HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA
Docent: A. Sewsahai Thema:
Zintuigelijke waarneming
De student
moet de verschillende typen zintuigen kunnen opnoemen met hun functies m.n. huidzintuigen, reukzintuig, smaakzintuig, evenwichtszintuig, gezichtszintuig en gehoorzintuig moet kunnen beschrijven hoe onder invloed van prikkels in zintuigcellen impulsen ontstaan moet de delen van een oog met hun kenmerken en functies kunnen noemen moet kunnen beschrijven hoe beeldvorming door lenzen plaatsvindt en wat accommoderen is moet de bouw en werking van het netvlies kunnen beschrijven
6V: blz. 205 t/m 250 6V: blz. 214 t/m 223 ; 228 ; 251 t/m 253
– –
–
In zintuigen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen. Prikkeldrempel (drempelwaarde): de kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt. De impulsfrequentie is hoger naarmate de prikkel sterker is. Gewenning: wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, neemt de impulsfrequentie af. Adequate prikkel: de soort prikkel waarvoor de prikkeldrempel van een zintuigcel het laagst is. Vrije zenuwuiteinden in de huid spelen een rol bij de waarneming van druk, tast, warmte, koude en pijn.
Pijnpunten: vrije zenuwuiteinden waardoor pijn wordt waargenomen. Pijnpunten komen overal in het lichaam voor.
Zintuigen
Ligging
Adequate prikkel
- gezichtszintuigen
- in de ogen
- licht
- gehoorzintuigen
- in de oren
- geluid
- evenwichtszintuigen - in de oren
- zwaartekracht
- reukzintuig
- in de neus
- geur
- smaakzintuigen
- in de tong
- smaak
- drukzintuigen
- in de huid
- druk
Sommige zintuigen registreren prikkels uit het externe milieu Somminge zintuigen registreren prikkels uit het interne milieu (o.a. pH receptoren, osmoreceptoren, chemoreceptoren) Ontstaan van depolarisaties langs het membraan van zintuigcellen is gelijkwaardig als die van neuronen Elke zintuigcel heeft z’n eigen drempelwaarde; bovendien hangt de drempelwaarde af van de aard van de prikkel
Wat zijn proprioreceptoren en adequate prikkels?
• • • –
• • • • • • –
• –
Wenkbrauwen: zorgen ervoor dat zweet (vocht) langs de ogen loopt. Wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht. Traanklieren: produceren traanvocht. Traanvocht reinigt de ogen en beschermt de ogen tegen uitdroging. Oogleden: verspreiden traanvocht over de ogen en beschermen de ogen. Traanbuizen: voeren traanvocht af naar de neusholte. Oogspieren: draaien het oog in de gewenste richting. Harde oogvlies (wit): stevig; geeft bescherming. Hoornvlies (doorzichtig): de voortzetting van het harde oogvlies aan de voorkant. Vaatvlies: bevat veel bloedvaten. Het vaatvlies zorgt voor de voeding van een groot deel van het oog. Iris (gekleurd): de voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant. Pupil: opening in de iris.
• – • – • • • – • • – •
Voorste oogkamer: tussen hoornvlies en iris. De voorste oogkamer is met vocht gevuld. Netvlies: bevat zintuigcellen en zenuwcellen. Over het netvlies lopen bloedvaten. Gele vlek: plaats in het centrum van het netvlies. Oogzenuw: geleidt impulsen naar de hersenen. Blinde vlek: plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. De blinde vlek bevat geen zintuigcellen. Lens: achter de iris en de pupil. Straalvormig lichaam: rondom de lens. Lens en straalvormig lichaam zorgen ervoor dat er een scherp beeld op het netvlies ontstaat. Glasachtig lichaam (geleiachtig): houdt het netvlies op zijn plaats.
Bij het zien in de verte
Bij het zien van dichtbij
De accommodatiespieren zijn
- ontspannen
- samengetrokken
De diameter van de straalvormige lichamen is
- groot
- klein
De lensbandjes zijn
- strak gespannen
- minder strak gespannen
De lenzen zijn
- zo plat mogelijk
- boller
De ogen zijn
- in rusttoestand
- geaccommodeerd
Op het netvlies wordt een omgekeerd, verkleind beeld gevormd. – In de gezichtscentra in de grote hersenen wordt dit beeld ‘vertaald’ in een normale waarneming. • Accommoderen: de vorm van de ooglenzen wordt aangepast wanneer de afstand waarop een voorwerp zich bevindt minder is dan ongeveer vijf meter. – De accommodatiespieren (kringspieren in de straalvormige lichamen) trekken zich samen. – De ooglenzen worden boller door hun elasticiteit. – Als de accommodatiespieren zich minder samentrekken, worden de ooglenzen platter door de druk van de glasachtige lichamen.
– • –
–
Nabijheidspunt: de kleinste afstand waarop een voorwerp scherp kan worden waargenomen. Deze afstand is afhankelijk van de elasticiteit van de ooglenzen. Diepte zien (stereoscopie). De oogzenuwen kruisen elkaar gedeeltelijk. De impulsen van het linkergedeelte van het netvlies van beide ogen worden naar het linkergezichtscentrum geleid en die van het rechtergedeelte naar het rechtergezichtscentrum. Door de vergelijking van de beelden van beide ogen in de gezichtscentra wordt diepte waargenomen.
Staar: vertroebeling van een ooglens waardoor lichtstralen het netvlies niet goed meer kunnen bereiken, kleuren worden flets, het beeld wordt wazig. Staar is een ouderdomsverschijnsel, maar kan ook worden veroorzaakt door ziekten, medicijngebruik of erfelijke aanleg.
Een troebele ooglens kan door een operatie worden vervangen door een kunststoflens. Gezichtsbedrog: geen oogafwijking, maar veroorzaakt door processen in de hersenen. Voorwerpen van dichtbij kunnen Voorwerpen van veraf kunnen Mogelijke oorzaken
Te verhelpen met
Bijziendheid - scherp worden waargenomen - niet scherp worden waargenomen - de oogbol is te lang - de lens is in rusttoestand niet plat genoeg
- negatieve lenzen
Verziendheid - niet scherp worden waargenomen - scherp worden waargenomen
Ouderdomsverziendheid - niet scherp worden waargenomen
- de oogbol is te kort - de lens is in geaccommodeerde toestand niet bol genoeg - positieve lenzen
- de lens is minder elastisch geworden
- scherp worden waargenomen
- lenzen die aan de onderkant boller zijn dan aan de bovenkant
Het netvlies bestaat uit drie lagen: – een laag zenuwcellen (tegen het glasachtig lichaam aan): geleiden impulsen naar het centrale zenuwstelsel; – een laag zintuigcellen (staafjes en kegeltjes): hier ontstaan impulsen; – een laag pigmentcellen: pigment absorbeert licht.
Gele vlek: het centrum van het netvlies. – Bij het kijken naar een voorwerp worden de ogen zo gericht (gefixeerd), dat het beeld van dat voorwerp op de gele vlek valt. – In de gele vlek wordt het scherpste beeld waargenomen. • Blinde vlek: de plaats waar de oogzenuw het oog verlaat. – De uitlopers van zenuwcellen gaan door het netvlies, het vaatvlies en het harde oogvlies heen. – De blinde vlek bevat geen zintuigcellen. Er zijn twee typen van zintuigcellen in de ogen, n.l. staafjes en kegeltjes
De functie is Ze komen voor De prikkeldrempel is Ze worden gebruikt Via synapsen staat
Staafjes - het zien van contrasten in zwart-grijswit - verspreid over het hele netvlies, maar niet in de gele vlek daarvan - laag
Kegeltjes - het zien van kleuren
- in het licht en in de schemering - een aantal staafjes in contact met één zenuwcel of een aantal kegeltjes in contact met één zenuwcel
- in het licht - één kegeltje in contact met één zenuwcel (gele vlek)
- vooral in de gele vlek en de directe omgeving - hoog
De pupilreflex beschermt de zintuigcellen in het netvlies tegen een te hoge lichtintensiteit. Reflexboog van de pupilreflex: zintuigcellen in het netvlies – sensorische zenuwcellen – hersenstam – motorische zenuwcellen – kringspieren en straalsgewijs lopende spieren in de iris. Als er fel licht op het netvlies valt, trekken de kringspieren zich samen en ontspannen de straalsgewijs lopende spieren zich. Hierdoor wordt de pupil kleiner. Als er zwak licht op het netvlies valt, ontspannen de kringspieren zich en trekken de straalsgewijs lopende spieren zich samen. Hierdoor wordt de pupil groter.
Afb. 49 – pg. 241 – BVJ 6V
vragen ? bedankt!! Info: www.ecoisonline.org www.examenbundel.nl www.biologiepagina.nl www.asewsahai.com
[email protected]