TOOLKIT/DOCENTENBOEKJE Techniek is overal, je moet alleen Beta Weta! Voor leerlingen van 10 tot en met 15 jaar, docenten en ouders.
Vooroordeel 1:
Techniek is vies, moeilijk, zwaar, eenzijdig, lastig en slecht betaald.
Vooroordeel 2:
Techniek is iets voor jongens, niet voor MEISJES. Vooroordelen zijn er om in beeld gebracht en besproken te worden. Dan kunnen ze worden bijgesteld. De Toolkit Bèta Weta geeft handvatten ter ondersteuning van deze discussie: feiten en cijfers, citaten, stellingen, ervaringen, tips en opdrachten.
Partoer CMO Fryslân Postbus 298 8901 BB Leeuwarden 058 2348500
Enova Emancipatie Adviesbureau Drenthe Noordersingel 29 9401 JW Assen 0592 316865 Leeuwarden, Assen, juni 2009
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Bèta Weta is... Cijfers en feiten. Optimale participatie in de kenniseconomie. Bètacampagnes, effectief? De keuze voor bèta of zorg Techniek is overal! Hey Suss, wat weet jij eigenlijk van techniek? Ik zou het niet weten Het lijkt me vies en zwaar werk! Ik ga er even naar op zoek Hey Suss, heb je het nog aan je ouders gevraagd? Techniek is overal! Je moet het echt Bèta Weta De Kieskast Equality in Cyberspace
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
1,2,3 4,5,6,7 8,9,10,11 12,13 14,15 16,17 18 19,20,21 22,23,24 25,26,27 28,29,30 31,32,33,34 35,36 37,38
1 / BÈTA WETA IS? Bèta Weta (Beter Weten) maakt onderdeel uit van het project “Diversiteit in ICT en Bèta\techniek, meer meisjes bij bèta”, een project van Partoer CMO Fryslân en Enova Emancipatie Adviesbureau Drenthe (bèta\techniek is een verzamelnaam voor bètavakken, technieklessen, en opleidingen en banen in de technische branche). Het project werd uitgevoerd van 1 juni 2007 tot 1 juni 2009, samen met het project “Equality in Cyberspace, de computerwereld voor meisjes én jongens” in de hoogste klassen van het basisonderwijs. Op landelijk niveau wordt al veel georganiseerd op het gebied van het stimuleren van deelname (ook van meisjes) aan bètavakken en technisch onderwijs, zoals door het “Platform Bèta Techniek” en door “Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs”. Daarom wilden Enova en Partoer het project lokaal en praktisch vormgeven, in samenwerking met betrokkenen uit onderwijs, bedrijfsleven en kenniscentra in de drie noordelijke provincies. Is het de bedoeling dat meisjes nu massaal voor bèta\techniek gestrikt moeten worden?
1. Voorop staat dat leerlingen álles mogen kiezen op grond van interesse, passie en vaardigheden. Deze keuzes mogen echter niet beperkt worden door gebrek aan kennis, door vooroordelen over studierichtingen of beroepen, of door vooroordelen over wat meisjes en jongens horen te kiezen. 2. Daarnaast onderschrijven we het belang van diversiteit: “Wanneer mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, autochtonen, allochtonen, gezonde mensen en mensen met een fysieke of verstandelijke beperking samenwerken, geeft dat een groter depot aan vaardigheden. Daardoor wordt het blikveld groter, krijgen blinde vlekken minder kans. Een instantie met een personele afspiegeling van de samenleving staat dichter bij de samenleving.” Hoe is in Noord-Nederland aan “Diversiteit in ICT en bèta\techniek, meer meisjes bij bèta” gewerkt? Het project startte met het symposium “Optimale participatie in de kenniseconomie, meer meisjes bij bèta”. De bijdragen die door de sprekers werden gegeven, zijn onverminderd recent, en blijven stof tot discussie en actie geven. Ze gaan over het economische belang van meer bèta\technisch geschoolden, het emancipatoire belang van meer meisjes in bèta\techniek, het belang van diversiteit, de voordelen van Voorbeeldgestuurd Onderwijs, en het belang van een vroege kennismaking met bèta\techniek. Twee studentes van de Rijksuniversiteit Groningen verrichtten onderzoek voor Partoer en Enova. Marloes Mesken onderzocht de effectiviteit van 25 jaar campagnes op het gebied van het stimuleren van bèta\techniek onder meisjes. 1
Ze toonde op basis van haar onderzoek aan dat campagnes, die “van bovenaf worden aangestuurd” nauwelijks effect hebben. Tara van de Giessen onderzocht de overwegingen van meisjes om voor bèta\ techniek of voor zorg te kiezen. Ze kwam tot de conclusie dat de keuze voor zorg een doorgaande en vanzelfsprekende lijn voor meisjes was. Het waren juist de twijfelende en aarzelende meisjes, die op een gegeven moment voor bèta\techniek kozen. Vijf studenten van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (Communication & Multimediadesign) onderzochten samen met vijf studentes van de Stenden Hogeschool (Pabo, Meppel) de techniekmotivatie onder basisschoolleerlingen. Hun namen: Frank Plat, Jelmer Bouma, Gerben Kuiper, Eric Limburg, Nikki Faberij de Jonge, Rinske de Jong, Celina Visser, Petra van ’t IJssel, Gea Dolstra en Vera Hoek. Ze kwamen tot de conclusie dat leerlingen zélf voor alle richtingen openstaan, maar dat het vooral de leerkrachten en de ouders zijn die een sturende rol hebben in de keuze voor of tegen bèta\techniek. Daarbij spelen vooroordelen over bèta\techniek een zeer grote rol: techniek zou vies, zwaar, moeilijk en eentonig zijn, met lage salarissen en carrièrekansen, en meer bedoeld voor jongens dan voor meisjes. Gebaseerd op dit onderzoek maakten de vijf NHL-studenten de DVD Bèta Weta. Deze DVD bevat een aantal beelden, thema’s en veronderstellingen waarover gepraat kan worden met 10-15-jarigen in de klas, op ouderavonden, op docentenvergaderingen, tijdens decanenoverleggen en op studiekeuzebijeenkomsten. In de DVD wordt in beeld gebracht wat techniek werkelijk is en welke rol techniek in het dagelijkse leven speelt. En dat techniek iets is voor jongens én meisjes!! Vijf studenten van de Stenden Hogeschool (Pabo, Meppel) ontwikkelden de Kieskast, om zowel docenten als leerlingen tegemoet te komen in het gemakkelijker inzetten van techniek in de klas. Hun namen: Nico de Bueger, Mareke Lienemann, Timo de Jong, Manon Kuiters en Lukas Möllmann. Twee studenten van het ICT-Lyceum van het Friesland College, Daniël Saija en Nelson Bauer, verzorgden de lay-out van de Toolkit Bèta Weta, na onderzocht te hebben welk “jasje” het beste paste bij de DVD, het onderwerp en de doelgroep.
2
Deze Toolkit is als volgt opgebouwd: In DEEL I staan feiten en cijfers centraal. In hoofdstuk 2 wordt beschreven wat de achtergronden zijn van alle recente aandacht voor bèta\techniek. Cijfers en feiten worden in beeld gebracht. In hoofdstuk 3 wordt een samenvatting van de bijdragen van het symposium “Optimale participatie in de kenniseconomie, meer meisjes bij bèta” gegeven. Hoofdstuk 4 beschrijft het onderzoek van Marloes Mesken over de effectiviteit van bètacampagnes. In hoofdstuk 5 komt het onderzoek aan bod van Tara van de Giessen naar het keuzegedrag van bèta- en zorgmeisjes. In hoofdstuk 6 wordt een samenvatting gegeven van het onderzoek dat door de tien studenten van de NHL (CMD) en de Stenden Hogeschool (Pabo, Meppel) werd uitgevoerd. In DEEL II staat de DVD Bèta Weta centraal. Hoofdstuk 7 beschrijft de chat tussen Susanne en Mariska. Ze zijn na schooltijd aan het MSN’en over hun schoolkeuze. Mariska had gehoord dat techniek zo interessant moest zijn, maar kon zich daar weinig bij voorstellen. In DEEL III staat de praktijk centraal. Daarbij worden citaten, stellingen, tips en opdrachten aangereikt door geïnterviewde docenten, ouders, leerlingen, studenten, onderwijsmaganers en functionarissen van kenniscentra, ter ondersteuning van de discussie over de twee genoemde vooroordelen over bèta\techniek. Ze zijn gerubriceerd aan de hand van de chat tussen Mariska en Susanne in de DVD Bèta Weta. In hoofdstuk 8 wordt bèta\techniek gedefinieerd. Hoofdstuk 9 gaat over vooroordelen over techniek. Hoofdstuk 10 behandelt rolmodellen en de (on)zichtbaarheid van bèta\techniek. In hoofdstuk 11 wordt de rol van ouders in beeld gebracht. Hoofdstuk 12 beschrijft de integratie van bèta\techniek in het dagelijkse leven. Tot slot worden twee bruikbare praktijken beschreven. Hoofdstuk 13 toont de Kieskast, ontwikkeld door Pabostudenten (Meppel), hoofdstuk 14 beschrijft Equality in Cyberspace, uitgevoerd door Cedin, Partoer en Enova.
3
2 / CIJFERS & FEITEN! DEEL I Waarom is er recentelijk zoveel aandacht voor bèta\techniek? Werkgevers maken zich al een tijdje zorgen over het vinden van bèta\technisch geschoold personeel. Ze verwachten dat er grote tekorten zullen ontstaan wanneer een groot aantal personeelsleden vanaf 2010 met pensioen zal gaan. Er zullen dan meer banen zijn dan potentiële arbeiders. De sinds kort uitgebroken economische crisis heeft weliswaar een pas op de plaats afgedwongen, maar de op handen zijnde pensioneringen zullen tóch plaats vinden. Dus ook het tekort aan personeel. Tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon in 2000 werd afgesproken dat er in 2010 een concurrerende en sociaal hechte kennissamenleving gerealiseerd zou zijn. Eén van de zaken die daarvoor nodig waren, was een forse toename van afgestudeerde bèta\technici. Nederland realiseerde zich dat er onder de meisjes een groot ongebruikt bèta\technisch potentieel bevond. Een scala aan activiteiten werd ontwikkeld om meer studenten, én meer meisjes, te interesseren voor een bèta\technische studie. Hoewel er op veel terreinen stijgingen zijn waar te nemen, blijft de Nederlandse jeugd nog niet warm lopen voor bèta\techniek. En vooral meisjes laten het nog steeds afweten. Deze desinteresse heeft niets met vaardigheden te maken, meisjes en jongens presteren gelijk op gebieden als wiskunde. Het heeft meer met seksestereotype verwachtingen te maken, waarom veel meisjes techniek niet als een optie zien. En het heeft met het onaantrekkelijke imago van techniek te maken, waarom jongens én meisjes liever iets anders kiezen. Enkele cijfers uit de Technomonitor 2008 en van VHTO: VMBO Van de basisschoolleerlingen stroomt gemiddeld 60% door naar het VMBO, 20% naar het Havo en 20% naar het VWO. In absolute cijfers gaat het om gemiddeld 100.000 leerlingen die ieder jaar het VMBO instromen, 34.000 het Havo en 34.000 het VWO. Van de leerlingen die het VMBO volgen kiest 21% voor de sector Techniek, één van de vier sectoren. Dit percentage was zeven jaar geleden nog 22%. Bij scholen die deelnemen aan het Ambitie Programma van Platform Bèta Techniek kiest momenteel 23% voor techniek. Deze aandacht heeft dus effect! Meisjes zijn nog steeds fors in de minderheid, maar het percentage meisjes onder de 20.000 techniekleerlingen steeg in zeven jaar van 3% naar 10%. Het blijkt dat vooral jongens vinden dat techniek “iets voor jongens is”. Van VMBO naar MBO Van alle Techniekgediplomeerde leerlingen stroomt 72% door naar een bèta\technische MBO-opleiding, 50% naar niveau 1 en 2 en 22% naar niveau 3 en 4. Alleen dit laatste niveau geeft toegang tot een bèta\technische HBO-vervolgopleiding. Van de Theoretische Leerweg stroomt slechts 15% door naar een bèta\technische MBO-opleiding. Een zeer groot aantal leerlingen dat na het basisonderwijs voor techniek koos, “lekt” dus weg in het doorstroomtraject. Slechts een kwart van hen zoekt (en vindt) werk, de anderen kiezen voor een andere MBO-opleiding. 4
MBO-opleiding. Een zeer groot aantal leerlingen dat na het basisonderwijs voor techniek koos, “lekt” dus weg in het doorstroomtraject. Slechts een kwart van hen zoekt (en vindt) werk, de anderen kiezen voor een andere MBO-opleiding. MBO In de Beroeps Begeleidende Leerweg neemt het percentage studenten bèta\techniek af, in de Beroeps Opleidende Leerweg is vanaf 2006 een lichte stijging waar te nemen, vooral bij scholen die aan het Ambitie Programma deelnemen. Van alle bèta\technische MBO-studenten is 89% man en 11% vrouw. Van MBO naar HBO Zo’n 31% van de bèta\technisch gediplomeerde MBO-studenten stroomt door naar een bèta\technische HBO-opleiding. Bij Ambitie-scholen licht dit percentage op 35%, bij niet-Ambitiescholen op 24%. Van de gediplomeerde meisjes stroomt slechts één op de tien door naar een bèta\technische HBO-opleiding. Wél studeert één op de drie meisjes en één op de zeven jongens een HBO-opleiding in een niettechnische sector. Bijna 70% van alle studenten “lekt” dus weg in het doorstroomtraject, en zelfs 90% van alle meisjes. Havo Het totale aantal leerlingen dat een bèta\technisch profiel (N&T, N&G en Combinatie) kiest is de afgelopen zeven jaar gestegen van 30% naar 34%. Bij Universumscholen steeg dit percentage fors van 29% naar 39%, bij niet-Universum-scholen van 29% naar 34% van alle leerlingen. Het aandeel meisjes dat een bèta\technisch profiel kiest steeg van 20% naar 27% van alle Havo-meisjes. Het betreft vooral een keuze voor N&G. Van de jongens steeg dit aandeel van 40% naar 41%. Van Havo naar HBO Van alle N&T leerlingen stroomt driekwart door naar een bèta\technische HBOopleiding, van de N&G leerlingen 31%. De overige leerlingen kiezen voor een andere HBO-opleiding of de arbeidsmarkt. Van alle meisjes met een bèta\technisch profiel stroomt slechts 19% door naar een bèta\technische vervolgopleiding, 40% van de N&T meisjes, en 12% vanuit N&G. Meer dan acht van de tien bètagediplomeerde meisjes (81%) kiest voor een vervolgopleiding in een niet-bèta\technische sector of voor werk. Van HBO naar WO De instroom van meisjes in bèta\technische HBO-opleidingen is de afgelopen zeven jaar gedaald van 7% naar 6% ten opzichte van andere opleidingen. Bij de jongens daalde dat van 35% naar 32%. Van alle bèta\technische HBO Bachelor-studenten gaat 10% door naar de Master, 84% zoekt werk, bijna de helft van hen buiten de bèta\technische sector. Het aandeel bèta\technisch gediplomeerde mannen daalde de afgelopen zeven jaar van 38% naar 36% van het totaal aan gediplomeerden. Dat van vrouwen halveerde bijna van 8% naar 5%. 5
VWO Het totale aantal leerlingen dat een bèta\technisch profiel (N&T, N&G en Combinatie) kiest is de afgelopen zeven jaar gestegen van 46% naar 50%. Bij Universumscholen steeg dit percentage van 54% naar 56%. Bij niet-Universum-scholen bleef het aandeel gelijk staan op 49% van alle leerlingen. Het aandeel meisjes dat een bèta\technisch profiel kiest steeg van 39% naar 44% van alle VWO-meisjes. Het betreft vooral een keuze voor N&G. Van de jongens steeg dit aandeel van 55% naar 58%. Van VWO naar WO Van alle N&T leerlingen stroomt 71% door naar een bèta\technische vervolgopleiding, 65% naar het WO en 6% naar het HBO. Van de N&G leerlingen stroomt 40% door naar een bèta\technische vervolgopleiding, 36% naar het WO en 4% naar het HBO. De overige 35% bèta\technisch gekwalificeerde leerlingen kiezen voor een andere opleiding of de arbeidsmarkt. Van alle meisjes met een bèta\technisch profiel stroomt slechts 31% door naar een bèta\technische vervolgopleiding, 51% van de N&T meisjes, en 18% vanuit N&G. Bijna zeven van de tien bètagediplomeerde meisjes (69%) kiest voor een vervolgopleiding in een niet-bèta\technische sector of voor werk. De instroom van meisjes in het bèta\technische WO is de afgelopen jaren gestegen van 14% naar 16%, bij de jongens daalde dat van 40% naar 38% ten opzichte van het totale WO. Het aantal gediplomeerde vrouwen daalde echter van 15% naar 12%, het aantal gediplomeerde mannen van 33% naar 32% ten opzichte van alle WO-gediplomeerden. Er is een groot verschil in de verhoudingen man-vrouw per faculteit. Snijvlakstudies als Technische Commerciële Textielkunde en Technische Commerciële Confectiekunde trekken de meeste vrouwen, gemiddeld negen van de tien studenten is vrouw. Daarnaast laat de faculteit Forensisch Onderzoek een constante vrouwelijke bezetting van 60% zien. Ook studies als Bouwkunde, Industriële Vormgeving, Biochemische Technology, Medical Technology zijn al een tijdlang populair onder vrouwen, gemiddeld één op de drie studenten is vrouw. Elektronica is het minst geliefd, met een dalend aandeel vrouwen van 4% naar 2% ten opzichte van de mannelijke studenten. Van WO-Bachelor naar WO-Master Van alle studenten die een bèta\technische WO-Bachelor hebben afgerond studeert 73% door in een bèta\technische Master en 17% in een niet-bèta\technische Master. De overige 10% kiest voor de arbeidsmarkt. De meest opvallende positief stemmende trends Het percentage meisjes onder de VMBO Techniekleerlingen steeg de afgelopen zeven jaar van 3% naar 10%. In de Beroeps Opleidende Leerweg stijgt het aantal bèta\technische leerlingen licht, vooral in Ambitie-scholen. Het aantal Havo- en VWO-leerlingen dat een bèta\technisch profiel kiest is fors gestegen, vooral op Universum-scholen. Ook het aandeel meisjes steeg flink. De instroom van meisjes in bèta\technische WO-opleidingen is licht gestegen. 6
Vooral VMBO-jongens vinden techniek meer “iets voor jongens”. Van alle VMBO Techniekleerlingen stroomt nog geen driekwart door naar een bèta\technische MBO-opleiding. Minder van een kwart kiest voor niveau 3 of 4, die toegang tot het HBO geven. Van de Theoretische Leerweg gaat slechts 15% door naar het bèta\technische MBO. Slechts eenderde van alle bèta\technisch gekwalificeerde MBO-studenten stroomt door naar het bèta\technische HBO. Van de meisjes studeert maar 10% door in een bèta\technische HBO-opleiding. Gemiddeld minder dan de helft van de Havo- en VWO-leerlingen met een bèta\technisch profiel kiest voor een bèta\technische vervolgopleiding.
7
3 / OPTIMALE PERTICIPATIE IN DE KENNISECO. Op 3 oktober 2007 vond het startsymposium “Optimale participatie in de kenniseconomie, meer meisjes bij bèta” plaats. Een samenvatting van de bijdragen, die niet aan actualiteit hebben ingeboet: Zowel economisch als emancipatoir Tineke Schokker-Strampel, Gedeputeerde Provincie Fryslân: “Niet alleen om economische redenen, maar ook vanuit emancipatoir oogpunt moeten meer bètadeuren worden geopend voor meisjes. Het kiezen van een andere richting dan bèta heeft namelijk niets te maken met interesse en talenten, maar met het beeld van bèta\techniek. Ook steeds meer jongens schrikt het af om voor “nerd” te worden aangezien. De keuze voor een bepaalde richting wordt op de basisschool al gemaakt. Daarom is het een goed idee om al op de Pabo aandacht te besteden aan het leren onderwijzen van bèta\techniek. Het beeld dat meisjes beter zijn in alfavakken en jongens in bètavakken is niet langer houdbaar. Als dat toch wordt waargenomen, dan ligt dat niet aan de meisjes en jongens, maar aan de manier waarop het onderwijs wordt ingericht. De Provincie Fryslân juicht de initiatieven van Partoer en Enova op het gebied van stimulering van bèta\techniek en ICT toe, en ziet voor zichzelf een aanjagende rol weggelegd.” Vrouwen stonden aan de wieg van de grote ICT-ontwikkelingen Inge van Megen, (voormalig) directeur van EQUA Emancipatiebureau Friesland (thans gefuseerd met Partoer CMO Fryslân): “Waarom zijn meisjes zo ondervertegenwoordigd in bèta\techniek? Spelen keuzes, beleid en beeldvorming een rol? Een voorbeeld. Aan de wieg van de grote ICT-ontwikkelingen in Nederland stonden in de jaren vijftig de Rekenaarsters van het Mathematisch Centrum in Amsterdam, die de eerste grote computer programmeerden én bedienden, de ARRA. Dit centrum draaide volledig op vrouwelijke medewerksters met een Gymnasium B opleiding. Het centrum stond in hoog internationaal aanzien vanwege de zeer complexe berekeningen en systeemontwerpen die daar ontwikkeld werden door de dames, die bekend stonden om hun concentratie, analytische en creatieve denkvermogen en uiterste precisie. Plotseling werden computers een mannendomein in Nederland, nadat de Postcheque- en Girodienst het ontwikkelen van computersystemen als carrièrepad gingen inzetten, en voor de bedrijfscursussen alleen mannen uitnodigde. Een kwestie van beleid, keuzes en beelden! Alleen als onderwijs, overheid en bedrijfsleven hun handen ineenslaan kan bèta\techniek opnieuw een vanzelfsprekende keuzemogelijkheid worden voor vrouwen en mannen.” Hoe voelt het als je ergens goed in bent? Elise Boltjes, onderzoeker voor ICT-ster en Platform Bèta\techniek, fysicus en docente Pabo aan de NHL: “Voorbeeldgestuurd onderwijs gaat uit van onzekerheid van de leerlingen, en draagt bij aan het abstract leren denken. De kern ligt in het aanbieden van een kant en klaar vraagstuk, waaruit de grote lijnen worden afgeleid. 8
Centraal staat dat de leerlingen daarbij zélf de logica ontdekken, in eigen woorden weergeven, abstraheren en met het eigen “oplossingsrecept” toepassen op andere, vergelijkbare vraagstukken. Op deze manier wordt niet alleen de cognitieve intelligentie aangesproken, maar ook de sociale en emotionele. Het zelfvertrouwen van de leerlingen groeit, omdat iets wat hij of zij al kent opnieuw wordt toegepast! Geef leerlingen dus rekenen mét antwoorden, laat ze zelf uitzoeken hoe dat antwoord zich verhoudt tot de vraag en laat ze dat zelf beredeneren. In traditioneel onderwijs wordt een oplossing voor een probleem gezocht. Voorbeeldgestuurd onderwijs werkt andersom, en wordt gekeken naar de logica van de al gegeven oplossing. De ervaring leert dat meisjes vanuit onzekerheid vaak uit het hoofd gaan leren, en dat jongens vanuit bravoure vaak denken “dat ze het wel kunnen”. Bij beide gaat het mis. Bij béide werkt echter: vindt het recept, beredeneer het, en pas het toe in andere situaties. Voorbeeldgestuurd Onderwijs gaat uit van voorbeelden, niet van vragen.” Bèta\technisch personeel werven én houden Paul Verhoeven, directeur Ciba Specialty Chemicals: “Als bèta\technisch bedrijf hebben we 70% mannen en 30% vrouwen in dienst, een gunstige verhouding vergeleken bij andere bèta\technische bedrijven. De helft van alle werknemers is allochtoon. Ciba hanteert bewust een actief diversiteitsbeleid. We richten ons niet op de blanke man van veertig, vijftig jaar, maar streven een afspiegeling van de samenleving in het personeelsbestand na. Een bedrijf met een divers personeelsbestand staat dichter bij de samenleving, en dus de klanten. “Werven en houden” vergen een actief beleid, en het besluit om een aantrekkelijke werkgever te zijn. We kijken voortdurend naar verbeteringen voor het individu en voor de bedrijfssfeer. We bieden training en scholing. We kijken naar wat de nieuwe generatie bezighoudt. We organiseren Open Dagen voor scholen en ondersteunen landelijke initiatieven met betrekking tot het stimuleren van bèta\technische interesse. We hebben contact met studentenverenigingen, en geven veel aandacht aan regionale samenwerking. We bieden werkstages, waarin mensen kunnen laten zien wat ze kunnen. Door al deze initiatieven ontdek je potentieel en houd je je personeel gemotiveerd en betrokken.” Bèta\technisch werk is minder zichtbaar geworden in het dagelijkse leven Henk Bijl, voorzitter Stichting A7 Ondernemers Federatie Landstad Fryslân: Vroeger had je bedrijfjes in dorpen en wijken, waardoor de werkzaamheden voor iedereen zichtbaar en herkenbaar waren. Met name voor kinderen, de werknemers van de toekomst. Onderweg naar school kregen ze automatisch beelden van techniek, bijvoorbeeld van het werk van een smid. Tegenwoordig zijn bedrijven meestal gelokaliseerd op bedrijventerreinen, in grote loodsen, buiten de stad of het dorp. De vanzelfsprekende zichtbaarheid en bereikbaarheid zijn daarmee verdwenen. Bedrijven moeten zich nu zélf zichtbaar maken, zodat hun werk weer tot de keuzemogelijkheden van kinderen gaat behoren.”
9
Nieuwsgierigheid prikkelen…zodat men zelf op onderzoek uitgaat Albert Sikkema, hoofd afdeling Communication & Multimediadesign (CMD) van de NHL: “In korte tijd is het aandeel meisjes dat CMD studeert gestegen van 10% naar 25%. We ontdekten dat jongens een “jongensopleiding” minder leuk gingen vinden en afhaakten. We probeerden dit tij te keren. Dit doen we door ruimte te geven aan de eigen sfeer van de studenten: geen saaie klaslokalen, maar allerlei hoeken met een gezellige aankleding. Studenten krijgen een grote stem in deze aankleding. Ook leggen we nadruk op het “community-gevoel”, het sámen de opleiding tot een succes maken. Tot slot richten we onze aandacht op het zélf ontdekken, op zelfstandig leren, op projectmatig werken en onderwijs in minors. We zien dat studenten zich daardoor meer betrokken voelen bij de school. Ook zien we dat deze aanpak meisjes aanspreekt. Als je bèta\techniek aantrekkelijk maakt voor meisjes, dan volgen de jongens vanzelf, hebben we ervaren.” Girls can play that game! Jildou Nicolai, Workforcemanager IBM: “Het personeelsbeleid van IBM is actief gericht op diversiteit in het personeelsbestand, van mannen en vrouwen, verschillende etnische achtergronden, verschillende opleidingsniveaus en verschillende opleidingen. Diversiteit geeft een beter functionerend team, beter werk, tevredener klanten, en meer winst. Om diversiteit te bereiken moet vaak de bedrijfssfeer worden veranderd. “Binnenhalen” is niet genoeg, “binnenhouden” verdient minstens zoveel aandacht. Voor vrouwen is er actieve aandacht, vrouwelijke studenten worden door vrouwen begeleid, en er worden programma’s ontwikkeld, speciaal voor vrouwen en vrouwennetwerken. Er wordt ruimte geboden voor flex- en thuiswerken. Door dit actieve en vroegtijdig gerealiseerde diversiteitsbeleid telt de ICT-afdeling thans 20% vrouwen, en dat is een hoog percentage.” Zorg voor een positiever imago van techniek Jaap Bakker, directeur TechnoMatch Friesland: “TechnoMatch heeft als doel de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven te bevorderen, met name door kennisuitwisseling. In Nederland kiest maar 5 à 10% van de vrouwen techniek, tegen bijvoorbeeld 40% in Spanje. Hoe komt dat? Ten eerste leert de ervaring dat in het onderwijs veel rolbevestiging plaatsvindt: meisjes worden vaak richting gamma en alfa geduwd omdat dat beter bij hen zou passen. Alfa-, gamma- en bètavoorkeuren zijn echter niet seksebepaald maar seksegemaakt. Ten tweede wordt een bèta\technisch carrièreperspectief vaak laag ingeschat. Je vindt echter betrekkelijk snel een baan in de bèta\technische sector. En in de praktijk horen we juist positieve verhalen: bèta\technische banen zijn leuk en veelzijdig. Jongens en meisjes mogen uiteraard zelf kiezen wat ze willen. Maar helaas belanden veel jongens en meisjes momenteel in studies en beroepen die niet bij hen passen, maar die ze gekozen hebben omdat dat min of meer van hen werd verwacht. En vaak is dat niet bèta\techniek.
10
Integreer techniek in andere vakken, laat techniek ervaren. Organiseer Open Dagen waarin techniek centraal staat. Onderhoud een levendige keten tussen basisonderwijs, voortgezet onderwijs en bedrijfsleven. En geef vooral ook ouders reële beelden over techniek en carrièrekansen, omdat zij veel invloed hebben op het keuzegedrag van hun kinderen.” Techniek, begin in het basisonderwijs! Anke Postma, VTB-projectleider Friesland: “Kinderen hebben van nature een onderzoekende houding. Techniek is niet iets waarvoor interesse zou moeten worden gewekt. Het is daarentegen belangrijk de natuurlijke interesse voor techniek vast te houden en alle ruimte te geven. Dit is één van de belangrijkste uitgangspunten van VTB. Techniek staat niet op zichzelf, maar vindt plaats in het leven van alledag. Het is daarom belangrijk om techniek te introduceren én expliciet te benoemen in wereldoriëntatie, rekenen, thematisch werken, verkeer, handvaardigheid, enzovoort. Daarbij kan worden voortgeborduurd op de al van nature aanwezige, kindeigen houding van ontdekken, onderzoeken en uitproberen. Juist in het basisonderwijs staat centraal dat leren hoofd, hart en handen moet aanspreken. Techniek zou hierin de vanzelfsprekende plaats moeten innemen, die kinderen haar uit zichzelf al geven.”
11
4 / BÈTACAMPAGNES, EFFECTIEF? Marloes Mesken (1982) was al tijdens haar middelbare schoolperiode gefascineerd door het feit dat jongens en meisjes zo verschillend hun vakkenpakket kozen. Ondanks de absolute vrijheid van vakkenkeuze, bleken jongens heel andere vakken te kiezen dan meisjes. Jongens kozen meer voor bètavakken, meisjes meer zaakvakken en talen. “Ik wist dat er al een tijdlang landelijke campagnes werden georganiseerd om meer meisjes voor exacte vakken te interesseren. Toch heb ik zelf nooit de behoefte gevoeld om op basis van deze campagnes en projecten voor bèta te kiezen. Ook de meiden om mij heen lieten zich hier wat betreft hun studiekeuze niet door leiden. Toen ik tijdens mijn studie Onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen van het project “Diversiteit in ICT en bèta\techniek” van Partoer en Enova hoorde, realiseerde ik me dat er veel van dergelijke projecten waren ondernomen, terwijl ze nauwelijks effect hadden geoogst. Ik wilde graag onderzoek doen naar de succesfactoren van dergelijke projecten en besloot hieraan mijn scriptie te wijden. In 2008 rondde ik mijn scriptie “Meer Meisjes Bij Bèta” af. De vraagstelling van dit onderzoek luidde: “In hoeverre hebben activiteiten, die zijn ondernomen om meisjes te stimuleren de bètarichting te kiezen, het gewenste effect gehad, en wat zijn de redenen van al dan geen succes?” De eerste bètaprojecten waren vooral emancipatorisch van aard: Vanaf de jaren zeventig voerde de overheid een actief emancipatiebeleid, o.a. gericht op een evenredige verdeling van mannen en vrouwen in alle beroepsgroepen. Vanaf de jaren tachtig werd veel moeite gedaan om meisjes te interesseren voor bèta\techniek. Het aandeel meisjes dat voor bètavakken koos groeide weliswaar in het voortgezet onderwijs, maar een groot deel van hen koos daarna niet voor een bèta\technische beroeps- of wetenschappelijke opleiding. De meisjes die daar wel voor kozen, gaven de voorkeur aan zachte bètastudies, waarin de menselijke kant erg zichtbaar was. De harde bèta bleef voornamelijk een mannendomein. Ik onderzocht vier projecten uit de jaren tachtig. Het gaat om de volgende projecten: 1. Vrouwen in mannenfuncties Drenthe (1980) 2. Herverkaveling Wiskunde Eén en Twee (HEWET) (1986) 3. Kies Exact (1987-1989) 4. Meisjes en Natuur&Techniek (MENT) (1982-1991) Deze projecten onderwierp ik aan effectiviteitscriteria, ontleend aan Posavac & Carey (1992) en het Nederlands Jeugdinstituut (2006). Ik kwam tot een aantal conclusies en aanbevelingen, waarvan de belangrijkste hieronder volgen. Het is noodzakelijk om allereerst te analyseren hoe het komt, dat meisjes het in bèta\technische richtingen laten afweten. Welke overwegingen spelen daarbij een rol? Het negatieve imago van techniek moet al in het basisonderwijs worden aangepakt: Laat zien wat techniek werkelijk inhoudt en hoe leuk techniek is. 12
Het blijkt namelijk om impliciete lang bestaande en diepgewortelde seksestereotype factoren te gaan die doorwerken in het dagelijkse leven in de hele maatschappij, in beelden, uitspraken, reclame, artikelen, soaps, noem maar op. Een project kan slechts slagen, als wordt voortgeborduurd op de uitkomsten van bovenstaande analyse. Bovendien moet gebruik gemaakt worden van de reeds opgedane kennis. Zo was het al bekend dat meisjes tot hun tiende alle beroepsmogelijkheden openhouden; daarna sluiten de deuren voorgoed. Toch richtten alle onderzochte projecten zich op wat oudere meisjes en op volwassen vrouwen. Benchmarking is essentieel. Welke projecten lopen er en hoe effectief zijn ze? Welke projecten zijn al gerealiseerd, en wat waren hun effecten? Een herhaling of dubbeling van moeizame pogingen is immers niet nodig. Om het gewenste effect te oogsten, is een zeer duidelijke omschrijving van het project essentieel, SMART geformuleerd. Ook moet de achterliggende theorie van het project in beeld zijn. Vaak wordt weliswaar verondersteld waar een probleem vandaan komt, maar het is noodzakelijk om deze oorzaken expliciet te benoemen. Dit heeft een aantal voordelen: De betrokkenen zijn gemotiveerder, omdat ze het probleem kennen en onderschrijven. Daarnaast biedt een theorie handvatten voor evaluatie. Tot slot geeft een gezamenlijk onderschreven theorie een gezamenlijke taal voor de interventie. Een project kan alleen slagen als het gedragen wordt door alle betrokkenen. De bedenkers van het project moeten tijdens de hele projectperiode zichtbaar blijven, en beschikbaar zijn voor overleg. Maar ook nadat het project is afgelopen, moet een doorgaande ontwikkeling gewaarborgd worden. Te vaak komt het voor dat goede ontwikkelingen van een project doodbloeden, omdat datgene wat er bereikt is, niet wordt verankerd in beleid. Helaas ontbrak het in de vier door mij onderzochte projecten aan een aantal van bovenstaande voorwaarden, waardoor ze nauwelijks effect sorteerden. En mijn eigen bètamentaliteit? Ik liet me niet leiden door van bovenaf opgelegd projecten, en mijn vriendinnen ook niet. Misschien waren we meer voor bèta\ techniek te porren geweest als de campagnes mét ons en niet voor ons waren uitgevoerd.”
13
5 / KEUZEPROCES. VAN BÈTA-EN ZORGMEISJES Tara van de Giessen (RuG) verrichtte kwalitatief onderzoek naar de seksespecifieke keuzes en het keuzeproces van bèta- en zorgmeisjes op het MBO. “Al decennia lang is er aandacht voor het seksespecifieke keuzepatroon van jongeren, een fenomeen wat zich zeker in Nederland sterk aftekent. Naast het feit dat er tegenwoordig überhaupt weinig jongeren voor bèta kiezen, kiezen er zeker maar zeer kleine aantallen meisjes voor bèta. Van overheidswege zijn er tal van projecten gerealiseerd die met name meisjes moesten stimuleren tot een keuze voor bèta. Dit echter zonder resultaat. In vergelijking met het aantal jongens kiezen maar weinig meisjes voor bèta. Er ontstaat een vorm van onderwijsongelijkheid, wanneer leerlingen met dezelfde capaciteiten niet dezelfde kansen op schoolsucces hebben. In dit geval ten nadele van meisjes. Het kiezen van een bèta sector of -profiel op de middelbare school maakt dat de leerling bij bijna alle mogelijke vervolgopleidingen terecht kan. Tevens vergroot dit de kansen op de arbeidsmarkt. Er zijn tal van onderzoeken verricht die de factoren hebben onderzocht die van invloed zijn op keuzes. Op basis hiervan zijn verschillende modellen ontwikkeld. Uit deze modellen blijkt vaak dat diverse factoren rond het kind op elkaar van invloed zijn, bijvoorbeeld kenmerken van het kind zelf, de ouders, de school en de maatschappij. Tot op heden kan geen afdoende verklaring worden geboden voor de seksespecifieke keuzes die jongeren maken. Hierdoor kan maar weinig recht worden gedaan aan het keuzeproces dat zich voltrekt. Dit ondanks het feit dat door auteurs wel wordt onderkend dat keuzes het resultaat zijn van een proces. Mijn onderzoek is kwalitatief van aard en poogt mede daardoor dit keuzeproces in beeld te brengen. In dit onderzoek worden acht bètarespondenten en acht zorgrespondenten geïnterviewd over diverse keuzes tijdens hun schoolloopbaan. Iedere respondent is gevraagd terug te blikken op drie keuzemomenten in haar schoolloopbaan: de overgang van basis- naar middelbaar onderwijs, de sectorkeuze op de middelbare school en de overgang van voortgezet onderwijs naar het MBO. De interviewvragenlijst is tot stand gekomen op basis van relevant gebleken factoren uit eerder onderzoek en aangevuld met factoren die mogelijk ook van invloed kunnen zijn. Na analyse van de interviews blijkt dat de bèta- en zorgrespondenten met name op leerling niveau van elkaar verschillen, wat betreft de vakkenvoorkeur, de beroepswens en het zelfconcept. Daarnaast treden opvallende verschillen in het keuzeproces op. Zo verloopt het keuzeproces van de bètarespondenten discontinu en dat van de zorgrespondenten continu. De zorgrespondenten hebben al vroeg (soms al op de basisschool) voor ogen dat zij in de zorg willen werken. Voor de bètarespondenten is lange tijd onduidelijk wat zij willen worden of in welke sector zij willen werken. Hun beroepswens schommelt sterk en de verschillende keuzeopties lopen sterk uiteen. Hoewel beide respondentengroepen twijfel hebben gekend bleef dit bij de zorgrespondenten beperkt tot de zorgsector. Voor de bètarespondenten geldt dit allerminst. Ook noemen bètameisjes hun keuze in geen van de drie fasen gemakkelijk. 14
Het keuzeproces van de zorgrespondenten kan omschreven worden als lineair en continu en het keuzeproces van de bètarespondenten als non-lineair en discontinu: dat wil zeggen dat ze lange tijd niet weten wat te willen worden, veel wisselen van beroepswens en twijfelen over de beroepswens. Doordat de zorgrespondenten wel weten wat te willen worden baseren zij hun keuzes naast een intrinsieke motivatie ook veel meer op een extrinsieke motivatie: een keuze maken wegens het nut voor de toekomst. De motivatie van de bètarespondenten is meer intrinsiek te noemen: iets kiezen om het leuk vinden/plezier ergens in hebben.”
15
6 / TECHNIEK IS OVERAL! Vijf studenten van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (Communication & Multimediadesign) en vijf studentes van de Stenden Hogeschool (Pabo, Meppel) onderzochten de bètamentaliteit van leerlingen van de hoogste klassen van het basisonderwijs, wat ze van techniek vonden en hoe de diversiteit op het bèta\technische gebied vergroot kon worden. De studenten: “We bezochten een techniekdag om de huidige denkbeelden van techniek te ontdekken. In de tien jaar nadat wij het basisonderwijs hadden verlaten, was er immers al weer veel gebeurd ten aanzien van techniek. Daarnaast hebben we met kinderen gepraat, hebben we hen opdrachten laten maken in het kader van “wat is techniek, en wat is met techniek tot stand gekomen”. We stonden er versteld van dat het bijna allemaal elektronische zaken waren, die als “techniek”werden gedefinieerd. Slechts een enkeling noemde een trap, een deurscharnier, de rits van een etui, een schoen of een brillenglas. De meisjes hadden als “top drie” antwoorden: Computers, zelf dingen maken, machines. De jongens gaven aan: Computers, in elkaar en uit elkaar halen van dingen, elektronica. Opvallend is dat jongens het analyserende en meisjes het creatieve aspect aangaven. Geen van de kinderen gaf aan dat techniek overal is! We concludeerden dat meisjes van 10-13 jaar bèta\techniek vaak saai vinden, niet een leuk beroepsperspectief verwachten, voor “nerds” is of te moeilijk. Opvallend is dat deze meningen niet aan de realiteit worden getoetst. Heel vaak wordt de keuze voor bèta\techniek niet overwogen, omdat ze zich niets bij bèta\techniek kunnen voorstellen. Ook bleek het van invloed te zijn dat vooral meisjes (dikwijls) niemand kenden die een bèta\technisch beroep uitoefende, of dit beroep niet als zodanig herkenden. Maar…. We zagen dat het niet aan de leerlingen lag, dat ze zo weinig te strikken waren voor bèta\techniek. Ouders en docenten hadden erg veel invloed! Het bleek van invloed op de keuze van vooral meisjes te zijn, dat ouders een traditioneel beeld van bèta\techniek hadden die niet strookte met huidige de werkelijkheid. Dit beeld werd omgeven met negatieve waarderingen. Ook bleken veel docenten niet erg veel kennis over bèta\techniek te hebben, en vonden ze bèta\techniek meer iets voor jongens. De desinteresse van veel docenten voor bèta\techniek is niet zo gek. Ze kozen destijds toch voor de Pabo of de lerarenopleiding? Als ze zo warm liepen voor techniek, waren ze wel naar bijvoorbeeld de HTS gegaan, toch? Er zijn onderzoeken, waaruit blijkt dat docenten geneigd zijn om tijdens wiskundelessen de jongens ingewikkelde vraagstukken voor te leggen, en meisjes slechts een voorbeeldje te vragen. Met de beste bedoelingen. Gewoon vanuit het vooroordeel dat jongens technischer zijn dan meisjes. En zo wordt dat natuurlijk bij alle partijen in stand gehouden. Tot slot bleken campagnes om leerlingen te werven voor bèta\techniek vaker op jongens afgestemd te zijn dan ook op meisjes.
16
Zo is het heel belangrijk om ruimte te geven aan het nut van techniek, de mogeljkheden van techniek, de koppeling van techniek en “iets met mensen”, omdat juist deze zaken meisjes meer aan blijken te spreken. We wilden “iets” maken dat het vooroordeel over techniek aan de kaak zou stellen, en dat liet zien dat techniek overal is, en voor iedereen. Dit “iets” moest bruikbaar zijn voor leerlingen, maar vooral ook voor ouders en docenten: een korte film. Hoe moest die film eruit zien? Er waren genoeg beelden over rolmodellen, bij- voorbeeld in het programma Spiegelbeeld van VHTO. We wilden iets nieuws, iets anders, iets wat er nog niet was. We onderzochten hoe de kinderen graag met elkaar communiceerden, en concludeerden dat veel kinderen van chatten via MSN hielden. Ook onderzochten we welke programma’s ze het leukst vonden. Dit bleken soaps en tekenfilmpjes te zijn. Deze dingen wilden we verwerken in onze film, omdat ze een weergave waren van de wereld van kinderen van 10-15 jaar. En zo werd de korte film Bèta Weta gemaakt! Een chat tussen Mariska en Susanne over techniek. Met allerlei beelden die oproepen tot discussie. En enkele zinnetjes die ze naar elkaar typen, vormen de hoofdstukken van deel III van deze Toolkit.”
17
DEEL II Hey Suss, wat weet jij eigenlijk van techniek?
7
Weergave van de tekst van de DVD Bèta Weta (10 minuten). Mariska en Susanne zijn na schooltijd aan het chatten via MSN. Mariska had tijdens de les gehoord dat techniek zo interessant moest zijn, en dat het vreemd was dat er zo weinig leerlingen voor ‘iets technisch’ kozen. Ze wilde daar meer van weten.
Mariska: ‘Susanne, wat weet jij eigenlijk van techniek?’ Susanne: ‘Ik zou het niet weten, maar het lijkt me vies en zwaar werk.’ Mariska: ‘Ik ga er even naar op zoek, misschien word ik er wijzer van. Mariska surft op internet, en belandt in de wereld van techniek. Ze schrikt van wat ze ziet. Een donkere, afgesloten ruimte met rondzwevende schroeven, moeren, bouten, machines, olie, een tractor, piepende en krakende geluiden, formules, olie, cilinders, bouwtekeningen, gereedschap, tandwielen. Mariska: ‘Aaaahahh, het is echt VERSCHRIKKELIJK. Dit kan toch niet techniek zijn? Ik kijk nog wel even verder, er moet meer zijn dan dat.’
Weer surft Mariska op internet. Ze kijkt op Wikipedia, op technieksites. Mariska: ‘Hey Suss, heb je het nog aan je ouders gevraagd?’ Susanne: ‘Ja, maar zelfs zij snappen niet wat techniek nou eigenlijk is...’ Mariska: ‘Jeetje, zo schiet ik niks op, maar ik ben wat op het spoor!’ Mariska belandt opnieuw in de wereld van techniek, maar deze ziet er totaal anders uit dan de eerdere. In een open ruimte ziet ze de natuur. Ze rijdt in een autootje en ziet een mobieltje, een haarföhn, een stopwatch, een koptelefoon, speelgoed, een laptop, een USB-stick, schone energie, een robotje, veiligheid en gezondheid, omgeven door natuurlijke en vriendelijke geluiden. Susanne: ‘Weet je er al wat meer van?’ Mariska: ‘Jah, ik heb het helemaal. Techniek is OVERAL!! Je moet het echt Bèta Weta’
18
8
Ik zou het niet weten
DEEL III
In de voorgaande hoofdstukken kwam regelmatig aan de orde dat techniek zo vanzelfsprekend voorkomt in ons dagelijkse leven, dat het onzichtbaar is geworden. Daarnaast is veel hedendaagse techniek onbekend. Daarom is er een beeld van techniek ontstaan dat niet overeenkomt met wat techniek werkelijk is. Wat is techniek? Van Dale definieert techniek als “het geheel van de bewerkingen of verrichtingen, nodig om in een bepaalde tak van kunst, industrie, enz. iets tot stand te brengen: de techniek van het weven, computertechniek, installatietechniek, verkooptechniek.” Techniek wordt dus als toepassingsproces beschreven, niet als doel op zich. En bèta, wat is dat? Van Dale geeft drie definities: “Bèta (v) is de tweede letter van het Griekse alfabet. Een bèta (m/v) is een leerling van de bèta-afdeling. Een bèta (m/v) is iemand met aanleg voor exacte vakken als wis-, schei- en natuurkunde.” Grappig, bèta is m/v!! Je hoort wel eens de opmerking: “Meisjes zijn beter in alfa en gamma, jongens in bèta”.
Wat is bèta? Bètastudies zijn exacte studies. Ze zijn onder te verdelen in harde bètastudies, zoals wiskunde, informatica, civiele techniek, bouwkunde, werktuigbouwkunde, elektrotechniek, chemische technologie, technische natuurkunde, lucht- en ruimtevaarttechniek, industrieel ontwerpen, maritieme techniek, mijnbouwkunde, technische bedrijfskunde. En in zachte bètastudies, zoals biologie, geneeskunde, farmacie en landbouwstudies. Wat is alfa? Alfavakken houden zich bezig met de producten van de menselijke geest, zoals talen, levensbeschouwing, beeldende vakken en geschiedenis. En gamma? Gammavakken zijn beschrijvende vakken die zich met gedrag en economie bezighouden: economie, maatschappijleer, aardrijkskunde. Geschiedenis wordt zowel onder alfa als onder gamma geschaard.
19
Docent: “Je ziet vaak dat bèta, gamma en alfa van elkaar gescheiden worden in plaats van onderscheiden. Vaak is iemand weliswaar sterker in de ene dan in de andere tak, en helaas luidt het vooroordeel dat jongens beter zijn in bèta en meisjes in gamma en alfa. Maar een goede professional heeft competenties nodig op alledrie de gebieden. Sociale-, communicatieve- en leervaardigheden worden in de snel veranderende samenleving steeds belangrijker. Van werkenden wordt verwacht dat ze samen kunnen werken, met elkaar kunnen overleggen, voortdurend nieuwe dingen leren, voortdurend kunnen inspringen op veranderingen. Ze moeten goed kunnen overleggen en meedenken met klanten, collega’s en leidinggevenden. Vroeger was een “vak” belangrijk, nu is de menselijke kant daarvan belangrijker geworden.” Student: “ Ik studeer Informatica, een zogenaamde “typische bètastudie”. Een leuke studie, alleen jammer dat het zo’n jongensbolwerk is. Ik heb nu net stage gelopen, en moest een verslag schrijven over de competenties waaraan ik had gewerkt. Het productgerichte werken op zich ging me handig af, maar het begrijpelijk beschrijven ervan was een stuk moeilijker! Verslaglegging, vergaderingen met klanten en collega’s, het maken en evalueren van plannen zijn geen bètadingen, maar als ICT’er heb je ze toch nodig. Het was lastig maar toch goed, dat ik een verslag moest schrijven over alle professionele competenties. Nu waardeer ik ze ook meer.”
Studente: “Ik studeer Pedagogiek. Statistiek is een studieonderdeel. Je wilt niet weten hoe vaak ik hoor dat wij meiden daar de hersensamenstelling niet voor hebben, onzin! Het is ons aangepraat. We hebben een erg goede docent, die ons kant en klare vraagstukken geeft, toegespitst op pedagogische onderzoekssituaties. Hij brengt ons niet alleen statistiek bij, maar ook het vertrouwen dat we het kunnen. Helaas is dat nodig.” Docente: “Ik geef natuur- en scheikunde. Ik heb gemerkt dat het heel belangrijk is om voorbeelden aan te halen uit het dagelijkse leven van de leerlingen, en van daaruit naar de natuurkundige begrippen te gaan. Niet andersom. Als je ze kunt boeien gaan ze meer zien waar natuur- en scheikunde allemaal nog méér is, dat herkennen ze dan. Bèta\techniek is vaak een ver-van-mijn-bedshow. Maar een roetmeting bij de auto’s van de docenten is opeens leuk, herkenbaar en dichtbij.
20
Opdrachten Leerlingen, docentenoverleg, ouderavond: Omschrijf de bèta-, gamma- en alfavaardigheden van een verpleegkundige, een basisschooldocent, een winkelfiliaalhouder, een apotheker en een computerprogrammeur. Docentenoverleg, ouderavond: Welke alfa-, gamma- en bètakanten zijn te ontdekken in vakken die als exact worden omschreven?
Stellingen Docentenoverleg. “Basisschooldocenten zijn typische alfa’s, die vaak niet stil staan bij het stimuleren van de bètakanten van hun leerlingen.” Docentenoverleg, ouderavond. “Stel je voor dat het waar is dat vrouwen zwakker in bèta zijn... hoe zit het dan met de feminisering in het basisonderwijs?” Docentenoverleg, ouderavond. “Er wordt te vaak gekozen op beroepen in plaats van op interesses en vaardigheden.” Ouderavond. “De cadeautjes die je op een opleidingsbeurs krijgt zeggen niets over de studie, en al helemaal niets over het beroepsperspectief.”
21
Het lijkt me vies en zwaar werk
9
Vanwege de vanzelfsprekende aanwezigheid in het dagelijkse gebruik, de onbekendheid en onzichtbaarheid van de huidige bèta\techniek is een vooroordeel over techniek ontstaan dat niet overeenkomt met de werkelijkheid: zwaar, vies, eenzijdig, saai, slecht betaald, en vooral voor mannen. Stereotype beelden in de media en de reclame bevestigen dit beeld dikwijls. Jongeren blijken hun studie vooral te kiezen op grond van interesse in het onderwerp, de wens tot zelfontplooiing, en het goede vooruitzicht op een betaalde baan. Zowel het onderwerp, als de ruimte tot zelfontplooiing als de carrièreperspectieven moeten dus helder zijn. En dat zijn ze onvoldoende in de bèta\technische branche. Bovendien moet helder zijn hoe de keuzeprocessen verlopen. De Inspectie van Onderwijs geeft aan dat veel jongeren ten onrechte denken dat bèta\techniek eenzijdig is. Ze zijn ten onrechte bang dat ze te weinig keuzemogelijkheden open houden, door vroegtijdig voor bèta\techniek te kiezen. Ze denken ten onrechte dat bèta\techniek weinig ruimte biedt aan zelfontplooiing. En ze zijn dikwijls onbekend met de carrièrekansen die een bèta\technische studie kan bieden. Het is heel belangrijk om deze vooroordelen te ontzenuwen, door de werkelijke praktijk in beeld te brengen! Vrouwelijke ondernemer: “ICT klinkt droog, maar het heeft alles met creativiteit en communicatie te maken, met een analyserende geest, met oplossingsgericht denken, met overleg en samenwerking, met klantgerichtheid, met continu blijven leren, met technisch inzicht. En technisch inzicht is niet seksegebonden! Een mix van deze vaardigheden maken een goede ICT’er. En een goede mix krijg je ook door diversiteit in je personeelsbestand te brengen.” Studente: “Ik studeer Technische Bedrijfskunde en ben het enige meisje in mijn studiejaar. Als ik klaar ben met mijn studie ben ik de schakel tussen techniek en management. Je moet dus snappen wat techniek inhoudt en dit kunnen uitleggen aan het management. Ik had een N&G profiel plus natuurkunde op de Havo. Ik vond natuur-, wis- en scheikunde altijd al leuk, maar het managen leek me óók leuk. In HAVO-4 zijn we naar het instituut voor engineering geweest, waar iemand een leuke en enthousiaste presentaties met heldere uitleg over de inhoud van de opleiding gaf. Je kon met die studie alle kanten op, je toekomst lag niet vast, en zou vooral leren waaróm iets gedaan wordt, bijv. tekeninglezen, logistiek. Dat sprak me aan!” Studente: “Je moet wel heel zelfverzekerd zijn en voor jezelf opkomen tussen al die jongens. Soms gaan ze niet leuk met je om. Het was beter geweest als er een betere verdeling tussen jongens en meisjes zou zijn. Jammer dat er zo weinig meisjes een technische studie kiezen.” 22
Docente: “Ik zat op de middelbare school toen de campagne Kies Exact plaatsvond. Ik heb de ervaring dat het destijds veel belangrijker was wat je vriendinnen deden, dan wat je zelf wilde op die leeftijd. Je lag uit de groep als je iets koos dat afweek van de groepsmening. Kozen de meesten de sociale sector, dan deed iedereen dat. Die druk was groot, en moet nog steeds niet onderschat worden.” Ouder: “Ik kwam naar Nederland om in een fabriek te werken. Mijn rug is nu volledig verknald. Ik wil niet dat mijn zoon de techniek in gaat maar naar de Havo, en dat hij later een kantoorbaan krijgt.” Docent: “Diversiteit moet persé twee kanten op gaan. Ik weet nog dat ik vroeger als jongen mee moest afwassen, maar als het huis geschilderd moest worden lieten mijn zusters het afweten. Dat vond ik fout. Als diversiteit in de opvoeding niet twee kanten opgaat, houd je typisch mannen- en typisch vrouwenwerk in stand.” Ouder: “Jongens zijn anders dan meisjes. Maar in hoeverre is dat aangeboren of aangeleerd? Ik merk dat er anders gereageerd wordt op jongens en op meisjes, ze worden anders aangesproken, er is meisjes- en jongensspeelgoed, de kleren verschillen al vanaf de geboorte. Is het verschil er, of maken we het? Een roze badcape met “snoesje” en een blauwe met “boekje”, een roze beschuitrol met prinsesjes en een blauwe met piraten?” Kenniscentrum: “Er is verschil tussen jongens en meisjes. Maar tussen meisjes onderling en tussen jongens onderling bestaan véél grotere verschillen dan tussen jongens en meisjes. Het is belangrijk om bij ieder verschil te overwegen: is dit verschil er écht, of bevestig ik nu een stereotype?” Docent: “Ik denk dat het beter is dat je het bèta/jongens/meisjes-onderwerp niet zomaar ter sprake brengt op docentenoverleggen of ouderavonden. Wij hebben het genderaspect meegenomen in de inrichting van ons Technasium. Bij de inrichting is gestreefd naar een niet te zakelijke en technische uitstraling. Alle leerlingen krijgen verplicht een Technasiumproject, en bij de onderwerpkeuze vragen we ons steeds af of het ook aantrekkelijk voor meisjes is. Bij de profielkeuze in de derde klas komt het genderaspect expliciet aan bod. Begeleiders moeten zowel mannen als vrouwen zijn. We vragen bedrijven om ook vrouwelijke vertegenwoordigers te sturen. Door het realiseren van deze punten ontstaan de gesprekken over gender vanzelf. We merken dat veel ouders maar ook docenten daar voorheen amper over nadachten. Het ging meer over het goede vak, het goede lesgeven, een goede studiekeuze. Nu wordt daarin ook het facet jongens/meisjes meegenomen.”
23
Opdrachten Ouderavond, docentenoverleg. Welke overwegingen speelden bij u een rol, toen u in uw jeugd een middelbare school, een vakkenpakket en een vervolgstudie koos? Wie gaf u informatie? In hoeverre speelde het een rol dat u meisje of jongen was? Zouden die overwegingen in de huidige tijd ook nog van kracht zijn? Ouderavond. Verzamel voorafgaand aan de ouderavond allerlei voorwerpen zoals: een beker, badeendje, zonnebril, schroevendraaier, pen, zeep, horloge, doosje pleisters, boekenlegger, plastic tas, sjaal, spiegeltje, schroef, flesje kruipolie, schoen, rits, flesje frisdrank. Leg drie grote vellen papier op de grond, met de titels “zorg en welzijn”, “techniek” en “commercieel”. Deel de voorwerpen uit, en laat ieder het voorwerp plaatsen op het vel papier waar het het meest thuishoort. Bespreek daarna ieder voorwerp: “Waarom ligt het daar?” De achterliggende gedachte is dat alles een technische component heeft vanwege ontwerp, vormgeving, fabricage en werking. Ouderavond. Wat is als techniek te herkennen als u om zich heen kijkt? Welke beroepsgroep hoort daar bij? Welke opleiding gaat daaraan vooraf?
Stellingen Docentenoverleg, ouderavond. “Vroeger was het de vraag wat je wilde worden, en daar koos je dan een opleiding bij.” Ouderavond. “Bij de studiekeuze moet centraal staan waar een kind plezier in heeft, waar zijn of haar passie ligt en waarin het kind kan groeien.” Ouderavond. “Kinderen worden als ontdekkingsreizigers, uitvinders en ondernemers geboren. Kijk maar naar baby’s en peuters, en hoe ze zich de wereld eigen maken” Docentenoverleg. “Je moet kinderen niet interesseren voor techniek, je moet de aangeboren interesse levendig houden.” Leerlingen. “Ik wil weten wat mijn vrienden en vriendinnen kiezen, voordat ik een school, profiel of studie kies.”
24
10
Ik ga er even naar op zoek
Wie kan vertellen wat techniek werkelijk is? Iemand die in de bèta\technische sector werkt of stage loopt, of iemand die contacten heeft met deze sector. Een familielid, een werknemer, een decaan of docent die er een werkbezoek heeft gebracht. De NHL- en Pabostudenten zagen tijdens hun onderzoek dat leerkrachten een grote rol speelden. Was deze enthousiast over techniek, dan namen de leerlingen dit enthousiasme over. Gaf hij of zij tijd aan leuke techniekopdrachten, dan groeide het positieve techniekbeeld bij leerlingen.
Ondernemer: “Vroeger was techniek zichtbaar. Als je naar school liep kwam je bijvoorbeeld langs de smid, en je zag wat daar in die smederij gebeurde. Ook deuren van kleinere fabriekjes stonden open, zodat je de mensen bezig zag achter de freesmachine. Of garages, met de automonteurs. Nu vindt techniek vooral plaats in grote panden op industrieterreinen. Je komt daar niet zo een-twee-drie, bovendien is niet meer van buitenaf zichtbaar wat daar gebeurd. Daardoor is het oude, traditionele beeld van techniek blijven bestaan. Het is ontzettend belangrijk om leerlingen een kijkje te laten nemen in die bedrijven en gesprekken met hen aan te gaan. En het liefst al vanaf dat ze een jaar of elf, twaalf zijn.” Docent: “Er is een grote behoefte aan stage- en werkplekken in het bedrijfsleven voor leerlingen die bijvoorbeeld een werkstuk moeten maken. Kennismaking met deze praktijk brengt deze praktijk letterlijk in beeld, niet alleen voor de werkende leerling zelf, maar ook voor de leerlingen die bij de presentatie van het werkstuk aanwezig zijn. Vooral ‘onzichtbaar, moeilijk te omschrijven’ werk in de bèta\technische sector kan op deze manier zichtbaar worden gemaakt en deel gaan uitmaken van de keuzemogelijkheden van leerlingen.”
25
Docent: “Ik ben van mening dat leerlingen van het basisonderwijs binnen hun dagelijkse leven en leefwereld kennis moeten maken met techniek, en niet een uitstapje moeten maken in de trant van ‘laten we eens kennismaken met techniek’. Hun eigen speelgoed, fiets, computer en ervaringen moeten de basis zijn voor de vraag naar de technische kant ervan. Er moet dus al een interesse liggen naar het voorwerp, dan sluit het onderdeel techniek daar bij aan.”
Kenniscentrum: “Breng meisjes voor keuzemomenten in contact met vrouwelijke professionals: voor de keuze van het voortgezette onderwijs, voor de keuze van een profiel, voor de keuze van een beroepsopleiding of studie. De onzichtbaarheid van deze professionals is een belangrijke reden waarom meisjes niet kiezen voor bèta\techniek. Laat meisjes (zonder jongens) in kleine groepjes met de vrouwen praten. Een persoonlijke uitwisseling is erg belangrijk!” Vrouwelijke ondernemer: “Beelden zijn belangrijk. Ik was eens op een powerpoint- presentatie over de profielkeuze op het voortgezet onderwijs. Bij C&M gold de interesse in mensen, in communicatie, in creativiteit, er waren fotootjes van dames die met elkaar in gesprek waren, vlot pakje aan. Toen N&T aan de beurt was, kwamen de beelden van jongens die aan een Ferrari aan het sleutelen waren. De meeste meisjes kozen C&M, slechts eentje N&T. Ik heb daarop de directeur gebeld. Eerst was hij verontwaardigd over mijn opmerkingen, maar toen we de cijfers bespraken, zag hij in dat alle seksestereotypen uit de voorlichting geschrapt moesten worden.”
26
Opdrachten Leerlingen, ouderavond. Maak vooraf een groot vel papier met de volgende indeling: helemaal niet technisch
meisjes
jongens en meisjes
jongens
heel erg technisch Laat leerlingen (ouders) plaatjes van allerlei speelgoedjes uit een speelgoedfolder knippen, en op het vel papier situeren. Bespreek daarna de gemaakte keuzes. Waarom zijn die gemaakt? Kloppen ze wel? Kunnen de plaatjes ook ergens anders worden gesitueerd? Leerlingen. Vraag aan drie mensen in je omgeving wat voor werk ze doen. Zitten daar ook technische klussen in, hoe groot is dat technische deel en wat voor nut heeft dat technische deel? Wat is er leuk aan het werk? Wat voor opleiding hebben ze gevolgd? Bespreek je bevindingen in de klas. Leerlingen, ouderavond, docentenoverleg. Hoe technisch moet je zijn als kok, verpleegkundige, piloot, dierenarts, tandarts, timmerman, kapper, steward(es), docent, cameraman/vrouw? En waarom? Leerlingen. Ga naar een speelgoedwinkel en schrijf tien dingen op die volgens jou met techniek te maken hebben, én tien niet-technische dingen. Vergelijk jullie lijsten in de klas. Waarom noemde je iets technisch, en waarom niet? Wat valt je op als je het verschil tussen jouw twee groepjes met elkaar vergelijkt? Kleur, gewicht, prijs, enzovoort? Voor wie zijn de speelgoedjes bedoeld, voor jongens, meisjes of allebei, en waarom? Stellingen Leerlingen, ouderavond, docentenoverleg. “Techniek vraagt veel creativiteit.” Ouderavond, docentenoverleg. “Niet alleen een gesprek, maar ook al een beeld van een vrouwelijke ingenieur brengt meisjes op een idee.” 27
11
Hey Suss, heb je het nog aan je ouders gevraagd?
In het onderzoek van de NHL- en Pabostudenten kwam naar voren dat ouders veel invloed hebben op het keuzegedrag van hun kinderen. Kinderen van ouders die een baan hadden in de bèta\technische sector, konden zich een betere voorstelling maken van bèta\techniek, stonden er positiever tegenover en kozen vaker voor techniek. Als de moeder een baan had met bèta\technische kanten, had dit een positieve invloed op zowel zoons als dochters. De studenten ontdekten echter ook dat veel kinderen geen idee hadden van het werk van hun ouders, en slechts konden aangeven dat hun ouders op een kantoor werkten. Ook werd werk vaak niet als technisch herkend. Onbekende zaken kúnnen niet deel uitmaken van voorstellingsvermogen en keuzemogelijkheden!
Leerling: “Mijn vader heeft een reclamebureau, nee, helemaal niets technisch dus.” Ouder: “De keuze na de basisschool is niet gemakkelijk. Open dagen vinden vaak plaats terwijl de uitslag van de Cito- en drempeltoets nog niet bekend is. Maar ook deze uitslag kan een momentopname zijn, door spanning misschien slechter gemaakt dan onder normale omstandigheden.” Ouder: “Bij de keuze voor het voortgezette onderwijs hebben we vooral gelet op sfeer, prestaties, aandacht voor kinderen, maatwerk, stimuleren van zelfstandigheid en zelfredzaamheid, aansluiting bij de ontwikkeling van de kinderen. We hebben ook bij kennissen geïnformeerd naar hun ervaringen met de school van hun kinderen. We hebben uiteindelijk een school uitgezocht in overleg met onze zoon.”
28
Leerlinge: “Ik heb met mijn ouders over mijn vervolgopleiding gepraat. Ik twijfelde tussen SPW en Laboratoriumtechniek. Toen zeiden ze dat ik moest kijken waarmee ik de meeste kans maakte op een goede baan, en toen koos ik voor Laboratoriumtechniek.” Ouder: “Ik vind een Havo-kwalificatie belangrijk voor de toekomst. Ikzelf heb vroeger het LHNO gedaan, en daar werd erg op neergekeken. Bij kennissen merk ik ook dat ze VMBO minderwaardig vinden. Het belangrijkste vind ik dat een kind zich thuis voelt op school, en een op een wat kleinere school is meer aandacht voor de kinderen, vermoed ik.”
Ouder: “Bij een lasser denk ik niet meteen aan een vrouw.” Kenniscentrum: “Beelden zitten heel diep. Niet alleen over beroepen, maar ook over degenen die ze uitoefenen. Heel confronterend is het om op de volgende manier je beelden te onderzoeken. Stel je de situatie voor: “De chirurg kust de verpleegkundige”. Heb je hem? Dacht je aan een vrouwelijke chirurg en een mannelijke verpleegkundige? Een allochtone chirurg en een witte verpleegkundige? Waren ze beide homoseksueel? Was de verpleegkundige een kop groter dan de chirurg? Was de chirurg dertig jaar jonger dan de verpleegkundige? Zo diep zitten beelden. We hebben ze niet door, maar ze bepalen ons handelen, onze keuzes en onze adviezen. Willen we diversiteit in bèta\techniek, dan zullen we heel hard moeten werken aan het beeld van techniek en het beeld van een technicus.” 29
Opdrachten Leerlingen. Vraag aan je ouders tien woorden waaraan ze denken bij het woord “techniek”. Bespreek deze woorden in de klas. Leerlingen. Vraag je ouders tien beroepen waar techniek in voorkomt. Praat hierover in de klas. Maak een top 20 van beroepen, en geef een cijfer: 5 is veel techniek, 1 is weinig techniek. Welke van de beroepen is meer iets voor meisjes, en welke voor jongens, of maakt dat niet uit? Waarom? Ken je iemand die het beroep uitoefend? Ouderavond. Welke taken en karweitjes kreeg u in uw jeugd in uw gezin? Was daarin verschil tussen jongens en meisjes? Wat vond u daarvan? Welke taken geeft u uw kinderen thuis? Maakt u daarbij verschil tussen jongens en meisjes? Zo ja, op grond van welke overwegingen? Hoe reageren de kinderen op die taken? Ouderavond (leerlingen). Wie repareert bij u thuis de lekke fietsband? Wie wast af? Wie installeert de printer? Wie strijkt? Wie wast de auto? Wie stofzuigt het huis? Wie lapt de ramen? Wie programmeert de televisie? Wie helpt de kinderen bij het huiswerk? Wie boort de gaten voor een kapstok? Wie zet een kast in elkaar? Op grond van welke overwegingen deed deze persoon ieder genoemd karweitje? Welke werkzaamheden typeert u als typisch technisch en waarom? Welke werkzaamheden typeert u als typisch iets voor mannen, vrouwen, jongens, meisjes, en waarom? Docentenoverleg. Verzamel zoveel mogelijk brochures van onderwijsinstellingen en studierichtingen. Hoe wordt de studie in beeld gebracht? Is er sprake van diversiteit in de getoonde beelden?
Stellingen Ouderavond. “Nodig ouders op school uit om met leerlingen over hun beroep te praten.” Ouderavond. “Het naaien van een colbertje vraagt om veel technisch inzicht.”
30
12
Techniek is overal, je moet het echt Bèta Weta.
Je hoeft maar om je heen te kijken en je ziet techniek. Of je ziet de techniek die iets mogelijk heeft gemaakt. In de praktijk blijken veel beroepen een grotere of kleinere technische component te hebben: er moet worden ontworpen, gerekend, opgebouwd, gepland, er zijn computervaardigheden voor nodig, er is analytisch inzicht vereist, er moeten reparaties worden verricht, die vaak niet als bèta\technisch worden herkend. Recentelijk hebben Schreuders & Dragt van YoungWorks het Bètamentalitymodel ontwikkeld. Hun onderzoek bracht in beeld dat maar liefst 76% van alle leerlingen (14-18 jaar) een houding hebben die in principe open staat voor bèta\techniek. Ze formuleerden vier houdingen, en gaven daarbij kansen, valkuilen en adviezen aan. Docenten van het basisonderwijs waren dikwijls Non-Techs, kleine kinderen van nature High Techs. De andere houdingen omschreven ze als de Career Techs en de Curious Generalists.
De 34% High Techs zien technologie als een hobby. Als hun iPod ermee ophoudt halen ze deze zelf uit elkaar. Ze genieten van technieklessen en willen van hun hobby hun werk maken. De kans ligt in de uitdaging, de valkuil in het gebrek aan geboden variatie. Advies: richt je op de inhoud, laat leerlingen zélf ontwerpen, uitproberen, analyseren en bouwen. Breng bèta\techniek buiten de schoolcontext en laat hen ingenieurs ontmoeten! De 19% Career Techs vinden status belangrijker dan de bèta\techniek zelf. Als hun iPod kapot is kopen ze een nieuwe. Ze overwegen een economisch/technische carrièrepad, hebben twijfels over de toekomst en vinden lessen vaak verouderd. De kans ligt in de bevestiging, de valkuil in richtingen die meer status geven. Advies: Benadruk de bèta\technische toekomstperspectieven, geef concrete informatie over baankansen en salaris en laat hen werkgevers ontmoeten.
31
De 21% Curious Techs hebben een zeer brede interesse, en zijn erg maatschappijgeoriënteerd. Ze denken goed na voordat ze een iPod kopen. Ze overwegen een studie in de menswetenschappen. Ze zijn gericht op ontwikkeling, en vragen zich voortdurend af waarom ze iets leren. Ze vinden techniek leuk, zoals ze zoveel leuk vinden. De kans ligt in de interesse, de valkuil in de oppervlakkigheid en breedheid van de interesse en de voorkeur voor het sociale. Advies: Laat de sociale context zien, het nut. Hoe kun je anderen met bèta\techniek helpen. Help bij het kiezen tussen de (te) vele opties en laat hen de professor ontmoeten. De 24% Non-Techs zijn alleen geïnteresseerd in zorg, welzijn, cultuur, creativiteit. Ze weten hoe hun iPod werkt, en dat is genoeg. Ze houden niet van bèta\techniek en vinden de lessen saai. Ze richten zich meer op vrienden en sociale omgang. De kans ligt in de invloed van vrienden, de valkuil in de ervaren moeilijkheidsgraad van bèta\techniek. Advies: Non-Techs hebben vaak veel invloed op hun vrienden, laat dus zien dat techniek veel meer inhoudt dan wat zij ervan vinden, en laat hen de creatieve ontdekker ontmoeten.
Docente: “Het idee achter een Technasium is leerlingen in staat stellen iets op bèta\ technisch vlak te doen, samen met een echte opdrachtgever uit het bedrijfsleven. Dat “doen” krijgt op het Technasium alle ruimte, van plannen tot ontwerpen tot afleveren. Het ontwikkelt vaardigheden, en geeft een reële kijk in de bèta\technische wereld. Ruim 15% van alle leerlingen volgt nu de Technasiumstroom voor het eindexamen. De vakken natuurkunde, scheikunde, biologie, wiskunde, Nederlands, aardrijkskunde, techniek, Engels en tekenen zijn in de onderbouw bij het Technasium betrokken, in de bovenbouw zijn dat natuur- en scheikunde en biologie.” Docent: “Vaak wordt gedacht dat bèta\techniek moeilijk is. Onze wereld staat bol van de resultaten van bèta\techniek, maar hoe die resultaten tot stand zijn gekomen is onzichtbaar. Als dat allemaal meer zichtbaar is krijg je andere beelden, meningen, houdingen en discussies.” Docente: “We hebben hier op school voor alle bètavakken wel een vrouwelijke docent. Een goede mix is belangrijk, diversiteit. Het moet niet zo zijn dat jongens bèta niet meer zien zitten omdat de vakken alleen door vrouwen worden gegeven.”
32
Opdrachten Leerlingen. Neem vijf minuten van de soap, waar je geregeld naar kijkt, op op een videoband. Speel dit stukje een paar keer af, terwijl je het samen met een paar klasgenoten bekijkt. Benoem zoveel mogelijk zaken die met techniek te maken hebben. Let wel: dingen op het gebied van elektriciteit, geluid, decor, beweging, kleding, noem maar op. Je kunt er zelfs een wedstrijdje van maken: wie kan de meeste techniekfacetten herkennen? Bespreek met elkaar waarom je iets als techniek bestempelt. Zo breng je elkaar op ideeën. Probeer ook te achterhalen wie voor die techniek zorgt, en welke opleiding daarvoor nodig is. Extra opdracht: stel je nu eens voor dat al die techniek die jullie hebben benoemd, uit het stukje soap zou verdwijnen? Wat blijft er nog over van jouw soap? Leerlingen. Stel je voor dat de stroom uitvalt op school, nú, op dit moment. Welke “rampen” levert dit op? Wat kun je allemaal niet meer doen, wat werkt niet meer? Bespreek alle punten met elkaar. Leerlingen, ouderavond. Bedenk hoe het zou zijn als je op een ochtend wakker zou worden terwijl de stroom in de hele provincie voor de rest van de dag was uitgevallen? Waarschijnlijk heb je je verslapen. Hoe ziet de dag er uit? Leerlingen. Ga in groepjes van twee naar buiten met een fototoestel, vijftig stappen. Neem foto’s van alles waarbij je aan techniek denkt. Wees daarbij zo creatief mogelijk, dus fotografeer ook dingen waar mogelijk technisch inzicht aan vooraf is gegaan. Bespreek daarna alle foto’s in de klas, en leg uit waarom jij jouw foto’s hebt gemaakt. Na de bespreking, waarin iedereen nieuwe ideeën heeft opgedaan, herhaal je de opdracht. Kun je de “uitvinding” beschrijven achter de dingen die je tegenkomt, bijvoorbeeld, waarom zou de trap of de ladder zijn uitgevonden? Ouderavond, docentenoverleg. Neem voorafgaand aan de bijeenkomst een blok televisiereclame op op een videoband. Tijdens de bijeenkomst: Welke zaken op het gebied van techniek zijn te herkennen? Welke beroepen komen in beeld? En wie vervullen deze beroepen? Is er een verschil tussen mannen en vrouwen, of is er sprake van diversiteit? Komen de beelden overeen met de dagelijkse werkelijkheid?
33
Stellingen Ouderavond, docentenoverleg. “De huidige manier van lesgeven biedt leerlingen te weinig / genoeg mogelijkheden om te ontdekken waar hun talent ligt.” Docentenoverleg. “Als bètadocent laat ik jongens en meisjes in gelijke mate oplos- singen aandragen voor de vraagstukken die ik voorleg.” Docentenoverleg. “Projectmatig is de enige werkvorm die de onderzoekende houding van leerlingen stimuleert.”
34
13
De Kieskast
Vijf studenten van de Pabo te Meppel (Stenden hogeschool) hebben een Kieskast ontwikkeld, een kast, zoals het woord al aangeeft, met een inhoud waaruit gekozen kan worden.
De studenten: “Tijdens onze stages hoorden we geregeld dat basisschooldocenten moeite hadden met het vinden van leuke techniekopdrachten. Er stond van alles op internet, maar daar moest je de juiste sites voor vinden. Ook kostte het veel tijd om te zoeken, te lezen, voor te bereiden, terwijl ze het al zo razenddruk hadden. Bovendien vonden veel leerkrachten techniek “lastig en moeilijk”. Technieklessen schoten er daarom vaak bij in. En dat vonden we jammer. Daarom hebben we een Kieskast bedacht, die à la minute dienst kan doen, zonder moeilijke en lange voorbereiding.
De Kieskast is een kast met twintig kistjes, In ieder kistje zit een kant en klare eenvoudige techniekopdracht, compleet met onderdelen en een opdrachtenkaart. De kistjes zijn onderverdeeld in vier technische sectoren: vuur, water, lucht en elektriciteit. Per sector zijn er opdrachten op het gebied van transport, communicatie en productie. Pictogrammetjes die op de kistjes zijn bevestigd, geven een indruk van de soort opdracht. Belangrijk is het inzicht dat techniek nooit een doel op zich is, maar een middel. En dat techniek leuk is!
35
De Kieskast is klassikaal te gebruiken na een les, zomaar tussendoor, als opwarmertje voor een latere uitgebreidere les, of in een kwartiertje dat overblijft: “Héé, laten we even iets uit de Kieskast halen”. De opdrachten worden klassikaal uitgevoerd, door de docent samen met de klas. Er wordt een kistje gekozen op bijvoorbeeld het gebied communicatie en het middel elektriciteit. De docent leest luidop de (korte) opdracht voor die op de opdrachtenkaart staat. Stap voor stap wordt de opdracht voor de klas uitgevoerd, met assistentie van twee of drie leerlingen. Het “samen ontdekken”, “techniek als iets uit dagelijkse praktijk” en het “leuke van techniek” staan voorop.
We hebben er bewust voor gekozen om de Kieskast onder het beheer van de docent te houden. Kwetsbare spullen zoals een fietslampje kunnen kwijt of kapot raken als de leerlingen zelf met de kistjes gaan werken, en dat frustreert. Maar belangrijker nog is de invloed die uitgaat van een enthousiaste leerkracht. Onderzoeken wijzen uit dat de houding van de leerkracht erg belangrijk is als het gaat om de interesse van leerlingen in techniek: een enthousiaste leraar voedt het enthousiasme van de leerlingen, van zowel jongens als meisjes. En met de Kieskast willen we het de docenten daarin wat gemakkelijker maken.
We zetten de inhoud van alle instructiekaarten op de website van onze opleiding, samen met een “boodschappenlijst” van onderdelen en reserveonderdelen en instructies over hoe een Kieskast is op te zetten. Dus de hele kant en klare handleiding van de Kieskast komt beschikbaar. Zo kan iedere school zélf een Kieskast inrichten en bijhouden. De Kieskast, zoals wij die hebben ontworpen, is bedoeld voor de groepen 6 t/m 8.”
36
14
Equality in Cyberspace
Het project Equality in Cyberspace draaide gelijktijdig met Diversiteit in ICT en Bèta\ techniek, meer meisjes bij bèta. Het project staat voor een gelijk en gelijkwaardig aandeel in het wereldwijde web van jongens en meisjes. Het is belangrijk dat jongens en meisjes evenveel ruimte krijgen om ervaringen op te doen op het gebied van ICT. In het project werden leerkrachten van de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs door Cedin getraind in het geven van computerles aan aparte groepen meisjes en jongens. Meisjes werden begeleid in het sleutelen aan de computer, het programmeren. Bij jongens lag de nadruk op het samen bouwen aan educatieve websites. Beide groepen kregen onderwijs in veilig internetten en in mediawijsheid. Eerdere ervaringen hadden geleerd dat meisjes meer zelfvertrouwen kregen op ICT-gebied als ze apart van jongens konden sleutelen en programmeren. En jongens bleken zonder meisjes beter samen te werken op het gebied van computers. En last but not least, jongens én meisjes zien een ICT-opleiding eerder als een studiekeuze als ze brede en positieve ervaringen op computergebied hebben opgedaan. Gedurende het project is bevestigd dat computerles aan seksegescheiden groepen loont. Wél kwam naar voren dat de groepen niet naast elkaar moesten draaien, om vergelijkingen én overspannen leerkrachten te voorkomen. Leerkrachten hebben het al zo druk!
37
Het project leverde twee “good practices” op: De eerste: Het bouwen aan websites begint met een uitgebreid stappenplan. Verzamel eerst alle informatie en print die uit. Verdeel die over zichtbaar opgehangen grote vellen papier met titels. Beredeneer samen de opzet en de logica ervan. Maak daarna de opzet van de website, en voer vervolgens alle reeds kant-en-klare onderdelen in. Leerkracht: “Ik zag dat ze hals over kop googelden, teksten copy-pasten en YouTube-filmpjes op hun site zetten, zonder enig plan, doel of overzicht. Toen besloot ik, ho, dit werkt niet, eerst gaan we bedenken wat er op de website moet, en met welk doel. Ze sputterden wel even, maar toen we eenmaal gedegen aan de gang waren, realiseerden ze zich dat het tot een échte mooie en goede website zou leiden.”
De tweede: Instrueer en begeleid twee jongens en twee meisjes in de voor hen bedoelde lesstof. Laat deze tweetallen elk twee andere leerlingen instrueren en begeleiden. Zo vloeit de instructie en begeleiding als een olievlek door de klas door middel van het train-de-trainer principe. Leerkracht: “Ik merkte bij de instructie dat de kinderen al heel bedreven op computergebied waren, soms beter dan ikzelf. Ik dacht, door dingen uit te leggen aan andere kinderen leren ze samenwerken, beklijft hun eigen kennis, leren ze computerhandelingen onder woorden te brengen in hun eigen bewoordingen. En ikzelf heb de handen wat vrijer voor al die andere taken waarvoor ik sta.” Cedin vervolgt Equality in Cyberspace.
38
Medewerkers
Aan de totstandkoming van de DVD & Toolkit Bèta Weta hebben (in alfabetisch volgorde) meegewerkt: Anja Nijboer Adelheid Vos Celina Visser Daniël Saija Dick Bruinenberg Djura Slofstra (red) Eric Limburg Eric Voigt Frank Plat Fokke de Boer Gea Dolstra George van Diepen (red) Gerben Kuiper Henriëtte Rockland Hilly Bijl Hilly Bobbink Jelmer Bouma Lukas Möllmann Manon Kuiters Mareke Lienemann Marloes Mesken (red) Margje Visser Margriet Ensing
Nelson Bauer Nico de Bueger Nikki Faberij de Jonge Peter Elting Petra van ’t IJssel Rinske de Jong Ron Jansen Saskia Geerts Sicco Piekeboer Tara van de Giessen (red) Timo de Jong Truus de Witte (red) Vera Hoek Willy Reinalda Wim Drost Yolanda Marani Sprekers symposium “Optimale participatie in de kenniseconomie” Docenten Leerlingen Ouders Deelnemers aan het netwerk “Meer Meisjes Bij Bèta” van Partoer en Enova.
Alle Studenten:
Bèta Weta is ontwikkeld met de financiële steun van: