Zij kunnen leiden tot waardevermindering van woningen in de directe omgeving [Bron NLVOW]. Ook is het zo, dat windmolens binnen het ETS op de manier waarop het nu georganiseerd is, niet bijdragen aan CO2 reductie, en daardoor feitelijk niet bijdragen aan het energieneutraal maken van de lokale samenleving. Daarnaast is het in he algemeen zo dat alleen de lasten (slagschaduw, horizonvervuiling, geluid, waardevermindering woning) en in het merendeel niet de lusten lokaal neerdalen. Ongeveer 50% van het subsidie aan windmolens wordt immers uit ODE door de burger betaald (Berekend op basis van Energie in Beeld) . Als gevolg van toenemende kennis bij inwoners en organisaties over de effecten van windmolens, mag worden aangenomen dat de georganiseerde weerstand tegen windmolens verder zal toenemen Een dorpsmolen is een alternatief concept dat aan deze bezwaren grotendeels tegemoet kan komen. Of dit voldoende is om in alle gevallen te kunnen rekenen op voldoende draagvlak zal uit de praktijk moeten blijken. Het gegeven dat er nogal druk ligt op de realisatie van windmolens door de doelstellingen uit het nationale energieakkoord en dat ze er daarom linksom of rechtsom gaan komen kan benut worden als argument om draagvlak te vergroten INDIEN gekozen wordt voor de realisatie als dorpsmolen. Dan komen tenminste een groot deel van de lusten ook lokaal terecht. Zonder een gezamenlijk probleem/uitdaging is het veel moeilijker om de hele gemeenschap achter de beoogde energietransitie te krijgen.
20
De Dorpsmolen
3 3.1
Functies en taken voor de uitvoeringsorganisatie Introductie
De directe aanleiding voor dit onderzoek vormt het realiseren van de dorpsmolen. Daarbij is aangesloten op bestaande organisatievormen op het gebied van het realiseren van energiebesparing en het realiseren van eigen betaalbare duurzame energie in de lokale gemeenschap en de daarbij betrokken lokale organisaties. De begrippen decentraal energiemanagement en De Dorpsmolen zijn nader gedefinieerd. Dit hoofdstuk gaat over de functies en taken van de huidige lokale uitvoeringsorganisaties, de gewenste functies en taken van de betreffende uitvoeringsorganisaties voor decentraal energiemanagement met of zonder dorpsmolen. Het is bij de organisatorische vormgeving van belang dat de betrokken partijen gezamenlijk vaststellen weke taken aan de uitvoeringsorganisatie worden opgedragen en op welke wijze de uitvoering gestalte dient te krijgen. De gezamenlijk opgedragen functies en taken vormen vervolgens de grondslag voor de toekomstige organisatie met of zonder dorpsmolen. Een gefaseerde ontwikkeling is daarbij natuurlijk mogelijk. Teneinde meer inzicht te krijgen in het huidig functioneren van de uitvoeringsorganisaties en in de meningen over de toekomstige taakstelling zijn interviews gehouden met diverse betrokken partijen en zijn de betrokken energiecoöperaties geraadpleegd. In dit hoofdstuk worden de resultaten samengevat. De organisatie kan twee principieel verschillende rollen vervullen, te weten: 1. Een sturende rol teneinde inhoud te geven aan decentraal energiemanagement met andere betrokken partijen 2. Een uitvoerende rol bij een of meer onderdelen door middel van realisatie en / of beheer en exploitatie van die onderdelen. Deze principieel verschillende rollen kunnen desgewenst gescheiden georganiseerd worden. Het inhoud geven aan decentraal energiemanagement is en blijft primair een verantwoordelijkheid van de overheid. De uitvoeringsorganisatie dient in dit verband gezien te worden als een verlengstuk van die overheid. De uitvoerende rol kan een daarvan afgeleide verantwoordelijkheid zijn. Zoals eerder aangeduid is een toenemende betrokkenheid van de gemeenten bij de benodigde voorzieningen noodzakelijk om het voorgenomen gemeentelijke energiebeleid en de daarmee samenhangende doelstellingen te kunnen behalen. Zoals gezegd is het van groot belang dat de overheid daarbij samenwerkt met georganiseerde burgers en het al dan niet georganiseerde bedrijfsleven mits een zodanige zeggenschap behouden blijft dat invloed kan worden uitgeoefend op het realiseren van de gestelde doelstellingen en gestelde ruimtelijke, sociaaleconomische en milieu hygiënische randvoorwaarden. 3.2
Functies en taken huidige situatie
Wat doen de gemeenten nu, wat het bedrijfsleven en wat doen de energiecoöperaties voor zover die er zijn. We illustreren de huidige situatie met een plaatje. We noemen dit plaatje voor vanuit het perspectief van de lokale gemeenschap nu ‘chaos’, om te duiden dat er nog geen onderlinge afstemming is. Vanuit het Nationale Energieakkoord is een set aan regelgeving en stimuleringsinstrumenten ontwikkeld teneinde de energietransitie aan te jagen. Deze taakstellende regels worden vertaalt in allerlei projecten, initiatieven en ambities. Schoorvoetend vormen partijen langzaam coalities (zoals rondom de Energiesprong) teneinde meer richting te kunnen gaan geven.
21
De Dorpsmolen
CHAOS WET M-O HIER 2.0 VNG
ENERGIESPRONG
AFM
TENDER
SPORT REGELING BEA
SDE+ GELD
BELANGEN
OMGEVINGSDIENST
INWONERS EC
GEDRAGSCODE
CROWDFUNDING
ALTERNATIEVE GEDRAGSCODE
7
Sommige gemeenten (met name de grotere) doen al actief mee met het tot stand komen van een Brabants Energieakkoord (verwacht oktober 2015) en ten tijden van het schrijven van dit rapport zijn in de Hart van Brabant gemeenten afspraken in voorbereiding die ertoe moeten leiden dat regionale samenwerking ontstaat welke lokale gecoördineerde acties (nota 0 en Energiereductie) in samenwerking tussen gemeente – inwoners en bedrijfsleven moet borgen. Voor zover ons bekend is er nog geen gemeente (gemeenschap) die gekozen heeft voor het op en inrichten van een eigen lokale uitvoeringsorganisatie. Stichting Duurzaam MOED, www.duurzaammoed.nl , geïnitieerd door de gemeente Tilburg lijkt hier wel op. 3.3
Gewenste en toekomstige functies en taken ZONDER dorpsmolen
In dit onderdeel bespreken we de gewenste en toekomstige functies in de situatie zonder een dorpsmolen. Het volgende onderdeel gaat in op de situatie met een dorpsmolen. We voegen dit stuk toe omdat ook daar waar momenteel geen windopgave is, een lokaal energieakkoord met uitvoeringsagenda en uitvoeringsorganisatie een goed middel kan zijn om de energietransitie aan te jagen. Een Lokaal Energieakkoord met uitvoeringsagenda is volgens ons nodig om: -
partijen te bewegen en te ondersteunen actief te worden met de energietransitie orde in de chaos te scheppen/acties op elkaar af te stemmen projecten te initiëren/stimuleren welke samenwerking bevorderen obstakels zoals financiering te overwinnen en daarmee kansen te verzilveren.
De energietransitie vraagt een brede samenwerking tussen markt, overheid en inwoners. Niet 1 partij kan de kar alleen trekken. Net als het Nationale Energieakkoord een borgingscommissie heeft, zou een lokale uitvoeringsorganisatie de voortgang kunnen bewaken en gelijk acteren als ontwikkelaar van gezamenlijk gedefinieerde projecten zonder het belang van de lokale partijen aan te tasten of op een van hun stoelen te gaan zitten (borgen midden van driehoek).
22
De Dorpsmolen Vanuit het perspectief van: De lokale gemeente: De lokale overheid is een van de partijen in een Lokaal Energieakkoord. Ze staat zelf in eigen huis voor een grote opgave de energietransitie vorm te geven. Een lokale uitvoeringsorganisatie kan de gemeente hierbij ondersteunen en zo nodig van advies maar van ook repliek dienen. De lokale overheid kan daarbij te maken krijgen met allerlei wet en regelgeving die een Lokaal Energieakkoord kan frustreren. Indien de gemeente zelf de uitvoeringsorganisatie zou zijn dan zit deze regelgeving direct in de weg zoals deze wetgeving de uitvoeringsorganisatie kan belemmeren als zij een direct verlengstuk van de lokale gemeente is. Daarbij loopt de gemeente direct tegen een dubbele petten probleem op zodra ruimtelijke wensen gecombineerd moeten worden (op basis LEA en sociaal economische randvoorwaarden) met sociale en economische wensen. Een gemeentelijke rol op enige afstand is hierbij om deze reden van belang. De inwoners: In bijna alle gemeenten is wel een energie coöperatie ontstaan waarin zich een deel van de lokale gemeenschap verenigd rondom het thema decentraal duurzame energie. Voor zowel gemeenten als marktpartijen is zij echter niet de enige vertegenwoordiger namens de gemeenschap. Ook sportverenigingen, wijkraden en andere burger organisaties hebben te maken met de energietransitie en melden zich bij zowel de gemeente als het bedrijfsleven. Een lokale uitvoeringsorganisatie waarin ook de belangen van de inwoners meegenomen zijn kan breder acteren en daarmee ook de doelstelling van de lokale energie coöperatie dienen / versterken. Het bedrijfsleven: Ondanks het bestaan van de wet Milieu Beheer waarin het bedrijfsleven (zonder duidelijke sanctie) wordt verplicht te investeren in duurzame maatregelen is het werken aan het verduurzamen van de energievoorziening bij veel bedrijven geen corebusiness of ze moeten onder druk van de markt (klanten, financiers) maatregelen hiertoe moeten nemen. De uitvoeringsorganisatie kan het bedrijfsleven ondersteunen bij het uitvoeren van de afspraken die vastgelegd zijn in het Lokale Energieakkoord en projecten realiseren waarbij een verbinding gelegd wordt tussen bedrijven en inwoners zonder dat er sprake is van een conflicterend belang of de afweging of bedrijven (fulltime professionals) wel kunnen samenwerken met burgers (overwegend vrijwillig). 3.4
Gewenste functies en taken uitvoeringsorganisatie MET een dorpsmolen
Vast staat dat zowel voor het uitvoeren van decentraal energiemanagement en de ontwikkeling van een dorpsmolen een lokale uitvoeringsorganisatie noodzakelijk is. De gewenste functies en taken van deze organisatie zijn mede afhankelijk van de wijze waarop een dorpsmolen ontwikkeld en geëxploiteerd wordt. Dit kan a. samen met een ervaren ontwikkelaar worden gedaan b. of geheel zelfstandig. Allereerst zal worden ingegaan op de ontwikkelfase. 3.4.1
Functies en taken tijdens de ontwikkelfase
Ad. a) De ontwikkeling wordt gedaan samen met een ervaren projectontwikkelaar. Deze werkwijze ligt het meest voor de hand wanneer een deel van het park als dorpsmolen ontwikkeld wordt. Afgesproken kan worden dat de projectontwikkelaar/ (hoofd-)opstalhouder de ontwikkeling zal trekken en de uitvoeringsorganisatie ondersteunt/controleert. De lokale uitvoeringsorganisatie maakt hierover goede afspraken, nadat zij zich vooraf goed geïnformeerd heeft over het te volgen traject (MER procedures, studies, RvState procedures, SDE+ aanvraag etc.), de waarde die over en weer ingebracht wordt en welke kosten wel of niet tot de ontwikkelkosten gerekend moeten worden. Ad. b) De ontwikkeling wordt zelfstandig gedaan Wanneer de lokale gemeenschap de opstalrechten zelf heeft verworven, ligt zelfstandige ontwikkeling het meest voor de hand. In dat geval is het van belang om zelf over de noodzakelijke expertise te beschikken. Hiervoor kan men terecht bij een groeiend aanbod aan marktpartijen, bestaande wind coöperaties (Verenigd onder www.rescoop.nl ) en partijen als De Windunie, adviesbureaus en energiedienstverleners. 23
De Dorpsmolen 3.4.2
Functies en taken tijdens de exploitatiefase
Na de ontwikkelfase is de meeste waarde van een dorpsmolen gerealiseerd. De bouwvergunningen inclusief de SDE+ beschikking maken het succesvol en rendabel exploiteren van windmolens mogelijk. Nu is het van belang deze waarde zoveel mogelijk ten guste van de lokale samenleving te laten komen zodanig dat daarmee de beoogde energietransitie en het benodigde zelf organiserend vermogen wordt ondersteund o.a. door zoveel mogelijk mensen mee te laten doen. Wij onderscheiden daarbij de volgende mogelijkheden. a) Het bouwrecht verkopen; b) de windmolens geheel zelfstandig exploiteren; c) de windmolens samen met een derde exploiteren. Ad. a): Het bouwrecht verkopen Het verkopen van het bouwrecht kan een aardige vergoeding opleveren. De hoogte hiervan kan in zijn algemeenheid niet worden bepaald, de business case van een windmolen bestaat immers niet en is afhankelijk van het lokale windaanbod, de marktprijs voor energie en de hoogte van de SDE+ subsidie, etc.. De waarde wordt bepaald door de waarde die een potentiële koper er in een concreet geval aan toekent. In het algemeen kan een rendement van 12-18% op geïnvesteerd vermogen gerealiseerd worden en kan over een periode van 20 jaar per windmolen minimaal 2000 huishoudens betrokken worden bij de afname van de stroom. Er zijn dus verschillende mogelijkheden. -
-
-
Een mogelijkheid is om het bouwrecht van de windmolen(s) te verkopen aan een lokale coöperatieve vereniging (bestaand en of nieuw). De koopprijs van het bouwrecht dient daarbij in balans te zijn met het te realiseren rendement voor de leden van de coöperatieve vereniging. Nu bankrenten historisch laag zijn, is bijvoorbeeld 23% boven een vijf-jaars depositorente al een zeer goede vergoeding. De verkoop van het bouwrecht levert geld op om via de lokale entiteit het LEA met uitvoeringsprogramma te ondersteunen. De lokale coöperatieve vereniging borgt dat veel mensen mee kunnen doen. Indien de lokale coöperatieve vereniging vervolgens goede afspraken met een energievergunning houdende leverancier maakt, kan ook de stroom uit deze windmolen lokaal geleverd worden, bijvoorbeeld via De Duurzame Energieunie. www.duurzameenergieunie.nl . In Breda (Windpark Hazeldonk link ) zijn afspraken gemaakt met de meer commerciële marktpartij Hezelaer. Het bouwrecht kan ook verkocht worden aan een partij als De Windcentrale of Qurrent. Beiden organisaties brengen de windmolen onder in een coöperatieve vereniging. De financiering gaat niet via obligaties maar via de verkoop van de stroom vooraf. Bij de Windcentrale heten dat Winddelen ® bij Qurrent Windtegoed ®. Het bouwrecht kan ook verkocht worden aan een andere projectontwikkelaar als hiervoor genoemd. In alle gevallen (ook hiervoor) kan gekozen worden voor een bedrag ineens of een betaling per jaar, bijvoorbeeld een afdracht per geproduceerd MW/h.
Bij de verkoop van het bouwrecht van meerdere windmolens kan gezocht worden naar mogelijkheden om ook mensen die geen of minder geld ter beschikking hebben mee te laten doen. Dat kan bijvoorbeeld door de opbrengst van de ene molen (deels) aan te wenden om mensen Winddelen ® of Windtegoeden ® op afbetaling te laten nemen. Ieder huishoudens neemt immers stroom af en de meesten betalen de rekening. Ad. b: De windmolens geheel zelfstandig exploiteren. Bij deze optie is sprake van volledig lokaal economisch EN juridisch eigendom van de windmolens. De eigenaar is de lokale entiteit. Via bijvoorbeeld Crowdfunding wordt het noodzakelijke kapitaal opgehaald, eventueel aangevuld door het Brabants Energiefonds en de lokale gemeente. De winst komt als dividend in de lokale entiteit, die kan daarmee de uitvoering van het LEA financieel ondersteunen. De stroom kan lokaal worden afgezet en zowel inwoners, bedrijven en andere organisaties kunnen meefinancieren, direct of via hun vereniging (ook energiecoöperatie). 24
De Dorpsmolen Ad. c: De windmolens samen met een derde exploiteren. Bij deze optie is sprake van gedeeld economisch en juridisch eigendom via het houden van aandelen in het project van een derde. Indien de ontwikkeling van het bouwrecht in samenwerking met een projectontwikkelaar, die ook opstalrechten heeft, is gedaan, is het de moeite waard te onderzoeken of en hoe deze projectontwikkelaar tegemoet kan komen aan de lokale wensen en voorwaarden. De ontwikkelaar beschikt over de juiste expertise. Via het bezit van een percentage aan aandelen (lokaal op maat te snijden) krijgt de entiteit jaarlijks haar dividend om te besteden aan de ondersteuning van het LEA. De inwoners en bedrijven kunnen participeren in het project van de ontwikkelaar en de stroom via hem afnemen. Uiteraard is een combinatie van a-b-c ook mogelijk en zijn er per project eigen keuzes te maken. Optie a – b – c zijn enkel richtinggevend. Duidelijk zal zijn dat de gewenste functies en taken van de uitvoeringsorganisatie sterk afhankelijk is van de gekozen constructie. 3.4.3
Het benutten van de hefbomen
Via een of een combinatie van de 3 vorige opties komt er geld beschikbaar voor de uitvoeringsorganisatie om uitvoering te kunnen geven aan het LEA met uitvoeringsagenda. Het geld kan ingezet worden als aanjaag geld en revolverend kapitaal. Duidelijk mag zijn dat het inzetten om aan te jagen uiteindelijk leidt tot het opgebruiken van de middelen. Het geld heeft dan een indirect maatschappelijk rendement zonder dat het terug komt. Het geld inzetten als revolverend kapitaal kan grotere projecten mogelijk maken die anders niet of moeilijk te financieren zijn. Het doel kan/moet zijn dat het geld terugkomt en het project zelf de organisatie/ontwikkelkosten kan dragen zodat er geen aanslag op de collectieve pot gedaan hoeft te worden. Het inzetten van het geld als revolverend kapitaal kan daarom de voorkeur hebben van de lokale coalitie. Het kunnen inzetten hiervan is natuurlijk afhankelijk van de lokale mogelijkheden zoals het realiseren van een volgend dorpsmolen project , het realiseren van collectieve PV projecten en/of het realiseren van een huur(koop) aanbod zonnepanelen/isolatie/LED/warmtepompen. Voor het ontwikkelen van collectieve zonnedaken/velden kan de uitvoeringsorganisatie dezelfde werkwijze hanteren als we hier voorstellen om te komen tot dorpsmolens. Bijlage 7: voorbeelden benutten van de hefbomen
25
De Dorpsmolen 4
Programma van eisen voor de realisatie van de dorpsmolen
4.1
Kritische succesfactoren
In de vorige hoofdstukken is uitvoerig ingegaan op de meerwaarde van de dorpsmolen en het maatschappelijk krachtenveld van waaruit de behoefte aan een dorpsmolen voortkomt. Qua maatschappelijke meerwaarde kan een dorpsmolen een aanzienlijke bijdrage leveren in het betrekken van de lokale samenleving bij de energietransitie door financiële participatie, duurzame stroomafname, realiseren van CO2 reductiedoelstellingen, versterken zelf organiserend vermogen en last but not least: lokale veerkracht/leefbaarheid. Qua maatschappelijk krachtenveld zien wij4: - gemeenten die “meer met minder” moeten doen, op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen en hun (nieuwe) rol in een sterk zich ontwikkelend lokaal maatschappelijk krachtenveld. -
Nieuwe spelers op de energiemarkt die kunnen inspelen op een nieuwe zich ontwikkelende lokale energiemarkt.
-
Inwoners die in dit krachtenveld op zoek zijn naar nieuwe vormen van burgerparticipatie om daarmee de lacunes op te vullen die zijn ontstaan in de afgelopen periode met een terugtredende overheid en marktwerking.
-
Een zoektocht naar lokale coalities om lokaal het heft in eigen hand te nemen, met decentraal energiemanagement als concept wanneer het gaat om duurzame energie en de sociale-, financiële- en milieuvoordelen daarvan.
-
Op juiste wijze georganiseerd kan een dorpsmolen het zelforganiserend vermogen van een lokale gemeenschap langjarig stimuleren om te komen tot een energieneutrale gemeenschap.
Voorbeelden zijn de revue gepasseerd uit binnen en buitenland, waaruit ondermeer blijkt dat de drijfveren verschillend zijn. Lokale vitaliteit is veelal een gemene deler, en tevens draagvlak vergrotend (eigen varkens stinken niet). Uit deze beschrijving van de externe ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk de kritische succesfactoren beschreven die van belang zijn om een dorpsmolen succesvol te kunnen realiseren. Daarbij is het onderscheid van belang in voorwaarden: -
met betrekking tot het te voeren overheidsbeleid,
-
de rol en de opstelling van de lokale burgerinitiatieven,
-
de rol en opstelling van het lokale bedrijfsleven en andere organisaties
-
en de vaardigheden waarover de organisatie voor de ontwikkeling en exploitatie van de dorpsmolen moet beschikken.
Zie ook Rijken, M., De Energietransitie van onderaf vraagt om nieuwe keuzes, Algehele projectsamenvatting, TNO Rapport 2015 R10327, februari 2015.
4
26
De Dorpsmolen Met betrekking tot overheidsbeleid: 1. Gemeenten en provincies zullen meer greep moeten kunnen krijgen op de ruimtelijke, maar vooral ook op de sociaal economische condities voor het ontwikkelen van windmolens. Ingenomen grondposities bijvoorbeeld zijn thans te veel bepalend bij het invullen van de ruimtelijke en sociaal economische vraagstukken. 2. Binnen de context van de beoogde energietransitie dient de windopgave niet louter te worden beschouwd als een ruimtelijke, maar vooral ook als een sociaal economische opgave. Gerelateerd aan het stimuleringsbeleid voor een vitale samenleving, met de dorpsmolen als leidend concept. 3. Meer greep is ook nodig voor het realiseren van de klimaatambities en het verkrijgen van energieneutraliteit gekoppeld aan leefbaarheid met een gegarandeerde continuïteit tegen maatschappelijk aanvaarbare kosten, zoals met de dorpsmolen wordt beoogd, hetgeen een beroep doet op een meer ondernemende rol van gemeenten 4. Een verdere krachtenbundeling binnen de driehoek markt-overheid-inwoners op lokaal niveau met behulp van bijvoorbeeld een Lokaal Energie Akkoord is voor het realiseren en exploiteren van een dorpsmolen een absolute voorwaarden, evenals een hieraan “gebiedsgerichte” faciliterende rol van de provinciale overheid op het gebied van ruimtelijk, financieel, en sociaaleconomisch beleid en het delen van de kennis daaromtrent. 5. De lokale samenwerking voor een dorpsmolen zal in de vorm van een uitvoeringsorganisatie met een duidelijke juridische entiteit gestalte moeten krijgen. Deze organisatie dient vanwege het gemeenschappelijke belang, beleidsmatig door de verschillende partijen binnen de lokale coalitie te worden aangestuurd. 6. Een ondersteunende en voorwaarden scheppende rol van provincies 7. De gemeenten en provincies moeten zelf aan de slag, respectievelijk met de achterbannen aan de slag en bereid zijn om samen te werken. Met betrekking tot de rol en de opstelling van lokale burgerinitiatieven 5: 1. Een energieneutrale gemeenschap vraagt betrokkenheid en inzet van een groot gedeelte van de lokale gemeenschap en om draagvlak voor de daarvoor benodigde windopgave. Een dorpsmolen kan daarin een bindend element zijn. 2. Bewustzijn van een maatschappelijk probleem waarbij een dorpsmolen een positieve bijdrage kan hebben. 3. Lokale goed georganiseerde burgerinitiatieven die op basis van dit gevoelde probleem bereid zijn tot samenwerking in een lokale coalitie die o.a. bestaat uit overheid en bedrijfsleven 4. Burgerinitiatieven die mede op basis van vrijwilligheid als drager fungeren voor het gedachtegoed en daarvoor verbindingen leggen met onderwijs en andere betrokken maatschappelijke organisaties voor bewustwording, draagvlak en eigen handelingsperspectief. 5. Inwoners die zelf aan de slag gaan, in verenigingsverband met hun achterbannen aan de slag gaan en bereid zijn tot langdurige samenwerking.
5
Zie ook Attema-van Waas, A.R. · Rijken, M., Succesfactoren voor lokale duurzame energie-initiatieven, TNO report TNO 2013
R11720, 2013.
27
De Dorpsmolen 6. Betrokkenheid van burgers met de juiste expertise en kennis, ofwel vanuit hun professionele achtergrond, of de bereidwilligheid deze op te bouwen en hier in te investeren.
energiecoöperaties in Nederland
Met betrekking tot de rol en de opstelling van het lokale bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties: 1. Een energie neutrale gemeenschap vraagt op de eerste plaats om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Tenslotte verbruikt iedere onderneming energie. Ook hier geldt, zelf aan de slag, als lokale ondernemersverengingen aan de slag en bereidheid tot samenwerking 2. Bereidheid om op basis van een wederzijds belang nieuwe langjarige samenwerkingsvormen aan te gaan voor het bereiken gezamenlijk bepaalde doelstellingen. 3. Op basis van dit gezamenlijk belang aangaan van een innovatieve zoektocht naar nieuwe lokaal georiënteerde product marktcombinaties op het gebied van energiebesparing, eigen lokale productie en stroomafname op basis van het inzicht dat decentraal energiemanagement in relatie tot een dorpsmolen kan leiden tot extra lokale werkgelegenheid. Met betrekking tot vaardigheden waarover de organisatie (social enterprise) van de dorpsmolen moet beschikken5: 1. De organisatie dient primair te beschikken over vaardigheden op het organiseren en behouden van een sterke lokale coalitie, die integer en zonder het eigen belang van de individuele partijen voorop te stellen de realisatie van dorpsmolens ter hand neemt. 2. De uitvoeringsorganisatie zal over voldoende taken, knowhow en financiële middelen moeten kunnen beschikken om als uitvoeringsorganisatie voor de dorpsmolen en decentraal energiemanagement te kunnen dienen en daarover de regie te kunnen voeren om daarmee de gezamenlijke gestelde doelen op het gebied van de energietransitie tegen maatschappelijk verantwoorde kosten te kunnen realiseren. Alle lokale partijen mogelijk ondersteund door het provinciaal energiefonds zou hierin kunnen bijdragen. 28
De Dorpsmolen 3. De lokale uitvoeringsorganisatie werkt daarvoor op basis van vertrouwen en wederkerigheid samen met de gemeente, lokale burgerinitiatieven en lokale marktpartijen. 4. De organisatie zal marktconform moeten kunnen werken. Zij zal daartoe in staat moeten zijn om binnen het vastgestelde beleid initiatieven te ontplooien en rechtsverhoudingen met externe partijen aan te gaan. Ook moet de organisatie toegang hebben tot de kapitaalmarkt. 5. De organisatie zou in principe ook een rol kunnen hebben op het gebied van andere maatschappelijk relevante vraagstukken, zoals de realisatie van glasvezel in het buitengebied met die opmerking erbij dat het wel van belang is taken te scheiden. Het aanjagen hiervan kan goed. 6. De organisatie van de dorpsmolen is daarnaast in staat de ontwikkelingen op provinciale, nationale of Europese schaal te volgen om deze op lokaal niveau te benutten, zoals Europese subsidies EFRO en EFS gelden en benut bijvoorbeeld de experimenteerruimte uit het Nationale Energieakkoord. 4.2
Uitgangspositie voor de dorpsmolen
De uitgangspositie voor een dorpsmolen en de vormgeving van een daarbij passende uitvoeringsorganisatie gebaseerd op de kritische succesfactoren, is sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden en de gekozen constructie en kan dus moeilijk in algemene zin beantwoord worden. Relevante aspecten zijn voorts: het gemeentelijk beleid en uitvoeringsagenda, het al dan niet aanwezig zijn van een burgerinitiatief en de organisatiegraad daarvan, de omvang van de windopgave, ingenomen grondposities, reeds bestaande samenwerkingsvormen, en de ingenomen rol van de provincie. Een algemeen kenmerk uit de geslaagde voorbeelden uit hoofdstuk 2 is dat een bestuurlijk aangegane windopgave geen rol heeft gespeeld. In alle gevallen is de dorpsmolen voortgekomen uit de bewustwording van een lokaal gevoeld maatschappelijk probleem (belang) waarop de dorpsmolen een positief effect zou kunnen hebben. Om de uitgangspositie van de dorpsmolen te kunnen beschrijven wordt daarom uitgegaan van een gemeenschap waarbij sprake is van: -
Een algemeen erkend lokaal relevant zichtbaar en voelbaar maatschappelijk probleem (uitdaging zo je wilt) zoals krimp, vergrijzing, toename werkloosheid, afkalving voorzieningsniveau.
-
Van bestaand gemeentelijk beleid dat erop gericht is dit probleem aan te pakken. Het lokale probleem moet (h)erkend worden.
-
Burgerinitiatieven die willen bijdragen aan het oplossen van het geconstateerde probleem.
-
Lokaal bedrijfsleven dat hieraan eveneens op de een of andere manier wil bijdragen
-
Een bestuurlijk overeengekomen windopgave.
-
Een lokale windvisie met ruimtelijke en sociaal economische randvoorwaarden
29
De Dorpsmolen De sterke punten van de dorpsmolen zijn dan: -
Een dorpsmolen en de daarvoor benodigde organisatie fungeert als verlengstuk van de gemeenschap (gemeente – inwoners – organisaties) m.b.t. het oplossen van het gezamenlijke probleem/uitdaging en de uitvoeringsagenda.
-
De organisatie van de dorpsmolen kan gezien worden als een bruggenhoofd van waaruit de gemeente samen met de inwoners en het lokale bedrijfsleven hun greep op de lokale energiemarkt en in het bijzonder op de markt van windmolenontwikkeling kan versterken. Daarbij speelt de binding die van een lokale coalitie uitgaat een belangrijke rol.
-
De organisatie van een dorpsmolen, in welk beleid partijen uit de lokale coalitie zeggenschap hebben, kan fungeren als een betrouwbare, door de lokale coalitie beïnvloedbare en controleerbare transparante partij voor de gemeenschap en kan worden gebruikt als noodzakelijk tegenwicht tegen private partijen die o.a. dominante (grond)posities innemen.
-
De organisatie van de dorpsmolen kan daarbij het tegenstrijdige belang van winstmaximalisatie en nutsfunctie overbruggen waarbij maatschappelijke sturing mogelijk is. Ook de continuïteit wordt hierdoor beter gegarandeerd.
-
De organisatie kan dienen als platform voor overleg over het te voeren lokale energiebeleid, de besteding van de revenuen van de dorpsmolen en de wijze waarop decentraal energiemanagement in de gemeente het beste uitgevoerd kan worden.
-
De organisatie heeft via de betrokken achterbannen draagvlak en knowhow op een breed lokaal maatschappelijk terrein en is in staat deze achterbannen, waaronder vrijwilligers en leden, qua draagvlak en uitvoering actief te betrekken.
Als zwakke punten kunnen op dit moment worden genoemd6:
6
-
Onvoldoende kennis van de mogelijkheden bij lokale partijen in persoon en/of organisatie
-
Mede hierdoor is er onvoldoende bereidheid tot samenwerking, welke nodig is om de kansen te benutten (onzekerheid).
-
Onvoldoende realisatiekracht bij lokale initiatieven
-
Partijen staan in het huidige tijdsbestek in het algemeen onwennig tegenover het idee van een lokale risicodragende uitvoeringsorganisatie. In het kader van de kerntaken discussie zou juist de overheid moeten terugtreden waarbij een dorpsmolen (tijdelijk) meer regie vraagt.
-
In het algemeen is er lokaal nog geen integrale uitvoeringsstrategie- en agenda (LEA) op het gebied van decentraal energiemanagement en de betekenis van dorpsmolens daarbij.
-
Daaruit volgt dat de huidige lokale organisatiestructuur en beheers constructies nog niet geschikt zijn om op grote schaal uitvoeringstaken te verrichten. De te nemen besluitvormingsprocedures verlopen te traag.
Zie ook Rijken, M. & Attema-Van Waas, R. De Energietransitie van Onderaf loopt tegen knelpunten aan. TNO Rapport 2014 R11300
30
De Dorpsmolen
4.3
-
De huidige lokale samenwerkingsverbanden kunnen in het algemeen slechts in beperkte mate worden benut om het draagvlak en de krachtenbundeling in de gemeenschap voor decentraal energiemanagement en de dorpsmolen te bewerkstelligen.
-
Nieuwe samenwerkingsvormen met het bedrijfsleven worden nog in onvoldoende mate benut.
-
De grondposities zijn in het algemeen ingenomen door private partijen die nog erg moeten wennen aan nieuwe lokale samenwerkingsvormen.
-
De door de windbranche (NWEA) zelf ontworpen gedragscode voor omgang met de omgeving werkt in dit verband belemmerend voor het aangaan van nieuwe lokale samenwerkingsvormen met individuele private partijen. De gedragscode werkt primair bindend voor de branchegenoten in plaats van innovatief richting overheid en lokale burgerinitiatieven.
-
Initiatieven worden nog onvoldoende door de provinciale overheid gefaciliteerd op het gebied van beleid, financiën en kennis. Eisen te stellen aan de uitvoeringsorganisatie voor decentraal energiemanagement en de dorpsmolen
Gezien het voorgaande kunnen de volgende eisen aan de toekomstige uitvoeringsorganisatie met een dorpsmolen worden gesteld: -
De organisatie moet als sturings- en uitvoeringsorgaan van het lokale energiebeleid in de gemeente kunnen fungeren. Diverse ondersteunende, coördinerende en uitvoerende functies moeten daar worden ondergebracht.
-
De organisatie zal op deze uitvoeringstaken moeten worden toegerust, zowel qua structuur, qua menskracht en middelen.
-
De organisatiestructuur zal in samenwerking met lokale burgerinitiatieven een slagvaardige en bedrijfsmatige uitvoering van taken mogelijk moeten maken en moeten kunnen deelnamen aan het zakelijk verkeer.
-
De participanten, de deelnemers aan het lokale energieakkoord, moeten namens de lokale coalitie het beleid van de organisatie kunnen bepalen en effectief toezicht kunnen houden op de uitvoering van de taken. Bijsturing moet mogelijk zijn.
-
De organisatie zal de participanten moeten kunnen ondersteunen bij de beleidsvoorbereidende taken. Zij zal daartoe als platform moeten fungeren ten behoeve van overleg en samenwerking tussen zowel gemeenten, inwoners en bedrijfsleven.
-
Op uitvoering gebeid vereist dit een bepaalde kritische massa en een zelfstandige beheerconstructie van voldoende deskundigheid en omvang.
31
De Dorpsmolen 5
Organisatorische vormgeving van dorpsmolen
5.1
Introductie
Op grond van het programma van eisen kan de vormgeving van de benodigde organisatie worden bepaald. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de overgedragen functies en taken en de gekozen ontwikkelings- en exploitatiestrategie van de dorpsmolen. Desalniettemin kan op hoofdlijnen op grond van het voorgaande worden geconcludeerd dat: -
de organisatie zal over een zelfstandige beheers-constructie moeten beschikken met voldoende kritische massa om als zelfstandige organisatie te kunnen functioneren.
-
nadere besluitvorming nodig is over uitvoeringstaken.
5.2
Bestuurlijk-juridische varianten
De te bereiken doeleinden en het programma van eisen vormen het uitgangspunt bij het opstellen en beoordelen van varianten voor de bestuurlijk-juridische varianten. De keuzemogelijkheden voor deze structuur zijn in het Nederlandse recht niet onbeperkt. De eerst in aanmerking komende vormen zijn: A
De naamloze vennootschap (N.V.),
B
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (B.V.),
C
de stichting
D
Vennootschap onder een firma
E
een combinatie van een of meerdere van deze rechtspersonen. Daarbij kan worden gedacht aan een combinatie van een N.V. met een of meer werkmaatschappijen of aan een combinatie van een stichting met werkmaatschappijen in de vorm van besloten vennootschappen.
F
De coöperatieve Vereniging
5.2.1
Naamloze vennootschap
Een naamloze vennootschap is een rechtspersoon met een in overdraagbare aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. -
Het aandeelhouderschap van een N.V. kan voor iedereen open staan doch ook aan kwaliteitseisen zijn gekoppeld, bijvoorbeeld door (in statuten) te bepalen dat alleen overheidsinstellingen aandeelhouder kunnen zijn (mogelijke vrijstelling vennootschapsbelasting).
-
Aandeelhouders zijn niet aansprakelijk voor schulden van de N.V.; bij faillissement is het verlies beperkt tot het beloop van zijn aandelenkapitaal. Bij de oprichting moeten de aandeelhouders er wel voor zorgen dat over voldoende kapitaal is om haar taak te kunnen uitvoeren. Wanneer dat niet voldoende blijkt te zijn is dat een element waaruit wel aansprakelijkheid kan voortvloeien.
Aan een aandeel zijn 2 soorten rechten verbonden, te weten: -
economisch belang = de waarde van het aandeel + dividend;
-
zeggenschap = stemrecht
Naast gewone aandelen kunnen in de statuten bijzondere soorten aandelen worden gecreëerd:
32
De Dorpsmolen -
Prioriteitsaandelen, deze hebben meer zeggenschap dan gewone aandelen, bijvoorbeeld bij het benoemen van directie en commissarissen;
-
Preferente aandelen, deze hebben een streepje voor bij de winstverdeling.
Organen van de N.V. -
Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA): deze heeft alle bevoegdheden welke niet in wet of statuten aan anderen zijn toegekend. De AVA kan aan de directie algemene richtlijnen geven over het uit te voeren beleid. De directie voert het algemene beleid uit en moet zich daarvoor verantwoorden in de AVA.
-
Bestuur / Directie: deze voert het algemene beleid uit en vertegenwoordigt de NV in en buiten rechte.
-
Raad van Commissarissen: bestaat uit natuurlijke personen en houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de NV en haar onderneming. Commissarissen kunnen desnoods het bestuursbeleid bijsturen.
Bestuurdersaansprakelijkheid Bestuurders kunnen privé aansprakelijk zijn voor: -
een speciale schuld van de N.V als zij in functie onrechtmatig hebben gehandeld;
-
belasting- en premieschulden als deze niet tijdig worden afgedragen en de belastingontvanger niet tijdig geïnformeerd is over de reden daarvan;
-
alle schulden van de N.V. ingeval van faillissement als er sprake is geweest van wanbeleid. Wanbeleid wordt aanwezig geacht als de boekhouding niet goed wordt bijgehouden en de jaarstukken niet tijdig worden gedeponeerd bij het handelsregister.
In het algemeen is het zo dat een overheids-N.V. die niet tot onderneming heeft de uitoefening van een landbouwbedrijf, nijverheidsbedrijf, mijnbouwbedrijf, handelsbedrijf, vervoersbedrijf of een bouwkas, is vrijgesteld van het betalen van vennootschapsbelasting als: -
alleen overheden aandeelhouder zijn;
-
alleen overheden het bestuur kunnen benoemen
-
het liquidatiesaldo aan de overheid toekomt.
Omzetbelasting (OB) Een N.V. is over door haar geleverde prestaties OB verschuldigd. Dit wordt niet anders indien het een overheids-N.V. is. Eventueel kan een beroep worden gedaan op de “samenwerkingsvrijstelling”. Samenwerking met het bedrijfsleven Een N.V. is voor het bedrijfsleven een volstrekt geaccepteerde rechtsvorm voor samenwerking. 5.2.2
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Deze is in grote lijnen gelijk aan de N.V. Het voornaamste onderscheid is: -
de B.V. kent alleen aandelen op naam; 33
De Dorpsmolen -
de overdraagbaarheid van de aandelen is beperkt
-
in het algemeen gebruikt voor kleinere ondernemingen c.q. speciaal aangewezen taken zoals bijvoorbeeld de exploitatie van een windmolen.
-
er is geen minimaal vereist startkapitaal meer nodig
5.2.3
De Stichting
Definitie De stichting is een rechtspersoon welke geen leden kent en die beoogt om met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te realiseren. Voor het uitoefenen van een bedrijf is de stichting wettelijk niet in het leven geroepen maar het kan wel. Bij een stichting denkt men al gauw aan een ideëel doel, terwijl voorts de stichtingsvorm sterk autocratisch is; democratische controle op het bestuur ( zoals bij een N.V. wel mogelijk) is bij een stichting in beperkte mate mogelijk door het instellen van een R v C of een R v T. Een stichting kan werken met vrienden en donateurs. Fiscale aspecten: Een stichting is onderworpen aan de heffing van de vennootschapsbelasting voor zover zij een bedrijf uitoefent, tenzij het een “overheidsstichting” is. Voor de omzetbelasting geldt dat een stichting eerder dan een N.V. in aanmerking komt voor een vrijstelling van betaling van omzetbelasting. Bedrijfsmatige activiteiten die een bepaalde omvang krijgen zijn belast met btw. Ook kan binnen een stichting een gemengd regime gelden wat wil zeggen dat sommige activiteiten niet belast zijn volgens de OB en andere activiteiten wel. Sociale zekerheid: Een (overheids-) stichting kan volgens jurisprudentie (in tegenstelling tot een N.V.) van de de Centrale Raad van Beroep geacht worden tot de openbare dienst te behoren. Dien ten gevolge zijn de personeelsleden dan ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet. Aansprakelijkheid: Bestuurders van de stichting zijn in principe niet aansprakelijk voor eventuele schulden van de stichting, tenzij sprake is van een onrechtmatige daad van een bestuurslid. 5.2.4
Vennootschap Onder Firma (VOF)
Een vof kan worden opgericht door natuurlijke personen of door rechtspersonen. Rechtspersonen gebruiken een vof soms in het kader van een bijzonder project, zoals een groot bouwproject. Voor ontwikkeling van windmolens wordt in de branche regelmatig gebruik gemaakt van deze rechtsvorm. Daarom vermelden we deze hier. Als rechtsvorm voor de lokale uitvoeringsorganisatie is ze naar onze mening niet geschikt. Een eigenschap van een vof is namelijk dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor gemaakte schulden. Dit vloeit voort uit het feit dat de vof in Nederland geen zelfstandig rechtssubject is, geen zogenaamde rechtspersoon. De vof is een overeenkomst tussen de vennoten. Dit in tegenstelling tot de situatie bij een besloten vennootschap, wel een rechtspersoon, waar de bestuurders alleen in geval van echt wanbeheer hoofdelijk aansprakelijk zijn.
34
De Dorpsmolen 5.2.5. De coöperatieve vereniging De Coöperatieve Vereniging (coöperatie) De coöperatie is een vereniging die opkomt voor de materiële belangen van haar leden, door overeenkomsten met hen af te sluiten. Bij de coöperatie mag winst worden uitgekeerd aan de leden. Er zijn meerdere soorten coöperaties: -
bedrijfscoöperaties, waarbij de leden het bedrijf uitoefenen en de coöperatie de inkoop, verkoop en/of bepaalde diensten voor de leden verzorgt
-
consumentencoöperaties, waarbij de leden goederen kopen van de coöperatie, die deze voor de leden gezamenlijk heeft ingekocht
-
producten- of dienstencoöperaties, waarbij de leden tegelijkertijd werknemer zijn van de coöperatie
-
de eigenaarscoöperatie, waarbij de leden primair als eigenaar van de onderneming in de coöperatie verbonden zijn met de coöperatie.
-
de ondernemerscoöperatie, is een coöperatie waarbij alle leden (natuurlijke personen of rechtspersonen) zelfstandig een bedrijf uitoefenen.
-
de werknemersproductiecoöperatie, sluit arbeidsovereenkomsten met de leden in ruil voor het behartigen van de stoffelijke behoeften (lees materiële) van de leden waar het specifiek gaat om het werk en inkomen.
-
overheidscoöperaties, waarbij de leden uitsluitend bestaan uit overheden of overheidsgedomineerde rechtspersonen.
Verder kent de coöperatie vereniging een aantal aansprakelijkheidsvormen -
De U.A.-vorm betekent uitgesloten aansprakelijkheid voor de leden. Die zijn dan ook via de statuten van de coöperatieve vereniging uitgesloten van aansprakelijkheid voor het handelen van de coöperatie als rechtspersoon.
-
De B.A. vorm betekent beperkte aansprakelijkheid voor de leden. In de statuten van de coöperatieve vereniging wordt vastgelegd tot welk bedrag leden aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het handelen van de coöperatie als rechtspersoon. Een coöperatie in de B.A. vorm zal makkelijker financiering vinden dan een coöperatie in U.A. vorm.
-
De V.A. vorm betekent volledige aansprakelijkheid voor de leden. Binnen deze coöperatie zijn de leden volledig aansprakelijk voor het handelen van de coöperatie.
Alle lokale energie initiatieven in Noord Brabant die kozen voor de rechtsvorm coöperatieve vereniging zijn naar zover wij konden vinden opgezet met uitgesloten aansprakelijkheid voor de leden. Binnen een coöperatieve vereniging is de algemene vergadering van leden (ALV) het hoogste orgaan. Middels ledensoorten kan het stemrecht ‘gestuurd’ worden. Zo kwamen we coöperaties met A en B leden tegen. B leden kenden daar geen stemrecht, A leden wel. Ook hebben sommige coöperaties de ledencategorie kapitaalsleden, die vanaf een bepaalde inleg een dubbelstemrecht krijgen.
35
De Dorpsmolen De coöperatie kent een bestuur wat aangesteld wordt door de algemene ledenvergadering of door een Raad van Commissarissen, indien de statuten van de coöperatie hierin voorzien. In dit laatste geval benoemt de ALV de Raad van Commissarissen. 5.2.6
Combinatie van rechtsvormen
Aan de hand van het voorgaande ligt het ook voor de hand dat ook een combinatie van verschillende rechtsvormen mogelijk is. Te denken valt aan de normale concern-structuur met een N.V. / B.V. als Holding en daaronder een aantal werkmaatschappijen of een V.O.F. samen met een projectontwikkelaar. Ook is denkbaar aan een stichting met daaronder een aantal werkmaatschappijen in een B.V., schematisch als volgt. Concern'structuur'
Holding( Holding(houdt( 100%(of(deel( aandelen(in( werkmaatschappij(
Werkmaatschappij(
5.3
Advies bestuurlijk-juridische organisatie
De keuze tussen de verschillende vormen is niet zo zwart wit als de hiervoor gegeven juridische benadering. Ook politieke, bedrijfseconomische en gevoelsmatige elementen spelen hierbij een rol Politiek:
is democratische controle mogelijk?
Burgerinitiatief:
is er voldoende invloed en zeggenschap?
Bedrijfseconomisch: hoe kunnen beperkte middelen optimaal worden ingezet met minimaal risico en minimale hoofdelijke aansprakelijkheid? Gevoelsmatig:
in welke structuur voelen betrokkenen zich het beste thuis?
Bepalend voor het realiseren van een slagvaardige uitvoering en een daadwerkelijke democratische controle is de wijze waarop de bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn en verantwoording wordt afgelegd. Gezien het programma van eisen wordt voor het uitvoeren van decentraal energiemanagement gecombineerd met een dorpsmolen met een afdracht via een fonds geadviseerd een samengestelde bestuurlijk-juridische structuur te kiezen bestaande uit een stichting en een of meerdere bv’s. -
De stichting kan dienen als platform voor overleg tussen de partijen in de driehoek.
-
Onderlinge afspraken worden gemaakt over de besteding van de revenuen uit de dorpsmolen in relatie tot het lokale energieakkoord. 36
De Dorpsmolen -
Een scheiding tussen beleid (in de stichting) en bedrijfsmatige uitvoering (in BV’s) kan worden gemaakt.
Voor de uitvoeringsorganisatie voor de ontwikkeling en eventueel de exploitatie van de dorpsmolen kan in het algemeen het beste de B.V.-structuur gekozen worden. De stichting treedt daarbij op als (mede) eigenaar van de aandelen in de B.V. Zij functioneert daardoor als Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) en oefent het stemrecht uit. In de stichting worden de algemene beleidslijnen uitgezet welke vervolgens door de B.V. worden uitgevoerd. Schematisch ziet deze structuur er als volgt uit. Structuur&Dorpsmolen& Hier-vindtaansturingplaats-
Uitvoeringsorganisa,eS,ch,ngS,ch,ng-houdt100%-of-deelaandelen-in-BV-
Ontwikkel-B.V.Windmolens-
Hier-vindtuitvoeringplaats-
Als toelichting op het schema kan het volgende dienen, met dien verstande dat hierop vele varianten mogelijk zijn afhankelijk van de lokale omstandigheden en voorkeuren. Varianten op de voorgestelde structuur kunnen in de statuten worden opgenomen : -
De stichting is AVA. In het oog dient te worden gehouden dat niet de deelnemende partijen in de stichting aandeelhouders zijn, doch enkel de stichting zelf. De stichting als aandeelhouder geeft alleen algemene beleidsinstructies; de B.V., in het bijzonder de directie, voert het algemene beleid uit en is daarvoor verantwoording schuldig.
-
Werkorganisatie. De stichting wordt ondersteund door een werkorganisatie die wordt belast met, afhankelijk van de aan de stichting overgedragen functies en taken, onder meer de volgende werkzaamheden: secretariaat stichting en uitvoeren decentraal energiemanagement, al dan niet in samenwerking met B.V. Lokale gemeenschapscoöperaties kunnen onderdeel vormen van de werkorganisaties.
Directietaak B.V. De directie van de B.V voert het algemene beleid uit en stelt daartoe een bedrijfsplan op voor de ontwikkeling en exploitatie van de dorpsmolen, dat instemming behoeft van het bestuur van de stichting. Bij de uitvoering van het bedrijfsplan is de directie autonoom (slagvaardigheid) zij het dat voor bepaalde verreikende investeringsbeslissingen voorafgaande goedkeuring nodig is, nader te bepalen in de statuten/reglementen. Tot slot. De stichting stuurt op het verkrijgen van het bouwrecht enerzijds en het realiseren van het lokale energie akkoord anderzijds. De lokale coalitie bepaalt vervolgens in overleg wat de gewenste eindvorm voor exploitatie van de windmolen(s) is. Dat kan zijn via een lokale coöperatieve vereniging, een samenwerkingsverband van regionale coöperatieve verenigingen of combinaties met andere in dit rapport genoemde vormen. Wij achten het daarbij van belang dat de lezer van dit rapport niet denkt dat met deze voorgestelde aanpak de lokale energie coöperaties buiten spel gezet 37
De Dorpsmolen worden. De aandachtige lezers zien juist in deze voorgestelde aanpak de kans voor de lokale energie coöperaties, met breed gedragen lidmaatschap als mogelijk eindvorm.
38
De Dorpsmolen Bijlage 1.
Klankbordgroep-
Tijdens de voortgang van dit project is overleg geweest met een klankbordgroep bestaande uit medewerkers van de provincie Noord Brabant. Aan dit overleg deden medewerkers mee vanuit de volgende afdelingen: -
leefbaarheid energie economie ruimte
Doel van deze opzet is meer synergie te krijgen tussen de verschillende beleidsterreinen. De Dorpsmolen is een metafoor voor een manier van organiseren welke zowel sociale, economische als ruimtelijke en milieu aspecten combineert vanuit de vraag ‘hoe kunnen lokale gemeenten hun eigen doelstellingen op het gebied van duurzame energie realiseren en wat is daarbij de rol van de provincie?.
39
De Dorpsmolen Bijlage 2.
Overzicht-van-Brabantse-initiatieven-
Moerdijk: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouders tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +80 MW bod via RWB : Ja windvisie Moerdijk : nee : positieve grondhouding : Energiek Moerdijk – 75 leden : Minimaal. Bod staat onder druk (o.a. door Klaverpolder) : Ja, alleen dorpsmolens worden geaccepteerd. Grote vraag: Hoe dit te organiseren? : Ja, Energiek Moerdijk i.s.m. Duurzaam Drimmelen en gemeenten : 4-12.
Voor de ontwikkelingen zie bijlage: Dorpsmolens Zonzeel Drimmelen: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +9 MW bod via RWB (Zonzeel Oost) : Ja raadsbesluit met criteria : nee : positieve grondhouding : Duurzaam Drimmelen 20-50 leden : Minimaal, gemeente raad is uitgesproken : Ja, vraag: Hoe te organiseren? Is actueel : Ja i.s.m. Energiek Moerdijk en lokale gemeente : 2-4
Zie voor de ontwikkeling de bijlagen: Plan van Aanpak Zonzeel + notitie noodzaak Stichting. Waalwijk: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +25 MW : Ja raadsbesluit voor gebied, collegebesluit voor lokale betrokkenheid : Ja (deels) : Mogelijk, via regie bij gemeente : Langstraat Energie nog startend <20 leden : Onbekend : Waarschijnlijk wel, vraag Hoe te realiseren? is actueel. : Waarschijnlijk wel. : 2-4
40
De Dorpsmolen Tilburg: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +15 MW : Ja raadsbesluit voor participatie : Ja (deels) : ja, waarschijnlijk wel : 5 lokale LEC’s verenigd in T-Wind Meerdere LEC’s uit omgeving tonen interesse : Onbekend : Waarschijnlijk wel, vraag Hoe te realiseren? is actueel. : Waarschijnlijk wel, vraag Hoe te realiseren? Is actueel. : 1-5
Dongen: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +12MW : Ja raadsbesluit opdracht aan college ! uitzoeken hoe deelname dorp juridisch is te borgen. : Nee, van lokale bedrijven : Mogelijk, ligt wel gevoelig. : Energie Dongen 100+ leden : Tot nu toe weinig echte weerstand : Interesse aanwezig. : Ja : 1-2
Voor dit project is een deelrapport op aanvraag beschikbaar. Zundert: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +12 MW : In voorbereiding : Mogelijk : Positieve grondhouding : Onbekend : Onbekend : Waarschijnlijk wel, de vraag Hoe te realiseren? is actueel. : NvT. : 1-3
Oirschot/Oisterwijk: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak
: +10 MW : Neen : Neen : Project is al vergund aan Essent : O2 Oirschot i.s.m. DEC Oisterwijk. Samen 40-100 leden. : Onbekend 41
De Dorpsmolen Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen
Mogelijk aantal dorpsmolens
: Niet meer van toepassing, is al vergund : Waarschijnlijk wel maar is niet meer van toepassing Project Kattenberg wordt gerealiseerd door Essent. Er komt mogelijk een vorm van participatie. : geen
Voor dit project is een rapport gemaakt in het project ‘Het Groene Woud Energiecoöperaties’. De resultaten hiervan zijn vanwege geheimhoudingsafspraken niet openbaar. Breda: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +40 MW : Niet gevonden, wel criteria RWB onderschreven : Deels, via afgerond project Hazeldonk : Onbekend : Bres, Breda Duursaam Bres 30-50 leden Breda Duursaam 100+ : Onbekend : Waarschijnlijk wel. : Waarschijnlijk wel. : 1-3
Steenbergen: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +25 MW : Neen : Neen : Projecten al vergund : geen : Onbekend : Niet meer van toepassing. : Niet van toepassing : Geen voor zover wij weten (gemiste kans).
Veghel: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: +12 MW : Neen in zoverre dat lokale partijen NWEA gedragscode hanteren : Neen : Mogelijk, voorlopig op basis van NWEA gedragscode : Geen. Veghel fuseert met Schijndel. Energie Schijndel is op de hoogte (Energie Schijndel 100+ leden). : Onbekend : Waarschijnlijk gepasseerd station. : Energie Schijndel: Ja : 1-3 42
De Dorpsmolen OSS: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: 9 MW : Neen : Neen : Mogelijk : EC Oss 20-40 leden : Onbekend : Onbekend : Ja :1
Den Bosch: Zoekgebied binnen het energieakkoord voor Lokaal beleid rondom wind Eigen grond gemeente Bereidheid opstalhouder tot lokale samenwerking Lokaal initiatief Lokaal draagvlak Bereidheid bij gemeente voor dorpsmolen Bereidheid bij lokaal initiatief voor dorpsmolen Mogelijk aantal dorpsmolens
: 10-12 MW : Ja : Neen : Mogelijk : Energie073 : Onbekend : Mogelijk op basis beleid/raadsmotie : Waarschijnlijk :1
De situatie in Bergen op Zoom is ons onbekend.
43
De Dorpsmolen Bijlage 3.
Hoe$coöperaties$kunnen$bijdragen$aan$draagvlak$voor$windmolens-
Onderzoeksbijdrage vanuit TNO Introductie Nationale energieverkenning 2015 beschrijft dat de deelname van een coöperatie aan een windproject niet automatisch zorgt voor meer draagvlak. Ook coöperaties hebben regelmatig te maken met weerstand vanuit medeburgers. Daarom is het van belang om meer inzicht te hebben in deze weerstand. Opbouw Dit hoofdstuk gaat over welke factoren bijdragen of afbreuk doen aan draagvlak voor windmolens onder burgers. Hierbij gaat het met name over burgers die in de buurt van beoogde windmolens wonen. Doormiddel van een (onuitputtend) literatuuronderzoek in zowel Nederlandse als internationale literatuur, hebben we in het eerste deel van dit hoofdstuk een aantal factoren opgesteld die invloed hebben op draagvlak voor windmolens: beperkte noodzaak, perceptie van de leefomgeving, CO2 reductie, financiële opbrengsten, en inspraak. Omdat onze hypothese is dat een lokale energie coöperatie kan bijdragen aan draagvlak (en tegelijkertijd aan de leefbaarheid van een gemeente) hebben we daarnaast in deel 2 een aantal factoren opgesteld die invloed hebben op de bereidheid van mensen om zich aan te sluiten bij een lokale energie coöperatie. Op basis van de uitkomsten zijn de vorm van hoe de dorpsmolen het beste kan worden vormgegeven aangepast om acceptatie van windmolens te optimaliseren. Probleem De komst van windmolens stuit vaak op weerstand omdat ze het landschap negatief zouden beïnvloeden, geluids- en schaduwoverlast geven, en ze de waarde van omliggende woningen zouden verlagen. Daarnaast (of misschien wel daardoor) hebben mensen vaak negatieve overtuigingen zoals “windmolens draaien op subsidie” en “windmolens staan vaak stil” (Reitsma, 2014). Op dit moment verlopen trajecten om tot windmolens te komen vaak traag door weerstand van omwonenden (Reitsma, 2014). Naar schatting stranden 75% van de voorstellen voor windenergie voornamelijk door negatieve publieke opinie, in Nederland (Gipe, 1995). Hierdoor wordt de transitie naar duurzame vormen van energie vertraagd. Windmolens hebben echter niet alleen nadelen, ze zorgen er ook voor dat we duurzame energie kunnen gebruiken. Dit heeft een maatschappelijke en een financiële waarde, en vermindert CO2 uitstoot. Figuur 1. De verschillende barrieres (rood) en drijfveren voor draagvlak voor windmolens (links) en de belangrijkste drijfveren voor participatie (rechts).
44
De Dorpsmolen
Deel 1: Wat draagt bij aan draagvlak voor windmolens? NIMBY / Sociaal dilemma Wanneer het over windmolens gaat, gaat het vaak over het Not In My Back Yard (NIMBY) principe: we staan positief tegenover windmolens, als ze maar niet in onze buurt staan. Uit onderzoek blijkt dat dit niet het volledige verhaal is. Burgers zijn over het algemeen positief wanneer zij nog niet zelf geconfronteerd worden met windmolens in hun omgeving. Zij worden minder positief wanneer zij er directer mee te maken krijgen doordat zij meer informatie tot zich nemen en een meer genuanceerde mening vormen. Tenslotte worden ze weer positiever wanneer een windproject eenmaal ontwikkeld is (Wolsink, 2012). Om burgers als egoïstisch af te schilderen wanneer zij geen windmolen in hun achtertuin willen is te eenvoudig gedacht. Door dit probleem als een sociaal dilemma te beschouwen wordt het (zeer menselijke) probleem duidelijker. Bij een sociaal dilemma kan het gedrag van een individu (het niet toestaan van een windmolen in de achtertuin) positief zijn voor zichzelf, maar negatief voor de gemeenschap. Wanneer iedereen een windmolen in zijn achtertuin zou toestaan zijn we als gemeenschap het beste af, terwijl wanneer niemand een windmolen zou toestaan dit ons erg zou beperken. Niet iedereen hoeft een windmolen in zijn achtertuin waardoor discussie ontstaat: wie gaat zijn individuele gemak opgeven voor het grotere goed. Een goede energievoorziening (de dienst) is inderdaad van belang voor de hele maatschappij. De opbrengsten van deze energie zijn echter voor de eigenaren van de molens, en niet voor gemeenschap (die er last van heeft). De oplossing lijkt hier gezocht te moeten worden in het samenbrengen van lasten en baten, eventueel via gelijkwaardige bevonden compensatiemaatregelen. Hier wordt onder “financiële opbrengsten” verder op ingegaan. Niet iedereen vertoont NIMBY-gedrag. Er zijn verschillende factoren die hier invloed op hebben. Wanneer de noodzaak groter is, de balans tussen kosten en opbrengsten meer positief doorslaat, er mogelijkheid is tot participatie, en natuur door de gemeenschap gezien wordt als functioneel en niet alleen als mooi, is de kans kleiner dat er NIMBY optreed (Devlin, 2002). Deze zullen hieronder besproken worden.
45
De Dorpsmolen Barrière voor draagvlaak: perceptie van beperkte noodzaak Wanneer de gepercipieerde noodzaak van windenergie groter is zal de acceptie van windmolens groter zijn (Devin, 2012). Over de noodzaak voor windenergie is discussie in Nederland. Gemeenten hebben een taakstelling gekregen voor wind in het energieakkoord, er blijft discussie over de gaswinning in Groningen die voor aardbevingen zorgt. Het lijkt er op alsof de perceptie van noodzaak van windenergie toeneemt, maar er heerst echter nog geen echt gevoelde urgentie. Vragen en geruchten over klimaatverandering, de voorraad fossiele energiebronnen, over windmolens en over het mogelijk grotere potentieel van alternatieve duurzame opwerk als zon PV dragen hier ook aan bij. CO2 reductie De beperkte urgentie voor het plaatsen van windmolens zou versterkt kunnen worden doordat windmolens op het moment van schrijven niet voor daadwerkelijke CO2 reductie zorgen. Een windmolen zorgt voor minder CO2 uitstoot in vergelijking met bijvoorbeeld een gascentrale. Echter, wanneer windmolens draaien moeten grotere energiecentrales minder energie gaan produceren dan ze zouden kunnen, en dit is in verhouding minder efficiënt dan wanneer ze voluit aan zouden staan. 7
Tenslotte werken we wereldwijd met een emissierechtensysteem voor CO2-uitstoot. Hierbij krijgen partijen rechten om CO2 uit te stoten, en kunnen ze rechten bijkopen als ze meer CO2 willen uitstoten. De prijzen hiervoor zijn vrij laag. Het plafond tot waar we CO2 mogen uitstoten is vrij hoog ingesteld: we mogen veel CO2 uitstoten. Door met windenergie CO2 te besparen komen we minder snel bij het plafond. Hierdoor zorgen we er voor dat andere bedrijven méér CO2 kunnen uitstoten, en uiteindelijk blijft zo de uitstoot op hetzelfde (hoge) niveau. Dit wordt ook wel het waterbed effect genoemd. Toch lees je deze argumenten niet terug in de literatuur over draagvlak voor windmolens. Het is onduidelijk of dit geen expliciete barrière voor windenergie is, of dat deze barrière nog niet is onderzocht. 8 Barrière voor draagvlak: Perceptie van de omgeving Het is van belang hoe burgers de komst van windmolens waarnemen: wanneer zij het zien als een verstoring van hun omgeving zullen zij meer weerstand ervaren tegenover windmolens staan dan wanneer zij het zien als een verbetering. De betekenis die mensen kiezen ontstaat tijdens interactie met elkaar (Devine-Wright, 2009). Daarnaast zullen mensen die de omgeving meer als functioneel zien (zoals boeren) windmolens minder storend vinden dan mensen die de omgeving alleen als mooi zien (zoals toeristen; Devlin, 2002). Dit betekent dat wanneer een gemeenschap concreet (en noodzakelijk) voordeel ondervindt van windmolens, en de omgeving meer functioneel nodig is, zij wellicht deze windmolens als minder storend ervaren. Op dit moment is er een grote afstand tussen de beleving van professionals die werkzaam zijn in het domein en de beleving van burgers. Burgers ervaren op een emotioneel niveau weerstand tegen een veranderend landschap, maar worden rationeel toegesproken (Zoetbrood & Gotz, 2015). Het zal de kunst zijn om beter aan te sluiten bij het niveau van de burgers.
7
http://www.energieraad.nl/newsitem.asp?pageid=28791
8
http://groenecourant.nl/opinie/windmolens-duur-kijk-naar-wat-co2-uitstoot-echt-kost/
46
De Dorpsmolen Hierbij moet opgemerkt worden dat er sneller een negatieve sfeer rondom de plaatsing van een windmolen zal ontstaan dan een positieve. Dit komt voornamelijk door beeldvorming in de media. Negatieve berichten verspreiden sneller via (sociale) media dan positieve berichten. Mensen waarderen meningen van buren, vrienden en lokale overheden vaak meer dan die van een coöperatie of projectontwikkelaar omdat buren en vrienden geen belang bij hun uitspraken hebben (Geissmann & Huber, 2011). Tenslotte ondernemen mensen die negatief tegenover windmolens staan sneller (tegenhoudende) actie, dan mensen die positief tegenover windmolens staan positieve actie ondernemen (Huurneman, 2012). Er zal dus veel energie en/of een slimme strategie nodig zijn om de discussie een positieve kant op te houden of krijgen. Bijdrage aan draagvlak: Financiële opbrengsten" De voordelen (baten) van windmolens kunnen verschillende vormen hebben. Een belangrijk voordeel dat burgers kunnen ondervinden is de mogelijkheid om geld te verdienen. Uit studies (o.a. Pedersen en Van de Berg, 2008; van Kamp et al., 2013) blijkt dat mensen met een economisch belang bij windenergie veel minder hinder ondervinden van windmolengeluid. Dit wijst er op dat hinder van windmolens subjectief is, en beïnvloed kan worden door een beleving van de voordelen. Dit kan op verschillende manieren invulling krijgen. Sommige vormen zorgen voor financieel voordeel voor de persoon, terwijl andere vormen het collectieve belang kunnen dienen. Aan de hand van casuïstiek lichten we een aantal constructies toe. Onderzoek naar weerstand tegen CO2 opslagcentrales en verschillende vormen van compensatie laat zien dat burgers de voorkeur geven aan een gemeenschapsfonds, en het minst positief over betaling aan individuele huishoudens, of betaling aan een lokale overheid. Hiertussen zitten in de opties: verbeteringen van bijvoorbeeld het publieke zwembad, park of sport complex, en verbetering van de lokale economie, zoals nieuwe banen, wegen en andere infrastructuur (Terwel et al., 2014). Verder werkt een financiële compensatie beter wanneer het gaat om compensatie voor zaken als het dalen van huizenprijzen. Wanneer het gaat om waarden zoals menselijke veiligheid of zorg voor het milieu werkt het beter om financiële compensatie te vertalen in dezelfde soort waarden (Zaal et al., 2014)." Gemeenschapsfonds Een projectontwikkelaar die een windpark wil gaan ontwikkelen kiest er soms voor om een gemeenschapsfonds beschikbaar te stellen. Uit dit fonds kunnen bijvoorbeeld lokale verenigingen, of initiatieven ondersteund worden. Een gevaar bij deze vorm van compensatie is dat het als een manier van omkoping kan worden gezien (Walker et al., 2014). Investering door niet-omwonenden Burgers (particulieren) die geld hebben geïnvesteerd in windenergie doen dit (volgens Harm Reitsma, directeur van de Windcentrale) omdat het ze een gevoel van onafhankelijkheid en transparantie geeft en omdat ze zelf groene stroom willen opwekken, niet om het (lage) rendement. i De windcentrale heeft een oplossing om één van de negatieve overtuigingen over windmolens te ontgronden: veel mensen denken dat windmolens vaak stil staan. De Windcentrale heeft hiervoor een applicatie ontwikkeld waarop te zien is wanneer de molens draaienii. Wel is het zo dat deze windmolens al geplaatst waren voordat de windcentrale hen overnam, waardoor uit deze casus niet duidelijk wordt of het draagvlak voor de windmolen daadwerkelijk toenam door deze maatregel. Daarnaast kan iedereen investeren in de windmolen van de windcentrale, niet alleen mensen die in de buurt wonen. Zo leidt financieel profiteren niet direct tot meer draagvlak onder omwonenden. Wel laat deze casus zien dat er mensen zijn die open staan voor een regeling waarbij zij geld investeren in wind en hiervoor energie terugkrijgen via een energieleverancier (in dit geval Green Choice)."
47
De Dorpsmolen Investeren door gemeenschap In het Duitse dorp Feldheim besloot de gemeente (die eigenaar is van de grond) om een voorloper te willen zijn en te investeren in windmolens. Om weerstand tegen de horizonvervuiling (de windmolens zijn in het dorp niet te horen) te voorkomen kunnen inwoners investeren in de windmolens en hebben zij via een coöperatie inspraak. Vrijwel alle inwoners hebben 3000 Euro geïnvesteerd. De prijs waarvoor de elektriciteit terug geleverd kan worden is voor langere tijd vastgezet, wat deelname aantrekkelijk maakt. Deze casus laat zien dat financieel voordeel voor draagvlak zorgt wanneer er voldoende financieel voordeel mogelijk is. Daarnaast wordt duidelijk dat er urgentie (leegloop van het dorp) nodig is, en dat de gemeente (in combinatie met een stevige projectontwikkelaar) een belangrijke rol speelt. Tenslotte: de werkgelegenheid in het dorp ontstond niet door de windmolens, deze ontstond door de biogasplantage waar veel inwoners aan de slag zijn. Investeren door een deel van de omwonenden via een Lokale coöperatie In Deventer werd financiële betrokkenheid gerealiseerd in coöperatief verband. Daar participeren burgers via de lokale energie-coöperatie in een windproject van Raethuys. Het zijn echter maar een beperkt aantal mensen die financieel meedoen met dit aandeel. De coöperatie is gebruikt door hen om hun inleg te bundelen. Leden die later lid worden hebben geen aandeel in de windmolen (Raedthuys , 2013). Opbrengsten versus risico’s Tenslotte is het zaak dat financiële investeringen risico’s met zich meebrengen die gedragen moeten kunnen worden, investeringen zijn nooit zonder risico. Bijdrage aan draagvlak/ Drijfveer voor participatie in windprojecten: Inspraak hebben in omgeving Windcoöperatie de Windvogel heeft ervaren dat door het hanteren van een open en transparant proces omwonenden meer vertrouwen krijgen in de uitkomsten, en dat het draagvlak voor windmolens groeit. Hierbij moet in de gaten gehouden worden dat de verwachtingen van leden en burgers niet te rooskleurig zijn. Er zijn verschillende vormen van eerlijkheid waar mensen waarde aan kunnen hechten: de eerlijkheid van het proces (was het transparant? Werden belanghebbenden voldoende vroeg betrokken?) en de eerlijkheid van de uitkomst (zijn lasten en lusten eerlijk verdeeld uiteindelijk?) (Gross, 2007). Het is nog onduidelijk of een coöperatie bijdraagt aan de perceptie van eerlijkheid van het proces en uitkomst. Een studie naar twee Duitse gemeenschappen waarvan er bij één van die gemeenschappen veel positiever naar de komst van (nog meer) windmolens gekeken wordt, laat zien dat deze positieve houding door een samenloop van omstandigheden veroorzaakt is: een burgemeester die pro-duurzame energie is, ook om kosten te besparen, een overstroming die zorgt dat gebouwen herbouwd moeten worden, en gelijk energiezuinig gemaakt worden, en een projectontwikkelaar die inziet dat samenwerken met een coöperatie goed is voor het draagvlak (Musall, 2011).
48
De Dorpsmolen Deel 2: Drijfveren voor participatie in Windmolens Bijdragen aan windenergie kan op verschillende manieren. Een specifieke manier is doormiddel van het lid worden van een lokale energie coöperatie. Uit een vragenlijstonderzoek (Paradies et al., 2013) kwam naar voren dat er een aantal drijfveren zijn die belangrijk zijn bij de keuze om (actief) lid te worden van een coöperatie (in het onderzoek voornamelijk gericht op zonnepanelen). De belangrijksten: 1) Het is van belang dat het duidelijk is hoe mensen concreet via een coöperatie diensten of producten kunnen afnemen, hoe dit praktisch gezien in zijn werk gaat. 2) Daarnaast is het van belang dat mensen vertrouwen hebben in wijze van energie opwek, de technologie. 3) Tenslotte is het van belang dat mensen vertrouwen hebben in de coöperatie: kunnen lokale energie coöperaties werkelijk iets te weeg brengen? Daarnaast zijn er verschillende drijfveren die een rol kunnen spelen om vrijwilliger te worden bij een coöperatie die per persoon zullen verschillen: een bijdrage leveren aan de wijk, mensen ontmoeten, een bijdrage leveren aan het milieu, geloof in kleinschaligheid, kennis opdoen, en nieuwe technieken benutten. Hieronder wordt ingegaan op twee motieven: het ondersteunen van de gemeenschap in economische zin, en een belangrij sociaal motief: aansluiting bij andere mensen, ofwel: onderdeel van uitmaken van gemeenschap. Daarna wordt in gegaan op een barrière voor coöperaties om zich bezig te houden met windenergie: de gecompliceerdheid van het proces en de financiële risico’s. De Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW.nl) heeft een gedragscode opgesteld waarin gedetailleerd beschreven staat op welke manier omwonende betrokken moeten worden, en welke rechten ze moeten krijgen. Drijfveer voor participatie: Ondersteunen regio Een belangrijke motivator voor windenergie is het bijdragen van waarde voor regio (Hockenos, 2012). Of er daadwerkelijk geld de regio instroomt hangt af van de omstandigheden en van hoe het wordt aangepakt. De regio kan financieel voordeel ondervinden van de windmolens door de verhuur van land (indien in het bezit van de gemeente), en wanneer regionale werknemers worden ingezet bij o.a. de bouw en het onderhoud. Daar tegenover staat eventueel verlies aan inkomsten doordat het landschap minder aantrekkelijk wordt voor toeristen (Devlin, 2002). Tenslotte kan de regio voordeel ondervinden wanneer de windmolens in lokale handen zijn, zodat het rendement bij lokale inwoners terecht komt. In het voorbeeld uit Duitsland, dat in deel 1 genoemd wordt, is berekend dat de windmolens die in particulier beheer zijn de gemeente per jaar 8.640 Euro opleveren aan belasting en huur, terwijl de molens die gedeeltelijk (20%) van een coöperatie of vereniging zijn per jaar 17.000 Euro verdienen aan terug levering aan het net (Musall, 2011). (De getallen zijn afhankelijk van de geldende wet- en regelgeving en de marktomstandigheden, in Duitsland zijn de tarieven op dit moment gunstiger dan in Nederland.) Dit laat zien dat het gunstiger kan zijn voor een regio om zelf molens te exploiteren (via een coöperatie) dan alleen de grond te verhuren en belasting te ontvangen." Drijfveer voor participatie: onderdeel uitmaken van een gemeenschap Een drijfveer die bijdraagt bij de wens om aansluiting te vinden bij een lokale energie coöperatie is de behoefte om onderdeel uit te maken van een gemeenschap. Deze behoefte kan vervuld worden door familie, vrienden, werk, hobby’s, en/of de buurt. Om aan deze behoefte te voorzien zijn er een aantal voorwaarden waar de coöperatie aan moet voldoen. Er moet sprake zijn van lidmaatschap doormiddel van (regionale) grenzen, emotionele veiligheid, een gevoel van er bij horen en identificatie, persoonlijke investering, en symbolen zoals een naam en een logo. Daarnaast moet er sprake zijn dat leden invloed kunnen uitoefenen, en tegelijktijdig moet de groep invloed hebben op de leden. Vervolgens moeten leden zich beloond voelen voor hun participatie, en moeten zij een gedeelde emotionele connectie ervaren die ontstaat bij een gedeelde geschiedenis (Chavis, et al., 1986). Gezien de omstandigheden waarin startende coöperaties zich in bevinden, van veranderende wetgeving, weerstand en trage processen, en de tijd en kwaliteiten die hierdoor gevraagd worden, kan het zo zijn dat niet aan deze voorwaarden 49
De Dorpsmolen voldaan wordt. Hierdoor kunnen (actieve) leden afhaken. Om toch op korte termijn successen en daarmee de beloning, te realiseren, worden vaak “bij”- projecten gedaan gericht op zonnepanelen en woningisolatie, waar je eigenlijk geen coöperatie voor hoeft op te richten. Drijfveer voor coöperatief wind ontwikkelen: hulp bij beheer Veel coöperaties beperken zich qua productie tot zonnepanelen. Windenergie is veel gecompliceerder, vraag een veel grotere investering en lange adem, en brengt veel meer risico met zich mee. Hierdoor vinden coöperaties het spannend om de sprong te wagen (Hockenos, 2012). Overkoepelende organisaties als Windunie, DE Unie, RESCOOP, NLD EnergieVandeBron, kunnen lokale coöperaties ondersteunen met zaken als expertise, contacten, blauwdrukken voor business plannen, leveringsvergunning, en daarmee de realisatiekracht van lokale coöperaties vergroten. Participatie- en communicatiestrategie om burgers te betrekken Een communicatiestrategie kan gebaseerd worden door in te spelen op bovenstaande drijfveren, zowel deze uit deel 1 (draagvlak voor windmolens), als uit deel 2 (drijfveren voor participatie). Doelgroepen Nederlands onderzoek naar mogelijke doelgroepen voor energie-innovaties suggereert dat de groep mensen van middelbare leeftijd een goede doelgroep zijn. Zij hebben vaak meer tijd en geld te besteden. Echter, om ook de andere doelgroepen te bereiken kan een Esco aanpak, waarbij voorinvesteringen worden gedaan door een andere partij (Zoetbrood & Gotz, 2015). Conclusie Er is kennis beschikbaar over draagvlak voor windmolen waaruit duidelijk wordt wat de komst van windmolens kan tegenhouden. Onder andere kan inspraak van burgers in het proces van de oprichting van windmolens bijdragen aan het sneller realiseren van windmolens. Hier kunnen lokale coöperaties een rol in spelen. Er zijn echter ook barrières, zoals de beperkte gepercipieerde noodzaak voor windenergie waar lokale coöperaties waarschijnlijk minder invloed op hebben. Of lokale coöperaties in het bijzonder daadwerkelijk kunnen bijdragen aan de versnelling van de realisatie van windmolens is nog niet (goed) onderzocht. Hierbij is het een uitdaging om in een situatie waar veel verschillende factoren een rol spelen betrouwbare conclusie te kunnen trekken. Harm Reitsma, Windcentrale. Website bezocht op 17 november 2014,:http://www.energiebusiness.nl/2014/09/19/windondernemers-die-draagvlak-creeren-de-windcentrale/ Chavis, D.M., Hogge, J.H., McMillan, D.W., & Wandersman, A. (1986). Sense of community through Brunswick's lens: A first look. Journal of Community Psychology, 14(1), 24-40. Devine Wright, P. (2009). Rethinking NIMBYism: The role of place attachment and place identity in explaining place protective action. Journal of Community & Applied Social Psychology, 19(6), 426-441. Geissmann, M., Huber, S. (2011). Soziale Akzeptanz von Windenergie. Branche Neue Erneuerbare Energie Bulletin, 3/2011. Gipe, P. (1995). The wind energy comes of age. John Wiley & Sons, New York.
50
De Dorpsmolen Gross, C. (2007). Community perspectives of wind energy in Australia: The application of a justice and community fairness framework to increase social acceptance. Energy policy, 35(5), 2727-2736. Hockenos, P. (2012). European Energy Review, 17 December 2012. http://www.europeanenergyreview.eu/site/pagina.php?id=4005#artikel_4005 Huurneman, M. (2012). Tegenwind of wind mee?! Een onderzoek naar de relaties tussen institutionele inrichting, gemeenschapskenmerken en percepties en (inter)acties van omwonenden in windenergieprojecten. Masterscriptie Good Governance. Radboud Universiteit Nijmegen. Musall, F. D., & Kuik, O. (2011). Local acceptance of renewable energy—A case study from southeast Germany. Energy Policy, 39(6), 3252-3260. Raedthys (2013). Deventer Energie wordt mede-eigenaar van windpark Kloosterlanden. Website bezocht op 27 oktober 2015: http://www.raedthuys.nl/home/nieuws/nieuwsbericht/20/deventer-energie-wordt-mede-eigenaar-van-windparkkloosterlanden
Terwel, B. W., Koudenburg, F. A., & Mors, E. (2014). Public responses to community compensation: the importance of prior consultations with local residents. Journal of Community & Applied Social Psychology, 24(6), 479-490. Walker, B. J., Wiersma, B., & Bailey, E. (2014). Community benefits, framing and the social acceptance of offshore wind farms: An experimental study in England. Energy Research & Social Science, 3, 46-54. Wolsink, M. (2012). Wind power: basic challenge concerning social acceptance. Chapter in book: Encyclopedia of sustainability science and technology. - Volume 17. http://www.happynews.nl/2011/08/08/duits-dorp-is-volledig-zelfvoorzienend/#.VGsLDFVgU4B I. van Kamp et al. (2013).Windturbines: invloed op de beleving en gezondheid van omwonenden. RIVM rapport. Zaal, M. P., Terwel, B. W., ter Mors, E., & Daamen, D. D. (2014). Monetary compensation can increase public support for the siting of hazardous facilities. Journal of Environmental Psychology, 37, 21-30. Zoetbrood, P. & Gotz, N. (2015). Verleid de consument, inzicht in extra marktkansen voor energie innovaties. Rapportage 5plus1.
51
De Dorpsmolen Bijlage 4.
Dorpsmolens-Zonzeel,-artikel-BN-De-Stem-
52
De Dorpsmolen Bijlage 5.
Waarde-bepaling-dorpsmolen-
Zoals in het rapport is gemeld, is de waarde of de business case van een windmolen niet op te geven. Die is geheel afhankelijk van de situatie, het moment en de manier waarop e.a. is georganiseerd. Hieronder geven we een aantal rekensommentjes weer op basis waarvan een inzicht gekregen kan worden van de kasstromen en de daaruit voortvloeiende waarde. De uitkomst van onderstaande berekeningen is puur indicatief. Ze gaan uit van een andere manier van organiseren ten opzichte van de door ECN gehanteerde traditionele opzet (peiljaar 2015). Door het ontwikkelrisico meer gezamenlijk te dragen daalt bijvoorbeeld de rendementseis van de risicokapitaalverschaffers. Indien een lagere financieringslast voor het vreemd vermogen gevonden kan worden, stijgt de opbrengst van de windmolen. Indien de lokale uitvoeringsorganisatie er in slaagt de stroom aan de afnemers vooruit te verkopen, voor 15 of 20 jaar, dan vallen de financieringslasten vrijwel geheel weg. We gaan uit van dezelfde rekenuitgangspunten als ECN gebruikt in haar SDE+ hoogte advies [ Link ECN Eindadvies SDE+ 2015] zijnde:
-
-
15% rendement over 20% van het eigen vermogen (let op: per 2016 rekent ECN met 12%)
-
6% financieringskosten voor 80% van de investering (vreemd vermogen).
-
Looptijd 15 jaar (we beperken ons tot de SDE+ looptijd) Aanschafprijs windmolen 3MW – €4miljoen
Het totaal op te brengen rendement aan beide vermogensverschaffers bij een gelijke jaarlijkse aflossing is als volgt te bereken: Rente Vreemd vermogen: Gemiddeld per jaar: (80% x € 4 miljoen + €1)/2 x 6% = € 96.000,-Totaal 15 jaar: € 1.440.000,-Rendement Eigen Vermogen: Gemiddeld per jaar: (20% x € 4miljoen +€1)/2 * 15% = 60.000,-Totaal 15 jaar: € 900.,000,-Daarmee komt de totale financieringslast over 15 jaar op: € 2.340.000,-Deze financieringslast is (deels) te vermijden indien alle stroomproductie vooruit verkocht wordt of dat de financiering van de windmolen met andere variabelen als hier genoemd wordt uitgevoerd. De uitvoering a la dorpsmolen borgt dat dit voordeel op de juiste wijze bij de lokale gemeenschap terecht komt. Iedere vermeden € financieringslast komt als nettowinst beschikbaar. De netto contante waarde berekening van de toekomstige rendementen, inclusief de eventueel te vermijden financieringslasten zeggen vervolgens iets over de waarde van het bouwrecht van een windmolen. Grosso modo kan men stellen dat de waarde van een bouwrecht (SDE+ beschikking samen met bouwvergunning en grondpositie) tussen de € 500.000,-- en € 2.000.000,-- ligt.
53
De Dorpsmolen Bijlage 6.
Lijst-van-mogelijkheden-
Onderstaande mogelijkheden dienen ter inspiratie indien niet tot een dorpsmolen gekomen kan worden. -
-
-
-
De NWEA, de vereniging van windmolenontwikkelaars heeft een eigen gedragscode (link) ontwikkeld. Die voorziet in een financiële afdracht per MW/h geproduceerde stroom. Dit geld kan mede benut worden om DEM vorm te geven. De NLVOW, de vereniging van omwonenden windmolens heeft in reactie op de NWEA een eigen gedragscode (link) ontwikkeld. Welke van toepassing is, is aan de lokale stakeholders. Ook dit geld kan mede benut worden om DEM vorm te geven. In plaats van geld per jaar te ontvangen is het wellicht mogelijk om met de ontwikkelaar van de windmolens af te spreken dat er een bedrag ineens komt wat ingezet kan worden voor DEM. Via nieuwe concepten als www.vandenbron.nl, www.qurrent.nl, www.windcentrale.nl is het wellicht mogelijk een combinatie te maken tussen de belangen van de ontwikkelaar/exploitant van de windmolen en de belangen van eindverbruikers voor energie. Er kunnen allerlei tussenvormen bedacht worden. Het windpark Hazeldonk of het Burgerwindpark Nijmegen zijn hiervan voorbeelden. De provincie Noord Brabant heeft een verordening waarin is aangegeven dat bij plaatsing van windmolens in het buiten gebied er een natuurcompensatie betaald moet worden. Hoe die natuurcompensatie aangewend wordt en waar dat die terecht komt is niet direct vastgelegd. Mogelijk dat de natuurcompensatie in conflict is met de bijdrage volgens de NWEA gedragscode zoals hiervoor omschreven.
-
De ontwikkelaar/exploitant kan toestaan dat de lokale gemeenschap op een of andere manier meedoet in haar project. Dat kan in de vorm van obligaties, dat kan misschien zelfs wel in de vorm van aandelen. Van belang is hierbij goed te kijken naar het risicokarakter van de obligaties.
-
Een deel van een windmolen park kan overgenomen worden en geëxploiteerd worden door een lokale energiecoöperatie. De leden exploiteren dan samen de windmolen of een deel daarvan. Een energie coöperatie kan bestaan uit burgers, uit bedrijven en uit een combinatie van beiden.
-
De ontwikkelaar/exploitant van de windmolens kan een lokaal stroomaanbod maken waarmee lokale verenigingen (inclusief de energiecoöperatie) een aanbod voor hun achterban kunnen maken. Als vergoeding ontvangt de vereniging dan per aangebrachte klant een zo genaamde kick-back fee.
-
De ontwikkelaar/exploitant kan het LEA met uitvoeringsagenda ondersteunen door te participeren in projecten. Dat kan door het beschikbaar stellen van gelden en/of menskracht.
-
De ontwikkelaar/exploitant moet jaarlijks OZB betalen. De gemeente kan overwegen deze extra inkomsten te bestemmen om het LEA te ondersteunen.
-
De ontwikkelaar/exploitant moet bouwleges betalen voor het bouwen van de windmolens. De gemeente kan overwegen deze of een deel van deze inkomsten te besteden om het LEA te ondersteunen.
54
De Dorpsmolen Bijlage 7.
Beschrijving-van-een-aantal-hefboomprojecten-
-
particulieren en bedrijven kunnen veel geld besparen door het plukken van het laag hangend fruit door isolatie van gevel, dak, optimaliseren van de aansluiting, gedrag, inregelen CV installatie en slimmer inkopen (tot 10% besparing mogelijk). Door het ontzorgen van deze doelgroep zonder dat hiervoor een commercieel diensten tarief betaald hoeft te worden (dan is het niet meer rendabel voor de bewoner) kan de besparing per huishouden (privé en zakelijk) al gauw oplopen tot enkele honderden € per jaar.
-
Indien sprake is van meerdere windmolens als dorpsmolen kan het benutten van de meer vermogende groep inwoners via concepten als de verkoop van Windcertificaten ervoor zorgen dat toekomstige winsten van de windmolen contant gemaakt worden waarmee vrij kapitaal ontstaat wat ingezet kan worden om de minder vermogende doelgroep (bijvoorbeeld huurders in de sociale huursector) laagrentend gefinancierd via hun energierekening af te betalen ook mee te laten doen.
-
Indien de dorpsmolens gesitueerd zijn in de buurt van bijvoorbeeld partijen die restwarmte over hebben kan je via coöperatieve weg mogelijk een onrendabele top financieren (bijvoorbeeld door een langere scope te hanteren) waardoor het mogelijk wordt restwarmte naar een woonwijk of zwembad te brengen.
-
Grotere lokale projecten zoals Zonneweides of grote PV daken vragen een gedegen voorbereiding met voorbereidingskosten EN projecten vanaf 0,5MW moeten ook voorzien zijn van een gedegen financieringsplan. De revenuen uit de dorpsmolen(s) maken dit mogelijk opdat ook deze projecten niet afhankelijk worden van de commerciële projectontwikkelaars.
-
Een grote doelgroep heeft niet het geld om bijvoorbeeld zonnepanelen op hun geschikt dak te leggen. Ze betalen wel de energienota EN de business case is (nog) zeer gunstig. Via eigen lokaal risico kapitaal kan goedkoop geld aangetrokken worden van banken om zonnepanelen in huur(koop) aan te bieden. De initiatie en organisatie van dit soort projecten is daarmee niet meer afhankelijk van een projectontwikkelaar. Ditzelfde kan toegepast worden voor isolatie, led verlichting, A+++ apparatuur, warmtepompen etc.
-
LED verlichting, warmtepompen e.d. staan nog op de energielijst voor fiscale korting via de Energie InvesteringsAftrek (EIA) (kleine PV systemen niet meer). Het opzetten van een lokale ESCO maakt het mogelijk ook deze EIA (Energie Investerings Aftrek) te benutten. Voorbeeld: Collectief worden warmtepompen aangeschaft voor individuele huishoudens. Deze worden gefinancierd en via huur(met recht van koop) aangeboden aan de eigen leden. Uit de opbrengst van de installatie betalen de leden hun huur (kost dus niks extra’s), zodra e.a. is afbetaald wordt het eigendom overgedragen.
-
Er kan professionele expertise ingeleend worden om mee te kunnen doen met EU calls zoals INTERREG, OPZuid, Horizon2020 en andere EFRO en/of ESF gelden. Ook het opzetten van projecten binnen het experimenteer artikel uit het Nationale Energieakkoord wordt eenvoudiger.
-
Buffering en balancering van energieproductie uit natuurlijke bronnen wordt de uitdaging van de toekomst. Een levendige lokale energiegemeenschap met eigen productie uit dorpsmolens heeft meer mogelijkheden om hiermee te gaan experimenteren. Zeker als de subsidie projecten die hiervoor bedoeld zijn aangewend kunnen worden. Ook kunnen deelnemers geholpen worden bij in huis energiemanagement.
-
Elektrisch vervoer staat op het punt van doorbreken. Dorpsmolens kunnen niet alleen de stroom voor het eigen vervoer leveren, de combinatie met de accu’s (buffering) van de lokale auto’s, fietsen, rollators e.d. levert de gemeenschap veel extra waarde op, zeker als de energielevering uit de molens in eigen hand gehouden kan worden. 55
De Dorpsmolen -
Door de combinatie te maken met nieuwe concepten van energielevering zoals DE Unie , Van den Bron, Windcentrale e.d. wordt ook de Retail marge op energielevering lokaal gehouden. Dit kan tot financiële voordelen leiden. Door deze marge ‘te delen’ ontstaat extra investeringsruimte om bovenstaande opties uit te werken.
-
Het belastingplan 2016 en de SDE+ 2016 geven weer extra mogelijkheden zoals het benutten van kleinschalige warmteopwekking en een extra subsidieregeling voor energiebesparing door huishoudens.
"
" " "
56