E.W.M. van den Braak K. van Cann F. van Dijken R.O.C. van de Donk S.L.W. Dorleijn R. Favié N. Geerars J.F.C. van Groesen F.P.A. van Gurp G.C.H. Vanhommerig S.llgar G. Kaper R.M.J.A. Kuppers R.P.W. Laurijsen S.A.W. Loots M.J. van der Mark M.E.J. Rutten E.D. Stlkma Ing. F.N. Soetekouw Y.C.C de Swart
dlpl ma-uit., lking cut 1 b uwkunde • 04 Januari 2005
Tethnische Universttelt Eindhoven
Inhoud
pag.
E.W.M. van den Braak Geluidoverdracht op het podium van de Nationale Nederlanden Zaal. Muziekcentntm Frits Philips te Eindhoven
4
K. van Can n Opbuiging van geprefabriceerde excentrisch voorgespannen betonelementen. Een onderzoek naar een betere beheersbaarheid van vervormingen van betonelementen tijdens het productieproces
6
F. van Dijken Indoor Environment in Dutch Primary Schools and Health of the Puplis
8
R.O.C. van de Donk Luchtbespiegelingen Een Universiteitsbibliotheek in Amsterdam
10
S.L.W. Dorleijn JuBi: Constructief ontwerp voor sta len gevelbuisconstructie met set-backs en overgangsconstructies
12
R. Favié Hoe te slagen in Europa! Een vergelijkende studie van de bouwprocessen in Nederland, Duitsland, Engeland, België en Frankrijk op de gebieden cultuur en recht voor bouwers en ontwerpers aan de hand van het traditionele samenwerkingsmodel
14
N. Geerars Herbestemming van de Van Gendthallen te Amsterdam
16
J.F.C. vanGroesen Phase Change Materia Is
18
F.P.A. van Gurp De-Masque Een theater-kunstencentrum in Antwerpen
20
G.C.H. Vanhommerig Mindscape Escape the City, sample your Mind
22
2
S.Ilgar Requirements for column splices with respect to stability
24
G. Kaper Towards structural services @ home Dienende elementen als permanent, prominent én bevrijdend kader van het wonen R.M .J.A. Kuppers. De werkplek opnieuw bekeken Het multifunctionele bedrijventerrein
28
R.P.W. Laurijsen Ontwerp van een station in beton Stationsgebied Breda als ontwerplocatie
JO
S.A.W. Loots H/G- Hasselt en Genk als bi pool M.J. van der Mark Bouwen nabij een verkeersader Isolatie van trillingen door weg- en railverkeer
32
34
M.E.J . Rutten Ontwikkelen van fotovoltaïsche bouwproducten Een leidraad voor betere aansluiting op behoeften van gebruikers E.D. Stikma Gemeentelijk strategisch voorraadbeheer Onderzoek naar de ontwikkeling van gemeentelijk strategisch voorraadbeheer Ing. F.N. Soetekouw Logisch(tiek) Vastgoed? Een hulpmiddel ter bevordering van de afstemming tussen vraag en aanbod va n logistiek vastgoed
40
pag.
Y.C.C de Swart Meer voor minder! Hoe particul ier opdrachtgeverschap m eer bereikbaar wordt en meer mensen hun woonwensen in vervulling zien gaan voor minder geld.
111
u;'
Ë c. til til
...t:r c:
:::s
c.
!!. öi' n
c
;;;
;:;: CT
0
c
:E
7'
c
:::J
0.
ro
E.W.M. van den Braak
Geluidoverdracht op het podium van de Nationale Nederlanden Zaal. Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Dr. ir. H.J. Martin Ir. C.CJ .M. Hak Ir. L.C.J. van Luxembu rg Afstudeerdatum 26 november 2004
Figuur 1 Podium Nationale Nederlanden Zaal
111
u;' c
CL
tD
..,tD C"
c
::I
CL
!. Ql' n c
;; ;:::;:
4
Samenvatting Binnen dit onderzoek is nagegaan in hoeverre opmerkingen van orkestmusici over de podiumakoestiek gekoppeld kunnen worden aan fysisch meetbare parameters. Daarnaast is de invloed van de hoogteverschillen van de podiumvloer (aanwezigheid van praktikabels) én van de richtkarakteristiek van de meetapparatuur op de waarde van de podiumparameters bepaald. De oorsprong van een aantal opmerkingen blijkt u it de meetres ultaten van de parameters m .b.t. luidheid, helderheid en ondersteuning. De door de musici hoorbare verschillen tussen de podiumopsteUingen blijken fys isch duidelijk meetbaar te zijn. De richtkarakte ristiek van zowel bron als ontvanger is van invloed op de luidheid. Trefwoorden Podiumakoestiek Geluidoverdracht Orkest Balans Richtkarak teristiek
Inleidi ng In het algemeen zijn de m usici van Het Brabants Orkest tevreden over de akoestiek va n de Nationale Nede rlanden Zaal in het Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven. Zij geven echter aan dat zij soms moeite hebben met het vinden van de juiste 'balans' binnen het orkest. De 'balans', een evenwichtige verdeling en overdracht van het geluid, is afhankelijk van de richt- en frequentiekarakteristiek van de instrumenten, de orkes topstelling, het karakter van het repertoire en de podiumakoestiek Tot op heden is nog niet veel onderzoek verricht naar de geluidoverdracht op het podium en de 'balans'. In dit onderzoek is bepaald in hoeverre de ervaringen van de m usici gekoppeld kunnen worden aan objectieve metingen. Daarnaast is onderzocht wat de invloed is van de lokale hoogteverschillen van de podiumvloer (aanwezigheid van praktikabels, in hoogte verstelbare plateaus) én de richtkarakteristiek van de meetapparatuur op de waarde van de podiumparameters. De zaal en het podium De Nationale Nederlanden Zaal is, met een volume van 144 00 1113 en 1250 zitplaatsen, de grootste concertzaal in het Muziekcentmm te Eindhoven. Het ach terste gedeel te van de podiumvloer (slagwerk) is hydraulisch verstelbaar in hoogte (tot 1 meter boven de podiumvloer) . Voor concerten van Het Brabants Orkest worden praktikabels ten behoeve van de blazerssectie en de contrabassisten op het podium geplaatst. De zij- en achterwanden van het podium zij n voorz ien van QRD- diffusoren (gelu idverstrooiende elementen [r, 2]) met een overhellende rand h.ierboven. Boven het pod ium hangen twee lich tgekromde klankkaatsers (7 ,5· 10 meter boven de pod iu mvloer). Methodologie Vier meetseries zijn verricht. Uit de resultaten van meetserie r (meting op leeg podium) en 2 (meting op podium met
11
îl
ldB tdB
- 0
/
---" .
~.-
~
I
Al
in' c
0.. til til go
... c ::s
0..
~
i>l' n
c
;::::;
m ;:::;:
r Figuur 2 Verschil tussen beide podiumopstellingen in dB (c)
praktikabels) is de invloed van beide podiumopstellingen op de waarde van de podiumparameters bepaald. Be ide meetseries zijn verricht met omni-directionele bron en ontvanger. Uit de resultaten van meetserie 3 (meting met (gerichte) luidsprekerbox en kunsthoofd) is bepaald in hoeverre de objectieve fysische metingen gekoppeld kunnen worden aan de subjectieve ervaringen. Bij meetserie 4 is gebruik gemaakt van een omnidirectionele bron en kunsthoofd. Uit de resultaten van meetserie 2, 3 en 4 is de invloed van de richtkarakteristiek op de waarde van de podiumparameters bepaald. De objectieve parameters [3. 4] worden berekend uit de gemeten impulsresponsie p(t). De relative Strength Grel is bepaald om de verschillen tussen de bron en ontvanger LpSource-rm- LpReceiver in dB weer te geven. De Clarity C5o is een maat voor de heLderheid van muziek. De Support ST1 en de Clarity op I meter van de bron gemeten CS zijn een indicatie voor het gemak van samenspel. 'zichzelf en elkaar horen'. Om te bepalen of de verschillen tussen de podiumopstellingen waarneembaar zijn, zijn de meetresultaten vergeleken met de Just Noticeable Difference (JND = I dB).
van de bron groter op het podium met praktikabels (r dB). Bij gebruik van een gerichte bron en ontvanger is het verschil tussen bron en ontvanger LpSource-Im- LpReceiver hoogfrequent aanzienlijk groter (ffi I) dB) dan bij gebruik van een omni-directionele bron en ontvanger (ca. rodB). Enkele opmerkingen van de musici kunnen di rect gekoppeld worden aan de meetresultaten. Op de meeste meetposities bedraagt het verschil tussen bron en ontva nger 10 dB . Vergeleken met de hoge luidheid van een instrument is dit verschil ' kle in'. Tevens is de Clarity, voor dit onderzoek C5o, op een aantal posities hoog te noemen en de muziek daarmee mogelijk te 'luid'. Enkele opmerkingen van de musici kunnen mogelijk ook verklaard worden door het grote verschil in dB ('onbalans') tussen beide oren ten gevolge van een bepaalde orkes topstelling. Nabij de deuren is de STI, volgens Gade [3. 4 ], aan de lage kant; dit ve rklaart mogelijk dat de contrabassisten moeite hebben met samenspel. Dankwoord
Mijn dank gaat uit naar Het Brabants Orkest en het Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven.
Resultaten en conclusies
De door de m usici hoorbare verschillen in podiumopstellingen blijken fysisch meetbaar te zijn, zie ook figuur 2. Op het podium met prakti kabels is de Support STI achter op het podium en langs de rand aanzienlijk lager dan op het lege podium (verschil > 3 dB). Dit wordt mogelijk veroorzaakt door reflecties tegen de overhellende rand boven de pod iumwa nden. Daarnaast is de ST1 op het lege podium nabij de deuren lager dan op de rest va n het podium. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door de vlakke afwerking van de deuren. Op het podium met praktikabels is de CS h oger lan gs de rand en n abij de deuren. Dit wordt mogelijk eveneens veroorzaakt door de overhellende rand boven de podiumwanden. Het verschil tussen beide podiumopstelli ngen (1-2 dB) is hoorbaar. Het verschil tussen bron en ontvanger LpSource-Im - LpReceiver in dB is op lan ge afsta nd
Literatuur [1] Barron, M. (1993). "Auditorium Acoustics and Architectural Design", 1st edition, E & FN Spon, London. [2] Beranek, L.L. (1996). "Concert and opera hall: how they sound", Acoustical Society of America. [3] Gade, A.C. (I989). "lnvestigations of Musicians' Room Acoustic Conditions in Concert Halls. Part I: Methods and Labaratory Experiments", ACUSTICA Vol. 69, 193-203 [4] Gade, A.C. (1989). "Investigations of Musicians' Room Acoustic Conditions in Concert Halls. Part 11 : Field Experiments and Synthesis of Results", ACUSTICA Vol. 69, 249·262
0"
0
c
:E
7'
c
::::l
c.
m
K. van Cann
Opbuiging van geprefabriceerde excentrisch voorgespannen betonelementen. Een onderzoek naar een betere beheersbaarheid van vervormingen van betonelementen tijdens het productieproces Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. O.A. Hordijk Ing. S.j. De Boer Ir. H.j.M. Janssen Ing. G. Bruin Afstudeerdatum 30
november
2004
Samenvatting
o0
c
:E
7'"
c
::J
a. rt>
6
Opbuiging is een maat voor de kromming van een betonelement door excentrische voorspanning. In dit onderzoek is getracht om de bij Betonsou optredende verschillen tussen de voorspelde en daadwerkelijk optredende opbuiging van een geprefabriceerd element, te verkleinen. Het onderzoek is globaal in 4 fasen te verdelen. Als eerste zijn de huidige verschillen geïnventariseerd. Vervolgens zijn de oorzaken van opbuigingsverschillen in kaart gebracht en beoordeeld. Op het gebied van een aantal mogelijke oorzaken was experimenteel onderzoek nodig. Als laatste zijn aanbevelingen opgesteld ter verbetering van de voorspelling van de opbuiging van een element. Trefwoorden
Op buiging Prefabricage Voorspanning Betonelementen Elasticiteitsmodulus
Inleiding
Bij Betonsou worden excentrisch voorgespannen betonelementen voor de bouw geproduceerd. Door de excentriciteit va n de voorspan ning ten opzichte van het zwaartepunt van de doorsnede zal een element krommen en opbuigen. Opbuiging is in dit onderzoek gedefmieerd als de verticale verplaatsing van het midden van de overspanning van een element ten opzichte van de kopzijden, zie figuur 1. Voordat een element wordt geproduceerd. wordt met een rekenmodel een voorspelling van de opbuiging gedaan. Nadat het element is geproduceerd wordt de optredende opbuiging gemeten en genoteerd op een opbuigformulier. De doelstelling van dit onderzoek is het verbeteren van de voorspelling van de opbuiging van excentrisch voorgespannen eleme nten. Probleemdefinitie
Bij Betonsou worden veelal series identieke elementen geproduceerd. De verzameling van opbuigingen van elementen uit een serie wordt beschreven _met een normaal verdeling, z ie figuur 2. Om een goed inzicht te krijgen in de huidige verschillen tussen de voorspelde en gemeten opbuiging, wordt bi j de inventarisatie onderscheid gemaakt tussen het verschil van de gemiddelde opbuiging van een serie elementen en de voorspelde opbuiging, en de spreiding van opbuigingen binnen een serie elementen. Verder is onderscheid gemaakt tussen de opbuigingsverschillen direct na het voorspannen van een element en na de tijdelijke opslag van een element bij Betonson . De eisen die aan de CJpbuiging ges teld worden, kunnen op verschillende plaatsen worden gedefinieerd. Bijvoorbeeld in NEN 2889 of het bestek. De achtergronden van deze eisen zijn divers. Een voorbeeld is dat een min imale opbuiging wordt geëis t om bij een brugdek het profiel van vrije ruimte te garand eren. Aan de hand van deze eisen is een wenselijke situatie gedefinieerd . Na vergelijking van de huidige opbuigingsverschillen en de wenselijke situatie, zie figuur 3· kan worden geconcludeerd dat de .huidige opbuigingsverschillen groter zijn dan gewenst. Als een element niet aan de eisen
: -~~·
• . . ~~ -r-. _
~.-
s:F~:'_
>
- :-S~ >l_
gemiddelde opbuiging ( ~· )
voorspelde opbuiging
"·"··
..... standaardafwijking (ar)
__
opbuiging
Figuur 1 Opbuiging van een element
Flguur 2 Opbuigingen normaal verdeeld
2.0
~E
1.0
.: ~
Cl
"
]... 0
d~
1r 111
llf 111 3
---1.0
5
7
6
rt 8
~E
- - -- - - r---
c--:--~11
u
0 .0
n
"'I
--
:;:
~
111
400))
9
10
~
w
13lJ
'ii
E
..
~ ----- - ----------
= . A.fv-ijking gemiddelde opbuiging =StandaardafwiJking opbu>g>ng - - max ar'-Nijking gemiddelde opbuiging - - max standaardafwijking opbuiging
-20
Projecten
20000
= !i
~
1()JOO
"
(/)
V
(
/
/
--.
~--
-
40
~
c
..... ro .....
80
Flguur 4 Ontwikkeling elasticiteitsmodulus tijdens verharding
voldoet moet de opbuiging worden gecorrigeerd of een element kan worden afgekeurd. Dit zorgt voor extra kosten.
Conclusies en aanbevelingen
Door een analyse zijn de oorzaken van opbuigingsverschillen achterhaald. Uit de oorzaakanalyse blijkt onder andere dat een aantal factoren geen meetbare invloed hebben op de opbuiging. Van deze factoren is aa ngetoond dat onder 'normale' omstandigheden of bij de geconstateerde afwijkingen de invloed op de opbuiging kleiner is dan de nauwkeurigheid waarin de cpbuiging wordt uitgedrukt. Hiervoor worden dan ook geen aanbevelingen ter verbetering gedaan. Een voorbeeld hiervan is dwarskracht- en normaalkrachtvervorm ing. Voor de invloedsfactoren waarvan wel is aangetoond dat ze een meetbare invloed op de opbuiging hebben is per oorzaak vastgesteld hoe de voorspelling op een ' praktische' manier verbeterd kan worden. In sommige gevallen was hier additioneel experimen teel onderzoek voor nodig. Experimenteel onderzoek
Experimenteel onderzoek heeft plaatsgevonden op de volgende drie gebieden. De relatie tussen de elasticiteits modulus en druksterkte van beton tijde ns de verharding (tot 28 dagen). In het rekenmodel waarmee de voorspelling van de opbuiging wordt berekend wordt hiervoor een aangepaste formule uit NEN 6720 gebruikt. In figuur 4 is te zien dat een formule uit de Model Code 1990 een nauwkeurigere be nadering van de ontwikkeling geeft. Verder onderzoek is verricht naar de verhardi.ngssnelheid van beton in verschillende type elementen en verschillende posities in elementen, alsmede naar verschillen in verhardingssnelheid tussen identieke ele menten. De verhardingssnelheid heeft invloed op de elasticiteitsmodulus van het be ton tijdens het voorspannen van een element. Als laatste is de invloed van het type beton (zelfverd ichtend) onderzocht op het tijdsafhankelijk materiaalgedrag van het beton (krimp, kruip en relaxatie).
0" 0
I ([)
Gemiddelde kubusdruksterkte in N/mm2
Figuur 3 Inventarisatie huidige verschillen
Oorzaakanalyse
10"
ö1'
NEN 5720. + reductiefactor 0,8
6C
..
Q.
."
n
I 20
c
."
Q.
---------• - - Model Code t990 -
... c ::s
meetresultaten
0
0
----+" ~-
--- -- ----
.:
-;; 1
30000
z
--- --?-- -
ür
In dit artikel worden een aantal aa nbevelingen kort beschreven. Voor de overige conclusies en aanbevelingen wordt verwezen naar het rapport. Een aantal aanbevelingen hebben als doel een nauwkeurigere voorspelling van de elasticiteitsmodulus van het beton, onder andere op het moment dat een element wordt voorgespannen. De aanbevelingen hebben een verbetering van de relatie tussen elasticiteitsmodulus en druksterkte, de ontwikkeling van de druksterkte tussen 1 en 28 dagen en de afstemming van de 1-daase druksterkte tussen het rekenmodel en productie tot gevolg. Verschillen tussen de voorspelde en gemeten op buiging kunnen ook ontstaan door temperatuurverschillen tussen de boven- en onderzijde van een element of door stapeling van elementen tijdens de opslag. Hier wordt in het rekenmodel geen rekening mee gehouden. Temperatuurverschillen kunnen ontstaan door directe zonbestraling ofhydratatiewarmte. Stapeling van elementen kan invloed hebben op de cpbuiging doordat een inklemm ing van het element ter hoogte van de opleggingen onts taat (verandering van de opbuiging door tijdsafhanke lijk materiaalgedrag wordt gedeeltelijk verhinderd) , of doordat de opleggingen aan boven- en onderzijde van een element niet exact boven elkaar liggen ontstaat (additioneel moment in element). Verder worden er voor een aantal oorzaken aanbevelingen voor verde r onderzoek gedaan. Een voorbeeld hiervan is de variatie in de elasticiteitsmodulus van het beton door een variatie in de samenstelling van het beton per charge die de betonmolen levert. Deze variatie veroorzaakt een s preid ing van opbuigingen van een serie elementen. De grootte van deze variatie is in dit onderzoek niet vastges teld.
c :E c
"
:::J
a.
ro
7
F. van Dijken
Indoor Environment in Dutch Primary Schools and Health of the Pupils Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. dr. J.E.M.H. va n Bronswijk Prof. J. Sunde il. Dr.Med.Sci., M.Sc. Eng. lr. C.E.E. Pernol Dr. L.G.H . Koren Prof. dr. ir. D. Heederik Datum Afstuderen 30 november 2004
CT 0
s:: :JE 7'0 s:: :::J
0..
Samenvatting The indoor environment in Dutch primary schools is known to be substandard. However, it is unknown to what extent the health of the pupiJs is affected by the indoor school environ· ment. The relation between the indoor environment and pupils' health is examined, also taking into account dornestic exposure. Multivariate analysis showed the importance ofboth the school and dornestic environmentto pupils' health. In case ofboth highly polluted dornestic and school indoor environments, improving conditions at school alone will nol result in improved health conditions of the children.
m
8
Trefwoorden Classrooms Indoor .Environmental Quality Buildi ng Charaderistics onspecific Health Symptoms Principal Component Analysis
Afbeelding 1
Introduetion Poor indoor environment is known to affect human health and performance, possibly having serious consequences to children [2]. Dutch children are Jegaiiy bound to spend 15% oftheir time in a schooi setting. These a re generally considered to be substandard [3]. 151· This is main ly caused by inadequate ventilation of the classrooms, being highly poiluted by occupants, building components and furni shings [r]. However, it is unknown to what extent pupils' health is affected by the indoor schooi environment. This study aims at assessing the relationsh ips between indoor environmental quality in Dutch schools and pupils' health, also taking into account the children's home environment and personal factors. Methodology In a cross-sectional study, measurements of therm al comfort (air temperature, globe temperature, re lative humidity. and air velocity), indoor air quality (C02 concentration, relative humidity. and airborne particles) and mierobiolie agen ts (mite and cat allergen, endotoxin) are conducted in winter in !I classrooms at n differe nt schools in the urban area of Eindhoven. In roof the classrooms, health of childre n and dornestic environment is assessed by ques tion naires com pleted by both the 9/ro-year-old pupiJs and their parenis (n=228). The children's questionnaire focussed on acute health symptoms at school and at home, the parents' questionnaire reviewed atopie iilnesses of the chiJdren as wel! as the dornes tic environment. Building characteristics of the schools are obtained by building inspection. Principal component analysis (PCA) and nonparametrie statistics are performed to assess multivariate and hivaria te relationships.
0' 0
c:: :E 7' c:: :::J
0. (I)
Afbeelding 2
Results & Discussion Particulate matterand the presence of dust sourees in schools, as welt as dornes tic dampness and mould growth, are related to symptom prevalenee among atopie children. These are all known risk factors for atopie diseases [1] Besides the school environment, the dornes tic environment is important to pupils' health as wel!. This is reasonable, since children are spending a major part of their daily life at home (77%) and at school (15%)
[41· The indoor environment in schools proved to be substandard. None of the schools investigated camplies with Dutch and inter· national quality standards (NEN 1089, ISO 7730, ASHRAE 62). To achieve an excellent indoor environment in schools, air change rates should be increased without having a negative influence on thermal comfort. Awareness of the need of ventilation and user-friendly control of the ventilation equipment are of major importance. In future schools the u se of intelligent systems should be considered. In case ofboth highly polluted dornestic and school indoor e nvironments, improving conditions at school alone wil! not result in improved health conditions of the ch.ildren. Th is does not mean one is free to keep the indoor environment in schools as it is, since impravement of the indoor environment is known to have a positive effect on pupils' learning pe rformance and altendance as well as thermal comfort and subjeelive air quality. Conclusions Particulate matterand the presence of dust sourees in schools, as wellas dornestic dampness and mould growth, are 1-eiated to symptom prevalenee among atopie children; Pupils' health is related to both school and dornestic environment; The indoor environment in schools is substandard, regarding NEN 1089. lSO 7730, ASHRAE 6z; To improve the indoor environmental quality in primary schools the air change ra te shou[d increase without negative
9 influence on thermal comfort; In case of both h.ighly polluted dornestic and school indoor environments, improving conditions a t sc hool alone wil! not result in improved health conditions of the children. REFERENCES European Federation of Asthma and Allergy Associations (EFA) (zoor) Indoor Air Pollulion in Schools. EFA, Brussels, Belgiurn 2. Heath GA. Mendell MJ (2002) Do Indoor Environments in Schools Jnfl..uence Student Performance? A Review of Literature. Indoor Air 'oz: Proceedings of the 9th International Conference on Indoor Air Quality and Climate, Monterey, CA, USA. VoL 1, 8oz-8o7. 3· Van de Sandt P, Potting ). Hoegen Dijkhof E (1987) Zieke Scholen? Een onderzoek naar het voorkomen van aspecifieke gezondheidsklachten bij schoolkinderen in same nhang met het kooldioxide-gehalte en het binnenklimaat Gezondhe idsleer Landbouwuniversiteit Wageningen, Wageningen, The Netherlands. 4· Van Lynden-Van Nes AMT (199 9) Effective Mite Allergen Avoidanee in Households with Asthmatic Children; Clinical. Technica[ and Behaviaral Aspects - disserta tion. Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, The Netherlands. ISBN 9o-68r4-097-3 5· Wassing M (2003) Met de GGD-Richtlijn voor Ventilatie op Pad. Netherlands School of Pubtic & Occupational Health. Amsterdam, The Netherlands. 1.
R.O.C. van de Donk
Luchtbespiegelingen Een Universiteitsbibliotheek in Amsterdam Afstudeerrichting Architectuur Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Prof. dr. ir. B.E.j. de Meulder ir. ). van Hoof Datum afstuderen december 2004
14
Afbeelding 1 111
...
u;' c 0.. 111
111 ....
C"
c
:::s
0..
!!.. W'
(")
c
......
Samenvatting Het ontwerp voor een Universiteitsbibliotheek in Amsterdam . Centraal staat de gedachte dat de bibliotheek een ordeningsysteem is om de wereld te beschrijven en te begrijpen. De biblio· theek staat op talrijke kolommen verheven boven zijn locatie en lijkt op een zojuist geland luchtschip, een dreigende wolk, een dwingende gedachte. Deze uniforme, sculpturale massa herbergt een enorme boekenkast, opgebouwd uit een strak, stalen bouwsysteem.
11>
;::;:
er 0 c:
:E
;;><""
c
:::J CL
11>
Trefwoorden Architectuur Bibliotheek Universiteitsgebouw Architectuurtheorie Bouwsysteem
IO
De ontwerpopgave van dit afstudeerproject behelst een biblio· theek voor de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. De locatie is gelegen op het Binnengasthuisterrein, het zuidelijkste puntje van de Oude zijde in Amsterdam. Het eerste principe waar in dit ontwerp van wordt uitgegaan, is dat de bibliotheek een geheel eigen unive rsum is. In dit univer· sum heerst de rede, zijn ideeën verheven boven praktisch nut. De constellatie van deze ideeën is in continue verandering en heeft tot doel de gehele wereld te beschrijven en daarmee te begrijpen. Zo wordt in de bibliotheek een kopie van de wereld vervaardigd, een geïdealiseerde dubbelganger, een schaduw of spiegelbeeld, een papieren werkelijkheid. Zo gezien is de bibliotheek in de eerste plaats niet een gebouw, maar een gedachte. Een gebouw dat we een bibliotheek noemen, is een tijdelijke incarnatie van deze eeuwige gedachte. Deze gedachte is niet eenduidig en is op vele ma nieren te interprete· ren. In dit ontwerp wordt de bibliotheek geïnterpreteerd als een systematische poging de wereld te begrijpen. Het ontwerp is dan ook opgebouwd volgens een strak systeem; de bibliotheek als meedogenloos ordeningsprincipe, als de machine die de gehele wereld onder wü brengen in zi jn sys· teem. De voornaamste gedachte is dat de bibliotheek in eerste instantie voor boeken bestaat en pas in tweede instantie voor mensen. Het gebouw is als een opgeblazen meubel, een enorme boekenkast waar ook mensen doorheen kunnen lopen. De maten va n het systeem worden bepaald door de maat van een boekenkast en de maat va n een mens die tussen twee boekenrijen doorloopt. In dit systeem zijn boekenkast en draagsysteem van de bibliotheek één. Het bouwsysteem is te vergelijken met een grote bouwdoos. Het bestaat grotendeels uit stalen standaardelementen die slechts
miiiiiiF' Afbeelding 2
Afbeelding 3 Dl
c;;
...c c
..
ID ID
c
c :s
c
ID
0 0
c
::!
c"' :s
a
(!)
IJ
montage behoeven. Aangezien het systeem binnen de spelregels eenvoudig aan te passen en uit te breiden is, is dit ontwerp gee n eindpunt, maar is er evolutie mogelijk. Elke wijziging die binnen de rigide, meedogenloze orde van het systeem past, kan in de toekomst de realiteit van de bibliotheek worden. De bibliotheek kan veranderen in een volledig gemechaniseerd archief of zelfs een parkeergarage. De bibliotheek staa t op talrijke kolommen verheven boven zij n locatie en lijkt op een zojuist geland luchtschip. De uniforme. sculpturale massa hangt als een dreigende wolk boven zijn ondergrond, als een dwingende gedachte. Het is een machine die in uiterlijk vertoon slechts de macht en verhevenheid van zijn eigen principes aan de wereld wil tonen. De oriëntatie van dit volume ligt exact gelijk met de vier windstreken. De bibliotheek is een autonome entiteit die in zijn situatie is geplaatst, en zich gedeeltelijk heeft aangepast. Dit volume zweeft boven de bebouwingsrand van het gebied en het stedelijk landschap eronder. De bibliotheek wordt gedragen door een grote hoeveelheid kolommen. Deze prikken in de ondergrond, zoals een processor in een printplaat is geprikt. In het gebied onder de bibliotheek ontstaat zo een niemandsland, gedomineerd door de zwevende aanwez igheid van de bibliotheek en het woud van kolomme n. Ondergronds vindt men een mediatheek, werkplekken, een chatcafé, lesruimtes en een garderobe. Als aan de hoofdprocessor gekoppelde sub-processoren, maken z ij deel uit van het systeem. Deze uitzaaiingen van het systeem zijn van invloed op het niemandsland erboven. Functies die een grotere verdiepingshoogte vragen, duwen het plein omhoog en creëren zo een stedelijk landschap tussen bibliotheek e n ondergrondse functies. Dit landschap is voornamelijk een leegte en verkeert in afWachting van gebruik. Dit gecombineerd m et de vele kolommen en de zwevende aanwezigheid van de bibliotheek, maakt deze ruimte tot een vreemdsoortige mix van binnen en buiten, van
gesloten en open, van gebouw en plein, die moet bijdragen aan de ruimtelijke diversite it van het gebied.
S.LW. Dorleijn
juBi: Constructief ontwerp voor stalen gevelbuisconstructie met setbacks en overgangsconstructies Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. J.C.D. Hoenderkamp Prof. ir. H.H. Snijder Ing. L.J.A. van Lieburg Datum afstuderen 14 december 2004 Figuur 1 Overgangsconstructie
I»
UI' r::
Q.
tD
tD ....
C"
r::
:::s
Q.
!!. iJ' n
c
!
CT 0
c
:E
;;><'"
c
Samenvatting Op basis van literatuuronderzoek naar gevelbuizen en een variantenstudie naar set-backs, overgangsconstructies en vloersystemen, is een constructief ontwerp gemaakt voor de Justitie toren van het project JuBi: Ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties te Den Haag. Hetliteratuuronderzoek concentreert zich rond gevelbuizen. Verschillende berekeningsmetboden voor gevelbuisconstructies worden vergeleken. De positieve en negatieve shear-lag worden uitgewerkt. De variantenstudies resulteren in een set-backvariant, een variant voor de overgangsconstructies en een vloersysteemvariant die zijn toegepast in het constructief ontwerp.
:::>
o._
(!)
!2
Trefwoorden Gevelbuisconstructie Shear-lag Overgangsconstructie Set-back VloerS)'Sieem
Introductie Hoogbouw neemt een steeds prominentere rol in de hedendaagse bouwpraktijk in. Nog geen 2 0 jaar geleden waren slechts rechthoekige, uniforme plattegrondvormen mogel ijk omdat de reke nmethodiek voor complexere vormen ontbrak. Het hier beschreven project bestaat uit twee tore ns van 14 6 meter hoog, waarvan voor één toren, Ie weten de Justitie toren, een constructief ontwerp in s taal gemaakt wordt. Probleemstelling Set-bac.ks en overgangsconstructies verstoren de regelmaat van de gevelbuisconstructie. Het probleem in d it project ligt bij de gevel se t-backs (2,7 meter) en de overgangsconstructies in de gevelbuis ter plaatse va n de beganegrond. Doelstelling De doelstelling van d it project is het maken van een constructief ontwerp voor de westelijke toren van het ministerie van Justitie in Den Haag met aandacht voor set-backs en overgangsconstructies. De basis voor dit ontwerp vormt een variante nstudie naar vloerconstructies, set-backs en overgan gsconstructies. Constructief ontwerp Een zuivere gevelbuisconstructie bestaat uit dicht op elkaar geplaats te kolommen in de buitengevel van een gebouw verbonden door hoge liggers op vloerniveau. De buitengevel van een toren werkt als een d riedimens ionale holle structuur waarbij de gevels verbonden zijn in de hoeken. Een literatuuronderzoek heeft zich vooral geconcentreerd rond shear-lag. Shear-lag is een fenomeen dat optreedt in buisconstructies. Door perforaties in, of dunn e wanddiktes van een buisstructuu r, wordt de stijfheid va n de buis bepe rkt. Shear-lag kan ontstaan doordat een buis een eindige stijfheid heeft. Er zijn twee soorten shear-lag, positieve en negatieve, refererend naar het teken va n de normaalspanningen in een hoekkolom ten opzichte van het te verwachten elastische spann ingspatroon. Is de span ning groter dan de verwach te spann ing, dan spreekt men van positieve shcar-lag, is de spanning kleiner dan de ver-
..., Ql
n
c ;::; ro
,.., 0 0
c
:E ;;><
c
::J
0
ro
Flguur 2 Set-back variant schuine kolom
wachte spanning. dan spreekt men van negatieve shear-lag. De invloed van shear-lag op gevelbuisconstructies is groot. De krachten in hoekkolommen direct boven het maaiveld worden sterk vergroot. De hoekkolommen moeten daardoor verzwaard worden. De krachten in hoekkolommen in de top van de toren kunnen door de negatieve shear-lag omkeren van teken. De vervormingen aan de top van de toren worden door de s hear-lag sterk vergroot. Er is variantenonderzoek gedaan naar toepasbare vloersystemen. Voor hoogbouwconstructies is een juiste vloerkeuze van groot belang omdat het vloersysteem een groot deel van de verticale belasting veroorzaakt. Daarnaas t heeft de vloersysteemkeuze een grote invloed op de bouwtijd. In de afweging die gemaakt is, zijn naast de constructieve eigenschappen ook de fysische, architectonische en uitvoeringstechnische eigenschappen van het vloersysteem beoordeeld. De bollenvloer variant heeft de beste constructieve en fysische aspecten. Overgangsconstructie
Overgangsconstructies zijn constructies die gebruikt worden voor de overgang van het kolomstramien van de bovenbouw op het kolomstramien van de onderbouw (figuur 1). In het specifieke geval van de Justitie toren, heeft het kolomstramien van de bovenbouw een hart-op-hart maat van 2,7 meter, terwijl de onderbouw een hart-op-hart maat hee ft van 5-4 meter. Overgangsconstructies komen vaak voor in gevelbuisconstructies. Architecten streven naar openheid en transparantie op de bega negrond. In het geva l van de Justitie toren, vervalt de helft van de gevelkolommen op beganegrond niveau (figuur 1). De constructie wordt ernstig verzwakt op het punt waar de grootste stijfheid gewenst is. Er zijn tien varianten van overgangsconstructies onde rzocht. De overgangsconstructies zijn beoordeeld op het beperken van de vervormingen ter plaatse van de eers te verdieping en daarnaast op het overdragen van de krachten uit de gevelbuis op de onderconstructie. Ook de esthetiek van de oplossing is bekeken. De plaatligger variant is het best toepasbaar (figuur 1).
Set-backs
Een set-back constructie is een terugzetting van de gevel waardoor in ve.rticaal opzicht de gevel wordt onderbroken (figuur 2). In het geval van de Justitie toren zijn er vier set-backs aanwezig met een terugzetting 2,7 meter. Uit de dertien onderzochte varianten is de schui ne-kolom (figuur 2) variant het best toepasbaar. De vervormingen van de set-back hangen nauw samen met de vervormingen aan de top van de toren. De vervormingen worden slechts beperkt door varianten uit het gevelvlak. De vervormingen worden door de schuine-kolom variant het meest beperkt. Onder de varianten verschillende de krachten in de kolommen onder de set-back sterk. De verschillen tussen de normaalkrachten in de gevelkolommen worden door de schuine-kolom variant het meest beperkt. Varianten in het gevelvlak beperken de verschillen in de gevelkolommen het minst. Conclusies
Uit de variantenstudie naar overgangsconstructies blijkt dat de plaatligger variant het best toepasbaar is. De vervormingen blijven beperkt en de krachten uit de stoppende kolommen worden naar de doorgaande kolommen overgedragen. De schuine-kolom variant uit de variantenstudie naa r set-backconstructies, blijkt het best toepasbaar. De vervormingen van de set-back constructie blijven beperkt e n de krachten worden goed over de gevelkolommen verdeeld. Na de variantenstudie, het literatuuronderzoek en he t berekeningsmetboden onderzoek, is een constructief ontwerp gemaakt voor de Justitie toren. In dit constructieve ontwerp. worden de resultaten uit het voorgaand onderzoek verwerkt. De plaatligger variant is toegepast als overgangsconstructie en de schuinekolom variant als set-backconstructie. De ontstane gevelbuis voldoet aan de sterkte en stabiliteit eisen uit de voorschriften en is uitgewerkt tot op detailniveau.
R. Favié
Hoe te slagen in Europa! Een vergelijkende studie van de bouwprocessen in Nederland, Duitsland, Engeland, België en Frankrijk op de gebieden cultuur en recht voor bouwers en ontwerpers aan de hand van het traditionele samenwerkingsmodel Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas. Ir. A.L.M . van Eeketen MBA Dr. ir. W. Tijhuis Prof. dr. mr. M.A.B. Chao-Duivis
-
Datum
..,tD
Samenvatting
c
Dit onderzoek behandelt de verschillen in het bouwproces op het gebied van cultuur en re<:ht tussen Nederland en de landen Duitsland, Engeland, België en Frankrijk voor bouwers en ontwerpers aan de hand van het traditionele samenwerkingsmodel. Het heeft als doel de ontwerper en de bouwer inzicht te verschaffen in deze verschillen om met die kennis in de toekomst succesvol te kunnen werken in deze landen.
Cl
ii1' c
14
december
2004
a.. tD
D"
:::1
a.. ~
ä1'
n
c::
;;
;:::;:
Trefwoorden
Bouw Bouwproces Europa Cultuur Recht
1.
Probleem
Door de toenem ende nationalisering, die in de bouwwereld onde r andere vorm gegeven is door de invoe ring van de Europese aanbesteding van werken boven de 6 ,2 miljoen euro, wordt het voor ontwerpers en bouwers s teeds belangrijker om verder te kijken dan de eigen landsgrenzen. Om succesvol te kunnen bouwen in he t buitenland is een goede voorbereiding ve reist. In het verleden is geble ken dat e r veel proble men zijn voor Nederlandse ontwerpers en bouwers in het buitenland, vandaar dat de probleemstelling ais volgt is geformuleerd: Van welke zaken dient een Nederlandse ontwerper of bouwer op de hoogte te zijn om succesvol te zijn op de buitenlandse markt? De doelstelling van bet onderzoek is: De ontwerper en bouwer inzicht verschaffen in de verschillen tussen het Nederlandse bouwproces en bet bouwproces in andere lande n om zo succesvol te kunnen zijn op de buitenlandse markt. 2.
Onderzoeksveld
Om deze doelstelling waar te maken, is eerst gezocht naar de gebieden waarop de problemen en verschillen liggen. Uit dit verkennende onderzoek is naar vore n gekomen dat de belangrijkste zaken te maken he bben met de door Tijhuis (1996) bescbreven aandachtsgebiede n "contact", "contract" en "conflict". Van daar· uit heeft het onderzoek zich gericht op de belangri jkste achtergronden bij deze aandachtsgebiede n, te we ten cu lturele aspecten e n juridische aspecten. De lan den die be handeld worden in dit onderzoek zijn, naast Nederland, Duitsland, Engeland, België en Frankrijk. Aan de hand van het traditionele samenwerkingsmode l dat in de bouw veel gebruikt wordt, worden de verschillende aandachtspunten die te onderscheiden zij n bij cultuur en recht behandeld.
Project-organisatie
Conti· act
Teclmiek
Conflict
Figuur 1 Contact-Contract-Conflict (Bron: Tij huls, 1996)
3· Cultuur Hofstede (1991) onderscheidt drie niveaus Waarop cultuur bij een mens wordt bijgebracht. Als eerste op het nationale niveau, dat in het gezin wordt bijgebracht. Als tweede op het niveau van het beroep, dat op school en op het hoger onderwijs wordt bijgebracht en als derde niveau de organisatie waarin men werkt. Dit brengt dus drie vormen van cultuur met zichmee die onderzocht kunnen worden: de nationale cultuur, de professionele cultuur en de bedrijfscultuur. Op deze niveaus wordt gezocht naar aandachtspunten die van belang kunnen zijn voor het bouwproces. 4· Recht Op het gebied van recht is gekozen voor het privaatrechtelijke bouwrecht Binnen het privaatrechtelijke bouwrecht is een keuze gemaakt voor drie zaken: de aansprakelijkheid van d.e ontwerper en de bouwer, de verzekeringen die deze partijen kunnen of moeten afsluiten en de manier waar.op met conflicten wordt omgegaan. 5· Resultaten Het resultaat van het onderzoek is een middel waarmee de ontwerper en de bouwer inzicht wordt geboden in de verschillen tussen de landen op het gebied van het bouwproces. Met de Europa Matrix, die hiervoor ontworpen is, kan de ontwerper of bouwer aan de hand van zijn taken z ien op welke momenten hij moet opletten voor gebeurtenissen die grote invloed kunnen hebben op het uiteindelijke resultaat. Zo worden er verschillende aandachtspunten beschreven voor het contact tussen de verschillende partijen, voor het afsluiten van contracten en voor de omgang met conflicten . Daarnaast worden er aandachtspunten genoemd voor tijdens de uitvoering van de taken van de ontwerper of bouwer.
6. Onderzoeksmethoden Verkennend literatuuronderzoek Door een verkennend literatuuronderzoek is een groot aantal onderwerpen gevonden die onderzocht zouden kunnen worden voor dit onderzoek. Door een aantal interviews met een expertpanel, is dit grote aantal onderwerpen teruggebracht tot een haalbaar aantal onderwerpen. Studentenwerk Per te onderzoeken onderwerp, is een onderzoeksvraag opgesteld. Aan de hand van deze onderzoeksvragen hebben 35 studenten een literatuuronderzoek uitgevoerd, waarmee voor ieder land informatie is verzameld voor de uiteindelijke vergelijking. Interviews Door middel van interviews met ervaringsdeskundigen en m et het expertpanel is de verzamelde informatie vervolgens getoetst en aangepast en aangevuld waar nodig.
Gebruikte literatuur • Hofstede, G., Allemaal Andersdenkenden. Olympus, 1991 Tijhuis, W., Bouwers aan de slag of in de slag? : lessen uit internationale samenwerking: onderzoek naar Nederlandse ervaringen in het Duitse bouwproces. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven, 1996
N. Geerars
Herbestemming van de Van Gendthallen te Amsterdam Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. j.M. Post J .A.C. Hofman arch. avb A.J.M. Walraven arch. avb Dr.A.J.F. Rutten
Dl
~
c:
Q.
tD
...rrtD c:
::I Q.
!!. [ij' n
c ;:::;-
Samenvatting Om een belangrijk deel van de industriële geschiedenis van Amsterdam te behouden, worden de karakteristieke Van Gendlhallen herbestemd. De herrinering aan verloren tijden wordt teruggehaald met de functie van werkplaats en nieuw leven ingeblazen door het te combineren met recreatieve functies. Door gebruik te maken van kleine volumes die los in de ruimte worden geplaats, zal de grote ruimtelijkheid en de bijzondere lichttoetreding door het dak in grote mate behouden blijven. De units, die op een verdiepingsniveau in de ruimte worden ge plaats, zijn in grote mate aanpasbaar aan de wensen van de gebruiker, zodat er een bijzonder flexibel ontwerp ontstaat.
Afbeelding 1 De Van Gendthallen
;:::;:
o0
c
~
§0.. m
Trefwoorden Geschiedenis Industrialiteit RuimteJijkheid Lichttoetreding Flexibiliteit
r6 Circa 2 km. ten oosten van het Centraal Station van Amsterdam ligt Oosten burg-Noord; het laatste gebied in de binnenstad van Amsterdam waar de herinne ring aan de zware industrie van de vorige eeuwen bewaard is gebleven. Deze herin.ne ring aan de tijd van de VOC e n Werkspoor dreigt te verdwijnen door het vetrek van de zware industrie en de oprukkende woningbouw. De Van Gendtballen is het enige gebouw, waaraan deze geschiedenis nog is af te lezen. Om te voorkomen dat de geschiedenis van he t pand en zijn omgeving verlore n gaat, heeft de gemeente Amsterdam besloten dit monument te he rbes temmen. In het nieuwe ontwe rp zal de industriële geschiedenis van dit gebied voortbestaan en een extra dimen sie krijgen. Om de geschiedenis van de Van Gendtballe n te doe n he rleven, is ervoor gekozen de nieuwe activiteite n zo dicht mogelijk bij de originele functie te houden. Er z ullen we rkplaatsen gecreëerd worden , waar door innova tieve, creatieve bedrijven grootschalige prod ucten geprod uceerd worde n. Dit wordt aangevuld m e t recreatieve activiteiten, die m eer publiek naar Ooste nburg-Noord trekken . Er komt onder meer een expositieruimte met een tentoonstelling over de geschieden is van de Oostelijke Eilanden. Originele functies. als de werkplaatse n, die thuishore n in een hal als deze, worde n op de originele werkvloe r -de begane grond- gehouden. Voor de nieuwe functies worden op ve rdiepingsniveau nieuwe ruimtes gecreëe rd . In he t gebouw is een duidelijke driedeling aanwezig, die in he t nieuwe ontwerp te rugkomt bij het bepalen van de locatie van d e nieuwe functies . De driedeling maakt de gefaseerde bouw van de hallen zichtbaar. De drie hallen aan de kade, die als eerste zijn gebouwd vorme n één geheel. Hal vijf heeft duidelijke overeenkomsten m et de eers te drie halle n, maa r is wel een apart d eel. Hal vie r, die als laatste tu ssen de twee andere dele n in gebouwd is, is qua stijl duiddijk een outsider.
Afbeelding 2 De open ruimte op de begane grond
Afbeelding 3 De loopbrug met gekoppelde units
Afbeelding 4 De binnentuin
In de eerste drie hallen worden de recreatieve functies ondergebracht. In hal r, worden de horeca-activiteiten geplaatst, in hal 2 wordt de expositieruimte gesitueerd en in hal 3 worden de bibliotheek e.d. ondergebracht. In hal 5 komen de kantoren van de bedrijven die op de begane grond hun werkplaats hebben. In hal 4 wordt een binnentuin aangelegd, die ervoor zal zorgen dat er meer licht, lucht en rust in de Van Gendthallen komt. Bovendien wordt door deze bijzondere functie de driedeling in het gebouw versterkt. De kopse gevels en het dak worden volledig voorzien van glas om meer openheid en transparantie te creëren. Het contrast van de transparante gevel met de overige, meer gesloten gevels en de grote gevelopening nodigen de bezoeker uit het gebouw via hal 4 te betreden. Wanneer men de hallen betreedt, is de enorme ruimtelijkheid het eerste dat opvalt. De bijzonder grote, open ruimte vertelt het verhaal van de productie van grote goederen, zoals treinstellen en locomotieven. De bijzondere lichttoetreding door de daklichten, die over de volle lengte van de r6o meter lange hallen lopen, bepaalt mede hun. karakter. De constructie, die onversierd in het zicht is gelaten, de kraanbanen, de toegepaste matedalen en de lichtopeningen benadrukken de industriële oorsprong van het gebouw. Om binnen het gebouw de ruimtelijkheid en de bi jzondere lichttoetreding zo veel mogelijk tot hun recht te laten komen, is gekozen voor het gebruik van kleinschalige units, die op verdiepingsniveau los in de ruimte geplaatst worde n. Het contrast tussen de relatief kleine units en de grote open ruimte accentueert de ruimtelijkheid van de hallen. Om de bijzondere lichttoetreding te benadrukken, wordt er een contrast gezocht tussen donkere en lichte plaatsen. Door middel van een lichtstudie is o.a. bepaald wat de optimale bezetting en verspreiding van de units is.
Een belangrijk aspect van de units is flexibiliteit. Om in de toekomst steeds aan de wensen van de gebruikers te kunnen voldoen zijn de units in verschillende aspecten aan te passen. De units kunnen gekoppeld worden om grotere ruimtes te creëren. De locatie van de units kan aangepast worden, door deze in dezelfde hal naar een andere locatie te verplaatsen. De gevel van de unit kan aangepast worden aan de activiteiten die er binnen afspelen. De unit heeft een vaste glazen buitengevel. Aan de binne nkant kunnen door de gebruikers zelf dichte elementen geplaatst worden, om zo meer privacy te krijgen, de lichttoetreding te regelen of iets op te hangen. M.b.t. de bereikbaarheid van de units is gekozen voor een orthogonaal systeem van loopbruggen. In hallen 1,2.3 en 5· bevindt zich in het midden een loopbrug, die de volledige lengte van de hal beslaat. Deze loopbruggen zijn te bereiken vanaf dwarsverbindingen, die hier haaks op liggen en zich in de buitenste stramienen van het gebouw bevinden. Wanneer men een loopbrug betreedt, overziet men de volledige lengte van de hal. De units zijn vanaf één van de vier loopbruggen bereikbaar. In de hoofdloopbruggen zijn de kanalen en kabels opgenomen die de units van alle techniek voorzien. Vanwege de verschole n ligging van Oostenburg-Noord achter woonwijk en spoordi jk, zal er een landmark gecreëerd worden om de herkenbaarheid van het terrein te vergroteen. Deze landmark krijgt gestalte i.n de vorm van een 45 meter hoge parkeertoren. De parkeertoren, die werkt met een liftsysteem, wordt rondom voorûen van een bijzonder lichtelement, waardoor het terrein ook in het donker herkenbaar is. De toren wordt centraal op het terrein, ten noorden van hal 4, gesitueerd.
J.F.C. vanGroesen
- - +--i- -
Phase Change Materials Afstudeerrichting Install atietechniek
faseverschuiving
ampiitudedemping
t
Afstudeercommissie Prof. ir. P.G.S. Rutten Ir. W.H. van der Spoel Ir. A.W.M . van Schijndel Afstudeerdatum 30 november 2004 lichte bouw (SIJ'I.M< 50 kg/m2)
11>
ür .... c
Q.
111 111 ..... CT
c
::s
Q.
!!. !i1' ,.,
c:
18
Samenvatting Door gebruik te maken van latente warmteopslag. wordt het mogelijk grote hoeveelheden warmte (energie) op te slaan met betrekkelijk weinig massa. De materialen die hiervoor geschikt zijn noemt men Phase Change Materials (PCM) . Door het PCM te integreren in een lichte stalen vloerconstructie wordt het mogelijk de hoeveelheid warmteopslag van deze vloer aanzienlijk te vergroten, zodat een temperatuurreductie, in een ruimte waar dit vloersysteem wordt toegepast, tot de mogelijkheden behoort door middel van thermische warmte opslag door dit PCM. De berekende koelcapaciteit die nodig is om te voldoen aan de vastgestelde comforteisen voor deze ruimte zal door toepassing van Phase Change Matenals in het stalen vloersysteem reduceren.
-
zware bouw (SIJ'I.M>75 kg/m2)
Afbeelding 1 Thermische warmteopslag
Trefwoorden Phase Ch ange Material Floor/Deck system Piek· of bas islast koeling Simulatiemodel Metingen Creatieve sessies
Door ZNS van Dam Geveltechniek BV te Ridderkerk, is ee n revolutionaire verdiepingsvloer ontwikkeld, het FloorfDeck sys· tem. De oorsprong van dit verdiepingsvloer conce pt ligt in de off-shore. Het betreft een stalen constructie, waarbij de stalencassette de basisvorm is. Daa r het een lichte stalen vloercon· structie betreft, is het aandeel accumulerende massa van deze verdiepingsvloer klein ten opzichte van bijvoorbeeld een beton· ne n verdiepingsvloer. Het lage aandeel accumulerende massa heeft een nadelig effect op beheersing van het binnenklimaat Het doel van dit onderzoek is he t zoeken naar mogelijkheden het accum ulerende vermogen van dit vloerconcept te verhogen. zonder dat daarbij de voordelen van dit vloerconcept komen te vervallen. In de eerste fase van het onderzoek zijn de effecten en voordelen van warmteopslag in gebouwmassa geanalyseerd. In de tweede fase ligt de nadruk op het vergroten van het accumulerend vermogen in een gebouw door toepassi ng van latente warmte opslag door middel van Phase Change Materia l (PCM). Door middel van een keuzetechn iek is de meest optimale commercieel verkrijgbare PCM bepaald. Om het therm isch gedrag van het FloorjDeck systeme n het FloorfDeck sys tem met PCM (F loor/ Deck+ sys tem) te visualise· ren en te vergelijken met een conve ntionele verdiepingsvloer, is er een simu latieprogramma ontwikkeld in Simulink@. De derde fase van het onderzoek beschrijft de opbouw van het simu latieprogramma en de ontv.•ikkeling van het Phase Change Material model in het Floorj Deck system. Het Phase Change Material model wordt gevalideerd aan de hand van meetresulta· ten, verkregen uit metingen die zi jn uitgevoerd voor dit onderzoek. Uit de metingen is direct afte leiden dat het PCM de warmteops la gcapaciteit van het FloorfDeck sys tem vergroot. Het PCM heeft ee n positieve invloed op de demping van de binnentempera tuu r . De warmteopslag van het PCM bedraagt gemiddeld 27 Wj m2 gemeten over ro uur, waarbij de warmtebela sti ng gel ij k is aan 100 Wjm2 met geforceerde luchtcondities.
~
'5 3
i~
I inzat r- - no (IJ I~o~ling
:tl oe l!lOO
Afbeelding
2
I CJO
Basislast koeling
û
.!!.
~ !
..~
instaflt!l ~n ko81capactt8tt
1-
piekbelasting
2~
oe
20 oe 16.00 verscnu ,u g
8 00
d~~ lv an ~o ~ lla s t
Afbeelding 3 Pieklast koeling
Uit de s imulatieresultaten is af te leiden dat het FloorfDeck+ system betere prestaties behaald dan het conventionele FloorfDeck system onder gelijke condities. De temperatuurspieken van het Floorf Deck+ system liggen onder bepaalde condities tot s' C lager in vergelijking met het Floorf Deck system . De sim ulaties tonen ook aan dat het interne temperatuursverloop in een gebouwzone met het Floorf Deck+ system nagenoeg gelijke overeenkomsten vertoont met een gebouwzone uitgevoerd met een zwaar betonnen verdiepingsvloer. Het PCM geïntegreerd in het FloorfDeck system is in staat een vergelijkbare thermische opslagcapaciteit te creëren als dat van een zware betonnen verdiepingsvloer en is dus in staat een piekverschu iving en piekreductie te realiseren. Het o ntladen van het PCM cruciaal is voor de totale warmteopslagcapaciteit van het PCM. De methode die wordt toegepast in het simulatieprogramma, nachtve ntilatie, kan tot gevolg he bben dat de interne temperatuur een te lage waarde bereikt alvorens het PCM geheel is ontladen. De kans op condensatie in de gebouwzone kan dan niet geheel worde n uitgesloten. In het rapport wordt door middel van een creatieve sess ie naar mogelijkheden gezocht om het PCM op betere, snellere en beheersbare manie ren te ontladen.
I
f--
tnztl
nJ chH.oebng
F.P.A. van Gurp
De-Masque Een theater-kunstencentrum in Antwerpen Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ir. ).).P.M. van Hoof Datum afstuderen 14 decembe r 2004 Samenvatting De ontwerpopgave voor een kunstencentrum kent een paradox. Enerzijds bestaat de behoefte aan een laagdrempelig gebouw dat is ingebed in zijn stedelijke context, anderzijds is er het besef van de noodzakelijke autonomie van de kunst. Midden in het commerciële hart van Antwerpen wordt langs de Meir een gebouw gedacht dat aan beide aspecten beantwoordt. Het ruimtelijk interieur, dat op autonome wijze een reflectie op zijn omgeving vormt, wordt door een betonnen gordijn gemaskeerd. Dit laatste vanuit het besef dat een masker niet alleen verhult, maar eveneens een middel is om de eigen aard aan de stad mee te delen.
Afbeelding 1 Straatbeeld
Trefwoorden Theater Kunstencentrum Mas ker Openbaar Antwerpen 20
De-Masque - Een theater-kunstencentrum in Antwerpen In de ontwerpopgave voor een theater-kunstencentrum ligt een paradox besloten. In toenemende mate worden het theater en het museum gedacht als laagdrempelige, multifunctionele gebouwen die zijn ingebed in hun stedelijke context en zo de wede rzijdse integratie van kunst en openbaarheid bevorderen. Wanneer men kunst echter beschouwt als een spiegel die op onze wereld reflecteert en zo de mens wil confronteren met de vreemdheid van zijn bes taan, blijkt deze behoefte tot integratie eigenaardig. Pas in de sfeer van vervreemding, in contrast tot de alledaagse werkelijkheid, komt de autonomie van de kunst immers tot zijn recht. Midden in het hart van de stad Antwerpen wordt een kunstencentrum gedacht dat aan beide aspecten van deze opgave probeert te beantwoorden. In het gebouw wordt een ruimtelijk interieur voorgesteld dat zowel de stedelijke dynamiek en openbaarheid in zich opneemt als er zich van afzondert. Ingeklemd tussen enerzijds de Meir met zijn stedelijke grandeur en commercieel geweld en anderzijds de monumentale Handelsbeurs met in haar schaduw kleinschalige bebouwing, beantwoordt het gebouw zijn omgeving in een aantal noties. Qua volume en primaire structuur vormt het gebouw een nevenschikking van de Handelsbe urs. De typologie van het voorheen gesloten bouwblok wordt opengebroken e n maakt plaats voor die van het forum. Tussen het nieuwe theater en de Beurs ontstaat een binnenkoer, waaraan naast de ingang tot de Beurs ook de entree van het kunstencentrum wordt ges itueerd . Het Lvormige, neoclassicistische gebouw dat eveneens onderdeel uitmaakt van deze stedelijke binnenruimte wordt herbestemd tot hotel-restaurant.
. . : ... F
. . . . .. .
.
. .
Afbeelding 2 Situatle
De autonomie en typologie van de 'kunsthal' wordt ondergraven door een stedelijke passage die het nabijgelegen metrostation verbindt met de entree van het kunstencentrum en de Handelsbeurs. De passage is gedeeltelijk vormgegeven als een tribune zodat ze gebruikt kan worden voor diverse voorstellingen in de o pen lucht. Tevens ligt aa n deze passage de voetgangersingang tot een parking die zich onder het complex in een spiraalbeweging uitstrekt en door zijn afmetingen en structuur in staat is ook andere, onvoorspelbare programma's in zich op te nemen. Doordat het kunstencentrum zich op maaiveldniveau oriënteert op de Beurs ontstaat aan de Meir de mogelijkheid voor een commerciële functie. Hier wordt een luxe winkel voorgesteld, die zowel vanaf de Meir als de passage bereikbaar is. In het kunstencentrum wordt de ruimtelijkheid van expositieen theaterzalen door constructieve elementen bepaald. De klassieke monu mentaliteit van de bas ilica wordt door de parallelle plaatsing van betonnen schijven opgelost. Het neutrale interieur, dat vooral de kunst willaten spreken, wordt door een zwartgrijs theatergord ijn van betonnen reliëfpanelen aan zijn omgeving onttrokken. Daar waar het gordijn zich opent, vormt de s tad het decor voor het theater, en geeft de 'black box' in ru il. daarvoor iets van zijn geheim prijs. Aldus ontstaat een gebouw dat niet alleen een antwoord biedt op de hedendaagse behoeften van het cultuurgebouw, maar even eens een visie geeft op de relatie tussen architectuur en stad; hoe het architectonisch object als nieuw stedelijk fragment in de stad kan worden neergelaten, terwijl het tevens zijn aard aan de stedelijke context ontleent. In dit geval als een herinnering aan iets dat nooit gewees t is.
Afbeelding 3 Isometrie
Ing. G.C.H. Vanhommerig
Mindscape Escape the City, sample your Mind Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Ir. ).).P.M. van Hoof Ir. B.).E. de bruin Datum afstuderen 14 december 2004
-ur
Cl
c
Q.
tD
...tD
C"
c
::I
Q.
!. DJ' (">
c
..... (1) ..... o0
c
:iE
7'
c
::J
a. (1)
Samenvatting Ooit en waarschijnlijk binnenkort, zal er behoefte zijn aan wat vooral onze grote steden ontbreekt: stilte en ruime uitgestrekte plaatsen om na te denken, plaatsen met hoge lange zuilengangen voor slecht of al te zonnig weer, waar geen gedruis der omroepers doordringt [... ]: nieuwe bouwwerken en plantsoenen, die als geheel de verhevenheid van de bezinning en [het terzijde zijn] uitdrukken. [... ]Wij willen ons in steen en plant vertaald zien, wij willen in onszelf gaan wandelen, wanneer wij in deze tuinen en hallen wandelen . Trefwoorden Mindscape Escape Sampling Metro Euregio
22 Inleiding Over de hele wereld groeien steden steeds sneller. Steden hebben een enorme aantrekkingskracht, nog even en de helft van de wereldbevolking woont er. Ze zullen het gezicht van de 21ste eeuw mede bepalen. In een tijdperk waar alle uithoeken van de aarde toegankelijk zijn gemaakt, waar de computer werelden voor ons opent waarvan we de mogelijkheden slechts kunnen vermoeden, wordt deze samenleving door snelheid en informatie beheerst. De 24-uursmaatschappij vraagt steeds duidelijker naar tijd en ruimte, rust en stilte. Als tegenpool van de versnelling is er behoefte aan een strategie van vertraging waarin deze oases van rust en momenten van stilte kunnen figureren . Het blijkt steeds meer dat er behoefte is aan iets wat los staat van de chaos, iets wat een verademing vormt temidden van de con· fronterende realiteit. Mindscape Mindscape biedt een mogelijkheid om een nieuwe dimensie te introduceren die de eigenschappen heeft van natuur, rust, ruim· te, uitzicht, horizon, waar de mens altijd gebruik van kan maken. Een nieuwe ruimte met ongekende mogelijkheden en vele gedaanten: een oerbos, een bloemen paradijs, een alpenweide ......... een droom, een ontsnapping aan de realiteit. En dat midden in de stad, tussen de kantoren of achter het winkelcentrum. De verstilde plek waar we naar op zoek zijn, kan tevens de gelegenheid bieden om de verbeelding de vrijeloop te laten o(in gedachten verzonken te zijn. Euregio De Euregio Maas-Rijn, een stukje Nederland, Duitsland en België, bijna 4 miljoen inwoners. De kern van het gebied wordt gevormd door een grootgroen gebied met de steden Maastricht, Aken en Luik. De ligging op een kruispunt van internationale ecologische corridors, zorgt voor een enorme diversiteit aan landschappen, flora en fauna. Doordat de grensgebieden in het verleden vaak een. speelbal der naties waren, hebben de drie Janden zich op sociaal, cultureel en economisch gebied echter onafhankelijk van. elkaar hebben ontwikkeld.
Afbeelding 1
De potentiële kracht van de Euregio ligt daarin, dat de steden Maastricht, Aken en Luik één eenheid moeten gaan vormen, niet een geheel, maar door middel van het maken van goede en snelle verbindingen. Zo verbindt men de gehele Euregio met elkaar en kan het gebied concurreren met de rest van Europa. Een stelsel van verbindingen dat landsgren.zen zal overschrijden en daarmee een overschrijding van de grenzen tussen de vakgebieden mogelijk maakt. Een stelsel van verbindingen dat oneindig kan worden uitgebreid en doorgetrokken naar andere steden in Europa. Een stelsel dat geprojecteerd kan worden op de bestaande en vroegere spoor- en tramve rbindingen die ooit de basis was voor een economisch sterke en bloeiende regio. Verbindingen die mensen snel en doeltreffend naar hun bestemming brengt. De geschiedenis zou zich kunnen herhalen door middel van een metrostelsel. Metro
Het metrostelsel en haar gebruikers zijn net als bloedaders door een organisme. Dat zet aan tot leven. Of zoals john Frazer het omschrijft: "people are the DNA of the city." Het metrostelsel is de vertaalslag voor het Mindscape en zal de ruggengraat vormen van het Euregionaai openbaar vervoer. Het is een matrix die naar gelang de behoefte van ieder individueel inzetbaar is. Ieder individu zal het metrostelstel anders inzetten. leder zal een andere metrohalte als doel hebben. De een geeft identiteit aan een halte omdat hij/zij e r woont, de ander omdat hij/zij daar werkt. Of omdat hij daar inkopen gaat doen, of familie gaat opzoeken. Voor de een heeft de halte een identiteit van cultuur voor de andere ontspanning in het groen. Het metrostelsel brengt deze identiteiten van de verschillende plekken/haltes dichter op elkaar. We kunnen dan spreken over een gesamplede stad. Ieder individu kan zijn eigen ideale stad creëren en samenstellen. In de middeleeuwen vormden de stadspoorten de verbinding tussen de ommuurde stad e n de woeste natuur. In het Mindscape fun geert het metrostation als stadspoort. Het geeft toegang tot het netwerk van het Mindscape. Als onderdeel van het totale metrostelsel, het Mindscape. vormt ook het metrostation op zich een apart Mindscape.
Het metrostelsel is de ontdekking buiten jezelf, een interactie met de omgeving. Maar het gebouw creëert ook mogelijkheden om individuele ontdekkingen te doen doordat het een omgeving vormt voor een ontdekkingsreis naar jezelf.
S.Ilgar
Requirements for column splices with respect to stability Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen
1/21
lsys=l
Afstudeercommissie Prof. ir. H.H. Snijder Dr. ir. J.C.D. Hoenderkamp Ir. D.B. la Poutré
1/41
Datum afstuderen december 2004
14
Samenvatting De invloed van stuik verbindingen op de kolomstabiliteit waarbij krachtoverdracht via contactdruk plaats vindt is onduidelijk. Er is een sterkte eis en een stijfheid eis uit oogpunt van stabiliteit onderzocht. Vervolgens zijn drie verbinding varianten ontworpen en door middel van een centrische drukproef is de invloed van de stuikverbinding experimenteel onderzocht. Uiteindelijk moet hel onderzoek leiden tot duidelijke constructieve eisen aan stuikverbindingen in stalen kolommen. Trefwoorden Stuikverbinding Stabiliteit Sterkte eis Stijfheid eis Centrische drukproef
Figure 1. Column model Buckllng and Euler curve
t 1tl1r
r......, lr .,
r"
--
------------~~,,------------~
,:·1
..
F~l!n
....... E I ~
\
~ r
.....,
f /
rellltlve slendemess
Figure 3· Buckllng curve,
The influence of column splices on the column stability is theoretically and experimentally investigated in this report. The splices must meet certain requirements so that they will nat negatively influence the column stability. The Dutch Building Codes states that splice plates and their connections must he able to transfer at least 25% of the yield moment and 2,5% of the yield compressive laad as shear laad. These requirements can he sign ificant when compressive laad is transferred by direct hearing. Figure 1 shows a typical pin ended column with a splice located at one quarter up the height. Figure 1. The aim of this research is to formulate structural requirements for splices in columns based on stability criteria of these columns, where the compressive laad is transferred by direct hearing. First the strength and stiffness requirements based on stability considerations were theoretically investigated. The strength requirement implies that balts and plates are nat needed in splices when there are only compressive s tresses in the splice. The laad s tiffness curve according to the stiffness requirement has shown that when the rotational stiffness of a splice dec~:eases, the buckl ing laad of the column wiJl a lso decrease. Splice alternatives were designed with an approximation farmu la and the positive influence of the compressive laad was taken into account under 2 assumptions, namely regarding the length of the lever arm and the coefficient kx from EC3 . Three column-column connection s were fabricated for the experiments: a full stiffness splice with di vision plates of 12 mm thickness and 2 M12 8 .8 balts, a medium stiffness splice with division plates of 6 mm thickness and 2 M 12 8.8 balts and a minimum stiffness splice conneetion without plates and balts. The splice alternatives are given in figure 2. The s plice alterna ti-
!! ~ c
c
C1
~
c:
c
2 !!
" ("
c Ci
c c
c
,.::!
Agure
2.
Fabrlcated spilces
c
c:
([
2
ves we re tested in a column at I/ 4 of the column height. Also a column without a splice was tested as reference. The columns have a lengthof 3390mm, (=r.o, section HE10oA and fy = 298 Njmm2 and were experimentally tested in a centrally loaded buckling experiment. There arealso experiments done for a spli· ce with 6mm thickness division plates and 2 Mr2 8.8 bolts for column lengths of 453omm, (=!.34 and 846omm, (=2.5 to shift from compressive stress in the splice only to also tensile stress at splice location. The experiments have shown that the ultimate loads, Fexp , for all specimens are larger than the buckling loads, Fybuc ,for columns without a splice. It was also observed that the ultimate loads, Fexp , do not get smaller with decreasing rotational stif· fness of the connection. Figure 3 shows the buckling curve, the Euler curve a nd the mean values of Fexp for all specimens. Tlte y·axis indicates the axialload and the X·axis gives the relati· ve slenderness. Figure 3· Euler curve and m ea n experimental result. It can be concluded that the splice has no negative influence on the stability of the column. Th ere is thus no need for special requirements for splices in columns when there is only com· pressive stress present in the splice. The high value of Fexp could have been created by friction in the test frame. Also, the buckling curve from NEN 6770 forms a lower bound tothe test results. For a reliable condusion further research is needed like a numerical analysis and more experime nts with less friction.
G. Kaper
Towards structural services @ home Dienende elementen als permanent, prominent én bevrijdend kader van het wonen Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. Van Zeijl Ir. R.P.G. Brodruck Ir. L.A. van Schaijk Datum afstuderen 14 december 2004
26
Samenvatting Architectuur is de kunst van het kader, apparatuur is techniek met een kader. Mijn afstudeeronderzoek heeft tot doel deze kaders aan de hand van literatuurstudies en ontwikkeling van schema's in een apparaat te verenigen tot een apparaat dat dient als permanent, prominent én bevrijdend kader van het wonen en daarmee architectuur wordt. Architectuur is een structural solution, terwijl apparatuur een power operaled solution is. Apparatuur kan pas architectuur worden als de intrisieke werking van een apparaat een structural appearance krijgt, welke tot uitdrukking kan worden gebracht in een permanent kader. Apparatuur kan (schaal)model staan voor een woongebouw en andersom , maar apparatuur is daarmee nog geen architectonisch kader voor het wonen. Om apparatuur als autonoom architectonisch kader in een woning te laten functioneren, dient ten eerste de schaalsprong tussen woonapparaat en woningarchitectuur overwonnen te worden. Dit kan door alle woonapparatuur samen te laten werken, zodat een groter geheel ontstaat. Ten tweede dienen niet de leidingen, maar de intrisieke (samen)werking van de apparatuur structuurbepalend voor de vormgeving van de apparatuur te zijn. De enige manier om van woonapparatuur woningarchitectuur te maken is het opnieuw opbouwen van een klimaat-unit uit de subapparatuur van een airconditioner, waarbij de luchtbehandelings-kanalen worden vervangen door koelkast, diepvries, stofzuiger, stomerij, oven, afzuigkap, waterbed, toilet etcetera. De intrisieke samenwerking van deze klimaat-unit is schematisch onderzocht, om te komen tot een structural appearance, welke architectonisch tot uitdrukking kan worden gebracht door middel van design. Trefwoorden Airconditioning Apparatuur Voorzieningenkern Banham Leupen
Architectuur is de kunst van het kader, apparatuur is techniek met een kader. Aan de hand van literatuurstudies en door ontwikkeling van schema's heb ik getracht deze kaders te verenigen in een apparaat. Een apparaat dat dient als permanent, prominent én bevrijdend kader van het wonen, waardoor woonapparatuur woningarchitectuur wordt. Het kader scheidt, selecteert, verbijzondert en bevrijdt . Het kader moet niet alleen onafhankelijk van zijn inhoud ontworpen worden, maar de inhoud moet zich ook onafhankelijk van het kader kunnen ontwikkelen. Elk kader bepaalt de vrijheid tot verandering van de generieke ruimte. Deze verandering bestaat uit verbouwbaarheid, uitbreidbaarheid of polyvalentie van de ruimte die door het kader of de combinatie van kaders bepaald wordt. Binnen het kaderconcept zijn zowel architectuur als apparatuur onderhevig aan dezelfde principes. Beide zijn opgebouwd uit dezelfde zeven layers, maar dan op een ander schaal niveau. Deze zeven layers zijn: draagconstructie, huid, enscenering, ontsluiting, leidingen, apparatuur en speciaal geprepareerde ruimten. Elk van deze layers kan een kader vormen. Op sublayerniveau is een koelkast opgebouwd uit: 1 een draagconstructie, zoals de pootjes onder de koelkast 2 een huid met een groot isolerend vermogen een enscenering, zoals een eierbakje. een groentela en een flessenrek 4 leidingen waar de koelvloeistof of electriciteit doorheen stroomt 5 apparatuur. zoals de condensor of de verlichting 6 een speciaal geprepareerde ruimte, zoals de zone aan de ach· terkant van de koelkast waar alle koel-apparatuur en leidingen voor warmte-afgifte gegroepeerd zijn 7 een ontsluiting, zoals de deur aan de voorkant Een tafelmodel-koelkast vertoont architectonische overeenkomsten met de Unitées d'habitation van Le Corbusier. Pilotis, Plan Libre en Elevation bestaan in de koelkast uit de hygiënische pootjes, het vrij indeelbare rekje en het bruikbare tafelblad op de koelkast. Het filessenrek stond model voor de wijze waarop de woningen in de Unitées gerangschikt waren. Apparatuur kan model staan voor het architectonische kader van een gebouw, en andersom. Maar daarmee vormt de apparatuur op zichzelf nog geen architectonisch kader voor het woongebouw: het vormt slechts een schaalmodel van een gebouw, dat geplaatst wordt in een woongebouw, zonder een onderdeel van het architectonische kader van dat woongebouw zijn. Daardoor behoort apparatuur veelal tot het generieke en architectuur tot het permanente. Hoewel Le Corbusier woningen heeft beschreven als "machines ä habiter", zijn er nauwelijks voorbeelden in de woningbouw waarbij een autonoom architectonische kader wordt gevormd door de apparatuur in de woning. De airconditioner is volgens Bernard Leupen het enige apparaat dat kan dienen als bevrijdend kader voor het wonen, zolang de luchtbehandelings-kanalen niet al te nadrukkelijk aanwezig zijn. Wanneer de Luchtbehandelingskanalen wel nadrukkelijk aanwezig zijn, dan vormen de leidingen het kader en niet het airconditioningsapparaat zelf. Leidingen zijn namelijk structural van aard en apparatuur is power operated van aard, waardoor leidingen wel en apparatuur niet zonder meer architectuur kan zijn. Reyner Banham karakteriseert architectuur als structural solution en apparatuur als power operaled solution. Beiden leveren verschillende oplossingen (solutions) voor dezelfde problemen. Apparatuur kan pas architectuur worden wanneer de intrisieke werking van een apparaat een structural appearance krijgt, welke tot uitdmkking kan worden gebracht in een permanent kader. Om apparatuur als autonoom architectonisch kader in een woning te laten functioneren, dient ten eerste de schaalsprong tussen woonapparaat en woningarchitectuur overwonnen te worden. Dit kan door alle woonapparatuur samen te laten werken om een groter geheel te vormen, welke op de schaal van de woning beschouwd kan worden. Ten tweede dienen niet de leidingen, maar de intrisieke (samen)werking van de apparatuur structuurbepalend te zijn voor de vormgeving van apparatuur als architectonische kader.
liJ
ia: c 0..
ID ID
..,
17
c
= 0 ..
~
i>;' ..... c ;::;: (I)
;:::;:
Afbeeld! ng 1
Alleen wanneer de luchtbehandelingskanalen van de airconditioner worden vervangen door de andere apparatuur in de woning, kan apparatuur een architectonisch kader voor het wonen vormen. De sleutel om deze samenwerking te starten, zit hem in de subapparatuur van de apparatuur. Een airconditioningsapparaat bevat dezelfde s ubapparatuur als alle andere apparatuur in de woning: een condensor, een verwarmings-element, een ventilator, een filter, een warmtepomp, een warmtewisselaar, water- en lucht-circulatie, electriciteit (en dus licht). Airconditioners voor woningen hebben zich onafhankelijk van de architectuur tot een soort buitenboordmotoren van het binne nklimaat ontwikkeld. De architectuur die voldeed aan de Machine Esthetiek werd door deze buitenboordmoteren pas echt comfortabel gemaakt, enkele decennia nadat Machine Esthetiek haar intrede deed. De woningen met licht-gewicht constructies en grote raamoppervlakken verkregen vaak pas een behaaglijk binnenklimaat, nadat een anonieme machine in een willekeurig raam gemonteerd werd, wat de Machine Esthetiek maar moeilijk kon ve.rdragen. Desondanks hebben airconditioners veelal hetzelfde uniform als koelkasten, wasmachines, vaatwassers. wasdrogers, etcete ra. Dit, terwij l Reyner Banham al in 1965 de intrisieke werking met name de luchtdruk - van de aircond itioner heeft gecombineerd met een opblaasbare transpuante huid in zijn Enviroment-Bubble . Dit ontwerp illustreerde een essay waarin Banham de radicale suggestie doet dat man made weather de raison d'être van architectuur vervangen heeft. Dit, terwijl God made weather met dezelfde intrisieke werking als de airconditionin g wel tot spectaculaire structuren komt, zoals te zien is op de afbeelding van de Von Karman Vortex Streel in de Stille Oceaan. Dit, terwijl de airconditioner is opgebouwd uit subapparatuur die in alle andere woonapparaten voorkomt en dus één
onlosmakelijk geheel kan vormen. Wanneer op sublayer-niveau alle apparatuur in een klimaat-unit wordt geclusierd en op Banhamiaanse wijze aan elkaar wordt gekoppeld, ontstaat een klimaat-unit welke kan dienen als architectonisch kader voor het wonen. Haar intrisieke samenwerking vormt en verbijzondert de klimaat-unit als kader, welke in het design ervan gearticuleerd kan worden. Er s troomt lucht, water, electriciteit, informatie en vuil doorheen . Het kader s.cheidt licht van donker, heet van warm, warm van koud, droog van vochtig, vochtig van nat, schoon van vuil. behaaglijk van onbehaaglijk. Het kader selecteert wat, waar, wanneer en hoe gedaan kan worden en welke vrijheden daarbij mogelijk zijn. Maar de klimaat-unit bevrijdt ook. Het bevrijdt zowel de apparatuur als de generieke ruimte van oneigenlijke ordes, zoals die van massa-indus trie, internationale samenwerking of van de orde van speciaal geprepareerde ruimten. Het kan zich weer richten op het wonen. Tegelijkertijd kan de klimaat-unit een raamwerk vormen, dat functioneert als focuspunt waar om heen de generieke ntimte verbouwbaar en uitbreidbaar is. Een focuspunt dat de generieke ruimte op dezelfde wijze als een kampvuur met rook en wind s tructureert: door haar polyvalente e n graduele uits traling. Daarmee wordt het wonen enerzijds op een vaste plek gefocused, gestructureerd en gefaciliteerd. Anderzijds wordt de vrijheid geboden om verande rlijk te zijn in de layers: Draagconstructie, Huid, Enscenering en Ontsluiting. De klimaat-unit verwerpt niet de noodzaak van een permanente woonstructuur, .noch het prominente e n permanente belang van de dienende elementen. De dienende elementen zijn de permanente woonstructuur, welke wordt gevormd door de intris ieke structuur van de sa menwerking van alle dienende elementen. De klimaat-unit is zowel een meubel, als een apparaat, als een gebouw op zich en kan op al deze schaalniveau's als zodanig beschouwd worden.
R.M.J.A. Kuppers
De werkplek opnieuw bekeken Het multifunctionele bedrijventerrein Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ir. M.J.J.M. Wilhers Datum afstuderen 30 november 2004 Samenvatting Het probleem van bedrijventerreinen is het monofunctionele gebruik ervan. Met als gevolg een beperkte ruimtelijke kwaliteit wat betreft gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Onderzocht wordt hoe het thema functiemenging in combinatie met nieuwe ontwikkeling en revitalisering van een bedrijventerrein kan worden ingezet De belangrijkste vraag hierbij is hoe door middel van functiemenging een bedrijventerrein aantrekkelijker gemaakt kan worden en daardoor beter benut. Het doel is om te kijken hoe functiemenging realiseerbaar c.q. inpasbaar is op een bedrijventerrein.
Afbeelding 1 luchtfoto bedrijventerrein Parallelweg
0"
g 2:E 5_ ro
28
Trefwoorden Functiemenging Bedrijventerrein Multifunctioneel Landschappelijke inpassing Segmenteren Afbeelding 2 Verschillende zones en wegenstructuur
Het probleem van bedrijventerreinen is het monofunctionele gebruik ervan. Met als gevolg een beperkte ruimtelijke kwaliteit wat betreft gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaar~e. Onderzocht wordt hoe het thema functiemenging in combinatie met nieuwe ontwikkeling en revitalisering van een bedrijventerrein kan worden ingezet. De belangrijkste vraag hierbij is hoe door middel van functiemenging een bedrijventerrein aantrekkelijker gemaakt kan worden en daardoor beter benut. Het doel is om te kijken hoe functiemenging realiseerbaar c.q. inpasbaar is op een bedrijven terrein. De opbouw van het onderzoek bestaat uit vier fasen. In de eerste fase wordt de casus "bedrijventerrein Parallelweg" te Woudenberg uitvoerig onderzocht. Hier gaat het om een bestaand terrein dat de laatste jaren verpauperd is en niet meer aan de huidige standaard voldoet. Het terrein zal daarom een herstructurering ondergaan en tevens met enkele hectaren worden uitgebreid. Uit deze inventarisatie en analyse kwamen de knelpunten en sterke punten van het teuein naar voren en kon een ambitie voor de toekomst geformuleerd worden. Vervolgens wordt er in een tweede fase onderzoek gedaan naar de invloed van de technologische ontwikkelingen op het leven en werken vandaag de dag. Deze laten zien dat monofunctionele gebieden niet meer noodzakelijk zijn, zelfs niet meer wenselijk zijn en dat bij een meervoudige gebiedsantwikkeling verschillende functies elkaar kunnen versterken. Nieuwe technieken laten de gre nzen tussen wonen e n we rken ve rvagen. Informatieen communicatietechnologieën zorgen ervoor dat werken overal en altijd mogelijk is. Maar ook maatschappelijke veranderingen maken andere ontwikkelingen mogelijk, waardoor het in onze huidige maatschappij goed mogelijk is om bedrijven met andere functies, zoals recreatie en wonen te combineren.
Afbeelding 3 Concept
Afbeelding 5 Uitwerking plangebled
CT
0
c
::E
7"
c
:::J
0..
m
Afbeelding 4 Ingezoomd op centrale as
Afbeelding 6 3D uitwerking plangebled
In de volgende fase wordt, met de conclusies en ambities van fase een en twee, het ru imteli jke concept op hoofdlijnen voor het uiteindelijke plan opges teld. Aan de hand van lagen worden de verschillende functies in het plangebied geïntegreerd. Allereerst de groen- en waterstructuren, die een samenhang moeten aanbrengen tussen het bedrijventerrein en de omgeving. Dan de verkeersstmctuur waarbij de belangrijkste punten logische- en overzichtelijke opbouw en verbinding me t het oude en nieuwe terrein zijn. Er ontstaat een raamwerk, op basis waarvan het plangebied kan worden ingedeeld in enkele duidelijk aan te wijzen zones met elk hun eigen sfeer. In deze zones worden vervolgens de overige functies zoals wone n en werken aangebracht. Voor elke functie wordt de beste plek gezoc ht. Zo wordt er langzaam maar zeker een totaalbeeld gevormd voor het plangebied.
Naast de hiervoor genoemde voordelen voor de werkgever zi jn er ook voor de werknemer voordelen. Voor hem zou het combineren van functies kunnen betekene n dat hij ka n profiteren van voorzieningen in zijn directe werkomgeving. Voor de woonconsument kunnen gevarieerde woonconcepten worden ontwikkeld op vaak zeer aantrekkelijke locaties, waarbij op een verantwoorde wijze invulling geven kan worden aan de schaa rse ruimte. Samengevat kan gezegd worden dat de ruimte om te werken in een omgeving za l moeten worden gerealiseerd waaraan de maatschappij s teeds hogere eisen stelt. Overzichtelijke en zorgvuldig ingerichte terreinen oefenen aantrekkingskracht uit en functioneren in econom ische zin beter. Het vergroten va n de belevingswaarde en de gebruikswaarde speelt hierbi j een grote rol. Monotone gebieden kunnen zo tot het verleden gaan behoren.
Voor het uiteindelijke totaalbeeld wordt in de laatste fase een mogelijke uitwerking gegeven . Geconcludeerd word t dat bedrijven, gecombineerd met andere functies , gedu rende meerdere tijdstippen van de dag bedrijvigheid kunnen opleveren. Tevens kan hierdoor ruimte dubbel benut en dus bespaard worden, zoals parkeerplaatsen die overdag gebruikt kunnen worden door bedrijven en in de avonduren door bijvoorbeeld een sportclub of hogeschool. Daarnaast kan de aanwezighe id van me nsen gedurende meerdere perioden van de dag ook de sociale controle verhogen. Ook door het segmenteren van bedrijven kan eventueel ruimtewi nst behaald worden. Voorzieningen kunnen immers gemeenschappelijk gebruikt worden. Door segmenteren kan het menge n van functies vergemakkelijkt worden, daar van tevoren al veel overlast kan worden voorkomen door verkeerde vestiging.
R.P.W. Laurijsen
Ontwerp van een station in beton Stationsgebied Breda als ontwerplocatie Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. C.S . Kleinman Ir. F.J.M. Luijten Ir. J.J.P. M. van Hoof Datum afstuderen 14 december 2004
-
I»
ii!' c
c. tD
...C"tD c
::I
c.
!!. ëJ' (")
c .... 10
;:::;:
r::r 0
c
~
c"' :::::1
0.. 10
Samenvatting Het afstudeerproject behandelt het ontwerp van een station in beton. De locatie die is gekozen is Breda. Dit naar aanleiding van plannen van de gemeente Breda om een nieuw station te ontwerpen. Niet alleen constructie, maar ook stedebouw, architectuur en uitvoering zijn meegenomen in het ontwerp. In het afstudeerverslag staat een uitgebreid overzicht van het vooronderzoek dat is verricht, het ontwerpproces en de uitwerking van het station.
Afbeelding 1 3D visualisatie zuidzijde
Trefwoorden Ontwerp Beton Station Overgangsgebied Constructie
30 Inleiding De gemeente Breda heeft plannen ontwikkeld voor een nieuw station in verband met de HSL (hoge snelheid slijn) en ROV (Hoogwaardig Openbaar Ve.rvoer). Mede daardoor is als ontwerplocatie stationsgebied Breda gekozen. In Nederland worden de meeste station in staal overkapt. ln zijn geheel uit beton opgetrokken stations komen in Nederland niet voor. Waarom niet? Het interessante van een station in beton is, dat het naast een 'cons tructief gebouw ook een bepaalde 'architectonische' uitstraling moet hebben. De doels telling luidt dan ook: "Het ontwerpen van een station in beton , dat zowel op constructief als architectonisch gebied kan concu rreren in staal."
Aanvankelijk is het project begonnen met het idee van een constructief ontwerp; een overkapping van de sporen in Breda . Tijdens het ontwerpproces is ervoor gekozen om een compleet ontwerp te maken, waardoor stedebouw, architectuur en uitvoering mede ee n onderdeel zijn gaan vormen van het afstudeerproject. Al deze aspecten zijn gedurend e het afstuderen uitgebreid aan de orde gekomen. Stedebouw Allereerst is het sta tionsgebied geanalyseerd en is er een reactie gegeven op het plan dat architectenbureau 'Atel ier PRO' heeft gemaakt. Daaruit zijn de belangrijkste zaken gekozen. Er komt een overgangsgebied ter plaatse van het s tation , waardoor het s tation een verb indend element gaat vormen tus sen de noorden de zuidzijde. Tevens zal het busstation aan de noordzijde worden geplaatst en zal er een treinperron bijkomen, waardoor het totale aantal op drie treinperrons komt.
Vervolge ns is er gekeken naar de mense nstroom die het overgangsgebied zal moeten benadrukken. Men zal over de spoorbarrière heen gaan. In de huidige situatie gaat men onder de s poren door. Boven de sporen komen zowel de stationvoorzieningen als een buitengebied.
Afbeelding 2 Bovenaanzicht constructiesysteem
Afbeelding 3 Onderaanzicht constructiesysteem
Dl
ur c:
c. tD
tD ....
C"
c:
::I
c.
~
01'
n
c
...... /l) ~:
rr 0
c
:iE
;>:""
c :::J a. /l)
31 Architectuur Aan de zuidzijde i·s de stad gelegen en is de be bouwing hoog. Aan de noordzijde Ligt woonwijk Bekrum en is de bebouwing laag. De en tree aan de noordzijde verdient daardoor een andere benadering dan aan de zuidzijde.
Het ontwerpproces is een belangrijk punt geweest tijdens deze afshtdeeropdracht. Verschillende invalshoeken zijn doorlopen, die hebbe n geleid tot het uiteindelijke ontwerp. waarbij is uitgegaan van de concurrentiepositie met een station in staa l. Er is gebruik gemaakt van een grote repetitie van elementen en een bijkomende randvoorwaarde is , dat per perron gebouwd moet worden , zodat het treinverkeer op de andere perrons door kan blijven gaan. De structuur van de kolommen en van de 'balk' elementen benadru.kt de noord-zuid en de oost-west richting. Tevens zorgt de scheefstand van de kolommen ervoor dat op het perron wordt e rvare n dat er z ich iets bove n de perrons bevindt en vice versa. Tevens is een uitgangspunt dat er geen stapeling van ve rschillende constructies mag plaatsvinden. De kolomplaatsing komt voort uit de ruimte die beschikbaar moet zijn op de perrons, de repetitie van constructieve elementen en de eis dat per perron gebouwd moet kunnen worden . ·Ee n bijkome nd ontwerpuitgangspunt is dat uit de constructie de krachte n af te lezen moeten z ijn (zie afbeelding r) . Constructie De constructie uit he t voorlopig architectonisch ontwerp is geana.lyseerd en daaruit is een constructlesysteem ontwikkeld. Dit systeem is aan de hand van verschillende schematiseringen geanalyseerd en uitgewerkt. Eén constructiesys teem bestaat uit vier kolomm en , vier ' balk' elementen voor het stationsniveau en vier 'balk'elemente n voor het dak. Daarop worden betonnen platen gelegd . totaal 32 (zie afbeelding 2 en 3).
Door de grote uitkragingen van 5125mm en 400omm is gekozen om de 'balk'elementen voor te spannen en om tevens de trekspanningen in de verschillende doorsneden te reduceren . De voorspanning is dermate opgevoerd dat ter plaatse van de aansluitingen tussen de ' balk'elementen geen wapening hoeft te worden gelegd. Uitvoering Er is een uitgebreid uitvoerings plan gemaakt om per perron en per constructiesysteem het station op te bouwe n. Voor het plaatsen en schoren van de kolommen , de plaatsing van de 'balk'elernenten , het aanbrengen van de voorspankabels, voorspanning en koppelen van de verschiLlende constructie elementen en het plaatsen van de vloer- en dakplaten is in een uitvoeringsplan gemaakt. Conclusies De randvoorwaarde van het per pe.uon bouwen heeft constructieve e n uitvoerings technische conseq ue nties gekend. Deze zijn op een goede rnanier uitgewerkt en opgelost, hoewel in de praktijk misschien wordt gekozen om over meerdere perrons tegelijk te bouwen.
Het station in be ton kan zeker op architectonisch gebied concurreren met een station in staal.
S.A.W. Loots
H/G - Hasselt en Genk als bi pool Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. j .A. Lörzing Arch. Peggy Winkels Datum afstuderen 14 december 2004 Samenvatting Hasselt en Genk willen zich in de toekomst profileren als een sterk samenhangende bipool, om zo op nationaal en internationaal niveau te kunnen concurreren met de omliggende stedelijke gebieden. Door de betrekking tussen de steden concreet te maken, heeft de bipool HfG de mogelijkheid meer te worden dan een begrip. Het Alberikanaal en het stedelijk landschapspark fungeren hierbij als symbolische verbinding tussen de twee steden. In dit voorstel is de natuur geen randvoorwaarde, maar een katalysator in de ontwikkeling van beide steden. Dit ontwerpvoorstel versterkt, in een groene omgeving, de potenties van de bipool HfG. o0
c
:E
"' c :::> Q_
ro
32
Trefwoorden Bi pool Water Infrastructuur Ontwikkelingsas Groene corridor
Probleemstelling Hasselt en Genk willen zich naar de toekomst toe profileren als een bi pool om zo op nationaal en internationaal niveau te kunnen concurreren met de omliggende stedelijke gebieden. Binnen het MHAL-gebied dient de bi pool HfG zich waar te maken ten opzichte van steden die zich al duidelijk geprofileerd hebben.
Enerzijds zijn Hasselt en Genk twee complementaire steden, ze vullen elkaar aan, Hasselt profileert zich als dienstenstad, terwijl de sterkte van Genk industrie is. Anderzijds heerst er concurre ntie tussen beide steden en vlot de samenwerking niet zo goed. De huidige infrastructuren die het gebied tussen Hasselt en Ge nk beheersen, hebbe n momenteel eerder een scheidende werking dan een verbindende. Het Albertkanaal vormt momenteel een lege en kale barrière tussen beide steden, een kanaal kan een heel interessant gebied zijn, maar in dit geval is deze een onbenutte restzone, een vervoersas van stad A naar stad B. Een tweede scheidende infrastructuur is de N702 of de Universiteitslaan , deze is weliswaar een snelle verbinding tussen de twee stede n, maar hiermee is het dan ook gezegd. Deze baan moet dé verbinding worden tussen beide steden. Een eerste stap in de goede lichting is een visie te ontwikkelen over het gebied tussen Hasselt en Genk. In deze zone grenzen drie gemeenten elkaar, namelijk Hasselt, Diepenbeek en Genk, waardoor het in het verleden heel moeilijk is geweest een beleid uit te stippelen voor dit tussengebied. Middelen/Methode De intentie bij het ontwikkelen van een visie is in eerste plaats de verbinding tussen beide steden voelbaar te maken, te materialis eren. De steden moeten een eenheid vormen om zich verbonden te voelen. Het projectgebied , het gebied dat zich tussen de steden HasseJt en Gen k bevindt, is opgedeeld in verschillende deelprojecten. Elk va n deze deelprojecten zijn zelfs tandige projecten binnen het project bipool HfG.
Volgende deelprojecten zijn geformuleerd: I. Demerpark uitgebre id 2. Flanders Nippon Golf & Business Club 3· Provinciale as - grootschalige functies 4· Waterkant Wonen 5· Buitenstedelijk Wonen 6 . Stadspark 7· De Maten - Park Noord 8. Groene Corridor 9· Park Zuid 10. Waterrijk Wonen 11. Landrijk Wonen 12. Groene Buffer 13- Watergebonden Bedr.ijvigheid 14. Krui spunt N70 2 - N76 15. KMO-strip Genk r6 . Stedelijk Wonen Genk 17. N702 r8 . Alberikanaal
c 0
c: ~
;:<:
c:
:::l
c
Concept
De groene verbinding tussen Park Noord en Park Zuid door de groene corridor zijn binnen het project bipool HJG belangrijke deelprojecten, groen is hét verbindend element tussen beide steden. Dit voorstel gaat er van uit dat in plaats van de bebouwbare oppervlaktes zo veel mogelijk te benutten en natuur als een randvoorwaarde te beschouwen, natuur als een katalysator te zien van ontwikkelingen en vooruitgang. Natuur zal in dit project gein tegreerd worden en niet genegeerd . Het natuurreservaat de Maten, het oudste van België, wordt opgenomen in een groter geheel, een landschapspark tussen beide steden. Onneembare barrières worden overbrugd door en ecoduct (Albertkanaal) en een ecopark (N7o2). Een ander scharnierproject is het kruispunt N702 - N76, dit kruispunt vormt letterlijk het scharnierpunt in de verbinding tussen de steden Hasselt en Genk, waar het momenteel niet duidelijk is dat men de stad nadert, wordt hier de entree naar Genk gemaakt. Een viaduct dat de automobilisten naar de stad of de 'park & ride' leidt, een terrein voor zakelijke dienstverlening en een tunnel die dat het verkeer van de stad wegleidt. Het kanaal wordt een groen-blauwe recreatieve verbinding tussen de twee steden, hierdoor krijgt deze infrastructu ur een recreatieve en ecologische meerwaarde en is deze niet langer louter een economische verbinding tussen beide steden. Resultaten/ conclusie Hét verbindend element tussen beide steden is natuur, waardevo lle natuurelementen ten noorden en ten zu iden van het Albertkanaal zullen in de toekomst één geheel vormen. waardoor een enorme ecologische meerwaarde voor het gebied wordt verkregen, maar ook de inwone r én de recreant zullen van dit uitgestrekte landschapspark kunnen genieten. De natuur als verbindend element tussen twee steden, het Albertkanaal als groenblauweverbindings- en ontwikkelingsas van de bipool HJG . Hasselt en Genk komen als bipool sterker naar voren en hebben duidelijk een iden titeit waarmee ze zich kunne n profileren ten
33 opzichte van de omliggende steden. De ene pool (Hasselt) verster.kt zijn diensten karakter, met de uitbreiding van de kennisen hoogtechnologische bedrijvighe id e n in Genk wordt de industriële kaart verder uitgespeeld. De realisatie van een Genkse stadspoort in combinatie met zakelijke dienstverlening en een 'park & ride' maken van het kruispunt N702 - N76 een ware beleving, een visitekaartje voor verder succes. De bipool HJG is in dit project tastbaar geworden, de bipool HJG is niet langer een begrip. De twee steden zijn als bipool sterker naar voor gekomen, de som van de delen heeft meer waarde dan de delen afzonderlijk. Het imago van beide steden als bipool is versterkt én de identiteit van de beide steden onderling is geprofileerd .. Elke stad is versterkt in zijn identiteit.... De twee steden zijn twee sterke comple mentaire entiteiten en samen vormen ze de bipool HJG.
M.J. van der Mark
Bouwen nabij een verkeersader Isolatie van trillingen door weg- en railverkeer Afstudeerrichting Constructie f Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Dr. ir. j.C. D Hoender kamp BSc, MEn g, PhD Ing. B. va n de Graaf Datum afstuderen 14 dece mber 2 004
,...,. 11)
;::;: 0"
0
c
:E
c"'
Samenvatting Omdat nieuwbouw steeds vaker in de directe nabijheid van weg· en railverkeer wordt gerealiseerd, behoort het vermijden van hieraan gerelateerde trillingshinder steeds vaker tot het programma van eisen. Hiertoe is kennis van het onderwerp een eerste vereiste. Daarom is in dit afstudeerproject middels een literatuurstudie en voorbeeldprojecten de algemene theorie van triU ingsproblematiek beschouwd. Een tweede vereiste voor de constructeur is het kennen van de voorwaarden voor het slagen van trillingsreducerende maatregelen in een ontwerp. Vooral de consequenties van constructieve keuzen zijn interessant. Om deze te bepalen is een parameterstudie uitgevoerd op een reeds veelvuldig toegepaste oplossing ter voorkoming van trillingshin· der.
:::l
0.. 11)
34
Trefwoorden Trillingen Trillingshind er Dynamica Wegver keer
Omdat ruimte ee n steeds schaarser goed wordt in Nederland, kijkt me n steeds va ker naar ruimte nabij ve rkeersaders als bo uwlocatie. O naa ntrekkelijke aspecte n aa n het bouwen nabi j een verkeersader zijn echte r de sche rpere veiligheidseisen en de hinder die door geluid door de lucht en trillin gen in de bodem kan on tstaa n in het te bouwen ob ject. Probleemstelling Op het gebied van veiligheid nabij verkee rsaders bes taat reeds veel experti se bij de constructeur. Advisering ten aa nz ie n van het voorkome n va n geluidshinder doo r verkeersaders is veelal ondergebracht bij Bouwfysica-/Geluid adviesbu reaus. Doo r de overlap tussen trillin gen en geluid, qu a instrumentarum en ervari ng, is ook de kenn is op het gebied van tri lli ngs hinder veel· al ondergebracht bij deze bureaus. Deze ervaring is echter zeer versp reid en een teru gkoppe li ng naar ee n ce ntraa l orgaan (plat· form) on tbreekt. Hie rdoor is deze kennis en erva ring mi nder toega nkelijk voor de co ns tructief ontwerper, terwijl deze met zijn keuzen voo r de co nstructieve opze t toch mede be paald in hoeverre trilli ngs hinder kan worden voo rkomen.
Deze keuzen, die voornamelijk gebaseerd zijn op statische eisen, bepalen namelijk teve ns he t dynam ische gedrag. Daarom is het de taak va n de cons tructeur, om de invloed van zijn ont· we rpkeuzen te kennen, om zodoende mee te kunnen zoeken naa r passend e oploss ingen voor dyna mische vraagstukken met betrekkin g tot trillin gshind er. Het verschafTen van inzicht in het brede onderwerp trill ingshinder is het overkoepe lende doel va n dit afstudeerproject, en hieraan is door middel van twee (dee l)doelstelli ngen invulling gegeven. De eerste doelstell.ing is gericht op het vaststellen van de eigenschappen van een trillings kritische locatie, d ie be palend zijn voor het wel of niet optreden van trill ingsh ind er. Hiervan zi jn voor de cons tructeur de e igenschappen van de co nstructie (ontwerppa rameters) het meest van bela ng vanwege de invloed
Overdrachtspad
Bron
- - - - - - - -,- - - - r -· - - - - - - ,- - - Ov;,r>:lra·~ht
I
1
<:·
1
Qv;,rojra,~ht
11
1
Q
Ontvanger 1 - - - - - - 1
Ov;,rdracht 111
I
I
:. - -··.~.e_:;J~-eAe;"e~- _: 1
,_ -
- - -- - - - - - r:::.il'•/et'f::eer
: iunderi rr~l
: ondergrond :
1
·- - - - - - - -
1
gebo1.r·t•/
'· --- -----'
I
:. -- J·~r:~sn_erl- --: - - ~~~p~r::-:t_l.~l~ - -
Figuur t Scheiding van een trilling in bron, overdrachtspad en ontvanger
12ID N'
1cm
=. sm
·----------., HEH 6711! I----?I
~
.p 1::
a-
~ ~
""
I I
:-···~·-··l!ïat..
6m
..
... Ek..; n;. I".
tm
~
•
I
I
_· ~-~··_· _E!.W.::- ~
[]
2ID ll.!D [] .23
[] 213
[] ,"J~
Figuur z Volgens verschillende berekeningsmethoden bepaalde elgenfre· quentie bij variatie van de vloerdikte van een monotiete betonvloer, betonkwaliteit Bz5
die hij hierop nog kan uitoefenen. De tweede doelstelling is het bepalen van de invloed van het variëren van deze ontwerppara· meters, indien ineen ontwerp een specifieke maatregel ter voorkoming van trillingshinder wordt opgenomen. Metboden/middelen De manier waarop aan deze (deel)doelstellingen invulling is gegeven is als volgt. Na een algemene literatuurstudie om kennis te verwerven over bet onderzoeksgebied trillingshinder, zijn door middel van verder literatuuronderzoek e n de analyse van voorbeeldprojecten de eigenschappen van een triHingskritische locatie bepaald en gesplitst naar modulen. Deze modulen vallen in hoofdlijnen uiteen in bron, overdrachtspaden ontvanger, en binnen het onderzoeksveld vallen deze modulen weer onder te verdelen zoals weergegeven in figuur 1. Per deelmodule is geanalyseerd welke kritieke eigenschappen er zijn die invloed hebben op het ontstaan van trillingshinde r. Aan de tweede doelstelling is invulling gegeven door een parameterstudie uit te voeren op een ontwerp, waarin een trillingsisolerende maatregel is opgenomen ter voorkoming van het ontstaan van trillingshinder. Gekozen is om het ontwerp, een project in Amersfoort op 9 meter afstand van het spoortracé, vere nd op te stellen. Bij een verende opstelling worden tussen de gebouwmassa en de trillende ondergrond elementen opgenomen met een lage veerstijfheid. Het beoogde effect van deze opstelling is dat de maatgevende trillings signalen zodanig afgezwakt worden, dat de trillingen niet meer in het gebouw waarneembaar zijn . Uit de analyse van de werking van een vere nde opstelling blijkt dat de eigenfrequenties van het gebouw en de afzonderlijke gebouwdelen erg belangrijk zijn. Deze trillingsfrequenties, waarbij het gebouw of de gebouwdelen resonant gedrag vertonen, dienen zo hoog mogelijk te zijn, om de vexende opstelling te
35 laten slagen. Om de invloed van de keuzen van de constructeur op deze eigen frequenties te bepalen zijn parameterstudies uitgevoerd op het maatgevende gebouwdeel (de vloer), en op het gehele gebouwontwerp. In deze laatste studie zijn variaties opgenomen van de constructieve eigenschappen van de toegepaste vloeren, kolommen, liggers, verbindingen en stabiliteitselemen ten. Resultaten De resultaten van de parameterstudie zijn uitgezet in grafieken, zodat trends te ontdekken zijn. Voor de vloeren levert dit bijvoorbeeld een plaatje op als figuur 2. Door de grafieken te analyseren is te bepalen welke constructieve keuzen gunstig dan wel ongunstig uitpakken ten aanzien van het dynamische gedrag van het gebouwontwerp. De resu ltaten laten zien dat vooral de keuze voor het juiste type vloersysteem enorm van belang is voor de hoogte van de maatgevende eigen frequenties.
- -- - - - --
-
--------
M.E.J. Rutten
Ontwikkelen van fotovoltaïsche bouwproducten Een leidraad voor betere aansluiting op behoeften van gebruikers Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. F.J.M. van Gasset Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Prof. dr. ir. W.F. Schaefer
Dl
UI' ..... c
0. ttl ttl
....
C"
c
::I
0.
~ ;;;' n
c
;:::;: rtl
;:::;: rr 0
c
:!:
"'
c
::J
0. rtl
Datum afstuderen december 2004
Figuur 1 Een zonnecel produceert duurzame elektriciteit
14
Samenvatting Fotovoltaïsche bouwproducten zijn bouwproducten die elektriciteit produceren met behulp van zonnecellen. De huidige fotovol· taïsche bouwproducten komen onvoldoende tegemoet aan de behoeften van de bouwsector. Productontwikkeling is nodig om de gewenste productinnovatie te realiseren. Het onderzoek dat uitgevoerd is, heeft aangetoond dat het aanbrengen van meer systematiek in het vertalen van behoeften van gebruikers naar een fotovoltaïsch bouwproduct, aanstuurt op fotovoltaïsche bouwproducten die beter tegemoet komen aan de behoeften van de bouwsector. Naar aanleiding van het onderzoek is er een lei· draad ontwikkeld die productontwikkelaars een methode biedt om deze systematiek aan te brengen. Trefwoorden Innovatie Productontwikkeling Bouwproducten Zonne-energie PV (photovoltaics)
Noodzaak tot een nieuwe energievoorziening Wereldwijd groeit de behoefte aan energie in een snel tempo. Op dit moment wordt grotendeels aan onze energiebehoefte vol· daan door de verbrandi ng van fossiele brandstoffen. De eindig· heid en schadelijkheid van fossiele brandstoffen noodzaken ech· ter tot een nieuwe en duurzame energievoorziening. De toepas· sing van zonnecellen in gebouwen speelt in dit kader een belangrijke rol. Zonnecellen produceren immers op een duurzame wijze ele ktriciteit (figuur 1). Productinnovatie gewenst Fotovoltaïsche bouwproducten zijn bouwproducten die elektrici· teit produceren met beh u.lp van zonnecellen (figu ur 2 en 3). Dit soort bouwproducten worden ook wel PV bouwproducten genoemd (naar het Engelse 'photovoltaic'). De huidige PV bouwproducten komen echter nog onvoldoende tegemoet aan de behoeften van deelnemers aan het bouwproces. Productontwikkeling is daarom gewenst voor het rea liseren van de benodigde innovatie. Vanuit dit perspectief is de volgende doelstelling opgesteld voor het afstudeerproject: 'Het ontwerpen van een instrument dat productontwikkelaars helpt bij de ontwikkeling van PV bouwproducten die beter tegemoet komen aan de behoeften van de gebruikers.' Met de term gebruikers wordt geduid op partijen die letterlijk dan wel figuu rlijk met PV bouwproducten in aanraking kome n tijdens het bouwproces. Dit zijn partijen zoals op· drachtgevers, architecten, adviseurs, installateurs, bewoners, etc. Meer systematiek nodig Om te achte rhalen welke hulp het instrument moet bieden aan productontvvikkelaars is een onderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn drie onderzoeksvragen opgesteld. De onderzoeksvragen hadden betrekking op de kenmerken van de markt, de kenmerken van het proces va n productontwikkeling en de gewenste verbeterin· gen van PV bouwproducten. De onderzoeksresultaten zijn ver-
Figuur 2 Het standaard zonnepaneel is een bekend voorbeeld van een fotovoltaïsch bouwproduct
Figuur 3 Standaard zonnepanelen toegepast op daken van nieuwbouw woningen
111
ür .... r::
Q.
tD tD
...
1:1'
r::
:::J Q.
!.. DJ' n
c
;::::;:
"'c-
;::;:
o
c ::E
c"' ::::>
0..
"' 37 kregen via interviews met deskundigen en literatuuronderzoek. Uit de onderzoeksresultaten vloeiden zowel de benodigde functie van het instrument als een aantal aanvullende eisen afgeleid voort. Uit de onderzoeksresultaten bleek dat het aanbrengen van mee.r systematiek in het verta len van de behoeften van gebruikers in een PY bouwproduct, aanstuurt op PY bouwproducten die beter voldoen. De functie van het instru ment is dan ook dat het een methode moe t bieden die gebruikt kan worden om de behoeften van gebnükers op een syste matische wijze te vertalen in een PV bouwproduct Verder bleek uit het onderzoek een aantal eisen waaraan een dergelijke methode zou moeten voldoen. Een drietal voorbeelden hiervan zijn: 1' De methode dient rekening te houden met de va riatie van kennis die nodig is voor de ontwikkeling van een PY bouwproduct * De methode moet kunnen reageren op veranderende behoeften in de markt. * De methode moet aansturen op beslissingen die leiden tot verbeteri ng van de verhouding tussen de waarde en kosten van PY bouwproducten. Een Leidraad voor productontwikkelaars
Het instrument dat ontworpen is, is een leidraad voor productontwikkelaars. De leidraad biedt productontwikkelaars een methode die bestaat uit een aantal stappen. Uitvoering van deze stappen resulteert in een systematische vertaling van de behoeften van gebruikers in een PY bouwproduct De methode sluit aan op de verschillende fasen van een productontwikkelingsproces. Tijdens de ontwikkeling van de leidraad zijn deskund igen zowel betrokken bij tussentijdse evaluaties als bij de definitieve toetsing. De groep deskundigen bestond uit productontwikkelaars van PV bouwproducte n. Uit de toetsing bleek dat de leidraad voldoet aan de vooraf opgestelde doels telling en hiermee een bijdrage Levert aan de gewenste innovatie van PV bouwproducten.
Ing. E.D. Sikma
Gemeentelijk strategisch voorraadbeheer Onderzoek naar de ontwikkeling van gemeentelijk strategisch voorraadbeheer Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Ir. S.j.E. Maussen MRE Ir. H.A.J.A. Appel - Meulenbroek Ir. A. Westerhof MSRE Datum afstuderen 30 november 2004
/
"
I
I
1
y
t
\ \ /
"\
'-....
-.... .
-
_,
./
Figuur 1 Procesmodel gemeentelijk strategisch voorraadbeheer
Samenvatting De professionalisering van het gemeentelijke vastgoedbeheer is in ontwikkeling. Ten behoeve van deze ontwikkeling is onderzoek gedaan naar de implementatie van de bestaande methodiek 'strategisch voorraadbeheer' in gemeenten. Hiervoor is een pro· cesmodel ontwikkeld, bestaande uit een aantal stappen, waarmee op basis van het gemeentelijk strategisch voorraadbeheer, het vastgoedbeleid kan worden bepaald. Trefwoorden Strategisch voorraadbeheer Vastgoedbeleid Maatschappelijk vastgoed Strategievorming Vastgoedvisie
Aanleiding Gemeenten hebben gebouwen in beheer om de organisatie te kunnen huisvesten. Het beheer van deze gebouwen is meestal versnipperd en wordt niet professioneel aangepakt. Om meer sturing te geven aan het vastgoed beheer, waarbij opti· maal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van het gemeentelijke vastgoed, is onderzoek gericht op de strategische beleidsvorming gewenst. Ter ondersteuning van het onderzoek is gebruik gemaakt van de toegepaste invalshoek 'strategische voor· raad beheer'. Deze invalshoek biedt een structuur voor de opzet van vastgoedbeheer. Onderzoeksvraag Uit welke stappen kan de ontwikkeling van gemeentelijk strate· gisch voorraadbeheer bestaan? Doelstelling Het ontwikkelen van een procesmodel waarmee gemeentelijk strategisch voorraadbeheer bepaald kan worden. Bij vooronderzoek gericht op de ontwikkeling van het procesmodel is gebleken dat het gemeentelijke strategisch voorraadbeheer het ' primaire proces' te ondersteunen. Bij dit primai re proces vloeien zijn verschillende belangen betrokken. Deze zijn onder te verdelen in functionele, politiek-strategische en financiële belangen. Bij de vorming van het gemeentelijk strategisch voorraadbeheer dient hier eveneens rekening mee gehouden te worden. Bij de ontwikkeling van het procesmodel is de nadruk gelegd op de rnatelling tussen vraag e n aanbod. Dit resulteerde in het volgende model, z ie figuur r. De stappen uit het procesmodel zijn kort toegelicht. Als eerste dient een heldere uitgangspositie te worden geformuleerd. Deze uitgangspositie creëert duidelijkheid waar het gemeentelijk strategisch voorraadbeheer aan dient te voldoe n. Het ondernemingsplan dient hierbij als verantwoording voor de handelswijze van het gemeentelijk vastgoedbed rijf.
MATCHING
/
'""•l'ller;,... . .. ....Q(j
J-t~·
•11-M....e... ;..
.:Of'~.... .
SIRATEGIE
Figuur
2
Samenhang matching en strategie Dl
;;;' ...... c:
0..
.. ft) ft)
tr
c:
::I
0..
!.
ar
n
c
,...,. !l) ,...,. c:r 0 c ::1: 7' c :::J a. !l)
39 Vervolgens wordt door het stellen van doelen de subjectieve belangen geconcretiseerd. Daarnaast zijn er een aantal beleidster· reinen, waarin ten aanzien van specifieke thema's keuzen worden gemaakt. Deze beleidsterreinen dienen als informatiebron en toetsingskader bij de vorming van het strategisch voorraadbeheer. Om vraag en aanbod met elkaar vergelijkbaar te maken wordt de vraag en het aanbod per klant- en productgroep geïnventariseerd. Klant- en productgroepen benoemd zijn groepen die zich onderscheiden aan de hand van respectievelijk soortgelijke activiteiten en vastgoed karakterisieken In de volgende stap worden de klant- en productgroepen met elkaar gematched. Hierbij wordt per schaalniveau in een gemeente gekeken waar er een tekort, voldoende of overschot is aan aanbod van productgroepen. Nadat duidelijk is, waar de klant en productgroepen niet met elkaar matchen, wordt een strategie ontwikkeld om de ontstane mismatch te hersteUen. Hierbij wordt vanaf stedelijk niveau aangestuurd op de gewenste samenstelling van de portefeuille. Naarmate de strategie concreter wordt vindt er een verschuiving van strategisch niveau naar tacti sch niveau plaats. In het figuur 2 is het verloop van matching en strategievorming gespecificeerd. Conclusies Het afstudeeronderzoek heeft de stappen rond de vorming van het gemeentelijk strategisch voorraadbeheer in kaart gebracht en is daarmee een aanzet voor de gewenste professionalisering van het gemeentelijke vastgoed beheer. Het afstudeeronderzoek heeft de complexiteit van het onderwerp aan het licht gebracht en biedt openingen voor nade r onderzoek.
Ing. F.N. Soetekouw
Logisch(tiek) Vastgoed? Een hulpmiddel ter bevordering van de afstemming tussen vraag en aanbod van logistiek vastgoed Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. J.J .A.M. Smeets Ir. ing. l.I. Janssen Ir. H .A.J .A. Appel-Meuienbroek Datum afstuderen 14 december 2004 Samenvatting Logistiek vastgoed is een nog relatief onbekende categorie binnen de totale vastgoedmarkt en is achtergebleven bij de profes· sionallsering van het vastgoedmanagement In dit onderzoek wordt net begrip "logistiek vastgoed" gedefinieerd en vervolgens een checklist (hulpmiddel) ontwikkeld waarmee de vraag naar en het aanbod van logistieke vastgoedobjecten, op basis van vastgestelde eenduidige aspecten, in kaart kunnen worden gebracht en eenduidig op elkaar kunnen worden afgestemd. Trefwoorden Logistiek Vastgoed Bedrijfs ruimte Vraag Aanbod
Logistiek vastgoed is de laatste jaren in Nederland achtergebleven bij de professiona lisering van het vastgoedmanagement Door wetenschappelijk onderzoek is een duidelijk beeld ont· staan van het ideale proces en optimaal resultaat van ontwikkeling, realisatie, gebruik en beheer van het vastgoed. Voor de vastgoedcategorieën kantoren, winkels en woningen bestaan methodieken om vraag en aanbod in kaart te brengen zodat een betere afstemming van beide mogelijk is. Voor de categorie logistiek vastgoed ontbreekt een dergelijke methodiek, waardoor vergelij king van vraag en aanbod van logistieke vastgoedobjecten op een ee nvoudige en s nelle man ie r on mogelijk is en de ma rktwerking wordt gestremd. Het doel van dit onderzoek was he t o ntwikkele n van een hulp· middel waarmee de vraag naar en het aanbod van een logistiek vastgoedobject, op basis van vastgestelde eenduidige aspecten, in kaart kon worden gebracht en eenduidig op elkaar kan worden afgestemd. Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aa n de professionalisering van het logistieke vastgoedmanagement Logistiek is immers, in combinatie met de vervoerssector, de olie waarop de motor, onze economie, draait. Nederland (zie figuur 1) staat bekend als één van de favoriete landen voor logistieke activite iten e n s pee lt een belangrijke rol binnen Europa. Om tot een hulpm iddel te komen was het startpunt van het on derzoek het duidelijk definiëren en afbakenen van het begrip 'Logistiek vastgoed', dat als zoveel begrippe n nog niet eenduidig is gedefinieerd. In dit onderzoek werd, als werkdefinitie, onder logistiek vastgoed het volgende ve rstaan: " Ee n bed rijfsruimte, binnen een integraal p roces van goederenbewegingen, me t één of meerdere va n de volgende hoofd functies: het mogelijk maken van het ontvange n. opslaan, bewerken (" prod uctie) en verzenden van goederen in een bepaalde, door de afnemer, gewenste toestand."
Key
HEERENVEEN
i"«)LLE
Dl
-
~
ij;' c
NIJME
...IDtr
c..
TIEL
ID
's-HERTOGENSOSCH
c
::I
c..
!. ...., Q)
VENLO
..... c
~
0" 0
c
:E
"::::1
c
c.
MAASTRICHT
Figuur 1 logistieke activiteiten in Nederland
Vervolgens is een analyse gemaakt van aspecten die invloed hebben op het logistieke vastgoedobject doordat zi j zijn gerelateerd aan het logistieke gebruiksproces in het object. Deze aspecten zijn te verdelen in drie groepen, hoofdaspecten genoemd, name· lijk de locatieaspecten, de gebruiksaspecten en de objectaspec· ten. Tevens hebben alle aspecten één of meerdere subaspecten, zoals bereikbaarheid, capaciteit en bouwkundige voorzieni ngen. Daarnaast is een inventarisatie gemaakt van as pecten en s ubaspecten die niet direct aan het logis tieke gebruiksproces zijn gerelateerd, zoals attractiviteit en representativiteit. Gegevens hierover zijn voornamelijk afkomstig uit literatuurstudie. Aan elk subaspect zijn vervolgens criteria gekoppeld. De aspecten, subaspecten en bijbehorende criteria vormen tezamen een chec· klist (hulpmiddel) waarmee vraag· en aanbodprofielen voor logistiek vastgoedobjecten kunnen worden geformuleerd . Door het afstemmen van een vraagprofiel op enkele aanbod pro· fielen en een kritisch waardeoordeel door praktijkmensen is getoetst of het hulpmiddel in de praktijk bruikbaar is. Na deze toets ing wordt geconcludeerd dat de checklist een goed hulp· middel is om vraag en aanbod van logistiek vastgoed op elkaar af te stemmen. Gestreefd is naar volledigheid van het hulpmiddel, echter is het een utopie om er van uit te gaan dat het ont· wikkelde hulpmiddel alle aspecten van logistiek vastgoed belicht. In die zin is het hulpmiddel nooit af en altijd onderhevig aan veranderingen in de tijd. Ondanks dat het hulpmiddel niet volledig is werd het bij toetsing als erg uitgebreid ervaren, wat de praktische toepassing bepe rkt. Aanbevolen wordt verder ondel'zoek te doen naar de wijze waarop automatisering kan bijdragen aan verbetering van de prakti· sche toepasbaarheid. Tenslotte wordt aanbevolen verder onderzoek te doen naar het belang van aspecten en crite ria en de onderlinge relaties waardoor het hulpmiddel kan worden verfij· nd.
Cl)
Y.C.C. de Swart
Meer voor minder! Hoe particulier opdrachtgeverschap meer bereikbaar wordt en meer mensen hun woonwensen in vervulling zien gaan voor minder geld. Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Ir. A.W.C. Timmermans Ir. S.J .E. Maussen MRE Datum afstuderen 14
dece mber
2004
30%
70%
50%
90%
0%
20%
40%
60%
80%
zeer
slecht
matig
redelijk
goed
slecht
I
I
I
I
I
100% zeer goed
I
Afbeelding 1
Samenvatting
Middels een norm, die zegt dat in 2005 eenderde van de nieuwbouwwoningen via particulier opdrachtgeverschap (p.o.) gerealiseerd moet worden, probeert de overheid p.o. te stimuleren. Dat percentage bedraagt nu slechts 18%, terwijl er wel genoeg vraag is om aan de norm te kunnen voldoen. Daarom moet p.o. meer bereikbaar worden gemaakt voor een grotere groep mensen. Daarvoor is een model gemaakt, waarin bouwmethoden, woonwensen en budget met elkaar in verband worden gebracht. Door ook de invloed van de seriegrootte en zelfwerkzaamheid op het model toe te passen kan de ideale methode voor de woonwensen gekozen worden. Trefwoorden
particul ier opdrachtgeverschap woonwensen bouwmethoden model budget
Afbeelding 2
In deze ti jden, n u het wat slech ter gaat met de economie, schreeuwt de burger om meer waar voor zijn geld. Dat gebeurt op alle mogelijk te rreinen en dus ook als het gaat om de koop van nieuwe woningen. Woningbouwers spelen hier gelukkig steeds meer op in (consu mentgerichte p rojectontwikkeling), net als de overheid, die middels een norm het particulier opdrachtgeverschap wil stimuleren. Deze norm houdt in dat in 2005 eenderde van alle nieuwbouwwoningen via particulier opd racht· geverschap gerealiseerd moet worden. De huidige situa tie leert dat nu gemiddeld slechts r8% van alle woningen op deze manier gebouwd wordt, terwijl er wel genoeg belangstelling is om te kunnen voldoen aan de norm. Met dit onderzoek is er gekeken naar één van de mogelijkheden om het gat tussen vraag en aanbod te dichten. De overheid en bouwend Nederland spelen immers ook een rol, die zeker niet over het hoofä gezien moet worden. De doelstelling va n het onderzoek luidde als volgt: Het ontwikkelen van een model, dat zal fungeren als onderligger tijdens de ontwerpfase, waarin wordt besch reven met welke methoden het mogeli jk is een woning te bouwe n volgens de ges telde woonwensen en een bepaald budget teneinde particulier opdrachtgeverschap voor een grotere groep mensen bere ikbaar te maken. Om het model te kunnen maken. zijn er een aa ntal deelonderzoeken verricht naar woonwensen, budget, bouwmethode n en de kosten van de bouwmethoden. De woonwensen die men heeft hebben ni et zozeer betrekking op de woning zelf. maar meer op de omgeving, zo bli jkt uit verschillende literaire bron nen . Toch zijn de volgende zes wensen gedistilleerd , die van invloed zijn op de bouwmethode: r. Volumetoename xy (uitbreiding begane grond) 2 . Volumetoename z (optoppe n) 3- Flexibele indeling 4· Hoge rui mtes 5· Vrij indeelbare won ingplattegrond 6. Zelfwerkzaamheid .
Afbeelding 3 liJ
-
it
c c.. ~
~ ..... IJ c :::1 c..
!!.
il1' n
c
;;
;:::;:
43 Hoewel er in Nederland een rijk assortiment bouwmethoden voorhanden is, is er gekozen voor de meest toegepaste m ethoden, in het kader van de norm van de overheid. Het gebruik van innovatieve of nieuwe methoden zorgt vaak voor problemen: de bouwers zijn er niet mee vertrouwd waardoor het hele proces vaak vertraging oploopt. Daarnaas t zijn er twee methoden aan toegevoegd: montagebouw - houtskeletbouw, o mdat dit besparingen tot IS% op kan leveren en montagebouw - prefab beton, omdat dit voordelig is voor grote series. De geselecteerde methoden zijn: 1. Stapelbouw: kalkzandsteen met breedplaatvloeren en kalkzandsteen binnenwanden 2. Stapelbouw: kalkzandsteen met kanaalplaatvloeren en kalkzandsteen binnenwanden 3- Gietbouw: gestorte wanden met breedplaatvloeren en een variabel binnenwandsysteem 4· Gietbouw: gestorte wanden met kanaalplaatvloeren e een variabel binnenwa ndsysteem 5· Gietbouw: tunnelen met een variabel binnenwa ndsysteem 6. Montagebouw: houtskeletbouw 7· Montagebouw: prefab beton met prefab betonnen binnenwanden In eers te instantie wordt er een basismodel gemaakt waa rin de relatie tussen woonwensen e n bouwmethoden op een technische basis besch reven wordt. Hiervoor word t een schaalve rdeling [afb. I] gebruikt. De score geeft aa n in hoeverre de bouwmethode gemiddeld geschikt is om de wens in te vullen. Na verschillende tussenstappen kan het basismodel gemaakt worden [afb. 2). Door de invloed va n de seriegrootte (fina nciële en technische gevolgen), zelfwerkzaamheid en de kosten van de methoden veranderen de sco res steeds. Onder invloed van deze verschillende factoren (die van persoon tot persoon variëren), die door middel van een rekenfactor op het model toegepas t kunnen worden, zijn zowel pos itieve (scores gaan omhoog) als negatieve (scores
gaan omlaag) vera nderingen waar te nemen. De uitgangswaarde blijft in alle gevallen het basismodel [afb . 2). Aan drie invloeden is een facto r toegekend die op het model toegepast kan worden: de invloed van de seriegrootte op de kosten van de woning, de invloed van de seriegrootte op de praktische toepasbaarheid van de methode en de invloed van zelfwerkzaamheid op de kosten van de woning. De factor is kleiner dan I als er sprake is van een negatieve invloed, groter dan I als er sprake is van een posi tieve invloed. Wanneer alle factoren toegepast zijn, ontstaat het totaalmodel, waaraan enkel nog het budget gekoppeld moet worden. Bij het bepalen van de factoren zijn twee methoden afgevallen, omdat ze in de praktijk nauwelijks toegepast worden. Afbeelding 3 laat ee n totaalmodel zien in vergelijking met het basismodel (seriegrootte:ro woningen ais casco, ervaren klusser). Houtskeletbouw komt als meest geschikte methode uit het model. Tenslotte ka n het totaalmodel gekoppeld worden aan het budget van de opdrachtgever. Hiervoor is een prijs beeld va n de bouwm ethode n opgesteld. Van som mige methoden waren geen geschikte cijfers bekend, deze me thoden zijn afgevallen. Middels een stappenplan kan de particuliere opd rach tgever het model en de facto ren doorlopen, zodat een individueel totaalmodel ontstaat. De belangrijkste conclus ies die op basis van het onderzoek kunnen worden getrokken, zijn: r. Houtskeletbouw is de meest geschikte methode voor de bouw van de wo ning bij seriegroottes die kle iner zijn dan 25. De methode kan p.o. voor een grotere groep mensen bereikbaar maken. 2. Collectief opdrachtgeverschap (+25 woningen) is géén manier om p.o. meer bereikbaar te maken voor een grotere groep mensen.
Ing. M.H.L van Bavel R. Borghouts M.B.L. van den Bouwhuljsen E.J. Brok J.H.W. Derksen Ing. F.C.J. van Dongen Ing. E.B.M. van Ham Ing. M.LW. Mulders K. Hazenberg LC.M. van den Hoek A. Hoogervorst Ing. (.JAM. Huljbregts Ing. P.A.M. Offermans Ing. K.T.A. Kepers G. Kleiman Ing. J. de Kleine M.J. Nljssen Ing. LA.W.M. Pardon O.R. Rades Ing. T.W.J. Roljakkers Ing. M.P. Salemlnk W.L Savelkouls R.P.L Teeuwen B. van der Wal M.H. Wlllems Ing. F.S.A.M. van Ing. R.J. Zurhorst
lpl m -u tl'l tkin fa ui eit bouwkund oBm art2oos
Technische Universltelt Eindhoven
Inhoud
pag.
Ing. M.H.L. van Bavel De Intelligente gevel Een zoektocht naar intelligentie in de gebouwhuid
4
R. Borghouts VOC-bezoekerscentrum Ayutthaya Ontwerpvoorstel voor een VOC-bezoekerscentrum in Thailand waarin een virtuele reconstructie is ondergebracht van de historische factorij te Ayutthaya.
6
M.B.L. van den Bouwhuijsen Ontwikkeling van een geïndustrialiseerde onderbouwwijze
8
E.J. Brok Ontwerp voor een nieuw kassencomplex voor de botanische tuin van Meise
IO
-
J.H.W. Derksen Constructief ontwerp Arnhem CS
12
....
Ing. F.C.J. van Dongen De Herbestemming van het AaBe complex Van textielfabriek naar tuinwinkelcentrum
Cl
u;'
c
c..
ID ID 17'
c
:I
c..
~
öJ'
Ing. E.B.M. van Ham & Ing. M.L.W. Mulders Recreatie ontmaskerd Onderzoek naar de ruimtelijke kenmerken van de recreatie in Midden-Brabant en het ontwikkelen van een strategie voor recreatieve toevoegingen
r6
r8
ro
K. Hazenberg Koeling met lange termijn energieopslagsystemen Inzicht in het dynamische gedrag bij knelpunten met koeling
20
2
L.C.M. van den Hoek Glass + housing -> landscape Towards a new ecology of the landscape A. Hoogervorst The Coolsingel Tower- from steel to concrete An alternative design for the structure of the Coolsingel Tower
22
n
c
;::;:
~
o0
c
:E
7'
c
:::J
0..
Ing. C.J.A.M. Huijbregts & Ing. P.A.M. Offermans The 'hottest' Hothouse Ontwerp van een micro-klimaat kas Ing. K.T.A. Kepers Woningcorporaties buiten de woningmarkt Mag, kan en wil een woningcorporatie utiliteitsvoorzieningen ontwikkelen en exploiteren om haar doelstellingen te realiseren G. Kleiman PARASITING PARADISE Nomadie living on the edge of the matrix Ing. ). de Kleine Het ontwerp van een geïndustrialiseerde fundering
30
M.j. Nijssen Duurzame bedrijfskavels; Een instrument om de levensduur te verlengen van nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. Ing. L.A.W.M. Pardon De verantwoording verantwoordt Een verkenning naar het kwantificeren van objectieve en subjectieve factoren in het sector-allocatieproces bij Nederlandse vastgoedbeleggingen. O.R. Rades Ex2ferclzing on communist hardware Ing. T.W.). Reijakkers Sittard Revitaliseert Ing. M.P. Salemink VERTICAL URBANISM
34
W.L. Savelkouls Droog stapelen bij geprefabriceerde betonconstructies R.P.L. Teeuwen Ontwerpverkenning Eindhoven - Helmond als rasterstad
44
B. van der Wal The WALL: layered division Ontwerp voor een politieacademie + metrostation in Barcelona M.H. Willems Screenplay cinema Een onderzoek naar sequentie en enscenering als ontwerpgereedschap Ing. F.S.A.M. van Winden UITVAARTORIUM Ontwerp voor een hedendaagse uitvaartplaats
50
Ing. R.J. Zurhorst Hoogbouw/Bouwlift Een rekenmodel om te toetsen of een gekozen bouwliftsysteem voldoet aan de vraag.
52
111
-
iil' c
Q..
tD
tD ....
CT
c
= Q.. !.. iJ'
s"'
(i) CT
0
c:: ::! 7" c::
:::J
0. (D
Ing. Marcel H.L. van Bavel
De Intelligente gevel Een zoektocht naar lntelllgentle in de gebouwhuid Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Arch. A.v.B. ).A.C. Hofman Ir. P.W.). Jansdaal Prof. ir. W. Zeiler Arch. A.v.B. R. Meyer Datum afstuderen 25
januari
2005
llol
ur ,..
7'C"
De intelligente gevel geeft een intelligent gebouwbeheerssysteem de mogelijkheid om, gebruikmakend van de natuurlijke elementen, een behaaglijk binnenklimaat te creëren. De ideale intelligente gevel zal zich gedragen als de menselijke huid. Binnen het onderzoek wordt de nadruk gelegd op de parameters; daglicht en ventilatie. Door middel va.n modellen worden vernieuwende materialen en systemen onderzocht. De gekozen modellen dienen als ingrediënten voor het uiteindelijke ontwerp van de intelligente gevel. De ontwikkelde intelligente gevel kenmerkt zich door een hoge mate van transparantie, een lighttube, hybride ventilatie en de schuine stand van de buitenste glashuid.
(I)
Trefwoorden
c
a.
ID ID 17
... c
:I
a.
!!.
or
n
c
;:::;
~·
er 0
c :E
c :::J c.
4
Intelligentie Gebouwhuid Transparantie Daglichtsturing Hybride ventilatie Dynamisch
Afbeelding 1, Ventilatle strategie
Intelligentie is een belangrijk onderdeel binnen het onderzoek. De mens wordt beschouwd als intelligent. Sinds de ontwikkeling van de computer is men al bezig om met intelligente systemen het menselijk brein na te bootsen, wat men Artificial lntelligence noemt. Een AI-systeem ontvangt input van zijn omgeving, stelt een actie of antwoord vast en geeft vervolgens een output. Een intelligent gebouw heeft eenzelfde soort werking. Een input wordt ontvangen door sensoren, het intelligent gebouwbeheersysteem formuleert een respons en communiceert dit met actoren die een bepaalde actie ondernemen. Een intelligent gebouw dient, net als het menselijk lichaam, binnen gestelde comfortgrenzen te blijven. Zoals ons lichaam daar de huid voor gebruikt, zal het gebouwbeheersysteem daar een intelligente gevel voor gebruiken. De intelligente gevel zal dus aan het gebouwbeheersysteem de mogelijkheid moeten bieden om met natuurlijke elementen een comfortabel binnenklimaat te creëren. De intelligente gevel wordt opgebouwd uit intelligente materialen en subsystemen. Er zijn materialen en subsystemen onderzocht, die op hun manier intelligent reageren op het buiten- en binnenklimaat Dit reageren kan zowel passief als actief gebeuren. Een actieve reactie kenmerkt zich doordat er voor de reactie additionele energie nodig is, en een passieve reactie kenmerkt zich doorgaans door chemische reacties. In het onderzoek worden de ontwikkeling van de gevel en verschillende geveltypologieën bekeken. Hierbij is te zien dat de gevel zich steeds verder transformeert van een enkelvoudige klimaatscheiding naar een complexere klimaatactieve huid. De dubbele huidfaçade heeft de meeste potentie om doorontwikkeld te worden naar een klimaatactieve huid. De gebouwhuid is onderdeel van een reeks van huiden en luchtlagen. Als er gesproken wordt over de huid van een gebouw, is de vergelijking met de menselijke huid, de epidermis, bijna onvermijdelijk. De menselijke huid, wordt onbewust. autonoom, aangestuurd. Veel processen in het menselijk lichaam zijn autonoom. De intelligente gevel dient 'pseudo-autonoom' aange-
Afbeelding 2, Maquette
Afbeelding 3, Exterieur 111
-ur c
0.
stuurd te worden, dat wil zeggen dat de gevel wel degelijk aangestuurd wordt door een gebouwbeheersysteem, maar dat dit voor de gebruiker onbewust gebeurt. In het verlengde van de 'huid als metafoor' kan het gebouwbeheersysteem vergeleken worden met het menselijk brein. De verschillende invloeden waarmee de gebouwhuid te maken krijgt, komen van zowel het buitenklimaat als het binnenklimaat Ook de oriëntatie van het gebouw en de gebouwvorm zullen invloed hebben op de gevel. De gevel heeft meerdere functies, maar omdat de intelligente gevel binnen het onderzoek intelligent gedrag moet vertonen ten opzicht van de regeling van het binnenklimaat, wordt de nadruk gelegd op de conditionerende functie. De belangrijkste parameters binnen deze functie zijn daglicht en ventilatie. Ook het begrip tranparantie is binnen het onderzoek een belangrijk onderdeel. Binnen de hedendaagse West· Europese architectuur kan er gesproken worden over een trend van transparante architectuur. Partijen als architecten, opdrachtgevers en gebruikers zijn ieder met hun eigen redenen verantwoordelijk voor deze trend. Transparantie brengt echter een flink aantal moeilijkheden met zich mee, met vaak de bouwfysische problemen als grootste uitdaging. Om deze moeilijkheden innovatief en doeltreffend op te kunnen lossen zal er gekeken moeten worden naar de mogelijkheden van nieuwere materialen en systemen, die in de bouwwereld vaak nog onbekend zijn. Deze materialen en systemen worden door middel van functionele modellen onderzocht. Voor het ontwikkelen van de functionele modellen worden uitgangspunten opgesteld en word t de gevel opgedeeld in zones, die ieder een aparte functie hebben. De gevel wordt opgedeeld in de stuurzone, zichtzone, opwekkingszone en zone X. Voor de stuurzone worden modellen ontwikkeld die daglicht tot achter in het vertrek brengen. Voor de zichtzone worden modellen ontwikkeld die het daglicht kunnen reguleren en zicht naar buiten kunnen verschaffen en in de opwekkingszone wordt het zonlicht gebruikt om energie op te wekken. Zone X is een vrije zone ter hoogte van de constructievloer, waar transparantie niet nodig is. Zowel het functioneren als het realiseren van de on twikkelde modellen worden met behulp van de Kesselring methode beoordeeld. Aan de hand va n Kesselring diagrammen worden per zone de modellen gekozen, die als ingrediënten voor he t gevelontwerp zullen dienen. Voor ventilatie worden de voor- en nadelen van natuurlijke ventilatie en mechanische ventilatie besproken. Hieruit volgt dat een combinatie van beiden de meest intelligente oplossing is. De zogenaamde hybride ventilatie kenmerkt zich door; natuurlijk als het kan, mechanisch als het moet! Met de ontwikkelde modellen als ingrediënten voor het schetsontwerp, wordt de zaagta ndvariant ontwikkeld. Samen met de zaagtandvariant wordt een integrale constructie-
vloer ontworpen waarin de betonkernactivering, ventilatiekanalen, kabelgoten en light-tubes zijn opgenomen. Bij het toepassen van de zaagtandvariant op gebouwniveau, ontstaat de conclusie dat de intelligente gevel en het gebouw een dermate hechte interactie met elkaar hebben, dat voor een optimaal resultaat de intelligente gevel samen met een intelligent gebouw ontwikkeld dient te worden. Het definitief ontwerp volgt uit de uitwerking van het schetsontwerp. De zenitcollectore n van de light-tubes, die het daglicht tot achter de werkplek transporteren, worden uitgevoerd met beweegbare Laser Cut Panels. LCP's buigen het daglicht af, waardoor de efficiëntie van de light-tubes wordt verhoogd. In het stramien naast de LCP's bevinden zich pv-panelen. Door zowel de LCP's als de pv-panelen beweegbaar te maken, kan er intelligent worden ingespeeld op versehitlende daglichtsituaties. Door het toepassen van electrochromisch glas in de gevel kan de lichttoetreding, traploos ingesteld worden. Door middel van sensoren op de werkplek, de regelbare verlichtingssterkte van de light-tubes en het traploos instelbaar electrochromisch glas, kan er op de werkplek een intelligente daglichtregeling verkregen worden. De ventilatie bestaat uit twee luchtstromen: een luchtstroom voor het ventileren van de dubbele gevel en een luchtstroom voor de basisventilatie. De luchttoevoer bevindt zich onder de pv-panelen en in het stramien ernaast, onder de light-tubes, de luchtafvoer, waardoor kortsluiting voorkomen wordt. Doordat de luchtstroom van de basisventilatie gefilterd wordt en mechanisch ondersteund kan worden, is het mogelijk om, ongeacht de bezettingsgraad, te allen tijden de luchtkwaliteit hoog te houden. Door een intelligente ventilatiestrategie kan er dus ingespeeld worden op verschillende buiten- en binnenklimaatsituaties. Met het ontwerp van de intelligente gevel is een mogelijk antwoord gegeven op de gestelde probleemstelling: "Hoe is het mogelijk een intelligente gevel te ontwikkelen, die een hoge mate van transparantie heeft. en die door middel van eigenschappen van niet conventionele bouwmaterialen actief reageert op impulsen van het buitenklimaat en het binnenklimaat?" De meerwaarde van het onderzoek is dat het ontwerp laat zie n hoe met een trans parante gebouwhuid, gebruikmakend van natuurlijke elementen, per ingestelde zone een behaaglijk binnenklimaat gecreëerd kan worden. Het feit dat met de intelligente gevel ingespeeld kan worden op het veranderlijke buitenklimaat en de veranderlijke wensen van gebruikers voor hun binnenklimaat, maakt de ontwikkelde gevel intelligent! De ontwikkelde intelligente gevel is met zowel zijn positieve als negatieve punten een stap in de richting van de ideale intelligente gebouwhuid!
RI RI
...er c
:I
0.
!!. ëiJ' ,..,
c
~· 0" 0
c
:E
7'
c ::J a. l1l
R. Borghouts
VOC-bezoekerscentrum Ayutthaya Ontwerpvoorstel voor een VOC-bezoekerscentrum in Thailand waarin een virtuele reconstructie is ondergebracht van de historische factorij te Ayutthaya. Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. W.H.M. Schijns Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. G.G. van der Meulen Datum afstuderen
Flguur 1 Impressie Interpretatie VOC-factorij Ayutthaya
22 februari 200 5 Samenvatting
0" 0
c
::E
A"
c
:::J
0..
In 2004 is men begonnen met het opgraven van de historische VOC-factorij in Ayutthaya, Thailand. Men wil ten behoeve van het toerisme de historische handelspost reconstrueren en er een bezoekerscentrum van maken. De reconstructiemogelijkheden zijn onderzocht en hebben geleid tot een interpretatie van dit complex. Een betrouwbare reconstructie bouwen is nog niet mogelijk. Er is dan ook een nieuw ontwerp voor het VCC-bezoekerscentrum gemaakt en bouwtechnisch uitgewerkt. Dit ontwerp is volledig toegespitst op het tropische klimaat in Thailand. De interpretatie van de VOC-factorij wordt in dit bezoekerscentrum tentoongesteld.
(!)
Trefwoorden
6
Tropische bouwtechniek Materiaalkunde Reconstructie Koloniale architectuur Bouwhistorie
Tussen Nederland en Thailand bestaat een relatie van 400 jaar. In 1604 bezocht de Verenigde Oostindische Compagnie het Siamese koninkrijk voor het eerst. In r634 bouwde de VOC net buiten de stad een handelskantoor, ook wel 'factorij' genoemd. In 1767 werd de factorij platgebrand tijdens een inval van de Birmezen. Met het 400-jarige bestaan van de relatie tussen Nederland en Thailand in 2004 is de interesse voor dit historische complex toegenomen. Eind 2003 en in 2004 heeft de Thaise Archeologische Dienst een deel van de resten van de factorij blootgelegd. Het is de bedoeling om deze plaats toegankelijk te maken voor bezoekers. Er wordt gedacht aan een reconstructie van de historische factorij, waarbij ook een bezoekerscentrum wordt gerealiseerd. Maar, is het wel mogelijk om deze factorij te reconstrueren, waarbij aan het hedendaagse programma van eisen van een bezoekerscentrum kan worden voldaan? Aangezien het voor de Thai moeilijk is om naar dit gebouw te kijken met een Nederlandse visie, is het van belang om vanuit de Nederlandse bronnen over de historische handelspost en over de gangbare bouwwijze uit die tijd na te gaan hoe en of dit gebouw gereconstrueerd moet worden. Vervolgens moet er worden bepaald op welke manier de hedendaagse functies van het bezoekerscentrum, zoals een expositieruimte, een studieruimte en een eetgelegenheid, geïntegreerd kunnen worden. Deze aspecten hebben geleid tot de volgende doelstelling: Het inventariseren van de reconstructiemogelijkheden van de VOC-factorij te Ayutthaya en het maken van een ontwerp voor het programma van eisen van het bezoekerscentrum in relatie tot de reconstructiemogelijkheden van de factorij.
Aguur 2 Impressie ontwerp VOC-bezoekerscentrum
Aguur 3 Impressie ontwerp VOC-bezoekerscentrum met als projectie over de opgravingen een Impressie van de VOC-factorlj in Ayutthaya.
CT
0
c: :E 7' c: :::J c. (1)
7
Om dit doel te kunnen bereiken, is er onderzoek gedaan naar de karakteristieken van de VOC-factorij in Ayutthaya. Verschillende aspecten, zoals de lay-out, de architectonische stijl, de materialisatie, de constructie en de regulering van het binnenklimaat, zijn hierbij aan bod gekomen. Aangezien de bronnen over de factorij gebrekkig waren, zijn deze aspecten ook geanalyseerd bij vergelijkbare gebouwen uit de tijd van de factorij in Ayutthaya. Hierbij zijn zowel Nederlandse gebouwen als overzeese VOegebouwen geanalyseerd. Zo is geprobeerd de informatie over de factorij in Ayutthaya aan te vullen. Uiteindelijk heeft de studie naar de VOC-factorij in Ayutthaya en het vergelijkingsmateriaal niet geleid tot voldoende zekerheid om dit historische handelskantoor goed te kunnen reconstrueren en het daadwerkelijk te herbouwen. De bronnen bleken te gebrekkig en multi-interpretabeL Het maximale haalbare was een visuele interpretatie van de historische handelspost (figuur r). Als uitgangspunt voor het ontwerp van het bezoekerscentrum is er dan ook voor gekozen om de historische factorij nie t opnieuw op te bouwen en daarin het bezoekerscentrum te maken, maar om een hedendaags ontwerp te maken waar de visuele interpretatie van de factorij in tentoongesteld wordt. Dit ontwerp moest, zoals beschreven in het opgestelde programma van eisen, volledig aangepast worden aan het warme en vochtige klimaat in Thailand. Verschillende aspecten speelden hierbij een rol. Studies naar oriëntatie, vormgeving, zonwering, ventilatie, vocht in de constructie, materialisatie, constructie en installaties hebben geleid tot het ontwerp (figuur 2). Aan de hand van het onderzoek en het ontwerp is een aantal conclusies te trekken. Zo is er op dit moment nog te weinig informatie om een daadwerkelijke reconstructie van de factorij in Ayutthaya te bouwen. Er zal verder onderzoek moeten wor-
den gedaan om de interpretaties en hypotheses over de factorij te verbeteren. Verder is h et bouwen van een reconstructie van de factorij in Ayutthaya niet de enige oplossing. Mogelijkheden met huidige driedimensionale technieken dienen overwogen te worden. Het ontworpen gebouw biedt een oplossing die rekening houdt met deze conclusies. Het bezoekerscentrum maakt het mogelijk om het beeld van de factorij de komende jaren te verfijnen en tentoon te stellen in een gebouw dat volledig is ontworpen voor het tropische Thaise klimaat (figuur 3).
M.B.L. van den Bouwhuijsen
Ontwikkeling van een geïndustrialiseerde onderbouwwijze Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. S.P.G.Moonen Prof. dr. ir. J.J .N. Lichtenberg Ir. R. Blok Datum afstuderen 25 januari 2005
111
ii! c CL
ID ID C'"
.... c
= CL
!. Q1' (')
c ;::;: ID
;:::;: CT 0
c :E c ::> a.
"' ID
8
Samenvatting Een geïndustrialiseerde onderbouwwijze (fundering + begane grondvloer) voor woningbouw is ontwikkeld. Geïndustrialiseerd houdt in dat het bekistingsysteem voor de onderbouw in een fabrieksmatig proces wordt gemaakt van standaard industriële halflàbrikaten: een standaard wapeningskorf, standaard EPS bekistingdelen en standaard voorgespannen beton T · liggers. Met een proefproject is de uitvoerbaarheid aangetoond. Uit een constructieve controleberekening blijkt dat de geïndustrialiseerde funderingsbalk in geval van een fundering op staal óf een palenfundering voldoet aan sterkte · en stijfheideisen. Uit bouwkostenanalyse blijkt dat de geïndustrialiseerde onderbouwwijze goedkoper is dan gangbare bouwwijzen met een fundering op staal óf een palenfundering.
Figuur 1 Bekistingsysteem (gedeeltelijk) voor de ge'lndustriallseerde onderbouw tijdens het productieproces.
Trefwoorden Fundering Begane grondvloer Constructie Uitvoering Bouwkosten Probleemstelling van het afstudeerproject. Gangbare bouwwijzen voor de onderbouw (fundering+ begane grondvloer) van een woning zijn niet industrieel, inefficiënt en daardoor duur. Bij gangbare onderbouwwijzen wordt gemetseld voor de kimconstructie, relatief veel beton gebruikt en zijn veel bouwplaatsmedewerkers betrokken. Het bouwproces is sterk versnipperd en het is onduidelijk wie er verantwoordelijk is voor de onderbouw. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (zoo4) is er in de toekomst een tekort aan gediplomeerde bouwplaatsmedewerkers. Hierdoor zal er behoefte zijn aan eenvoudige arbeidsextensieve bouwwij zen. De Civil Engineering Research Foundation (V.S. 2004) stelt bovendien dat de energiekosten hoger worden vanwege schaarste aan fossiele brandstoffen als olie, gas en kolen. Hierdoor zal er behoefte zijn aan zuinigere (bouw)processen en (bouw) producten. Doelstelling van het afstudeerproject. Ontwikkelen van een eenvoudige, efficiënte en geïndustrialiseerde onderbouwwijze. De onderbouwwijze moet geschikt zijn voor woningbouw met funderingen op staal of palenfunderingen. De onderbouw moet voldoen aan sterkte - en stijfheideisen. De onderbouwwijze moet flexibel zijn ten aanzien van leidingen doorvoer en het maken van verschillende vormen van het funderingsplan. Methode van onderzoek. Om de uitvoerbaarheid van de geïndustrialiseerde onderbouwwijze te onderzoeken, is een proefproject gemaakt. Hiernaast is een constructieve controleberekening gemaakt van de geïndustrialiseerde funderingsbalk. Om inzicht te krijgen in de kostenstructuur van de geïndustrialiseerde onderbouwwijze in vergelijking met bestaande onderbouwwijzen is een bouwkostenanalyse gemaakt.
Figuur 3 Ruimtelijke weergave van de geïndustrialiseerde funderingsbalk.
Figuur 2 Geïndustrialiseerde onderbouw, situatle vlak vóór het storten van de beton mortel. De geïntegreerde klmconstructie Is geplaatst: gezette staal profielen steunen tijdelijk op het EPS bovenstuk. Na verhar· den van de betonmortel steunen de gezette staal profielen op het beton.
I»
ür .... c
c.
tD tD C'
.., c
C btton starten
:::1
c.
!.
Qj n
... c
tl bekistenlontkisten/stellen
ro ;::;.
Figuur 4 Bouwkosten vergelljklng van de geïndustrialiseerde onderbouw bij een fundering op staal.
9 Productie- en bouwproces van de geïndustrialiseerde onderbouwwljze. Het bekistingsysteem voor de onderbouwwijze wordt in een fabrieksmatig proces gemaakt van standaard industriële halffabrikaten: een standaard wapeningskorf, standaard EPS bekistingdelen en standaard voorgespannen betonnen T- liggers. Op de bouwplaats wordt het bekistingsysteem verwerkt en wordt de betonmortel voor de begane grond vloer en fundering gelijktijd ig gestort. Conclusies ten aanzien van de uitvoering, constructie en bouwkosten. Uit het proefproject blijkt de geïndustrialiseerde onderbouw maakbaar te zijn. Het bouwproces is eenvoudig en doeltreffend. De bouwtijd van de geïndustrialiseerde onderbouwwijze is waarschijnlijk korter dan bij gangbare onderbouwwij zen. Dit komt onder andere door het in één keer storten van de fundering en begane grondvloer, doordat er minder graafwerkzaamheden zijn dan bij bestaande onderbouwwijzen en doordat het bekistingsysteem in de productie fase gemaakt en direct op de bouwplaats gesteld kan worden. De geïndustrialiseerde funderingsbalk voldoet aan sterkte- en stijfheideisen bij een fundering op staal en een palenfundering. In vergelijking met gangbare onderbouwwijzen voor funderingen op staal en palenfunderingen is de geïndustrialiseerde onderbouwwijze goedkoper. Dit komt voornamelijk doordat bij de geïndustrialiseerde onderbouwwijze weinig beton wordt gebruikt en er niet gemetseld wordt (arbeidsintensief). Aanbevelingen voor verder onderzoek. De geïndustrialiseerde onderbouwwijze dient ook geschikt te zijn voor hout- , staal - en betonskeletbouw. De onderbouw detaillering dient getoetst te worden op deze bovenbouw typen. Het is raadzaam om andere manieren van stellen van het bekistingsysteem op de bouwplaats verder te ontwikkelen. Stellen
met een bokconstructie lijkt een goede oplossing. Hierbij dien t een stijve stelstaaf te worden gebruikt (bijvoorbeeld (50) om te voorkomen dat het bekistingsysteem te veel zakt bij het aanvullen van het zandpakket in de sleuf. Om een méér realistische bouwkosten vergelijking tussen onderbouwwijzen te maken is het raadzaam om 2 voorbeeld projecten met een verschillende onderbouwwijze te bouwen en te vergelijken. Er is beredeneerd dat de geïndustrialiseerde onderbouwwijze waarschijnlijk zal voldoen aan eisen ten aanzien van de isolatie. Een bouwfysische controlebereken ing van het onderbouw detail van de geïndustrialiseerde onderbouw wordt echter aanbevolen.
E.J. Brok
Ontwerp voor een nieuw kassencomplex voor de botanische tuin van Meise Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F van Herwijnen Ir. W.J.J. Huisman Ir. R. Nijsse Datum Afstuderen 22 februari 2005
.... C'D
;:::;: 0"
0
Figuur 1 Overzicht kassencomplex
Samenvatting In dit afstudeerwerk is een nieuw ontwerp gemaakt voor een kassencomplex voor de botanische tuin in Meise (België). Hierbij is een ontwerp gemaakt voor het totale complex, waarna vervolgens voor de grootste kas een constructief ontwerp is gemaakt. Er is gekozen voor een koepelconstructie, met een vrije overspanning van 50 meter, waarvan de draagstructuur is uitgevoerd met constructief glas en de dakbedekking is uitge· voerd met ETFE-kussens. Daarnaast zijn diverse details ontwor· pen, waarvan het knoopdetail de belangrijkste is.
c
::E
A'
c
:::J
0.. C'D
Trefwoorden Plantenkas Koepel Glasconstructie ETFE Constructief ontwerp
ro
Verspreid over de wereld zijn er tal van botanische tuinen, ieder met een eigen karakter. Opvallend is dat in de meeste tuinen met kasbehoevende planten weinig aandacht en geld besteed wordt aan hun onderkomen, terwijl dit juist een opwaardering kan zijn voor het park. Daarnaast is de bouwstijl van de plantenkassen veelal stereotiep en is de transparantie vaak lang niet optimaal. De nationale plantentuin van België (Meise, nabij Brussel) is tot op heden één van de grootste botanische tuinen van de wereld. De tuin heeft een uitgebreid assortiment uitheemse bomen- en plantensoorten verdeeld over 5000 m2 kasoppervlak. De huidige kassen stammen uit de jaren '50 van de vorige eeuw en verkeren in slechte staat. Geïnspireerd door kassencomplexen als het "Eden project" en de "national botanie garden of Wales", welke dankzij de spectaculaire ontwerpen grote bezoekersaantallen trekken, is besloten een eigentijds en innovatief ontwerp neer te zetten. Het bijzondere karakter van het ontwerp komt tot stand door toepassing van bijzondere constructiematerialen, waaronder kartonnen kolommen en een glazen kasconstructie, voorzien van een ETFE-kussendak. Per klimaat wordt een kas gerealiseerd in de vorm een koepel. De grootste koepel heeft een doorsnede van 50 meter en de kleinste koepel een doorsnede van 20 meter. De positionering van de in totaal vijf verschillende kassen is zo tot stand gebracht dat geen van de kassen een andere kas, gedurende iedere dag van het jaar en ieder uur van de dag, daglicht ontneemt. De verschillende kassen worden middels een gang met elkaar verbonden, welke vervolgens aansluit op het entreegebouw, waarin zich naast de entree, een informatiecentrum en een eetcafé bevinden. Getracht is het gebouw en de gangen zo te ontwerpen dat de bezoekers zich er op hun gemak voelen, ondanks de grootschaligheid van het complex. Het resultaat van het totaalontwerp is weergegeven in figuur r.
Figuur 2 Vooraanzicht kas
Figuur 4 Dakraam Ql
ür c
..
Q. ft) ft)
er
c
:I Q.
~
ru'
("\
c
;n
;:::;:
Figuur 3 Knoopdetail
Figuur 5 Nooduitgang
De toegang tot de kassen vindt plaats onder maaiveldniveau om zo min mogelijk de structuur en de vorm van de kassen aan te tasten. Om een goede toegang te verkrijgen (o.a. voor mindervaliden) tot de kassen zijn de gangen en het entreegebouw in zijn geheel onder maaiveldniveau gebracht, wat eenvoudig te realiseren was omdat het kavel reeds verhoogd ligt.
schappen. De kussens worden middels aluminium extrusieprofielen aan de glazen balken bevestigd.
De constructie van de kassen bestaat geheel uit glazen balken. De keuze voor glas is voornamelijk gebaseerd op de behoefte aan transparantie en kan , door middel van het realiseren van de grootste vrije overspanning ter wereld met glas constructief materiaal voor de draagstructuur, de strijd aan met bijzondere projecten als het Eden project. Voor het bepalen van de uiteindelijke koepelgeometrie is een uitgebreide studie gemaakt naar de verschillende mogelijkheden om glas constructief in te zetten. De uiteindelijk gekozen structuur bestaat uit gesegmenteerde bogen, die elk onder een andere hoek staan. Uiteindelijk resulteren twee waaiers van bogen, die loodrecht ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, in een structuur van variërende vierhoeken . De bogen geven een strakke uitstraling en de flexibiliteit van de bogen, die tot uiting komt in de vrij te bepalen onderlinge afstand, wordt gebruikt om de structuur fijner te maken waar de krachten het grootst zijn. Omdat glas zich net als beton uitstekend leent voor drukkrachten en in mindere mate voor trekkrachten is de hele koepel onder voorspanning gebracht om alle elementen permanent onder druk te houden. Tevens wordt de constructie stabieler en is minder gevoelig voor het opnemen van asymmetrische belastingen. Nadeel is de toegenomen gevoeligheid voor uitknikken van de elementen. De voornaamste argumenten om ETFE-kussens toe te passen als dakbedekking zijn de grote vrije overspanningen die er mee gerealiseerd kunnen worden, het lichte gewicht, de vormvrijheid, de goede UV-eigenschappen en de anti-adhesieve eigen-
Het glas is uiteindelijk getoetst onder diverse belastingscombinaties en bezwijksituaties, waarbij wordt aangetoond dat een glaskoepel met een overspanning van so meter theoretisch haalbaar is. Een belangrijk onderdeel van glasconstructies zijn de details. Waar bij de meeste constructies de details pas in een laat stadium ontworpen worden is het voor glas van belang dat dit van het begin af aan wordt meegenomen. Dit is een gevolg van de hoge eisen die aan het detail gesteld worden in verband met de constructieve werking, het voorkomen van ongewenste krachten en piekspanningen, de vervangbaarheid van het element en niet geheel onbelangrijk de esthetische uitstraling. Het belangrijkste detail in dit ontwerp is het knoopdetail van de koepelstructuur. Hieraan worden hoge eisen gesteld met betrekking tot de gewenste krachtswerking. maar ook de esthetische kwaLiteit is zeer belangrijk, omdat het een veel voorkomend en dus beeldbepalend element is. Het uiteindelijke knoopdetail is weergegeven in figuur 3· Ook de ingrepen in de structuur als gevolg van het noodzakelijke dakraam (figuur 4). de nooduitgangen (figuur 5) en de aansluiting op het maaiveld vergen veel aandacht. zodat bij de gewenste uitstraling van de koepel ook aan de functionele eisen kan worden voldaan. Het uiteindelijke resultaat is een bijzonder kassencomplex, bestaande uit vijf koepels. waarbij de tot nu toe grootste overspanning met gebruikmaking van het constructiemateriaal glas wordt gerealiseerd.
!I
J.H.W. Derksen
Constructief ontwerp Arnhem CS Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. R. Blok Arch. A.J.M. Walraven Datum afstuderen 25 januari 2005 Samenvatting Het centraal station in Arnhem wordt in het kader van de komst van de HSL uitgebreid met een vierde perron en extra sporen. Deze uitbreiding is aanleiding om het gehele stationsgebied opnieuw te ontwikkelen. Het centrale element in deze ontwikkeling is de bouw van een nieuwe stationshal. Hiervoor is een stationshal ontworpen die boven de sporen gebouwd wordt. Hiervoor is een ontwerp gemaakt waarin de integratie tussen stedebouwkundige, architectonische, constructieve en uitvoeringstechnische aspecten een belangrijke rol heeft gespeeld. Dit ontwerp is daarna constructief verder uitgewerkt.
g c
~
§ ~
12
Afbeelding 1, Uitgangssituatie
Trefwoorden Constructief ontwerp Stationsgebouw Betonconstructies Voorgespannen beton Prefab
Afbeelding 2 Stedebouwkundig ontwerp
Het centraal station in Arnhem wordt in het kader van de komst van de HSL uitgebreid met een vierde perron en extra sporen. Deze uitbreiding is aanleiding om het gehele stationsgebied opnieuw te ontwikkelen. Het centrale element in deze ontwikke· ling is de bouw van een nieuwe stationshal. Hiervoor is een stationshal ontworpen die boven de sporen gebouwd wordt. Hiervoor is een ontwerp gemaakt waarin de integratie tussen stedebouwkundige, architectonische, constructieve en uitvoeringstechnische aspecten een belangrijke rol heeft gespeeld. Dit ontwerp is daarna constructief verder uitgewerkt. De situatie (zie afbeelding r) kenmerkt zich door een groot verval in hoogte. Daarnaast vormt het spoortalud een barriere tussen het centrum aan de zuidzijde en de woonwijken aan de noordzijde. Daarnaast kent het spoortalud een hoekverdraaiing, waardoor de ligging van de perrons een verschuiving in noordwestelijke richting kent. Belangrijke aandachtspunten in het stedebouwkundig ontwerp zijn het overwinnen van het hoogteverschil, en het verbeteren van de relatie tussen de gebieden ten noorden en ten zuiden van de sporen. Daarnaast wordt de aansluiting gezocht met het bestaande stedelijk weefsel. Het stedebouwkundig ontwerp is georganiseerd rond drie belangrijke routes/zichtlijnen (zie afbeelding 2). Hierdoor ontstaat er een driehoekig gebied. Hierbinnen worden het stationsplein en de loopbrug over de sporen gepland. Deze loop]:>rug verbind het centrum met de woonwijken in Arnhem Noord. Om het hoogteverschil te overwinnen worden brede trappen ('Spaanse trappen') als onderdeel van de openbare ruimte opgenomen. Belangrijke aandachtspunten bij het architectonisch ontwerp zijn de integratie van de constructie in het ontwerp. De routing door het gebouw, waardoor de afwikkeling van verkeerstromen soepel verloopt. Daarnaast zijn. transparantie en daglichtben ut-
Afbeelding 3 Stationsgebouw
Afbeelding 5 Constructie Dl
...
UI c c
.. ID ID
c
c
= c
~
..., CJ
n
c
,..., (!)
;::; 0 0
c
~
;><
c
::J
c
(!)
Afbeelding 4 Plattegrond
ting in de stationshal zeer belangrijk in verband met veiligheid en bruikbaarheid. Voor het constructieve ontwerp geldt dat de constructie een integraal onderdeel van het architectonisch ontwerp moet zijn. Daarnaast wordt bij het ontwerp van de constructie rekening gehouden met de aspecten die te maken hebben met een prefabbouwwij ze. De locatie in het centrum en het feit dat het station in gebruik dient te blijven tijdens de bouw nodigen uit om een prefab bouwwijze te bekijken. Het stationsgebouw (zie afbeelding 3) is opgebouwd uit twee onderdelen. Een driehoekige loopbrug die als een groot (stations)plein dwars door de stationshal loopt. Deze loopbrug vormt de toegang tot de stationshal en verbindt Arnhem Noord met het centrum. Het tweede onderdeel is de paralellogramvormige stationshal. De stationshal doet ook dienst als perronoverkapping. Ter plaatse van de kruising tussen de loopbrug en de stationshalloopt de constructie van de stationshal gewoon als een open structuur door de openbare ruimte, waardoor er een overgangsgebied tussen de stationshal en het stationsplein wordt gecreeerd. Het ontwerp va n de stationshal is gebaseerd op de functie van de stationshal als verkeersknooppunt. De plattegrond van de stationshal (zie afbeelding 4) is in drie zones verdeeld door de loopbruggen die de perrons verbinden. Aan deze loopbruggen zijn de roltrappen naar de perrons verbonden. In de twee buitenste delen komen functie units voor commerciele doeleinden. Deze zijn flexibel en vrij indeelbaar, waardoor deze eenvoudig kunnen worden aangepast aan de eisen van de huurders. In het middelste deel worden grote vides toegepast om daglicht op perron te krijgen. Ook de ruimtes tussen de fun ctie units worden open gela ten. Hierdoor wordt de daglichttoetreding op de perrons gegarandeerd en is e r sprake van een sterke visuele relatie tussen de perrons en de stationshal. Midden in het overgangsgebied tussen de stationshal en de loopbrug worden de NS-functies geconcentreerd in een centrale unit.
13 De hoofddraagconstructie bestaat uit 12 rijen van 4 portalen, waartussen 3 overspanningen worden gemaakt (zie afbeelding 5). De portalen zijn 2 scharnierspanten met scharnieren aan de voet. Aan de portalen worden uitkragende armen bevestigd, waardoor de overspanningen voor de vloer en dakliggers enigzins verkort kunnen worden. De overspanningen zijn allemaal verschillend van lengte. Om toch voor alle liggers dezelfde profielafmetingen toe te kunnen passen wordt voor de grootste overspanningen voorspanning in de liggers aangebracht. De stabiliteit van de constructie wordt in langsrichting verzorgd door de gekoppelde 2 scharnierspanten. In dwarsrichting wordt de stabiliteit verzorgt door de voet van de spanten in te klemmen. In de vormgeving van de constructie is het krachtenverloop terug te zien. Vanwege de prefabbouwijze is er sprake van een grote mate van repetitie van elementen. Daarnaast is er rekening gehouden met de eisen aan transportafmetingen en zijn de elementen beperkt in afmeting. De toevoeging van het vierde perron en de keuze voor het bouwen van een station boven de sporen maken het mogelijk de bouw zo te faseren dat de huidige capaciteit van het station gedurende het gehele bouwproces beschikbaar is.
Ing. F.C.J.van Dongen
De Herbestemming van het AaBe complex Van textielfabriek naar tuinwinkelcentrum Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Ir. J.P.M. Swagten Ir. M. Willeros ).A.C. Hofman Datum afstuderen 22
februari
Afbeelding 1 Bufferzone
2005
Samenvatting
Het AaBe complex is een oude textielfàbriek welke is gelegen in Tilburg. Karakteristiek voor dit monument is de fabrieksstraat als intermediair element tussen de grote productiehallen met sheddaken. Het gebied krijgt als nieuwe functie een tuinwinkelcentrum, gecombineerd met thematuinen en woningbouw. Hiervoor is een stedenbouwkundig plan gemaakt dat is georiënteerd op de fabrieksstraat als hoofdwinkelstraat In de productie· hallen worden winkels ondergebracht middels het concept van open ruimten voor detailhandel en gesloten ruimten voor grote· re winkels. Hierdoor krijgt het een relatie met zijn omgeving en worden de kwaliteiten van de productiehallen behouden . Dit is versterkt in de materialisering door het gebruik van geperforeer· de stalen elementen. Afbeelding 2 Concept open gesloten ruimte
Trefwoorden
'4
Tuinwinkelcentrum Fabrieksstraat Sheddaken Open en gesloten ruimten Luchtdoos
De AaBe fabriek en omgeving
De AaBe fabriek is gelegen in Tilburg. De locatie wordt het Fabriekskwartier genoemd en ligt aan de Plushaven en de Ringbaan Zuid. De bestaande bebouwing maakt de fabriek slecht zichtbaar en slecht bereikbaar vanaf deze Piushaven en de Ringbaan. Ook sluit de bebouwing niet aan op de Ringbaan Zuid. Het grootste gedeelte van de AaBe fabriek is gebouwd in 1930 en 1941. Karakteristiek zijn de grote open productiehallen met sheddaken, de monumentale gevels en typologie met een fabrieksstraat als intermediair element tussen de productiehalten. Uitbreidingen in het verleden werden middels verlenging van en aanpluggen aan deze fabrieksstraat gerealiseerd. Probleem en doelstelling
De probleemstelling: Op welke manier kan het AaBe complex worden herbestemd, met behoud van het karakter, en hoe kan dit ontwerp een positieve impuls voor het hele gebied afgeven? De doelstelling: Middels een ontwerp voor het AaBe complex en een stedenbouwkundig plan voor de Plushaven het gebouw herbestemmen, met behoud van het oorspronkelijke karakter, en opwaardering van het gebied. Nieuwe functie tuinwinkelcentrum
De nieuwe functie van het fabriekskwartier wordt een tuinwinkelcentrum in combinatie met woningen en thema-tuinen. Met deze twee hoofdfuncties kunnen we mensen van buiten de stad naar de stad trekken, naar een functie die niet concurreert met het stadscentrum. Wat een tuinwinkelcentrum betekent voor de locatie en waaraan het moet voldoen is onderzocht middels het bestuderen van referenties, een gesprek met TCN property projects, en het lezen van het boek site planning van K.Lynch. Stedenbouwkundig plan
Er is een stedenbouwkundig plan gemaakt omdat de monumentale fabriek verborgen ligt op de locatie en de architectonische waarde van de omliggende bebouwing niet groot is. De steden· bouwkundige opgaven waren; Hoe maak ik de fabriek zichtbaa r en bereikbaar van de Piushaven en de Ringbaan? Hoe creëer ik
Afbeelding 3 Fabrieksstraat bestaand
Afbeelding s Open ruimte I»
u; .... c a
11) 11)
...c
c
:::1
a
!
;:;;
n
c:
..... (!)
;::;
0' 0
c: ~
7<
c:
:::J
a(!) Afbeelding 4 Fabrieksstraat nieuw
Afbeelding 6 Stedenbouwkundig plan
een goed functionerend tuinwinkelcentrum waar XIOOO mensen per jaar zich verplaatsen) Hoe wordt de monumentale fabriek met zijn kwaliteiten hier ingepast)
sen de kolommen de wanden open te breken tot 2,5 meter hoogte en te ondersteunen middels een portaal. Hiermee blijft de strenge ritmiek en e rvaring van deze lineaire ruimte behouden.
De basis voor een tuinwinkelcentrum is de situering van de publiekstrekkers aan de uiteinden van de winkelstraat volgens het Haltermodel, een korte loopafstand tussen de winkels en de parking, een heldere winkelstraat opzet en het niet kruisen van de verschillende verkeerslijnen op de locatie, zoals bevoorradingsroute, autoroute en voetgangersrou te. Door de verschillende verkeerslijnen en functies onder te brengen in niveaus zullen gevaarlijke situaties en logistieke problemen vermeden worden. De fabrieksstraat blijft het intermediaire element als hoofdwinkelstraat Uitbreidingen zullen aangeplugd worden aan dit element. Middels zichtlijnen wordt de fabriek zichtbaar vanaf de Ringbaan en Piushaven. De bouwblokken worden evenwijdig aan deze zichtlijnen gesitueerd op niveau 2+ . De winkels zullen zich bevinden op niveau I in de productiehallen, met uitbreidingen richting de Piushaven. Het parkeren zal op niveau -I zijn. Daardoor zijn de verkeerslijn auto's gescheiden van voetgangers en is er toch een korte loopafstand is tussen parking en winkelstraat. De entree is gesitueerd aan de Ringbaan tussen de thema-tuinen, die een interactie tussen de winkelbezoekers en tuinbezoekers moeten creëren.
Technische uitwerking De buitengevels van de fabriek worden geïsoleerd in plaats van dat de ruimten in de fabriek individueel geïsoleerd worden. De reden hiervan is dat deze ruimten dan niet individueel voorzien moeten worden van installaties, de ruimten toch allemaal dezelfde temperatuur behoeven en dit meer keuzevrijheid geeft ten aanzien van het winkelscheidend materiaal. Het dak en de vloer zullen worden voorzien van extra isolatiemateriaal en de gevels krijgen een spouw van 8m breed. Deze bufferzone zal functioneel benut worden voor de verkoop van buiten planten, de koudebruggen minimaliseren en ervoor zorgen dat de monumentale gevels niet aangetast hoeven worden. Ten aanzien van de materiaalkeuze voor de winkelscheiding heeft het concept van open en gesloten ruimten zich vertaald in een semi- transparant materiaal. Hiermee ervaart de bezoeker dat hij zich in een afgesloten ruimte bevindt die toch onderdeel is van de grote productiehal. Omdat het materiaal voldoende sterk moet zijn is gekozen voor een geperforeerde gezette staalplaat. Bij de toepassing van dit materiaal worden de eigenschappen van het materiaal benut. Het zetten maakt de platen sterker waardoor ze constructief benut kunnen worden. De afwerking en constructie van de wand is hierdoor één element.
Architectonisch ontwerp Uitgangspunt voor het ontwerp is het behouden van de kwaliteiten van het AaBe complex wanneer de fabrieksstraat hoofdwinkelstraat wordt en er in de productiehallen winkels gesitueerd worden. In de productiehallen worden twee typen ruimten geplaatst, gesitueerd aan de fabrieksstraat en onder de staalconstructie met sheddaken. Open ruimten, in het verlengde van de stedenbouwkundige zichtlijnen en gesloten ruimten in het verlengde van de woonblokken. Om deze open en gesloten ruimte functioneel te maken worden er enerzijds 'luchtdozen' in de gesloten ruimte en massieve dozen in de open ruimte geplaatst. De fabrieksstraat wordt toegankelijker en breder gemaakt door tus-
Conclusie De nieuwe functie van tuinwinkelcentrum gaf logistieke problemen waardoor er een stedenbouwkundig plan gemaakt moest worden voor zijn directe omgeving. Middels het principe van het creëren van ruimten in een ruimte zijn de kwaliteiten van de hele ruimte behouden en is hij toch functioneel gemaakt. Door geperforeerde staalplaten te zetten kon de afWerking en constructie van de winkelwanden één element zijn.
IS
Ing. E.B.M. van Ham & Ing. M.L.W. Mulders
Recreatie ontmaskerd Onderzoek naar de ruimtelijke kenmerken van de recreatie in Midden-Brabant en het ontwikkelen van een strategie voor recreatieve toevoegingen Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ir. O.T.J. Devisch Ir. M. Honselaar Datum afstuderen 25
januari
2005
111
ii!' .... c
c..
ID
..,ID
cc
::I
c..
!!. iiJ' n
c
ID ;::;: c-
o c
:E
7<"
c
::J
0..
r6
Samenvatting
Probleemveld
Binnen de problematiek van de nevelstad is, voor een gekozen territorium van tien bij vijftien kilometer, een methode ontwikkeld die aangeeft hoe er met de nevelstad-conditie omgegaan dient te worden. Dit heeft geresulteerd in een catalogus over het territorium en de daarin gelegen recreatie. Door middel van een ontwerpvoorstel wordt getoond hoe er met het territorium omgegaan dient te worden en door het toevoegen van nieuwe recreatieve voorzieningen wordt aangegeven dat de catalogus toepasbaar is.
Nog niet eens zo lang geleden was het begrip 'stad' duidelijk aan een punt gebonden. Een stad had een duidelijk centrum en een stadsrand, alles voorbij deze rand heette het platteland. Langzamerhand is deze driedeling echter aan het verwateren. Grote delen van Noordwest-Europa, van de Randstad en de Vlaamse Ruit in de lage landen tot de Veneto in Noord-Italië en het Ruhrgebied in Duitsland , geven op satellietfoto's hetzelfde beeld. Uitgestrekte gebieden lijken egaal beneveld met almaar uitdijende bebouwing. Dit 'stedelijk veld' wordt aangeduid met 'nevelstad', een term die aangeeft dat het gaat om het fenomeen 'voorbij suburbanisatie'. Onder invloed van een bijna grenzeloze (auto)mobiliteit heeft het patroon van suburbanisatie in cirkels rond. de stad plaatsgemaakt voor een stad die, als in een nevel, overal aanwezig is, terwijl vrijwel nergens sprake is van een echt centrum. Zowel in de oude stadsharten als in boerenschuren zijn tegenwoordig stedelijke voorzieningen te vinden. Er wordt door onderzoekers intensief op zoek gegaan naar methoden om de sociaal-ruimtelijke patronen van de nevelstad te beschrijven en te verklaren. Nevelstad is tot op heden vooral een beschrijvende metafoor geweest. In dit afstudeeronderzoek wordt echter het normatieve element behandeld: hoe moet er met de nevelstad-conditie worden omgegaan?
Trefwoorden
Nevelstad Recreatie Midden-Brabant Catalogus kwaliteiten
Doelstelling
De doelstelling van het afstudeeronderzoek is drieledig: Het eerste doel is om het gekozen territorium van tien bij vijftien kilometer te doorgronden en in de vingers te krijgen, door middels van een methode die verder gaat. Een method e die het territorium van binnenuit toont en die bewegingen en verborgen relaties binnen het territorium aan het licht brengt. Het tweede doel is om vanuit de analyse een methode te ontwikkelen die aangeeft op welke wijze het beste met het territorium omgegaan kan worden en hoe het territorium zich in de toekomst het beste kan ontwikkelen. Het derde doel van dit afstudeeronderzoek is het maken van een ontwerpvoorsteL Met dit voorstel wordt aangegeven hoe het territorium of een deel van het territorium eruit komt te zien na toepassing van de ontwikkelde method e. Bij de eerste blik op het territorium valt m eteen het vele groen en de vele recreatie die er aanwezig is, op. Uit de inventarisatie en analyse van het territorium kwam naar voren dat het gebied drie belangrijke kwaliteiten bezit. De eerste is het groene karakter en heeft betrekking op het territorium. De tweede is de verborgenheid en deze slaat op de recreatieve voorzieningen. De recreatie kan verborgen zitten in het groen of in bestaande bebouwing. En de derde is contrasten en deze is zowel in het territorium als in de recreatie waar te nemen. Deze kwaliteiten vormen de basis voor verdere ontwikkelingen. In de toekomst zal de vraag naar ruimte voor nieuwe recreatieve voorzieningen blijven groeien. Om te bepalen op welke manier nieuwe voorzieningen kunnen worden toegevoegd , is een analyse gemaakt van het territorium en de aanwezige recreatie.
Methode
Deze analyse heeft geresulteerd in een catalogus. In de catalogus wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de recreatie en bestaat uit vier delen. In het eerste deel worden kwaliteiten van het territorium besproken. In het tweede deel komen de verschillende deelgebieden met hun kwaliteiten en diskwaliteiten aan bod. Vervolgens komen in het derde deel de recreatieve voorzieningen ter sprake en in het laatste deel wordt ingegaan op de efemere (tijdelijke) recreatie die plaatsvindt in het territo· rium. Uit de catalogus blijkt dat de locatie van de vrijetijdsvoorzienin· gen niet zo willekeurig is als het lijkt. Iedere voorziening of activiteit stelt bepaalde eisen aan de omgeving en is afhankelijk van de aanwezigheid van andere voorzieningen. Wanneer aandachtiger gekeken wordt naar de structuur binnen de recreatieve voorzieningen, dan kan een bepaalde logica ontdekt worden. Opvallend is dat de voorzieningen zich bevinden aan de rand van een stedelijk gebied of van een bosgebied. Zijn ze niet gelegen in zo'n rand dan zijn ze gelegen in een bebouwingslint. De stadsranden, bebouwingslinten en bosranden vormen de ruimtelijke condities waarbinnen recreatieve voorzieningen zich vestigen. Hierdoor is er sprake van een schijnbaar willekeurige verspreiding van de recreatieve voorzieningen. Ontwerpvoorstel
Een nieuwe vrijetijdsvoorziening heeft behoorlijk wat eisen, waardoor de komst van een nieuwe functie afhankelijk is van verschillende aspecten. De logica die aanwezig is in het territorium zal voortgezet worden met behoud van de kwaliteiten. Op deze manier zal het territorium verder kunnen ontwikkelen in dezelfde lijn. Hierdoor zullen weinig problemen ontstaan bij de komst van nieuwe voorzieningen. Van iedere ruimtelijke conditie is er één gekozen om op in te zoomen en een ontwerpvoorstel te maken om te bepalen hoe er mee omgegaan dient te worden. In de stadsrand is het ontwerp gebaseerd op 'zien-en-gezien-worden'. In het bebouwingslint gaat het om de ervaring van de openheid en bij de bosrand is de beleving van de bosrand het uitgangspunt voor het ontwerp. Voor alle drie de ruimtelijke condities geldt dat als nieuwe functies door middel van de plaatsingstechnieken buffer, symbiose of decor worden toegevoegd de kwaliteiten van de ruimtelijke conditie behouden blijven. Bij buffer wordt de recreatieve functie omsloten door een buffer waardoor de voorziening verborgen blijft. Bij symbiose gaat de functie op in de omgeving en past daardoor in het straatbeeld. Bij decor gebruikt de recreatieve functie de omgeving als decor. Voor de architectonische kwaliteit van de recreatieve voorziening gelden twee harmonieregels: het gebouw kan geïntegreerd worden in harmonie of het kan in contrast worden geplaatst. In de drie gekozen ruimtelijke condities zijn recreatieve voorzieningen toegevoegd ter iiJustratie van de catalogus en om te laten zien dat de methode het doel heiligt.
c
c
c ::! c
" c
ct
r:
K Hazenberg
Koeling met lange termijn energieopslagsystemen Inzicht In het dynamische gedrag bij knelpunten met koeling Afstudeerrichting Installatietechniek Afstudeercommissie Prof. ir. P.G.S. Rutten Ir. A.W.M. van Schijndel Ir. P.A.L. Stoelinga Datum afstuderen februari 2005
22 111
ia: c: c.. tD tD
....
C"
c:
:::1
c..
~
<;;' c
(")
r8
Samenvatting LTEO-systemen functioneren regelmatig niet naar behoren doordat men vaak niet weet hoe het systeem zich in de tijd zal gedragen. Door dit gebrek aan inzicht kan men verkeerde ontwerpkeuzes maken en heeft men vaak moeite met het oplossen van de problemen die bij het functioneren van LTEO-systemen kunnen ontstaan. Het afstudeeronderzoek richt zich op een bestaande installatie die slecht functioneert. Een simulatiemodel wordt gebruikt om inzicht te krijgen in het functioneren van de installatie bij de verschillende knelpunten. Aan de hand van het verkregen inzicht worden er oplossingen voor de knelpunten aangedragen. Deze oplossingen worden geëvalueerd met het simulatiemodel.
In Nederland is er gedurende een jaar voldoende aanbod van koude om in de vraag naar koude te kunnen voorzien. Het tijdstip van aanbod van koude valt echter niet samen met het tijdstip van vraag naar koude. In de winter is er aanbod van koude terwijl er overwegend vraag naar warmte is en in de zomer is er aanbod van warmte terwijl er vraag naar koude is. LTEO-systemen maken het mogelijk om vraag en aanbod in de tijd bij elkaar te brengen. LTEO staat voor Lange Termijn Energie Opslag in de bodem. Koude en warmte worden bij LTEO-systemen voor een lange periode in een aquifer in de bodem opgeslagen. Het grondwater in de aquifer dient als opslag- en transportmedium voor koude en warmte. LTEO-systemen kunnen gebouwen zeer efficiënt van koude en warmte voorzien.
Trefwoorden Koudeopslag Aquifer Deellast Temperatuurtraject Simulatie
Er is in dit afstudeeronderzoek een bestaand LTEO-systeem onderzocht dat in het verleden niet optimaal gefunctioneerd heeft. Het systeem bestaat uit een koude en een warme bron, een platenwarmtewisselaar die het grondwatersysteem van het bovengrondse systeem scheidt en een bovengronds systeem. Het bovengrondse systeem bestaat uit twee volledig identieke luchtbehandelingskasten met twee identieke LTEO-batterijen en er is in het bovengrondse systeem een voorziening die de waterzijdige aanvoertemperatuur naar de batterijen kan verhogen bij zeer lage buitentemperaturen. In de zomer wordt het LTEO-systeem gebruikt om de ventilatielucht te koelen en in de winter wordt er koude geladen. Voor dit afstudeeronderzoek is de volgende probleemstelling geformuleerd: LTEO-systemen functioneren regelmatig niet naar behoren door een gebrek aan inzicht in het dynamische gedrag van het systeem. Door dit gebrek aan inzicht kan men verkeerde ontwerpkeuzes maken en heeft men vaak moeite met het oplossen van problemen die bij het functioneren van LTEO-systemen kunnen ontstaan. Het bestaande LTEO-systeem in dit onderzoek is op de volgende knelpunten onderzocht: Het opstarten van een LTEO-systeem voor koeling Een koudevraag die kleiner is dan het minimale debiet van de bronpomp Te klein temperatuurtraject Het LTEO-systeem is gemodelleerd in MatlabfSimulink. Met het simulatiemodel is er onderzocht waarom het systeem niet optimaal gefunctioneerd heeft en op welke wijze het systeem beter zou kunnen functioneren. Tijdens het afstudeeronderzoek is de capaciteitsregeling van de LTEO-batterijen al aangepast. In de oude situatie werd er een mengregeling gebruikt. Deze mengregeling is vervangen door een tweewegregeling. De oude situatie is aan de hand van simulaties vergeleken met de huidige situatie (tweewegregeling) en er zijn enkele verbetervoorstellen gedaan die geëvalueerd zijn aan de hand van simulaties.
Voor de simulaties zijn drie dagen uit het referentiejaar 1964 uitgekozen. Een zomerdag, een winterdag en een dag in het voorjaar. Op deze drie dagen zijn de oude en de huidige situatie met elkaar vergeleken. Daarnaast zijn er voor de dag in het voor· jaar nog enkele verbetervoorstellen geëvalueerd aangezien de problemen in de huidige situatie niet opgelost zijn. Er is ook een energiebalansberekening uitgevoerd voor het referentiejaar 1964 om te kijken of er voldoende koude geladen kan worden om in de vraag naar koude te kunnen voorzien. Het afstudeeronderzoek heeft de volgende conclusies opgeleverd: 1) Er waren in het verleden een aantal zaken niet optimaal inge· steld bij het LTEO-systeem dat in dit rapport bes proken wordt. Deze zaken hebben een negatieve invloed gehad op het func· ticneren van de installatie en zijn allen bijgesteld. 2) Het aanpassen van de capaciteitsregeling van de LTEO-batterijen van een mengregeling naar een tweewegregeling is, mits goed uitgevoerd, al een hele verbetering ten opzichte van de oude situatie. In de zomer wordt het temperatuurtraject ver· beterd en in de winter kan er aanzienlijk meer koude geladen worden. 3) Bij buitentemperaturen in het gebied tussen 15 'C en 20 'C kunnen er in de huidige situatie nog steeds comfortproble· men optreden. De hoeveelheid water over de LT.EO-batterijen kan onvoldoende verminderd worden waardoor de ventilatielucht te veel afgekoeld wordt. De massastroom water wordt op dit moment aan de onderzijde begrensd om altijd een turbulente stroming te houden ter voorkoming van bevriezing van de batterijen. De begrenzing die op dit moment gehanteerd wordt is overbodig. Het is aan te raden om de begrenzing voor de minimale massastroom te verlagen naar 2 ,1 kgjs per batterij. Deze massastroom is net voldoende om de koude bron in werking te laten treden. Het verschil tussen de gerealiseerde waarde en de gewenste waarde voor de inblaas· temperatuur van de ventilatielucht wordt bij een verlaging van de begrenzing fors verminderd. 4) Men zou de massastroom water nog meer kunnen verlagen om uiteindelijk de gewenste temperatuur voor de ventilatielucht te kunnen bereiken. De lagere massastroom kan men realiseren door een buffervat in de bovengrondse installatie op te nemen en de begrenzing voor een minimale massastroom over de batterijen te laten vervallen. Wanneer er voor beide LTEO-batterijen een kleinere massastroom nodig is dan de bronpomp leveren kan, blijft de bronpomp op de laagste stand draaien en wordt het overtollige koude water opgeslagen in de buffer. Zodra de buffer vol is, wordt de bronpomp uitgeschakeld en worden de LTEO-batterijen vanuit de buffer van koud water voorzien. Als de buffer leeg is, wordt de bronpomp weer ingeschakeld en begint het proces van voor af aan. Vit de simulaties blijkt dat de temperatuur van de ventilatielucht op deze manier wel op de gewenste temperatuur gebracht kan worden bij buitentemperaturen tussen 15 'C e n 20 'C. Er wordt ook minder water uit de koude bron onttrokken.
5) Uit de resultaten van de simulaties en de ervaringen met de bestaande installatie blijkt dat men bij het opstarten van de koeling binnen enkele minuten over koeling kan beschikken. Er is dus geen sprake van het traag op gang komen van de koeling. 6) Uit de energiebalansberekening met het referentiejaar 1964 is naar voren gekomen dat er gedurende bedrijfstijd envoidoen de koude geladen kan worden om in de koudevraag te kunnen voorzien. Wanneer er ook buiten bedrijfstijd koude geladen wordt, kan er meer dan voldoende koude geladen worden. De installatie biedt de mogelijkheid om buiten bedrijfstijd koude te laden, maar deze mogelijkheid wordt waarschijnlijk niet gebruikt. Het is aan te raden om het laden van koude te automatiseren zodat elke mogelijkheid voor het laden van koude benut wordt. 7) Men kan beter stoppen met het verhogen van de waterzijdige aanvoertemperatu.ren bij zeer lage buitentemperaturen. Het verhogen van de aanvoertemperatuur biedt geen betere beveiliging tegen bevriezing van de batterijen en er kan minder koude geladen worden
L.C.M. van den Hoek
Glass + housing -> landscape Towards a new ecology of the landscape Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissle: Prof. dr. ir. B.E.J . de Meulder Ir. O.T.J. Devisch Ir. M. Honselaar Datum afstuderen februari 2005
22
Samenvatting In dit onderzoek is een nieuwe ruimtelijke omgang gezocht met het verstedelijkt territorium. In een deel van de Nederlandse Randstad, met een zeer hoge ruimtelijke druk, is een verouder· de glastuinbouwlocatie verkend en ontrafeld. De aanwezige krachten zijn ingezet om dit gebied van binnenuit te muteren naar nieuwe woonmilieus. De gebiedseigen logica en regel zijn bepalend in de nieuwe omgang. Het glastuinbouwgebied transformeert geleidelijk naar een buitengewoon landschap.
o-
g
~
§ ~
Afbeelding 1 Domein, gelegen tussen Rotterdam en Delft
Trefwoorden Nevelstad Glastuinbouw Mutatie Wonen Logica
20
Aanlelding Eeuwenlang konden steden beschouwd worden als compacte, scherp gedefinieerde collectieve orde, gelegen in het open en lege landschap. Ons ruimtelijk besef wordt nog steeds beheerst door deze klassieke tegenstelling van stad versus land. De werkelijkheid toont echter in een toenemend aantal gebieden, een heel ander beeld . Een ongebreidelde verstedelijking spreidt zich als een olievlek uit over het territorium. Aangestuwd door aan· houdende suburbanisering, infrastructurele ontwikkelingen en het transformatieproces van het traditionele rurale landschap, lijkt een stedelijkheid zonder stad, overal in het territorium op te kunnen duiken. Er is nog geen duidelijk inzicht op deze afwij· kende ruimtelijke condities en het ontbreekt zodoende aan een passende omgangsvorm, wat nog versterkt wordt door de negatieve houding ten aanzien van dit fenomeen. Het afstudeeratelier Nevelstad vertrekt vanuit de bovenstaande constatering en richt het onderzoeksveld op het blootleggen van de huidige nlimtelijke conditie van het territorium. Door middel van een hernieuwd e kijk op het territorium, wordt enerzijds getracht de achtergronden en de heersende ruimtelijke vertaling te beschrijven en te begrijpen. Anderzijds is het doel een nieuwe benadering te vinden die uitgaat van de positieve krachten die deze ruimteHjke condities ongetwijfeld in zich dragen. Als deelnemer van het afstudeeratelier is mijn onderzoek met de besproken doelstelling, gericht op een deel van het West· Europese territorium; een domein van 10 x 15 kilometer, gelegen in de Nederlandse Randstad. Domein In het onderzoek ligt de focus op het tussen-stedelijk gebied van de agglomeraties Rotterdam en Den Haag. In ons hoofd lijkt hier landelijke rust te heersen, de ingezette verkenning laat een heel ander beeld zien. Het is een gebied dat onder zeer hoge ruimtelijke druk staat van de nabij gelegen steden. Dit vertaalt zich in een aanhoudende ontwikkeling van infrastructurele pro·
jeeten en grootschalige woningbouw- en bedrijfslocaties. Het huidige territorium van de aanwezige dorpen, is in trek, wordt aangesneden en geconsumeerd. Dit gebied lijkt zich geheel in dienst te stellen en onder grote druk te staan van grootschalige ontwikkelingen. In veel van deze projecten lijkt de huidige identiteit van dit gebied geheel terzijde te worden geschoven. Het is namelijk onmiskenbaar het domein van de glastuinbouwbranche. De enorme uitgestrekte glastuinbouwvlaktes beheren en beheersen deze ruimte. De dominante aanwezigheid van de glastuinbouw, in een gebied dat meer en meer dicht lijkt te slibben, lijkt een onmogelijke combinatie van ontmoeting en strijd. De glastuinbouw dient zich, als belangrijke ruimtelijke speler, aan tot onderzoeksobject. Glastuinbouw De glastuinbouw blijkt zich op bijzondere wijze met dit gebied, haar bewoners en de ruimte, te hebben verweven. Ze heerst niet alleen in de ruimtelijke dimensie, door haar omvang en verschijningsvorm, maar fungeert bovendien als aanzienlijke economische motor op regionale en (inter) nationale schaaL De glastuinbouwbranche is echter in verandering. De vooraanstaande positie die ze bezit staat onder druk door toenemende internationale concurrentie en vraagt om een grootschalige vernieuwingsoperatie. Schaalvergroting moet worden toegepast om mee te kunnen komen met de stroom der ontwikkelingen. Voor een deel van de huidige glastuinbouwondernemers is dit, door ontbrekende middelen, een onmogelijke opgave. Hun huidige positie wordt aan het wankelen gebracht, zeker gezien het feit dat de bedrijven zijn gelegen in een gebied waar een zeer grote ruimtebehoefte heerst. Hypothese en Opgave In de hypothese is aangenomen dat binnen zeer korte tijd een kantelmoment wordt bereikt. Door interne en externe druk. wordt de positie van kleine bedrijven in de verouderde glastuin·
<- -) logicu 11
l andsc haps tructuur
Afbeelding
2
Glazen landschap
Afbeelding 3 Combinatie van de logica I»
...c
ül' 0..
RI
.,RI
CT
c
:::1
0..
~
ö1'
n
c
;;
;::;:
Afbeelding 4 Naar een bultengewoon landscha
bouwlocaties onhoudbaar en wordt hun bedrijfsproces beëindigd. De locaties staan feitelijk op het punt door de nabijgelegen, expanderende dorpen weggeveegd te worden. In de zoektocht naar een nieuwe ruimtelijke omgang wordt binnen de verouderde glastuinbouwlocaties gezocht naar de potentie om een nieuw type woonmilieu in zich te dragen. Nevendoelstelling is om op een geleidelijke wijze een onontkoombare negatieve wending binnen de glastuinbouw te keren en aan te zwellen tot een positieve ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij wordt de huidige ruimtelijke betekenis van het glastuinbouwgebied hoog in acht genomen en tegelijkertijd op subtiele wijze verrijkt naar een nieuw landschap. Casusgebled Eén van de glastuinbouwlocaties, die dit domein rijk is, vormde het casusgebied. Hier is de exploratie ingezet, teneinde het gebied te ontrafelen en de werkelijke inhoud, betekenis en structuur naar boven te halen. Door middel van ontleding en reconstructie is naar aanknopingspunten gezocht die het ruimtelijk potentieel van het gebied bloot hebben gelegd. Exploratie, ontrafeling en het nieuwe evenwicht Het glastuinbouwgebied is vanaf verschillende niveaus en in verschillende sferen ontwerpmatig verkend. Het gebied blijkt als zeer grote eenheid te fungeren, die voorkomt uit het grote aantal, de samenhang en de gelijksoortigheid van de glastuinbouwbedrijven. Deze bedrijven zijn gelijk van inhoud en opbouw en refereren aan de cellen in de materie die dit gebied vormt. Tegelijkertijd is deze locatie het toneel van allerhande bewegingen als sloop, nieuwbouw en uitbreiding. Het leidt tot een zeer divers beeld en een grote ruimtelijke flexibiliteit in het gebied; er heerst een dynamisch evenwicht.
De samenhang tussen de glastuinbouwbedrijven wordt gegenereerd door toepassing van twee gebiedseigen logica. Logica die voortkomen uit het optimaal kunnen functioneren van de bedrij-
ven. Ze genereren een heldere ruimtelijke opbouw die berust is op regel en een graduatie van de ruimte oplevert. Een heldere ordening van groot en klein, voor- en achterzijden karakteriseert het gebied. Het dynamisch evenwicht verschuift zich naar grootschaligheid en op kleine, voor glastuinbouw oninteressante kavels , weeft zich een nieuw element in, het woonmilieu. De glazen massa wordt van binnenuit gemuteerd, waarbij een gebiedsvreemd object volgens de gebiedseigen logica in samenhang met het bestaande wordt geïnfiltreerd. Het glas wordt in de mutatie subtiel opengebroken en vergroot hierdoor haar ruimtelijke beleving. Stapsgewijs gaat deze glastuinbouwlocatie door invoeging van de woonmilieus, die tezamen een corridorfunctie vervullen, een nieuw relatie aan met het omliggende landschap. Een buitengewoon landschap van glas en wonen neemt geleidelijk vorm aan.
2!
A. Hoogervorst
The Coolsingel Tower- from steel to concrete An alternative design for the structure of the Coolsingel Tower Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman prof. ir. F.J.M. Scheublin Ir. F.J.M. Luijten Datum afstuderen 22 februari 2005
Rgure 1 The orlginal- steel- design
Al
ur ..... c:
c..
111
...111C" c:
= c..
!. ru'
n
Samenvatting For the Coolsingel Tower, to be built in the city centre of Rotterdam, a steel structure has been designed. In this graduation project a concrete structure has been designed for this tower, with the existing architectural design as a starting point. Besides a structural elaboration, a study for the best construction methad as well as a cast comparison have been made.
c
;::;:
~· o0
c ::1: c
"' :::J 0..
ro
Trefwoorden Constructief ontwerpen Betonconstructies Hoogbouwconstructies Draagconstructies Outriggers
Rgure 2 The oiltrlgger structure
22
Introduetion There are advanced plans fora theatre complex in the city centre of Rotterdam, named the Coolsingel Complex. This complex comprises, besides a theatre, an existing bank building, a shopping mali situated around an atrium and a r86.5 metre high tower. lt is built on an underground five-storey parking garage. The tower's main structure will be made completely out of steel (figure r), because this yields a light structure. The choice fora light structure has been made because the building's settiement can only be very small. in order to avoid damage to the surrounding buildings. As the Rotterdam soil has a relatively low hearing capacity, the building weight should be kept as low as possible in order to obtain a small settiement However, acearding to the settiement calculations, the occurring long-term settiement is much smaller than the maximum allowed, so the tower's weight could be increased. In this graduation project the possibility and consequences of a concrete structure for the Coolsingel Tower have been studied. The rest of the complex has been left out of consideration. Structural variant study A variant study of structural systems has been performed in search of the best structure for the Coolsingel Tower. Structures are dimensioned on strength, stiffness and stability. For highrise buildings, stiffness usually is governing; therefore the structural varianis have been assessed on stiffness. In order to do so, assumptions have been made on the rotational stiffness of the foundation and on the si ze of the second order effect. The central care is the basis of al most all varianis reviewed in this study. The central care is present in the steel structure as well. although it is nat part of the laterallaad resisting structure. In all concrete variants, the interior sizes of the co re have remained unaltered. Since the care alone cannot provide enough bending stiffness without the use of huge walls, two acceptable values for the wall thickness have been chosen: 300 mm and 500 mm.
The tower has a high slenderness. That is why some structural systems that should in theory be adequate fora so-storey tower have turned out to be inadequate for this tower. The variant study has yielded three systems that meet the deflection demand in the two main directions, with acceptable dimensions for the structural elements: I. The central care with 500 mm thick walls, which is connected with the façade columns through eight outriggers and partial beits (figure 2). Beits usually are applied along the building perimeter to imprave the collaboration between the perimeter columns, so that the outriggers are supported by all columns. Complete beits cannot be used, but outriggers alone are nat sufficient either, so partial beits are used to give the outriggers the required support without depriving office floors of daylight. The two-storey high outriggers are placed at the service floors, at approximately I/3 and 2/3 of the building height; at each level there are two outriggers on theeast and two on the west side. In the north-south direction no extra measures are necessary; the care alone provides enough stiffness. 2. The central care, with 500 mm thick walls, in collaboration with a framed tube (figure 2). The tube consists of closely spaeed columns and deep beams located around the building perimeter and conneeled rigidly. The collaboration between the care and the tube is provided by the floors that conneet the two elements. 3- The central care, with only 300 mm thick walls, in collaboration with a framed tube that is braeed by a super structure (figure 3). This super structure consists of two beits, each running around a service floor where no daylight is required, and. well over four metre wide columns. These three variants have been compared on the following five aspects: weight, efficiency, transparency, net floor area and redundancy. The outrigger system perfarms best on almast all aspects, except for the net floor area, but the differences with the other two systems are very smal!. Therefore the outrigger structure has been chosen as the best variant.
Flgure 3 The tube structure
Flgure 5 The flnal design for the concrete tower Ql
ia' c
0.. 111 111
..,
er
c
:::1
0..
!.
c:r
n
c
,...,. (!) ,...,. 0' 0
c
::E
"
c
::l
a.
(!)
Flgure 4 The tube In combination wlth a super structure
Construction For this structure, the best construction methad has been sought. This has been done in the same way as the search for the best structure: with a variant study. The varianis have been compared on the hoist time and the Iabour that is required to build one storey. The choice of the floor type to u se has also been made based on these criteria, but three structu ral criteria have been added for this comparison: floor weight, the prese nce of beams underneath the floors and the behaviour in calamities. The assumption has bee n made that the tower ca n be built with the use of only one crane and one construction lift, in a construction cycle of one storey per week. The core is made with a climbing form, the columns are precast and for the floors the SubbieDeck floor system is used, which achieves weight reduction through the addition of hollow plastic balIs. The façade panels are fixed with the u se of hanging work platforms, which are hung on the building provided with the amount of façade panels that can be fixed from one position. When taking into account the supply of finishing materials and the removal of waste, one tower crane and one construction lift prove to be sufficient for the construction of the entire tower, with a construction cycle of one storey per week. Structural detailing The main structure has been checked for strength and stability; the governing elements have been detailed. In addition, measures have been taken to ensure that the structure re mains intact when a floor or column fails. The foundation's long-term settiement has been determined with a rough hand calculation, as a detailed calculation would be too elaborate for this project. The settiement slightly exceeds the settiement limit. However, it is unsure whether the extra three millimetres will really cause any damage. Furthermore, the actual settiement can be smaller than determined with this rough method. If necessary, weight can be saved on this structure or the settiement can be decreased by adding an extra diaphragm wall to the foundation.
Cost comparlson For a cos! comparison, the steel building and the concrete alternative have been compared on eleven aspects that are o f great influence on the total costs of a building. The concrete tower (figure 5) is cheaper on nearly all aspects. The condusion is that the concrete alternative will cost less than the steel tower.
Ing. C.J.A.M. Huijbregts en Ing. P.A.M. Offermans
The 'hottest' Hothouse Ontwerp van een micro-klimaat kas Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. F. Soetens Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. B.W.E.M. van Hove Ir. G. Lindner Ir. W.J.J. Huisman Ir. E.G.O.N. Jansen Datum afstuderen Dl
ia:
c
22
februari
200 5
c..
Samenvatting
..... tr c :I c..
De huidige tuinbouwkassen zullen in de toekomst niet meer voldoen. Op basis van een programma van eisen, waarin de isolatiewaarde en de lichtdoorlatendheid van de kashuid de belangrijkste eisen zijn, is er een nieuwe tuinbouwkas ontwikkeld aan de hand van een gesloten klimaatsysteem. Het ontwerp bestaat uit een lichte staalconstructie met een rastermaat van 8,o x 8,o min twee orthogonale richtingen, waarop aan de bovenzijde vierkante ETFE luchtkussens worden aangebracht. Zowel numeriek (met het eindige elementen programma Ansys) als experimenteel (proeven op ware grootte) is getracht inzicht te krijgen in het constructief gedrag van het luchtkussen.
ID ID
~
or n c
~ 0'" 0
c
:E
"
c
:I
c_
Figuur 1 Maquette voorlopig ontwerp kasconstructie
C1l
Trefwoorden
24
Glastuinbouw Tuinbouwkas ETFE-kussens Lichtdoorlatendheid Vakwerkconstructie
De nieuwste ontwikkeling in de glastuinbouw is het telen van bloemen, planten en groenten in een gesloten kas. Deze kas wordt niet meer voorzien van te openen delen in gevel en dak ten behoeve van ventilatie en koeling zoals in de huidige glastuinbouw. Het voordeel van een gesloten kassysteem is dat het klimaat in de kas constanter kan worden gehouden, wat gunstig is voor het energieverbruik. Verder komen er minder ziektes in de kas voor wat het gebruik van bestrijdingsmiddelen aanzienlijk vermindert. Door de lage isolatiewaarde van de kashuid warmt de kas snel op. waardoor koeling noodzakeli jk is. Om het koelvermogen zo laag mogelijk te houden , moet de gesloten ka s worden voorzien van een geïsoleerde huid , die wel een hoge lichtdoorlatendheid heeft zoals de huidige kasdekken met enkelglas. Uitgaande van een micro-klimaat systeem is er een nieuwe tuinbouwkas ontwikkeld. De huidige eisen van de kassenbouw ziin gecombineerd met die vanuit het nieuwe klimaatsysteem. Mogelijke materialen voor het nieuwe kasdek zijn getoetst aan het programma van eisen. Hierbij bleek het dekmateriaal ETFEfolie de meeste voordelen te hebben. ETFE bezit een hoge lichtdoorlatendheid, is zelfreinigend en door het gebruik van meerdere lagen folie bezit het ook een hoge isolatiewaarde. De eis van de opdrachtgever Van Diemen BV te de Kwakel (kassenbouwbedrijf) is dat de kas oriëntatieloos moet zijn, zowel extern als intern. In externe zin wil dit zeggen dat de kas niet meer georiënteerd hoeft te staan op een kavel ten opzichte van het zuiden, om zoveel mogelijk licht binnen te krijgen. De bloemen en groenten worden geteeld in teeltgoten. Met behulp van dit teeltsysteem gaat de teelt rond in de kas. Hierdoor is het makkelijk als de inrichting van de kas zo veel mogelijk indelingsvrij is. Aan de hand van deze eisen omtrent stramienmaat en lichtinval is er een kasdek tot stand gekomen bestaande uit vierkante ETFE-kussens met een afmeting van 8,o x 8,o m (zie figuur r).
Figuur 2 Proefopstelling
De ETFE-kussens dragen de uitwendige belasting door interne overdruk. Voor het bepalen van de minimaal benodigde dikte van ETFE-folie is er een benaderingformule opgesteld voor vierkante kussens. De membraamspanning in de folie is afhankelijk van de interne overdruk in het kussen, de kromming en de belasting die erop wordt uitgeoefend . Voor vierkante kussens bestaat er nog geen ontwerpformule. Deze is afgeleid van bestaande formules voor een luchtkussens als onderdeel van een bol resp. cylindervlak Om deze formule af te leiden en om een goed rekenmodel op te zetten voor vierkante ETFE-kussens zijn er proeven uitgevoerd op een luchtkussen schaal n . Tijdens de proeven is getracht om belastinggevallen op het proefstuk te simuleren. Om deze belastinggevallen (sneeuw, winddruk en -zuiging) te kunnen uitoefenen op het luchtkussen is dit in de proefopstelling voorzien van twee luchtdichte kamers, één en één boven het luchtkussen. Met behulp van luchtdruk is de belasting op het kussen aangebracht (zie figuur z). Met behulp van rekstrookj es zijn de spanningen in de folieJaag in kaart gebracht. De meetresultaten zijn vergeleken met de uitvoer van een rekenmodel in Ansys. Aangezien de meetmethode met rekstroken alleen voldoet in het lineaire gebied van het spanning-rek-diagram van ETFE-folie is ook het rekenmodel voor dit gebied valide. Echter het proefstuk bevindt zich tijdens de proef ook in het elastisch-plastische gebied. Hiervoor zal een andere meetmethode moeten worden ontwikkeld om de spanningen in de folie te kunnen bepalen. Om de lichtdoorlatendheid van de gehele constructie zo hoog mogelijk te maken en te kunnen concurreren met de huidige tuinbouwkas (lichtdoorlatendheid van 78%), worden de installaties zoveel mogel ijk geïntegreerd in de constructie. De aansluitbreedte van het luchtkussen op de constructie moet zo klein mogelijk zijn. De toevoerleidingen van de luchtdruk naar het
kussen worden door de kolom gevoerd evenals de hemelwateraf voeren en toevoerleidingen t.b.v. ventilatie. De scherminstallatie valt in de onderregel van de vakwerkliggers. Aangezien de scherminstallatie onder het kussen moet hangen is het gebruik van vakwerkliggers het meest ideaal. Hiermee wordt namelijk de benodigde constructiehoogte gerealiseerd. De onder- en bovenregel afzonderlijk worden ontworpen t.b.v de integratie van de benodigde installaties. De ka sconstructie kan met de vakwerkliggers in twee richtingen worden gestabiliseerd , waardoor het gebruik van windverbanden in gevel en dak overbodig wordt.
Ing. K. T.A. Kepers
1
, •••"••",...
.1 ~~~...;:~ :;=".~,.=.~ ==~~----~~~~----~.=.,~;,:,.;.•=,.=®;,~,.;,~~
Woningcorporaties buiten de woningmarkt
P
B
C«stta,..,..
CJr-'
KDOorr.llrr\le Bedlf:.turrrt:<J
'Se:ortvoDI LJ t! rllflllllll
11-oort_çezel
Mag, kan en wil een woningcorporatie utiliteltsvoorzlenlngen ontwikkelen en exploiteren om haar doelstellingen te realiseren? Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer
o nde-r',.,.~
l n riCh l! IIJ1001Jf'tJOFQi r ,JI I~
tJ t'IJa3M~~ I1
GtOI"n voo rl~ll&ll
Flguur 1 Koppeling prestatlevelden en utlliteitsvoorzieningen op basis van kansen
Afstudeercommissie
Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. ing. l.I. Janssen Ing. K. Schrederhof Ir. D. Nagtegaal Datum afstuderen 22
februari
2005
C1 C2 C3 C4 A1 A2
z ··n ... kansen buil:en de wonin
O
Zin de risico's accelrtabtl? Is het ttn impuls voor de wijk? Result. .t mll1rix ucundllire condilies Ni~tt
do." Besfissin smodel 2 doOOo en
..
•
. •
Samenvatting
Wat mag, kan en wil een woningcorporatie met betrekking tot het ontwikkelen en exploiteren van utiliteitsvoorzieningen? Onderzoek is gedaan naar het bestuurlijk kader, kansen buiten de woningmarkt en de kerncompetenties van woningcorpora· ties. Hierbij is een beslissingsmodel opgesteld waarmee het interne beslissingsproces wordt ondersteund ten aanzien van het ontwikkelen en exploiteren van utiliteitsvoorzieningen. figuur 2 Het model deelt Zijn er kansen
Trefwoorden
BBSH (Besluit Beheer Sociale Huursector) Woningcorporaties Utiliteitsvoorzieningen Kerncompetenties Beslissingsmodel De tijd dat woningcorporaties zich alleen met de woning zelf bezighielden is in veel gevallen verledentijd. De kwaliteit van het wonen wordt voor een steeds groter deel bepaald door de woon· omgeving en het bijbehorende voorzieningenniveau. Woningcorporaties zijn medeverantwoordelijk voor de vitaliteit in kernen en wijken. De grenzen van het speelveld van de woningcorporatie worden steeds ruimere en vervagen daarbij steeds meer. Hierbij speelt de probleemstelling: mag, kan en wil een woningcorporatie utiliteitsvoorzieningen ontwikkelen en exploiteren om haar doelstellingen te realiseren? Hierbij worden onder utihteitsvoorzieningen gebouwen verstaan die niet hoofd· zakelijk voor bewoning, maar voor andere doe'leinden, zijn bestemd welke in een woongebied ten diensten staan van de bevolking. Aan de hand van onderstaande deelvragen is het onderzoek opgebouwd: Wat mogen woningcorporaties met betrekking tot de ontwik· keling en exploitatie van utiliteitsvoorzieningen? Welke kansen zijn er voor woningcorporaties buiten de woningmarkt? Hebben woningcorporaties de competenties om utiliteitsvoor· zieningen te ontwikkelen en exploiteren? Past het ontwikkelen en exploiteren van utiliteitsvoorzienin· gen binnen de missie van woningcorporaties? Welke mogelijke financiële resultaten ontstaan er door het ontwikkelen en exp loiteren van utiliteitsvoorzieningen en welke risico's zi jn daarbij aanwezig? Welke beslissingen dienen woningcorporaties intern te nemen bij het bes luit om utiliteitsvoorzieningen te ontwikke· Jen en exploiteren?
nee nH
SI S2 S3 S4 S6
"'' Is h.t een structurel• activiteit?
es C6 ' C7
Kemtom etentie Butuurlï k kader FI.Wlcöe com etentie
ca c
A3 A4 AS A6 A7
acit~t
Zelf doen Zelf doen verwerven Zelf doen 'scholing) Semenwerktn Uitbesteden
. . . "'' Je
•
•
•
••
•
Figuur 3 Matrix Secundaire condities
Figuur 4 Het model deel 2 ls het mogelijk om het te doen
Aan de hand van ontwikkelingen die gerelateerd zijn aan de mestalievelden uit het Besluit Beheer Sociale Huursector (bBSH) is onderzocht of er kansen aanwezig zijn voor woningcorporaties om utiliteitsvoorzieningen te ontwikkelen en exploiteren. In figuur I zijn de verschillende mogelijke commerciële en niet-commerciële utiliteitsvoorzieningen weergegeven.
Bij de missiedefinitie van een woningcorporatie ontbreekt het meestal aan specifieke invulling en is het zodoende lastig om doelgerichte beslissingen aan de hand van de missiedefinitie te nemen. Aan te bevelen is een missiedefinitie die eenduidig wordt geformuleerd, zodat duidelijker wordt aangegeven wat woningcorporaties doelgericht willen. Bij het vraagstuk van de financiële haalbaarheid is tijdens het onderzoek alleen gekeken naar financiële risico's en al~emene projectontwikkelingrisico's. Voor te stellen valt dat er bi i het ontwikkelen en exploiteren van utiliteitsvoorzieningen no~ andere specifieke risico's aanwezig kunnen zijn. Het is aan te hevden om een nadere risicoanalyse per utiliteitsvoorziening te maken om zo een beter inzicht in deze risico's te krijgen.
Al de onderzoeksresultaten samen vormen de basis van het beslissingsmodel wat dient als ondersteuning van het interne beslissingsproces bij woningcorporaties. Het beslissingsmodel is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel (Zie figuur 2 en 3) beantwoordt met behulp van condities de vraag of er voldoende kansen zijn voor het ontwikkelen en exploiteren van utiliteitsvoorzieningen. In het tweede deel (Zie figuur 4) staat vervolgens centraal wat een woningcorporatie kan m.b.v. haar kerncompetenties en wat een woningcorporatie mag binnen het bestuurlijk kader. Daarnaast wordt de functiegebonden competenties en de capaciteit van de organisatie getoetst. Geconcludeerd wordt dat een woningcorporatie utiliteitsvoorzieningen mag ontwikkelen en exploiteren op basis van het bestuurlijk kader. Het bestuurlijk kader wordt binnenkort vernieuwd. Het is aan te bevelen wijzigingen in het BBSH te blijven volgen bij het gebruik van het beslissingsmodel. Een woningcorporatie kan de fysieke component (het vastgoed) van utiliteitsvoorzieningen ontwikkelen en exploiteren op basis van de kerncompetenties die woningcorporaties in het algemeen bezitten. Voor de d.ienstencomponent van utiliteitsvoorzieningen dient te worden samengewerkt met een partij die het aanbieden van diensten ziet als haar kerncompetentie. Om te kunnen toetsen of een woningcorporatie de juiste kerncompetenties bezit is het aan te bevelen de kerncompetenties van de organisatie duidelijk te benoemen .
G. Kleiman
PARASITING PARADISE Nomadie living on the edge ofthe matrix Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. P.W.) Jansdaal Datum afstuderen 25 januari 2005
..ur
111
c
0. 11> 11>
..,
er
c
:::J
0.
!!. ër' (")
Samenvatting Het ontwerpen van een moderne plaggenhut, om gedeeltelijk los te breken uit het technocratisch bureaucratisch apparaat ofWel de matrix. Hiertoe wordt een theoretische analyse gegeven van de matrix, om hier vervolgens drie verschillende mobiele wooneenheden uit te destilleren. Allen zijn verschillend in de mate van de geboden ruimte, het comfort, de uitrusting, wijze van vervoer en hierdoor de mobiele tijdsspanne.
Afbeelding 1 Collage strand
c ;::;: ID
;:;: 0"
0
c ::'E 7' c ::::> 0.. ID
28
Trefwoorden Mobiliteit Anarchie Parasieten Polyester Kleinschaligheid
Afbeelding
2
Collage sneeuw
De industriële revolutie, die aan het einde van de r8e eeuw werd ingezet in Engeland, heeft dankzij talrijke uitvindingen geleid tot een gemechaniseerde industrie waarbij het thuiswerk werd vervangen door fabrieksarbeid. De steden groeiden hevig door deze concentratie van arbeid en de (mondiale) handel nam toe. De welvaart nam toe, initieel onder een kleine elite. maar geleidelijk profiteerde de gehele samenleving. De techniek had en heeft dan ook grote maatschappelijke gevolgen. Met name de maatschappelijke schaaivergroting die heeft plaatsgevonden was in het kader van het afstuderen van belang. Deze schaalvergroting heeft namelijk geleid tot een geïnstitutionaliseerd technocratisch bureaucratisch apparaat dat de bewegingsvrijheid en zelfbeschikking van het individu ofwel het 'Power Proces' danig heeft aangetast. Het geïnstitutionaliseerd technocratisch bureaucratisch apparaat kadert de vrijheid van het individu steeds verder in, deze (voortdurende) inkadering wordt de Matrix genoemd. Het doel van het afstuderen was dan ook een conceptueel ontwerp te maken dat het mogeiijk maakt gedeeltelijk uit de Matrix te breken en zorg te dragen voor een hoogwaardiger Power Proces. Dit om beter te voldoen aan de primaire behoeftes van de moderne mens. Hiertoe werd de metafoor van de plaggenhut geïntroduceerd. Dit gezien het anarchistische karakter ofwel het hoogwaardige Power Proces van deze woonvorm.
Afbeelding 3 Collage schapen Pesse
Afbeelding 5 Collage barbecue I
Afbeelding 4 Collage park
Afbeelding 6 Vervoer
Na een theoretische studie waaruit een beschrijving van de Matrix volgde werd de ouderwetse plaggenhut bestudeerd. Vervolgens werden enkele principes van de ouderwetse plaggenhut gecombineerd met hedendaagse, moderne principes om zo tot randvoorwaarden voor een moderne plaggenhut te komen. Dit kwalificeerde enkele reeds bestaande ontwerpen geheel of gedeeltelijk als moderne plaggenhutten, hieruit werden dan ook gevolgtrekkingen getrokken voor het eigen ontwerp. Na uitgebreide (vorm)studies heeft dit geleid tot het ontwerp van een model van een moderne plaggenhut, bestaa nde uit 3 capsules/parasieten die ieder autonoom kunnen functioneren, maar ook als een gezamenlijk element kan functioneren. Er wordt een keuzemogelijkheid geboden in locatie, tijdsduur, ruimte, uiterlijke verschijning (kleur en accessoires), innerlijke verschijning (kleur, materiaalgebruik) en gebruiksfuncties. Hierbij werd een uiterlijke vormgeving en constructie wijze verkozen in PMC ofwel Polymeer Matrix Composiet (glasvezel versterkt polyester) om een optimaal gewicht met sterkte en comfort te combineren. Het afstuderen ging bove ndien uit van wat mogelijk zou moeten zijn en dus niet wat per definitie nu (legaal) mogelijk is. In fe ite is mijn afstuderen een maatschappelij k statement geworden, waarbij er een poging gedaan is om door de bestaande denkkaders van de studie te breken om zo zowel studenten als begeleide rskorps te prikkelen, dan wel te provoceren. Want wat is architectuur, wat is de huidige/toekomstige rol van de architect en sluit de opleiding hierbij aan?
Ing.
J. de Kleine
Het ontwerp van een geïndustrialiseerde fundering Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommisie
Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. F.J.M. Luijten Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Datum afstuderen 22
februari
2005
Samenvatting
Figuur 1 Experimentele funderingselement voor de geindustrialsleerde funderlngswijze
Het afstudeerproject behandelt het ontwerp van een geïndustrialiseerde funderingswijze. Om een nieuwe funderingswijze te ontwerpen, heb ik antwoord gegeven op de vraag in hoeverre bestaande funderingswijzen geïndustrialiseerder en efficiënter en daar uitvolgend goedkoper gemaakt kunnen worden. De nieuwe funderingswijze is om die reden ontwikkeld, als onderdeel van een nieuwe bouwwijze en is bedoeld voor de woning- en laagbouw. In het afstudeerverslag staat een uitge· breid overzicht van het vooronderzoek dat is verricht, het ont· werpproces en de uitwerking van de geïndustrialiseerde funde· ring. Trefwoorden
Funderingsystemen Woningbouw Vakwerkfundering Industrialisatie
Aanleiding
De aanleiding om een nieuwe funderingswijze te ontwerpen is gekomen na een gesprek met Dr. ir. S. P.G. Moonen. Deze heeft een proefontwerp gemaakt over een nieuwe funderingswijze, ten behoeve van het verkrijgen van de graad doctor aan de technische Universiteit Eindhoven. Hieruit is gebleken dat in de laatste eeuw er weinig in de manier van bouwen is gewijzigd. daarom is met behulp van onderzoek· en ontwerpaspecten een nieuwe funderingswijze ontwikkeld als onderdeel van een nieu· we onderbouwwijze. Hierbij is in eerste instantie uitgegaan voor een fundering op palen. Probleemstelling
De probleemstelling is dat bestaande funderingswiizen voor de woningbouw en laagbouw, niet industneel ziJn en in zekere zin ook inefficiënt/ondoelmatig zijn. waardoor bestaande funde· ringswijzen te duur zijn. Het is onduidelijk wie er verantwoor· delijk is voor de onderbouw. Bij bestaande funderingswijzen denk hierbij aan traditionele funderingen en prefab funderingeil worden er nog veel werkzaamheden verricht. Traditionele funderingen bestaan uit een groot aantallosse onderdelen. dus veel werkzaamheden op de bouwplaats. Prefab funderingen zijn al een hele verbetering i.v.m. een deel van het werk naar de fabriek (fabrieksmatige proces) te verplaatsen. Doelstelling van het afstudeerproject.
De doelstelling is een geïndustrialiseerde funderingswiJze te ontwerpen die goedkoper en efficiënter is dan al bestaande fun· deringswijzen, waarbij de gehele verzameling van de (sub)com· ponenten en elementen tot één samenhangend geheel verwerkc worden. Dit wordt het totaalconcept van funderen genoemd. Hierbjj zi jn belangrijke randvoorwaarden van de fu ndering, de sterkte/stijfheid, maatnauwkeurigheid, flexibiliteit I vormgevingsvrijheid en de mogelijkheid tot het doorvoeren van leidm· gen.
Flguur 2 Geïndustrialiseerde funderlngswljze, situatle tijdens het storten
Flguur 3 Controle na het ontmantelen van het funderingselement
De ze doelstelling is om één onderaannemer de verantwoording te geven voor alle werkzaamheden beneden peil (totaalconcept van funderen). Hierdoor kun je deze organisatie aanspreken op zijn verantwoordelijkheden.
Conclusie Uit de uitvoeringsproef is gebleken dat het fund eringselement goed maakbaar en uitvoerbaar is. Twee personen (een kraanmachinist met minikraan en een bouwvakker) zijn benodigd voor deze nieuwe funderingswijze; Het geïndustrialiseerde funderingselement voldoet aan de sterkte- en stijfheideisen. Het funderingselement is na het aanvullen met grond en het storten met beton niet verschoven of verzakt. Daaruit kan geconcludeerd worden dat deze manier van funderen een zekere maatnauwkeurigheid heeft. De funderingswijze voldoet voor een fundering op palen De bouwtijd van de geïndustrialiseerde onderbouwwijze is korter dan bij gangbare onderbouwwijzen. Dit komt onder andere door het in één keer storten van de fundering en begane grondvloer, doordat er minder graafwerkzaamheden zijn dan bij bestaande onderbouwwijzen en doordat het funderingsysteem in de fabriek gemaakt wordt en direct op de bouwplaats gesteld kan worden. In vergelijking met bestaande fund eringswijzen voor funderingen op staal en palenfunderingen is de geïndustrialiseerde fundering goedkoper.
Methode van onderzoek. Bij het ontwerpen va n de geïndustrialiseerde fundering is er eerst een literatuurstudie gedaa n naar de verschillende funderingsysteme n. Hieruit zijn drie voorlopig ontwerpen gemaakt. Gekeken is hierbij naar de hoeveelheden materiaal die nodig zijn om de geïndustrialiseerde funderingswijze te produceren. Denk hierbij aan hoeveelheden beton, bekistingmateriaal en wapening. Hier is uiteindelijk een afweging gemaakt voor de definitieve geïndustrialiseerde fundering d.m.v. constructieve argumenten, bouwfysische argumenten, argumenten m.b.t. de industriële productie en uitvoeringsa rgumenten. De definitieve geïndustrialiseerde funderingswijze is daarna doormiddel van een experimentele uitvoeringsproef gemaakt volgens een productieproces en daarna op de bouwplaats uitgevoerd. Resultaten Uit de experimentele uitvoeringsproef is gebleken dat het funderingselement te produceren is en exact te stellen. Bij elke handeling is het funderingselement gecontroleerd op maatnauwkeurigheid. Uit de meetcontroles van he t aanvullen van het funderingselement en na h et verharden van het beton is gebleken van de verschillende meetpunten t.o.v. een vast punt dat het funderingselement niet verzakt en verschoven is. De kimconstructie daar en tegen is tijdens het aantrillen van het beton iets gaan drijven. De tweede stap van het resultaat van de uitvoeringsproef is de controle na het ontmantelen. Dit is gedaa n om te zien of de funderingselementen geheel met beton gevuld zijn. Na ze uit de grond gehaald te hebben, zijn ze ontdaan van het EPS. Uit deze controle na het ontmantelen, is gebleken dat beide elementen geheel m et beton gevuld wa ren.
Aanbevelingen voor verder onderzoek. Een geïndustrialiseerde funderingswij ze voor een fundering op staal te gaan ontwikkelen en deze te beproeven. De stelconstructie voor de fundering verder te ontwikkelen, waardoor er een snellere manier van stellen wordt verkregen; Een aansluiting tussen twee elementen op schaal maken en deze gaan testen; Uiteindelijk beton toepassen met een hoger consistentiegebied zodat het funderingselement sneller gestort wordt of overgaan naar zelfverdichtend beton als dit goedkoper wordt.
M.J. Nijssen
Duurzame bedrijfskavels; Een Instrument om de levensduur te verlengen van nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. J.J.A .M. Smeets Ir. LA.M.C. van de Yen Jr. H.A.J.A. Appel-Meuienbroek Drs. S. Groot jebbink Jr. E.G. van der leij Datum afstuderen 111
u;'
..... c:
22
februari
2005
c..
Samenvatting
...C"
De manier waarop een bedrijventerrein wordt ontwikkeld, is van invloed op de levensduur van de bedrijfskavels. Wanneer gemeenten duurzaamheidsas peeten implementeren in het ontwikkelingsproces van bedrijventerreinen, zijn veel oorzaken van functionele en technische veroudering te voorkomen. Onderzocht is hoe gemeenten deze duurzaamheidsaspecten kunnen verankeren in de verschillende juridische documenten en welke verouderingsoorzaken daarmee in de toekomst worden voorkomen. Het onderzoek heeft geresulteerd in een instrument dat door gemeenten is in te zetten tijdens de ontwîkkeling van nieuwe bedrijventerreinen. De toepassing van het instrument draagt bij aan de levensduur van de bedrijfskavels.
ID ID
c: ::s
c.. ~
öJ'
(')
c
....
~· 0"
0
c
:E
c "' ::l 0.. (I)
Trefwoorden
32
Bedrijventerrein Ontwikkeling Duurzaamheid levensduur Kavel
Het aanbod van bedrijventerreinen in Nederland kenmerkt zich door een grote heterogeniteit. Door de specifieke kenmerken van de omgeving, het bedrijven terrein, de bedrijfskavels en de bedrijfsgebouwen, is het moeilijk om het aanbod op de vraag aan te laten sluiten. Zelfs bij een aanbodtekort in de markt kan het moeilijk zijn om een passend nieuw bedrijf te vinden voor leegstaande gebouwen. Nieuwe bedrijventerreinen sluiten beter aan bij de vraag; ze voldoen aan de nieuwste milieueisen, zien er representatief uit en toekomstige uitbreîdingsmogelijkheden zijn aanwezig. Vroegtijdige leegstand en te snelle veroudering brengen een bestaand bedrijventerrein in een neerwaartse spiraal van verval. Gemeenten blijven zitten met de gevolgen en zijn verantwoordelijk voor het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen. Herstructurering is echter een kostbaar en moeizaam proces. Daarom is onderzocht wat gemeenten tijdens het ontwikkelingsproces van nieuwe bedrijventerreinen aan duurzaamheid kunnen toevoegen, om uiteindelijk veroudering op de kavels tegen te gaan. Het onderzoek is gestart met een literatuurstudie over bedrij venterreinen in Nederland. Er is in beeld gebracht hoe de levenscyclus en het verouderingsproces van een bedrijventerrein verlopen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar economische, functionele en technische veroudering; voor elke verouderingsseert is bekeken welke oorzaken eraan vooraf gaan. Economische veroudering bleek niet relevant voor dit onderzoek, doordat het niet te beïnvloeden is met duurzaamheid. Een gemeente kan functionele veroudering gedeeltelijk beinvloeden, door bijvoorbeeld te zorgen voor een goede organisatie, het handhaven van de segmentering of flexibiliteit in het ruimtelijke ontwerp. Door het voorspelbare karakter van technische veroudering kan een gemeente invloed uitoefenen op nagenoeg alle knelpunten die technische veroudering veroorzaken. Het ontwikkelingsproces van bedrijventerreinen is gesplitst in twee deelprocessen: het tweedimensionale (van ruwe bouwgrond naar bouwrijpe kavels) en het driedimensionale ontwikkelingsproces (van bouwrijpe kavels naar in gebruik genomen bedrijfsgebouwen). Onderzocht is hoe deze processen verlopen en welke publiek- of privaatrechtelijke documenten achtereenvolgens aan de orde zijn. Een gemeente heeft vooral tijdens de tweedimensionale ontwikkeling veel documenten voorhanden om duurzaamheid juridisch vast te leggen, zoals een bestemmingsplan of een beheerplan. In het laatste deel van het literatuuronderzoek is ingegaan op duurzaamheid bij bedrijventerreinen. Daarmee is in dit onderzoek een samenwerking verstaan tussen bedrijven, overheden enjof marktpartijen, welke is gericht op het verbeteren van het (bedrijfs)economisch resultaat, het ve.r minderen van de milieubelasting, een efficiënt ruimtegebruik, een constant prestatieniveau en het beheersen van de levensduur. Duurzaamheid is onderverdeeld naar de thema's water, energie, milieu, afval, duurzaam bouwen, voorzieningen, omgevingskwaliteit, veiligheid, inrichting, grondgebruik en vervoer. Binnen
-
deze thema's zijn aspecten beschreven die invloed hebben op de duurzaamheid van een bedrijfskaveL Per duurzaamheidsaspeet is uiteen gezet welke partijen worden betrokken wanneer een gemeente besluit het aspecten toe te voegen en welke soort levensduur wordt beïnvloed. De oorzaken van functionele veroudering die qua omgevingsfunctie kunnen optreden, zijn te beïnvloeden door de duurzaamheidsthema's milieu en omgevingskwaliteit. Qua gebruikerswaarde is functionele veroudering vooral te beïnvloeden door duurzaam bouwen. Technische veroudering qua ruimtegebruik is voornamelijk te beïnvloeden door duurzaamheid binnen de thema's omgevingskwaliteit en grondgebruik. Bij representativiteit zijn vooral omgevingskwaliteit, veiligheid en inrichtingskwaliteit van invloed. Met name gezamenlijke inrichting, beheer en onderhoud kan veel betekenen voor de representativiteit. Veroudering qua infrastructuur heeft voornamelijk verband met de manier waarop de parkeervoorzieningen worden ingericht. Wat betreft milieu wordt veroudering beïnvloed door duurzaamheirlsaspecten van milieu en water. Wanneer een gemeente besluit duurzaamheid in het ontwikkelingsproces te implementeren, zijn door ontwikkelende partijen (ontwikkelaars of eindgebruikers) op kavelniveau iets meer duurzaamheidsaspecten toe te voegen dan beherende partijen (eindgebruikers of beleggers). Hierdoor lijken ontwikkelende partijen meer invloed te hebben op het tegengaan van veroudering. De rol van beherende partijen moet echter niet worden onderschat, doordat zij tijdens het beheer veranderingen in de vraag kunnen signaleren en daarop kunnen inspelen. Het vervolg van het onderzoek is dieper ingegaan op het tweedimensionale ontwikkelingsproces en de duurzaamheidsaspecten die invloed hebben op veroudering. Beschreven is op welke manier en op welk moment een gemeente deze aspecten kan verankeren in de juridische documenten. Het vastleggen van duurzaamheidsas peeten gebeurt grotendeels in de voorbereidingsfase. In het bestemmingsplan zijn vooral duurzaamheicisaspecten van omgevingskwaliteit, inrichting (parkeren) en grondgebruik vast te leggen. Het beheerplan neemt met name aspecten op binnen de thema's omgevingskwaliteit en milieu. Duurzaamheidsaspecten ten aanzien van veiligheid (criminaliteitsbeheersing) en inrichtingskwaliteit, zijn hoofdzakelijk in het beeldkwaliteitplan op te nemen. Het voorgaande heeft de basis gevormd voor het product van dit onderzoek: een instrument dat door gemeenten is in te zetten tijdens de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Ter toetsing en verbetering van het instrument zijn zeven personen geïnterviewd, die op één of andere manier zijn betrokken bij (nieuwe) duurzame bedrijventerreinen. Het instrument kan door gemeenten tijdens het initiatiefvan een nieuw bedrijventerrein worden ingezet als hulpmiddel voor het bepalen van het gewenste duurzaamheidsniveau. Wanneer een gemeente een nieuw bedrijventerrein ontwikkelt, is het ins-
----
----·--· · - -
- -- - - -- - - - - - - - -
trument als checklist in te zetten bij het opstellen van documenten, tijdens de voorbereiding, realisatie en exploitatie en beheer. Ook kan het instrument aan het eind van iedere ontwikkelingsfase ter controle worden gebruikt. Vooral bij kleinere gemeenten of gemeenten die nog niet veel ervaring hebben in het ontwikkelen van (duurzame) bedrijventerreinen, is het instrument een bruikbaar middel om duurzame bedrijfskavels te ontwikkelen. Maar ook voor gemeenten met meer ervaring geeft het instrument een helder overzicht van de mogelijkheden die een gemeente per ontwikkelingsfase heeft.
0"
0
c
:E
7'
c
::J
c.
m
33
Ing. L.A.W.M. Pardon
•
I
I
De verantwoording verantwoordt Een verkenning naar het kwantificeren van objectleve en subjectieve factoren in het sector-allocatieproces bij Nederlandse vastgoedbeleggingen.
I I I
Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. ).).A.M. Smeets Drs. R.M. Weisz RA Ir. H.A.J.A Appel-Meuienbroek Drs. M. Schram Datum afstuderen 22
februari
I
'
'
I Afbeelding 1 Spreadsheetmodel
2005
Aanleiding Samenvatting
r:T
0
c
::E
7'
c
::J
a. (()
"Gerealiseerde rendementen in het verleden geven geen garantie voor de toekomst". Het in de financiële wereld gebruikte adagium gaat ook op voor de beleggingscategorie vastgoed. De analyse van datareeksen zal beperkingen met zich mee brengen. De (objectieve) kwantitatieve (rendement/ factor)analyse, waarbij patronen en ontwikkelingen gefilterd worden en afgezet naar de toekomst (extrapolatie), wordt hierbij aangevuld met een (subjectieve) kwalitatieve analyse. Deze kwalitatieve analyse zal betre.kking hebben op ontwikkelingen van (macro)factoren. Deze factoren kunnen in meer of mindere mate invloed uitoefenen op de rendementsontwikkeling van het vastgoed in de beleggingsportefeuille. Inzicht in de voornoemde factoren in relatie tot de diverse vastgoedsectoren, dient te leiden tot een nadere verantwoording van het uitgezette beleid.
34 Trefwoorden
Vastgoedbeleggingen Sectorallocatie-besluit Macrofactoren Vastgoedvermogensbeheer Institutionele belegger
De laatste jaren is er sprake van herpositionering van beleggingscategorieën binnen de beleggingsportefeuilles van de Nederlandse pensioenfondsen. De achterblijvende performance van de overige beleggingscategorieën en het stabiele rendement op vastgoed heeft daarbij geleid tot het opvoeren van deze laatstgenoemde categorie binnen de totale beleggingsportefeuille. De wens meer flexibiliteit in hun beleggingsmogelijkheden te krijgen , resulteert bij institutionele beleggers (waartoe pensioenfondsen behoren) in het zich meer willen richten op hun corebusiness. Het beleggen van pens.ioengelden kan hierbij aan derden overgelaten worden. De vastgoedspecifieke kenmerken zorgen ervoor dat met name de kleinere pensioenfondsen hun "eigen" vastgoedafdeling op afstand plaatsen. De vastgoedbelangen worden dan behartigd door een externe. Dit varieert tot activiteiten tot op het hoogste strategische niveau, het vastgoedvermogensbeheer. Wanneer een pensioenfonds haar portefeuille laat inrichten door een vastgoedvermogensbeheerder (VVB) zal zij de keuzes en afWegingen, die worden gemaakt binnen het sector-allocatiebesluit willen kunnen begrijpen. Bij de verantwoording van haar keuzes zal de VVB aansluiting dienen te vinden bij de vraag, het kenniskader en de gebruikte methoden van het pensioenfonds. Het cultuurverschilleidt hierbij echter tot op het hoogste niveau tot communicatieproblemen. Doelstelling
Het onderzoek richt zich hiermee op een verkenning naar inzage in het sector-allocatieproces van Nederlands direct vastgoed door een VVB. Het doel is hierbij om een format te ontwikkelen dat de belegger (pensioenfonds) inzage geeft in de wijze waarop gekomen kan worden tot een sectorallocatie van een vastgoed~ portefeuille. Hierbij wordt uitgegaan van een objectieve beoordeling van data waarbij inzicht wordt gegeven in de subjectieve beoordeling van rendementsbeïnvloedende factoren. Onderzoekskader
Het door een pensioenfonds uitgezette beleggingsbeleid beru.st voor een belangrijk deel op analyses van langjarige, historische rendementreeksen in combinatie met financiële beleggingstheorieën als de Moderne Portefeuille Theorie (MPT). Naast rendement-/ risico-analyses vervult de afhankelijkheidsanalyse hierbij een belangrijke rol. Gebruik makende van spreiding op basis van correlatie en risicoreductie wordt gezocht naar de meest optimale portefeuille-indeling. Deze indeling zal het streven zijn om de bestaande portefeuille op aan te passen. Voor de verantwoording van het allocatiebesluit binnen de vastgoedportefeuille dient gebruik te worden gemaakt van een vergelijkbare methodiek. De problematiek wordt hierbij n.iet direct gevonden in de (aanpassing van de) toepassing van de rendementreeksen, het objectieve deel binnen het allocatiebesluit Met name de besluitvorming rond rendementsbeïnvloedende macr<'factoren is door zijn complexiteit niet eenvoudig. Het ontbreekt aan een afgebakend overzicht van (macro) factoren die invloed
-.
·-·.... .~
Sh"trpe Ratio . Downsida Rl'llc
p..,,,.,.....
~
•Pon~ ·
•P<w• -• • Poo:o-f :.. F
.l"cr......... 'll
::Pooo-.-.n Poot~ IZ
··Pm"'..,..ll
........... f>oltt4.... M
ibki ,_,.
.~
Sensidvily Ridr:. Downäda Risk
·~---- t
...__, p~- J
"' '-" :z.~
~:
I"' f "' I"" '·'""
• f>ut.t..a t
I
G.F'olltf..... •
T
..
•
Poo!~ · PO>"'M.... IO
•
....
-Pv....... .
lll.Oii
"'
-·--· . .....
t!~"'
...
~
0,(1))
_ ,..."\........ .. P gto(.....,_ 11i
....."
PO!t.l..... . ".,
Afbeelding 2 Classificatie macrofactoren
Afbeelding 3 Scatter-Diagrammen
hebben op het (in)directe vastgoedrendement (per sector). Met name het inzicht in de ontwikkeling van macrofactoren en het (kwantitatief) effect ervan op de wijzigende vraag- en aanbodverhoudingen is hier van belang. Uitspraken over deze factoren zijn vooral gebaseerd op kennis en visie en daarmee subjectief.
gen in de mate waarmee deze ontwikkeling kan worden voorzien aan de hand van de hoeveelheid beschikbare informatie (bronnen) en de regelmaat (frequentie) waarmee deze informatie wordt vrijgegeven.
111
Objectieve- versus subjectleve beslultvorming In dit onderzoek is een format cq. model opgesteld waarbinnen onderscheid wordt gemaakt in een objectief- en een subjectiefkwantitatief deel. Het objectief-kwantitatief deel van het format is gebaseerd op de toepassing van de ROZflPD-Vastgoedindex langjarige rendementreeksen en de MPT. Dit biedt de mogelijkheid objectief een rekenkundig "optimale" portefeuille of richtportefeuille te bepalen. Voor de toepassing van deze theorie op de sectorallocatie van vastgoed heeft de afWijkende totstandkoming van reeksen geen beperking. Gebaseerd op Muller [zoo3] zijn methodiek heeft een verdere uitwerking plaatsgevonden. Overeenkomstig de praktijk en de vraag van de belegger is de aangenomen normaliteit van een verdeling niet langer het uitgangspunt. Een positief scheef verdeelde reeks wordt hierbij geaccepteerd. Overeenkomstig het gebruik van de normaal verdeelde portefeuille wordt de Sharpe-ratio als risicomaatstaf gebruikt. Bij de heroriëntering naar de scheve portefeuille vindt er ook een verschuiving van risico-interpretatie plaats. Het gebruik van Downside Deviation als extra risicomaatstaf sluit hierbij het beste aan. Hoewel de Sharpe-ratio zijn beperkingen kent wordt deze maatstaf als leidend besliscriterium bestempeld.
Inherent aan het gebruik vandeMPT zijn de weinig voorspellende eigenschappen bij wijzigende macro-omstandigheden. Uitgangspunt is dat toekomstige ontwikkelingen een afspiege· ling zijn van het verleden. Deze wijzigende omstandigheden dienen gevonden te worden in ontwikkelingen van macrofactoren. Het ontbreekt aan de mogelijkheid ontwikkelingen van macrofactoren op te nemen, dan wel de invloed (ervan) op de diverse vastgoedsectoren (kwantitatief) inzichtelijk te maken. Oplossingskader Het model biedt hier de mogelijkheid diverse factoren op te nemen. Zonder hie rbij expliciet te zijn verduidelijkt het factoren die beschouwd worden bij de sectorallocatie. De invloed van de (individuele) macrofactoren op het rendement van de verschillende sectoren is niet specifiek uit te drukken. Dit wordt uitgedrukt in een drietal gekwantificeerde wegingen (invloedsklassen). Naast de invloed van de macrofactoren op het rendement van de sectoren is de eigenlijke voorspelbaarheid van de ontwikkeling van de macrofactoren van belang. Deze mate van (on)zekerheid wordt uitgedrukt in de betrouwbaarheid waarmee deze ontwikkeling kan worden voorzien. Het risico van deze onzekere ontwikkeling wordt gekwantificeerd aan de hand van een betrouwbaarheidsindex. Per macrofactor wordt de snelheid van ontwikkeling (fluctuatie) opge nomen. Daarnaast wordt inzicht ve rkre-
~ c:
c. 111
111 .... go
c:
:::1
c.
De invloed van een (aantal) macrofactor(en) op een sector, teza· men met de (on)zekere ontwikkelingen van deze factor( en) brengt risico met zich mee door een onzekere rendementsontwikkeling van de voor ogen staande sectorallocatie van de portefeuille. De mate van risico van deze (on)zekere rendementsontwikkeling wordt uitgedrukt in gevoeligheid(S(ensitivity)-Risk). De S-Risk van een sector vormt in een multi-sectorportefeuille, tezamen met de gevoeligheid van de overige sectoren, de S-Risk van de totale portefeuille. Door de objectieve en subjectieve methode te combineren kan er inzicht verkregen worden in de totale rendementsontwikkeling. Het objectieve deel (op basis van rendementreeksen) geeft inzicht in de historische performance. Het subjectieve deel (op basis van macrofactoren) geeft inzicht in de gevoeligheid van de rendementsontwikkeling van de desbetreffende sectorallocatie voor (on)verwachte ontwikkelingen van de macrofactoren. Sectorallocatiemodel Het ontwikkelde format heeft uitdrukking gekregen in de vorm van een spreadsheetmodel (Afbeelding r) . De objectieve data (rendement, risico, risicomaatstaven) en subjectieve factoren (omgewerkt naar S-Risk) van verschillende (richt) sectorallocaties worden hierin naast elkaar afgezet. Op deze wijze kan de performance van een portefeuille/ sectorallocatie inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid deze performance te vergelijken met de performance van een aantal andere mogelijke sectorallocaties. De opgenomen macrofactoren zijn zo opgenomen dat invloed en betrouwbaarheid omtrent ontwikkeling inzichtelijk zijn, geclassificeerd naar DESTEP-Factoren (Afbeelding z) . Het gebruik van twee scatter-diagrammen (Afbeelding 3) maakt op een heldere wijze de positie van de verschillende sectorallocaties (ten opzichte van elkaar) inzichtelijk. Door het gebruik van puntenwolken (waar iedere punt staat voor een portefeuille met een zekere allocatieverhouding) kan de positie van de verschillende portefeuilles snel worden bepaald.
!öl'
n
c
..... (I) ;:::;:
35
O.R. Rades
Ex2f ercizing on communist hardware Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. A.H.J. Bosman Ir. W.J.J. Huisman W. Vanstiphout Datum afstuderen 25
januari
Flgure 1 The horizontal cut makes the new pubtic character of the bullding literally visible
2005
Samenvatting
lbe chance of revitalization and completion of several of the unfinished manurnental buildings initialed by Ceausescu in Bucharest's city center is nowadays dependent of private investments. Casa Radio, once supposed to become Romania's Museum of Hlstory in the communist period, is to be transformed into the largest shopping mall in Eastem Europe. Ibis project addresses the ironie transformation of Casa Radio in a twofold meaning: on the one hand dealing with the legacy of the communist past by converting the building's architectural message of"palace of the power", on the other co ping with today's realities of the market economy by rethinking the concept of the mail beyond a" palace of consumption". Trefwoorden
Bucharest Communism Conversion Public Shopping
Flgure 2 The glazed wrapping covers the building creatlng a radically new teetonic experience on the roof
E.x!!ferclzing on communist hardware In Bucharest Casa Radio -communist museum into multiuse facility
lbe revolution of 1989 has turned Casa Radio from a communist landmark nearing its completion into a ruin, overnight. Part of Ceausescu's megalomaniac ensemble meant to reshape Bucharest's face, this building was supposed to be Romania's National Museum of History with two floors entirely dedicated to the myth of Ceausescu himself. In the uncertain post·revolutionary climate, the gargantuan scale and monumentality of the building have condemn it to the statule of obsolete. The ideological message expressed in its mOlm· mentality and the shear size (it is the second biggest building in Bucharest, after People's House) made it a difficult and risky subject for conversion. For the past fifteen years, this unfinished piece of communist hardware has been practically abandoned. It became a foreign body rejected by the city's metabolism and paralyzing the development of the area which it occupies. Recently, a publie-privale partnership was found as the salution to finance the conversion : the government grants the building for 50 years to a developer who wants to transfarm it into a multiuse facility with housing, offices , hotel, etc and most important: the largest shopping mali in South Eastern Europe. My project takes this program as a point of departure, but without doing it too literally. I have taken freedoms in altering this realis tic, market-conform program, in order to make a statement. Thema in concern of the project is nottoturn the building into a well-oiled shopping paradise with adjacent program, but to reconcile, by means of architectural design, this communist leftover with the post-revolutionary social condition. There is a double agenda operating here. On the one hand dealing with the legacy of the communist past by converting the buil-
Rgure 3 •Nolli-sectlon" presenting the bullding as a composltlon of private realms (black) connected and anlmated by a publlc spatlal continuurn (whlte)
Rgure 5 The market place brlngs the publlc domaln lnto the mlddie of the bullding I»
ia: c
Q.
tD
..,tD
er
c
::J Q.
!!.
nr
n
c
.-+ (D .-+
Rgure 4 Atrium wlth shopping and houslng galierles above the market
37 ding's architectural message of" palace of the power". On the other hand co ping with today's realities of the market economy by rethinking the concept of the mali beyond a "palace of consumption". They are in fact both reaelions against totalitarian ways of appropriating the city and its hardware. Trans forming the building's iconographic character of"palace of the power" means coming to terms with its classica! vocabulary in such a way that new messages are being communicated. Many references have been used, from Matta Clark's cuttings to Christo's packages have served as inspiration, but the overall paradigm is formed by Giulio Romano's Pallazo del Té and his fight with classicist dogma. Romano succeeded to destabilize the classicistic certainties in his Mantuan palazzo, making room for notions such as multiplicity, ambiguity, irony, the unexpected and the sensational. In much the sa me way but with the means and technica! poss ibilities of nowadays, the architectural interventions on Casa Radio introduce a multiplicity of historica] perspectives, so that the "new" building ca n embody botharecent history, communist and post-communist, and a future full of promises and uncertainties. The building has been cut, wrapped, restored and left ruinous, without jeopardizing its integrity as a whole. Th is strategy of multiplicity seeks to mirror the ambiguous way in which people relate to the communist past, with emotions ranging from denial to disgust, from nostalgia to indifference, often felt by one and the same individual. The bottorn line for choosing to incorporate a shopping mali is that only a highly commercial program can transform Casa Radio into a viabie urban facility that can take account for the enormous investments needed. The mali, which is still perceived as a novelty in Romania, is an undisputable crowd puller. lt can therefore be a catalyser for what the building really aims to
be: a territory of new communal experiences in the contemporary socio-economie condition. But to makesure that these experiences are accessible to more than a selective economical group and that they are not limited to consuming only, the building has to literally open up. Jt does so by breaking the hermetic world of the mail and connecting it to the public domain and to other "worlds". The shopping mail facilities are blended with the other functions aftera model of programmatic alchemy. This model is supported by the new spatial organization of the building. The various functions are stacked to become the building's mass and are connected to one spatial continuurn which runs through the entire building in its system of voids. This spatial continu urn, conceived as an urban interior, stages the public life of the building. In this continuurn mali routing. market landscape, housing galleries, hotel amen ities and roofscape are brought visually and physically in touch with each other. Here the commodified and idealized world of the mali coexists with manifestations of the vernacular, the ordinary, the everyday, the decadent and the unconditioned. By bringing all these worlds and their specific users toa modus vivendi, the building stands fora more complete urban experience in which social interaction is stimulated.
Ing. T.W.J. Royakkers
Sittard Revitaliseert Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. S. van Hoof Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen 25 januari 2005
Cll
u;' ..... c:
Q. ID ID
...
tr
c:
:I Q.
!!.. DI' n
c
;;
Samenvatting Het afstudeerproject is gesitueerd in de oude kern van Sittard. De locatie is met name interessant door de vele tegenstrijdigheden, conflicten en overgangen die er momenteel aanwezig zijn. De locatie vormt een overgang van oud naar nieuw, van kleinschalig naar grootschalig, van rust naar stedelijk leven.,,. In de jaren 'Go is op deze locatie een volledig misplaatste inpassing ontstaan, waardoor het gebied vervreemde van de directe omgeving. Door nu een nieuwe, meer adequate inpassing te creëren wordt gepoogd dit stadsdeel op een hoger niveau te brengen en daarmee ook de stad als geheel. Immers een stad is niet meer dan de som der (stads)delen.
Afbeelding 1
;:::;:
er
g
::E Ë
~
ro
Trefwoorden Sittard Revitalisering Historische omgeving Hedendaagse inpassing Grensgebied stedebouw-architectuur
Dit afstudeerproject is zoals de naam al duidelijk maakt gesitueerd in Sittard. Deze stad is na de recente herindelingen deel gaan uitmaken van een nieuwe fusiegemeente, de gemeente Sittard-Geleen. Een gemeente die met bijna 10o.ooo inwoners vanuit het niets opeens de tweede gemeente van Limburg is geworden en hiermee in aanmerking hoopt te komen voor het grote steden beleid. De nieuwe gemeente, m et haar dimensies, is voo r de individuele stadskernen een extra stimulans gaan vormen voo r het herwaarderen van hun centra. Waren de plannen van tevo ren al zeer pretentieus te noemen, na de herindeling is dit alleen nog maar versterkt. Behalve het revitalise ren van de individuele kernen van Sittard en Geleen is nu de oplossing van een groter stedebouwkundig probleem hierbij gekome n: het combineren van beide steden tot een nieuwe logisch samenhangende stad. Gezien de betrokken ontwerpers (Jo Coenen voor stadsdeel Sittard en Kees Rijnbout voor stadsdeel Geleen) kan men stellen dat hier niet lichtzinnig mee wordt omgesprongen. De locatie die met name interessant is voor dit afstudeerproject is te vinden in het centrum van Sittard. Het gebied Tempelplein, Walstraat, Gruizenstraat, dat deel uitmaakt van de Oll)vangrijke herwaarde ringsplannen "Sittard Revi Sited", is bijzonder te noemen . Het gebied is gelegen aan de rand van het ce ntrum . De aanwezige bebouwing is een combinatie van oude bouwwerken en recente ingrepen uit de jaren 'Go tot '8o. Ve rder is de overgang naar de omligge nde gebieden bijzonder. Aan de noord, west- en oostzijde wordt het gebied begrensd door het oude centrum . Terwijl aan de zuidkant het gebied de entree vormt naar de stad toe vanuit de nieuwe woonwijken en de gemoderniseerde stadskantoren. De ingrepen die hier in het verleden zijn gedaan , zijn op zijn minst radicaal te noemen. Het gebied is gedurende de laatste 40 jaar grotendeels vernieuwd. Zowel architectonisch als stedebouwkundig. Hierbij is in onvoldoende mate rekening gehouden met de betekenis die dit gebied voor het omliggende centrum kan en ook moet hebben.
Stedebouwkundig biedt dit gebied met name mogelijkheden om een nieuwe entree naar het centrum te maken. Omdat deze entree momenteel te onduidelijk en kleinschalig aanwezig is, vormt het gebied eerder een rand rond het centrum dan een toegang ernaartoe. Door deze entree te verbeteren zal het gebied een sterkere functie krijgen. Toevoergebied met stedelijke kwaliteiten in plaats van randgebied . Dit is van belang wil men de kwaliteiten van de stad als geheel versterken. Immers een stad is niet beter dan de som der delen. Dat wil zeggen, als men "slechtere" stadsdelen renoveert zal dit ook de stad als geheel ten goede komen. Architectonisch gezien is dit gebied interes sant omdat het elementen uit zeer diverse perioden herbergt in zijn directe omgeving. Variërend van middeleeuwse bebouwing tot de povere bouwwerken uit de jaren '8o. Momenteel is dit gebied architectonisch gezien niet helder. De historisch j architectonisch belangrijke gebouwen worden omgeven doo r bouwwerken van beduidend mindere kwaliteit. Hierdoor lijkt het geheel op het eerste gezicht minder kwaliteiten te bevatten dan er eigenlijk aanwezig zijn. Van belang is dus ook dit stadsdeel architecto· nisch helder te krijgen. Dat wil zeggen dat de gebouwen die van belang zijn een prominentere plaats in hun omgeving verdienen . Omgeven door hedendaagse stedebouw en architectuur. Wat betreft de afstudeerdoelstellingen biedt dit gebied een goed leerkader. Het biedt de mogelijkheden een architectonisch en stedebouwkundig eindproduct in een bestaande stedelijke omge· ving te kunnen realiseren. Wat wil zeggen dat men ten alle tijden rekening moet houden met zijn (historische) omgeving. Men moet zich ter degen bewust zijn wat een ingreep op een dergelijke locatie, voor de stad als geheel kan betekenen. Het bouwwerk en de buurt kunnen hier niet als individuele elementen worden bekeken, maar moeten worden gezien voor wat ze zijn. Onderdeel van een groter geheel: de Stad, een dynamisch geheel welke de meest diverse elementen uit alle tijdsperioden weet te herbergen.
Afbeelding 2
Afbeelding 3 Dl
-
u;'
c
Q.
tD
...tDr::r c ::s
Q.
!.
or
n
c
;:::+
...... CT 0
c
:E c
7' :::J
0..
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Het gebied dat is gekozen voor de Architectonische uitwerking is centraal gelegen binnen het nieuw te realiseren I renoveren stadsdeel den Tempel. In dit gebied komen alle belangrijke elementen van het stadsdeel samen. De rust en het groen van de woningen aan de achterzijde, met de smalle straatjes en groene binnengebieden. De aanwezige hoogteverschillen in het stedebouwkundige patroon. Oud en nieuw. Grootschalig en kleinschalig. De inte ressante overgangen naar enerzijds het historische pand aan de Helstraat en anderzijds de Oude s tadsboerderij den Tempel, die in de toekoms t gaat dienen als nieuwe poort naar het Gruizenplein. De ligging aan een openbaar plein met horeca en een waterloop aa n de achterzijde en de ligging aan de nieuw te realiseren boulevard aan de Walstraat aan de voorzijde. En bovenal de aanwezigheid van het speerpunt op de hoek van de Walstraat- Helstraat In dit gebied zi jn alle thema's aanwezig en juist daardoor is het een uitdaging om dit gebied als één logisch architectonisch geheel op te lossen. Het punt dat architectonisch wordt uitgewerkt omvat een complex met een moderne mediatheek incl. horecagelegenheid op de hoek van de Walstraat en de Helstraat Een langgerekte winkel- 1 apparteme ntencomplex langs de Walstraat met op de begane grond ruimte voor een gespecialiseerd winkelaanbod, in de vorm van 4 gelijkwaardige units, en een restaurantuitbreiding ter plaatse van de stadsboerderij den Tempel. Op de eerste etage biedt dit gebouw ruimte aan 9 appartementen en op de tweede etage aan één appartement en 4 riante penthouses met overdekte dakterrassen. De architectonische doelstelling van dit ontwerp is het ontwerpen van één samenhangend complex waa rbinnen al deze functies ku nne n worden gehuisvest. Het gebouw past zich aan, aan zijn omgeving en aan zij n achterliggende functies. Zo is bijvoorbeeld de voorzijde anders vormgegeven dan de achterzijde, omdat de omgeving op beide plaatsen daar sterk van elkaar afWijkt en dus voor een andere benadering vraagt. De voorzijde vraagt voor een open uiterlijk terwijl de achterzijde juist meer ingetogen en gesloten is vormgegeven . De situatie vraagt voor
een gefragmenteerde grondgebonden bouwvorm in verband met de naastgelegen historische kern. Maar tegelijkertijd ook voor een groter bouwwerk dat als één geheel kan worden gezien, dit in verband met de ligging aan de promenade aan de voorzijde en de meer moderne omgeving net buiten dit stadsdeel. Dit is dan ook terug te zien in de architectuur van dit bouwwerk. Enerzijds grootschalig en samenhangend en anderzijds toch onderverdeelt door terugspringende vlakken en versch illen in materialisering waardoor het geheel goed tot zij n recht komt op deze overga ngslocatie in de oude kern van Sittard. De individualiteit komt tevens tot uitdrukking in de roosters op het dakvlak ter plaatse van de dakterrassen van de pe nthouses en de mediatheek. De mediatheek heeft evenals de voorzijde van de overige bebouwing een open uiterlijk. Dit kenmerkt zich in een splitlevel-syteem waardoor het hele gebouw bij binnenkomst in één oogopslag overzichtelijk wordt. In de materialisering komt dit streven naar openheid terug in de vorm van veel glas, vrijdragende vloeren en een uitnodigend uiterlijk. Tegelijkerti jd zijn rond het hele gebouw elementen aanwezig die de drukte van de straat wegfilteren. Ter plaatse van de mediatheek en de glazen elementen van het winkel- 1 appartementencomplex gebeurt dit in de vorm van metalen roosters en balkons. Ter plaatse van de meer gesloten elementen van het complex gebeurd dit door de massieve matedalisering en de appartementbrede balkons binnen de constructie. Zo blijft er zicht op het innerlijke van het gebouw m aar wordt toch de rust voor de gebruikers gewaarborgd. Samengevat is het gebouw, een gebouw waar grootschaligheid en kleinschaligheid, geborgenheid en openheid en bovenal eenheid en individualiteit worden sa mengebracht.
39
Ing. M.P. Salemink
VERTICAL URBANISM Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. R. van Zuuk Ir. MH.P.M. Willems Prof. ir. F.van Herwijnen Datum afstuderen 22
februari
200 5
Samenvatting
Met het plan is gezocht naar de mogelijkheden om de toeganke· lijkheid van een danstheater te vergroten en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteiten van een metrostation te verbeteren. Door deze twee functies te combineren in één ontwerp, ontstaat een samenwerking waar beide van kunnen profiteren. Deze programmatische verweving resulteert in de VERTICALE FOYER: een continue opeenvolging van in elkaar vloeiende ruimten, waarin de theaterbezoekers en metroreizigers op een aantal momenten met elkaar worden geconfronteerd.
Afbeelding 1
Trefwoorden
o-
g
~ §
a.
Barcelona Combinatie danstheater en metrostation Onderwereld Interier events Verticale foyer
ro
40
Afbeelding 2 LiNIA9
INTERlOR EVENTS
In Barcelona wordt een nieuwe metrolijn ontwikkeld die de bestaande lijnen en de verschillende binnenstedelijke centra met elkaar verbindt door middel van 14 nieuwe metrostations. Dit afstudeerplan is onderdeel van het atelier Unia9. Het atelier bestaat uit dertien studenten die elk een eigen station hebben aan deze nieuwe metrolijn. Deze metrostations zijn slechts aanleiding om een groter programma te ontwikkelen. De locatie van mijn metrostation, het Placa de Maragall, ligt in het district Sant Andreu. Dit is een district waar veel culturele activiteiten plaatsvinden, maar waar er in verhouding tot andere districten nauwelijks theaters aanwezig zijn. De bekendheid en de faciliteiten die dans nodig heeft, zijn er niet.
Zou het niet geweldig zijn om uit de metro te stappen en te zien wat er zich allemaal in de dansstudio's afspeelt? Door het samengaan van het theater en de metro in één ontwerp, kan het metrostation profiteren van de ruimtelijke kwaliteiten die het theater kan bieden . Andersom zijn de dansers een soort 'leven· de reclame' die met hun expressieve bewegingen de reizigers kunnen verleiden om 's avonds de hele voorstelling te komen zien.
ELITAIR?
Dansvoorstellingen worden gemaakt voor een relatief kleine groep mensen. Ondanks de bijna 100 theaters in Barcelona, zijn er nauwelijks theaters specifiek voor (moderne) dans. De vele dansgroepen die er wel zijn, hebben een aantal overeenkomstige problemen: er is geen publieke betrokkenheid en er is te weinig ruimte voor voorstellingen. Er is geen visie om de aandacht van het publiek te trekken, om dans bekendheid te geven bij jonge mensen . Hoe kan deze als 'elitair' bestempelde activiteit toegan· kelijker worden gemaakt voor een breder publiek? IN TRANSIT
Zo'n belangrijk onderdeel van het dagelijks leven als de metro kan als podium dienen voor het genereren van publieke betrok· kenheid bij het theater en tevens als stedelijke ontmoetingsplek, als weefsel van sociale relaties. Maar waarom zijn metrostations toch vaak zulke onaangename non-ruimten? Het zijn ruimten in transit, je verblijft er niet of nauwelijks en ze worden dan ook vaak gezien als ruimtelijke isolatie van mensen.
VERTICALE STEDELIJKHEID
Het programma bevat naast het metrostation, een danstheater met een grote zaal voor 6oo personen, een kleine zaal voor 300 personen en meerdere dansstudio's. Door de functies van het theater die geen daglicht nodig hebben, zoals de twee zalen , onder het maaiveld te plaatsen, krijgt het zichtbare volume een goede verhouding ten opzichte van haar omgeving. Tevens ont· staat er een ruimtelijke relatie met het metrostation, waarbij reizigers vanuit de metro direct toegang hebben tot het theater. Door de 'footprint' van het gebouw te minimaliseren, wordt het volume van het maaiveld opgetild. Hierdoor wordt er publieke ruimte teruggegeven aan de stad, in plaats van dat deze wordt weggenomen. Het verdiepte plein onder het volume is een con· tinuering van deze publieke ruimte, waarbij de toegang tot het restaurant en de metro in de pleinwanden zijn opgenomen. Het bovengrondse volume is gesitueerd middenin de open ruimte en is gerelateerd zowel aan de drukke weg, als aan de verschil· lende zichtlijnen die over de locatie lopen. Door de unieke situ· ering van het gebouw ten opzichte van haar context, kan het volume identiteit geven aan zowel het theater als de metro. VERTICAAL THEATER
Deze programmatische concentratie resulteert in een verticaal theater, waarbij het zwevende volume hiervan de entree vormt. In dit volume zijn de daglicht behoevende functies opgenomen, zoals de dansstudio's, workshops en personeelsruimten. De
Afbeelding 3
Afbeelding 5
-... Dl
UI' c c. CD CD
C"
c
:::1
c.
!!.. öl'
n
c
Afbeelding 4
Afbeelding 6
kern van het theater, die wordt gevormd door het auditorium en de toneeltoren, hebben ee n specifieke technische en akoestische behandeling nodig. Omdat deze meestal worden buitengesloten van haar omgeving, worden de meeste toneeltorens als obstakel ervaren, als los element binnen het ontwerp. Er is juist geprobeerd een meervoudig gebruik te geven aan de toneeltoren, door deze door het maaiveld heen te steken, vormt het zelfs de entree tot het theater. De toneeltoren is ook het dragende element voor de bovengelege n dansstudio's en workshops. Het ontwerp van het bovengrondse volume relateert aan diepgewortelde elementen binnen de Spaanse cultuur en architectuur. Doordat het volume is ingepakt met een 2e huid, wordt de circulatieruimte die alle functies ontsluit, een schaduwrijke buitenruimte . De aluminium 2e huid is ter plaatse van de dansstudio's en workshops opengedraaid, waardoor de (dans)activiteiten in deze ruimten zichtbaar worden. Op deze manier wordt een relatie gelegd tussen het programma van het theater en het stedelijk leven. Vanaf de straat en het plein zie je mensen achter de gevel bewegen en zie je hoe decorstukken worden verplaatst. De verticale aluminium lamellen van de gelordeerde westgevel zijn allemaal gedraaid ten opzichte van elkaar, waardoor de gevel in eerste instantie volledig gesloten lijkt. Echter, ze geeft haar gelaagdheid pas geleidelijk p rijs en wordt pas volledig zichtbaar ter hoogte van de entree.
de roltrappen van de metro door de foyer heen lopen, zijn de schimme n van de reizigers te zien achter het halftransparante glas. Andersom worden de reizigers geprikkeld door de activiteiten in de foyer. De treden zijn op sommige plaatsen open gehouden, waardoor er ruimtelijk contact ontstaat tussen de verschillende niveaus. De kleine theaterzaal vormt tevens het plafond van de m etrohaL De vide achter dit volume laat niet alleen licht toe in de eronder gelegen ruimte, tevens ontstaat een relatie met de foyer en het restaurant. Doordat de zaal is losgehouden van de beton nen diepwand, kan je vanuit de foyer zowel de activiteit op het verdiepte plein zien, alsook de m ensen van en naar de metro. Vanuit de metrohal is er niet alleen toegang tot het theater, je ziet ook haar bezoekers verspreid over meerdere niveaus van de foyer. Door de verticale verweving van programma's boven en onder het maaiveld ontstaan m eerdere lagen van publieke activiteit; waarbij een integratie ontstaat tussen architectuur en haar bedienende infrastructuur.
VERTICALE FOYER Door de stapeling van programma's, ontstaat e r een VERTICALE FOYER, een route die is ontworpen als een verticale ruimtelijke sequentie. Vanaf het verdiepte plein kom je het theater van bovenaf binnen, om vervolgens tussen de twee zalen af te dalen in 'de onderwereld'. Vanuit de metro is het theater ook ondergronds toegankelijk, waardoor je deze verticale ruimtelijke opeenvolging in omgekeerde richting beleeft. De verticale foyer wordt gekenmerkt door split-level niveaus, waarbij meerdere routes mogelijk zijn. Hie r wordt je op verschillende momenten geconfronteerd met de reizigers van en naar de metro. Doordat
41
W.L. Savelkouls
Droog stapelen bij geprefabriceerde betonconstructies Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Ing. S.J. de Boer Ir. H.J .M. Janssen Datum afstuderen 22 februari 2005 Samenvatting De mogelijkheden van het stapelen van prefab betonelementen zonder daarbij mechanische verbindingen toe te passen, zijn onderzocht. Dit heeft geresulteerd in een voorstel voor bolvormige contactpunten tussen de afzonderlijke betonelementen. Het gedrag van een dergelijk contactvlak bij overdracht van een normaalkracht is vervolgens zowel theoretisch als experimenteel onderzocht. Ook de betekenis van toepassing van een dergelijk contactvlak voor de gehele constructie is beschouwd.
~ o0
c
:E
2
& m
Aguur 1 Bolvormig contactvlak
Trefwoorden Prefab Betonconstructies Stapelen Verbindingen Contactvlak
Verbindingen tussen geprefabriceerde beton-elementen zoals die in de hedendaagse bouwpraktijk worden toegepast, zijn al redelijk eenvoudig en niet heel erg bewerkelijk. De meest eenvoudige verbinding echter, is een verbinding waarbij de afzonderlijke beton-elementen los (zonder mechanische verbinding) op elkaar zijn gestapeld. In dit onderzoek zijn de consequenties van een dergelijke bouwwijze, die in dit rapport "droog stapelen" is genoemd, onderzocht Er is een inventarisatie gemaakt van de meest gangbare verbindingstypen zoals die in de praktijk voorkomen, bijvoorbeeld de vloer-wand- en de balk-kolom-verbinding. Van de verschillende verbindingstypen is onderzocht of deze in aanmerking zouden komen om droog te stapelen. Dit resulteerde in enkele verbindingstypen die potentieel droog te stapelen zijn. Van deze verbindingstypen is de wand-op-wand-verbinding nader beschouwd. Na een onderzoek met betrekking tot de mogelijke uitvoeringswijzen voor het contactvlak is gekozen voor toepassing van bolvormige contactpunten aan de onderzijde van de droog te stapelen wand-elementen (figuur 1). Voordelen zijn dat de over te brengen drukkracht centraal in de doorsnede wordt ingeleid en dat een kleine rotatie mogelijk is zonder dat dit van invloed is op het spanningspatroon in het contactvlak. Een bolvormig contactvlak brengt een relatiefklein lastvlak met zich mee, met als twee voornaamste consequenties: r. Het optreden van hoge contactdrukspanningen. 2. Het optreden van splijttrekspanningen in de omgeving van het contactvlak. Met behulp van formules van Hertz en het artikel "verhoogde oplegdruk" uit NEN 6720 is een theoretisch model gemaakt waarmee de optredende en toelaatbare contactdrukspanningen berekend kunnen worden. Met dit model is bepaald dat (reken-
stort 1, 12008 --experiment
theorie
1200 1000
z-:s
800
.E (J
600
"'
400
_;;;:
200
_ , , , / // 0 0
0.5
1.5
2
2.5
verplaatsing (mm)
Figuur 2 Experimenteel resultaat en theoretisch model
..
Dl
ij;'
c
Q.
..:1
l:r
c
::I Q.
a Ql' I"'> c: (i)
;'":
43
waarden van) de krachten die in de praktijk in het geval van een niet te hoog gebouw op een dergelijk contactvlak voor zouden kunnen komen, opgenomen kunnen worden. Om de splijttrekspanningen op te nemen, is het toepassen van splijtwapening, zoals een spiraalvormige wapeningsstaaf, noodzakelijk. Beide aandachtspunten zijn ook experimenteel onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het voorgestelde model het gedrag van een bolvormig contactvlak voor de gedane proeven goed beschrijft (figuur z). De krachten die opgenomen kunnen worden zijn inderdaad dermate hoog dat praktische toepassing van een dergelijk contactvlak mogelijk is. De opname van een spiraalwapening voorkomt het bezwijken ten gevolge van hoge splijtspanningen. Verder is bekeken wat het gevolg is van de toepassing van een bolvormig contactvlak in de wand-wand-verbinding voor de gehele constructie. Het feit dat niet op hoogte gesteld kan worden hoeft niet tot bezwaren te leiden. Bij stapeling van de wandelementen in halfsteens-metselwerkverband kan tot enkele bouwlagen gestapeld worden, mits een voldoende grote voegafmeting tussen de afzonderlijke wand-elementen wordt aangehouden. Mocht een maatcorrectie toch noodzakelijk zijn, dan kunnen stalen stelplaatjes tussen de contactpunten toegepast worden. De stabiliteit en samenhang van de gehele constructie verdient bijzondere aandacht. Waar in de uitvoeringsfase wellicht kan worden volstaan met horizontale krachtsoverdracht in het contactvlak door wrijving is dit in de gebruiksfase onacceptabel. Bijzondere belastingen zoals een explosie-belasting en het voorkómen van voortschrijdende instorting maken het noodzakelijk dat in de gebruiksfase een mechanische koppeling tussen de wand -elementen is aangebracht. Dit is in dit onderzoek niet uitvoerig onderzocht.
Met dit onderzoek is een eerste aanzet gegeven tot een droog gestapelde bouwwi.jze. Er is echter nog veel onderzoek nodig alvorens een dergelijk systeem in de praktijk kan worden toegepast. Met name kan hierbij gedacht worden aan verder onderzoek naar het vervullen van de secundaire functies van de verbinding ten behoeve van de stabiliteit en samenhang van de constructie.
R.P.L. Teeuwen
Ontwerpverkenning Eindhoven Helmond als rasterstad Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B.E.). de Meulder Ir. O.T. J. Devisch Ir. M. Honselaar Datum afstuderen
22 februari 2005 Samenvatting:
In deze ontwerpverkenning zijn de mogelijkheden van nieuw geplande infrastructuren in de regio Eindhoven · Helmond verkend. Vanuit een lezing van Eindhoven · Helmond als een rasterstad zijn op regionale schaal een aantal ingrepen gedaan. Vervolgens zijn de mogelijkheden hiervan in enkele casestudies op lokaal niveau geconcretiseerd. Trefwoorden
Nevelstad Rasterstad Eindhoven Infrastructuur Casestudies
Afbeelding 1 Ingrepen
Context
De klassieke denkkaders over stad en stedelijkheid moet geherformuleerd worden. Steden zijn uitgezaaid, stedelijke activiteiten hebben zich verspreid en grenzen tussen stad en platteland bestaan niet meer. Tijd om deze nieuwe realiteit van een verspreide stedelijkheid en open netwerken in een beeld te vangen. Het beeld van de rasterstad kan de rastervormige samenhang tussen compacte en minder compacte, tussen centrale en perifere en tussen bebouwde en open ruimte vangen. De rasterstad bestaat uit lijnen, kopen en velden met elk een eigen identiteit en heeft infrastructuur als voornaamste structurerend element. Eindhoven • Helmond
44
ln deze regio liggen momenteel twee grootschalige infrastructurele plannen op tafel. r. Aan de westzijde van Eindhoven zullen parallelwegen langs de A2 worden aangelegd om lokaal en regionaal verkeer te scheiden. 2. Aan de oostzijde zijn de radiale uitvalswegen tussen Eindhoven en Helmond verstopt en gaat doorgaand verkeer door dorpen. Momenteelloopt er een studie naar een nieuwe weg om het kwadrant om Eindhoven te sluiten. De planning van deze nieuwe weg komt echter voort uit verkeerstechniek en schikt zich niet in de structuur en logica van de regio; het is een gebrekkige ruimtelijke vertaling van een dwangmatig model dat men op de regio projecteert. Planning van nieuwe infrastructuur zou meer moeten beteken dan een efficiënte verkeersafwikkeling. Daarom is in deze ontwerpverkenning een andere aanpak gevolgd. Rasterstad
Kijkend naar de structuur van de regio is duidelijk geworden waardoor de verschillende mobiliteitsproblemen zijn ontstaan. Vanuit de historische groei kent de regio Eindhoven · Helmond nog altijd een radiaal· concentrische structuur die de centra van de verschillende plaatsen met elkaar verbindt. Dit beeld steunt op een hiërarchische ordening met het centrum als brandpunt van stedelijke activiteiten en sluit niet langer aan op het werkelijke gebruik van de regio. Door de geplande parallelwegen langs de A2 wordt de radiale structuur van Eindhoven aangevuld tot een raster. Door de gehele regio als een rasterstad te lezen zijn een aantal gebreken in dit raster naar boven gekomen. Vanuit de ruimtelijke structuur en logica van de regio is vervolgens een ingreep in het gebied tussen Eindhoven en Helmond gedaan, ter aanvulling van het raster. Ingrepen
Drie nieuwe parallelwegen in oost-west richting tussen Eindhoven en Helmond zoeken aansluiting bij bestaande infrastructuren; de parallelweg Wihelminakanaal, de Kanaalboulevard en de parallelweg A67. Enkele schakels in noord-zuid richting complementeren het raster. Het ontstane raster neemt de transportfunctie over van de historische radialen behoudt de aanwezige groenstructuren.
Afbeelding 2 Case studles
Afbeelding 3 Parkway Nuenen
De lijnen uit het raster kunnen verschil1ende karakters aannemen en specifiek inspelen op weefsel waardoor ze passeren. De werking van het ontstane raster en de mogelijkheden die het biedt, is in vier casestudies onderzocht.
In deze ontwerpverkenning heeft de planning van nieuwe infrastructuur zich ingeschreven in de aanwezige structuren en logica van de regio. Verkeerskunde, stedebouw en architectuur werken samen waardoor een verkeerssysteem kan ontstaan dat niet alleen beantwoordt aan de eisen die de hedendaagse stad stelt, maar tevens op verschillende schaalniveau's mogelijkheden voor stad en regio aan het licht brengt.
Dorpsstraat Geldrop
In Geldrop vormt het zware verkeer dat over de oude linten door de dorpskern gaat, een ernstige aantasting van leefbaarheid. In deze case is aangetoond op welke wijze door de aanleg van de Kanaalboulevard en de parallelweg A67 het dorp anders ontsloten kan worden. Zwaar verkeer kan eenvoudig om het dorp worden geleid en op de oude linten komt de nadruk weer op verblijfskwaliteit te liggen. Kanaalboulevard
Langs het Eindhovens Kanaal, dat ziin transportfunctie heeft verloren, komt de Kanaalboulevard. Deze nieuwe lijn kan meer zijn dan enkel een nieuwe weg. Er kan een nieuwe recreatieve route ontstaan die het centrum van Eindhoven met het Dommeldal verbindt. Tevens is een snelle fietsverbinding tussen Eindhoven en Helmond langs de Kanaalboulevard denkbaar. Tenslotte is aangetoond hoe de verschillende bed rijventerreinen langs het kanaal efficiënt richting de snelweg kunnen worden ontsloten, zodat andere wegen worden verlost van zwaar verkeer. Het Eindhovens Kanaal zal met de kanaalboulevard weer een actieve rol in de ontsluiting van de regio gaan vervullen. Rollercoaster Gulbergen
Het gebied op en rondom de voormalige afvalstort 'de Gulberg', centraal tussen Eindhove n en Helmond, ontwikkelt zich tot een recreatiegebied. De slechte bereikbaarheid en de gefragmenteerde structuur vormen echter een rem op de ontwikkeling. Een nieuwe schakel in het raster takt het gebied aan op het raster en koppelt de verschillende fragmenten weer, waardoor het nieuwe activiteiten aan zich zal weten te binden. In het recreatielandschap dat kan ontstaan, zal de nieuwe weg een actieve rol spelen. De nieuwe weg wordt de rollercoaster van recreatielandschap Gulbergen. Parkway Nuenen
De regionale weg door Nuenen vormt vanwege zijn verkeerskundige ontwerp een barrière in het dorp. In ' Parkway Nuenen' zijn de geluidswallen opgeblazen tot parkwallen waarop plaats is voor langzaam verkeer. Groenstructuren uit omliggende wijken zijn doorgezet langs deze parkwallen en op enkele plekken over de regionale weg doorgetrokken. Hierdoor is een continu langzaam verkeerssysteem ontstaan. Op plekken waar de wallen zich verbrede n, is nieuwe bebouwing toegevoegd waardoor de regionale weg weer adressen binnen de dorpskern krijgt. De lege ruimte in het geografische centrum van de gemeente is zodanig ingericht, dat deze een schakel wordt tussen het historische dorpscentrum en de regionale weg.
45
B. van der Wal
The WALL: layered division Ontwerp voor een politieacademie+ metrostation in 'Barcelona Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. R. van Zuuk Ir. J.J.P.M. van Hoof Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen februari 2005
22
Dl
ia' c Q.
m g"
&. !!.
..,Qj'
§: ~
g-
c
~
S c..
Samenvatting Ontwerp voor een politieacademie in combinatie met een metrostation in Barcelona. Het thema muur vormt het conceptuele uitgangspunt van dit project. De muur is echter niet opgevat als één enkele wand maar als een opeenvolging van achter elkaar geplaatste schijven. Door openingen in de schijven aan te brengen ontstaat er een gelaagdheid en wordt een spel gespeelt met het onthullen en verhullen van ruimten.
Afbeelding 1
Trefwoorden Muur Gelaagdheid Onthullen/verhullen Metro Politie
De afgelopen jaren zijn binnen de Spaanse politie vergaande reorganisaties doorgevoerd. Dit heeft ondermeer geleid tot de oprichting van de Catalaanse politie. Er is echter een tekort aan hoog opgeleide politiefunctionarissen, want hoewel Barcelona over een basisopleiding beschikt moet men voor hogeropgeleiden uitwijken naar Madrid. Door in Barcelona een PolitieAcademie te ontwerpen wordt dit probleem ondervangen. Wanneer we kijken naar de bestaande academies valt op dat ze vrijwel allemaal geïsoleerd zijn van hun stedelijke omgeving. Zij zijn omgeven door tientallen meters groen en hekwerk of bevinden zich ver buiten de stad. De politie is echter vooral binnen stedelijke gebieden actief. Het inpassen van een PolitieAcademie binnen een stedelijke context zou dan ook beter aansluiten op de dagelijkse praktijk. De grote afstand tot de academies prikkelt weliswaar de nieuwsgierigheid maar ook niet meer dan dat. Zou het niet veel mooier en interessanter zijn als de academie juist wel in een stedelijke context geplaatst zou worden en men af en toe een glimp op zou kunnen vangen van de activiteiten die zich binnen de academie afspelen? De aanleg van Ba reeiona's nieuwste metrolijn, Linia 9 · bied de mogelijkheid om dit programma in een stedelijk gebied te realiseren. Door de Politieacademie in combinatie met één van de op L9 gelegen metrostations, Mandri, te ontwikkelen, kan de academie niet alleen in een stedelijke omgeving worden gesitueerd, maar is men tevens verzekerd van voldoende passanten waardoor de academie als uithangbord van de politie kan fungeren. (zie figuur r) De projectlocatie bevindt zich in de privé tuin van een muziekschool en wordt begrensd door een appartementencomplex en een tuinmuur. Hoewel het een zeer ingetogen object is, is de
Afbeelding 2
Afbeelding 4
Afbeelding 3
Afbeelding 5
muur een beeldbepalend element dat duidelijk zijn stempel op de locatie drukt (zie figuur 2). In de tuin zorgt de muur ervoor dat het verkeer van de straat aan het zicht wordt onttrokken. De muur vormt de scheiding tussen twee werelden: openbaar en privé, verkeerschaos en rust. Het gebouwconcept is van deze MUUR afgeleid. Het thema muur wordt echter niet geïnterpreteerd als r enkele wand maar al een ZONE, opgebouwd uit verschillende afscheidingen en gebieden. Het gebouw is een opeenvolging van drie achter elkaar geplaatste SCHIJVEN (straatgevel, betonschijf en tuin ge· vel). Door openingen in de schijven aan te brengen ontstaat er een GELAAGDHEID en wordt een spel gespeelt met het onthullen en verhullen van ruimten. (Zie figuur 3) Als schijven vormen de gevels doorlopende vlakken waaruit ope· ningen zijn gesneden. De straatgevel heeft een zeer gesloten karakter en doet als zodanig tevens dienst al scherm tegen de verkeersdrukte van de straat (zie figuur 4). De tuingevel is daarentegen zeer open en biedt vooral zicht op het, in de tuin aanwezige groen (zie figuur 5). De door de schijven gecreëerde tussenruimten doen dienst als verkeersruimte of bevatten programma-specifieke onderdelen. Door vrijwel alle trappen , gangen en routes in de tussen de eer· ste twee schijven te plaatsen, ontstaat een overgangsgebied tus· sen binnen en buiten. Tevens ontstaat zo een heldere oriëntatie binnen het gebouw. Verreweg het interessantste punt van een muur is de opening. Hier komen de aan weerszijde gelegen gebieden met elkaar in contact. De muur is zowel scheiding als verbinding. Een gege· ven dat, in dit project, getracht is ten volle te benutten.
47
M.H. Willems
Screenplay cinema Een onderzoek naar sequentie en enscenering als ontwerpgereedschap Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Jr. R.H. van Zuuk Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Prof. ir. F. van Herwijnen Datum afstuderen januari 2005
25
Afbeelding 1
Samenvatting Door de geschiedenis van enscenering binnen de architectuur te onderzoeken, is er getracht een eigentijds antwoord te geven op een ontwerpvraagstuk met een cinematografisch karakter. De opgave bestaat uit het ontwerpen van een bioscoop, aan een nieuwe metrolijn, in een dichtbebouwde wijk van Barcelona. Het komt op de plek te staan van een bestaande markthal, maar in plaats van deze stedelijke functie te verwijderen wordt die in het plan geïntegreerd. De bioscoop vormt als het ware de nieuwe overkapping van de marktplaats. Trefwoorden Cinema Sequentie Enscenering Spektakel Meervoudig mimtegebruik
In Barcelona wordt een nieuwe metrolijn ontwikkeld, Linea 9· Een metrolijn die dient als verbinding tussen de vele bestaande lijnen en verschillende binnen stedelijke centra. Deze onder· grondse metrolijn verbindt onder andere een aantal ziekenhui· zen, het sportcomplex van FC Barcelona, de universiteit, een industrieterrein, Pare Guëll en een treinstation. De opgave bestaat uit het ontwerpen van een bioscoop, aan deze nieuwe metrolijn, in een dichtbebouwde wijk van Barcelona. Het komt op de plek te staan van een bestaande markthal, maar in plaats van deze stedelijke functie te verwijderen wordt die in het plan geïntegreerd. De bioscoop vormt als het ware de nieuwe overkapping van de marktplaats. Door de komst van de nieu· we metrolijn komt de wijk te liggen aan een kwispunt van twee .metrolijnen en wordt het een belangrijk knooppunt in de stad. Deze gebeurtenis wordt aangegrepen om de wijk op een hoger stedelijk niveau te brengen, zoals ook Bohigas, de voormalig directeur van de afdeling 'architectuur en stedelijke ontwikke· ling' voor de stad Barcelona, met deze strategie enkele openbare mimten in de stad heeft gerenoveerd. Met een pragmatische inslag richtte hij zich op de renovatie van individuele plekken in de stad, met de bedoeling om de directe omgeving te helpen regeneren. Het was een poging om de stad te ontwikkelen vanuit de openbare ruimte en om een andere relatie met het bestaande centrum aan te gaan; een nieuwe 'centraliteit'. Om succes te garanderen voor deze gerenoveerde plekken in de stad was het van fundamenteel belang om er een "motor" van gecon· centreerde permanente activiteit te installeren. Binnen de Catalaanse cultuur speelt het sociale leven van de mensen een belangrijke rol. Men ontmoet elkaar veelal buitens· huis, in bars, cafés, op pleinen en in parken. Bewoners van een metropoolleven in een zekere anonimiteit. Sociaal contact tus· sen bewoners onderling is daarom minder vanzelfsprekend, en kost meer inspanning.
Afbeelding 2
Afbeelding 4 111
ur ..... c
Q.
til
...tiloe
:::1 Q.
!2..
ar
n
c
..... m ..... CT
0
c
~
c "' :::s
c.
m
Afbeelding 3
Afbeelding 5
Door het plaatsen van een nieuwe bioscoop met eronder een openbare marktplaats, wordt het 'lokale' centrum van deze wijk zowel op een hoger commercieel en cultureel niveau getild, als ook beter geschikt voor ontmoetingen tussen bewoners.
Het gedachtegoed van de Situatienisten die opperden dat architectuur een zeer belangrijke en fundamentele rol zou kunnen spelen ten aanzien van het initiëren van een grootschalige maatschappelijke verandering, inspireerde o.a. het werk van Bernard Tschumi en Jean NouveL De zoektocht van Tschumi naar alternatieve definities van architectuur mondt uit in het werk: 'the manhattan transcripts'. De transcripts beschrijven een verhaal, een sequentie, aan de hand van een specifieke organisatie. Het is een samengestelde opeenvolging van beelden, waarin gebeurtenissen, bewegingen en ruimte elk onder invloed van hun onderlinge relatie, een lineair, gedeconstrueerd, of discontinu verhaal vertellen. In het werk van Jean nouvel krijgen gebeurtenissen ook een belangrijke rol toebedeeld, zowel de gebeurtenis of functie waar de ruimte in eerste instantie voor bedoeld was als de 'beleving van de ruimte' door de gebruiker. Hij verwacht van de bezoeker of gebruiker van de ruimte, als het ware een actieve onderzoekende houding. Deze theoretische achtergronden, van Tschumi en Nouvel. vormden een leidraad om referentieprojecten van onder andere Rem Koolhaas en Coop Himmelb(l)au te onderzoeken op hun cinematografische interpretatie. Deze inzichten hebben geleid tot een ontwerp waarbij sequentie en enscenering in een route tot uiting komen. De bezoeker volgt een vaste route door het gebouw en krijgt hiermee de rol van cameraman opgelegd, en wordt door de dynamiek van de meanderende route u itgedaagd om op een persoonlijke manier betekenis te geven aan zijn omgeving. De ruimtelijkheid van het gebouw vormt als het ware een prelude op het spektakel dat men te wachten staat in de film. Of zoals Nouvel het samenvat: 'the image as the matter of architecture ... the future of architecture is not architectural'.
Binnen het ontwerp spelen enscenering en sequentie een belangrijke rol. Door de geschiedenis van enscenering binnen de architectuur te onderzoeken, is er getracht een eigentijds antwoord te geven op een ontwerpvraagstuk met een cinematografisch karakter. De herkomst van het woord 'gebeurtenis', dat is te herleiden tot de betekenis 'in scène zetten', voedt de gedachte dat 'gebeurtenis-architectuur' al zo oud is als de mensheid zelf. Immers architectuur werd altijd al 'in scène gezet' om een vreemd volk of het eigen volk te manipuleren. Architectuur werd ten tijde van de Egyptenaren ingezet om maatschappelijke conventies en geloofsovertuigingen te tonen, en er het gedrag van de bevolking mee te beïnvloeden. De bekendste bouwwerken van de Egyptenaren, de piramides, werden opgetrokken uit steen, een duurzaam materiaal met eeuwigheidswaarde, dat symbool stond, voor het belang dat de Egyptenaren aan het leven na de dood hechtte. Kerken en moskeeën dragen vaak ook verwijzingen in zich naar het hiernamaals. Zowel beloftes m.b.t. een gelukzalig hiernamaals als bedreigingen met een hels hie-rnamaals, afhankelijk van het gedrag van het subject, werden veelvuldig verwerkt in de architectuur van de gebouwen. Ook niet-religieuze bouwwerken kregen een 'symbolische waarde' om hun functie beter te kunnen vervullen. Zo werden rechtbanken vaak uitgevoerd als een imposant en massief gebouw dat de onwrikbaarheid en de macht van het justitiële apparaat moest uitbeelden. Deze eigenschappen maakten het mogelijk om de verhouding tussen het individu en het instituut te manipuleren; het individu voelde zich 'klein' en kwetsbaar ten opzichte van het machtige instituut.
49
Ing. F.S.A.M. van Winden
UITVAARTORIUM Ontwerp voor een hedendaagse uitvaartplaats Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post J.A.C. Hofman arch. avb Ir. ).H.M. van Weil Datum afstuderen 22 februari 2005 Samenvatting In de afgelopen twintig jaar is er binnen de Nederlandse uitvaart veel veranderd. Het taboe op de dood van de jaren '70 is doorbroken en er is weer openheid over leven, dood en afscheid. Het uitvaartgebouw blijft bij deze ontwikkelingen echter achter. In vormgeving zijn uitvaartplaatsen vaak weinig uitgesproken gebouwen die niet herkenbaar als plaats van de dood zijn. Bovendien worden uitvaartplaatsen vrijwel altijd aan de rand van een stad of in de vrije natuur geplaatst. De doelstelling is dan ook om een hedendaagse uitvaartplaats te ontwerpen, die in vormgeving en situering aansluit bij de ontwikkelingen binnen de uitvaart.
50
Trefwoorden Uitvaart Funeraire architectuur Hedendaags Stedenbouwkunde Rotterdam Inleiding Als we het over uitvaart hebben, dan hebben we om te beginnen over de relatie tussen leven en dood. Leven en dood zijn onlos· makelijk met elkaar verbonden, dat staat vast al sinds mensen· heugenis vast. Zonder iets te kunnen veranderen aan dit feit, heeft de mens wel de intentie om zich hier in meer of mindere mate voor af te sluiten. Ook in Nederland werd er door de eeuwen niet altijd even openlijk met leven en dood omgegaan. Vanaf de Middeleeuwen tot de 20ste eeuw is de rol van de uitvaart en dood in het leven steeds wisselend geweest. Van het 'hof om de kerk' in de r6e en 17e eeuw naar de eerste begraafplaatsen buiten de stad in de r8e eeuw. De 19e eeuw betekent dat er voor het eerst buitenhuis een dode wordt opgebaard in het eerste mortuarium van Nederland. Het begin van de twintig· ste markeert de start van het cremeren in Nederland, als in 1913 het crematorium Velsen wordt opgericht. Maar de 20e eeuw betekent ook dat er zich langzaam maar zeker een taboe op de dood aftekent. Vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog betekenen de toenemende ontzuiling en ontkerkelijking een ware uitholling van het uitvaartritueeL Op het hoogtepunt in de jaren '70 zijn uitvaarten zakelijker en onpersoonlijker dan ooit en in de media is er nauwelijks aandacht voor de dood. In de jaren '8o is er een ommekeer waar te nemen. Er tekent zich een gevoel van onbehagen af over de verschraling van rouwgebruiken. In een brede kring ontstaat er kritiek op de eenvormige uitvaarten en is er drang om uitvaart persoonlijker te maken. Ook in de media wordt steeds meer aandacht besteed aan de dood en uitvaart. De discussie over leven en dood lijkt daarmee weer geopend: het taboe is doorbroken . De uitvaart terug in de stad Maar als deze ontwikkelingen nader bekeken worden zit er een hiaat: op allerlei gebieden worden er nieuwe initiatieven ontplooid ten aanzien van de uitvaart, maar op het niveau van het uitvaartge· bouw is er in de laatste twintig jaar nauwelijks iets veranderd. In vormgeving zijn uitvaartplaatsen vaak weinig uitgesproken
Afbeelding 1
gebouwen die niet herkenbaar als plaats van de dood zijn. In de ontwerpen staan functionele en logistieke overwegingen door· gaans op de voorgrond. En in situering is het niet veel beter: uit· vaartgebouwen worden vrijwel altijd aan de rand van een stad of in de vrije natuur geplaatst. Ook hier spelen logistieke redenen een belangrijke rol en lijkt er een soort 'omdat het zo hoort' gedachte te heersen. De openheid over leven en dood lijkt niet op gebouwniveau zijn weerslag niet hebben gekregen. Deze situatie is de reden om een hedendaagse uitvaartplaats te ontwerpen. De openheid over leven en dood moet ook in het uitvaartgebouw tot uiting komen. Laat het zien en maak het dui· delijk: er is iemand ges torven en op deze uitvaartplaats nemen we afscheid en brengen hem of haar naar de laatste rustplaats. En daarvoor is niet de vrije natuur of het buitengebied de aange· wezen plek, maar midden in de stad. Immers, het cultiveren, beheersen en aanpassen van zijn omgeving doet de mens nergens intensiever dan in een stad. En de interactie tussen mensen is nergens meer aanwezig en of m eer te ervaren dan in een stedelijke omgeving. Het menselijk leve n concentreert zich in de stad. En als de dood weer als onderdeel van het leven wordt geaccepteerd, dan is stad als de plek van het menselijk leven ook de plek voor de dood. De doelstelling of uitdaging is dan ook om een hedendaagse uitvaartplaats te ontwerpen, die in vormgeving en situering aansluit bij de ontwikkelingen binnen de uitvaart. Daartoe zijn er een drietal uitgangspunten opgesteld. Uitgangspunten Het eerst uitgangspunt is het plaatsen van de uitvaartplaats in de stad. Een locatie moet dus binnen de bebouwde kom van een stad liggen en moet bovendien als stedelijk te ervaren zijn. Het tweede uitga ngspunt is dat er interactie moet zijn tussen de bezoekers van de uitvaart en mensen in de stad. Daarvoor wordt de uitvaartplaats ingebed in een publieke ruimte, zoals een plein of park. De uitvaartplaats staat niet op zichzelf, maar is nauw verbonden aan de ruimte eromheen. De uitvaartplaats vormt een deel van de publieke ruimte en andersom. Het derde uit-
gangspunt is dat er een interactie moet ontstaan tussen de uitvaartplaats en zijn omgeving. De uitvaartplaats moet zichtbaar en herkend kunnen worden als een plaats van de uitvaart. Geen plek die in zichzelf is gekeerd, maar laat zien hoe het gebouw functioneert, openheid en helderheid schept, zonder de intimi· teit of privacy van een uitvaart te schaden. Resultaten Op basis van de gestelde uitgangspunten is er een nieuwe uitvaartplaats ontworpen. Daartoe is er een locatie gekozen in het centrum van Rotterdam: de Blaakhaven. Dit braakliggende terrein ligt aan de noordoever van de Maas, ingeklemd tussen de Verlengde Willemsbrug, de Blaak en de Oude Haven. Om de interactie tussen de bezoekers van het uitvaartgebouw en de mensen in de stad te bereiken, is er een stadspark aangelegd op de locatie. Op basis van een analyse van de locatie en de omge· ving, is ervoor gekozen om een structuur van terrassen toe te passen. Aan de potenties van de Blaakhaven als een complementair perceel van het Oude Have ngebied en groenimpuls voor de omgeving, is hiermee een invulling gegeven. Om de uitvaartplaats herkenbaar in de stad te plaatsen, is er op de eerste plaats een 'rouwmuur' in het park geplaatst. Deze rouwmuur is een natuurstenen wand die door het park snijdt en de route markeert die tijdens een uitvaart wordt afgelegd. Een uitvaartdienst vindt namelijk niet in één enkel gebouw, plaats maar in een aantal gebouwen die in het park verspreid staan . Zoals een uitvaart verschillende onderdelen kent, zo zijn er aantal afzonderlijke gebouwen waarin de uitvaart zich afpeelt. Er is een opbaarcentrum, afscheidspaviljoen, crematorium, begraafplaats en condoleerpaviljoen, die allen op een bepaalde afstand van elkaar in het park een plek hebben gekregen. Een uitvaartdienst betekent dan ook dat van gebouw naar gebouw gelopen wordt, waarbij de rouwmuur richting en houvast biedt. Het samenspel van de afzonderlijke gebouwen en de rouwmuur waarlangs zicht een rouwstoet begeeft, maakt de plek herkenbaar is als plaats van uitvaart.
Ing. R.J. Zurhorst
Hoogbouw/Bouwlift Een rekenmodel om te toetsen of een gekozen bouwliftsysteem voldoet aan de vraag. Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. E.R. Poortman Ir. M.M.J. Vissers Ing. J. Legemaat Datum afstuderen 25 januari 2005 Dl
ur c
c.. tD
tD ....c-
c
:::1
c..
!!. C1'
("\
c ..... ro
;:::;:
o0
c
::E
"'
c
:::J
0..
Samenvatting Het resultaat van het afstuderen is een rekenmodel. In dit model worden de hoeveelheden personeel en materiaal omgerekend naar vervoerftransporttijd. Deze tijden zijn mede afhankelijk van de voorlopige keuze van het bouwlifttype. Dit is de benodigde vervoerftransporttijd. Hiertegenover staat de beschikbare vervoerftransporttijd. Deze wordt gevormd door de tijd van het gebruik van de bouwliftsysteem per dag maal het aantal dagen dat deze gebruikt wordt per week en het aantal bouwliften. In het rekenmodel wordt getoetst of de benodigde tijd onder de beschikbare tijd blijft. Voldoet de toets niet, dan staat de gebruiker een aantal maatregelen tot de beschikking om te proberen het bouwliftsysteem wel te laten voldoen aan de vraag.
ro
Trefwoorden Hoogbouw Bouwlift Personeel en materiaal Rekenmodel Toets
Afbeelding 1
Het was Elisha Otis in r853 die een valbeveiliging bedacht voor de lift en zo een revolutie in de bouwwereld ontketende. Deze uitvinding bracht het bouwen naar een hoger niveau. Dit betekende ook dat materialen en mensen omhoog gebracht moesten worden om deze gebouwen te maken. Voor het omhoog brengen van mensen is de bouwlift ontwikkeld. Transport op de bouwplaats Van de drie transporttrajecten (horizontaal-verticaal-horizontaal) op een bouwplaats zal in dit onderzoek naar het verticale traject worden gekeken. en specifiek naar het vervoer van personeel, materiaal, materieel en afval bij hoogbouw. De bouwlift, ook wel tandheugel lift, is een kooi waarop motoren gemonteerd zijn. Deze motoren drijven tandwielen aan die in een rij stationere tanden grijpen. Dit zorgt ervoor dat de lift omhoog of omlaag bewogen kan worden. Dit aandrijftype heeft de eigenschap dat de snelheid relatieflaag is. Het probleem rond het gebruik van de bouwlift is de onwetendheid bij de bouwbedrijven over het aanbod van personeel en materiaal en de vervoer/transporttijden die hiermee gemoeid zijn. Doordat deze tijden niet bekend zijn, wordt met de keuze van het aantal bouwliften aan de veilige kant wordt gekozen. In de praktijk betekent dit dat er teveel vervoerscapaciteit op de bouwplaats staat. Doelstelling Om de keuze van het type en aantal bouwliften wel te kunnen onderbouwen, moet een rekenmodel ontwikkeld worden waarin de hoeveelheden personeel en materiaal omgerekend worden naar vervoerftransporttijd. Voor dit onderzoek luidt de doelstelling: De ontwikkeling van een rekenmodel waarin hoeveelheden personeel en materiaal omgerekend worden naar vervoer/transporttijd om hiermee de bezetting van een gekozen bouwliftsysteem te toetsen. Het bouwliftsysteem is in dit geval een installatie van. één of meerdere bouwliften met hieraan gekoppeld tijdsvoorwaarden voor gebruik.
Ontwikkeling rekenmodel
Hoe wordt er nu voor gezorgd dat er geen bouwliftsysteem gekozen wordt met overcapaciteit? In het beginsel is het rekenmodel erop gebaseerd dat het gekozen bouwliftsysteem zo 'basis' mogelijk is. Dit wil zeggen: één bouwlift en normale werktijden en dagen aanhouden. Het type bouwlift wordt gekozen aan de hand van de afmetingen van het grootste stuk materiaal dat getransporteerd moet worden. Voldoet het bouwliftsysteem vervolgens niet aan de vraag, dan staan de gebruiker een aantal maatregel tot de beschikking om te proberen dit bouwliftsysteem wel te laten voldoen. Hierbij moet geprobeerd worden om zo lang mogelijk met één lift te blijven werken. In het rekenmodel wordt de benodigde transporttijd tegenover de beschikbare transporttijd gezet. De benodigde transporttijd wordt gevormd door de vervoerstijd voor personeel en de transporttijd van materiaal, per week, op te tellen. De beschikbare tijd bestaat uit de tijd dat de bouwlift gebruikt wordt per dag maal het aantal dagen dat deze in bedrijf is en het aantal bouwliften. De maatregelen die de gebruiker tot de beschikking staan om ervoor te zorgen het bouwliftsysteem wel te laten voldoen, in het geval van een negatieve toets , zijn: aanpassen begin- en{ of eindtijd gebruik per dag, extra dag voor gebruik, materiaal transporten naar kraan verplaatsen, materiaal-transporten naar voren verplaatsen, schaftgelegenheden inrichten op verdiepingen, busprincipe personeel vervoer toepassen, grotere bouwlift, extra bouwlift. Welke maatregel nu het beste als eerste moet worden gekozen hangt af van de wensen en mogelijkheden van het uitvoeringsteam, maar ook van de grootte van overschrijding en de periode van overschrijding. Proces en rekenmodel
Om dit allemaal te kunnen realiseren zijn een proces en rekenmodel ontwikkelt. Dit proces vormt de leidraad voor de gebruiker om vanaf punt nul tot de keuze voor een bouwliftsysteem te komen in dit te toetsen. Het proces bestaat uit 11 stappen die met de flowchart methode zijn uitgewerkt. Daarnaast is iedere
stap uitvoeriger beschreven in de stappenomschrijving. In het rekenmodel, dat uit meerdere bladen bestaat, kan de gebruiker alle relevante informatie over hoeveelheden materiaal en personeel, parameters van transporteenheden, het gekozen bouwlifttype en de tijdsvoorwaarden invoeren. Deze gegevens worden omgerekend en komen allemaal samen op een toetsblad waar visueel zichtbaar wordt of het gekozen bouwliftsysteem voldoet. Onderdeel van de keuze en toets van het bouwliftsysteem is het gebruik hiervan. Omdat een bouwliftsysteem gekozen zal worden met geen tot weinig overcapaciteit is de manier gebruik hiervan heel relevant. Daarom is het rekenmodel uitgerust met een gebruiksplan waarin een bepaalde week gekozen kan worden. Alle relevante informatie komt op dit blad te staan en kan bijvoorbeeld naar alle partijen, die ermee te maken hebben, opgestuurd worden zodat deze ook weten waar ze aan toe zijn. Toets
Het proces en rekenmodel zijn ontwikkeld met behulp van de gegevens van de Woontoren Smalle Haven gebouwd door van Straten in Eindhoven. Om het proces en rekenmodel te toeten is gebruik gemaakt van de gegevens van de Admirant gebouwd door Heijmans IBC in Eindhoven. De toets had twee doelen namelijk het toetsen van de werking en duidelijkheid van het proces met hieraan gekoppeld het model en de gebruikershandleiding. Daarnaast moest het verschil tussen de verwachtingen van het bouwteam, over type en aantal bouwliften, zonder rekenmodel getoetst worden met de uitkomsten van het rekenmodel. Het bouwteam had voor dit project de verwachting één bouwlift te gebruiken met daarbij het gebruik van schaftgelegenheden op een aantal verdiepingen. Het bouwliftsysteem, zonder de schaftgelegenheden, voldeed niet in de toets, maar met schaftgelegenheden wel.
53
M.W.P.L. Bakx B.P.L. Bax B.S. Binnerts LA.M. Broeders J.C. Deckers Ing. R.R. van Eijsden B.C.H. Giebels N.(.J van Gogh C.L.J.C. Hagenaars Ing. J.M.J. Harink J.J.M. van Heijster T.M.M. Hendriks Ing. Y.C. van Langen R.B. Laurs M.T. Manschot T. Meijers Ing. H. van Ooijen ).H.A. Strik Ing. J.J.M. Tholhui)sen Ing. R.A.P.J. Toll Ing. D.M.A.H. van de Ven C.H.J. Verheijden D.R. Visser B. de Wachter J. van de Water Ing. J. Werner Ing. W.I. Zonneveld
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde • 10 me12005
Technische Unlvei'Site1t Eindhoven
Inhoud
pag.
M.W.P.L. Bakx Marketingstrategie voor Projectontwikkeling Van een efficiënte naar een marktgerichte organisatie
6
B.P.L. Bax Een invulling voor de leegte Ontwerp crematorium en mortuarium voor de Algemene Begraafplaats in Maastricht
8
B.S. Binnerts Het ontwikkelingsproces van tijdelijke studentenhulsvesting Onderzoek naar de rol van een industrieel bouwbedrijf in het ontwikkelingsproces van tijdelijke studentenhuisvesting
10
L.A.M. Broeders De Coulisse, kunst van het ontmoeten J.C.Deckers Op de voet gevolgd Een onderzoek naar het routekeuzegedrag en een verkenning naar de waardering voor pleinen van voetgangers in de binnenstad van Maastricht
12
I»
-
ur c:
0..
14
ID ID
.... C" c:
:::1
0..
!2. Ing. R. R. van Eijsden Hotel Property: From Sideline to lntegral Component in Inner City Mixed-Use Projects B.C.H.Giebels Connecting Collblanc Een ontwerp voor een sportcentrum te Collblanc, Barcelona
or
n
16
c
18
c
ro;::;: CT 0
::E
7"
c
::I
0..
N.C.J. van Gogh In de greep van 'Binnenstedelijke herontwikkeling' In de greep Beslisondersteunend instrument voor de invulling van de gemeentelijke regierol bij binnenstedelijke herontwikkeling
20
C.L.J.C.Hagenaars Sporen door de stad Een uitwerking voor Breda
22
Ing. J.M.J. Harink Het genereren van een constructie planning uit een 3D CAD model
C1l
24
J.J.M. van Heijster Ontwerp van een multifunctioneel stadion met een uitschuifbaar luchtkussendak T.M.M. Hendriks Stijfheid en sterkte van het Alpha-liggersysteem
28
Ing. Y.C. van Langen Hygrothermische aspecten van houtstapelbouw
30
R.B. Laurs Een doorbraak voor de Flexibele Doorbraak? Voorwaarden voor, en meerwaarde bij de toepassing van een innovatieve renovatie-ingreep
32
M.T. Manschot Herstructurering Gedifferentieerd?! Een onderzoek naar een herijking van het stedelijke herstructureringsconcept
34
T. Meijers les Ponchettes Een ontmoeting tussen Stad en Zee Ing. H. van Ooijen Van Intentie naar Realisatle Onderzoek naar procesproblemen ruimtelijke ontwikkeling Klavertje 4 ).H.A. Strik Voorspellingsmodellen voor de vermoeiingstevensduur van gelijmde aluminium verbindingen Ing. J.J.M.Tholhuijsen Het gedrag van wind op hoogbouw De invloed van de correlatie van de wind op de respons van hoogbouw
40
42
lng. R.A.P.J. Toll Organisatieverandering bij E&P Bouwmanagement
44
Ing. D.M.A.H. van de Ven Keepfactoren & Customer Relationship Management C.H.J. Verheijden EUtopia Ontwerp van een Europees trefpunt in Beijing D.R. Visser Hoogbouw met uitkraging Ontwerp en analyse van een uitkragingaan een bestaand hoogbouwproject
-
50
111
ur c
c. 11)
B. de Wachter Architectonische beeldkwaliteit en participatie
52
11) .,
er
c
:::s
c.
~
J. van de Water Strategisch Partnership Van projectgebonden samenwerking naar duurzame strategische samenwerking
54
iil'
n
c
ro~
0" 0
c ::1: 7' c :::J
0..
rt>
4
Ing. J. Werner KunstComplex Ing. W.L. Zonneveld Passagiersterminal Harlingen
58
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
M.W.P.L. Bakx
Marketingstrategie voor Projectontwikkeling Van een efficiënte naar een marktgerichte organisatie Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr .ir. W.F.Schaefer Ir. A.L.M. Van Eekelen MBA Ir. K.A. van der Vorst Datum afstuderen april 2005
15
Af)leeldlng 1 Verandermanagement
Samenvatting Dit onderzoek beschrijft de huidige stand van zaken omtrent marketing en de marktgerichtheid in de bouwbranche. Door middel van diverse analytische methoden is een marketingstrategie ontwikkeld voor een projectontwikkelende bouwer, zodat de gehele organisatie marktgerichter gaat werken en de projectontwikkelaar de klantenvraag eerder in het proces kan meenemen. Hierdoor stijgt de effectiviteit van de aangeboden koopwoningen. r:::r 0 c
:E
7'
c
;:, 0..
ro
Trefwoorden Projectontwikkeling Marketing Marketingstrategie Verandermanagement Leefstijlen
6 Inleiding Een projectontwikkelaar moet een product op een woonlocatie twee keer verkopen. Allereerst begeeft het zich op de inkoopmarkt om een project binnen te halen bij gemeentes en andere participerende partijen (zoals woningcorporaties). Indien zij erin geslaagd zijn om het ontwikkelingsrecht van de locatie te verkrijgen begeeft het zich op de verkoopmarkt om de woonproducten te verkopen aan de uiteindelijke koper. Het sterke ingrijpen van gemeenten leidt tot niet marktconforme producten en de verwachting is dat dit in de nabije toekomst niet zal veranderen. Hierdoor dient de projectontwikkelaar te laveren tussen de randvoorwaarden van de gemeenten en het verkrijgen van de gunst en de tevredenheid van de klant. Dit onderzoek richt zich specifiek op het in de gunst vallen van de uiteindelijke koper van nieuwbouw koopwoningen. Indien de BVR-Groep. een projectontwikkelende bouwer uit Roosendaal , zich kan gaan positioneren als een marktgerichte organisatie met gesegmenteerde marktgerichte producten kan de organisatie haar continuïteit ook in de toekomst blijven waarborgen vanwege een verminderd afzetrisico. Indien men een optimale superieure waarde voor de klant wil nastreven , dient er echter wel een heroriëntatie plaats te vinden op intern vlak als ook naar de eindgebruiker en het eindproduct. Marketing en de marketingstrategie Marketing blijkt de tooi om dit te verwezenlijken. Binnen de grenzen van de bedrijfsstrategie is de marketingstrategie het hulpmiddel om op analytische wijze keuzes te maken met betrekking tot klantenwaarde voor een bepaalde doelgroep. Door gebruik te maken van segmentatie en positionering, helpt de marketingstrategie om de juiste instrumenten te gebruiken om de markt en de marketing· en ondernemersdoelen te bereiken. Op bedrijfsniveau is een analyse gemaakt van de organisatie zoals deze op dit moment is ingericht, door ze een objectieve kritische spiegel voor te houden vanuit het oogpunt marktgerichtheid.
Afbeelding
2
Koopproces consument en ontwikkelproces aanbodzijde
Afbeelding 3 Push- en Pullontwikkeling
~·
7 Tevens is er een analyse uitgevoerd om kansen en bedreigingen in de bouwwereld in kaart te krijgen. Met behulp van diverse methodes is aangetoond dat marktgerichtheid intern va.nuit de organisatie een ' hot topic' is en zich ook als grote kans vanuit de bouwsector voordoet. Marketingstrategie op bedrijfsniveau De projectontwikkelende bouwer bevindt zich op dit moment in een fase tussen proces- en systeemgericht in. De overgang tussen deze verschillende fasen zal echter niet zonder slag of stoot gaan. De grootste uitda-ging voor de organisatie is om te voldoen aan de kenmerken van een systeemgerichte organisatie. Daar wordt de omslag gemaakt van een interne naar een externe oriëntatie en naar een grotere flexibiliteit. De daaruit voortvloeiende gevolgen voor de inrichting en besturing van de organisatie leve ren vaak een turbulent veranderings proces op. Marktgerichtheid begint bij geloof en een duidelijke visie in de directie. Deze moeten marktgerichtheid als beleidsfilosofie gaan hanteren en het ondernemersplan hierop aanpassen. Hiervoor dient een pioniersmentaliteit te worden aangenomen dat de onderneming op de lange termijn alleen als een marktgerichte organisatie kan blijven floriseren. Het op operationele- en strategische basis succesvol samenbrengen van bedrijf en klant vraagt om horizontale- en verticale afstemming van plannen en activiteiten door de gehele organisatie. Marktgerichtheid wordt uiteindelijk behaald als iedereen begrip heeft van 'Customer First', en daar. ook naar handelt. Marketing zou geen verzameling instrumenten moeten zijn, maar een grondhouding, die aan de basis staat van al het doen en laten van een organisatie. Marketingstrategie op productniveau Op productniveau heeft een segmentatie plaatsgevonden door middel van product-/marktcombinaties op basis van traditionele variabelen én leefstijlen. Hiervoor is een basismodel opgesteld gebaseerd op landelijke cijfers en gegevens.
_Een bepaald type woning trekt een bepaald type huishouden. Hierdoor is het voor een projectontwikkelaar voorspelbaar welke doelgroepen verwacht kunnen worden op een nog te ontwikke· !en locatie. Door in te spelen op de woonbeleving van deze groe· pen kan door middel van een gesegmenteerde aanpak een opti· male invulling van de locatie en positionering van de onderneming richting de koper worden bepaald. Door vanuit een bepaalde segmentatie de woningen en de woonomgeving in te richten in combinatie met aanvullende diensten en een bepaalde profilering als organisatie zal de klant pro-actief gepusht worden. De randvoorwaarden van de gemeenten kunnen bij deze segmentering als hulpmiddel in plaats van als belemmering gebruikt worden om de doelgroep in te schatten. Uit een analyse van de uitkomsten van dit model blijkt de huidige ongesegmenteerde positionering van de diensten en services van de BVR-Groep niet aan te sluiten met de gedifferentieerde marktvraag. Een herbezinning op het aangeboden dienstenpakket is dan ook noodzakelijk. Conclusie en aanbevelingen Marketing is nu nog het werk van de proactieve voorhoede, het is een jong vak maar zeker geen diepgaande wetenschap. De resultaten van dit onderzoek dienen verder te worden uitgewerkt door jonge, bevlogen mensen in een speciale mini task force buiten het bedrijf. Het zal uiteindelijk (afhankelijk van de conjunctuur) een aantal jaren duren om het compleet in de organisatie te implementeren. Al met al kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling tot een marktgerichte organisatie geen sinecure is maar een hele boeiende en inspirerende ' heli of a job' die wordt beloond met een sterke marktpositie en dienovereenkomstige opbrengsten.
B.P.L. Bax
1'-t
~
J
,, •
p d ..t • ft·IL
I
••f
Een invulling voor de leegte Ontwerp crematorium en mortuarium voor de Algemene Begraafplaats In Maastricht Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. H.j.M. Ruijssenaars Ir. J.J.P.M. van Hoof Ir. F.E . Bakker
I
Datum afstuderen 15 Dl
ü1' c
Q. 11) 11)
...er c·
:I
Q.
~
OJ'
(")
c:
11)
;::;: rr 0
april
2005
Afbeelding 1 Concept
Samenvatting
Een "Invulling voor de leegte" is letterlijk verklaard een invulling voor het uitbreidingsgebied van de Algemene Begraafplaats in Maastricht. Hierbij wordt een ontwerp gegeven voor een ere· rnatoriurn en een mortuarium met de daarbij behorende voorzieningen. Figuurlijk is het de invulling van de leegte van de nabestaanden. Door middel van een nieuwe invulling van het crematieritueel, dat het concept voor het ontwerp vormt, wordt de leegte vormgegeven. Hierdoor zullen het gebouw en het ritueel. vanaf de nadering tot en met de terugweg, een bijdrage gaan leveren aan het afscheid, de leegte.
c:
:E
7<"
Trefwoorden
::::> 0..
Maastricht Algemene Begraafplaats Crematorium Mortuarium Uitbreiding crematieritueel
c:
11)
8
Afbeelding 4 Crematorium
Inleiding In het algemeen kan gesteld worden dat men in Nederland niet te spreken is over de huidige ontwerpen van crematoria. Vaak worden deze omschreven als kil. is de vormgeving minimaal en lijkt het meubilair geen enkele aansluiting met de rest van het gebouw te hebben . Vrijwel ieder gebouw heeft een sfeerloos karakter en er veel commentaar op de ligging en het fabrieksmatige gevoel dat het gebouw met zich meebrengt. En dat terwijl in deze gebouwen juist zeer belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden. Onderzocht wordt op welke wijze crematoria beter aan kunnen sluiten bij de diverse bezoekers en op welke wijze het gebouw een bijdrage kan gaan leveren bij het afscheidsproces. Locatie Ook de locatie speelt een belangrijke rol. De gemeente Maastricht, die nog niet beschikt over een crematorium, heeft het uitbreidingsgebied van de Algemene Begraafplaats momenteel in optie om hier mogelijk een crematorium te vestigen. Deze locatie bevindt zich echter temidden van een woonwijk. Dit brengt met zich mee dat er oplossingen gevonden moeten worden voor de afwikkeling van het verkeer en het parkeren van auto's van de bezoekers. Ook dient er voldoende afstand tussen de woningen en het crematorium te zijn zodat zowel de huidige bewoners als de bezoekers geen hinder van elkaars aanwezigheid ondervinden. Concept Om, het bovenstaande, te bereiken is tussen de algemene begraafplaats een groenstrook als buffer gecreëerd waaronder een parkeergarage is gevestigd, zodat auto's aan het zicht worden onttrokken. Vanaf hier gaat de bezoeker te voet verder.
Afbeelding 2 Situatle
Afbeelding 3 Aanlooproute Dl
ia: c Q.
ID ID
....
1:7"
c
:I
Q.
~
ar
n
c:
~·
er 0
c: ~
;;»
c:
::I
a.
Afbeelding 5 Aula
Afbeelding 6 Urnenwand
Op het maaiveld begint de nadering, start het afscheidsproces. Door het gebouw te voet te naderen ervaart men de nadering intenser en bewuste r dan wanneer men met de auto zou arriveren, wat de beleving van het afscheidsproces ten goede komt. Vanaf de aanlooproute komt men vervolgens op het plein, dat 500 mm boven het maaiveld ligt, en zo stapsgewijs de overgang naar de entree van het gebouw voorbereidt. De entree is de overgang van de openheid van de buitenwereld naar het gesloten binnenklimaat Men is vanaf deze overgang definitiefbegonnen aan het afscheidsproces. De nad ering en de entree zijn de eerste twee aspecten waarmee het bestaande crematieritueel is uitgebreid. Na de entree komt de bezoeker in de ontvangstruimte. Het is van belang dat in deze ruimte qua architectuur, vormgeving en materialen voor een sfeer zorgen waardoor de aanwezigen op hun gemak worden gesteld en zich kunnen voorbereiden op de komende gebeurtenissen. Hiervoor is het belangrijk dat men in deze ruimte niet meteen geheel van de buitenwereld is afgesloten maar nog contact heeft met de buitenwereld, zodat men zich langzaam kan voorbereiden op de confrontatie met de dood . Het afscheid, gedurende de afscheidsdienst in de aula, is het belangrijkste onderdeel in het gehele afscheidsproces. De aula moet zo vormgegeven zijn dat er een atmosfeer geschapen wordt waarin de gevoelens van verslagenheid en het niet goed raad weten met de eigen houding een plaats kunnen krijgen. Belangrijk hierbij is dat in de aula het unieke van elke plechtigheid tot zijn recht kan komen en dat er rust en evenwicht vanuit gaat. Mogelijkheden om de kist na het afscheid uit de aula naar de invoerruimte te brengen is er in de huidige crematoria vaak niet doordat deze niet in de route is opgenomen. Door het achterlaten van de kist in de aula is er geen besef dat het afscheid voorbij is. Om een einde aan het afscheid toe te voegen is het crematieproces in het afscheidsproces
opgenomen. Na de intimiteit van het gebeuren in de aula, keert men in de volgende fases terug naar het dagelijks leven. In de condoleanceruimte komt de nadruk te liggen op het sociale element. Tot en met het condoleren is de stemming wat ingetogener, daarna wat luchtiger. Men wordt langzaam voorbereidt om weer terug te keren nar het dagelijks leven. De laatste stappen zijn de weg naar de uitgang van het crematorium en de weg terug naar de auto. Belangrijk hierbij is dat de bezoeker, net zoals bij de nadering, de tijd krijgt om langzaam d.e overgang te ervaren, zodat de rust wordt gevonden om zich weer in het verkeer en het dagelijkse leven te voegen. De diverse onderdelen, zoals hierboven beschreven, vormen samen het ritueel en zijn de uitgangspunten voor het ontwerp. Het ritueel moet gezien worden als de basis van het ontwerp, het concept. Met behulp van dit concept ontstaat een ontwerp dat in tegenstelling tot de bestaande crematoria in Nederland beter aan de wensen van de nabestaanden, de gebruikers, kan voldoen en dat beter kan bijdragen aan de rouwverwerking van de nabestaanden. Door de rituele veranderingen ontstaat in het crematorium tevens een zekere neutraliteit, die er voor zorgt dat het gebouw beter voldoet aan de wensen van de diverse gebruikers.
9
B.S. Binnerts
Het ontwikkelingsproces van tijdelijke studentenhuisvesting Onderzoek naar de rol van een industrieel bouwbedrijf in het ontwikkelingsproces van tijdelijke studentenhuisvesting Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. L.A.M.C. van de Ven J. Verweij, MM Datum afstuderen 15
april
2005
Samenvatting
c
Het tekort aan studentenhuisvesting is in de loop der jaren verder opgelopen. Een van de mogelijke oplossingen voor dit probleem bepaald het onderwerp van dit onderzoek; tijdelijke studentenhuisvesting. In het grootste deel van de studentensteden is deze oplossing reeds toegepast. Het initiatief lag in deze gevallen altijd buiten industriële bouwbedrijven. Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelingsproces van tijdelijke studenten· huisvesting en hoe een industrieel bouwbedrijf in dit proces in hogere mate kan inspelen op kansen in de markt.
"=>
Trefwoorden
0' 0
::E
c
a. lt)
10
Studentenhuisvesting Tijdelijke bouw Ontwikkelingsproces Industrieel bouwbedrijf IFD
Nederland heeft te kampen met een structureel tekort aan studentenhuisvesting. Tijdelijke studentenhuisvesting kan een oplossing vormen voor dit probleem. Tijdelijk is in het kader van dit onderzoek een looptijd van maximaal vijf jaar. Een voordeel is dat tijdelijke bouw snel gerealiseerd kan worden en daarmee snel een oplossing kan vormen voor het probleem. Tijdelijke studentenhuisvesting kan gebruikt worden in de aanloop van projecten voor permanente studentenhuisvesting. Het duurt relatief lang voordat permanente eenheden gerealiseerd zijn en met tijdelijke bouw kan op korte termijn de voorraad aangevuld worden. Een ander voordeel is dat tijdelijke eenheden op grond gerealiseerd kunnen worden die tijdelijk beschikbaar is. Voor tijdelijke bouw zijn daarom meer mogelijkheden om grond te verwerven dan voor permanente bouw. Om de kansen rond tijdelijke studentenhuisvesting te kunnen benutten, wordt het ontwikkelingsproces ervan beschouwd. In dit onderzoek wordt dit proces benaderd vanuit het oogpunt van een industrieel bouwbedrijf. die over de middelen beschikt om deze vorm van huisvesting te realiseren. Om te bepalen hoe een industrieel bouwbedrijf kan inspelen op het tekort aan tijdelijke studentenhuisvesting, wordt de rol, die zij vervult in het ontwikkelingsproces, beschouwd. De probleemstelling luidt daarom: "Welke verschillende rollen kan een industrieel bouwbedrijf veJVtzllen in bet ontwikkelingsproces van tijdelijke studentenhuisvesting?" Uit het onderzoek naar de kwalitatieve vraag van studenten blijkt dat deze een voorkeur hebben voor zelfstandige voorzieningen (douche, toilet en keuken) en graag beschikken over een gemeenschappelijke ruimte. Daarnaast wensen studenten een eenheid die met permanente woonvormen geassocieerd wordt. Ook aan de locatie worden een aantal eisen gesteld. Zo dienen de voorzieningen; supermarkt, bus-, metro- of tramhalte, NS-station, opleidingsinstantie, stadscentrum en een uitgaansgelegenheid in de nabijheid van de locatie gesitueerd te zijn. Het totale tekort beweegt zich rond de 31.000 eenheden en is het grootst in de steden Utrecht en Amsterdam. De mate waarin de locatie voldoet aan de zes eisen die daaraan door studenten gesteld worden (nabijheid van supermarkt, bus-, metro- of tramhalte, NS-station, opleidingsinstantie, stadscentrum en een uitgaansgelegenheid), bepaald de mate waarin een locatie geschikt is voor studentenhuisvesting. Het meest geschikt is een A-locatie, die aan alle zes de eisen voldoet. Het minst geschikt is een C-locatie, die aan minder dan vier van de gestelde eisen voldoet. De technische oplossingen voor tijdelijke studentenhuisvesting die op dit moment voor handen zijn, vallen over het algemeen onder het begrip IFD-bouw (Industriële, Flexibele en Demontabele bouw). IFD-bouw biedt voordelen op het gebied van kosten, kwaliteit, tijd , milieu, arbeidsomstandigheden en behoeftebevrediging van de gebruiker. Daarnaast kan door het flexibele karakter ingespeeld worden op veranderingen in de markt, waardoor leegstand voorkomen kan worden. Vanuit juridisch oogpunt hangt een aantal voordelen samen met het begrip "tijdelijkheid". Zo kan vrijstelling op het bestemmingsplan verkregen worden door middel van een relatief korte procedure. Volgens het bouwbesluit wordt tijdelijke bouw anders behandeld dan permanente bouw. Zo dient tijdelijke bouw bijvoorbeeld over een woningoppervlakte van minimaal 14 vierkante meter te beschikken tegenover r8 vierkante meter voor permanente bouw. Daarnaast dient permanente bouw over een lift te beschikken wanneer de eenheden vanaf een hoogte van 12,5 meter zijn gesitueerd. Voor tijdelijke bouw is dit niet verplicht. Verder hoeft het ontwerp. in tegenstelling tot permanente bouw, niet door een welstandscommissie goedgekeurd te worden. Tijdelijke bouw kan binnen de beoogde looptijd vrijkomen door het huurcontract hierop aan te passen.
Ook uit financieel oogpunt is tijdelijke studentenhuisvesting mogelijk. Wel zal in de praktijk een object na de eerste looptijd voor een tweede termijn ingezet dienen te worden, om tot een rendabele exploitatie te komen. Doorgaans zal deze tweede looptijd, indien mogelijk, op een andere locatie doorlopen worden. Het ontwikkelingsproces van tijdelijke bouw verloopt op een aantal punten anders dan permanente bouw. De looptijd, van plaatsing tot verplaatsing, is bijvoorbeeld korter en herhaalt zich in de tijd. De realisatiefase van 45 tijdelijke studenteneenheden duurt bijvoorbeeld 3.5 weken en inclusief planontwikkeling duurt het ontwikkelingsproces 12 tot r6 weken vanaf het moment dat de grond beschikbaar is . Na de demontage van het object begint het ontwikkelingsproces opnieuw, waarbij het gedemonteerde object opnieuw wordt ingezet. Het object kan vervolgens sneller op de nieuwe locatie gerealiseerd worden, omdat niet opnieuw een ontwerp gemaakt hoeft te worden. Daarnaast hoeven en de werkzaamheden in de fabriek door hergebruik niet opnieuw uitgevoerd te worden. De mogelijkheid om een andere rol te vervullen in het ontwikkelingsproces kan bepaald worden met het ontwikkelde stroomschema. In dit stroomschema is onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en permanente bouw en de keuze is gebaseerd op de vraag van een opdrachtgever, een vraag uit de markt, de beschikbaarheid van benodigdheden, de hoogte van de te lopen risico's en de mogelijkheden om exploitatie en beheer over te dragen aan derden. De huidige rol (van turnkey leverancier van industriële bouwsystemen) wordt vervuld bij een vraag van een opdrachtgever. De rol van ontwikkelaar wordt vervuld bij een vraag uit de markt, het ontbreken van een vraag van een opdrachtgever en de beschikking over alle benodigdheden in het on.twikkelingsproces. Wanneer een industrieel bouwbedrijf in deze situatie niet over alle benodigdheden beschikt, zal zij op zoek gaan naar mogelijke coalitiegenoten waarmee zij in dat geval gezamenlijk het initiatief wenst te nemen in het ontwikkelingsproces. Deze coalitiegenoten dienen in dat geval over de ontbrekende benodigdheden te beschikken.
er 0
c
:E
7'
c
:::J
0.. ID
!I
LA.M. Broeders
De Coulisse, kunst van het ontmoeten Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra, ir. J.J.P.M. van Hoof Dplg. S.S.S. Rousseau Datum afstuderen 26 april 2005 Samenvatting Dit afstudeerplan geeft via een analyse van de stad in relatie tot haar cultuur, een analyse van 's-Hertogenbosch en vier mogelijke locaties een oplossing tot een inpassing van een culturele zone in het stadscentrum van 's-Hertogenbosch. Deze uiteindelijke inpassing betreft een gebied met meerdere gebouwen, waarbij één gebouw verder is uitgewerkt. Een gebouw tussen twee pleinen. Een gebouw als doorgang en als scheiding van deze twee pleinen. Het plan gaat de dialoog aan met de stad, het gebouw en de gebruiker, hierdoor wordt het functioneren van het plan op de diverse gebieden geactiveerd en gestimuleerd. Trefwoorden Stedenbouwkundige inpassing 's-Hertogenbosch Cultuur Binnenstad Dialoog 12
Probleemstelling Ruimtegebrek en financieringstekorten van culturele instellin· gen in 's-Hertogenbosch vormen de peilers om het culturele leven van 's- He rtogenbosch onder de loep te nemen. Herhuisvesting is noodzakelijk, waardoor een volledig cultureel plan ontworpen dient te worden. Middelentmethoden Dit afstudeerplan geeft via een analyse van de stad en haar cultuur, een analyse van de stad 's-Hertogenbosch en vier mogelij· ke locaties een oplossing tot een inpassing van culturele instellingen in het stadscentrum van 's-Hertogenbosch. Uit onderzoek blijkt dat door het concentreren van culturele instellingen, de bezoekersaantallen toenemen. Vandaar dat de instellingen worden samengevoegd tot een culturele zone. Het gekozen gebied is het huidige terrein van Theater aan de Parade en een dee l van het vastgoed dat het Bisdom in deze opzet gaat afstoten. Door de gedane ingreep komt één van de mooiste stukjes van 's-Hertogenbosch vrij voor ontwikkeling. Een gebied op de scheiding van natuur en stad, gelegen in een van de meest historische delen van het centrum. Potentieel door het uitbreid en van en aansluiten op de fysieke omgeving (winkelvoorzieningen, horeca, culturele voorzieningen en ver· keerssituatie) en het creëren van een sociale omgeving (aantrekkelijk voor bezoekers en levendigheid). Om een sociale omgeving te creëren, zal het gebied een doorgang moeten zijn en tevens een verblijfplaats. De complexiteit van het programma en de vraag wat het programma nu eigenlijk moet zijn, is opge· lost door alle culturele instellingen eerst samen te voegen en vervolgens te ontrafelen. Door deze te ontrafelen en hier ee n ordening in aan te brengen, ontstaat een logische structuur. Hierdoor wordt grip gekregen op het complexe programma en tevens een beginsel ge legd voor het uiteindelijke ontwerp. De indeling van het plan werd verder gestuurd door twee gewenste gevelbeelden (kleinschalige indeling aan de
Dl
-
ur c
Q.
ID ID
.... tT c
::I Q.
!!. Q;' n c
~ 0" 0
c
::::
7'"
c
::l
0.. Cl)
•3
Afbeelding 1 Overzicht
Paradezijde en grootschalige inde ling aan de stadswalzijdel en een voetgangersverbinding tussen stadswal en Parade. Het gebouw (de Coulisse) tus sen de Parade en de nieuwe binnenruimte is architectonisch verder uitgewerkt. Het is een gebouw van ontmoetingen, van arbeid, van organisatie. De transparante en translucente materialen worden in het gebouw toegepast als een harmonie tussen vorm en functie . Het gebouw geeft een functi.onele weerspiegeling van het leven daarbinnen. Het gebouw is een deel van het weefsel geworden door zijn geleding. Het communiceert met de stad door de aangebrachte transparantie, door zijn verbinding tussen plein en plein, door zijn sociale rol. Het straalt licht uit en geeft daarmee levendigheid prijs, niet alleen in een dagsituatie, maar ook zeker in een nachtsituatie. Naast dat mijn gebouw voorziet in de behoefte van de gebruiker, zorgt het voor ontmoetingen. Door het creëren van plekjes, uitzichten in het gebouw waar ontmoeten wordt uitgelokt , wordt de sociale factor gestimuleerd. De behoefte die bevredigd dient te worden zijn die van mensen , die komen voor muziek, dans, beeld, congres en horeca. Deze gebruikers hebben verschillende randvoorwaarden om optimaal te kunnen functioneren. De volumes zijn dus ook daarom ingedeeld en afgestemd op het gebruik. Door deze vijf programmaonderdelen steken de volumes heen die door deze gezamenlijk gebruikt worden (zoals bijv. foyer en opnamestudio). De entree heeft een dubbele functie , namelijk een exposi· tieruimte en hoofdentree van het gebouw. Het is een dichte steeg, waardoor het zich tussen gebouw en omgeving bevindt. Hiermee geeft het aan dat het een overgangszone is en toegankelijk voor iedereen. Door de culturele inbreng, die op deze plek integreert met de stad , wordt het funshopping gebied vergroot en opgenomen in de bestaande structuur. Het gebouw speelt een sociale rol in de stad , vandaar de pay-off 'de kunst van het ontmoeten'. Deze kunst van het ontmoeten op het gebied van stad met gebouw, moet op een subtiele ma n ier gebeuren . Het gevaar dreigt namelijk dat gebieden zich steeds meer gaan
profileren, omdat de concurrentie om de consument toeneemt. Commercie en cultuur raken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alLeen bedrijven houden zich bezig met branding en marketing. ook gebieden hebben tegenwoordig imago's, logo's en complete organisaties die zich met de verkoop van het pro· duet regio bezig houden. Het gevaar van deze profilering is als deze in een vergaande verkopende architectuur wordt vertaald. Hierdoor ontstaat een eiland in de stad, ofWel een footloose gebied. Dit is de reden voor het gebruik van transparantie; laat het gebouw met zijn activiteiten. spreken. De opdeling in vijf volumes zorgt voor het aansluiten op het stedelijke grid . De schil om het gebouw heen zorgt voor een buffer en voor een eenheid. Een buffer, doordat het van achteren verlicht wordt en 's avonds wel activiteiten waar te nemen zijn, maar niet de personen letterlijk te volgen zijn. Een eenheid, door niet 5 totaal verschillende elementen te maken, die een groot contrast var· men met de omgeving, maar door op een subtiele manier een verpakking om het gebouw te maken. Conclusie Het ontwerp voor de Coulisse heeft een lokkend karakter door het gebruik van transparantie. Door de ingang aan de hoofdwandelroute te leggen. en de entree tevens een openbare functie te geven, verlaagt dit de drempel voor de bezoeker. Het totale plan geeft Den Bosch een culturele impuls door de hulpbehoevende culturele instellingen een plek te bieden die zodanig is ingericht dat deze de culturele activiteiten stimuleert. Daarnaast is dit plan niet alleen een meerwaarde voor de instellingen, maar ook voor de stad door de stedenbouwkundige ligging en inpassing. Het plan gaat de dialoog aan met de stad, het gebouw en de gebru.iker, hierdoor wordt het function eren van het plan op de diverse gebieden geactiveerd en gestimuleerd.
J.C.
Deckers
Op de voet gevolgd Een onderzoek naar het routekeuzegedrag en een verkenning naar de waardering voor pleinen van voetgangers in de binnenstad van Maastricht Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Ir. A.W.). Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Prof. dr. H.J.P.Timmermans Datum afstuderen april 2005
15
Figuur 1
De Grote Staat In Maastricht
I»
-
ii!' r::
Cl..
111
111 .... CT
r::
:::1 Cl..
~
Dl'
n
c
~
ro
~
o0
c
:E
7'
c
Samenvatting Het routekeuzegedrag van winkelende voetgangers in de binnenstad van Maastricht kan gemodelleerd worden. Dit gedrag wordt bepaald door verschillende factoren. Aan de hand hiervan wordt een model ontwikkeld waarmee het routekeuzegedrag van de voetgangers gesimuleerd kan worden. Daarmee kan de invloed van ruimtelijke ingrepen in de binnenstad op de voetgangersstromen in beeld gebracht worden. Behalve deze voorspellingen is het vergelijken van dit model met een eerder ontwikkeld model onderdeel van deze studie. Daarnaast is er een verkenning gedaan naar de waardering van voetgangers voor pleinen in de binnenstad van Maastricht.
::J
a.
ro
'4
Trefwoorden Route Voetganger Binnenstad Model Plein De belangrijkste groep verkeersdeelnemers in binnensteden bestaat uit voetgangers. En dan met name winkelende voetgangers. Er bestaat een wisselwerking tussen de voetgangers en de winkels. Aan de ene kant trekken de winkels de bezoekers aan en aan de andere kant zijn de winkels consumentvolgend. Veranderingen in het winkelaanbod van de binnenstad kunnen dan ook van invloed zijn op de voetgangersstromen. Daarom is het nuttig het routekeuzegedrag van voetgangers te onderzoeken. (figuurr de Grote Staat in Maastricht) De stedebouwkundige structuur is de onderlegger voor de routes die voetgangers door de binnenstad lopen en bestaat behalve uit winkelstraten ook uit pleinen. Daarom is ervoor gekozen om behalve het routekeuzegdrag ook de waardering van voetgangers voor pleinen te verkennen. Deze verkenning is bedoeld als aanzet tot verder onderzoek. De probleemstelling luidt als volgt "Op welke wijze kan het verplaatsingsgedrag van voetgangers gemodelleerd worden zodat de invloed van stedebouwkundige veranderingen in de binnenstad van tevoren voorspeld kan wor· den en is zo'n model ook meer algemeen toepasbaar in andere binnensteden? Hoe waarderen de voetgangers de pleinen in de binnenstad van Maastricht?" Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is aan de hand van enquêtes data verzameld bij voetgangers in de binnenstad van Maastricht. Gedurende twee dagen en een koopavond werd er geënquêteerd in de binnenstad van Maastricht. Dit levert bijna 6oo bruikbare enquêtes op. Uit de analyse van de verzamelde data komen een aantal verbanden naar voren. Zo lijkt de binnenstad van Maastricht op verschillende dagen verschillend publiek te trekken en zijn voetgangers geneigd in de buurt van het beginpunt van hun route te blijven. De analyse van de data met betrekking tot de pleinen laat zien dat het Onze Lieve Vrouweplein het meest gewaardeerde plein in de binnenstad
Beslismoment Kruispunt -Straat
Figuur 2 Model
CT
0
c
::=
7'
c
Waargenomen
Voorspeld
Figuur 3 Kaart waargenomen en voorspeld
van Maastricht is. De Markt wordt het minst gewaardeerd. Op basis hiervan en een inventarisatie van de ruimtelijke kenmerken van de pleinen wordt een model ontwikkeld waarmee de keuze voor het meest gewaardeerde plein voorspeld kan worden. Voor het modelleren van het voetgangersgedrag wordt uitgegaan van het model da:t voor Eindhoven ontwikkeld is. Dit is gebaseerd op het multi nomiale logitmodel en gaat ervan uit dat de voetganger in zijn route telkens keuzes moet maken welke straten hij kiest (figuur2 model). De voetganger zal de straat kiezen die voor hem het meest aantrekkelijk is en deze aantrekkelijkheid wordt bepaald door de kenmerken van de straat. Omdat sommige kenmerken meer invloed hebben dan andere worden er parameters geschat die deze invloed aangeven. Na het schatten van de parameters kan het model toegepast worden in Maastricht. Hieruit blijkt echter dat dit model (model l) in Maastricht geen goede voorspellingen geeft van het waargenomen gedrag (figuur] kaart waargenomen en voorspeld). Het is dus niet mogelijk het model zonder meer toe te passen in Maastricht. Het probleem zit in de afwijkende stedebouwkundige structuur van de binnenstad en dan met name de brug over de Maas. Daarom is er onderscheid gemaakt tussen de voetgangers die hun route aan de oostzijde van de brug beginnen en voetgangers die hun route aan de westzijde van de brug beginnen. Daarnaast is er een extra variabele meegenomen die aangeeft of een straatstuk op de route van oost naar west ligt. Na deze aanpassingen levert de simulatie van het basismodel (model ll) een redelijke voorspelling op van het waargenomen gedrag. Met behulp van model [[ zijn simulaties uitgevoerd in een drietal scenario's. Twee scenario's betreffen het nieuwe winkelcentrum tussen de Markt en de Maas: het Mosae Forum en één scenario betreft winkelcentrum Entre Deux. Bij de simulaties in deze scenario's blijkt dat het gemiddelde aantal voetgangers per straatstuk afneemt en dat ook de gemiddelde lengte van de routes afneemt.
De belangrijkste conclusie die uit deze studie getrokke.n kan worden is dat het voor Eindhoven ontwikkelde model niet zonder aanpassingen in Maastricht toegepast kan worden. en dat er dus nog geen sprake is van een algemeen toepasbaar model. Een van de aanbevelingen die gedaan worden is het nader onderzoeken van de invloed van de stedebouwkundige structuur van binnensteden op het routekeuzegedrag van voetgangers.
::J CL <1)
Ing. R.R. van Eijsden
Hotel Property: From Sideline to lntegral Component in Inner City Mixed-Use Projects. Een onderzoek naar het routekeuzegedrag en een verkenning naar de waardering voor pleinen van voetgangers in de binnenstad van Maastricht Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. R.M. Weisz RA Ir. L.A.M.C. van de Ven Dr. W.J.M. Heijs Datum afstuderen april 2005
rs
Samenvatting In practise, hotel property development brings a bout more risks than other commercial real estale developments. However, among others, property developers have the expectation that hotel properties rnay take an important position in inner city mixed-use (re)development projects in the short future. Hotel Property evaluates the uncertainties and risks for property developers and demonstrales by what means property developers can contribute to a successful hotel property. It furtherrnore presents the fundamentals of hotel property development and its potential for the realestale development market.
r6
Trefwoorden Hotel Property Property Development Inner City Mixed-U se Projects Hotel Investments Hotel Design
Afbeelding 1
The hotel industry has gained a relevant distinction within other types of commercial real estate. On the surface, the idea of deve· loping a hotel property seems fairly simple: the property developer conceives a new project, buys the land, hires the architect, acquires financing, builcis the structure, and opens the hotel to great suc-cess. But, in reality, it is more complex and fraught with risk, due to the specific nature of a hotel as a real estale development, which, on the one hand, is realestale in that it consistsof land and bricks and mortar, but on the other hand, requires an unusually high degree of specialized management expertise in order to succeed. Likewise, investing in hotels is considered by many to be a high-risk u se of time and capita! as the investor nol only acquires an interest in a volatile form of real property but also participates in the highly specialized busi· ness of operating a service-oriented concern. Yet, despite the sometimes-dire consequences associated with such a develop· mentor investrnent, property developers as wel! as investors continue to be drawn to the status and glamour of hotels as wel! to the potenhal for gain. In this information age, the realestale market, as wel! as for instanee universities, bas publisbed relatively little on the sub· ject of hotel property. The predominant focus of existing research has been on office and retail, because these markets have the most detailed and reliable information available of all commercial property markets. Far less attention bas been given to hotel property in the realestale literature due to the re]ative lack of quality data on the performance of hotel reales late. A development in the hotel industry, whether it is for the purpo· se of developing extensions or a completely new one, requires a certain amount of research regarding both the industry as a whole and the development itself. Basedon efficient sourees and large accuracy, Hotel Property considers, in one easy-to-use volume, all variables that involve and influence the strategie decision to integrale a hotel property in an inner city mixed-use project, and precisely measures the factors inherent to a succes· sful hotel property. Besides, previous work, with the exception of Schwanke's Mixed-U se Development Handhook [2003], sole· ly describes hotel property as freestanding projects, while the presenled thesis focuses on hotels included as inlegral partsof inner city mixed-use developments. Moreover, Hotel Property provides a procedure for determining the feasibility of the development, and in the sa me time reflects the needs of future guests, the demand from operators to run a successful business, and the demands of investors fora secure long· term investrnent. Accordingly, on the one hand, an under· standing of how the many financial, operational, marketing and organizational objectives of operators and investors influence the project is provided. On the other hand, items that anticipate a hotel project as demand and supply, a site's and mixed-use projeet's capacity to support a hotel, standards for design and planning for different hotel types, and other developmental objectives are clustered. The underlying approach is basedon the assumption that hotel projects may only prosper if these
Afbeelding 2
objectives are in bala.nce. Basic assumption of the presented thesis is following phrasing: What are the fundamentals of hotel properties in inner city mixed-use projects, and on which development aspects should property developers focus, in order to gain a sound understanding, which is necessary fora feasible and successful hotel property development, to decide its potential for the international property development market? As a result, Hotel Property, which describes the basic fundamentals for developing a hotel property as component of an inner city mixed-use project, may beseen as a guidebook for property developers that want to participate- or that are already participating- in the hotel industry. lts coverage, which is tailored to the hotel industry and the real estate development market, is equally designed for investors associated with hotel projects, and will add significantly to the body of knowied ge available to students. In addition, it is my intention that experienced parties will also find in valuable insights, so that the existing knowied ge of this specialized area may be expanded and the way for increased development professionalism may be enlarged.
B.C.H. Giebels
Co~nnecting
Collblanc
Een ontwerp voor een sportcentrum te Collblanc, Barcelona Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen en Architectuur Afstudeer commissie
Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. R. Blok Ir. R. van Zuuk Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 26
april
2005
Afbeelding 1
Samenvatting
..... m ..... er 0
c
::!
"'
c
De recente ontwikkeling van een nieuwe metrolijn in Barcelona vormt de aanleiding voor het ontwerp van een sportcentrum ter plaatse van de stationslocatie 'Collblanc'. Het tekort aan openbare ruimte dat naar voren komt uit een analyse van het gebied wordt vertaald naar een doelstelling met betrekking tot de ontwerpopgave: Het vergroten van de kwaliteit en kwantiteit van de openbare ruimte. Deze doelstelling heeft op zowel het stedebouwkundig als op het gebouwniveau een grote invloed op de uiteindelijke vormgeving van het sportcentrum . In het project staat de constructieve vormgeving centraal, waarmee de doelstellingen met betrekking tot het ontwerp van het sportcentrum verwezenlijkt worden.
::l
0..
m
r8
Trefwoorden
Constructie Openbare ruimte Sport Barcelona Metro
Afbeelding 4
In Barcelona wordt momenteel een nieuwe metrolijn gerealiseerd, linea 9· Deze metrolijn verbindt onder andere een aantal perifere woongebieden met een zeer hoge dichtheid. Eén van deze gebieden is Collblanc in L'Hospitalet de Llobregat. Hier zallinea 9 worden aangesloten op de bestaande metrolijn 5· Het onderwerp van dit afstudeerproject betreft het ontwerp voor een sportcentrum ter plaatse van deze locatie. De koppeling van dit specifieke programma aan de situering van het metrostation geeft hierbij de mogelijkheid een impuls te geven aan de ontwikkeling van de directe omgeving van het sta· tionsgebied. Naast de realisatie van het programma van het sportcentrum staat dan ook de ontwikkeling van de directe omgeving van het stationsgebied Collblanc centraal binnen dit project. De formulering van het programma en de doelstellingen met betrekking tot de situering van dit programma zijn voor een groot deel bepaald door de context. Uit de analyse van het stationsgebied komt naar voren dat er een gebrek is aan openbare ruimte en sociale faciliteiten. Het beleid van de gemeente van Barcelona is er dan ook op gericht deze faciliteiten te situeren en de kwaliteit en kwantiteit van de openbare ruimte te vergroten. De situering van een sportGentrum in het gebied sluit aan bij dit beleid. Het sportcentrum heeft een duidelijke relatie met de omliggende openbare ruimte doordat het programma gepro· jecteerd wordt op deze ruimte. De toekenning van sportfuncties zoals een buitenspeelveld, een skatebowl en jeu-de·boulebanen aan de openbare ruimte zorgt hierbij voor een intensiever en gevarieerder gebruik van deze ruimte, wat gezien kan worden als een verbetering van de kwaliteit hiervan. De directe omgeving van het metrostation bestaat uit een groot kavel waar zich een park en een plein bevindt, die beide functioneren als kwalitatieve openbare ruimte. Verder bestaat het kavel uit een achtergebied met beduidend minder kwaliteit. Door het volume van het sportcentrum in het midden van het
Afbeelding
2
Afbeelding 3 I»
vr ... c
CL
~ ~
...er
c
:I CL
!. @' n
c:
ro;:::;:
Afbeelding 5
Afbeelding 6
kavel te plaatsen wordt het gebied dat daarvoor bestond uit een aantal niet-gedefinieerde gebieden duidelijk onderverdeeld in een aantal openbare ruimten. Ter plaatse van het achtergebied ontstaat een binnenplein dat gebruikt kan worden als buitenspeelveld en aan de voorzijde van het gebouw ontstaat een park en een metroplein. Het volume van het sportcentrum is hierbij zo vormgegeven dat er een relatie blijft bestaan tussen deze gebieden. De duidelijke onderverdeling van de stedelijke omgeving in deelgebieden heeft een intensivering van de openbare ruimte en toename van de kwaliteit hiervan als gevolg. (afbeelding r)
De invloed die constructieve aspecten op het ontwerp hebben bestaat in eerste instantie uit de structurering van het ontwerp. Deze structurering wordt verkregen door in dwarsrichting van het gebouw stramienlijnen aan te brengen waarop vervolgens verticale constructie-elementen geplaatst worden. De maat tussen deze stramienlijnen wordt bepaald door de sportfunctie en de bijbehorende gewenste vrije overspanning. De dragende verticale elementen zijn voornamelijk uitgevoerd als kolommen om zodoende zoveel mogelijk openheid tussen de verschillende programmaonderdelen te kunnen behouden. Op plaatsen waar zich functies bevinden waar meer privacy en afsluiting van de omgeving gewenst is worden wanden geplaatst die benut worden voor de ve.rzorging van de stabiliteit. De gevel van het rechthoekig volume wordt uitgevoerd als betonnen wandligger om grote overspanningen en uitkragingen mogelijk te maken. Zo kan door een overspanning van dit volume over 20 meter het maaiveld open gehouden worden ten behoeve van de gewenste relatie tussen de verschillende gebieden op de locatie. Door de uitvoering van de afbakening van het basketbalveld als constructief element wordt een uitkraging van dit terras van 14 meter gerealiseerd. Ruimtescheidende elementen krijgen in het ontwerp op deze manier een constructieve functie waardoor mogelijkheden gecreëerd worden voor de verwezenlijking van de gestelde doelstellingen.
De opwaardering van de openbare ruimte staat centraal bij de stedebouwkundige ingreep en eveneens bij het gebouwconcept De vormgeving van het gebouw kan omschreven worden als een rechthoekig volume dat wordt gedragen door twee transparante volumes. De transparante volumes die op het maaiveld gesitueerd zijn bevatten hierbij de ruimten waarbij een openbaar karakter gewenst is. De ruimten in het rechthoekig volume zijn meer afgescheiden van de omgeving en bevatten sportfuncties waarin een bepaalde mate van afzondering ten opzichte van de omgeving gewenst is. (afbeelding 2) In het sportcentrum zijn een aantal terrassen gesitueerd die gezien kunnen worden als een extensie van de openbare ruimte. Zo bestaat er niet alleen openbare ruimte om het gebouw heen, maar wordt er tevens volledig openbare ruimte in het gebouw gecreëerd. De terrassen zijn organisatorisch met elkaar verbonden en toegankelijk vanaf het maaiveld ter plaatse van het metroplein. Om deze terrassen ook daadwerkelijk een kwaliteit als openbare ruimte mee te geven zijn aan de terrassen verschillende functies gekoppeld zoals een basketbalveld, buitenzwembad, bar-terras en terras-tuin. Door de situering van de terrassen ontstaat er intern een aaneenschakeling van ruimten met verschillende afmetingen en karakters, die gerelateerd kunnen worden aan verschillende sportactiviteiten. (afbeelding 3-6)
N.C.J. van Gogh
In de greep van 'Binnenstedelijke herontwikkeling' in de greep Beslisondersteunend instrument voor de invulling van de gemeentelijke regierol bij binnenstedelijke herontwikkellng. Afstudeerrichtingen Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. A.LM. van Eekelen MBA Ing. A.J. Kleine Ing. C.G. van Leeuwen
-
Ql
ül' c::
Datum afstuderen april 2005
15
c..
..
ID ID
er c::
:::J
c.. ~ öj'
n
c:
..... l1l
;:::;: CT 0
c: ~
')":'
c:
:::J
0.. l1l
20
Samenvatting Dit onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan een einde van de achterblijvende woningproductie in binnenstedelijk gebied in Nederland. "Onduidelijkheid over de invulling van de gemeentelijke regierol is volgens de Taskforce één van de oorzaken voor de vertraging van de woningbouw." In het onderzoek worden concrete handvatten geboden, waarmee gemeenten verantwoorde keuzes kunnen maken over welke regierol ze moeten aannemen bij binnenstedelijke herontwikkeling. Om deze situatie inzichtelijk te maken is een managementtooi ontworpen. De werkelijke oplossing is vormgegeven in een computerprogramma en werkt onder Microsoft@Excel. Het model geeft de positie van de gemeente in een binnenstedelijke herontwikkeling weer aan de hand van vier factoren en de beïnvloedbaarheld hiervan, en geeft aanbevelingen over de invulling van de regierol in de desbetreffende situatie_
Trefwoorden Binnenstedelijke herontwikkeling Woningproductie Gemeentelijke regierol Samenwerkingsvormen Managementtooi
Het maatschappelijk belang van nieuwbouw en herstructurering van wijken is groot en staat door de huidige stagnatie in de woningproductie onder grote druk. Wanneer er onvoldoende woningen aan de voorraad worden toegevoegd, zal de dn1k op de woningmarkt toenemen. Tevens neemt de aantrekkingskracht van de steden verder af wanneer de herstructurering van wijken blijvend stagneert. "Onduidelijkheid over de invulling van de gemeentelijke regierol is volgens de Taskforce één van de oorzaken voor de vertraging van de woningbouw." Vanuit deze stelling is in dit onderzoek de volgende probleemstelling geformuleerd: "Op welke wijze is de positie van de gemeente in een binnenstedelijke herontwikkeling inzichtelijk te maken, zodat een bewuste keuze gemaakt kan worden voor de invulling van de regierol in de desbetreffende situatie'" Om deze situatie inzichtelijk te maken is een managementtooi ontworpen. De werkelijke oplossing is vormgegeven in een computerprogramma en werkt onder Microsoft@Excel. In het onderzoek zijn aan de hand van een literatuurstudie de factoren inzichtelijke gemaakt die van invloed zijn op de keuze van de gemeentelijke regieroL Hieruit is naar voren gekomen dat de keuze voor de invulling van een bepaalde regierol wordt bepaald door vier factoren , namelijk: De competenties en capaciteit van de gemeentelijke organisatie De risico's van de ontwikkeling; De complexiteit van de ontwikkeling; De grondpositie van de gemeente Door per factor (competentie, risico, complexiteit en grond) voor een bepaalde binnenstedelijke herontwikkeling vast te stellen hoe de situatie feitelijk is kan de gemeente bewust een keuze maken voor een regieroL In het onderzoek wordt duidelijk dat aan de hand van checklists, de werkelijke situatie ten aanzien van de vier factoren inzichtelijk kan worden gemaakt. Bij deze kwalitatieve identificatieanalyse gaat het om het opsporen van projectgegevens en projectkenmerken. Er is een checklist opgesteld die bestaat uit een lijst met criteria die van invloed zijn op de mate van aanwezigheid van de vier factoren bij een bepaalde binnenstedelijke herontwikkeling. De methode is impliciet en is mede afhankelijk van de perceptie van de invuller. De techniek is weinig complex en door het bundelen van ervaring leidt dit middel tot tijdsbesparing. Ten aanzien van de inventarisatie worden de criteria volgens de Risk Breakdown Structure (RBS) te structureren. Hierdoor worden de onderlinge relaties tussen de verschillende criteria beter zichtbaar. Door het toekennen van een weging aan de verschillende criteria in de checklist worden de criteria vergelijkbaar aan elkaar en kunnen de vier factoren objectiefbeoordeeld worden. De totaalscore is in profielen ingedeeld, bijvoorbeeld lage, hoge, en zeer hoge mate van complexiteit, zodat per factor bepaald kan worden welke regierol het beste aansluit. Een regierol wordt bepaald aan de hand van twee invalshoeken. Beschikt de regisseur over doorzettingsmacht en volgt zij haar eigen 'script' of dat van een ander? Tevens wordt aangegeven of de gemeente al dan niet een actieve samenwerking met private partijen aan moet gaan. Hiervoor is een drietal samenwerkingsvormen onderscheiden: Publieke ontwikkeling, met uitvoering door private partijen; Publiek-private samenwerking; 1. Bouwclaimmodel 2. Joint venture model 3- Concessiemodel Geheel private ontwikkeling, binnen publiekrechtelijk kader.
Op basis van de bovenstaande bestaat theoretisch gezien een zeer groot aantal uitgangspunten. In dit onderzoek zijn vijf ver· schillende combinaties weergegeven, de volgende modellen voor gemeentelijke regie worden onderscheiden: Onafhankelijke regisseur· Publiek project; (veel competenties, laag risicoprofiel, lage complexiteit, sterke grond positie) Samenwerkende regisseur - Bouwclaim; (veel competenties, laag risicoprofieL hoge complexiteit, matige grondpositie) Samenwerkende regisseur - joint Venture; (matige competenties, hoog risicoprofieL zeer hogcomplexiteit, matige grondpositie) Uitbestedingsger.ichte regisseur- Concessie; (weinig competenties, zeer h oog ri sicoprofiel. hoge complexiteit, sterke grondpositie) Kaderstellend/Toetsende regisse ur - Privaat project. (weinig competenties, zeer hoog risicoprofieL lage complexiteit, zwakke grondpositie) In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de juiste keuze van de gemeentelijke regie nadrukkelijk als één van de oplossingen van stagnatie bij binnenstedelijke herontwikkeling gezien. Een goede regisseur is geen Haarlemmer olie, ook partijen, die actieJ aan het binnenstedelijk herontwikkelingsspel deelnemen , zullen beter in hun rol moeten gaan zitten. De managementtooi is ontworpen voor adviesbureaus. Zij kunnen de tooi op drie manieren in de markt zetten. Ten eerste kan de managementtooi in de vorm van een softwarepakket worden verkocht aan geïnteresseerde gemeenten. Ten tweede kan de tooi één op één worden toegepast als adviesinstrument, bijvoorbeeld tus se n de projectleider van de gemeente en een adviseur. Als laatste kan de het als adviesinstrument tijdens professionele denksess ie worden ingezet. Een creatieve bijeenkomst is een groepsbijeenkomst waarin een vooraf geselecteerde groep gezamenlijk de managementtooi doorloopt onder begeleiding van een adviseur.
0" 0
c
:!
"A
c
::3
c. ID
21
C.L.J.C. Hagenaars
Sporen door de stad Een uitwerking voor Breda Afstudeerrichting
Stedebouw Namen afstudeercommissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Ing. J.P.F.A. Snijders Ir. C.M .H.A. van Bijsterveldt Datum afstuderen 26 april 2005
Samenvatting Dl
ia' c
0.
ID ID
...c:r c
:::1
0.
~
,..,Q1' c ..... /1)
;:;:
Afbeelding 1 Ligging spoorzone in Breda
In 2007 zal Breda aansluiting krijgen op het internationale netwerk van hogesnelheidstreinen. Deze ontwikkeling biedt kansen voor de stad en met name de spoorzone. Ook vanuit Breda zelfberedeneerd zijn er aanleidingen te vinden om de spoorzone nader te bestuderen. Bedrijventerreinen zullen vrijkomen en de beeldvorming is versnipperd en van lage kwaliteit. Op basis van een visie is een ontwikkelingsrichting uitgezet om Breda als woonstad te profileren tussen Randstad en Vlaamse Ruit. Daarbij wordt het spoor omgevormd tot een stadsas door nieuw openbaar vervoer en bebouwing toe te voegen.
C"
g
~ c :::J
~
22
Trefwoorden
Breda HSL Spoorzone Visie HOV Afbeelding 4 Uitwerking oostelijke spoorzone
Inleiding Breda staat aan de vooravond van een schaalsprong die grote economische en ruimtelijke gevolgen heeft voor de stad. De komst van een HSL-shuttlestation geeft Breda een verbeterde positie in de regio, het land en Europa. Dit heeft als gevolg dat de stad kansen krijgt zich sterk te ontwikkelen en zich te onderscheiden van andere vergelijkbare steden. Deze ontwikkelingen geven aanleiding om Breda en name de spoorzone nader te bestuderen. Temeer omdat in de huidige situatie de gebieden grenzend aan de spoorlijn een grote mate aan versnippering en onsamenhangendheid kennen en een aantal huidige bedrijfsterreinen , op korte dan wei lange termijn, voor herontwikkeling in aanmerking komen. Studiegebied en doelstelling De zone rondom het spoor tussen de twee snelwegen vormt het studiegebied waarin ruimte wordt geboden voor ontwikkelingen die direct of indirect met het HSL-station samenhangen. Dit is mede zo gekozen vanwege de ligging in bestaand stedelijk gebied (meer betrokkenheid), de mogelijke koppeling tussen station en snelwegen en de aanwezige transformatiemogelijkhe· den. Het doel is om deze zone als onderdeel van de nieuwe oot· wikkelingen rondom het HSL-station ruimtelijk vorm te geven. Hierdoor is het van belang dat Breda haar kansen gezien de strategische ligging optimaal benut, dat hierbij bestaande karak· teristieken behouden blijven en dat er samenhang ontstaat in bet beeld langs het spoor. Visie Deze doelstelling is verbeeld in een visie, die is gebaseerd op drie speerpunten: Bereikbaarheid Door de komst van het HSL·station krijgt de stad een betere bereikbaarheid per openbaar vervoer. Het is echter niet alleen van belang dat Breda per trein goed bereikbaar is, maar dat ook
:A27
)
Afbeelding 2 Visie en uitwerkingsvoorstel
Afbeelding 3 Structuur openbaar vervoer 111
-
ii!' c a. 111
...111C' c
::I
a.
!!. Ol' n
c:
,...,. (!)
;::;: CT 0
c: :i: c:
"'
::J
a. (!)
Afbeelding 5 Impressie Markzone
Afbeelding 6 Impressie HOV-halte
voor goed voor- en natransport gezorgd wordt. Een snelle en directe busverbinding tussen de twee snelwegen en via het centraal station garandeert een goede bereikbaarheid van de gehele spoorzone waarmee een grotere "spin-off" van het station gerealiseerd wordt. Haltes op deze HOV-lijn koppelen de transferia , voorzieningencentra en nieuwe woongebieden aan de HSL-shuttle. De HOV-lijn wordt gebundeld met het spoor, zodat een stadsas ontstaat waarop bebouwing georiënteerd is. Naast vervoer op stadsniveau dient regionaal vervoer een impuls te krijgen, zodat de stedelijke regio Breda-Tilburg in zijn geheel een betere structuur van openbaar vervoer krijgt.
Enkele van deze karakteristieken zijn: de grootschalige, op logistiek georiënteerde structuren aan de westzijde tegenover de kleinschaligheid in een groene setting aan de oostzijde en de rivier de Mark als ecologische verbinding en structuurdrager in de stad.
Wonen Met de woonfunctie heeft Breda de potentie zich te onderscheiden van andere steden op de internationale kaart, zoals Rotterdam en Antwerpen. Concurreren op het gebied van bedrijvigheid en economie is slechts in beperkte mate mogelijk, omdat steden in de Randstad en de Vlaamse Ruit een grote voorsprong hebben. Met de shuttle kan de stad inspelen op de behoeften van mensen die in de Randstad of de Vlaamse Ruit werkzaam zijn, maar in een relatief rustige en meer landelijke omgeving wensen te wonen. Met HOV zijn goede pendelmogelijkheden aanwezig. Groen De groene omgeving van en groene kwaliteiten in Breda vullen het onderscheidend vermogen van de stad aan. In de nieuw te ontwikkelen woonmilieus dienen groene kwaliteiten zoals de rivier de Mark, de bosrijke omgeving en rust centraal te staan als tegenhanger van de drukke stadse werkomgeving. Directe beleefbaarheid en zichtrelaties met groen en water zijn hierbij essentiële uitgangspunten. Deze speerpunten dienen samen met de reeds aanwezige, gebiedsspecifieke kwaliteiten geïntegreerd te worden, zodat een ruimtelijk beeld ontstaat dat typisch en uniek is voor Breda.
Detail Als een concrete verta.ling van de visie is een stedebouwkundige uitwerking gemaakt voor het oostelijke gedeelte van de spoorzone. Op deze specifieke locatie komen uitgangspunten vanuit de visie samen met uitgangspunten die zijn geformuleerd vanuit de (historische) ondergrond. Het gebied krijgt hoofdzakelijk een woonfunctie. Gezien de ligging in en langs bestaand stedelijk gebied en grenzend aan het landelijk gebied, zal een hoogwaardig woonmilieu ontwikkeld worden, waarin groen en stedelijkheid gecombineerd worden. De HOV-halte op een centrale plaats in de wijk verzorgt een snelle en frequente verbinding met het centraal station en is gekoppeld aan een concentratie van voorzieningen. Vanuit de stadsas, die de HOV-Iijn samen met het spoor vormt, met centrumstedelijke allure vindt uitwaaiering plaats naar het landelijk gebied in noord- en oostelijke richting. waarbij de bebouwingsdichtheid afneemt en er meer plaats is voor groen in de openbare ruimte.
De historische ondergrond blijft herkenbaar met daarin als kwaliteiten de historische bebouwingslinten met vaak monumentale bebouwing die behouden dient te blijven en de oude verkavelingsrichtingen die in het stedebouwkundig plan vertaald dienen te worden. Met een uitgebreide set aan uitgangspunten wordt een sterke basis gelegd voor een nadere stedebouwkundige uitwerking, waarin de kansen van de HSL in Breda, ook op grotere afstand van het station, vertegenwoordigd zijn.
23
Ing. J.M.J. Harink
Het genereren van een constructie planning uit een 3D CAD model Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek & Bouwinformatica Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Prof. ir. F. Scheublin Ir. W.F. van Woudenberg Datum afstuderen
26 april2oos Samenvatting
Afbeelding 1 Analyse 3D model
Er worden veel fouten gemaakt in het planningsproces omdat met het gebouw moet analyseren met behulp van 2D tekeningen. Om het aantal fouten in dit proces te verkleinen is er een hulpmiddel gemaakt voor de werkvoorbereiding die uit een 3D CAD model een constructie planning kan genereren. Trefwoorden
3DCAD 4DCAD Constructie planning Genereren Werkvoorbereiding
Afbeelding 3 Het programma
De kwaliteit van een planning blijkt erg afhankelijk te zijn van de planner zelf. De activiteiten moeten vanaf een tekening in een goede bouwvolgorde worden gezet. Doordat de planner het gebouw niet goed kan overzien kunnen er gemakkelijk fouten ontstaan. Om voor dit proces een hulpmiddel te vinden is eerst gekeken hoe een planning ontstaat. De werkvoorbereider analy· seert de tekeningen van het gebouw en zet hierbij de verschillende bouwdelen om naar activiteiten in een planning. De beste methode om al deze activiteiten te ordenen is de net· werkmethode, hierbij worden alle activiteiten in een netwerk gezet waardoor de gehele planning overzichtelijk en goed aan· pasbaar blijft. Naast bet maken van een planning is ook gekeken naar de mogelijkheden van een 4D CAD model (3D +tijd). Hierbij kwam naar voren dat 4D CAD in de praktijk pas wordt ingezet wanneer de planning al is gemaakt waardoor het geen hulpmiddel meer is voor het planningsproces. Na deze oriëntatie is het definitieve doel opgesteld: Een programma ontwikkelen voor de werkvoorbereiding die help in het planningsproces door het genereren van een con· structie planning uit een 3D CAD model. Om dit doel te bereiken is een algoritme ontwikkeld om een 3D model te analyseren zodat er een bouwvolgorde wordt bepaald (figuur r). Door elk 3D object een constructieve eigenschap te geven zodat het weet of het wordt gedragen of dat het hangt kan per object zijn voorganger in de constructie worden bepaald. Na het ontwikkelen van dit algoritme is deze geïmplementeerd in Architectural Desktop. Voor deze implementatie is het programma Visual Basic gebmikt Hierin is een script geschreven die door middel van verplaatsing van de objecten (figuur 2) en een link met een XML-bestand de gegevens kan genereren die nodig zijn voor een planning. Het programma (figuur 3) opent eerst een nieuw bestand waarin de planning wordt opgeslagen. Vervolgens wordt de naam van de activiteit bij elk object gezocht en worden zijn voorgangers berekend.
Afbeelding 2 lntersection door verplaatsing van de objecten
0" 0
c
::;E
Ä
c
::l
0.. ID
Afbeelding 4 Case Study
Daarna wordt met behulp van het objectvolume de duur van de activiteit berekend. Al deze informatie wordt opgeslagen in het nieuwe planningsbestand die geopend kan worden in het programmaMS Project. Om het programma te testen is het toegepast op een 3D CAD model van het stadsdeelkantoor Zuid-Oost te Amsterdam (figuur 4). Dit is een project van BAM Utiliteitsbouw. Na een eerste test met dit CAD model kwamen een aantal gebreken van het programma naar voren die opgelost moesten worden. Na aanpassing van het programma is er van het stadsdeelkantoor een constructie planning gegenereerd. Deze planning en het model zijn daarna weer gekoppeld in Navisworks, een 4D CAD programma. De resultaten van dit onderzoek zijn een programma, een constructie planning van het stadsdeelkantoor en een 4D CAD model van dit project. Deze zijn besproken met een bouwinformaticus van de BAM en een werkvoorbereider van het stadsdeelkantoor. Zij hebben het programma beoordeeld op correctheid en de functionaliteit. Het bleek dat het programma zeker een toegevoegde waarde heeft aan het totale planningsproces en dus als een hulpmiddel kan worden gebruikt. Het grootste probleem blijft echter dat er een goed 3D CAD model beschikbaar moet zijn, wat helaas vaak niet het geval is. Het programma biedt goede mogelijkheden om verder ontwikkeld te worden voor andere toepassingen in de werkvoorbereiding.
J.J.M. van Heijster
Ontwerp van een multifunctioneel stadion met een uitschuifbaar luchtkussendak Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Ir. W.J.J. Huisman Ir. A.P.H.W. Habraken Ir. M.P.H.M. Willems Datum afstuderen 26 april 2005
Afbeelding 1 Aanzicht op luchtkussenstadion met gesloten dak
Cl
ur .... c 0. 11> 11> C"
.... c
:::1
0.
~
ar c .... ("")
11)
;:::;: 0" 0
Samenvatting Het ontwerp in dit verslag is onderdeel van een onderzoek naar de toepasbaarheid van een luchtkussendak in een stadion. Het ontwerp toont aan dat een stadiondak met luchtkussens een goed alternatief is voor bestaande uitschuifbare daken op sta· dions. De gebogen randen van de kussens zorgen voor een aantrekkelijke vorm, waaruit een boogconstructie ontstaat Deze boogconstructie kan de krachten uit de kussens, in samenwerking met het dakvlak en de tribunes, goed afdragen naar de fundering.
c
:E
7'
c
:J
a.
11)
Trefwoorden Constructief ontwerp Luchtkussens Uitschuifbaar dak Windbelasting Stadion Afbeelding 3 Uitvoer uit fluent
Probleemstelling: De toepasbaarheid van luchtkussens als hoofddraagconstructie voor een verrijdbaar dak is onbekend en het is tevens een vraag of het systeem in te passen is in een ontwerp voor een stadion. Doelstelling: Inzicht verkrijgen in de mogelijkheid om een dubbelgekromd verrijdbaar luchtkussendak toe te passen in een ontwerp voor een stadion als goed alternatief voor reeds gerealiseerde con· structies. Luchtkussens: Een doekconstructie is licht en daarom eenvoudig verplaatsbaar. Het dient echter in een dubbelgekromd vlak te worden voorge· spannen om voldoende stijf te zijn, zodat het als dakconstructie kan dienen. De voorspanning wordt gecreëerd door middel van luchtkussens die worden opgeblazen, verdikken en samen wil· Jen trekken. De omringende constructie voorkomt het samentrekken van de kussens, waardoor spanningen in het dakvlak worden geïntroduceerd. De analyse van het luchtkussendak zelf is al uitgevoerd door Jan Slabbekoom (analytisch) en Chiel Kanters (experimenteel). De krachten die de kussens veroorza· ken in de omringende constructie en de vorm van het dakvlak zijn de voornaamste randvoorwaarden bij het ontwerpen van een stadion dat van dit principe gebruik maakt. Een stadionont· werp dat gebruik maakt van het luchtkussendak moet aantonen dat het mogelijk is een goed alternatief te ontwerpen voor bestaande stadions met uitschuifbare daken. Het ontwerp: Bij het ontwerpen van het stadion wordt specifiek gekeken naar de tribunekappen. De locatie is willekeurig gekozen, voor de tri· bunes is een geometrie aangenomen voornamelijk aan de hand van zichtlijnen. Aan de hand van het programma van eisen van het Gelredome in Arnhem is een programma opgesteld voor het luchtkussenstadion.
Afbeelding
2
Krachten In een dubbelgekromd dakvlak
111
u;
.... c Q
~ ~
...c c
::I Q
!__,
"'nc
,...,
0 0
c
:::;><; c
::>
c
Afbeelding 4 Zicht vanaf het veld met open dak
Verschillende varianten voor het ontwerp zijn ontwikkeld. Zowel constructieve als architectonische principes spelen een rol in de uiteindelijke keuze voor het definitieve ontwerp. Om de varianten constructief goed te kunnen beschouwen is een windberekening gemaakt in het CFD-programma Fluent. Gekozen is voor een ontwerp dat de krachten uit het doek opspitst in een verticale en een horizontale component. De horizontale component wordt opgenomen door steunen in het dakvlak van de tribunekappen. De verticale component wordt opgenomen door bogen die de randen van het luchtkussendak volgen. Deze bogen steunen af op drie grote 'vingers' in de hoeken van het stadion. Bij de ontwikkeling is ook gekeken naar de manier van uitrijden van het luchtkussendak en de bevestiging hiervan. Conclusies: Het luchtkussenstadion is ontworpen naar het programma van het Gelredome. De vergelijking met dit stadion leert dat het gewicht van de staalconstructie -van het Gelredome veel groter is dan van het luchtkussenstadion. Het luchtkussendak is dus een goed alternatief voor bestaande rijdende daken op stadions.
2"I
T.M.M. Hendriks
Stijfheid en sterkte van het Alphaliggersysteem Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. H.H. Snijder Prof. dr. ir. O.A. Hordijk Prof. ir. H.W. Ben nenk Ir. H.W. Velthorst Datum afstuderen april 2005
15
Rguur 1 Opengewerkt detail Alpha-liggersysteem
Trefwoorden constructief ontwerpen geïntegreerd systeem vloerconstructie staal beton
Afbeelding 1
Het Alpha-liggersysteem is een bouwsysteem dat bestaat uit een geïntegreerde stalen hoedligger met kanaalplaten. Dit bouwsysteem is ontworpen om in het geval van brand goede prestaties te leveren. De stijfheid en sterkte van het Alpha-liggersysteem zijn in dit onderzoek onderzocht. De prestaties onder brandcondities zijn in dit onderzoek niet onderzocht. Een detail van het systeem is weergegeven in Figuur 1. In de tussenruimte tussen de kanaalplaten en de stalen ligger wordt beton aangebracht. Dit beton vult ook de stalen hoedligger doordat gaten in de lijven zijn aangebracht. Het beton gaat constructief samenwerken met het staal. Deze samenwerking zorgt voor een stijvere en sterkere constructie dan wanneer de stalen ligger niet wordt volgestort. Het is onbekend hoe moet worden omgegaan met een eventuele bijdrage van het beton in de ligger aan de stijfheid en de sterkte van het Alpha-liggersysteem. Dit resulteert in het feit dat de huidige regelgeving te conservatief is. Het doel van dit onderzoek is meer inzicht te verkrijgen in de samenwerking tussen beton en staal in het Alpha-liggersysteem. Aan de hand van dit verbeterde inzicht worden verbeterde rekenregels ontwikkeld voor de ontwerppraktijk. De bijdrage van het beton in de ligger aan de stijfheid en de sterkte is bepaald door een ligger zonder beton en een ligger met beton met elkaar te vergelijken. De onderzochte doorsnedes zijn weergegeven in Figuur 2. De drie meest linkse doorsnedes in Figuur 2 zijn experimenteel en analytisch onderzocht. De meest rechtse doorsnede is behandeld in het rekenvoorbeeld. De drie linkse doorsnedes worden van links naar rechts 'stalen doorsnede zonder wapening', 'stalen doorsnede met wapening', en 'doorsnede met beton' genoemd. Deze doorsnedes zijn experimenteel onderzocht met een vierpuntsbuigproef. In totaal zijn negen tests uitgevoerd.
I
r I
L
\
Figuur 2 Oe onderzochtedoorsnedesin het onderzoek
Figuur 3 Vergelijking tussen berekenlngsmodellen en experiment bij ligger 1 111
iir c
0.
ID ID
...t1' c
::I
0.
!!..
,..,öi' c
..... ro .....
Afbeelding
2
In het analytisch onderzoek is een methode ontwikkeld waarmee de krachten op en de doorbuiging van de liggers in de experimenten berekend kunnen worden: de methode van het krommingvlak. Vervolgens zijn het analytisch en experimenteel bepaald gedrag vergeleken. In de experimenten is te zien dat de stijfheid door de toevoeging van het beton wordt verhoogd met ongeveer 20%. De sterkte wordt verhoogd met ongeveer 30% ten opzichte van het plastisch moment van de stalen doorsnede met wapening. Naast het ontwikkelen van het analytisch model zijn drie verschillende berekeningsmodellen gedefinieerd , die het gedrag van de doorsnede met beton beschrijven. Dit zijn de berekeningsmodellen 'alleen staal', 'volledige samenwerking' en 'geen samenwerking'. Bij het berekeningsmodel 'alleen staal' wordt het beton indien aanwezig niet meegenomen bij de bepaling van sterkte en stijfheid. Bij het berekeningsmodel 'volledige samenwerking' wordt uitgegaan van ee n volledig samenwerkende constructie van beton en staal. Bij het model 'geen samenwet:king' wordt uitgegaan van een gewapende betonnen ligger en een stalen ligger zonder wapening die niet met elkaar samenwerken. De berekeningsmodellen en de experimenten zijn met elkaa.r vergeleken. De vergelijking tussen experiment en berekeningsmodellen voor één van de liggers (ligger 1) is weergegeven in Figuur 3· Na de vergelijking tussen de experimenten en de rekenmodellen is een praktisch rekenmodel ontwikkeld en getoetst aan het analytisch model. Met dit praktisch rekenmodel kan het Alpha-liggersysteem op sterkte en stijfheid gedimensioneerd worden. De conclusies die naar aanleiding van het onderzoek naar de stijfheid en sterkte van het Alpha-ligget:systeem zijn getrokken zijn onderstaande.
De berekening van de doorbuiging en sterkte met de methode van het krommingvlak is een goede en inzichtelijke berekeningswijze voor het Alpha-liggersysteem. Met behulp van de berekeningsmodellen en de experimenten is inzicht verkregen in de bijdrage van het beton in de ligger aan de stijfheid en sterkte van het Alpha-liggersysteem. De toevoeging van het beton in de hoedligger heeft in de experimenten een toename in stijfheid van ongeveer 20% en een toename in sterkte van ongeveer 30% ten opzichte van de stalen doorsnede tot gevolg. Het beton in de ligger mag volledig worden meegenomen bij de bepaling van de stijfheid en sterkte van het Alpha-ligger systeem. De stijfheid van het Alpha-liggersysteem mag berekend worden zoals een stalen ligger, met inachtneming van de verschillende elasticiteitsmoduli. Het ontwikkelde praktisch rekenmodel is een goed berekeningsmodel van het Alpha-liggersysteem voor zowel sterkte als stijfheid. Met dit praktisch rekenmodel resulteert het meenemen van het beton in een toename van de stijfheid van het totale systeem, inclusiefkanaalplaten, van ongeveer m%. De sterkte neemt met het praktisch rekenmodel toe met ongeveer 15%. De belangrijkste aanbeveling die naar aanleiding van dit onderzoek is gedaan is de volgende. Het Alpha-liggersysteem is als geheel nog niet experimenteel onderzocht. Met dit full-scale experiment kunnen de ontwikkelde modellen worden getoetst. Aanbevolen wordt om een full-scale proef op het totale systeem te doen.
Ing. Y.C. van Langen
Hygrothermische aspecten van houtstapelbouw Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. ir. N.A. Hendriks Dr. ir. H.L. Schellen Ir. H.M. Lamers
Datum afstuderen 26 april 2005 Samenvatting In dit onderzoek is gekeken of een ongeïsoleerde logwoning, die niet aan het huidige bouwbesluit voldoet, toch in aanmerking kan komen voor een bouwvergunning. Dit is gedaan door onderzoek te doen naar de eigenschappen van een massief houten gevel ten opzichte van een geïsoleerde houten gevel. Ook is het comfort en energieverbruik in de woning onderzocht met behulp van metingen ter plaatse en simulaties. Trefwoorden Hout Logbouw Binnenklimaat Energieverbruik Bouwfysica
30
In het Friese Nijland is een zo gehele logwoning (figuur r) gebouwd volgens de Noord-Amerikaanse houtstapelbouwmethode. Dit type woning voldoet niet aan de eisen die in het huidige bouwbesluit worden gesteld aan woningen en mag dus in Nederland niet zondermeer worden gebouwd. Probleem- en doelstelling Ongeïsoleerd voldoen logwoningen niet aan het huidige bouwbesluit. Voor deze woningen wordt in Nederland in principe geen bouwvergunning afgegeven. In Amerika hebben onderzoeken plaatsgevonden om aan te tonen dat de woningen een goede energieprestatie hebben. In Nederland worden deze onderzoeksresultaten echter niet als voldoende bewijs gezien om een permanente bouwvergunning te verkrijgen. Daarnaast zijn een aantal materiaaltechnische problemen geconstateerd. Tijdens de bouw van het huis in Nijland is de isolatie van het dak nat geworden. Hierdoor kunnen koudebruggen in de dakconstructie zijn ontstaan. Ook zijn er vochtproblemen bij kozijnen geconstateerd. Het doel van dit onderzoek is het vergelijken van de logwoning met een geïsoleerde houten woning (Re= 2,5 m2K{W) op het gebied van energieverbruik, om zo aan te tonen dat voor de logwoning niet meer energie nodig is dan voor de geïsoleerde woning met een gelijkwaardig comfort. Daarnaast moet inzicht worden verkregen in het gedrag van een massief houten wand (figuur 2) in het Nederlandse klimaat in de verschillende seizoenen. Ook moet duidelijk worden hoe groot de aanwezige problemen zijn en of deze op te lossen zijn. Onderzoeksaanpak Om er achter te komen hoe de logwand zich gedraagt in het Nederlandse klimaat in vergelijking met een geïsoleerde houten woning is ten eerste een literatuurstudie naar de eigenschappen van een houten logwand uitgevoerd. Daarin is bekeken of de houten wand voordeel kan halen uit de aanwezige massa. Om de theorie te ondersteunen is een simulatie gemaakt van de wand in FlexPDE. Daarnaast zijn in de woning warmtestroommetingen en (oppervlakte)temperatuurmetingen uitgevoerd om de Re-waarde van de wand te bepalen. Bij het bedrijf lnventech is daarnaast de lambdawaarde van het gebruikte hout (Northern White Cedar) bepaald. Om te bepalen hoe het comfort in de houten woning is, zijn metingen uitgevoerd naar binnen- en buitenluchttemperatuur, relatieve vochtigheid, oppervlaktetemperatuur en C02-concentratie. Deze metingen zijn verwerkt in grafieken om zo de binnenklimaatklasse van de woning te bepalen. Ook is uit de C02-concentratie het ventilatievoud van de woning bepaald. Daarnaast is het binnenklimaat van de woning gesimuleerd met behulp van Wavo, hiermee zijn een aantal varianten gesimuleerd. Deze varianten zijn gesimuleerd om te bepalen wat de invloed is van veranderingen aan de woning. Het huidige gasverbruik van de woning is vergeleken met andere vergelijkbare (vrijstaande) woningen in Nederland om zo te bepalen of de woning een gemiddeld , lager of hoger gasverbruik heeft. De problemen met het dak en de kozijnen van de woning zijn onderzocht met behulp van metingen in het FAGO-lab, houtvochtmetingen in de woning, simulaties in Wufi en infraroodopnames van de woning. Resultaten en conclusies Uit het onderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen. De lambdawaarde van northern white cedar is o,r WfmK. Hieruit volgt bij een wanddikte van 14,5 cm een statisch berekende Re-waarde van 1,5 m2K{W, dit is veellager dan de eis uit het bouwbesluit van 2,5 m2K{W. De Re-waarde die uit de metingen aan de woning naar voren is gekomen ligt tussen de r,r en 1,3 m2K{W. Uit dit onderzoek komt dus niet naar voren dat de wand in de praktijk een betere Re-waarde heeft dan de statische berekende Re-waard e. De logwoning kan, in de huidige staat, op het gebied van ener· gieverbruik geen voordeel halen uit de massa van de wanden.
Figuur 1 Oe logwoning In Nljland. 111
~ c
c..
RI RI
...
C"
c
::I
c..
!. iil' n
c ;::;:
~0"
0
c
:E
7<'
c
::J
0..
ro
Figuur 2 Doorsnede over de logwand.
Figuur 3 Binnenklimaatklasse van de woning in Nijland.
De wand is wel in staat warmte op te slaan, maar deze warmte moet eerst door het verwarmingssysteem worden aangeleverd. In de zomer kan de woning voordeel halen uit de massa van de wanden waardoor een prettiger comfort in de woning ontstaat. De pieken in de warmtebelasting worden door de wanden geremd en komen vertraagd binnen in vergelijking met een lichte houtskeletbouwwoning. De vertraging in een massiefhouten wand (ongeveer 7 uur) is meer da n 3x langer dan die van een houtskeletbouwwoning (ongeveer 2 uur) . De logwoning heeft een ge norm eerd gasverbruik dat ongeveer net zo hoog is als dat van and ere Nederlandse woningen. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het lage ventilatievoud en dus ventilatieverlies in de logwoning. Het ventilatievoud van de logwoning voldoet echter niet aan de eisen die worden gesteld in het bouwbesluit Met het lage ventilatieverlies wordt gecompenseerd voor het hogere transmissieverlies. Hierdoor lijkt de woning een gelijk energieverbruik te hebben als dat van andere woningen, terwijl dit met een voldoende ventilatievoud veel hoger zou zijn. Met behulp van de temperatuur en RV-metingen is de woning ingedeeld in een binnenklimaatklasse. De woning valt binnen klimaatklasse 11 (figuur 3) wat betekent dat de woning een gemiddeld binnenklimaat heeft. Omdat de woning, onder gelijkblijvende ventilatieomstandigheden , een gasverbruik heeft dat hoger ligt dan dat van andere typen woningen zijn simulaties gemaakt van varianten op de logwon ing. Hieruit is gebleken dat de woning alleen een gelijk oflager gasverbruik heeft als dat van geïsoleerde woninge n wanneer de wand geïsoleerd wordt (Scandinavische logmethode) of wanneer de wand zo dik gemaakt wordt dat een Re van 2,5 m2KjW gehaald wordt. Uit de simulaties en de infraroodopnames is gebleken dat het vocht dat tijdens de bouw in de dakisolatie terecht is gekomen uit de constructie kan wegdragen. Ook heeft eventueel aanwezig vocht in de afgelopen jaren niet voor een vermindering van de isolatiewaarde van het dak gezorgd . Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen dat de vochtpro-
biemen bij de kozijnen word en veroorzaakt door een te hoog houtvochtgehalte. Een aanvullend onderzoek kan misschien meer duidelijkheid bieden over de oorzaak van dit probleem. Over het algemeen kan gezegd worden dat de woning een gemiddeld binnenklimaat heeft. Er is echter in dit onderzoek geen bewijs gevonden dat de woning, ondanks de te lage Re-waarde, een gelijkwaardig of beter gasverbruik heeft als een geïsoleerde houten. woning. Daarnaast heeft de woning een onvoldoende ventilatievoud. Het verkrijgen van ontheffing van de eisen uit het bouwbesluit, voor een soortgelijke woning, is op grond van dit onderzoek niet verdedigbaar.
31
R.B. Laurs
Een doorbraak voor de Flexibele Doorbraak? Voorwaarden voor, en meerwaarde bij de toepassing van een Innovatieve renovatie-ingreep Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. N.A. Hendriks Dr. ir. P.A. Erkelens Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg
-
Datum afstuderen
....
Samenvatting
c: :::1 c.
Een karakteristiek probleem van vroeg-naoorlogse portieketage· woningen wordt gevormd door een hokkerige woningindeling. De Flexibele Doorbraak is een renovatiemethode die zich specifiek richt op de aanpak van dit probleem door een dragende wand te vervangen door een stalen portaal. Een praktijktest van het constructieve deel van de ingreep werpt de vraag op in hoe· verre deze toepasbaar is bij verschillende bouwmethoden en · systemen. Dit wordt onderzocht door te bepalen welke aspecten relevant zijn en wat hun mogelijke invloed op de ingreep is. Daarnaast wordt onderzocht hoe de toepasbaarheid van de Flexibele Doorbraak vergroot kan worden door deze te combine· ren met andere ingrepen.
Dl
ii!'
c: c.
ID ID
0"
!2.i:U'
n
c
..... Cl) ;:::;:
co :E
c
"'
c
:::J
a.
Cl)
26
april
2005
Trefwoorden
32
Portieketagewoningen Renova tie Casco-ingreep IFD-bouwen Upgraden
Afbeelding 1 De Flexibele Doorbraak in de praktijk. Vijftig jaar nadat ze zijn gebouwd, zijn vroeg-naoorlogse por· tieketagewoningen economisch afgeschreven en voldoen ze niet meer aan de huidige bouw- en woontechnische eisen. Ze zijn vaak in grote aantallen te vinden in eentonige wijken met veel sociale woningbouw en ee n eenzijdige bevolkingssa· menstefling. De woningen vormen echter een substantieel deel van de woningvoorraad en kunnen ondanks deze problematiek niet gemist worden. De huidige renovatiepraktijk biedt veel maatregelen om de marktpositie van de woningen te verbeteren en hun levensduur te verlengen. Naast bouwtechnische maatregelen, zoals het verbeteren van de warmte- en geluidsisolatie, kan door herdifferentiatie het eenzijdige woningaanbod worden uitgebreid, zodat nieuwe bevolkingsgroepen worden aangetrokken en mensen een wooncarrière kunnen maken in hun eigen wijk. Een innovatieve aanvulling op de bestaande renovatiepraktijk wordt gevormd door de Flexibele Doorbraak. Deze ingreep richt zich namelijk op één van de grootste woontechnische proble· men van de portieketagewoningen: een krappe plattegrond die wordt gekenmerkt door kleine beukmaten en een hokkerige indeling. Met de Flexibele Doorbraak wordt een vrij indeelbaar vloerop· pervlak gecreëerd door de dragende wand in de woning te ver· vangen door ee n stalen portaal. De indeling van de woning is hierna blijvend aanpasbaar omdat de nieuwe gevels en scheidingswanden demontabel zijn en de nieuwe leidingen bereikbaar blijven. De leidinge n worden namelijk opgenomen in een vloerpakket dat droog op de bestaande vloer is aangebracht. Bij een praktijktest van het constructieve deel van de ingreep, bleek dat kleine afwijkingen ten opzichte van de situatie die men verwachtte aan te treffen, grote gevolgen hadden voor de uitvoering. Dit was de aanleiding om te onderzoeken wat de invloed van verschillende gebouwaspecten is op de uitvoerbaar-
-.. I»
• •
UI
"
c
B
--,
'I I
-
J
_j
0
DJ
c
D.
..,"'
"'c
I:T ::I
D.
!. CU'
n
c:
ro-
;:::;: C'" 0
c:
::E
7'
c:
::I
a. (1)
Afbeelding 2 Voorbeeld van een matrix om de aandachtspunten bij de uitvoering van de Flexibele Doorbraak te bepalen.
Afbeelding 3 Voorbeeld van de methode ontwikkelpunten: vergeiijking van de verschillende opties voor nieuwe (buiten)ruimte.
heid van de Flexibele Doorbraak. Los hiervan bleek dat het bieden van vrij indeelbare ruimte alléén niet voldoende is om concurrerend te zijn ten opzichte van nieuwbouw. Daarom is besloten ook onderzoek te doen naar de mogelijkheden om verschillende aanvullende maatregelen uit te voeren. Deze twee deelopgaven hebben geleid tot de volgende probleemstelling: "Wat zijn de voorwaarden voor het toepassen van de Flexibele Doorbraak bij de bestaande woningvoorraad en wat zijn de mogelijkheden in combinatie met andere ingrepen?"
de uitvoering ontwikkeld moeten worden en hoe hoger de kosten . De matrixmethode is getest op een complex portiekwonin· gen dat op de nominatie stond voor de uitvoering van de tweede praktijkproef. Met het resultaat dat van alle mógelijke aandachtspunten, ongeveer een derde daarvan bij dit project ook daadwerkelijk een aandachtspunt was. Het complex bleek dus niet geschikt voor een ingreep met de Flexibele Doorbraak, maar de matrixmethode bleek wel geschikt voor een effectieve analyse.
Aan welke voorwaarden moeten portieketagewoningen voldoen, zodat een ingreep met de Flexibele Doorbraak even succesvol is als bij de praktijktest? Om hierachter te komen zijn de verschillende aspecten van een gebouw, die bij de Flexibele Doorbraak van belang zijn, geïnventariseerd en gerangschikt naar bouwtechnische en woontechnische kenmerken. De relevante bouwtechnische kenmerken zijn ingedeeld per bouwdeel waarop zij betrekking hebben. Deze reeks is in een matrix uitgezet tegen de verschillende fa sen in het uitvoeringsproces van de Flexibele Doorbraak. De elementen in de matrix staan dus symbool voor een specifiek kenmerk dat van invloed kán zijn op een specifieke fase in de uitvoering. Wijkt zo'n ken· merk af van de situatie waarin de Flexibele Doorbraak zich al bewezen heeft, dan is het element een aandachtspunt. Dit betekent dat hier eventueel een alternatieve oplossing voor de uitvoering gevonden dient te worden. Hetzelfd e is gedaan voor de woontechnische kenmerken , maar de indeling naar bouwdelen is hier uitgebreid met een aantal aspecten die voor· nameli jk betrekking hebben op de afmetingen en de indeling van de plattegrond. De achterliggende gedachte bij deze matrices is dat zij een hulpmiddel kunnen vormen bij het bepalen of een complex in aan· merking komt voor een ingreep met de Flexibele Doorbraak. Het aantal aandachtspunten in de matrix dat de analyse van een complex oplevert kan hierbij als beslissende factor dienen. Hoe meer aandachtspunten, hoe meer nieuwe oplossingen voor
Om naast een vrij indeelbaar vloeroppervlak een meerwaarde te kunnen bieden wordt een 'gereedschapskist' ontwikkeld, gevuld met aanvullende maatregelen. Eigenlijk zijn dit renovatie-ingrepen die ook zelfstandig uitgevoerd kunnen worde n, maar nu gecombineerd worden met de Flexibele Doorbraak. De drie behandelde maatregelen zijn het bijplaatsen van liften , het toevoegen van nieuwe (buiten)ruimte en het toevoegen van woonlagen op het bestaande gebouw (optoppen). Omdat de Flexibele Doorbraak is gericht op de bestaande voorraad, is er geen sprake van een gestandaardiseerde opgave. Daarom is bij de ontwikkeling van de methode gewerkt met zogenaamde 'ontwikkelpunten'. Hierbij worden voor elke deelopgave de mogelijke varianten bekeken en beschreven aan de hand van een aantal aspecten. Het blijkt dat de combinatie van de Flexibele Doorbraak met aanvullende ingrepen de mogelijkheid biedt om tot een hoger kwaliteitsniveau te komen.
33
M.T. Manschot
Herstructurering Gedifferentieerd?! Een onderzoek naar een herijking van het stedelijke herstructureringsconcept Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. LA.M.C. van de Ven Ir. S.J.E. Maussen MRE Datum afstuderen 29 maart 2005 Samenvatting Het afstudeeronderzoek omvat het tot stand komen van een nieuwe formule voor een herijking van het stedelijke herstructureringsconcept. Aan de basis daarvan ligt het ontwikkelen van een instrument. Het instrument is gebruikt als onderlegger voor het herijkingsproces (1960 -huidig) dat uit een aantal beleidsperloden bestaat. Het doorlopen van het herijkingsproces heeft geresulteerd in een nieuw concept voorstel voor het stadsgericht beleid. Trefwoorden Herstructurering Differentiatie Herijking Multi-dimensionaliteit Scenario's
34 AdLS, de plek 'Achter de Lange Stallen', is een parkeerterrein in Uit discussies in vakbladen en op conferenties blijkt dat de stedelijke herstructurering onder zware druk staat. Steeds meer stemmen gaan op om het stedelijke herstructureringsconcept te herijken. In de praktijk blijkt echter de complexiteit van dit proces: het stedelijke herstructureringsconcept maakt onderdeel uit van een integrale aanpak om tot kwalitatief goede en duurzame veranderingen te komen in steden. Deze complexiteit leidt tot fragmentatie van het debat terwijl de toekomst van de steden juist vraagt om een samenhangende visie en aanpak. Het onderzoek omvat de zoektocht naar een nieuwe formule voor het herijkingsproces. Van deze zoektocht wordt in dit artikel verslag gedaan. Het onderzoek is te beschouwen als een explorerend onderzoek met als doel een herijking van het stedelijke herstructureringsconcept. Voorafgaand is een tweetal voorwaarden opgesteld, waaraan de herijking moet voldoen. Ten eerste moet er worden gerefereerd aan voorafgaand beleid: de stedelijke herstructurering is de jongste actualisatie van het stadsgericht beleid, en om vooruit te kunnen kijken, is het noodzakelijk eerst terug te kijken. Ten tweede dient een herijking eenduidig en meetbaar te zijn. Om het doel te verwezenlijken is een instrument ontwikkeld, waarin de gestelde voorwaarden zijn verdisconteerd. Dit instrument dient als onderlegger voor het herijkingproces en bestaat uit twee stappen: 1. het operationaliseren van het stadsgericht beleid. Het operationaliseren va.n het stadsgericht beleid gebeurd met het toekennen van verschillende dimensies aan het stadsgericht beleid, de multi-dimensionaliteit Het stadsgericht beleid is weliswaar een fysieke maatregel. maar geen 'geïsoleerde' activiteit. De effectiviteit uitsluitend afmeten aan het fysieke werkdoel is dan ook een te sterke beperking om tot kwalitatief goede en duurzame veranderingen in de steden
te komen. In de multi-dimensionaliteit worden vier inhoude lijke dimensies onderscheiden; economisch (welvaart stad en burgers), sociaal (participatie stadsbewoners aan samenleving) . ruimtelijk (beeldkwaliteit stad) en fYsiek (kwantiteit en kwaliteit gebouwde omgeving). In het positioneren van de multi-dimensionaliteit staat niet het formuleren van afgebakende sferen voorop, maar juist het in beeld brengen van de samenhang tussen de dimensies met daarbij een nadrukkelijke verbindende positie van de fysieke dimensie. Naast deze vier dimensie bestaat er ook nog een vijfde dimensie. Deze dimensie betreft de programmeringmethode en vormt het beleidskader waarbinnen het beleid zich afspeelt. Zie hiervoor afbeelding 1. 2. het bepalen van de factoren die van invloed zijn op het herijkingproces. De factoren die van invloed zijn op het herijkingsproces worden onderscheiden in drie categorieën; (1) voortschrijdend inzicht, (2) maatschappelijke trends en (3) politieke ontwikkelingen. Deze factoren vormen tezamen de waarde van de genoemde dimensies en deze waarde is op zijn beurt maatgevend voor de sturingskwaliteit van de dimensies binnen een bepaalde beleidsperiode. Hieruit volgt de definitie van het begrip herijken dat in dit onderzoek wordt gehanteerd: het herwaarderen van de sturingskwaliteit van de dimensies. Met dit instrument als onderlegger wordt het herijkingsproces gestart. Het herijkingproces is gestart bij de reconstructieperiode en eindigt met een herijking van het stedelijke herstructureringsconcept in een nieuw concept voorstel. Het resultaat is een reflectie op vijftig jaar stadsgericht beleid. In afbeelding 2 (A tfm E) is te zien op welke manier het instrument dienst doet in het herijkinsproces. Als antwoord op de toenemende co'ncentratieprocessen in de tertiaire sector is de reconstructieperiode een economische geïndiceerd stadsgericht beleid (1960-1973)- Zie afbeelding 2A. De stad moet worden aangepast aan de moderne tijd met als gevolg grootschalige sloop, verkeersdoorbraken, functiegeleding, verdringing van stadsbewoners uit de binnensteden en uitbreidingswijken aan de rand van de stad. In de programmering krijgen de particulieren veel initiatief en de overheid kan volstaan met een voorwaardenscheppend beleid. Als reactie op deze reconstructieperiode kanaliseren eind jaren zestig de invloedsfactoren zich in een brede maatschappelijke betrokkenheid wat resulteert in het ontstaan van een sociaal geïndiceerd stadsgericht beleid: de stadsvernieuwing (19731985). Zie afbeelding 2B. Bewoners zijn subject van vernieuwing en kenmerken als kleinschaligheid, zo gering mogelijke verstoring van de bestaande sociale infrastructuur, herstel en vernieuwing van de bestaande voorraad en een prioriteit voor wonen bepalen het beleid in deze periode. De overheid heeft een dominante positie en is in tegenstelling tot de voorgaande periode voorwaardenstellend. Geld en zeggenschap zijn de belangrijkste instrumenten . Later in deze periode krijgt de lokale overheid de dominante positie, gezien het feit dat de lokale overheid veel beter zicht heeft op wat er in de stad moet gebeuren. Gaandeweg de stadsvernieuwing ontstaat er een verruiming en. verbreding van het beleidsveld naar stedelijk beheer (continue zorg voor alle wijken) en stedelijke vernieuwing (het vitaliseren van het stedelijke milieu). De aandacht voor het stedelijke niveau maakt een herwaardering van de sturingskwaliteit van de dimensies binnen de stadsvernieuwing noodzakelijk. Midden jaren tachtig ontstaat er een ruimtelijk geïndiceerd stadsgericht beleid: de vernieuwing van de stadsvernieuwing (1985-1997). Zie afbeelding 2C. Kenmerken van dit beleid zijn: bouwen voor de stad, ruimtelijke samenhang, gepaste schaal. synthese verschillende wijken en functies , bedrijvigheid, differentiatie in product, prijs en. eigendom en aandacht voor zowellage als hoge inkomensgroepen. Het wordt niet meer wenselijke geacht dat de lokale overheid de dominerende partij is. In het ruimere kader van de stedelijke vernieuwing wordt de gemeente een deelnemende partij,
E
p
F
1
s
R
Afbeelding 1
Afbeelding 2
de PPS (publiek private samenwerking) constructie is daarbij het voertuig. Het accent op de ruimtelijke dimens ie gaat vanaf dat moment hand in hand met de doorbraak van een meer marktgericht stadsgericht beleid. Tegelijkertijd steekt de verontrusting over segregatie en gettovorming steeds meer de kop op in maatschappelijke en politieke discussies. De eenzijdigheid van de stedelijke woningvoorraad wordt als een van de belangrijkste oorzaak aangewezen. Het antwoord hierop is woonmilieudifferentiatie. Dit resulteert in het ontstaan van een fysiek geïndiceerd stadsgericht beleid; de stedelijke herstructurering (!997-nu). Zie afbeelding zD. Omvangrijke sloop van huurwoningen, vervangende (duurdere) nieuwbouw, samenvoegen van woningen, grootschalige verkoop kenmerken de aanpak van deze beleidsperiode. Echter de fysieke verbouwing begeeft zich op een breder terrein dan alleen het wonen: differentiatie versterkt de sociale structu ur in steden , bevordert de maatschappelijke integratie, verstevigt de econom ische basis van de stad, en doorstaat de concurren tie met suburbaan. De gemeente dient daarbij als regisserendeeninitiërende partij met een voorwaardenscheppende positie zijn, zoals het toekennen van budgetten en het bieden van gunstige voorwaarden. De overheid is een betrokken en faciliterende partij en controle vindt plaats via monitoren. Wat nu opvalt, is de hooggespannen verwachting van de fysieke dimensie voor de oplossing van economische, sociale en ruimtelijke vernieuwing. Door een veelvoud aan onderwerpen is het beleid een doel op zichzelf geworden en daardoor blijkt dat de effectiviteit van de stedelijke herstructurering zich juist nu beperkt tot het fYsieke werkdoeL Daarnaast loopt het differentiatie-denken ook in de fYsieke sfeer tegen de harde realiteit: door de stagnatie in de econom ie kent het beleid maar een beperkte duurzaamheid, de realisatie stagneert, maar ook de behoefte aan meer kwaliteit is achterhaald. Tegelijkertijd leidt de nadruk op de fysieke dimensie tot een prestatiegerichte strategie waardoor de aandacht voornamelijk ligt op tempo en aantal in plaats van richting en doel. Dit onderzoek constateert dat de fysieke dimensie geen goede sturingskwaliteit bezit. Voor een duurzaam en kwalitatief goed concept is de fYsieke dimensie alleen functioneel als afgeleide van de sociale, economische en ruimtelijke dimensie. Ech ter blijkt uit de reflectie ook dat geen van de voorgaande concepten het enige juiste antwoord biedt. Het voorstel is dan ook om in te zetten op een gedifferentieerd stadsgericht beleid: differentiatie van de differentiatie. Zie afbeelding zE. In het nieuwe concept worden dri e sce nario's naast elkaar geplaatst. Het economische scenario dat wordt aangestuurd door de economische dimensie zet in op de match met de toenemende tertiairsering van de arbeidsmarkt en op het vergroten van het economische draagvlak van de s tad. Kenmerken van dit scenario zijn differentiatie van bovenaf. exclusiviteit, ruim
Afbeelding 3
wonen met kantoor of klein bedrijf aan huis, concurrentie met suburbaan. Het sociale scenario wordt ingegeven door de sociale dimensie. Het scenario richt zich op het bieden van keuzemogelijkheden van de zittende bewoners, het is gericht op binding met de buurt en het mogelijk maken van een wooncarrière binnen eigen buurt of stad sdeel. Teve ns ondersteunt dit sce nario de bestaande of gewenste sociale en economische structuur van deze wijken. Het ruimtelijke scenario, dat wordt aangestuurd door de ruimtelijke dimen sie zet in op het vergroten van het s tedelijke milieu. Kenmerken van dit scenario zij n: diversiteit aan bebouwing, diversiteit in woningtype, aantrekkelijke verschijningsvorm. functiemenging en sociale heterogeniteit. De gemeente moet daarbij een regisserende en initiërende partij zijn met een voorwaardenscheppende positie zoals het toekennen van budgetten en het bieden van gunstige voorwaarden. De overheid heeft een betrokken en faciliterende rol. maar controle vindt niet via monitoren plaats maar via visitatie. De nieuwe formule voor het herijkingsproces leidt tot een scenariofilosofie dat de basis vormt voor een nieuw concept voorstel. Voor het uitwerken van de scenariofilosofie in een doordacht pakket van concrete beleidsvoorstellen zal nader onde zoek moeten worden gedaan. Daarbij worden de volgende fasen uiteengezet. 1 vervolg TUJe; criteria bepalen voor het maken van keuzes tussen de scenario's, multidisciplinair project voor haalbaarheid en draagvlak scenario denken. 2 toetsen aan praktijk; betrekken van alle deelnemende partijen in het nieuwe concept. opstellen programmeringmethode; bepalen van spelregels op centraal en decentraal beleidsniveau om het nieuwe co ncept te faciliteren en uit te kunnen voeren. 4 het implementeren van het beleid
35
T. Meijers
Les Ponchettes Een ontmoeting tussen Stad en Zee Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. H. Ruijssenaars Ir. J.J.P.M. van Hoof Ir. J.P.M. Swagten Datum afstuderen
4 januari
2005
De laatste jaren zijn vastgoedbeleggingsinstellingen zich steeds Tijdens mijn jeugd heb ik veel tijd doorgebracht in Frankrijk. Doordat mijn moeder van oorsprong Française is, heb ik zo de Franse cultuur van dichtbij leren kennen. Veel tijd heb ik in het zuiden en met name in Nice en Cap-Breton doorgebracht. Hierdoor heb ik een speciale band met deze plaatsen gekregen. Zo herontdekte ik tijdens een verblijf in Nice de plek van Les Ponchettes. Een dubbele lineaire structuur, gebouwd op de voor· malige vestingwerken van de oude binnenstad. De oorspronkelijke bestemming van de structuur was een verhoogde promenade langs de Middellandse zee en de Cours Saleya (marktplein) waaronder functies waren gehuisvest die de structuur in zijn context ondersteunden. Ondanks deze strategische ligging heeft de structuur niet de dynamiek die je op een dergelijke locatie zou verwachten. Het is de coulisse geworden tussen de cours Saleya aan de stadszijde en de Boulevard langs de zee.
Samenvatting
Revitalisering van de verhoogde terrassen "Les Ponchettes" zodat de oorspronkelijke functie van intermediair tussen stad en zee opnieuw vervuld kan gaan worden zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de locatie. De ingrepen vinden plaats in het spanningsveld tussen ontmoeten, verblijven en passeren op zowel stedenbouwkundig, architecto· nisch en bouwtechnisch niveau en hebben tot doel "Les Ponchettes" te verduidelijken zodat zij beter gelezen kan worden in de dynamiek van haar eigen context Trefwoorden
Stedenbouw Architectuur Revitalisering Oude binnensteden Kust
Het is hiermee een barrière geworden tussen stad en zee. Dit stedelijke element, dat juist werd geïntroduceerd om te functioneren als intermediair heeft in de loop der tijd deze primaire functie verloren. Nu bestaat het "slechts" uit een reeks van losse functies en "architectonische" aanpassingen die onderling geen samenhang meer vormen. De doelstelling van dit project was om door middel van een ontwerp eenheid te creëren en de functie als intermediair te herstellen. Dit is bereikt door het gebruik van een ontwerpmethode die erop gericht is de waarde van het bestaande te bepalen en dit in te zetten volgens een consistente oplossingstechniek van ste· denbouwkundigniveau tot detailniveau. Met deze oplossingsmethodiek wordt het mogelijk een diversiteit aan functies te herbergen, zonder dat aan eigenheid wordt ingeboet. Door juist uit te gaan van de bestaande schijnbare willekeur wordt eenheid gecreëerd en wordt de functie van intermediair hersteld. De gebieden worden dichter bij elkaar gebracht en waar nodig worden fysieke barrières geslecht. Zo ontstaan er contactmomenten tussen de verschillende structuren en wordt het mogelijk dat de verschillende gebieden elkaar ontmoeten. Deze ontmoetingen hebben tot doel de stedenbouwkundige context te benadrukken en de verschillende lagen van de stedenpauwkundige structuur te ontrafelen waardoor ze gelezen kunnen worden als een geheel van verbonden elementen in het spanningsveld tussen stad en zee. Door het verweven en ontrafelen van de bestaande structuur kan deze zowel in fYsieke als in historische zin worden verduidelijkt zodat zij beter verankert is in de dynamiek van haar eigen context.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde l:Ä
c
ba
.
.
:2
~
Ing. H. van Ooijen
Van Intentie naar Realisatie Onderzoek naar procesproblemen ruimtelijke ontwikkeling Klavertje 4 Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. A.L.M. van Eekelen MBA Ir. E.T. Oosterlaken Ing. P.F. Willemse Datum afstuderen z6 april 2005 lil
-
;;;'
c
c..
11) 11)
....
I:T
c ::s
c.. ~
öJ'
n
c
~
o0
c
:E
7'
c
:::> CL
ro
Samenvatting Complexe integrale ruimtelijke ontwikkelingsprojecten verlopen in de praktijk vaak moeizaam en leidt veelal tot teleurstellende resultaten. De op strategisch niveau gemaakte afspraken (convenanten, intentieovereenkomsten, etc.) worden op operationeel niveau niet gerealiseerd. Aan de hand van literatuurstudie en case studies wordt achterhaald waar dit aan ligt. Op basis van deze resultaten is een proces-problemen-identificatie methode opgezet, speciaal voor problemen bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Vervolgens wordt Klavertje 4, een ruimtelijke ontwikkeling in initiatiefase rondom Venlo, geanalyseerd en de problemen geïdentificeerd aan de hand van de proces-problemen-methode. Voor deze problemen zijn aanbevelingen gedaan en een procesontwerp gemaakt in een vernieuwend schema.
Trefwoorden Ruimtelijke ontwikkeling Procesmanagement Probleemidentificatie methoden Procesontwerp Planologie
Het onderzoek richt zich op de problemen rondom de ruimtelijke ontwikkeling "Klavertje 4" en oplossingen voor deze problemen. Klavertje 4 is opgericht als een afstemmingforum voor een aantal grote projecten in de regio Venlo. Het betreft het gebied ten noordwesten van Venlo, rondom het knooppunt Zaarderheike (A73- A67) waar een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gaande zijn met een grote onderlinge samenhang. Concreet gaat het om de volgende projecten: Projectvestiging glastuinbouw Siberië Projectvestiging glastuinbouw Californië Bedrijventerrein Trade Port Noord Uitbreiding veiling ZON
Gemeente Gemeente de Maas Gemeente Gemeente
Maasbree Horst aan Venlo Venlo
Als uitgangspunt voor het onderzoek is de probleemstelling aangenomen zoals de probleemhouder, l'rovincie Limburg, geformulee.rd heeft. Het betreft de volgende probleemstelling: Klavertje 4 betreft een zeer complex project waarbij vele actoren betrokken zijn, waarvan geen helder beeld is. De op strategisch niveau gemaakte afspraken en ambities (het convenant) worden op operationeel niveau in de deelprojecten niet gerealiseerd. Vervolgens is als doelstelling voor het onderzoek de volgende stelling geformuleerd: Een uitgebreide actoren analyse maken om de belangen en relaties binnen Klavertje 4 in kaart te brengen. Vervolgens door middel van grondige analyse de oorzaken van de problemen benoemen waarvoor aanbevelingen geformuleerd worden om tot een oplossing te komen. Dit wordt gedaan met behulp van een analyse methode speciaal voor procesproblemen bij ruimtelijke ontwikkeling, die tijdens het onderzoek gemaakt wordt. Dit leidt tot een probleemidentificatie. aanbevelingen voor verbetering en een procesontwerp voor Klavertje 4Om voldoende kennis van de relevante zaken voor Klavertje 4 te hebben, is allereerst een uitgebreide literatuurstudie verricht naar vooraf bepaalde containerbegrippen. Deze zijn: procesmanagement, mimtelijke ontwikkeling, regie, en duurzaamheidsthema's. Het belangrijkste dat uit de literatuurstudie geconcludeerd kan worden is dat ruimtelijke ontwikkeling een zeer complex proces is met wederzijdse afhankelijkheden, pluriformiteit, dynamiek en een zekere geslotenheid. Locatie ontwikkeling dient dan ook als een proces gemanaged te worden. In de praktijk wordt echter vaak projectmanagement toegepast. Dit resulteert in teleurstellende resu.ltaten of zelfs falen van de locatie ontwikkeling. Doel van procesmanagement bij locatieontwikkeling is sturing te geven aan complexe projecten, zodat vooraf geformuleerde doelen en ambities ook daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Bij het ontwerpen van een proces dient rekening gehouden te worden met een aantal essentiële zaken voor het welslagen van de ruimtelijke ontwikkeling. Deze essentiële zaken worden ook wel de kernelementen van een procesontwerp genoemd en zijn als volgt gedefinieerd ; Openheid, Bescherming Core Values, Voortgang en _Iuhoud. Vervolgens zijn twee markante cases uit de praktijk onderzocht; Paleiskwartier 's-Hertogenbosch, een naar alle tevredenheid verlopen locatieontwikkeling en Herontwikkeling Stationsgebied Utrecht, hèt voorbeeld van wat fout kan gaan tijdens het (her-)ontwikkelen van een locatie. De analyses zijn op dezelfde wijze opgezet, zodat vergelijken eenvoudiger is. De opzet van de analyses is bepaald door de verworven inzichten uit de literatuurstudie aangaande een procesontwerp. Dit resulteert in een analyse op de kern-elementen van een procesontwerp. Uit beide cases zijn essentiële aandachtspunten voor Klavertje 4 gedestilleerd. Na het verzamelen van alle benodigde informatie, is verder ingegaan op de probleemstelling. Om zeker te zijn dat de vooraf geformuleerde probleemstelling ook daadwerkelijk de oorzaken van het probleem bevat, is een probleemidentificatie gemaakt met behulp van een oorzaak-en-gevolg analyse. Deze analyse is tijdens het onderzoek ontwikkeld en is gebaseerd op de oorzaak-en-gevolg diagram van Ishikawa en de stream analysis van Porras.
Afbeelding 1
39
Deze nieuwe onderzoekmethode, proces-problemen-analyse genaamd, is specifiek voor procesproblemen rondom ruimtelijke ontwikkelingsprojecten en heeft als doel de daadwerkelijke oorzaken van de problemen op te sporen. Dit leidde tot de volgende proces-problemen analyse. Op basis van de proces-probleem-analyse is het probleem geherdefinieerd tot de volgende probleemstelling:
Vervolgonderzoek dient verricht te worden naar het processchema, om aan te tonen of het schema een universeel procesontwerp is voor ruimtelijke ontwikkeling processen die botturnup geïnitieerd zijn. Daarnaast dient onderzocht te worden of de proces-probleem-analyse daadwerkelijk een efficiënte en effectieve methode is om probleemidentificaties te maken van ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.
Probleemdefinitie Klavertje 4: Doordat participanten niet bewust zijn van de complexiteit, wederzijdse afhankelijkheid (ergo dat het een netwerk betreft) en de synergie mogelijkheden, is de sense of urgency voor Klavertje 4 en dan met name voor investering daarin te laag om de gestelde ambities te realiseren. Daarnaast is op dit moment de organisatie van het geheel niet eenduidig opgezet qua structuur, taakverdeling, verantwoordelijkheid, personele invulling en regievoering. Dit alles resulteert in een gebrek aan vertrouwen in Klavertje 4, waardoor de participanten zich niet volledig aan het proces committeren.
Bruijn, J.A. de e.a. (2003). Procesmanagement Den Haag: Academie Service
Vervolgens zijn de volgende aanbevelingen voor Klavertje 4 gemaakt om de genoemde oorzaken van het probleem te verbeteren. Deze aanbevelingen zijn vervolgens verwerkt in een procesontwerp voor Klavertje 4· Het resultaat is het procesontwerp in een schema waarin de processen in tijd uitgezet zijn. Hierin zijn tevens de koppelingen onderling, de volgordelijkheid van afhankelijke processen, het kritische pad en de rollen van. de actoren aangegeven. Uit het schema kan geconcludeerd worden dat het proces zeer complex is met vele koppelingen. Het is een goede eye-opener voor de participanten van Klavertje 4 om de complexiteit aan te tonen. Doordat Klavertje 4 botturn-up geïnitieerd is, hebben de deelprojecten een langere geschiedenis met lopende afspraken en organisatie. Het vertrouwen in Klavertje 4 dient zo groot te zijn dat deelprojecten die willen opgeven en vernieuwen ten behoeve van Klavertje 4 met al haar synergie voordelen.
J.H.A. Strik
IVoorspeJhngsmodel I FEM 1\nd 17.0~k <Jeometne
I
Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof ir. F. Soetens Ir. B.W.E.M. van Hove Dr. ir. I. van Straalen
---------1
Materiaal
1-
Datum afstuderen 26
april
ia' c Q.
ID
..,ID CT
c
::1
Q.
!. ëJ' !"I c::
;::::;:
~
c-
o
c::
,...~
c::
:::J
0.
r lat\
FEM model Het voorspellingsmodel dat hier onderzocht is combineert mate· riaal afhankelijke en geometrie afhankelijke informatie in een rekenmodel voor een gelijmde aluminium verbinding, belast met een cyclische belasting. Met het rekenmodel kan een levens· duur voorspelling worden gemaakt. Het betreft een fundamen· teel onderzoek naar het scheuren van gelijmde verbindingen onder een wisselende belasting. Hierbij wordt experimenteel scheurgroei onderzoek gecombineerd met eindige elementen onderzoek. Met dit rekenmodel kan een ondergrens voorspelling worden gedaan over de vermoeiingslevensduur van gelijmde aluminium verbindingen. De berekende voorspellingen zijn vervolgens experimenteel gevalideerd.
DCB
r
-
Lover
duur
voarspelli, g voorspelling$ 1-• P-Nctlrvo ·model
+
Vêrmoelings
-pr even
Experimentele validatie
Trefwoorden
Inleiding Wanneer gelijmde verbindingen worden toegepaste in constructies als primaire verbindingstechniek. dan is één van de vragen die gesteld wordt: Hoe lang gaat de verbinding mee? Duurzaamheid is een belangrijk aandachtspunt binnen lijm technologie. Echt interessant wordt het wanneer het duurzaam· heids aspect wordt gecombineerd met de constructieve moge· lijkheden van gelijmde verbindingen. Eén van de aspecten van het constructieve gedrag en duurzaamheid is vermoeiing. Vermoeiing is het bezwijken door inscheuring onder een cyclische belasting, waarbij de maximale nominale spanning in het betreffende bouwdeel in een cyclus onder de vloeigrens van het materiaal blijft. In verband met constructieve veiligheid is het belangrijk te weten na hoeveel wisselingen een constructie niet meer veilig is en wanneer men controles naar eventuele ver· moeiingsscheuren dient uit te voeren.
Reken model
I
(!)
Vermoeiing Aluminium Lijmen Voorspellingsmodel Breukmechanica
i
! scheurgroei
2005
Samenvatting
~
Experime~t
SCheurgroei
Emplri:.çhe
111
J
~ Geometrie
Voorspellingsmodellen voor de vermoeiingstevensduur van gelijmde aluminium verbindingen
Figuur 1
Voorspellingsmodellen Om een uitspraak te kunnen doen over de vermoeiingslevens· duur, kan een voorspellingsmodel gebaseerd op breukmechani· ca uitkomst bieden. Het maken van het vermoeiingsmodel en de experimentele validatie is het hoofdonderwerp van mijn afstudeerwerk. Dit voorspellingsmodel is onder te verdelen in drie delen (figuur r): een rekenmodel , scheurgroei informatie wat betreft de geometrie en scheurgroei informatie wat betreft materialen. Het experimenteel valideren van de gemaakte voor· spellingen is het vierde deel voor het modeL Geometrie Onderwerp voor de voorspellingsmodellen zijn twee soorten geometriën, namelijk een dubbele overlap verbinding en een buisverbinding. De dubbele overlap verbinding is uitgevoerd met twee verschillende lijmen, namelijk een één component MS polymeren een twee componenten epoxy (respectievelijk figuur 2a en 2b) . De MS polymer is een erg flexibele en taaie lijm, die eigenlijk het midden houdt tussen een lijm en een kit. De epoxy is een vrij stijve, sterke lijm. De gelijmde buisverbin· ding is slechts uitgevoerd in epoxy (figuur 2c). Alledrie de gelijmde verbindingen zullen bekeken worden voor twee belas· tingsgevalten. De belastingsgevallen worden gekenmerkt door de verhouding tussen de minimale en de maximale belasting binnen één belastingscyclus, R. De twee gevallen die bekeken zullen worden zijn R=o.r en R=o.5. Vooraf is een aangenomen dat de lijmnaden vanafbeiden kanten tegelijk in zullen scheu· ren. Verwacht wordt dat de scheur over de hele breedte of over de hele omtrek gelijkmatig in zal scheuren. Voor elke van de drie gelijmde verbindingen is een scheurgroei· curve ontwikkeld met behulp van het eindige elementenpakket DIANA 8.2. Per scheur zijn een aantal berekeningen gemaakt, waarbij de scheurdiepte steeds toenam. Hierbij is de energy release rate G een belangrijke parameter. De energy release ra te is een grootheid die voortkomt uit de breukmechanica en geeft aan hoeveel energie er vrijkomt per lengte eenheid bij de groei
I
a
b
c
Figuur 2
Figuur 3
van een scheur. Vervolgens is er met behulp van een curve fitting programma een wiskundige vergelijking afgeleid voor het verband tussen de scheurdiepte en de energy release rate. Deze wiskundige uitdrukking is de ene helft van de invoer voor het rekenmodel. Materiaal De andere helft van het scheurgroeimodel is de scheurgroei data van de twee gebruikte lijmen. De scheurgroei data wordt verzameld met behulp van een speciaal proefstuk, het zogenaamde double cantilever beam (DCB) proefstuk. Dit proefstuk bestaat uit twee strips die op elkaar gelijmd worden. In de lijmlaag tussen de strips wordt een stukje folie aangebracht. Nadat de lijm is uitgehard, wordt het proefstuk uit elkaar getrokken onder een cyclische belasting. Vervolgens is de verwachting dat de lijmnaad in zal scheuren. De snelheid van het inscheuren hangt af van de scheurdiepte en van het niveau van de belasting. Door middel van het opmeten van de verplaatsingen aan de uiteinden van het proefstuk aan de kant waar het ook belast wordt, kan met behulp van een simulatie in DIANA berekend worden hoe diep de scheur is en hoeveel energie er vrij komt. Aan de hand van de resultaten van dit experiment kan een scheurgroei curve worden bepaald. Wanneer alle gegevens worden gecombineerd in het rekenmodel kan er een voorspelling worden gedaan. Eén van de aandachtspunten bij deze manier van voorspellen is de wijze waarop de scheurtip belast wordt. Er kunnen namelijk drie soorten van belasting onderscheiden worden, namelijk mode I trek, mode 11 afschuiving en mod e 111 verscheuring uit het vlak. Over het algemeen wordt aangenomen dat trek de meest ernstige vorm van belasting is voor een scheurtip. De scheurgroei data die gevonden is met behulp van het DCB proefstuk is informatie over mode I In de onderzochte geometriën zal echter een combinatie optreden tussen trek en afschuiving, mode I en mode 11 plaatsvinden. De gemaakte voorspellingen zullen daarom onder waarde voorspellingen zijn van de
levensduur. Gedurende de scheurgroei proeven gedroeg de epoxy zich volgens de gedane aannam.es en vertoonde een regelmatig scheurgroei patroon. De MS polymer daarentegen gedroeg zich onregelmatig. Conclusies Op basis van het onderzoek en de validatie kunnen vervolgens conclusies worden getrokken betreft de drie stappen in het voorspellingsmodel. Wat betreft het verzamelen en verwerken van de informatie over de scheurgroei in de geometriën, kan gesteld worden dat met gebruik van breukmechanica in een eindige elementen pakket een goed beeld gevormd kan worden van het scheurgroei gedrag van zowel de dubbele overlap verbinding in epoxy en MS polymer als de buisverbinding in epoxy. Ten aanzien van het verzamelen van het verzamelen van scheur· groei informatie van een lijmsoort met behulp van het DCB proefstuk kan worden geconcludeerd dat het mogelijk is redelijk nauwkeurige scheurgroei gegevens te verzamelen, indien de ond.e rzochte lijm een regelmatig scheurgroei gedrag vertoont, wat nauwkeurig te simuleren is in een eindige elementen pakket. Aangaande de voorspellingen kan gesteld worden dat indien nauwkeurige scheurgroei informatie over de lijm verzameld kan worden onder belastingsmode I, er met deze informatie onder· waarde voorspellingen gedaan kunnen worden betreft de levensduur. Met de verzamelde informatie kan er vervolgens voor elke willekeurige geometrie met dezelfde lijm en vergelijkbare belastingsmode een levensduurvoorspelling gedaan worden, nadat met behulp van een eindige elementen pakket het scheurgroei gedrag gesimuleerd is. Met dank aan TNO Bouw, hetPietervan Musschenbroek laboratorium, TUE en de faculteit Lucht en Ruimtevaa.r ttechniek , TU Delft
Ing. J.J.M. Tholhuijsen
Het gedrag van wind op hoogbouw De invloed van de correlatie van de wind op de respons van hoogbouw Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. M.C.M . Bakker Dr. ir. C.P.W. Geurts Prof. dr. ir. J.G.M . Kersteos Datum afstuderen 26 april 2005
0" 0
Samenvatting Wind treedt op in vlagen. Dit komt tot uiting in het spectrum van de windsnelheid. Hoge gebouwen kunnen door deze variabele belasting gaan trillen. Naarmate de slankheid van een constructie toeneemt, neemt ook de invloed van de wind op een constructie toe. De totale windbelasting op een gebouw hangt sterk samen met de dimensies van de windvlagen. Dit betekent dat een deel van het gebouw belast wordt. Extra aandacht is er besteed aan een correcte werking van ANSYS bij uitvoering van spectrale analyses met meerdere (al dan niet gecorreleerde) spectra.
c
::E
"
c
:::J
a. (1)
Trefwoorden Hoogbouw Spectrale analyses Windspectrum Coherentie 1 Correlatie Aërodynamische admittantie
Wind varieert in plaats, grootte en snelheid. Hiermee varieert ook de belasting op hoge gebouwen. Dit veroorzaakt trillingen in dit type constructies en kunnen , indien te sterk, als hinderlijk ervaren worden door de gebruikers van het gebouw. Dit fenomeen komt in de wens tot slanker bouwen steeds vaker naar voren. De energie die een potentiële windvlaag bezit is afhankelijk van de grootte van de vlaag. Grote windvlagen kunnen een enorm groot deel van een gebouw belasten. Tegelijkertijd hebben grote windvlagen een relatief lage frequentie. Naarmate de slankheid van een constructie toeneemt, neemt de eigenfrequentie af. Dit betekent dat bij toenemende slankheid, de wind steeds meer invloed heeft op de trilling van deze constructies. De huidige rekenregels geven een maximale grenswaarde van de versnelling in gebouwen op, die slechts eenmaal per jaar overschreden mag worden. De bijbehorende windlast is gebaseerd op extreme windfluctuaties. Zoals vermeld is de grootste trilling te verwachten bij windvlagen waarvan de frequentie overeen komen met de eigenfrequentie. Deze windvlagen hebben bepaalde afmetingen. Om deze invloed mee te nemen, wordt er een dynamische correctie factor toegepast. Deze factor is dus afhankelijk van eigenfrequentie en oppervlakte van de gevel. Op basis van eenvoudige rekenregels, wordt de gehele gevel belast en vervolgens met de factor gecorrigeerd. De dynamische correctiefactor is gebaseerd op de theorie van spectrale analyses. In het afstudeerverslag worden de aannames die worden gemaakt ter bepaling van deze dynamische correctiefactor onder de loep genomen. Bovendien is er de wens om in Eindige Elementen Modellen een nauwkeurige analyse te kunnen uitvoeren, waarin deze aannames zijn verwerkt. De huidige factor biedt geen inzicht over hoe deze meegenomen dient te worden in Eindige Elementen berekeningen. Tevens is de vraag om na te gaan of de correctiefactor uit de huidige norm nauwkeurig is opgesteld. Het is echter van belang dat het resultaat van de analyse op eenvoudige manier te interpreteren is voor de ingenieurs praktijk. Ten eerste zal de winddruk bepaald worden. In het verleden hebben diverse wetenschappers zich bezig gehouden met dit vraagstuk en hebben, op basis van metingen, modellen ontwikkeld die een goede benadering vormen van het werkelijke gedrag. Deze modellen van de windgegevens zijn toegepast op een hoogbouwconstructie in het centrum van Rotterdam: de Coolsingeltoren . Omdat het project zich midden in het centrum bevind, waar hoge en lage gebouwen elkaar afwisselen, is het belangrijk om een eerlijke verdeling van de windlast te bepalen. Deze hele procedure wordt in spectrale vorm uitgevoerd, zodat windvlagen van iedere mogelijke tijdsduur beschreven worden. De statistische overeenkomst tussen windvlagen op verschillende plaatsen op de gevel is weergegeven in een model uit de literatuur; de correlatie. Met dit gegeven is het mogelijk om een computerberekening uit te voeren waarin de grootte én verdeling van de windbelasting kan worden beproefd. Door de respons van deze som te delen op som waarin een volledig gecorreleerde belasting wordt geplaatst, kan de aërodynamische admittantie bepaald worden. De admittantiefactor maakt een eenvoudige berekening mogelijk. 1
Eigenfrequentie= frequentie waarbij een constructie een minimale hoeveelheid energie nodig heeft om in trilling gebracht te worden. Een exciterende belasting. waarvan de frequentie overeenkomt met de eigenfrequentie, resu lreert in de maximale respons.
2
Het opstellen van de so.m in de computer vraagt extra aa ndacht. omdat het cruciaal is hoc de som wordt ingevoerd. Om deze reden is het document ''ve rificatie ANSYS model" toegevoegd waarin een eenvoudig EEM model aan de hand van analytisch onderzoek geverifieerd wordt.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
Ing. R.A.P.J . Toll
Organisatieverandering bij E&P Bouwmanagement Afstudeerrichting
Construction Management & Enigineering Afstudeercommissie
Ir. F.J .M. van Gassel A.F.H.J. den Otter arch. avb. Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Datum afstuderen
19 november
2004
Samenvatting I»
-
in' c:
..
0.. ft) ft)
C"
c:
::I
0..
!!..
,..,o:r
c .... rt>
Er is onderzoek gedaan bij een bouwmanagementorganisatie naar meest ideale manier van aansturen van de organisatie. Met als doel van het rapport om voor de directie van het bedrijf een verbeterplan op te stellen, waarin staat waarop zij zich het beste kunnen focussen betreffende de aansturing van de organisatie. Het betreft dus een bedrijfskundig probleem, bij een bouwkundige organisatie. De belangrijkste literatuur die gebruikt is, zijn de tien scholen van Mintzberg en organisatieverandering volgens Van Aken.
;:;: CT
0
c
~
7<:'"
c ~ c. rt>
44
Trefwoorden
Organisatieverandering Bouwmanagement Strategievorming Aansturing Bouwkunde
Vanaf april 2003 is het onderzoek "Organisatieverandering bij E&P Bouwmanagement gestart. Centrale thema's binnen het onderzoek zijn strategievormingsprocessen en organisatieverandering. De onderneming E&P is in 2000 als een aparte b.v. binnen een bouwbedrijf opgericht door twee directieleden. Deze initiatiefnemers vormen sindsdien tevens de directie van E&P. De primaire activiteit van de onderneming is het managen van bouwprocessen. In dit proces adviseert en ondersteunt E&P opdrachtgevers bij het inhoud geven aan huisvestingsplannen gedurende de voorbereiding, tot en met de realisatiefase. Sinds januari 2003 is de onderneming volledig verzelfstandigd en is sindsdien gevestigd in Eindhoven. De centrale probleemstelling van het onderzoek is wat voor de organisatie van E&P de meest ideale manier van aansturen is, en wat daarvoor gedaan moet worden? Het doel van dit rapport is daarom om voor de directie een verbeterplan op te stellen, waarin staat waarop zij zich het beste kunnen focussen betreffende de aansturing van de organisatie E&P Bouwmanagement Het onderzoek is gestart met een voorlopige doelstelling "formalisatie van het bedrijfsproces van E&P bouwmanagement". Deze doelstelling is tijdens het intakegesprek in samenspraak met de directie van E&P opgesteld. Hierna ben ik begonnen methet veldonderzoek. Bij dit onderzoek ben ik als onderzoeker in de onderzoeksomgeving van E&P geïntegreerd om de organisatie te leren kennen, om zo de voorlopige doelstelling verder aan te kunnen scherpen. Van april 2003 tot december 2003 heb ik zeven maanden lang observaties uitgevoerd. Het veldonderzoek is opgebouwd uit verschillende stappen die ik hieronder noem: A. Eerste kennismaking en meewerken B. Observaties C. Afnemen van interviews D. Verwerken van de informatie uit de interviews De beschrijvingen zijn het resultaat van het veldonderzoek. Alle gegevens die ik in de periode bij het bedrijfheb verzameld heb ik gestructureerd om te komen tot de beschrijving. Bij de beschrijving heb ik geen gebruik gemaakt van literatuur. Hierin heb ik me beperkt tot het weergeven van de situatie bij E&P Bouwmanagement In feite heb ik enkel opgeschreven wat ik daar gezien, gehoord en meegemaakt heb. De beschrijvingen heb ik afgesloten met een diagnose, waarin ik beschrijf hoe ik de gevonden gegevens als onderzoeker interpreteer. De diagnose vormt tevens de opmaat voor de analyse. In deze analyse heb ik de beschrijvingen met behulp van de literatuur van Mintzberg geanalyseerd. De analyse wijst uit dat de manier van aansturen, zoals deze bij E&P gehanteerd wordt het meest overeenkomt met de "ondememerschool". Terwijl de literatuur gebruikt in deze analyse uitwijst dat er beter aangestuurd kan worden volgens de "leerschool". Na de analyse ben ik gekomen tot een advies. Hier heb ik gebruik gemaakt van de literatuur van Van Aken over strategievorming en organisatiestructurering. In dit advies heb ik een verbeterplan opgesteld, waarin staat op welke manier de directie de eigen focus kan veranderen, om zo de organisatie beter aan te sturen. Om te veranderen van een organisatie die zich sterk laat kenmerken door de "ondernemerschool" naar een "leerschoolachtige" organisatie is het voor de directie van het bedrijf noodzakelijk om een andere rol te vervullen. In plaats van alles te strak sturen moet de directie zorg dragen voor de aansturing van de organisatie. Dit betekent dat de directie de (autonome) projectleiders zo min mogelijk dient te sturen, en in plaats daarvoor moet zorgen dat de projectleiders zo goed mogelijk gefaciliteerd worden. Dit faciliteren heeft betrekking op de middelen die de organisatie aan de werknemer kan bieden. Dit is niet alleen een geschikte werkplek en voldoende werk, maar ook mogelijkheden tot verdere ontwikkeling, uitdaging. creativiteit en dat alles binnen een goede werksfeer.
De werknemer moet niet allee n van toegevoegde waarde zijn voor de organisatie, de organisatie moet ook van toegevoegde waarde zijn voor de werknemer. Hiervoor dient de organisatie zoals E&P zoveel als mogelijk de kenmerken van de leerschool te hebben. Dit omdat het belangrijkste product van de organisa· tie kennis is. De leerschool is dus geen doel, maar juist een middel wat ervoor kan zorgen dat de organisatie beter aangestuurd wordt. De leerschool heeft volgens de literatuur een aantal dimensies . Per dimensie heb ik gekeken WAT er veranderd kan worden, HOE het veranderd kan worden en wat de concrete ACTlES zijn die daar het beste bij passen. Voor dit rapport heb er voor gekozen om alle actiepunten te benoemen. De belangrijkste actiepunten komen terug in een adviesrapport. ln dit adviesrapport bestaat de oplossing van het probleem uit aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn een praktisch advies bes taande uit verschillende actiepunten. Het gaat hier om acties die snel, gemakkelijk en zonder dat daarvoor extra kosten gemaakt moeten wor· den, kunnen worden doorgevoerd.
111
ia' c c. tD
..,tD
tr
c ::s
c.
!!.
or
n
c:
;;
;:;: CT 0
c:
::E ,...
c:
::I
0..
ro
45
Ing. D.M.A.H. van de Ven
Keepfactoren & Customer Relationship Management Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Dr. W.J.M. Heijs Ir. H.A.J.A. Appel-Meuienbroek J.F.G.A. Segers MRE Datum afstuderen 26
april
2005
Samenvatting
Inzicht krijgen in 'keepfactoren' in relatie tot 'push-, pullfactoren' en 'tevredenheid', die van invloed zijn op de verhuisbehoefte van huurders van multi-tenant kantoorobjecten in Nederland en de manier waarop ze ingezet kunnen worden bij Customer Relationship Management (CRM), teneinde een duurzaam con· currentievoordeel te creëren. Dit concurrentievoordeel zal resulteren in een vastgoedportefeuille met een hoger rendement en tevredenheid onder de huurders. Trefwoorden
Keep, push- en pullfactoren Concurrentievoordeel Multi-tenant kantoorobjecten Customer Relationship Management (CRM) Tevredenheid
Als aanleiding voor het gehouden onderzoek kan de huidige situatie op de kantorenmarkt gezien worden. Er is namelijk sprake van overaanbod van kantoorruimte als gevolg van de economische laagconjunctuur zoals we deze de voorbije jaren hebben gekend; de vraag is terug gevallen bij een toenemend aanbod. Wat betreft de toekomstverwachtingen kan gezegd worden dat deze vooralsnog voorzichtig zijn. Vooraanstaande bedrijven verwachten op zijn vroegst pas vanaf 2006 een structurele verbetering van de Nederlandse kantorenmarkt. In dit kader kunnen 'keepfactoren' een belangrijke rol vervullen. Hieronder worden aspecten van het totale verhuurproduct verstaan, die een verplaatsing onaantrekkelijk maken. In bestaande onderzoeken worden 'keepfactoren' onderkend maar er is nooit diepgaander onderzoek naar verricht. Door gebruik van te maken van 'keepfactoren' kunnen huurders 'gebonden' worden aan een bepaalde locatie. In de praktijk wordt namelijk veel geld geïnvesteerd om huurders aan te trekken. De filosofie is echter dat de 'verhuisgeneigdheid' teruggebracht kan worden, door meer te investeren in de klant gedurende het huurproces. Door een betere afstemming van het 'verhuurproduct' op de eigenschappen en wensen van de huurder zal de 'tevredenheid' stijgen. Op die manier wordt er een constantere cashflow gerealiseerd en zal het uiteindelijke rendement hoger zijn. Voor vastgoedmanagement organisaties is het daarom belangrijk, inzicht te hebben in huurders en het verhuurproduct 'Customer Relationship Management' is een bedrijfsstrategie die hieraan mogelijk een bijdrage kan leveren. Het uiteindelijke doel is dus om de 'verhuisgeneigdheid' te minimaliseren. Om eerste gedachten en veronderstelde verbanden te kunnen onderbouwen is gestart met een literatuuronderzoek. Hieruit is gebleken dat de 'verhuisgeneigdheid' geminimaliseerd kan worden wanneer de 'tevredenheid' zo hoog mogelijk is. De 'tevred.e nheid' is afhankelijk van het door een huurder toegekende 'plaatsnut' aan een locatie. Hieronder wordt de afweging verstaan tussen aanwezige 'keep-, push- en pullfacto-
ren'. De afweging tussen ' keep-, push- en pullfactoren' geschiedt op basis van de verwachtingen die een huurder heeft. Het vermoeden bestaat namelijk dat de 'verwachte prestatie' een interveniërende invloed heeft op het ontstaan van 'tevredenheid'. Om inzicht te krijgen in de kenmerken van 'keep·, pushen pullfactoren' zijn verschillende bestaande onderzoeken geanalyseerd. De inventarisatie van Pen (2002) geeft de meest complete en recente uiteenzetting van aspecten die zich als 'keep-, push- en pullfactoren' kunnen manifesteren. Als de waarde die men toekent aan de 'pushfactoren' van de huidige locatie en de 'pullfactoren' van potentiële locaties groter is, dan de waarde die men toekent aan de 'keepfactoren' van de huidige locatie, dan kan men als 'ontevreden' en mogelijk 'verhuisgeneigd' aangemerkt worden. Op basis van de bestudeerde literatuur is ook het vermoeden gerezen dat ervaren 'keep-, push- en pullfactoren' afhankelijk zijn van de 'eigenschappen' van een huurder. Met behulp van een CRM strategie kunnen de verschillende variabelen gemanaged worden. 'Customer Relationship Management' is bedrijfsstrategie waarmee een duurzaam concurrentievoordeel door 'klantbehoud' gerealiseerd kan worden en niet zoals vaak verondersteld een 'softwarematige oplossing'. Hoewel het een moeilijke strategie is, lijkt het de beste manier om te differentiëren op de commerciële verhuurmarkt. Op basis van het gehouden literatuuronderzoek is een definitief conceptueel model opgesteld. Om daaruit volgende hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden is een onderzoeksinstrument ontwikkeld. Besloten is om interviews af te nemen onder de huurders van 'multi-tenant' kantoorobjecten die Clercx Liebau in beheer heeft (zie figuur 1). Aan de hand van een gestructureerde vragenlijst en antwoordenboekje zijn gesprekken gehouden. De minimale respons van 35 huurders is ruim gehaald; in totaal hebben namelijk 38 respondenten aan het onderzoek meegewerkt. Na de dataverzameling zijn de veronderstelde relaties en variabelen statistisch getoetst. Hieruit blijkt dat 'huurderseigenschappen' in geringe mate van invloed zijn op 'keep-, push- en pullfacto ren'. Alleen het 'pand' waarin
~
Clercx Liebau
111
ia' c: c.. ~ ~
...C" c:
:::s
c..
~
iil'
n
c:
......
ro ;::;:
47
Afbeelding 1
de respondent zich bevindt zorgt voor signiftcante verschillen. Er is een statistisch significant verband gevonden tussen som· mige 'keep·, push- en pullfactoren' en 'tevredenheid'. Huurders waarbij bepaalde 'keepfactoren' aanwezig zijn, vertonen over het algemeen een hogere 'tevredenheid'. Voor de 'push- en pullfactoren' geldt het omgekeerde, aanwezigheid van dergelijke factoren heeft een negatief effect op de geconstateerde 'tevredenheid'. Wat opvalt, is de gevonden correlatie tussen 'push- en pullfactoren'. Wanneer een huurder iets als ' push factor' ervaart ziet hij het bijna 'automatisch' ook als een mogelijk ' pullfactor' van een andere locatie. 'Keepfactoren' moeten behouden en ontwikkeld worden . ' Push- en pullfactoren' daarentegen moeten zoveel mogelijk voorkomen of beperkt worden. De relatie tussen 'tevredenheid' en 'verhuisgeneigdheid' is eveneens significant. Een locatiebeslissing is niet louter een afweging van objectieve factoren . De 'verwachte prestatie' oefent een bepaalde invloed uit op de relatie tussen 'keep-, push-, pullfactoren' en 'tevredenheid'. Een interveniërende invloed is echter niet sterk gebleken. Wat wel opvalt, is het gevonden rechtstreekse verband tussen de 'verwachte prestatie' en 'tevredenheid'. De in dit onderzoek veronderstelde relaties uit het definitieve conceptueel model blijken in meer en(of mindere mate aanwezig. Het onderzoek kan gezien worden als een aanvulling en verdieping op de reeds bestaande wetenschappelijk inzichten. In de eerste plaats is het echter vooral de onderzoeksaanpak die een inhoudelijke bijdrage heeft geleverd. Op basis van de vastgestelde ' pand-, bedrijfsinterne en bedrijfsexterne factoren' kan een goed beeld verkregen worden van de 'keep-. push- en pullfactoren' zoals deze door de relevante huurders ervaren worden. De gebruikte methode kan als een CRM toepassing gezien worden, op basis waarvan een verhuurproduct aangepast kan worden. De onderzoeksmethode leent zich goed om in de toekomst andere pan.den aan een zelfde analyse te onderwerpen. In dit onderzoek is de identificatie niet als een softwarematige aangelegenheid gezien. Wellicht kan de gebruikte methode in de toe-
komst wel geautomatiseerd worden , hetgeen de CRM strategie mogelijk verge makkelijkt. Of de voordelen echter opwegen tegen de investering is nog de vraag en is mogelijk stof voor vervolgonderzoek.
C.H.J. Verheijden
EUtopia Ontwerp van een Europees trefpunt in Beijing Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D. van Dansik Dr. ir. J.G . Wallis de Vries Ir. R. Blok Datum afstuderen 26 april 2005
111
ia' c 0..
111
..,111 C"
c
::1
0..
111
Samenvatting Het ontwerp dient een antwoord te geven op de (actuele) vraag: "Hoe kan men de EU in gebouwde vorm in een buitenland pre· sen teren". Dit heeft geleidt tot een letterlijke vertaling van het Europese motto; 'eenheid-in-verscheidenheid'. Een formele omhulling die door zijn aanwezigheid de monumentale geschiedenis en gezamenlijke toekomst tot uitdrukking brengt en daar binnen ruimte geeft aan alle mogelijke vormen van Europa's diversiteit en dynamische ontwikkeling. Het resultaat levert een bijdrage aan het onderzoek naar de relevantie van architectuur als drager van maatschappelijke thema's.
Afbeelding 1
c-
g :E 2 "'
g.
Trefwoorden Europa China Identiteit Ambassade Constructie Afbeelding 2
De EU is 's werelds grootste handelspartner en heeft sinds de laatste uitbreiding 25 lidstaten met een interne markt van meer dan 450 miljoen consumenten. De introductie van de Euro en de instelling van één gemeenschappelijke grondwet versterken het beeld van een gezamenlijke toekomst in Europa. Hierdoor neemt ook de invloed van de EU op internationale kwesties toe en heeft de buitenwereld hooggespannen verwachtingen van Europa's rol in de wereld. Ondanks het proces van uitbreiding en integratie slaagt de EU er echter niet in haar natuurlijke overwicht om te zetten in een éénduidige visie op het buitenland. Dit is het directe gevolg van de lidstaten die nog steeds hun nationale belangen boven die van Europa stellen. Alleen wanneer de EU leert om met één stem te spreken, zal dit leiden tot een politieke en diplomatieke status die overeenkomstig is met haar economische macht. Het vertrekpunt van de afstudeeropgave is het moment waarop de EU één gemeenschappelijk buitenlandbeleid heeft en zich dus ook met maar één vertegenwoordiging in een buitenland presenteert. Dit leid tot de vraag: "Hoe kan men de EU in een buitenland in gebouwde vorm prese nteren?" Door het constante ontwikkelingsproces en het daardoor nooit volledig te vatten beeld, slaagt de EU er niet in om duidelijk te maken wat het Europese motto: 'eenheid door verscheidenheid' (in ter-) nationaal kan betekenen. De oplossing dient echter niet gezocht te worden in het creëren van één overkoepelende Europese identiteit ten koste van alle anderen, maar meer om het Europese project een duidelijker gezicht te geven. Daarvoor zal de EU zich echter moeten openstellen voor de rest van de wereld. Wanneer men een plaats zoekt waar de divers iteit van een gemeenschappelijk Europa tastbaar wordt, kan dit alleen maar worden opgevat als een trefpunt. Een interactieve ontmoetingsplaats van Europese en 'vreemde' culturen op alle maatschappelijke niveaus, zowel politiek, economisch als sociaal-cultureel.
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Om dit te bereiken wordt iedere vorm van nationale representatie in een buitenland bij elkaar gevoegd in één gebouw. Door een functionele koppeling van ambassades, culturele instituten en commerciële expo's wordt één Europese intermediair op alle niveau's voor alle collectieve n en individuen in dat buitenland gerealiseerd. Over heel de wereld zullen deze trefpunten worden opgericht met als primaire doel het aanhalen en verbeteren van de onderlinge relatie tussen Europa en een buitenland. Voor het specifieke ontwerp van het eerste trefpunt is gezocht naar een aansprekende locatie die past bij het ambitieuze programma. Volgens alle tekenen zal China uitgroeien tot dé wereldmacht van de zrste eeuw, waardoor zij van grote invloed zal zijn op Europa en haar burgers. Het is daarom voor de EU van levensbelang om nauw bij dit proces betrokken te zijn en de bouw van het eerst trefpunt in China kan daarin een grote rol spelen. De symbolische functie van het gebouw wordt daarbij ingezet om het gemeenschappelijke gedachtegoed van de EU uit te drukken en daarnaast in te spelen op de lokale stedenbouwkundige ontwikkelingen. Dit heeft geleid tot een prismatische vorm van het trefpunt. Vanuit elke hoek ziet deze combinatie van rechthoek, vierkant en driehoek er anders uit en pareert daarmee iedere vormassociatie, zodat het een origineel beeld aan de Chinese samenleving toont. Daarbij gaat het prisma soms op in de s tedelijke geometrie, leunt dan weer achterover, om vervolgen s voorover te vallen en dit alles binnen een inclusieve envelop. Hierdoor wordt de dynamische ontwikkeling van de Europese eenheid letterlijk vertaald in een gebouwvorm. De programma's van ambassades, culturele instituten en commerciële expo's zijn voor een groot deel gelijk. Door de typologische ordening te verlaten en te kijken naar het totale programma wordt het mogelijk om overeenkomstige functies samen te
49
voegen naar ruimtesoort Hierdoor wordt de strikte scheiding tussen de drie typen opgeheven en ontstaat er één gehee l nieuwe typologie. De volgende zes gebouwdelen zijn daarin te onderscheiden: Ambassade, Kantoor, Ondersteuning, Expositie, Educatie en Presentatie. Wanneer het prisma diagonaal wordt doorgesneden, ontstaat er een schuin oplopend rechthoekig snijvlak. Door de presentatiezalen op dit geometrisch vormkenmerk te plaatsen en vervolgens de rest van de gebouwdelen hier omheen te situeren, ontstaat er een ideale samensmelting van vorm en programma. De plaatsing van de verschillende gebouwdelen in het prisma, leidt tot een complexe stapeling van diverse constructietypen. Om te voorkomen dat het gebouw dichtslibt met allerlei constructieve elementen zijn deze herleid tot één constructief systeem. Standaard kolommen en een speciaal ontworpen vloer vormen samen een drie dimensionaal raster dat de gehele draagconstructie verzorgt. Vervolgens is dit systeem uitgebreid onder invloed van ruimtelijke, bouwfysische en stabiliteitseisen. Tenslotte is het Europese motto; 'eenheid door verscheidenheid' verder uitgediept in de materialisering van het in- en exterieur. Het gehele volume wordt omhult door een eenvoudige vliesgevel waarin afwisselend zwaar en licht geperforeerde zonwering is aangebracht. In combinatie met de achterliggende variatie aan constructie- en ruimtevormen ontstaat er een continue veranderd gevelbeeld. Dit passieve systeem levert hierdoor een actieve bijdrage aan het dynamische beeld van de EU en beantwoord daarmee de vraag hoe de EU in gebouwde vorm gepresenteerd kan worden.
D.R. Visser
Hoogbouw met uitkraging Ontwerp en analyse van een uitkragingaan een bestaand hoogbouwproject Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Dr. ir. j.C.D. Hoenderkamp Ing. j.P. van der Windt Datum afstuderen 26 april 2005 111
UI' c
c..
ID ID
.....
IC"
c
:::1
c.. ~ ~
n
c
~·
o0
c ::1: c ::::l a.
"' <1)
50
Afbeelding 1 Luchtfoto Wllhelminatoren
Samenvatting In de huidige architectuur is een trend waarneembaar voor hoogbouw met een uitkraging. De constructieve gevolgen van een uitkraging worden veelal onderschat. Binnen nieuwbouw zijn deze gevolgen tot op zekere hoogte goed beheersbaar, maar hoe zit het bij het willen realiseren van een eenzijdige uitkra· ging aan een bestaand hoogbouwproject? In het afstudeerproject is getracht om de bestaande architectuur van het gekozen hoogbouwproject, de Wilhelmina toren te Rotterdam, volledig te respecteren en de constructieve gevolgen op een innovatieve manier op te lossen. Tevens is er een richtlijn opgesteld voor hoogbouw met uitkra· ging in Nederland. Trefwoorden Hoogbouw Uitkraging Constructie Richtlijn Analyse Tevredenheid
Afbeelding 2 Ontwerp Inleiding Architecten ontwerpen de laatste jaren steeds meer hoogbouw met een (grote) uitkraging. De constructie neemt bij hoogbouw al een belangrijke positie in, maar een uitkraging versterkt dit feit. Ten gevolge van een dergelijke uitkraging komen er naast normaalkracht, ook buigende momenten in de toren. Deze krachten moeten opgenomen worden en hierin zit een uitdaging. Er is echter nog weinig bekend inzake de constructie· ve gevolgen van een dergelijke aanbouw. Bij nieuwbouw kan er rekening gehouden worden met de lokaal optredende krachten, maar bij het toevoegen van een uitkraging aan een bestaand hoogbouwproject zijn de oplossingen voor de genoemde proble· matiek minder talrijk. Keuze bestaand hoogbouwproject Het afstudeerproject heeft deels plaatsgevonden bij Ingenieursbureau Zonneveld te Rotterdam. Het hoogbouwpro· ject dat centraal stond in het project moest voldoen aan een uit· gebreid eisenpakket, waarvan een restcapaciteit m .b.t. de stijf· heid de belangrijkste eis was. Tevens moest het constructieve ontwerp gerealiseerd zijn door Ingenieursbureau Zonneveld. De uiteindelijke keuze is gevallen op de Wilhelmina toren op de Kop van Zuid te Rotterdam (afbeelding r). Stedebouw Er is een analyse verricht naar de meest optimale plaats voor een eenzijdige uitkragingaan de Wilhelmina toren. Vanuit de zichtlijnen en de karakteristieke gebouwen in de directe omgeving lag de voorkeur voor de uitkragingaan de voet van de toren (rechts in afbeelding r) of aan de top (links). Architectuur De muur van het Gerechtsgebouw van Rotterdam (aan de ach· terzijde van de Wilhelminatoren) bevat een grote opening. Deze opening is een stedebouwkundig aspect die helaas veel kracht heeft verloren door de bebouwing die het zicht naar de
Afbeelding 3 Plattegrond
c-
o
c: :::1:
"'
c:
:::J
0..
51
Afbeelding 4 Hoofddraagconstructie ultkraging
opening heeft geblokkeerd. De uitkraging moest derhalve de opening gaan. benadrukken. Ook de galerie aan de voet van de toren is onvoldoende bekend bij het grote publiek. Getracht is om door middel van de uitkr:aging de entree van de galerie te accentueren. Aangezien deze twee doelstellingen niet samengingen in één uitkraging is er gekozen om twee uitkragingen te realiseren (afbeeldingen z en 3). Constructie Er een richtlijn opgesteld voor de bepaling van de maximaal theoretisch toelaatbare lengte voor een ui tkragin gaan een hoogbouwproject. Vanuit de resultaten van de richtlijn is de lengte voor een uitkragingaan de Wilhelmin toren bepaald. Een constructief gevolg van een uitkraging is het moment op het hoogbouwproject Dit buigend moment kan opgesplitst worden in een trekkracht aan de top en een drukkracht aan de onderzijde va n een uitkraging. De trekkracht op de kern van de Wil helminatoren was niet opneembaar door de huidige hoofddraagconstructie. De waarde van de trekkracht is geminimaliseerd door een optimalisatieproces uit te voeren met betrekking tot het eigen gewicht van de uitkraging (afbeelding 4). Met behulp van variantenstudies zijn er aanbevelingen opgesteld voor de verbinding van de uitkraging met de kern van de Wi!helminatoren. Vanuit de architect is een streng eisenpa kket opgesteld waaraan (het uiterlijk van) de verbinding moest voldoen. Uitvoering De gehele hoofddraagconstructie van de uitkraging wordt gemonteerd op het bouwterrein naast de Wilhelmina toren. Het beton voor de staalplaatbetonvloeren wordt echter niet gestort in verband met het beperken van het eigen gewicht bij de uitvoering. De uitkraging wordt namelijk in zijn geheel. dus zonder beton, opgehesen door twee mobiele kranen.
Conclusies De Wilhelmina toren bevat genoeg restcapaciteit qua normaalkracht en stijfheid. Echter de afschuiving ten gevolge van de uithaging op de bestaande toren is dermate problematisch dat het strenge eisenpakket van de architect met betrekking tot de verbinding niet geheel ingewilligd kon worden. Er zijn echter aanbevelingen opges teld voor de architect waaruit een definitieve keuze gemaakt kan worden.
B. de Wachter
Architectonische beeldkwaliteit en participatie Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Ir. M.H.P.M. Willems Ir. A.W.C. Timmermans Datum afstuderen 26 april 2005 Samenvatting Naar aanleiding van de LLYW-problematiek een onderzoek naar wat beeldkwaliteit en participatie kunnen betekenen voor de publieke ruimte, en hoe de beeldkwaliteit en participatie ingezet kunnen worden om invloed uit te kunnen oefenen op de kwali· teit van de publieke ruimte.
Afbeelding 1 Interpretatie Houben op MUllerpier
Trefwoorden Beeldkwaliteit Participatie Dualisme Tektoniek Betekenis
Afbeelding
2
Stedebouwkundig plan MUllerpier
Mijn afstuderen gaat over de relatie tussen beeldkwaliteit van de architectuur en participatie. Hiertoe worden deze twee termen eerst helder gedefinieerd en uitgediept, waarna een onderzoek is gedaan hoe er binnen een vijftal cases is omgegaan met parti· cipatie en wat dit oplevert voor de beeldkwaliteit. Hierna is een eigen ontwerp uitgewerkt waarbij, om de relatie tussen de beeldkwaliteit en participatie te benadrukken, is ingegaan op tektoniek. De probleemstelling van mijn onderzoek is: Wat heeft bewonersparticipatie voor invloed op de architectonische beeldkwaliteit? Beeldkwaliteit van de architectuur hangt samen met de identiteit, de structuur en het gebruik van betekenissen in de architectuur, zowel esthetische als niet esthetische elementen. Identiteit gaat in op de individualiteit en de onderscheidbaarheid van de verschillende bouwkundige elementen, én op de herkenbaarheid en benoembaarheid daarvan. Deze componenten dragen zorg voor de beeldvorming van de omgeving, welke noodzakelijk is voor de identificatie van de bewoner met de omgeving. De structuur van de gebouwde omgeving betreft de ruimtelijke relaties tussen bewoners, gebouwen en de context. Ook gaat het om de relaties die er tussen de verschillende bouwkundige elementen zijn, zodat een compositie van ele· menten kan ontstaan. Door middel van het toepassen van verschillende betekenislagen in de architectuur ontstaat een meer gevarieerde en een beter leesbare omgeving. Ook dit draagt bij aan de mate waarin verschillende bewoners zich kunnen identificeren met hun omgeving. Participatie heeft als algemeen doel de situatie van de bewoner te verbeteren. In de architectuur komen met name twee hoofdstromen van participatie voor: de passieve participatie en de actieve participatie. De passieve vorm komt vanuit de architect, allereerst als drang naar een vernieuwende en meer betekenisvolle architectuur, en ten tweede als reactie op de behoefte van de bewoner naar meer
Afbeelding 3 Aanzicht kop van de pier
herkenbaarheid en beleving van de omgeving. De actieve vorm van participatie is gebaseerd op een architectuur die 'onaf is. Dit op basis van het principe van Habraken, waarbij de verant· woordelijkheden van de gemeenschap (drager) en van het indi· vidu (inbouw) gescheiden worden. De bewoner wordt geacht de inbouw zelf af te maken. In het caseonderzoek worden vijf cases uitgewerkt op een schaal van non-participatie tot maximale participatie. De vijf cases die worden behandeld zijn achtereenvolgens het gedachtegoed van Aldo Rossi, Gunnar Daan, Francine Houben, Sjoerd Soeters en van de Live Like You Want woning (LLYW). Dit heeft uiteinde· lijk geleid tot vijf interpretaties, ontwerpvarianten op de Müllerpier vanuit de betreffende paradigma's. We zien daarbij dat het gebouw zich ontwikkelt van non-participatie bij Rossi naar meer en meer met de context verbonden, met meer betekenis en er wordt meer aandacht besteed aan de beleving van de bewoner en associatieve connotaties worden gemaakt naar oude woon-ideologiën. Ten slotte wordt er bij de LLYW variant ook actieve participatie toegevoegd. niet alleen in de inbouw, maar ook in de gevel. Wat betreft de beeldkwaliteit zien we een verschuiving van het autonome, op de lange termijn gebaseerde gebouw met een sterk eigen, verstild karakter, naar de meer kleinschalige woning waarbij de .nadruk ligt op de herkenbaarheid van de individuele woning, ontworpen vanuit een meer materialistische korte termijn visie. Bij het eindontwerp, een woningbouwplan op de Müllerpier in het centrum van Rotterdam, is gezocht naar een dualistische benadering, waarbij zowel aandacht is voor de idealistische lange termijn visie en de stedenbouwkundige aspecten van de beeldkwaliteit van de non-participatie als dat er aandacht is voor de functionaliteit, maakbaarheid en dynamiek van de maximale participatie. Om dit te bereiken is een studie gedaan naar tektoniek. Tektoniek baseert zich op vier basisbegrippen in de architectuur, die Semper ontleent aan de oerhut, waarbij het gaat om
53 het afwisselend onthullen en verhullen van het materiële en technische van de constructie en het symbolische en esthetische van de architectuur. Het is een introduceren van een dualisme tussen het esthetische en betekenisvolle van de architectuur en het maakbare en functionele van constructie.
J. van de Water
Strategisch Partnership Van projectgebonden samenwerking naar duurzame strategische samenwerking Afstudeerrichting
Uitvoeringtechniek Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas Ing. A.J. Kleine Ir. J.A. Muider Datum afstuderen 29
maart
2005
Samenvatting
o0
c
:E
"
c
::J
c. ro
54
Samenwerken is door de grote hoeveelheid verschillende bedrijven een hoofdbegrip in de bouw. Doordat samenwerking vaak projectgebonden is gaat kennis en ervaring vaak verloren. Projectongebonden samenwerking zoals een strategisch partnership verdient de voorkeur. Partnership is een samenwerkingsvorm om voor en van elkaar Ie leren en verbeteren op allerlei gebieden voor langere termijn. Hierbij worden hulpmiddelen gezamenlijk gebruikt zodat elkaars mogelijkheden worden aangevuld. De doelstelling die hierdoor in dit onderzoek is gesteld, is als volgt: Ontwikkelen van een beoordelingssysteem om het mogelijk te maken de beste onderaannemers te selecteren uit het leveranciersbestand zodat de inkoopafdeling een strategische partnership kan ontwikkelen. Het beoordelingssysteem is een set formulieren die automatische een punt genereert. Eén formulier waarop de beoordeling wordt ingevuld, de tweede waar het gegeven punt wordt verrekent met een weegfactor en het laatste formulier zal de totale waardering laten zien. Trefwoorden
Samenwerking Strategisch partnership Inkoopstrategie Inkoopportfolio Leveranciersbeoordeling
De bouwsector is een aaneenschakeling van verschillende bedrijven met ieder zijn eigen specialisme die met elkaar moeten samenwerken. Samenwerking is daarmee een hoofdbegrip in de bouw. Binnen de bouw is deze samenwerking vaak projectgebonden. Dat wil zeggen dat de samenwerking na beëindiging van het project verbroken wordt. Helaas gaat hiermee de kennis en ervaring tussen de verschillende partijen verloren. Er kan dan ook beter een projectongebonden samenwerking worden gevormd. Hierdoor kunnen de verschillende partijen over een langere periode hun samenwerking versterken. Een projectongebonden samenwerkingsvorm is het strategisch partnership. De traditionele logistieke keten wordt gekenmerkt door de onafhankelijke schakels d.ie eik een eigen specifieke functie vervullen. De optimalisatie van iedere schakel afzonderlijk is karakteristiek van een traditionele keten. Het afstemmen en optimaliseren van de afzonderlijke schakels tot één lopend geheel wordt supply chain management genoemd. Hier komt het begrip leveranciersbeleid om de hoek kijken. Het leveranciersbeleid is er op gericht het systematisch verbeteren dan wel op het afbouwen van relaties met leveranciers. Het leveranciersbeleid is er op gericht om een World Class Supplier te identificeren en daar een samenwerkingsverband mee op te zetten . Zoals al eerder-werd gezegd verdient het de voorkeur om een projectongebonden samenwerkingsvorm te creëren. Een mogelijke vorm daarvan is een strategisch partnership. Strategisch partnership is een vorm van effectief samenwerken en wordt als volgt omschreven: partnership is een sa.menwerkingsvorm om voor en van elkaar te leren en te verbeteren op allerlei gebieden voor lange termijn. Hierbij worden hulpmiddelen gezamenlijk gebruikt zodat elkaars mogelijkheden worden aangevuld. Doelstellingen van de samenwerking dient bij beide partijen bekend te zijn zodat de krachten gebundeld kunnen worden. De beslissing om met een leveranciers te gaan samenwerken ligt bij de inkoopafdeling.
u·;:~-~.an-""T T
Wct-F r--
111
lil' c 0..
:g ....
tr
c
:::J
0..
!!.. Q;'
n
.f
c
.
......
co c :E
"' ::l
c·
I
I
Afbeelding 1
Voor het bepalen van een strategie voor de inkoop wordt vaak het model van Kraljic ter hand genomen. Bij deze inkoopportfolio zijn voor de vier verschillende leverancierscategorieën en machtsposities bijbehorende inkoopstrategieën denkbaar. Strategisch partnersh ip is van toepassing als er een hoge mate van toeleveringsrisico en een hoge mate van financiële invloed heerst voor een bouwproces. Verder is er een evenwichtige machtsrelatie tussen de afnemer en leverancier. De inkoopafdeling is ook verantwoordelijk voor een juiste leverancierskeuze en evaluatie van deze leverancier. De inkoopafdeling zal een strategie volgen met haar inkoopbeleid die de directie uitzet. Na de samenwerking zal er een evaluatie plaatsvinden . Deze evaluatie is nodig om een leverancierssysteem van gegevens te voorzien die de inkoper weer kan gebruiken bij zijn leverancierskeuze. Daarom verdient het om te kijken naar een leveranciersbeoordelingssysteem om het mogelijk te maken de inkoopafdeling een betere strategische keuze te kunnen laten maken. Dit onderzoek heeft als doelstelling: ontwikkelen van een beoordelingssysteem om het mogelijk te maken de beste onderaannemers te selecteren uit het leveranciersbes tand zodat de inkoopa fdeling een strategisch partnership kan ontwikkelen. Voor dit afstudeeronderzoek is er voor Heijmans lBCBouw een beoordelingssysteem ontwikkeld. Dit sys teem bestaat uit een beoordelingsformulier die automatisch een punt genereert. Dit wordt doormiddel van weegfactoren voor de verschillende aspecte n en indicatoren bepaald. Over het onderwerp strategisch partnership is een literatuurstudi e uitgevoerd. Voor het beoordelingssysteem en de probleemstellingen die uit de doelstelling voortkomen zal er binnen Heijmans een stageopdracht worden gemaakt. Uit de eerste twee probleemstellingen dienen de selectieaspecten en prestatie-i ndicatoren te worden gevonden. Het doel bij probleemstell ing r is het verzamelen va n se lectieaspecten. Door middel van ee n brainstormsessie worden de belangrijke aspecten verzameld. Tijd e ns deze brainstormsessie word er gebruik gemaakt van al bestaande beoorde-
c. ro
55 lingslijsten van verschillende vestigingen en een lijst van indicatoren. Het doel van probleemstelling 2 is om de selectieaspecten verder onder te verdelen naar vergelijkbare indicatoren. Door middel van interviews en een brainstormsessie worden de selectieaspecten verder onderverdeeld in prestatie-indicatoren. Met behulp van de KJ-methode zijn de prestatie-indicatoren onderverdeeld bij de se lectieaspecten. Om het geheel van selectieas pecten en prestatie-indicatoren om te zetten in een m eetbaar systeem dient er aan elke selectieaspect en prestatie-indicator een gewicht worden toegekend. Met behulp van weegfactoren kan het gewicht van elke selectiecriteria bepaald worden. Deze weegfactoren worden via het toekennen van een cijfer tussenren 5 bepaald. Via een enquête binnen de werkgroep van Heijmans zijn er punten gegeven aan de verschillende selectieaspecten en prestatie-indicatoren. Het geheel is gebundeld in drie werkbladen. Eén voor de beoordelaar waarop hijjzij de beoordeling geeft. Eén waarop de weegfactoren staan vermeld die niet toegankelijk is voor de beoordelaar en één waarop het punt is te zien. Dit laatste blad zal te zien zijn in het levera nciersdatabase, waarbij de inkoper de laatste beoordeling ziet tezamen met een gemiddelde beoordeling. Ook dient er de mogelijkheid te zijn om de laatste beoordeling op te vragen om zo een beter beeld van de beoordeling te kunnen krijgen. Door het automatiseren van de beoordelingen zal de redundantie in het systeem worden verminderd, het gemeenschappelijk gebruik van het leveranciersbestand en de beschikbaarheid van de beoord elingen verhogen. De betrokkenheid van iedereen bij een optimaal werkend leverancierssysteem is van groot belang omdat bij goed e samenwerking veel verdient kan worden. Dit beoordelingssys teem dient de basis te vormen van een goede stroom gegevens voor het leverancierssysteem van waaruit inkopers de leveranciers en onderaannemers selecteren. Het leveranciersbestand is nu niet alleen een "gouden gids" voor het bedrijf maar ee n actief middel om strategische keuzes te kunnen make n ten opzichte van het aangaan van mogelijke strategischepartnershipsmet leveranciers en onderaannemers.
Ing.
J. Werner
KunstComplex Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen & Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post A.J.M. Walraven arch. avb. Ir. M.H.P.M. Willerus Datum afstuderen 26
april
2005
Samenvatting
De toegankelijkheid van musea voor de 'gewone' mens heeft centraal gestaan voor het ontwerp van het KunstComplex. Bij het maken van keuzes is de mate van toegankelijkheid veelal doorslaggevend geweest voor de genomen beslissingen. De voorbijganger heeft een belangrijke rol gespeeld voor de vormgeving van het KunstComplex. Het ontwerp is letterlijk opengesteld aan de voorbijganger om inzicht te geven in wat er zich in het gebouw afspeelt. Hierdoor is de drempel tot het betreden van het gebouw verlaagt.
Afbeelding 1 Grenslijnen KunstComplex
Trefwoorden
Toegankelijkheid Publieksbereik Open & geslotenheid Karakteristieke stadsbebouwing Kunst
Afbeelding
Aanleiding Het voormalig Museum het Kmithuis, nu het Mu seum voor Hedendaagse Kunst in 's-Hertogenbosch. is op zoek naar een nieuwe locatie voor een nieuw te bouwen ond erkomen. Het on t· werpen van een nieuw mu seum in de stad 's-Hertogenbosch sprak mij aan als onderwerp voor mijn afstudeeropdracht. Het programma voor het nieuwe Museum voor Hedendaagse Kunst is al s uitgangspunt genomen voor het ontwerp van het KunstComplex. De variëteit van museabezoekers voldoet niet aan de gewenste verwachti nge n van mu sea. Uit onderzoek is gebleken dat bepaalde groeperingen, voornamelijk jongeren, allochtonen en laagopgeleiden uit de samenleving niet tot nauwelijks geïnteresseerd zijn in musea. Een van de oorzaken hier· voor is de tegenstrijd tussen het imago en zelfbeeld van de musea. De musea beschouwen zichzelf als dynamische kennisinstituten, terwijl de buitenwereld de musea ziet als onopvallend en stoffig. Het imago van een museum zal moeten veranderen om het beeld van mu sea positief bij te stellen. Zodat musea ook daadwerkelijk hun denkbeeld uitdragen en daarbij een groter deel van de bevolking kunnen bereiken. Om mu sea voo r de niet-mu seumbezoeker toegankelijker en aantrekkelijker te maken zijn verschillende mogelijkheden te bedenken. Ik heb me met mijn afstudeeropdracht beziggehouden met mogelijkh eden op het architectonische en bouwkundige vlak om het Kun stComplex toegankelijker te maken voor de niet-museumbezoeker. Stedenbouw De locatiekeuze van het KunstComplex is gebaseerd op externe synergie. Publiekstrek kende voorzien ingen, waarin de doelgroep geïnteresseerd is, in de nabijheid van het KunstComplex zullen lei den tot een bundeling va n publiekss tromen naar het KunstComplex. Gekozen is voor een locatie in het centrum van de stad , daa r waar de doelgroep aanwezig is. Aan het Burgermeester LoefTpl ei n is een locatie gevonden welke niet voldoe t aan het huidige stadsbeeld en toe is aan vernieuwing.
2
Stedenbouwkundig uitgangspunt
De wijze waarop de oude karakteristieke bouwblokken in de stad zijn vormgegeven, strakke gevellijnen aan de buitenzijde en het private karakter aan de binnenzijde, zijn een inspiratie geweest voor he t KunstComplex. De strakke gevellijnen aan de buitenzijde zijn voortgekomen uit bestaande wegen en paden. Evenals bij de bouwblokken hebben bestaande omgevingsfacto· re n, ee n authentieke Bosch steegje, een aangrenzend oud monumentaal pastoriehuis en omliggende wegen geleid tot de grensbepalingen van het KunstComplex. He t steegje leidt tot een tweedeling in de locatie. Het private karakter aan de binnen· zijde van de karakteristieke bouwblokken kan vergeleke n wor· den met het private innerlijke va n een mu seum. Om de toegan· kelijkheid van het KunstComplex te bevo rderen is het bouwblok doorbroken waarmee het private karakter van het mu se um opengesteld wordt aan de buitenwereld. De ontstane buiten· mimte maakt zowel onderdeeluit va n het Ku ns tComplex als van de openbare ruimte en wordt gebruikt als verkeersstroom door de stad. Op deze manier worden voorbijga nge rs geconfronteerd met het gebouw en met de kunst. Door de buitenruimte op de juiste manier vorm te geven is voorkomen dat de open ruimte gaat concurreren met de bestaande ruimtes uit de omgeving. Routing De routing door het KunstComplex voldoet aan een aantal gestelde eisen. Voor de toegankelijkheid van het gebouw is een heldere eenduidige route gewenst met een duidelijk oriëntatiepunt om te voorkomen dat men het overzicht tusse n de ver· schillende exposities verliest. Om te voorkomen dat men verplicht is verschillende expos ities te moeten doorlopen wann eer men voor een spec ifieke expositie het KunstComplex bezoekt moeten de expositieruimtes direct bereikbaar zijn vanuit de entree. De uiteindelijke routing door het KunstComplex is afgebeeld op afbeelding drie. Vanuit de en tree loopt de route als een spiraal langs de verschillend e expos itiezalen om hoog. Na het oversteken naar het tweede gebouwdeel bevindt men
Afbeelding 3 Routing KunstComplex
Afbeelding 5 Voorgevel KunstComplex
Afbeelding 4 Verkeersroute aan voorgevel
Afbeelding 6 KunstComplex in vogelvlucht
zich in de gehoorzaal van waaruit de route weer als een spiraal naar beneden loopt. Men komt langs nog een expositieruimte en heeft de mogelijkheid om van daaruit de bibliotheek te bezoeken. Nog verder naar beneden komt men uit in de museumwinkel waarna men het gebouw kan verlaten of via het eetcafé nog een kop koffie kan drinken.
gebouwmassa. De hoge mate van transparantie draagt bij aan de inzichtelijkheid van het gebouw en de kunst. De gevel ontstaan vanuit de steeg bevindt zich binnen de buitenschil van het KunstComplex en heeft daarom evenals de binnenmuren een strakke witte afwerking gekregen.
Materialisering De gevel van het KunstComplex is in drie verschillede geveltypen in te delen. De buitenschil, de gevels ontstaan door het doorbreken van het gebouw en de gevels ontstaan varmit het steegje. De buitenschil vormt een omarmend gebaar rondom de gebouwdelen om de samenhang tussen de delen te bevorderen. De buitenschil is het visitekaartje van het gebouw welke aansluiting moet vinden op de historische binnenstad en de aandacht moet trekken van de voorbijgangers. De voorzijde van het gebouw vraagt om een inzichtelijk karakter in tegenstelling tot het gesloten karakter van de gevel ter bescherming van de kunst. Gekozen is voor een keramische gevelbe kleding van baksteen omdat deze goed aansluit bij de stad. Door nieuwe technieken is bet mogelijk om een bakstenengevel een bijzondere uitstraling te geven. Aan de voorzijde heeft de gevel haar open karakter verkregen de gevel op een regelmatige afstand te openen waardoor bakstenen lamellen ontstaan. De lamellen geven alleen doorzicht wanneer men zich in de juiste positie voor het gebouw bevindt. De wijze waarop de lamellen spelen met wel en geen doorzicht wekt nieuwsgierigheid op bij de voorbijgangers. De lamel is opgebouwd uit modules van op elkaar gelijmde holle bakstenen. De bakstenen modules zijn rondom een kolom geregen. De kolom verzorgt de stijfheid van de lamel en verbindt de lamel met behulp van een aantal verbindingselementen aan de draagconstructie van het gebouw. De gevels ontstaan door het doorbreken van het gebouw hebben een eigenzinnig karakter verkregen. Door te kiezen voor een 's piderglass' gevelconstructie draagt de gevel bij aan de inbreuk welke gepleegd wordt op het gebouw bij het doorbreken van de
57
Ing. W.L. Zonneveld
Passagiersterminal Harlingen Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. J. Westra Ir. R.P.G. Brodruck Ir. j.P.M. Swagten Datum afstuderen
28 maart
2005
Samenvatting
111
la: c
Q.
tD
...CTtD c
::::s
Q.
~
i»'
n t:
;:::; ro
~
De veerbootterminal met als bestemmingen Vlieland en Terschelling is als een robuuste strekpier in zee gebouwd waar· bij de boten weerszijden kunnen afmeren. Deze oplossing is bedacht om een compacter terrein te ontwerpen waarbij reke· ning gehouden wordt met de kwaliteit van het uitgestrekte land· schap. Het gebouw met het duale karakter van vertrekhal en aanmeerplaats is ontworpen als toevoeging op de grotere dijk· structuren. De vertrekhal vormt een uitgeholde ruimte uit een massa dat zich aardt in zee. Door een overzichtelijke ruimte kan de drukte worden overstegen waarbij een bijzondere ontmoetingsplaats is gerealiseerd, ook voor de Harlingers. Met de komst van deze nieuwe terminal is een stabiele plek gerealiseerd met aantrekkingskracht van de onbekende verte.
Afbeelding 1 Harlingen met op de
voorgron~
de aankomende boot
Trefwoorden
Terminal Transitie Harlingen Zeekering Landschappelijk Afbeelding 2 De vertrekhal met het horecameubel
Passagiersterminal Harlingen De Friese Waddenstad, Harlingen, met het veer naar de eilan· den Vlieland en Terschelling, heeft plannen om zijn veerbootterminal te verplaatsen naar de voormalige overslaghaven: de Nieuwe Willemshaven. Nodig is een robuust gebouw in zee dat de confrontatie aangaat met de natuurelementen op de grens van land en zee. Door de inzet van architectonische middelen is er een gebouw ontworpen dat rekening houdt met de kwaliteit van het landschap, een stabiele plek met de aantrekkingskracht van de onbekende verte. Harlingen kampt met een aantal problemen waarbij het ophogen van de dijk en de verplaatsing van de huidige terminal cru· ciaal zijn. De Nieuwe Willemshaven is een geschikte plek om als nieuwe opstapplaats te fungeren, temeer daar deze ook vroe· ger al hier gelegen was. Het bijzondere aan deze plek is de enor· me uitgestrektheid: kijkend naar de dijklichamen die verdwij· nen aan de horizon, de Noorderpier en de Zuiderpier die de havenmond vormen, de beweging van de wolken en de impact van de wind. Bouwt men de voormalige haven vol, dan wordt de afstand tot het water vergroot, dan verdwijnt het silhouet van een vissersstadje en verdwijnt ook de leegte die een kostbaar bezit is van het zo dichtbebouwde Harlingen. In mijn voorstel wil ik de huidige haven afbreken en de ruimte die vrijkomt. gebruiken voor de bouw van_een degelijke zeewering. Om te voorkomen dat deze plek helemaal ingevuld wordt door een uitgestrekt doods asfaltterrein, ben ik opzoek gegaan naar een compactere vorm. Door de schepen loodrecht op de zeewering aan· en af te meren door middel van een pier die tevens het terminalgebouw vormt. ontstaat een zeer compact terrein. Daarbij is rekening gehouden met de kwaliteit van het landschap. De lineaire pier met het duale karakter van aanlegplaats en gebouw is als toevoeging ontworpen op de grote, bin· oenkort nog te verhogen, dijkstructuren die de stad beschermen tegen het water.
Afbeelding 3 De kop van het gebouw
CT
0
c
::!
c"' ::l o._
Afbeelding 4 De Passagiersterminal als toevoeging ontworpen op het grote dijklichaam
Lood.recht afmeren kan in deze loca tie ter plaatse van de havenmond. Hier loopt het stuk water het breedst uit na de sloop van de voormalige haven. De voormalige vuurtoren van Harlingen, die het verlengstuk vormt van de vaargeul, treft men hier aan. Deze belangrijke lijn vormt de basis van het plan: ik creëer een pier precies in deze as, waarbij de vuurtoren als richtend element fungeert. Door het gebouw precies in zo'n belangrijke as te situeren, realiseer ik op de kop van de pier een relatie met de naderende boot. Nautisch gezien varen de schepen recht op hun doel af. Nadat de schepen de havenmond van Harlingen zijn binnengevaren, gaan zij rechtdoor om vervolgens aan te leggen langszij het terminalgebouw. Een robuust, elemententrotserend gebouw dat met zijn voeten in het water staat, moet gaan over massa en gewicht. Het moe t zich zetten, aarden in zee. Bereikt wordt dit door een dubbelwandige onderwaterconstructie die verticaal overgaat van waterkering naar functionele ruimtes rondom de vertrekhal. De centrale ruimte biedt plaats aan een horecafaciliteit op een platform, dat als een meubel in deze ruimte staat. Door de overzichtelijkheid en eenheid kan het gebouw de drukte overstijgen en in zich opnemen; het biedt rust en ruimte aan de reizige.r en tevens aan alle Ha rlingers die deze passagiersterminal gaan ervaren als een plaats van ontmoeting met elkaar, met de komende en gaande man, en me t de boeiende, steeds wisselende beweging van wind, wolken en water.
59
und M.P. van Bentum M.F.J. van den Berg Ing. E.G.J. Blokhuls Ing. R. Bos Ing. P. Bretveld B.M.A. van Bussel D.V.O. Coenraad & J.J.P.M. Wolfs Ing. J.F.P. van Deursen M.E. van Dijken BAC J. Doreleljers & Ing. A.\\r.G.IIJI. ~~--[11(• M.C. Hendriks & J.W. van M. Hettema B. Jeurissen J. Klljn Ing. H.LW. van Lith B. de Maat A.C. Mezger H. Nljmeljer H.C.G. van Nuland E.L. Pleljte W.C.G. Poppelaars M.F. Rumpen Ing. J.J.M.Tholhuljsen P.H. Tran W.R.P. Verstappen G. Wagemakers E. van der Weg
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde os juli 2005
TethniSU1l' Unlversllell 8ndhoVen
Jaargang zoo~t-2oos nummer oB os 07 2005
Inhoud
pag.
M.P. van Benturn 'Strolling Downtown' Een herontwerp voor een bestaand bouwblok in Los Angeles
6
M.F.). van den Berg De gebaande paden verlegd Een academisch ontmoetingsgebouw als hart van de universiteitscampus in Eindhoven
8
Ing. E.G.). Blokhuis Waardecreatie door contractvorming Een beslissingsondersteunend model
10
Ing. R. Bos Eroding Muntanaya A media rock for neighborhood revitalization
12
Ing. P. Bretveld Grotere winstgevendheld bij corporaties door sturing op de klantwaarde?! Een onderzoek naar de relaties tussen klanttevredenheid en winstgevendheid bij sociale woningverhuur.
14
B.M.A. van Bussel Kritische Succesfactoren voor de herstructurering van Binnenstad Oost in Helmond. D.V.O. Coenraad & ).).P.M. Wolfs Private lnvestment in infrastructure A guideline for private sector investment opportunities in infrastructure
18
Ing. J.F.P. van Deursen Maatbeheersing bij in het gestorte betonwanden De ontwikkeling van een verbeterde kimconstructie
20
M.E. van Dijken lmagine Bunbury
22
BAC ). Doreleijers & Ing. A.W.G.M. van der Sanden Opleveringsgebreken bij BAM Woningbouw Breda Het ontwerp van een Beheersysteem Opleveringsgebreken voor BAM Woningbouw Breda
24
M.C. Hendriks & J.W. van Roemburg Wijzigingen tijdens de realisatiefase Het inschatten van de consequenties van een voorgestelde wijziging
26
M. Hettema Down under B. Jeurissen Open woningbouw met prefab Een onderzoek naar de afstemmi.ngsmogelijkheden van geprefabriceerde bouwcomponenten, ten behoeve van een open bouwsysteem voor de woningbouw.
28
30
). Kiijn No stop 'til burg Herontwikkeling station Tilburg binnen netwerkmodel
32
Ing. H.L.W. van Lith Kunstencentrum de Verkadefabriek Housing the nomads of the unplanned metropolis
34
B. de Maat Halte 3, een drie-éénheld 2 loc a ties I ontwerp A.C. Mezger WieWilWat Vestigingswensen van ketenbedrijven in de binnenstad
H. Nijmeijer Particuliere beleggers De optimale vastgoedportefeuille
40
H.C.G. van Nuland Het beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces Het integreren van voorwaarden, gesteld vanuit het beheer, in het vastgoedontwikkelingsproces van huurwoningen
42
E.L. Pleijte Krachtenspetin een kaartspel Een onderzoek naar het verbeteren van het krachtenspel voor de herontwikkeling van complexe binnenstedelijke stationsgebieden W.C.G. Poppelaars .Dynamica en Hoogbouw Vergelijking van twee constructieprincipes M.F. Rumpen Een olifant in de porseleinkast De externe effecten van ingrijpende binnenstedelijke publieke werken op koopstromen en de stadseconomie, en over hoe de lokale overheid de risico's zou moeten beheersen. Ing. J.J .M.Tholhuijsen Het gedrag van wind op hoogbouw De invloed van de correlatie van de wind op de respons van hoogbouw P.H . Tran Procesmanagement: van procesontwerp naar plan van aanpak De strategische keuzebenadering voor het ontwikkelen van een plan van aanpak voor herstructurering industrieterrein Overstad. W.R.P. Verstappen Collectief particulier opdrachtgeverschap in de stedelijke vernieuwing De ontw.ikkeling van een. draaiboek voor de procesmanager van een collectief particulier opdrachtgeverschap in de binnenstedelijke herstructurering
4
G. Wagernakers Minder omzet, Meer Marge Een casestudy naar de meerwaarde van het Harmoniemodel E. van der Weg De Totale Glasfaçade Van structurele verlijming naar verborgen bevestiging
46
48
50
52
54
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
M.P. van Benturn
'Strolling Downtown' Een herontwerp voor een bestaand bouwblok in losAngeles Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. A.H.J . Bosman ).A.C. Hofman arch. a.v.b. Ir. T. Frantzen Datum afstuderen 28juni 2005
Dl
ür c
0..
11) 11)
.... C" c
::I
0..
~
ru' n
c
;;-
;:::;: C"
0
c
:E ,.... c
::::1
0.. ID
Samenvatting LosAngeles staat nog altijd bekend als de stad van de auto. Toch zal zij de komende jaren te maken krijgen met een drastische ommezwaai, nu de metro aan populariteit wint. Dit betekent dat de voetganger plotseling in de stedelijke ruimte wordt geïntroduceerd, een domein welke voorheen alleen door de auto werd gebruikt. De straten in de directe omgeving van metrohaltes zullen weer een verblijfskwaliteit moeten ontwikkelen, nu men weer te voet de stad beleeft. Mijn locatie bevindt zich in Downtown Los Angeles en ligt direct naast een metrohalte. De herbestemming van historische panden tot woongebouwen zorgt samen met de introductie van de voetganger voor een enorme transformatie van het unieke gebied. Tegelijkertijd wordt zij bedreigd door het naastgelegen district, welke wordt gekenmerkt door een intern georganiseerde typologie. Deze objecten nestelen zich in de bestaande structuur en verstoren hiermee de aanwezige kwaliteit. Mijn project probeert deze marktwerking in zich op te nemen en tegelijkertijd een passende oplossing te vinden voor het dynamische gebied.
6
Afbeelding 1 Het totale project in haar context
Afbeelding 3 De transformatie van de bestaande steeg
Trefwoorden LosAngeles Openbare ruimte Voetganger Passage Grensgebied Bouwblok
Inleiding los Angeles behoort met ruim een miljoen immigranten per jaar tot een van de snelst groeiende steden ter wereld. Haar natuurlijke grenzen zijn echter bereikt en er zal verdich· ting moeten optreden binnen het bestaande stedelijke veld; een fenomeen waar de ·Stad onbekend mee is, aangezien zij zich altijd ongelimiteerd en voornamelijk horizontaal heeft kunnen uitbreiden. Het wegennetwerk groeide voor de woningbouw uit, zodat de auto zich ontwikkelde tot een onmisbaar element in het stedelijk veld. Het uitgestrekte autonetwerk heeft echter ook haar grenzen bereikt en men is op zoek naar alternatieven. Een van die alternatieven is de metro. Deze verschuiving heeft drastische gevolgen voor de stedelijke ruimte; er ontstaan zwaartepunten in het voorheen homogene grid van de stad. Op deze zwaartepunten wordt een nieuwe gebruikersgroep geïntroduceerd: de voetganger. Als gevolg van de dominante aanwezigheid van de auto en een overmatige 'angst voor de ander', heeft de straat halverwege de 20e eeuw haar verblijfskwaliteit verloren en verdween vrijwel alle openbare ruimte uit de stad. De gebouwen keerden zich binnenstebuiten en de activiteit vond niet langer op de straat plaats, maar verdween in geklimatiseerde en beveiligde omgevingen. De straat vera nderde in een verzameling gesloten gevels en ingangen van parkeergarages, waardoor de voetganger niet langer deel uitmaakte van de stedelijke ruimte. De nieuwe voetganger zal op de te introduceren zwaartepunten een plaats moeten krijgen in de stad. Dat betekent dat de straat weer verblijfskwaliteiten moet ontwikkelen, wil de opkomst van de metro succesvol uitpakk en. locatie De gekozen locatie bevindt zich op een breukvlak tussen 2 districten in Dowtown: het compacte historische weefsel van Broadway (r9oo) en de moderne hoogbouw objecten van Bunker Hili (r98o). Momenteelliggen de districten volledig geïsoleerd ten opzichte van elkaar. Het door mij gekozen bouwblok kenmerkt de ontmoeting van het contrast: het weefsel
Afbeelding
2
Een passage tussen oud en nieuw
..... 11>
;:;:
r:::r 0 c
::E
7'
c
:::J
a.
11>
Afbeelding 4 Het kantoorgebouw opent zich op straatniveau
versus het object; de voetganger versus de auto. De gebouwenvoorraad van Broadway is in alle opzichten uniek voor Los Angeles. Nergens in het stedelijk veld vindt men zo'n succesvolle winkelstraat in de buitenlucht, waar de straten begrensd worden door een enorme collectie van historische gebouwen. Een analyse van de beide districten maakte duidelijk dat de nieuwe kantoorgebouwen van Bunker Hililangzaam infiltreren in het aan verval onderhevige weefsel van Broadway. Deze infiltratie vormt een werkelijke bedreiging voor de kwaliteiten van het district, aangezien deze kantoorgebouwen zeer intern worden georganiseerd en geen relaties aangaan met haar omgeving. Het doel is het vinden van een architectonische oplossing, die deze economische vraag van verdichting in zich opneemt, terwijl het rekening houdt met de bestaande fijne structuur van Broadway en de verandering van het karakter van het gebied. Deze verandering van het karakter hangt met name samen met de herbestemming van de vele historische gebouwen tot woningen, waardoor het gebied plotseling bewoners huisvest, welke veelal te voet hun directe woonomgeving zullen betreden. Tevens zal de naastgelegen metrohalte voetgangers in het gebied brengen. Ontwerp Door het bestaande bouwblok te ontdoen van een drietal sterk verouderde gebouwen en de tussengelegen steeg als projectgebied te beschouwen, ontstaat mijn ka.vel. Aan de Hili Streel zijde wordt vervolgens een kantoorgebouw ontworpen welke een reactie is op het naastgelegen International Jewelry Center van SOM: een geïsoleerd kantoorgebouw welke geen aansluiting zoekt met haar omgeving. Het nieuwe gebouw opent zich op straatniveau en zoekt op een hoger niveau de interactie met de passant. Zij bestaat uit een achttal abstracte schijven, waartussen transparante stroken de verkeersruimte vormen. De basis wordt gevormd door een commerciële plint, waarin winkels en horecagelegenheden zijn opgenomen. De diverse gebruikers van het gebouw staan voortdurend met elkaar in
7
contact en de grenzen tussen openbaar en privé zijn diffuus . De 3 gaten in de straatwand langs Broadway worden zodanig ingevuld , dat er passages ontstaan naar het binnengebied . Hierdoor wordt het blok geïntensiveerd en verwordt zij tot een belangrijke schakel tussen de beide districten. Het straatoppervlak wordt in deze projecten uitgebreid in het blok en brengt de passanten in het binnengebied waar de bestaande gebouwen hun achterzijde hebben geopend en plaats bieden aan commerciële ruimtes. Naast de transformatie van bestaande gebouwen tot woningen, worden er ook nieuwe woningen in het project gerealiseerd. Deze bevinden zich boven de commerciële verdiepingen en gaan een directe relatie aan met het straatniveau. Hierdoor ontstaat een totaalplan waarin de verschillende gebruikers (bewoners, passanten, kantoorgebruikers) elkaar zowel fysiek al visueel ontmoeten en de harde grenzen tussen openbaar en privé worden verzacht. Zowel in de gevels als in de organisatie is gezocht naar een licht contrast met de bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een nieuw geheel waarin de ingrepen duidelijk herkenbaar zijn en tegelijkertijd de bestaande gebouwen op een vernieuwende manier worden ingezet.
M.F.J. van den Berg
De gebaande paden verlegd Een academisch ontmoetingsgebouw als hart van de universiteitscampus in Eindhoven Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. J. Westra Dr. J.C.T. Voorthuis J.A.C. Hofman arch. a.v.b. Datum afstuderen
31 mei
2005
Afbeelding 1 Een nieuw hart in de bestaande campus
Samenvatting
CT
0
c:: :E ;><" c:: ::J a.
ro
Met het ontwerp van een academisch hart wordt in dit project de positie van de TUfe in de stad vanuit een nieuwe invalshoek bekeken. De Moderne architectutrr van de bestaande campus is in de kern van de universiteit opnieuw ingezet om de eigen identiteit van de wetenschap in Eindhoven te typeren. Dit resulteert in een ontwerp dat een nieuwe bewegingsstroetuur aan het orthogonale grid van de campusgebouwen toevoegt. De universiteitsbibliotheek vormt binnen dit ontwerp een belangrijke drager van de opgewekte dialoog tussen kennis en ontmoeting. Trefwoorden
Stadsontwikkeling Eindhoven Modernisme Heroriëntatie universiteitscampus Academische ontmoeting Bibliotheek
8
Afbeelding 4 In- en uitzicht door gevel en dakopbouw
De evaluatie van het Masterplan van de TechnischeUniversiteit Eindhoven (TUfe), 10 jaar na de start van de eerste plannen in 1994, vormt een reactie op de geïsoleerde positie van de TUfe als kenniseiland in Eindhoven en de verouderde staat van de oorspronkelijke universiteitsgebouwen. De vraag naar een centrale plek voor studievoorzieningen speelt hierbinnen in 2004 nog steeds een belangrijke rol en vormt voor dit afstudeerproject de basis van een ontwerpopdracht De ontwikkeling van een gebouw voor centrale studievoorzieningen is aangegrepen om de problematiek van de universiteitscampus binnen Eindhoven in een nieuw licht te plaatsen. De vraagstelling hierbij luidt: 'Hoe kan de Technische Universiteit in Eindhoven haar positie in de stad en haar uitstraling versterken, zonder de kloof tussen de historische identiteit en de eigentijdse ambities van de stad te negeren?' Een belangrijk aspect wat hierbij aansluit is welke identiteit de TUfe binnen Eindhoven en binnen de internationale academische wereld uit wil stralen. Het uitgangspunt voor het ontwerp van de centrale studievoorzieningen is dan ook om een kloppend hart te vormen voor de universiteit, van waar uit de academische houding die Eindhoven typeert te ervaren is. Om deze academische houding vorm te kunnen geven begint dit project met een onderzoek naar het historische kader waarbinnen de TUfe zijn huidige geïsoLeerde vorm heeft gekregen. Vervolgens komt het academische karakter dat universiteiten binnen de samenleving toegekend krijgen ter sprake. Enerzijds moet een universiteit zich transparant en toegankelijk opstellen, anderzijds is er behoefte aan een eigen academisch plek waar de wetenschap onafhankelijk beoefend kan worden. Het Compacte Campusmodel vertaalt deze paradoxale verhouding en versterkt de positie van de TU je binnen de stedelijke context. De universiteitscampus wordt weer geconcentreerd rondom het oorspronkelijke ontwerp uit de jaren '50 van Van Embden en vindt na 50 jaar isolement de relatie met zijn
stedelijke omgeving terug. De campus wordt als eenheid opgenomen in de stedelijke ervaring en daardoor krijgt de academische kern een directe relatie met de stad . Het oorspronkelijke lineaire uitbreidingsmodei transformeert binnen deze compacte opstelling, waardoor het zwaartepunt van het complex verschuift. Dit vraagt naast het scheiden van de verkeersstromen en differentiatie van de openbare ruimte om een nieuw centraal ontmoetingspunt, een hart voor de universiteit. Dit hart, genaamd MetaForum, vormt de kern van de academische ruimte in Eindhoven en is daarmee een weerspiegeling van het wezen van de Technische Universiteit. MetaFontm heeft als centraal plein een zuigende aantrekkingskracht en als reflectief medium opent het gebouw de zoektocht naar universele waarheden, kennis die niet tijd- of plaatsgebonden is, en leidt de discussie naar een alomvatte.nd niveau. Een kwestie van identiteit MetaForum vormt in het middelpunt van het academische gedachtegoed in eindhaven een transparant kenn.islandschap, dat de omringende ivoren torens met elkaar verbindt. De centrale studievoorzieningen worden in dit hart van het Compacte Campusmodel opgenomen. Om middels architectuur de identiteit van de TUje te vertalen in een gebouw dat bij haar gebruikers een bepaalde ervaring oproept is het ontwerp opgebouwd uit een aantal ruimtelijke en functionele facetten die het karakter van de TUfe typeren. Voor de identiteit van de TUfe speelt het interdisciplinaire karakter van de kennisregio een belangrijke rol. Het tot stand brengen van ontmoetingen tussen de stad en de universiteit, onderzoekers en studenten, academici en het bedrijfsleven ontstaat door in MetaForum de kernactiviteiten van het onderzoek en onderwijs te concentreren. Door dit te combineren met zakelijke en restauratieve voorzieningen ontstaat er een duidelijk ontmoetingspunt voor technische wetenschappers. De programmatische dialoog, die de combinatie van kennis en ontmoeting oproept, is vertaald in een academische ontmoetingstypologie, waarbinnen het transparant kennislandschap ingezet is als uitgestrektheid zonder anonieme
Afbeelding
2
Split-level als organisatieprincipe MetaForum
Afbeelding 3 Ruimtelijke opbouw MetaForum met bewegingsstructuur
Afbeelding 5 Interieur MetaForum bij studentenentree
Afbeelding 6 Bibliotheek als labyrint van kennis en ontmoeting
verdiepingen. De basistypologie van de split-level structuur vindt aansluiting op het loopbruggenstelsel en de bestaande campus· gebouwen.
gebouw inkomt, bevat het dak een opening, zodat delen van de academische kern zichtbaar worden. Het eigen karakteristieke ritme wordt in het dak versterkt en geeft MetaForum een duidelijke positie binnen de totaalstructuur van de TUje. De centrale bibliotheek steekt als object door het dak heen en is in dit project verder uitgewerkt tot een labyrint waar kennis en ontmoeting samen komen. In één krachtige vorm brengt de bibliotheek een diversiteit aan ervaringen binnen het totaalgebouw teweeg·. Het vormt een extra element in de ontmoetingsstructuur en koppelt plekken van rust, ontmoeting, reflectie en dialoog aan elkaar. In MetaForum zijn alle bibliotheken geconcentreerd als vertaling van de zoektocht naar kennis. De ondersteuning van dit zoeken door digitale technieken is de toekomst van de technisch wetenschappelijke bibliotheek en wordt in de boekenwand optimaal gefaciliteerd.
De ruimtelijke opbouw van het academische hart vult het bestaande orthogonale grid aan met een eigen ritme van beweging. De verkeersroutes tussen de bestaande ~gebouwen op de begane grond en op de eerste verdieping vormen ter plekke van MetaForum een ontmoetingsnetwerk. In het ontwerp zijn deze lijnen opgenomen in de totaalstructuur, zodat het gebouw een eigen plek binnen de campus krijgt. De transpa.rantie en identiteit van het programma wordt verder versterkt door de ruimtelijke opbouw van de split-level organisatie aan te sluiten op deze bewegingsstructuur. De collegezalen en de centrale bibliotheek, uitgewerkt in een boekenwand, zijn hierbij ingezet als sterk richtinggevende elementen, die de ruimtelijkheid van de beweging door het hele gebouw voelbaar maken. Daarnaast reguleren deze functies schaalsprongen in open- en geslotenheid tussen de split-level vloeren en begeleiden ze de verschillende routes. Binnen de hoofdstructuur is hiermee een grote mate van vrijheid gecreëerd voor de individuele expressie van de gebruikers. Met de ontwikkeling van de constructie wordt deze ruimtelijke ritmiek verder versterkt en blijft de transparantie gewaarborgd door de keuze voor een kolommenstructuur op de richting van de bewegingslijnen. De loopbruggen die in MetaForum doorgezet zijn hebben los daarvan een eigen constructieprincipe. Naast de .interne dialoog van de functies onderling is het ontwerp ook een nieuwe relatie met de omringende universiteitsgebouwen aangegaan. MetaForum biedt in- en uitzicht op het academische hart. De gevel is dan ook uitgevoerd als een glazen vlies dat de split-level vloeren omvat en op een aantal plekken het gebouw ingetrokken wordt. De eigenheid en diversiteit van de verschillende functies komen hier letterlijk naar buiten en worden door de toevoeging van een tweede binnengevel zichtbaar. Het dak is vervolgens opgebouwd uit zinken platen, die zich over MetaForum heen vouwen. Daar waar de gevel het
Het ontwerp van MetaForum reflecteert op de aanwezige architectuur, versterkt bestaande kwaliteiten, laat gebouwen vanuit nieuwe gezichtspunten spreken en herwaardeert zo de historische waarde van de academische gedachte in Eindhoven.
9
Ing. E.G.J. Blokhuis
Waardecreatie door contractvorming Een beslissingsondersteunend model Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. F. Schaefer I.ng. H. Kleine Drs. W. Veekman Drs. E.P. van Marken Datum afstuderen 28juni2005 111
ur
c
..
0.. C1) C1)
er
c
::1
0..
!!. QJ' (">
c
[ 0" 0
c
:E
7'
c
:::J
0. 11>
10
Samenvatting Onderliggend probleem is dat aanbesterlende diensten van infrastructurele projecten hun afWegingen voor de contractkeu· ze niet op de goede factoren baseren. Daarom wordt in dit onderzoek het gehele afWegingsproces in kaart gebracht, met daarin primaire fi~etoren (die spelen in civieltechnische processen) en secundaire factoren (afgeleid uit de neo-institutionele economie, en richten zich voornamelijk op de problemen omtrent in- en outsourcing). Trefwoorden Contractvormen PPS Infrastructurele projecten Neo·institutionele economie UMO (universele management onderlegger@)
Figuur 1
Uit verschillende onderzoeken, waaronder de voortgangsrap· portages van het Kenniscentrum PPS, is gebleken dat publiekprivate samenwerking (PPS) nog te weinig van de grond komt in Nederland. Tot op het moment van verslaglegging zijn er welgeteld vier infrastructurele projecten als PPS vormgegeven. Wanneer we dit afzetten tegen de situatie in bijvoorbeeld Engeland, waar bijna elk infrastructureel project als PPS wordt vormgegeven en waar uit een onderzoek van Arthur Andersen en London School of Economics is gebleken dat in Engeland een gemiddelde efficiencywinst van q% ten opzichte van traditionele aanbesteding wordt gerealiseerd door de toepassing van PPS, kunnen we concluderen dat infrastructurele projecten in Nederland (nog) niet efficiënt worden aanbesteed. Uit interviews met praktijkexperts en uit verschillende casestudies is gebleken dat een oorzaak van deze stagnatie deels ligt in het feit dat de afWegingen van aanbesterlende diensten waarop de keuze voor een bepaalde contractvorm wordt ge ba· seerd niet goed gefundeerd zijn. Zo werd voor de Aso besloten te kiezen voor een D&B-aanbesteding (design&build) omdat in het ondernemingsplan van de aanbesterlende dienst aan is gegeven dat minimaal 8o% van alle uit te voeren werken als D&B vorm moet worden gegeven. Van enige projectspecifieke efficiëntie in de besteding van publieke gelden is dan weinig sprake. Vanuit dit probleem is de hoofdprobleemstelling geformuleerd, namelijk dat aanbesterlende diensten hun keuze voor de toe te passen contractvorm in een infrastructureel project niet op de juiste afwegingsfactoren funderen. Het doel van het onderzoek is het bieden van ondersteuning aan de beslissing omtrent con· tractvorming zodat er een optimaler keuzeproces voor de gegeven situatie ontstaat en een goede prijs-kwaliteitverhouding (kwaliteit·> maatschappelijk nut) wordt gecreëerd. Er worden in dit onderzoek vier contractvormen onderscheiden, te weten traditioneel, D&B, OBM en DBFM. Gezamenlijk met de opdrachtgever van dit onderzoek, het Kenniscentrum PPS, is gekozen om dit probleem vanuit een andere invalshoek te benaderen: een economische invalshoek. Van origine behandelt deze economische invalshoek (neo·institutionele economie) de problemen rondom in- en outsourcing binnen organisaties. Het kiezen van een contractvorm omvat eigenlijk niets anders: de aanbesterlende dienst moet per aspect in het project kijken welke ze beter zelf kunnen invullen (insourcing), en welke beter kunnen worden uitbesteed (outsourcing). Gecombineerd met de 'basis' afwegingen die gemaakt worden in contractvorming bij infrastructurele projecten kon een goed afWegingskader gemaakt worden. De hoofdprobleemvraag kon tenslotte als volgt worden geformuleerd: Welke primaire (civiel-technische) en secundaire (neo-institutioneel economische) factoren spelen een rol bij infrastruchtrele ontwikkelings-processen, en hoe verhouden deze afWegingen zich tot de keuze van een bepaalde contract· vorm?
:.
Rguur
2
De _primaire (civiel-technische) factoren konden voornamelijk worden afgeleid door te kijken naar optimalisatie van de waardeketen: deze waardeketen (figuur r) kent een aantal éénmalige stappen die volgtijdelijk voorzien in nieuwe infrastructuur. Vervolgens zijn er een aantal parallelle, meer continue activiteiten ten behoeve van de instandhouding van bestaande infrastructuur. Tenslotte worden er in voorkomende gevallen activiteiten onderscheiden die leiden tot ontwikkeling van aangrenzende gebieden. Vanuit deze basis is verder gewerkt aan een raamwerk waarbinnen de primaire en secundaire factoren een plek konden krijgen. Het resultaat van het onderzoek is onder te verdelen in vijf delen. In het eerste deel wordt een opsomming gegeven van de factoren die een rol spelen bij de keuze voor een bepaalde contractvorm. Deze factoren zijn, zoals eerder aangegeven, onderverdeeld in twee groepen: • Primaire factoren: deze factoren spelen een sturende en maatgevende rol in de keuze voor een bepaalde contractvorm. Enkele voorbeelden hiervan zijn de .financiële omvang van het project, eventuele aanwezigheid van life-cycle elementen, voorspelbaarheid van onderhoudsbehoefte, geografische schaal en de kans op alternatieve o.ntwerpen bij aanbesteding. Secundaire factoren: dit zijn factoren die minder maatgevend zijn voor de keuze van een contractvorm, maar die als aan dachtspunt door de aanbestedende dienst wel mee moeten worden genomen om de beslissing voor een bepaalde contractvorm te ondersteunen. Voorbeelden van secundaire factoren zijn identificeerbaarbeid van de doelstellingen en de verhouding tussen transactie- en productiekosten. In aanvulling op het eerste deel van de resultaten wordt in het tweede deel een antwoord gegeven op de problemen die aan het begin van dit onderzoek zijn beschreven. Er is een matrix opgesteld waarin de onderscheiden factoren worden afgezet tegen de vier onderscheiden contractvormen . Door deze afspiegeling kunnen uitspraken worden gedaan over de toepassing van de vier contractvormen wanneer een (primaire of secundaüe) factor een rol speelt in het project. Omdat de secundaire, neo-institutionele factoren niet direct een rol spelen in de keuze voor een bepaalde contractvorm, maar meer als ondersteuning en aanvulling dienen te worden gezien voor de uiteindelijke beslissing, dient er aanvullend op de vorige twee resultaatsdelen een connectie gelegd te worden tussen de primaire en secundaire elementen . In het derde deel van de resultaatverwerking wordt deze connectie in schemavorm gelegd. De bedoeling van dit schema is om de aanbestedende diensten, die eerst voor het betreffende project moeten onderscheiden welke primaire factoren er spelen, duidelijk te maken met welke secundaire aspecten ze rekening moeten houden, gegeven deze primaire aspecten. Deel 4 en 5 van de resultaatsverwerking kunnen worden gemarkeerd als eindresultaat. In deel4 wordt het gehele keuzeproces, dat de aanbestede.nde dienst moet doorlopen voordat ze een
goed afgewogen en efficiënte contract keuze kan maken , weer· gegeven in modelvorm: gekozen is voor de U niversel'e Management Onderlegger@ (UMO, figuur z). In deel vijfwordt tenslotte een beknopte handleiding gegeven voor de toepassing van het gehele beslissingsondersteunende model in de praktijk.
0" 0
c:
:i!
7'
c:
::::!
a. tl>
II
Ing. R. Bos
Eroding Muntanaya A media rock for neighborhood revitalization Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. R. van Zuuk Prof. ir. F. Van Herwijnen Dr. J. Boomgaard Datum afstuderen 28 Juni 2005
Dl
ur .... c
0..
11) 11)
.... CT c
:::1
0..
~ ~ n
c
..... Cl)
Samenvatting Voor het ontwerp van een mediacomplex in combinatie met een metrostation is inspiratie gebaald uit de rotsachtige omgeving . Het gebouw als conceptuele rots is gesneden en gekloofd tot een uiteindelijke massa die een stedelijk plein en een buurttuin afschermt van verkeerslawaaL De sneden en openingen reguleren buiten de mensenstromingen maar desoriënteren de stromingen binnen het gebouw. Hier zijn, door zware betonnen wanden, smalle doorgangen en doorkijkjes gecreëerd waardoor de bezoeker wordt verleid het gebouw verder te verkennen .
Afbeelding 1
;::;:
Trefwoorden Mediatheek Bioscoop Film Metro Natuur
Afbeelding 4
12
In Barcelona wordt een nieuwe metrolijn, Linea 9· gebouwd . Deze nieuwe metrolijn verbindt het vliegveld van Barcelona met de 5 bestaande metrolijnen, verschillende treinstations en het hogesnelheidstreinstation met elkaar. De buitenwijken van de stad worden zo beter ontsloten, belangrijke functies zoals de universiteit, ziekenhuizen, sportcomplex van FC Barcelona en park Güell worden beter bereikbaar. De nieuwe Linea 9 gaat zo als "Backbone" dienen voor het openbaarvervoer netwerk in Barcelona. De 13 studenten van het afstudeeratelier 'studio Linea 9' hadden de opdracht om bij een nieuw te bouwen metrostation een groter programma te ontwikkelen. Het sta tion va n deze opgave was "Muntanaya" en ligt in het district Gracia. Het district was vroeger een immigrantendorp dat in het begin van de 20e eeuw geannexeerd is door de stad Barcelona. Opvallend op de locatie was dat men daar continu onderweg was, alleen maar beweging en geen plek voor ontspanning en ontmoeting. Hiervoor is op de locatie een mediacomplex o.ntwikkeld welke in combinatie met het nieuwe metrostation als centraal punt in de buurt gaat fungeren. Als magneet voor ontwikkelingen in film en nieuwe media. Het onsamenhangende winkelbes tand van de buurt kan zich aan dit thema optrekken en hervormen waardoor de buurt een herkenbaar karakter krijgt. Het mediacomplex is opgebouwd uit een mediatheek, vijf bioscoopzalen, expositieruimten, cafés, internetcafé. restaurant, filmacademie en een onderzoeksinstituut voor film & nieuwe media. Deze combinatie van functies zorgt voor een levendige plek die de gehele dag bruist van activiteit. Een plek voor informatie, ontspanning en vermaak. Een plek waar men elkaar kan ontmoeten en op een eenvoudige manier met elkaar in contact kan komen wat de samenhang in de buurt zal versterken. Ret station is gepland in een hoek van een tuin tegen de helling
van 'Muntanaya Pelada' waarop de top Park Güell zich bevindt. Naast deze tuin bevindt zich een publiek park welke in een vervallen staat is. Beide grenzen aan de oude ringweg van Barcelona, een zeer drukke en luidruchtige zes baanssnelweg die hier alle stedelijke stru cturen doorsnijd. Het park en de tuin zijn samengevoegd en vormen een buurttuin die samen met het mediacomplex een centrale functie in de buurt zal krijgen. Jeu de boules banen, sportveld, tafeltennistafel. skate halfpipe en het speeltoestel worden hier samengebracht in één tuin in plaats van verstrooid in en rond de tuin en het park. Deze nieuwe tuin wordt van de drukke ringweg afgescheiden door het mediacomplex welke als geluidsscherm tegen het verkeerslawaai werkt. Voor het ontwerp is inspiratie gezocht in de directe omgeving om zo het gebouw te verbinden met zijn omgeving. Tijdens het bezoek van de locatie is hiervoor gezocht naar typerende situaties of objecten. Hiervoor zijn stenen uit Park Güell en aarde uit de boorput van Linea 9 verzameld . Het mee st typerend waren de foto's van uitgehakte rotswanden. Plekken waar de mens natuur vormt naar zijn eigen wil voor bijvoorbeeld een weg of pad. Situaties waar een rotswand overgaat in een muur of zeLfs een gebouw. Hierdoor is het idee ontstaan om het gebouw als rotsblok te zien en op de locatie te plaatsen als scherm tegen het verkeerslawaai. Het rotsblok complementeert zo de stadswand langs de ringweg en creëert een rustgebied aan de tuinzijde waardoor deze m eer openheid naar zijn omgeving kan hebben. De twee, door de ri ngweg, gescheiden delen van de stad worden met elkaar verbonden door zichtlijnen uit de straten aan de overzijde door het gebouw te trekken waardoor het rots blok wordt gesneden en gekloofd. Door de verschillende sneden is een canyon. achter het gebouwvolume ontstaan, welke met sneden en openingen verbonden is met de straat. Vanuit deze canyon zijn de verschillende functie s van het
Afbeelding
2
Afbeelding 3 111
ür .... c
c.
.. tD tD
C'"
c
::I
c.
!!. Q1'
n
c
...... ID
;::;:
Afbeelding 5
Afbeelding 6
mediacomplex bereikbaar en is ook het metrostation toegankelijk. Een stedelijk plein is ontstaan, afgeschermd van verkeerslawaai, waar door de verschillende functies de gehele dag een levendige sfeer aanwezig is. Een dynamische plek voor sociale contacten en vermaak. Vanuit deze canyon is er visueel contact met de hoger gelegen tuin dat op deze manier een rustige plek blijft, die toch verbonden is met zijn omgeving.
gevel opvangen. De Cor-Ten staalplaten zijn op enkele plekken naar binnen geknikt om zo lichtspleten binnen in het gebouw te vormen. Door deze spleten ontstaat contact met buiten. 's Avonds zal door deze spleten een mysterieuze lichtval over de gevel uitstralen. Het zal de nieuwsgierigheid en interesse wekken van passerende voetgangers in de buurt. Door de oriëntering van het gebouw kan de canyon zijde geheel open uitgevoerd worden. Het stedelijk leven in de canyon vloeit zo samen met de verschillende gebouwfuncties.
De sneden en openingen reguleren buiten de mensenstromingen maar desoriënteren de stromingen binnen het gebouw. Verrassing en verbazing als men ronddoolt in en om het gebouw, geven emotionele binding met de locatie. Door een informele route door het gebouw wordt men langs al zijn functies geleid naar de daktuin vanwaar men richting de tuin kan lopen. Vanaf de route wordt men met spleten, spelonken en doorkijkjes veileid om het gebouw verder te verkennen. Door zware massieve betonnen wanden loopt men door de spleten naar andere ruimten. Deze openingen zijn op een cinematische manier ontworpen, zodat men op bepaalde plekken doorkijkjes krijgt naar andere ruimten of op een subtiele wijze laten zien dat een route aan de andere kant van een wand doorloopt. De verschillende functies zijn in de volumes tussen deze constructieve wanden geklemd, de vJjf bioscoopzalen en de filmstudio's overspannen van wand naar wand en dragen zo hun krachten eenvoudig via de wanden af. Door deze constructieve wanden wordt een grote ontwerpvrijheid verkregen. Openingen en spleten kunnen bijna op elk gewenst punt in de wanden gemaakt worden. Zo ontstaat een zuivere constructie welke integraal samenwerkt met de architectuur. De aan de ringweg grenzende gevels van het gebouw zijn uitgevoerd met Cor-Ten staal welke op verschillende plekken van een perforatie zijn voorzien. Het geeft het gebouw een massief en gesloten uiterlijk en schermt de binnenruimten af van het verkeerslawaai en de felle zon. Deze gevel is verder gestructureerd met een lijnenspel van goten die het roestwater van de Cor-Ten
I3
Ing. P. Bretveld
Grotere winstgevendheid bij corporaties door sturing op de klantwaarde?! Een onderzoek naar de relaties tussen klanttevredenheid en winstgevendheid bij sociale woningverhuur Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. S.J.E. Maussen MRE Drs. J.F. Boley
Figuur 1 De Servlee Profit Chaln
111
ii1' ..... c
Q.
tD
tD .... go
c
=
Q.
!!!.. ~ n
c
;::;: (!)
;:;:
Datum afstuderen 31 mei 2005 Samenvatting Corporaties richten zich steeds meer op de klant. Dit doen zij door het aanbieden van allerlei extra diensten. Worden deze extra diensten door de klanten meer gewaardeerd? En wat betekenen deze extra diensten eigenlijk voor de winstgevendheid van die klanten? In deze scriptie is onderzoek verricht naar de relatie tussen klanttevredenheid over en winstgevendheid van het woonarrangement, om zo de meerwaarde van de extra dienstverlening inzichtelijk te maken. Trefwoorden Klanttevredenheid Winstgevendheid Service Profit Chain Total product-concept Seniorenhuisvesting
-
Figuur
2
l,,i.. ~' •
-'· '·
Schillenstructuur van het product 'de verhuurwoning'
Corporaties richten zich steeds meer op de klant. Zij willen klanten aan zich binden. Dit doen ze door gedegen relatiemanagement met woondiensten op maat. In markten met een concurrentiedruk is het erg begrijpelijk om deze extra diensten te leveren. Klanten hebben namelijk genoeg alte.rnatieven om een gebrekkige klantfocus al snel fataal te doen zijn. Corporaties worden echter met een andere marktsituatie geconfronteerd. Zij hebben zeker nu geen probleem klanten te vinden en bovendien lopen klanten niet snel weg bij corporaties (Aedes 2002). Dit doordat veel mensen zijn aangewezen op huisvesting van de corporatie of omdat vergeleken met de koopsector een goede prijs-kwaliteitverhouding wordt geboden. Veel corporaties willen echter een brede schakering klantgroepen aan zich blijven binden. Dit om marginalisering tegen te gaan. Maar ook om de financiële continuïteit te kunnen garanderen. De klanten die door hun financiële positie een keuze hebben om niet bij een corporatie te huren, zijn moeilijker te binden. Hierdoor zal de corporatie deze klanten ten opzichte van andere woningaanbieders een meerwaarde moeten bieden. Wooninc. geeft hier door het bieden van extra diensten invulling aan. Zo heeft Woo.ninc. al jaren het "Beschermd Wonen"-concept. "Beschermd Wonen" is een woonvorm met de daarbij bijbehorende dienstverlening. die ouderen in staat stelt om langer zelfstandig te blijven wonen. De complexen zijn vaak uitgebreid met algemene voorzieningen (zorg-, ontmoetings- en recreatieruimtes, enz.) en extra diensten (beheerder, zorg op maat, gezamenlijk eten, enz.). Nu is uit recent onderzoek naar klanttevredenheid gebleken dat de klanten van het "Beschermd Wonen"-product ruim tevreden zijn (7.5). Echter uit ditzelfde onderzoek blijkt dat de andere huisvesting voor senioren ook een 7.5 scoort. Wat is dan de meerwaarde van deze diensten? Komt deze tot uitdrukking in de winstgevendheid? En hoe ziet de relatie tussen de klanttevredenheid en de winstgevendheid eruit?
De doelstelling van het onderzoek luidt dan ook: Het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen de klanttevredenheid over en de winstgevendheid van het woonarrangement. Alvorens onderzocht is hoe de relatie tussen klanttevredenheid en winstgevendheid eruit ziet, is eerst gekeken naar de begrippen klanttevredenheid en winstgevendheid en hoe deze begrippen gemeten kunnen worden. Klanttevredenheid wordt gedefinieerd als de beleving van de klant als gevolg van het bewust of onbewust vergelijken van het verwachte- en ervaren niveau. Hierbij bestaat er binnen het verwachtingsniveau een verschil tussen het gewenste en het acceptabele niveau. Zijn de verwachtingen en de ervaringen gelijk, dan is de klant tevreden. Wijken deze af, dan is de klant ontevreden dan wel zeer tevreden. Winstgevendheid voor corporaties is moeilijker te definiëren. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen financiële waarde en strategische waarde ofwel maatschappelijke waarde. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de financiële waarde. De financiële waarde in dit onderzoek is het verschil tussen de netto contante waarde (NCW) van de toekomstige kasstromen en de NCW van de kasstromen uit het verleden. De NCW van de toekomstige kasstromen vertegenwoordigt hierbij de verdiencapaciteit volgens het beleid van de corporatie en de NCW van de kasstromen uit het verleden vertegenwoordigt het nog te verdienen bedrag om budgettair neutraal uit te komen. Een positief resultaat betekent winst, een negatief resultaat betekent verlies. Jn dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat de rela'tie tussen klanttevredenheid en winstgevendheid eruit ziet zoals deze in de Service Profit Chain is aangegeven. Dit houdt een grotere meerwaarde voor de klant in, zorgt voor een hogere klanttevredenheid en een hogere klanttevredenheid zorgt weer voor een hogere winstgevendheid. Voordat we de klanttevredenheid en de winstgevendheid meten en de relatie onderzocht kan worden, zijn aan de hand van vier seniorencomplexen eerst de verschillen tussen het Beschermd Wonen-concept en de andere seniorenhuisvesting onderzocht. Twee van deze complexen, zogenaamde Beschermd Wonen-complexen, zijn uitgerust met allerlei extra voorzieningen en diensten. De twee andere seniorencomplexen hebben geen extra voorzieningen en diensten. De verschillen zijn onderzocht aan de hand van de schillenmethodiek, die door Levitt in 1986 is bedacht. Hierbij ontleedt Levitt het product in een aantal schillen, om zo oneindig te kunnen differentiëren met nieuwe producten. Dagge heeft deze methodiek vertaald voor het product 'de verhuurwoning'. In figuur wordt deze structuur weergegeven. Aan de hand van deze methodiek zijn de klanttevredenheid en de winstgevendheid op de verschillende niveaus van de complexen gemeten. Vervolgens zijn de twee complexen van de productgroep Beschermd Wonen vergeleken met de twee complexen van de productgroep seniorenhuisvesting. Bij zowel de klanttevredenheid als de winstgevendheid kwam een aantal opmerkelijke verschillen naar voren. De klanttevredenheid werd op alle productonderdelen van de twee Beschermd Wonen-complexen lager beoordeeld dan de twee andere seniorencomplexen. Deze lagere beoordeling wordt veroorzaakt door een aantal verstorende factoren. De grootte van de appartementen, het bouwjaar en een geschil tussen de huurders van de Beschermd Wonen-complexen en Wooninc. zorgen onder andere voor een lagere beoordeling van de Beschermd Wonen-complexen. De beoordeling van de Beschermd Wonencomplexen is ook lager omdat de toegevoegde waarde van het Beschermd Wonen-concept zowel positief als negatief is. Zo worden de voorzieningen in de buurt significant hoger beoordeeld, maar de bewonerssamenstelling significant lager. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de bewoners van de Beschermd Wonen-complexen uit de case ouder zijn en meer hulpbehoevend dan de bewoners van de andere seniorencomplexen uit de case. Uit de resultaten van de berekening van de winstgevendheid van alle seniorencomplexen blijkt dat de Beschermd Wonen-complexen minder rendabel is dan de andere seniorencomplexen.
Dit heeft twee oorzaken, namelijk: de winstgevendheid van de schillen woning, woongebouw en woonomgeving is negatiefbij de Beschermd Wonen-complexen en budgettair neutraal bij de andere seniorenhuisvesting. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de grotere NCW van de kasstromen uit het verleden. Bij deze complexen moet nog meer terugverdiend worden daarnaast bleek dat de toegevoegde waarde van het Beschermd Wonen-concept wordt afgerekend in de servicekosten. Met andere woorden de additionele diensten hebben hierdoor altijd een winstgevendheid van nul. De relatie tussen klanttevredenheid en winstgevend blijkt complex te zijn en is zeker niet zo eenvoudig als de Service Profit Chain doet vermoeden. In deze case wordt deze relatie allereerst verstoord door een aantal aspecten, zoals de grootte van de appartementen, het bouwjaarfde woontechnische kwaliteit en de huishoudenssamenstelling in de steekproef. Daarnaast blijkt de meerwaarde van het Beschermd Wonen-concept van de complexen in de case zowel positief als negatief te zijn. De bereikbaarheid van de voorzieningen in de buurt wordt hoger beoordeeld en de bewonerssamenstelling -wordt lager beoordeeld. Daar bovenop komt nog dat de meerwaarde van het concept niet te verzilveren is, doordat deze wordt afgerekend in de servicekosten. Strategisch sturen op klanttevredenheid en winstgevendheid Het strategisch sturen kan opgedeeld worden in twee fasen. Ten eerste de meerwaarde die geleverd wordt, zorgt voor een hogere klanttevredenheid en ten tweede deze hogere klanttevredenheid zorgt voor een hogere winstgevendheid. De eerste fase kan gerealiseerd worden door te sturen op de positief beoordeelde bereikbaarheid van de voorzieningen en de negatiefbeoordeelde bewonersamenstelling. Hiermee wordt bedoeld dat het positieve aspect positief moet blijven en het negatieve aspect verbeterd moet worden. Hiervoor zijn drie scenario's bedacht, namelijk: consolideren Beschermd Wonen-concept: hiermee blijft het positieve aspect van de bereikbaarheid van de voorzieningen behouden, echter het negatieve aspect van de bewonerssamenstelling zal waarschijnlijk niet veranderen woonservice-zones: door het zorgen voor een grotere integratie in de wijk zal naar verwachting het negatieve aspect van de bewonerssamenstelling verbeteren. Daarnaast blijft de bereikbaarheid van de voorziening gehandhaafd !CT-diensten: door steeds meer vernieuwde technieken wordt het mogelijk om steeds meer zorg op afstand te bieden. De tweede fase (de hogere klanttevredenheid zorgt voor een hogere winstgevendheid) kan gerealiseerd worden door te zorgen dat de meerwaarde van het concept ook aan de klant doorberekend kan worden. Hierbij kan gedacht worden naast de huidige servicekosten, aan het toevoegen van een extra huurcomponent bij de Beschermd Wonen-complexen. De algemene conclusie uit dit onderzoek is dat de relatie tussen klanttevredenheid en winstgevendheid niet zo eenvoudig is als de service profit chain doet vermoeden. Deze relatie hangt af van veel meer verschillende factoren. Voor de Beschermd Wonen-complexen uit de case is het noodzakelijk om de negatieve beoordeling van de bewonerssamenstelling te verbeteren. Hierbij kan gedacht worden woonservicezones. Daarnaast moet onderzocht worden hoe dit probleem bij nieuwe complexen tegengegaan kan worden. Tevens is het zoeken naar mogelijkheden om de meerwaarde van het Besch.ermd Wonen-concept te verzilveren een onderzoek waard.
IS
B.M.A. van Bussel
Kritische Succesfactoren voor de herstructurering van Binnenstad Oost in Helmond Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeer commissie Prof. ir. G.J. Maas Ir. E.T. Oasterlaken Ing. J.C.H. Br.inkman Datum afstuderen 28 juni 2005 111
ij;'
c
0.
ID ID
.... C" c
:::1
0.
!. iiJ' ('>
c
~
o0
c
::E
7'
c
:::J
c.
IJ)
Samenvatting De herstructureringsopgave in de Helmondse Binnenstad is alweer een hele tijd aan de gang. Van fase I en 2 worden de eerste woningen opgeleverd en voor fase 3 zijn de eerste sloopplannen gemaakt. De maakt het mogelijk om enerzijds de Kritische Succesfactoren in kaart te brengen voor fase I en 2 en anderzijds aanbevelingen te formuleren voor de verdere aanpak van herstructureringsfase 3· Trefwoorden Binnenstedelijk Herstructurering Helmond Binnenstad Kritische Succesfactoren
De wijk Binnenstad-Oost in Helmond is een wijk waar problemen op sociaal-maatschappelijk, economisch en fYsiek gebied samen komen. Daarom zijn in 1997 de eerste initiatieven tot verbetering en planvorming genomen. Na een rumoerige periode is in 1999 een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Helmond en de betrokken woningcorporaties getekend, betreffende de eerste fase van het herstructureringsplan in de buurt Vossenberg (voorheen Dierenbuurt). Voor de tweede fase, die de buurt Zonnekwartier (voorheen Sassenbuurt) aanpakt, werd in 2001 de samenwerkingsovereenkomst gesloten. Voor de derde fase van de herstructurering zijn op dit moment de sloopplannen in een gevorderd stadium en er zal spoedig begonnen worden met de eerste fYsieke ingrepen. Het doel van deze herstructurering is om de Helmondse binnenstad aantrekkelijker te maken voor midden- en hogere inkomensgroepen. De betrokken partijen proberen dit te bereiken door de eenzijdige woningvoorraad, bestaande uit vooral goedkope vooroorlogse huurwoningen, door middel van renovatie en vooral nieuwbouw te doorbreken. Bij de nieuwbouw gaat het zowel om de realisatie van huur- als koopwoningen, waarbij dwarsverbanden worden getrokken naar sociale en economische ingrepen. Nu de eerste resultaten van renovatie en nieuwbouw zichtbaar zijn kan er een antwoord gegeven worden op de centrale vraag in dit afstudeeronderzoek namelijk: Wat zijn de Kritische Succesfactoren voor de herstructurering van de Binnenstad in Helmond? De periode van 1997 tot en met 2005 bevat hier voldoende informatie en gegevens over om dit deel van de herstructurering in kaart te brengen en conclusies te trekken over de Kritische Succesfactoren die zich hebben voorgedaan. Op basis van de conclusies voor de herstructureringsfasen één en twee kunnen er voor de derde fase herstructurering aanbevelingen geformuleerd worden voor de verdere aanpak. Om in eerste instantie de Kritische Succesfactoren te kunnen identificeren voor de herstructurering in Helmond en om daarna tot uitspraken te kunnen. komen over Kritische Succesfactoren en Aanbevelingen voor de verdere aanpak, zal er wel de nodige kennis opgedaan moeten worden over de aanpak van herstructureringsprojecten, partijen en marktontwikkelingen. Daarom is er in het afstudeeronderzoek begonnen met een ger.ichte literatuurstudie op het gebied van de aanpak van herstructureringsprojecten, partijen die betrokken kunnen zijn bij herstructureringsopgaven, de samenwerking tussen deze partijen en marketing-tools en marktontwikkelingen. Er is bewust gekozen. om de literatuurstudie te richten op deze onderwerpen, omdat er uit een eerste "Case opmaak" direct aan het begin van het afstudeertraject, naar voren kwam dat er zich problemen hadden voorgedaan in de samenwerking tussen de partijen en in de operationalisering van marktgerelateerde doelstellingen voor de herstructurering.
De conclusies over de herstructurering van de Binnenstad laten zien dat er in bepaalde fasen op een succesvolle manier te werk is gegaan en dat er in andere fasen een opeenhoping van faalfactoren waar te nemen is. Wat opvalt aan de conclusies over deze Kritische Succesfactoren is dat de gemeente in een beginstadium op een effectieve manier te werk is gegaan door duidelijkheid te creëren in de aanpak van de herstructurering en partijen hierbij zo optimaal mogelijk te betrekken. De samenwerkingsvormen die hieruit voortgevloeid zijn functioneren uitstekend. Marktpartijen hebben hun expertise doeltreffend ingebracht en andere partijen weten te overtuigen van de noodzaak van enkele fysieke elementen in de plannen. Wat negatief opvalt aan de conclusies over de Kritische Succesfactoren is dat de vertaling van de probleemerkenning naar een probleemaanpak voor veel oponthoud en .moeilijkheden gezorgd heeft. Dit was te wijten aan het ontbreken van een heldere missie en de aanwezigheid van grote verschillen in ambities en denkwijzen tussen de partijen.. In het opstellen. van de wijkvisie is te enthousiast begonnen met het invullen van details en het creëren van mooie plaatjes. Dit heeft veel tijd en energie gekost, omdat elke vorm van systematiek ontbrak. Met de operationalisering van enkele doelstellingen die
Ql
ur ..... c
c. tD
...c:rtD c
::I
c.
!.
...,öJ'
c
.....
~CT 0
c
::E
7'
c
:::J
a. Cl)
Afbeelding 1
geformuleerd zijn voor de herstructurering had eerder begonnen kunnen worden. Nu zijn er ontwikkelingen in de Binnenstad waar te nemen, vooral met betrekking tot de leefbaarheid en handhaving, die anno 2005 niet meer thuishoren in de samenleving. Ook ontstaan er verschillen bij de vertaling van de lange termijn doelstellingen naar de korte termijn doelstellingen, waardoor het gevaar erin sluipt dat sommige doelen vervagen. Aan de promotie van de wijk tenslotte is de afgelopen jaren niet veel gedaan, hoewel er nu concrete en intensieve campagnes klaarliggen om met die promotie van de wijk te beginnen. Er zijn aanbevelingen voor de aanpak van de verdere herstructurering (fase drie) geformuleerd op het gebied van evaluatie en leermomenten, omdat deze in de afgelopen 7 jaar te weinig ingebouwd zijn. Het uitplaatsingproces en de herhuisvesting van de bewoners in de derde fase kan op een succesvollere manier verlopen dan bij fase 1 en 2 door een intensievere communicatie met bewoners en een effectiever toewijzingsbeleid van de corporaties. Voor alle partijen geldt tenslotte dat zij aandacht blijven besteden aan datgene waar de wijk om vraagt en de lange termijn doelen van de herstructurering niet uit het oog verliezen .
D.V.O. Coenraad & J.J.P.M. Wolfs
Private lnvestment in lnfrastructure A guldeline for private sector fnvestment opportunities in infrastructure Afstudeerrichtingen Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. R.M. Weisz RA MRICS Ir. S.J.M. Maussen MRE Drs. R. Coomans Datum afstuderen 28 juni 2005 Samenvatting Infrastructure is a relatively new and therefore rather unfamiliar fnvestment class. Consequently, the importance of infrastructure and the magnitude of the fnvestment class are often underestimated. This study is performed in order to increase the understanding for infrastructure and to gain insight in the possibilities it has to offer as private investment. Trefwoorden Infrastructure Private investment Privatisation lnstitutional investors ppp
x8
Infrastructure being indispensable may be obvious. After all, it does provide essential services to the public without one should not be able to function properly in every day life. Likewise could an inadequate infrastructure network as well hamper economie and in dustrial development of a nation. Therefo re in vestment in infrastructure is highly important in order to keep the network up-to-date and, as a result, meet modern society's requirements. Hence, one could allege that economie growth and infrastructu· re form some sort of equilibrium; i.e. without investments in the Jatter, the former will stagnate. Currently, however, a trend is noticeable in which more fre· quently governments stand back as financial hacker of infrastructure works, motivated by value for money considerations and the necessity to transfer risks away from the pubiic sector as wel! as due to budget constraints and urgent needs for capita! improvements. Thereupon, public authorities nowadays avail themselves of private sector's capabilities in order to rectifY a deficiency of adequate infrastructure, that which subsequently possibilities offers for · particularly large, institutional- inve· stors to invest in a new asset, videlicet infrastructure. The research objective for this study was to provide perspicuous insight in the private sector investment opportunities in infrast· ructure by examining the possibilities the (European) market is offering as wel! as by determining the characteristics of infrast· ructure and qualifying the risks applicable to distinguishable infrastructure classes. In order to reach this objective not only a large number of literature sourees have been studied, but aiso a large number of interviews (even in the United Kingdom) have been held. Furthermore, for the cash flow roodels used in the thesis, models made available by a few market parties have been used as basis. A part of the thesis was to perform a study on the risks involved in private investment in infrastructure. In order to get a clear view, not solely literature was consulted, but a risk matrix fill-in form was set up and sent to approx.imately hundred professionals across the world. In this form , the respondents had to fill in how high the level of each enumerated risk is for the distinguished infrastructure assets. The resuits these professionals provided, made it possible to get a better understanding of the risks , because of the practical component that could be included. Besides analysing the infrastructure assets and their risks, the infrastructure market (primarily continental Europe) has also been subjeeled to an examination, in order to decide the most promising countries for private investment in infrastructure. When in condusion looking at the opportunities for private investment in infrastructure, the answer is bipartite. In a geographical sense, Portugal, ltaly, Germany, and the Netherlands as well as United Kingdom and lreland offer the best opportunities for private investment in the near future within Europe. Concerning the most attractive infrastructure as sets for investors however, the favoured risk profile of the investor is highly important. Since pension funds are more risk averse compared toother investors, because of their liabilities to a large number ofbeneficiaries, it would be plausible forthese funds to in ves t in accommodations, seeing that those infrastruc· ture assets on the one hand offer the most opportunities (numerically) in the foreseeable future and on the other hand are con· sidered the least risky investment. Due to its immaturity however, the infrastructure investrnent market contains many uncertainties. Converseiy, this immaturity offers investors, who are willing to take the step, first-mover advantages and allows them to gain excess ive returns, even for infrastructure assets that offer relatively few risks, such as accommodations. Over time though, when the sector becomes more mature and experience is gained, risks and rewards will change rapidly!
Ing. J.F .P. van Deursen
Maatbeheersing bij in het gestorte betonwanden De ontwikkeling van een verbeterde kimconstructie Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Namen afstudeercommissie
Dr. ir. P.A.). van Hoof Ir. E.R. Poortman Dr. ir. E.W. Vastert Datum afstuderen
28juni2005 Samenvatting
Aangezien geen enkel resultaat dat direct gevolg is van menseIijk handelen vrij is van maatafwijkingen, zijn in het werk gestorte betonwanden dit ook niet. In dit onderzoek zijn de voorkomende maatafwijkingen bij dit soort wanden in kaart gebracht en gekwantificeerd. Het maken van de kimconstructie blijkt het grootste aandeel van de maatafwijkingen te leveren aan het eindresultaat, de betonwand. Hiertoe is een verbeterde kimconstructie ontwikkeld die de maatkwaliteit van betonwanden verbeterd. Dit is door middel van een toetsend onderzoek aangetoond, door de wanden vervaardigt met het nieuwe ontwerp te vergelijken met een controlegroep. Trefwoorden
20
Uitvoeringstechniek Maatbeheersing Bouwme trologie In het werk gestort beton Kimconstructies
Inleiding Ln de hedendaagse bouwpraktijk wordt vaak een betonnen draagstructuur toegepast. Deze kan op twee verschillende manieren worden vervaardigd. Er kan worden gekozen voor het gebruik van geprefabriceerde onderdelen die als een bouwpakket op de bouwplaats worden geassembleerd. Of de draagstructuur wordt op de bouwplaats in het werk ges tort met behulp van bekistingen en beton (gietbouw). Problematiek Aangezien het vervaardigen van ee n in het werk gestorte betonwand een direct gevolg is van menselijk handelen is deze niet vrij va n maatafwijkingen . Een maatafwijking is het verschil tu.s sen de werkelijke maat en de ontwerpmaa t Elke maatafwijking is een opeenstapeling van diverse deel maten: uitzet- , stel,- en productmaten. De maatafwijkingen bij in het werk gestorte betonwand en hebben een direct gevolg voor aansluitende bouwdelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aansluitende puien of kozijnen die niet passen. Alle maten dienen dus in het werk te worden gecontroleerd. Dit brengt extra werkzaa mheden met zich mee. Doordat deze tekortkoming van in het werk gestorte betonwande n al s bekend en onafwendbaar wordt beschouwd, wordt hier in het ontwerp rekening mee gehouden. Detailleringe n van aansluitingen op in het werk gestorte betonwanden worden ontworpen met grote stelmarges. Dit gaat ten kosten van de kwaliteit. Dit project voorziet een middel en werkwijze om de m aatnauwkeurigheid van in het werk ges torte betonwanden te verbeteren. Analysefase Dit afstudeerproject verschaft duidelijkheid in de maatafwijkingen die ontstaan bij het maken van in h et werk ges torte betonwanden. Hiervoor heeft er in eerste instantie een procesanalyse plaatsgevond en (figuur 1) . Om te kwantificeren waar en wanneer deze maatafwijkingen optreden hebben er procesge richte
-
-'
-
-
.
-~-
. -
-
.....
:
--
..
·-
Figuur 1 SADT·schema van het vervaardigen van een betonwand m.b.v. een projectbekistlng. 111
ii!c:
c.
..,~
tr
c:
=
c.
!!. Q1' (')
c
..... (!)
;::;: 0'" 0
c
~
/<"
c
::J
a. (!)
Aguur
2
Het prototype van het krulanker
metingen plaatsgevonden. Met procesgericht meten wordt bedoeld dat er na het voltooien van één deelbewerking, een meting vindt. De positie van de kimconstructie, bekisting of wand wordt ten opzichte van een referentievlak bepaald . De afstand tussen het referentievlak en de ontwerpmaat van de wand is bekend. Door deze waarde van de gevonden meetwaar· de af te trekken kan de afwijking van de wand worden bepaald. Uit de meetgegevens is gebleken dat de maatafwijkingen van in het werk gestorte betonwanden voor een groot deel ontstaan tijdens de processtap maken kimconstructie. Het blijkt ook dat dit het moment is dat de betontimmerlieden beslissingen nemen met betrekking tot de maat en de positie van een wand. Ontwerpfase Na deze analyse lijkt het verbeteren van de kimconstructie de mees t effectieve methode om de maatkwaliteit van betonwanden te verbeteren. Hiertoe is een ontwerptraject opgestart, waarbij een functieanalyse is gemaakt van het huidige middel en werk· wijze. Een kimconstructie moet aan de volgende functies vol· doen; plaats bepalen, plaats houden en afstand houden tussen de bekistingsschotten. Uit een oorzakenanalyse is gebleken dat het huidige kimanker een afwijking van·/+ 8 m.m aan de wand· voet vertoont. Het nieuwe ontwerpmoet deze afwijking terugbrengen tot-/+ 4 mm. Het nieuw ontworpen middel is het krulanker (figuur 2). De prestaties van dit nieuwe anker moeten minimaal gelijk zijn aan die van het standaard kimanker. Dit is in een prototype test aangetoond . Onderzoeksfase Om vast te stellen of het krulanker daadwerkelijk de maatkwaliteit van in het werk gestorte betonwanden verbeterd is deze in de praktijk getoetst. Het doel van het onderzoek was dus: "het in de praktijk toetsen van de maatnauwkeurigheid van de wandvoet vervaardigd met het krulanker." Voor uitvoering van dit onderzoek zijn 40 krulankers geproduceerd.
Figuur 3 Grafische weergave van de afwijkingen aan de wandvoeten opgesplitst naar populatie
Deze zijn vergeleken met een even grote controlegroep van standaard kimankers. Dit komt neer op ro betonwanden vervaardigd met krulanker en ro wanden vervaardigd met het standaard kimanker. Om het onderzoek zo eerlijk mogelijk te laten verlopen is er gezocht naar een onderzoekssituatie waarbij, de onderzoekseenden worden getoetst onder dezelfde omstandigheden. Productiemiddelen als arbeid, materiaal, materieel en weersomstandigheden zijn gelijk. Resultaten Het onderzoek heeft uitgewezen dat het toepassen van krulan· kers voor het maken van ki.mconstructies, de maatnauwkeurigheid van in het werk gestorte beton wanden, inderdaad verbe· terd. Alle maatafwijkingen zijn binnen de 4 mm gebleven. Ook het uitvoerend bouwteam was erg te spreken over de inzet van de krulankers. Het is te verwachten dat het inzetten van krulankers op andere bouwplaatsen vergelijkbare verbeteringen zullen opleveren. Vervolgonderzoek kan dit bevestigen.
2!
M.E. van Dijken
lmagine Bunbury Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Dr. J.C.T. Voorthuis Ing. H. Snijders Datum afstuderen 28 juni 2005 Samenvatting I have chosen as my final project to look at the city of Bunbury (West Australia). Bunbury, on Leschenault Inlet which flows into Koombanah Bay, is 185 km. south ofPerth. Th is is a rapidly growing community and is currently the second largest city on the west coast. Due to its fast growth the actual city centre has an increasing responsibility of providing for this community. Not only with sustenance and entertainment but also with a sense of identity. What does it mean to be a part of this community and what does it mean to come bere? Recently a part ofthe harbour area bas been appointed revision. With this development the city of Bunbury wants to put forward a more defining sense ofwhat the essence ofBunbury is. Trefwoorden Identiteit Samenbrengen Neerzetten Teruggeven Stad 22
Identity is an important aspect in life. ft gives us a sense of place and time and it gives a sense of purpose. Identity reminds us of or introducesus toa place. ft tells us that we are here and not somewhere else. lt !Uies us somewhere or prevents us from going there. lt gives us a sense of direction and it makes us think of home. The importance identity has in our society is mostly noticed in our own drive to beloog to a group, to a lifestyle, toa place. People want to fit in but like to be an individual as wel!. People want to be special. A place is special because it has sarnething unique; a combination of elements that make a place unlike any other. Bunbury also has a unique set of characteristics that mark it for a special place. Bunbu.ry has a very clear conneetion to water. Due to the rivers , the Leschenault outlet and the estuary, water is experienced al most in every part of Bunbury. What also identifies Bunbury unlike other places are the Industrial structures that are very distinguishing attributes for this town. The silos, eranes and conveyor beits are testament to a thriving ioclustrial history. Still today, Bunbury's livelihood depends on the industries that have made this place what it is today. Another thing which is very typical, oot only for Bunbury but for Australia in genera!, are the contras Is. The main contrast is between the wild , ancien!, natura! Australia and the cultivated . new, structured Australia. This can be feit throughout society. Al these things tagether remind of Bunbury. Also, the contrast between movementand stillness is wel! feit here. With the evident movement by the community, the tourism and the ioclustry but the apparent stillness, like time has just stood still. This movement is also very apparent in the Outer Harbour area. Th is movement should be kept by introducing a new industry where this movement is oot only feit today but wil! also main· tain its rewards in the future . A tourismfeducationalfresearch theme should be introduced to this area. All these elements are incorporated into a vision for the Outer Harbour. The Outer Harbour wilt have a parklike atmosphere where the landscape wil! re present the natura! part of what makes Australia, in genera!, and Bunbury specifically. This landscape wil! be sand dunes as this is the most obvious natura! setting. This wil! ereale a harmonieus continuatien of the dunes that already exist along the coast. The buildings wil! be sparsely placed over the landscape like sculptures, each sculpture re presenting an element of which the identity of Bunbury is made up of. These scu lptures will have clear clean lines and wil! be colourless to create a contrast towards the park. In this place the contrast between the wild , ancien!, natura! and the cultivated, new, structured wilt exist together, intertwined. The key to this vision will be the aquarium. This because of the type of visitors I want to attract, the theme the Outer Harbour should have, the special place the aquarium wil! have and with this the impact the aquarium has on the skyline and view of the Outer Harbour. Because of the educational and research theme, I want the aquarium to be oot only a representation of Üce ocean.ic life of Western Australia; I also want this aquarium to be an ecologically sound facility. lt must be a place that caooot only bedescribed as 'fish on display'. The visitor should fee! informed on how the ocean is a complex mechanism and how its balance is so important. The educational value I want the Outer Harbom to have; awareness towards what makes Bunbury so very special, to also be precondition for the aquarium design. I want to show with this project how important the identity of things and places are and how it makes sarnething imaginable.
N
..g:,
É
.. ..g:, É
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
BAC
J.
Doreleijers & Ing. A.W.G.M. van der Sanden
Opleveringsgebreken bij BAM Woningbouw Breda Het ontwerp van een Beheersysteem Opleveringsgebreken voor BAM Woningbouw Breda Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Dr. ir. E.W. Vastert Prof. ir. F.J.M. Scheublin M.W.H. Wijnands Datum afstuderen 111
u;' ..... c: c. nl nl
...
C"
c: ::I c. ~
ar
n
c:
,..,.
Rguur 1 Voorbeeld van een opleverlngsgebrek
28juni2005 Trefwoorden
Kwaliteit Opleveringsgebrek Oorzaak opleveringsgebrek Opleveringsproces Automatisering Maatregel
3.1 Invoeren opteverlngsgebreken
m
;::;: CT 0
c:
::E ;><" c:
:J
a.
m
Figuur 4 Menu voor het Invoeren van opleveringsgebreken
Voor BAM Woningbouw Breda is een Beheersysteem Opleveringsgebreken ontwikkeld waarmee het registreren, beheren en genereren van gegevens over opleveringsgebreken (figuur r) en oorzaken verbeterd kan worden. Hierbij wordt als definitie voor het begrip opleveringsgebrek een geconstateerde onvolkomenheid aan een voorwerp bij de overdracht van het voltooide aangenomen werk, vastgelegd op het proces-verbaal van oplevering gehanteerd. In een voorstudie zijn de volgende knelpunten geconstateerd A. De informatie over opleveringsgebreken is niet eenduidig (niet kwantificeerbaar, persoons· en projectgebonden). Hierdoor is deze amorf van aard, ongrijpbaar, onvergelijkbaar en niet te beheren; B. Procedures van het BAM Woningbouw Managementsysteem, met betrekking tot het opleveren (Procedure 6.o6 Oplevering aan de koper / externe opdrachtgever) en evalueren (Procedure 7.02 Projectevaluatie) zijn er niet op uitgerust om het aantal opleveringsgebreken terug te dringen; C. Nieuwe ontwikkelingen binnen BAM Woningbouw Breda, met betrekking tot het opleveren en evalueren (Registratieformulier Opleveringspunten en Balanced Score Card) zijn er niet op uitgerust om het aantal opleveringsgebreken terug te dringen. Het Beheersysteem Opleveringsgebreken moet voor BAM Woningbouw Breda een handreiking zijn om de geconstateerde knelpunten op te kunnen lossen . De langere termijndoelstelling is de opleveringsgebreken te voorkómen, in plaats van te herstellen. Gegevens van opleveringsgebreken en oorzaken dienen hierbij geregistreerd, beheerd en gegenereerd te worden, zodat BAM Woningbouw Breda maatregelen kan nemen tegen de opleveringsgebreken (figuur 2). Het nemen van maatregelen moet gebaseerd zijn op harde gegevens en feiten die voortkomen uit het Beheersysteem Opleveringsgebreken (figuur 3).
J
1. Projtcdnto,.olio
j
2.0- •anftlfllon
.J 3. OpltvorinesoMrthn .J 4. Rw-a•• oplovorings"llr..tn .JU•..,.• .J t. Aklulhln Btllotrsystt.. Opltvoringsttbrtltn
Figuur
2
SADT-schema van het Beheersysteem Opleverlngsgebreken
Figuur 3 Hoofdmenu van het Beheersysteem Opleverlngsgebreken
3.5 Invoeren I wijzigen oorzaken
Figuur 5 Menu voor het invoeren van oorzaken.
Om acceptatie en draagvlak te creëren voor het Beheersysteem Opleveringsgebreken is tevens gesteld dat met behulp van dit systeem het mogelijk dient te zijn om onderaannemers aan te sturen voor herstel van de opleveringsgebreken. Middels onderzoek is achterhaald welke kenmerken van een opleveringsgebrek en oorzaak noodzakelijk zijn, zodat BAM Woningbouw Breda maatregelen kan nemen. Van het opleveringsgebrek en de oorzaak dienen de volgende kenmerken ach· terhaald te worden: 1. Aard van het opleveringsgebrek; 2. Discipline van het opleveringsgebrek; 3- Mate van discutabelheid; 4· Aard van de oorzaak; 5· Wie (dader); 6. Fase van ontstaan oorzaak in het bouwproces. Deze kenmerken zijn eenduidig gerubriceerd. De omschrijving van het opleveringsgebrek, met de kenmerken van het opleveringsgebrek (figuur 4) en oorzaak (figuur 5), wor· den ingevoerd in het Beheersysteem Opleveringsgebreken. Deze gegevens worden in een database geregistreerd en beheerd door het systeem, zodat overzichten gegenereerd kunnen worden. Met het systeem worden kenmerken met bijbehorende onderdelen van de opleveringsgebreken en oorzaken gecombineerd. Bij de analyse dient gekeken te worden naar structurele combi· naties (figuur 6). Op basis hiervan kan vastgesteld worden welke maatregel genomen kan worden. Op deze wijze kunnen met één maatregel meerdere opleveringsgebreken voorkomen worden. Conclusie De resultaten uit het Beheersysteem Opleveringsgebreken staan of vallen met hoe betrouwbaar deze worden ingevoerd en of de discipline wordt opgebracht het Beheersysteem
Opleveringsgebreken te gebruiken. De resultaten zijn een goed stuurmiddel om op basis van harde gegevens maatregelen te kunnen nemen. Uiteindelijk zullen de te nemen maatregelen altijd afhankelijk zijn van de doelstellin· gen van BAM Woningbouw Breda, beschikbare middelen en financiële overwegingen. Met de uitkomsten uit het Beheersysteem Opleveringsgebreken kunnen onderaannemers aangestuurd en beoordeeld worden. Met het Beheersysteem Opleveringsgebreken hopen wij een bijdrage geleverd te hebben, waarmee BAM Woningbouw Breda in de toekomst opleveringsgebreken kan reduceren. In de praktijk zal echter moeten blijken of dit ook daadwerkelijk het geval is.
M.C. Hendriks & J.W. van Roemburg
Wijzigingen tijdens de realisatiefase Het inschatten van de consequenties van een voorgestelde wijziging Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Prof. ir. F.J.M. Scheublin Dr. ir. E.W. Vastert Ing. J. Broere Datum afstudere11
28juni 2005 Samenvatting
0"
0
c :E
Er kunnen om verschillende redenen wijzigingen doorgevoerd worden in de informatie die een aannemer heeft gekregen om het bouwwerk te kunnen realiseren. Eén van de knelpunten, die optreden als een wijziging wordt doorgevoerd, is dat de consequenties van een wijziging kunnen worden onderschat. Een beter inzicht in de consequenties draagt ertoe bij dat een aannemer beter met de wijziging om kan gaan tijdens het vervolg van het proces. Daarom is een stappenplan ontwikkeld aan de hand waarvan de consequenties van een voorgestelde wijziging kunnen worden ingeschat. Dit stappenplan is gedigitaJi. seerd om een hogere gebruiksvriendelijkheid te bereiken.
7'C'
c
::::J
Trefwoorden
ro
Wijziging Inschatten consequenties Stappe nplan Werkvoorbere iding Realisa tiefase
a.
......,_
~ o\ll:w c hl (!]d. ~"fll i .tk~r cfc
wijliglllg.;,. voor-;tc-t ·ll"libaUcf
,...
o\·erl~ehl m
vm ndenie iruet
~·a n ~ p:o:Juc tu~~ t n
·Ondcrd~t
~ (;Vl'fiJCht
·t!}dstip
mm ~·,". andt>nng
wwtlvO
IV insch attenhoc
planntngllerandert
> O\I.,IlCtll mH 'ICfa ndefin9
v.-n d". ptMring ~ (;\ICflJtht " lt"l ~anpa s:<~ ng 1 ru.~1
Vl O dt. pr oduc 11IM'II~ L"'
,_ O'olf:fll chl:met to t;de lrnl'lo.od op t1j d >'11 ko-:.1~-n
Afbeelding 1 Processtappen uit het stappenplan
111
Na de gunning van een werk kunnen om verschillende redenen wijzigingen doorgevoerd worden in de informatie die een aannemer heeft gekregen om het bouwwerk te kunnen realiseren. Als een dergelijke wijziging wordt doorgevoerd, doen zich vaak problemen voor. Een wijziging is gedefinieerd als: "Een verandering in de informatie, op basis waarvan (een onderdeel van) een gebouw dient te worden gerealiseerd, nadat de aannemingsovereenkomst is gesloten." Bij iedere wijziging spelen drie aspecten een rol, dat zijn: Initiatief Elke partij in het bouwproces kan een voorstel doen om een wijziging door te voeren. De opdrachtgever zal echter uitein delijk aan elke wijziging zijn goedkeuring moeten geven. Onderdeel Elk onderdeel kan in principe gewijzigd worden. Een onderdeel kan bijvoorbeeld worden vervangen of een specificatie van een onderdeel kan worden gewijzigd. Tijdstip Een wijziging kan op verschillende tijdstippen doorgevoerd worden. Hoe dichter bij de startdatum van de werkzaamheden een wijziging wordt doorgevoerd, hoe meer inspanning de aannemer zal moeten leveren om (dat onderdeel van) het gebouw nog volgens planning op basis van gewijzigde informatie te kunnen realiseren. Het doorvoeren van een wijziging kan consequenties hebben voor gerelateerde onderdelen die beïnvloed worden en tevens wijzigen, voor de inzet van de productiemiddelen materiaal, arbeid, materieel en onderaannemers, voor de werkvoorbereiding en voor de planning. Als een wijziging wordt doorgevoerd, wordt een proces doorlopen. Het huidige proces bestaat uit de volgende drie stappen: het vaststellen van een wijziging, het maken van een raming en - indien er goedkeuring is verkregen het uitwerken van de wijziging. Tijdens dit proces treden verschillende knelpunten op. Het onderzoek is niet gericht op het voorkomen van wijzigingen, aangezien de basis voor het ontstaan van wijzigingen veelal in het voortraject ligt. Door de rollenverdeling heeft de aannemer echter vaak weinig invloed op het voortraject. Maar ook als de aannemer participeert in het voortraject is het nog maar de vraag of wijzigingen helemaaL te voorkomen zijn. Doordat er, vooral in de utiliteitsbouw, steeds unieke projecten gerealiseerd worden en er gestreefd wordt naar een zo kort mogelijke bouwtijd, zullen er bij aanvang van het bouwproces nog dusdanig veel onzekerheden aanwezig zijn dat wijzigingen inherent lijken te zijn aan dit proces. Eé.n van de knelpunten, welke optreedt bij het doorvoeren van een wijziging, is dat de consequenties van een wijziging kunnen worden onderschat. Een beter inzicht in de consequenties draagt ertoe bij dat een aannemer beter met de wijziging om kan gaan tijdens het vervolg van het proces. Daarom is de volgende doelstelling geformuleerd: "Het ontwikkelen van een stappenplan aan de hand waarvan een project- of werkorganisator van BAM Utiliteitsbouw regio Den Haag de consequenties van een voorgestelde wijziging kan inschatten."
Dit stappenplan moet toegepast kunnen worden bij wijzigingen die - na het sluiten van de aannemingsovereenkomstvoorgesteld zijn door een andere partij dan de (hoofd) aannemer, en die leiden tot meer- of minderwerk. Daarnaast dient het stappenplan aan drie randvoorwaarden te voldoen: het moet een snelle inschatting van de consequenties mogelijk maken, gebruiksvriendelijk zijn en onafhankelijk van de gebruiker leiden tot min o( meer hetzelfde resultaat. In het ontwikkelde stappenplan worden de volgende zes processtappen doorlopen om de consequenties van een wijziging in te schatten: I. 'Inschatten welke gerelateerde onderdelen wijzigen IJ. Inschatten hoe de inzet van de productiemiddelen verandert I I I. Inschatten hoe de werkvoorbereiding verandert IV. Inschatten hoe de planning verandert V. Inschatten hoe de inzet van de productiemiddelen wordt aangepast VI. Inschatten wat de totale invloed op tijd en kosten is Aan het einde van het proces is dus duidelijk welke invloed de wijziging heeft op de planning en welke kosten de wijziging met zich meebrengt. In het concept-ontwerp van het stappenplan is in een stroomschema weergegeven uit welke activiteiten en beslismomenten elke processtap bestaat. Op basis van dit stroomschema is in Microsoft Excel een voorlopig ontwerp van het stappenplan gemaakt. Het definitieve ontwerp van het stappenplan is gemaakt nadat het voorlopige ontwerp is getoetst door enkele van de toekomstige gebruikers. Het ontwikkelde stappenplan voldoet aan de gestelde uitgangspunten en randvoorwaarden. De gebruiksvriendelijkheid van het stappenplan zou echter verhoogd kunnen worden door een professionele computerapplicatie te ontwikkelen. Hiervoor ontbrak de benodigde kennis en tijd.
ur c
c.
ID ID
....
CT
c
:::1
c.
a
01'
n
c
,...,. ID
;:::;:
er 0
c
::!:
"'
c
::J
0.. ID
M. Hettema
Down under Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. R. van Zuuk Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Prof. ir. Frans van Herwijnen Datum afstuderen
z8junizoo5 Samenvatting
111
ia' c c..
.. tD tD
c:r c
::I
c..
!!!..
ar
n
c
.-+
In een dichte stad als Barcelona kan de komst van een nieuwe metrolijn zorgen voor nieuwe impulsen langs die lijn. Door de betere bereikbaarheid en de grotere stroom mensen bij de sta· tions is er plaats voor nieuwe ontwikkelingen. Bij station Lesseps geeft dit de mogelijkheid tot het ontwikkelen van een congrescentrum, dat optimaal profiteert van de bereik· baarheld vanuit het vliegveld en het TGV-station en daarbij via een bestaande metrolijn toegang biedt tot de culturele en sociale ader van de stad, de Ramblas, gelegen in het oude centrum. Hoogstedelijke problematiek blijkt voor een groot deel bepalend voor het ondergrondse ontwerp in dit afstudeerproject .
Afbeelding 1
t1l
;:::;:
o-
g
~
§
~
28
Trefwoorden
Ondergronds bouwen Viaducten Congrescentrum Barcelona Openbare ruimte
Afbeelding 4
Congrescentrum in Barcelona Na de val van dictator Franco is de zware industrie in Barcelona langzaam aan het verdwijnen uit de stad. Groene impulsen in openbare gebieden zijn methoden geweest om private ontwikke· Jingen teweeg te brengen. De vele (nieuwe) stations aan de nieu· we metrolijn 9 kunnen ook als een dergelijke generator voor nieuwe ontwikkelingen zorgen. De rijke cultuur in de stad, waarvan de Sagrada Familia en Pare Guell goede voorbeelden zijn, draagt samen met veel ontspanningsmogelijkheden bij aan de komst van steeds meer internationale bedrijven uit de dienstverlenende sector. Een nieuw congrescentrum gaat die bedrijven de mogelijkheid bieden grote presentaties, congressen en symposia te organiseren, die ook voor buitenlandse gasten goed bereikbaar zijn dankzij de nieuwe metrolijn. Placa de Lesseps Het volumineuze programma vraagt om voldoende ruimte. De locatiekeuze werd hierdoor bepaald. Op Placa de Lesseps is veel open ruimte midden tussen de dichte bebouwing. Tevens is hier een bestaande metrolijn richting het centrum aanwezig. Diverse openbare gebouwen rondom het plein en een druk knooppunt op het plein bepalen het straatbeeld. Bladerdak De schijnbaar vrije ruimte op het plein wordt totaal opgeslokt door het autoverkeer en zorgt tevens voor een blokkade voor de voetgangers. Dit probleem is kernpunt geworden van mijn afstudeerproject. De oplossing voor dit probleem is het scheiden van het gemotoriseerd verkeer en de voetgangers. Veelal gebeurt dit door het autoverkeer ondergronds in tunnels weg te werken, echter de diverse aansluitingen op de locatie maken dit onmoge· lijk. Door deze wegen als fly-overs boven het plein te laten lopen, wordt het gehele plein onder deze wegensculptuur vrij voor voetgangers. Door de wegenstructuur vrij over de locatie te laten zweven, gaat het het bladerdak vormen voor het plein. Juist in het warme klimaat van Barcelona is schaduw onder de
Afbeelding
2
Afbeelding 3 Dl
~ c
c. 11)
..,11) C"
c
::I
c.
~ (;;' n
c
;; ;:::;: 0' 0
c
::!
"c
::l
0.. ID
Afbeelding 5
Afbeelding 6
wegen een bijkomend voordeel.
Resultaat
Het ontwerp
Het stedebouwkundig concept, met de daaruit voortvloeiende fly-overs en onderliggend vrij plein voor voetgangers, bepaalt dat juist deze vrije ruimte niet weer ingenomen mag worden door het omvangrijke programma van een congrescentrum en bijbehorende functies. Snel komt dan ook de mogelijkheid van ondergronds bouwen naar voren, die voor nagenoeg het gehele programma geschikt is. Slechts het hotel zal bovengronds gebouwd gaan worden, maar doet door zijn geringe afmetingen geen afbreuk aan het concept en vult een lege plek in de pleinrand op. Randvoorwaarden voor het gebouw komen voor een groot deel voort uit constructieve redenen, zoals het niet kunnen funderen boven de nieuwe metrobuis en het loshouden van de gebouwconstructie van de kolommen van de fly-overs in verband met trillingen. De ligging van de metrobuis en de daarmee samenhangende hoekverdraaiing in het gebouw wordt aangewend om contact tussen verschillende splitlevel-vloeren te vergroten. Patio's en glazen openingen in het maaiveld zorgen voor lichtinval en contact met buiten. Zowel bezoekers van het congrescentrum met bijbehorend restaurant als metroreizigers bereiken via een ondergronds plaza-niveau hun bestemming. Hier vindt de scheiding plaats van die bezoekersstromen en bevindt zich de ingang van het congrescentrum. De opbouw van het congrescentr_um komt voort uit de opeenvolging van verschillende zaalgroottes, welke gerelateerd zijn aan de opbouw van veel congressen. Een congres wordt gestart onderin het gebouw in een grote zaal met een algemene introductie en presentatie. Na een pauze in een aangrenzende foyerruimte worden in kleinere zalen, op een hogergelegen niveau, diverse workshops gehouden en aan het eind van de dag is de uitgang, op het hoogste niveau, nabij.
Dit afstudeerproject is de oplossing voor het stedebouwkundige probleem op maaiveldniveau, omdat het de voetganger vrijheid biedt op het plein en de automobilist via fly-overs een betere verkeersdoorstroming geeft. Ondergronds biedt de ruime opzet van het congrescentrum voor veel mogelijkheden voor grote bedrijven, waarbij het profiteert van de ideale ligging in de stad dankzij de aanwezigheid van twee metrolijnen. De vrije wegenstructuur is niet alleen bovengronds, maar ook binnen in het gebouw, vanwege de kolommen, herkenbaar en beeldbepalend.
B. Jeurissen
Open woningbouw met prefab Een onderzoek naar de afstemmlngsmogelijkheden van geprefabriceerde bouwcomponenten, ten behoeve van een open bouwsysteem voor de woningbouw Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen
~
Afstudeercommissie Prof. ir. J. M. Post Ir. A.W.C. Timmermans Dr. ir. S.P.G. Moonen Datum afstuderen 31 mei 2005
0" 0
c
::E
"
c
•::~·· ' -('
Afbeelding 1
Samenvatting De steeds groter wordende vraag naar consumentgericht bou· wen in de woningbouwsector is de aanleiding van dit afstudeeronderzoek. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe men verschillende bouwdelen als open bouwsysteem kan laten werken, om daarmee de huidige gevraagde woningen samen te stellen. Door projectonafhankelijke details te ontwikkelen, bestaande uit aangepaste geprefabriceerde bouwcomponenten, die men ook projectafhankelijk kan toepassen kan men de vraag naar consumentgericht bouwen grotendeels worden beantwoord
:::J
c. (l)
30
Trefwoorden Prefab Open Woningbouw Consumentgericht Bouwsysteem
De huidige consument wil veel keuzevrijheid voor relatief wei· nig geld. Deze steeds groter wordende vraag naar consument· gerichte woningen verlangt een nieuwe benadering in de woningbouwsector, daar de huidige open en gesloten bouwsys· temen niet volledig aan deze wensen van de consument kunnen voldoen. Wil men rekening houden met de persoonlijke wensen van de consument dan dient men de voordelen van open en gesloten bouwsystemen te combineren, en hierbij zoveel moge· lijk de nadelen van deze twee bouwmethoden elimineren. Dit kan door gebruik te maken van de vormflexibiliteit van sys· temen, zoals in andere industrieën, zoals bijvoorbeeld de auto· industrie, reeds is bewezen. Bij de auto-industrie maakt men een product individueel met behulp van massaal geprefabriceer· de elementen. Door nu massaal geprefabriceerde elementen zo te laten produceren dat ze kunnen worden samengesteld tot een woning, is dit ook mogelijk in de woningbouw. Men kan dan de woningen samenstellen op de bouwplaats zon· der tijd en kwaliteitsverlies te leiden. Hierdoor creëert men woningen die zich kunnen aanpassen aan de consumentenwen· sen en aan willekeurige locaties. De probleemstelling voor dit afstudeeronderzoek luid dan ook: "Hoe is het, op dit moment, mogelijk gebruikmakend van de huidige geprefabriceerde bouwdeelsystemen de huidige gewenste woningen samen te stellen?" In dit onderzoek zal de aandacht uitgaan naar de aansluitingen tussen de cascosystemen en het afsluitsystemen. De inbouwsystemen en afbouwsystemen vallen hier buiten, daar deze niet erg interessant zijn voor de beantwoording van de pro· bleemstelling. Hierbij is het niet zo belangrijk of men kiest voor een tegelvloer of een parket, een houten of stalen scheidingswand. Echter dient dit natuurlijk wel in de toekomst nader te worden onderzocht. Door de, uit de inventarisatie geselecteerde, bestaande geprefa· brieeerde bouwcomponenten aan te passen met behulp van een morfologische methode zullen deze bouwcomponenten
l
111
iil' ..... c
Q.
tD
..,tD
r:1'
c
I
:I Q.
!!.. Q1' (")
c
..... I
r~:
~ t:r 0
c
=E 7<" c :J
a. (!)
Afbeelding
2
functioneren als een open bouwsysteem. Bij deze morfologische methode wordt voor iedere factor, die van invloed is op het te ontwikkelen detail, een specifieke verbinding ontwikkeld, en vervolgens worden deze specifieke verbindingen gecombineerd tot het uiteindelijke projectonafhankelijke detail. Deze projectonafhankelijke details vormen gezamenlijk het open bouwsysteem. Daar het ontwikkelde open bouwsysteem projectafhankelijk toegepast dient te kunnen worden, om zodoende de huidige gewenste woningen te kunnen assembleren, dienen de projectonafhankelijke details aanpasbaar te zijn. Door gebruik te maken van de vormflexibiliteit van de prefab bouwcomponenten is dit te verwezenlijken. Echter deze aanpassingmogelijkheden zijn beperkt, door de gekozen opzet van het open bouwsysteem, tot uitsluitend de gevelafwerking van de componenten. Hierdoor zullen de standaardaansluitingen intact blijven en bestaat de mogelijkheid om het open bouwsysteem, zijnde een projectonafhankelijk bouwsysteem, toe te passen als projectafhankelijk bouwsysteem. Om het open bouwsysteem te testen is gekozen om 3 vrijstaande bestaande woningen ermee te assembleren. Hieruit is gebleken dat dit goed mogelijk is indien het open bouwsysteem bestaat uit genoeg geprefabriceerde gevelcomponenten die voorzien zijn van verschillende gevelafwerkingen. Met dit onderzoek is bewezen dat het mogelijk is om met geprefabriceerde componenten consumentgerichte woningen te assembleren, mits er duidelijke afspraken worden gemaakt voor en met de participerende fabrikanten. Dit onderzoek heeft zich toegespitst op de vrijstaande woningbouw, maar met deze nieuwe benadering, een open bouwsysteem bestaande uit geprefabriceerde componenten, is het natuurlijk ook mogelijk andere marktniches in de woningbouw (bijvoorbeeld rijtjeswoningen, portiekwoningen, flats, bungalows etc.) te voorzien.
J.
Klijn
No stop 'til burg' Herontwikkeling station Tilburg binnen netwerkmodel Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. M. Honselaar Dr. ir. S.P.G . Moonen Datum afstuderen
28juni2005 Samenvatting 111
ia:c
c..
RI RI
....
l:r
c
:::3
c..
!!. iil' (">
c ;::;:
~ 0'" 0
Nu het stedelijk veld lijkt te veranderen, worden overgangsruim· tes als stations en vliegvelden steeds belangrijker. Deze moeten de interactie waarborgen tussen verschillende groepen die zich steeds meer lijken te scheiden. Hiertoe word het station niet langer binnen het centraal model uitgewerkt maar binnen een netwerkmodel. Ruimtes van het station sluiten aan op de bestaande lijnen van de stad, zodat ze deel uit gaan elkaars domein. Functionele frustraties van de openbare ruimte, zoals fietsenstalling en parkeervoorziening, worden hierbij geïntegreerd in het bestaande dijklichaam. Dit overigens zonder deze weg te willen stoppen.
c
::E
"
c
:::J
c. (1)
32
Trefwoorden
Netwerk Tilburg Infrastructuur Interactie Integratie
Figuur 1 Keerwanden, vladuet en lichtval
In de huidige stad is een belangrijke verschuiving waar te nemen. In een netwerk van plekken verspreid over het landschap lijkt de stedeling zijn eigen stad samen te stellen. Dit ten gevolge van de toename van mobiliteit. Stations en transferia nemen in deze ontwikkeling een belangrijke plek in; op deze plaatsen vind uitwisseling plaats tussen de verschillende groepen. Ook zijn het de toegangen tot een nieuw gebied. Past het gangbare treinstation, dat vaak als een afgezonderde capsule functioneert, nog in deze nieuwe stad? Of moet het worden geopend en verbonden met de ruimtes van de stad? Functies en programma lijken niet langer maatgevend te zijn voor een ontwerp. Relaties tussen functies en de verkeerstromen die deze opleveren hebben deze rol overgenomen. In dit afstudeerproject wordt het Centraal Station van Tilburg uitgewerkt in een netwerkmodel en wordt afgestapt van de gangbare centrale organisatie. Ook de geschiedenis van Tilburg geeft aanleiding deze weg in te slaan. In tegenstelling tot een centrale groei vanuit een kern is de stad verdicht vanuit een netwerk van afzonderlijke kernen. Doel van dit afstudeerproject is om te onderzoeken of ook binnen dit netwerkmodel een interessant station te ontwerpen is dat goed kan functioneren. Het dijklichaam dat in Tilburg zorgt voor een resolute schei· ding tussen het bestaande centrum van de stad en het noordelij· ke deel, wordt opengewerkt door de toepassing van keerwanden. Zo ontstaat een houdbare flexibele struktuur die is afgestemd op de bestaande en toekomstige verkeersstromen in de stad. In deze struktuur worden functies ondergebracht die in de openbare ruimte vaak leiden tot afschuw, zoals stallingen en parkeervoorzieningen. De struktuur wordt uitgewerkt als zware steenachtige basis (fig. r). Het viaduct wordt normaliter ingezet om verschillende lagen met elkaar te laten kruisen, zoals bijvoorbeeld een snelweg met de natuur.
Rguur
2
Op de perrons, onder het bestaand dak
Figuur 3 Glasshingles als huid I»
Vaak wordt er één dominante laag gekozen en is er geen sprake van uitwisseling. In het ontwerp voor het nieuwe Centraal Station van Tilburg is er voor gekozen. het viaduct juist in te zetten om een wisselwerking tussen verschillende lagen tot stand te brengen. De openbare ruimte van de stad wordt onder de spoorbundel doorgetrokken en verbindt de bestaande binnenstad met het nieuw te ontwikkelen gebied aan de Noordzijde van het station. De 'open' viaducten veroorzaken gelijkwaardigheid tussen infrastruktuur en stedelijke niÎmte waardoor de ruimtes van het station en de stad gaan versmelten. Ook is getracht om door middel van de werking van het licht beweging en mobiliteit, die veel potentie bezitten voor de stad, ervaarbaar te maken in de stad.
Hierdoor openbaart de bijzondere aard van de hal zich overdag vooral binnen in de hal onder invloed van het zonlicht. 's Avonds keert dit effect zich om door de verlichting van binnenuit. De hal toont zich aan de stad.
ia' c:
c.. tD
tD .... C"
c:
:::s
c..
Deze uitwerking op basis van een niet-centrale opzet lijkt poten· tie te bezitten. Niet langer keert het station zich af van de stedelijke ruimte; het gaat er deel van uitmaken. Controle en veiligheid, vaak aan de basis van de keuze voor het centrale model, vragen in deze organisatie wel de aandacht. Met de inzet van technische hulpmiddelen kan dit ondervangen worden. Dit overigens in lijn met de actuele ontwikkelingen binnen de Nederlandse stationinrichting.
~
i»' n
c
~er· 0
c
::E
7'
c
::>
c. Cl)
Op deze infrastructurele basis wordt een grid geplaast van. portalen. Dit grid vindt zijn oorsprong in de bestaande stad en vormt een drager voor alle verstorende elementen die vaak op stations worden waargenomen. Signaleringen en bewegwijzering kunnen zo op een goede manier worden geintergreerd. Ook begrenst het gdd het station in de openbare ruimte en versterkt het de beweging van treinen in de stad. In de functionele zin zijn de portalen ingezet als draagstruktuur voor de perrons, overkappingen, wachtruimtes en bovenleidingen . Het bestaande stationsdak dat als icoon voor Tilburg fungeert, gaat in de nieuwe opzet dienst doen als overkapping van een nieuwe pleinruimte. De stationshal die aan dit plein is gelegen, vormt één van de hoogtepunten van het project. Verschillende richtingen die voortkomen uit de context, worden hier verbonden met de vormen van de hyperschalen van het oude stationsdak. Dit komt tot uitdrukking in de konstruktie van de hal. Op een betonnen tafel wordt een dynamische struktuur geplaatst, dit met een bijzondere lichtwerking als resultaat. De konstruktie word ingepakt met een vlies van matglazen shingles (figuur 3).
33
Ing. H.L.W. van Lith
Kunstencentrum de Verkadefabriek Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercom mi ss ie
Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. ir. F. Soetens Ir. B.W.E.M. van Hove Ir. F. Schot ).A.C. Hofman arch. a.v.b.
__
--·."_..-.:--··
,.._____
I
H
Datum afstuderen
z8junizoos Samenvatting
c
Het afstudeerproject staat in het teken van het ontwerpen van een Kunstencentrum. Het ontwerp omvat een gedeeltelijke herbestemming van twee fabriekshallen en een nieuw te ontwerpen gedeelte. De hoofddraagconstructie is ontworpen met een hybride constructie bestaande uit de materialen hout en aluminium.
~
Trefwoorden
111
ur .... c
c..
ID ID
...CT :s c..
ar
n
c:
~· CT
0
c: ~
Figuur 1 Sfeerimpressie nieuwe Indeling bestaande fabriekshallen
Verkadefabriek Kunstencentrum Constructief ontwerp Hybride constructie Hout en aluminium
--
><""
c:
=>
0..
lt>
34
Figuur 2 Sfeerimpressie van het scherm
Uitgangspositie afstudeerproject De opdracht, de situatie, de bestaande fabriekshallen en het programma van eisen zijn de uitgangspunten voor mijn afstudeerproject. De opdracht betreft het ontwerpen van een Kunstencentrum met een hybride constructie bestaande uit de materia· !en hout en aluminium. De situatie is het voormalige terrein van Verkade~ en het programma bevat de ruimtes voor het nieuwe Kunstencentrum. Deze ruimtes zijn niet alle in de bestaande fabriekshallen inpasbaar. Hiervoor moet een nieuw gedeelte ontworpen worden. Herbestemming bestaande fabriekshallen De bestaande fabriekshallen geven de trends weer van de tijd waarin ze gebouwd zijn. Ze zijn herkenbaar voor de bewoners van 's-Hertogenbosch en bepalen hierdoor mede de identiteit van het gebied.
Figuur 3 Eindconcept constructie
Figuur 4 Samengesteld spant afhankelijk van de momentenlijn
Deze argumenten resulteren in het concept I+I=2 waarbij de bestaande fabriekshallen intact blijven. Het concept bestaat uit een contrast tussen het oude en nieuwe gedeelte waarbij deze als twee zelfstandige volumes naast elkaar staan. De architectonische waarde van de fabriekshallen komt voort uit de vorm van de hallen in relatie tot hun oorspronkelijke functie. Voor het behoud van het industriële karakter heb ik met een aantal punten rekening gehouden. De belangrijkste punten voor de hal met het tongewelf zijn; de ligging van de hal aan de Boschdijkstraat en de laagdrempelige toegang, de verdeling van de fabriekshal in 3 tracés, op de verdiepingsvloer de manier van daglichttoetred ing. de hoogte en de openheid van de ruimte en het zicht op het tongewelf. De belangrijkste punten voor de hal met het sheddak zijn; het grote vloeroppervlak en de daglichttoetreding. Met de nieuwe indeling heb ik deze eigenschappen geaccentueerd en versterkt.
nemen. 2) De toplaag en de onderzijde van het sandwichelement bestaat uit een aluminium beplating zodat het scherm zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde een aluminium look krijgt. 3) Het dynamische concept van een strak scherm blijft zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde behouden. 4) In het architectonische concept komt ook het denkbeeldig uitschuiven van het scherm naar voren. Doordat het scherm trapsgewijs afloopt is het mogelijk om de h.o.h afstand van de spanten in de richting van de uit te schuiven delen te vergroten. Het totale spant is opgebouwd uit twee kolommen en een ligger. De linkerkolom en de ligger behoren tot het scherm. De rechterkolom bevindt zich achter de transparante gevel. Deze worden alle scharnierend verbonden . De stabiliteit wordt ontleend aan schijfwerking in het scherm en de onderliggende theaterwanden. De kolommen en de ligger zijn opgebouwd uit een hybride constructie die uit verschillende doorsneden bestaan. De opbouw van de kolommen en de ligger volgt direct uit de momentenlijn. Daar waar relatief hoge momenten optreden wordt de doorsnede versterkt door aluminium Vin-profielen. Daar waar de momenten lager zijn wordt volstaan met een niet-prismatische hout-aluminium doorsnede. Bij het extrusieproces is het mogelijk om willekeurige doorsneden te extruderen, maar in de lengterichting is geen variatie mogelijk. Het houten deel met daartussen aluminium platen kunnen in de lengterichting niet-prismatisch zijn . Hierdoor kunnen ze de momentenlijn volgen.
111
Het nieuw te ontwerpen gedeelte lnvloedsfactoren: 1) Community, het programma omvat verscheidene instellingen die worden samengevoegd tot één Kunstencentrum. Hierdoor ontstaat een community. 2) .Situatie, de spoorlijn loopt langs het terrein. De gemeente 'sHertogenbosch heeft gesteld dat het nieuw te bouwen gedeelte als geluidsscherm dient voor het nog te ontwikkelen achterliggende gebied. Het concept is gebaseerd op het begrip "scherm". Het scherm vloeit voort uit een beeldvorming van een geluidsscherm dat het achterliggende gebied moet beschermen tegen geluid afkomstig van het railverkeer. Verder dient het scherm als overkoepeling en binding van de verschillende instellingen van de community. Het scherm staat parallel met het spoor en wordt denkbeeldig uitgeschoven zodat het een barrière vormt. Hierna worden de verschillende volumes eronder geschoven. De neerwaartse richting van het scherm volgt uit de onderliggende volumes. Door de trapsgewijs aflopende volumes wordt een eigentijdse variant op de bestaande shedkappen gecreëerd. Door het hoogste volume tegenover de hal met het tongewelf te plaatsen ontstaat een contrast tussen beiden. Doordat het dak in twee richtingen schuin naar beneden loopt ontstaat een dynamisch uiterlijk. Aan de achterzijde van de filmzalen en de culturele instelling heb ik tevens een scherm geplaatst. De hoofdfunctie is ook hier tweeledig, namelijk het onder één dak brengen van de verschillende thema's én het weergeven van een community. Hoofddraagconstructie De hoofddraagconstructie is opgebouwd uit een sandwichconstructie met versterkte ribben. De ribben bestaan uit een hybride constructie van hout en aluminium en vormen samen spanten. Het aandeel aluminium bevindt zich aan de onderzijde, zodat beide materialen zichtbaar zijn. De constructie versterkt het architectonische concept op de volgende punten: I) Als de sandwichelementen niet te breed zijn verspringen de spanten minimaal. waardoor het mogelijk is om de dubbele kromming van het gevel- en het dakvlak gemakkelijk op te
Conclusie Met behulp van de relatieschema's en het retorische figuur I+I=2 heb ik het bestaande- en het nieuwe gedeelte opgesplitst. Het nieuwe gedeelte heb ik opgepakt als een community. De community wordt vorm gegeven door een scherm die een barrière vormt tegen het geluid afkomstig van het nabij gelegen spoor. Het scherm vormt tevens een overkoepelend geheel. Het nieuwe gedeelte heeft in tegenstelling tot het bestaande gedeelte een moderne strakke uitstraling. Hierdoor wordt een contrast gecreëerd. Door zichtlijnen te creëren tussen de centrale hal en de bestaande fabriekshallen wordt het oude- en het nieuwe gedeelte met elkaar verbonden. Hiermee denk ik dat ik dat er een samenhang tussen bet oude- en het nieuwe gedeelte is ontstaan en dat deze logisch en harmonisch_functioneren . Het constructieve concept bestaat uit een sandwichconstructie met houten ribben die versterkt worden door aluminium. Dit is tot stand gekomen door een sandwichconstructie te combineren met hybride spanten. De sandwichconstruct.ie heb ik toegepast omdat hierdoor dragen en scheiden geïntegreerd wordt. De ribben die de sandwichconstructie verstevigen maken onderdeel uit van het totale spant. Het spant bestaat uit twee houten ribben die versterkt worden door aluminium profielen. Hierdoor ontstaat een zichtbare samenwerking tussen het hout en het aluminium. Door de positieve eigenschappen van beide materialen te benutten heb ik aangetoond dat de materialen in hun onderlinge samenhang optimaal gebruikt worden, zodat ze samen meer opleveren dan de onderlinge delen.
ür c
0..
ID ID
...er c
::::s
0..
!. iii' n
c
;p ;::::;:
rr 0
c
:E
7<"
c
::>
a.
ro
35
B. de Maat
Halte 3, een drie-éénheid 2
locaties 1 ontwerp
Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. T. Venhoeven Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Ir. M.H.P.M. Willems Datum afstuderen 28 juni2005 Samenvatting Om als persoon te kunnen functioneren in een multiculturele samenleving wordt van hem verlangt om zich aan te passen aan de situatie. Hij zal moeten integreren door zijn eigen identiteit open te stellen voor nieuwe invloeden van buitenaf. De persoon krijgt hierdoor een onduidelijke dubbele identiteit die voor zowel hemzelf als een buitenstaanders moeilijk te plaatsen is. Ook architectuur moet intergeeren in de situatie waarin hij geplaatst is, maar wat gebeurt er als deze geplaatst wordt in twee situaties. Wat doet architectuur met een dubbele identiteit, en kan deze zodoende nog functioneren? Trefwoorden Verschil van en verschil tussen Parallellen werelden Stad als barriere Gelijktijdige reactie Situatie (on)gebonden ontwerpen
Binnen de multicuLturele samenleving wordt van een individu verwacht om zichopen te stellen voor verschillende invloeden van buitenaf. Hij moet integreren met zijn omgeving om hierbinnen te kunnen blijven functioneren. Het stedenlijk weefsel is een opeenvolging van verschillende plekken. Elke plek is uniek door haar eigen identiteit en vraagt zodoende om een nieuwe benadering. Het voortbewegend individu moet zich steeds opnieuw aanpassen hieraan. Ook dit afstudeerproject dat ik hier voor u presenteer is constant onderhevig geweest aan de wisselende invloeden van buitenaf. Het ontwerpen van een gebouw voor twee locaties bracht programmatisch vele problemen met zich mee maar leverde daarentegen ook onverwachte en spannende momenten op. Tijdens dit proces is mij duidelijk geworden dat Architectuur altijd onderhevig is aan de randvoorwaarden van de situatie. Van de Architectuur wordt constant verwacht om zich aan te passen aan deze randvoorwaarden, alleen dan is het mogelijk voor een gebouw om te kunnen functioneren op zijn nieuwe locatie. Halte 3 is een project waarvan het interieur op twee verschillende locaties toegepast kan worden. Het interieur is niet onderhevig aan externe invloeden en is zodoende ook identiek voor de beide locaties. Het exterieur wordt constant beïnvloed door haar omgeving en is zodoende ook verschillend voor beide locaties. Net als de persoon in de Multiculturele wereld, die zich moet aanpassen aan zijn omgeving, zijn eigen grenzen moet laten vervagen en alleen op die manier kan blijven functioneren, zo wordt ook van Architectuur verwacht om te integreren. Wanneer Architectuur dit niet doet, en er geen wisselwerking tussen beide bestaat zal er geen meerwaarde voor de situatie kunnen ontstaan wanneer een nieuw gebouw zijn intrede erin doet. En juist dat is volgens mij de bedoeling van Architectuur; de bebouwde omgeving steeds opnieuw vormgeven, haar elke keer opnieuw invullen wanneer een programma verandert zodat er steeds nieuwe en _interessante plekken blijven ontstaan.
Afbeelding 3
Afbeelding 45
37
A.C. Mezger
!
Wie Wil Wat
·~----4~·<· ._.. ....... ~
lî
Vestigingswensen van ketenbedrijven in de binnenstad
,,-·
lt
lH
,, =·
t•
l
~.
.: i,. I ~
~~
l
}~ :.
~
~
~
~;.·::.·,-:
. ......
·· ··~f'W.
Afstudeerrichting Vastgoedbeheer
~.: ~::!~........• tol .:~M<
·~ ·- ··
".
- ~ *"~'
~.-
~~~~~.;
~:~ :.\~::> ; ,~·
~~· ~
Datum afstuderen z8 juni zoos
..... ro
;:::;: er 0
c
:2:
A"
c
:J
a. ro
,,
.~:·
Afstudeercommissie Ir. ing. l.I. Janssen Ir. L.A.M.C. van de Ven Drs. ).).A.M. Smeets Drs. E.A. de Ridder MRE ).M.E. Simons
·••r
"
~~.
~~~
. ,. ·'·
,
.
'j ••
..,, ""..., ~ ~ ... &
..
,,.. ,..
"
~:·
..
" ..•
,, 1:: ,,~/.... ,, "
r· ~ '
,. "
.
...
J•
Tabel1 Formule aspecten
Samenvatting Een onderzoek naar de vestigingswensen van ketenbedrijven in de binnenstad. Er is in kaart gebracht op welke formuleaspecten de ketenbedrijven in de binnenstad zijn te onderscheiden en uit welke aspecten de vestigingswens bestaat. De vestigingswens is vervolgens voor de branches damesmode, schoenen en lederwaren en persoonlijke verzorging in kaart gebracht. Op basis van de resultaten is een advies gegeven voor de vormgeving van een nieuwe ontwikkeling zoals gewenst door de retailers. Trefwoorden Retail Detailhandel Winkel Binnenstad Locatie-analyse Tabel2 Aspecten van de vestigingswens
Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de onvrede van retailers met betrekking tot de ontwikkeling van winkelvastgoed. Retailers voelen zich te weinig gehoord bij het ontwikkelingen van winkelvastgoed. Welke punten spelen hierbij eigenlijk een rol? Het idee bestaat dat: er wordt ontwikkeld zonder goed te analyseren wat de locatie nodig heeft; de ontwikkelingsplannen niet aansluiten op de wensen van de retailer met betrekking tot huisvesting, zowel op het gebied van het gebouw, de winkeL als op het gebied van de brancheindeling en hun locatie daarin; de retailer niet bij een ontwikkeling wordt betrokken. Blijkbaar verloopt de samenwerking tussen de ontwikkelaar en de retailer niet optimaal. Om deze samenwerking te verbeteren is dit onderzoek gericht op het in kaart brengen van de wensen van de retailers met betrekking tot huisvesting. In verband met de diversiteit van deze opgave is dit onderzoek beperkt tot ketenbedrijven die zich willen vestigen in de binnenstad. Het probleem is dat de vestigingswensen van de retailer te weinig bekend zijn bij de ontwikkelaar. Dit leidt tot de volgende doelstelling: "Het in kaart brengen van de vestigingswensen van ketenbedrijven met betrekking tot vestiging in de binnenstad" En de volgende daarmee samenhangende probleemstelling: "Wat zijn de vestigingswensen van ketenbedrijven met betrekking tot vestiging in de binnenstad?" Ketenbedrijven in de binnenstad Niet alle retailers zijn hetzelfde. Ze variëren op verschillende aspecten waaronder organisatievorm. Dit onderzoek richt zich met betrekking tot organisatievorm alleen op keten bedrijven. Ketenbedrijven zijn grote retailorganisaties. Er zijn twee soorten ketenbedrijven: franchise- en filiaalbedrijven en grootwinkel- en filiaalbedrijven. Door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel wordt de volgende definities gehanteerd: r. franchise- en filiaalbedrijven: organisaties met franchising die
Formule aspecten I O•·~n 11'!10d ·; r
.J
::
~ ( I ~Q:O r' 'l· (' t f'· :_:: rr-1!' '1
'J 1
II!'Sll"'O<· f (lr'O ~ ··
;-i
"*~"~"l.f1!.
.-: -...'1 '
t:;· 'l.Ol;Il • r ....
:if r .>; .) ;t·f1
~
'-i ~Sf'IOU.dt• .;•) W"! Lr · ~ jJ : : •' I•J r
,.,
fl~
:1 ···n ,"·i()" •"'f''
.·. r. )'I P .~
l.lod• Sco'!f·ll SC(· 'A:J rh (i1tl 'U n ~ctd~> i
n
Mqr l- &i l n ~;,c m l (1<1e i r n,<;
~ Mar l-.et,npm t'! lii.~)(l gs !,ll ~.• f1
t' c •:
ctd4ll
"'"~r"
rloo r · JS
~ .,. t~l!f\~1) ~ ~;:;~,
..
.:O.O:,';QT\ f't1i,'(l: cl
a, r- ~~ t~ m·:ot:··n·· ··
r at;Jrtd'.,t<.: re mM 9'[!€ n mort
; t~t~:~; ~ ~~ ~ ; "1nllt~ ln 1
-o· ~
. il'\~.t..- :=:
... a "··-X'"+
----1!~ --- -- ------ -----::! 1"(4,~ (1 < ,! J f\~t ,, l ri:! ·l ..
t· \' clae:
Tabel 3 Vestigingswensen per formuleaspect
39 twee of meer eigen filialen hebben, aangevuld met winkels van franchisenemers; 2. grootwinkelbedrijf- filiaalbedrijven: organisaties met 7 of meer eigen winkels of .roo of meer personeelsleden. Beide soorten ketenbedrijven hebben meerdere vestigingen die centraal worden aangestuurd en zelf of door een franchisenemer worden uitgebaat. De ketenbedrijven variëren op de formuleaspecten. De formuleaspecten komen in verschillende variaties voor in de binnenstad. ln tabel r is dit weergegeven. Combinatie van deze formuleaspecten geeft een groot aantal mogelijke soorten ketenbedrijven in de binnenstad. Dit onderzoek is toegespitst op formules in drie branches, damesmode, persoonlijke verzorging en schoenen en lederwaren. Aspecten van de vestigingswens Om de vestigingswens in kaart te brengen moet bepaald wo.rden uit welke aspecten deze bestaat. Aan de hand van de vestigingsbeslissing en een theoretische analyse is gekomen tot aspecten op verschillende niveaus. Het overzicht met alle aspecten van de vestigingswens is gegeven in tabel 2. Resultaten Op basis van de theoretische analyse met betrekking tot de ketenbedrijven in de binnenstad en de aspecten van de vestigingswens is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De vestigingswensen van 26 formules zijn in kaart gebracht door middel van interviews en verwerkt tot profielen per branche. In tabel 3 is een schematisch totaaloverzicht gegeven van de resultaten van dit onderzoek. Conclus.ie Dit onderzoek is een aanzet voor de projectontwikke-laar om meer gericht op de retailer te ontwikkelen en de huidige onvrede van de retailers te verhelpen. Het oplossen van deze onvre-de lukt echter niet alleen bij het gebruiken van de in dit onderzoek gef01:muleerde profielen maar er moet meer gebeuren.
Er zal proactief gehandeld moeten worden. De retailmarkt een heel dynamische markt. Er moet feeling gehouden worden met de markt en rekening gehouden moeten worden met veranderende vestigingswensen. Om dit te bereiken is een continue observatie en dialoog nodig met de vraagzijde.
H. Nijmeijer
Particuliere beleggers De optimale vastgoedportefeuille Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. R.M. Weisz Drs. C.J.T.M. Kokke Drs. J.M . Lokerse Datum afstuderen 28juni2005 Samenvatting Particuliere beleggers kunnen de strategische keuzes met betrekking tot het samenstellen van een directe vastgoedportefeuille beter theoretis€h onderbouwen. Ten behoeve van een kwantitatieve analyse van de portefeuillesamenstelling is een instrument opgesteld met als uitgangspunt de Moderne Portefeuille Theorie en hiervan afgeleide theorieën. Verschillende beleggingsdoelen komen tot uiting in verschillende performance-indicatoren. In het instrument kunnen de specifieke randvoorwaarden en verwachtingen ingevoerd worden van de belegger. De uitvoerparameters geven de performance van verschillende vastgoedportefeuilles weer. Dit dient als hulpmiddel voor de belegger voor het bepalen van de optimale vastgoedportefeuille, als aanvulling op het gevoel en de ervaring. Trefwoorden Particulier Strategie Vastgoedbeleggingen Portefeuillesamenstelling MPT (Moderne Portefeuille Theorie)
Particuliere vastgoedbeleggers spelen een grote rol in de Nederlandse vastgoedbeleggingsmarkt. Naar schatting is het totaal belegd vermogen in direct Nederlands vastgoed door particuliere beleggers gelijk aan dat van institutionele beleggers en vastgoedfondsen samen. Om inzicht te verkrijgen in het vastgoedbeleggingsbeleid van particuliere beleggers is een onderzoek uitgevoerd in opdracht van Troostwijk Makelaars O.G., genaamd ' Het vastgoedbeleggingsbeleid van de Nederlandse particuliere beleggers 2005'. Opvallend is dat door particuliere beleggers op strategisch en tactisch niveau slechts in beperkte mate beleid wordt uitgestippeld; gevoel en ervaring spelen een belangrijke rol. Op strategisch niveau betreft dit onder andere het samenstellen van de directe vastgoed portefeuille. Door als aanvulling op het gevoel en de ervaring ook een kwan· titatieve analyse op de portefeuille toe te passen, kunnen parti· culiere beleggers hun strategische beslissingen beter onderbou· wen. Bovenstaande probleemdefiniëring heeft geleid tot de volgende probleemstelling voor dit afstudeeronderzoek: 'Kan een particuliere belegger een optimale directe vastgoedportefeuille samenstellen met de Moderne Portefeuille Theorie en rendementsgegevens van institutionele beleggers als uitgangspunt? En zo ja, kan hiervoor een bruikbaar instrument worden opgesteld?' De Moderne Portefeuille Theorie (MPJ) is gebaseerd op het Mean Varianee Model van Harry Markowitz, dat handelt over een optimale portefeuille van risicovolle objecten, zoals aandelen of vastgoed.. De efficiënte grenslijn geeftdie portefeuilles weer, waarvoor bij zo min mogelijk risico een maximaal rendement wordt behaald. Het Capita! Asset Pricing Model (CAPM) is een vereenvoudiging van de theorieën van Markowitz. Er wordt onderscheid gemaakt tussen systematisch risico en specifiek risico. De portefeuilletheorie gaat uit van een efficiënte marktwerking. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de vastgoedmarkt zwak dan wel semi-sterk efficiënt is . Door toenemende concurrentie tussen verschillende groepen beleggers in Nederlands direct vastgoed is de verwachting dat de efficiëntie van deze markt toe zal nemen. Er is een kwalitatieve vergelijking gemaakt tussen de optredende risico's en rendementen bij particuliere beleggers en bij institutionele beleggers. Zowel in het (specifieke) risico als het ren· dement treden slechts kleine verschillen op. Aan de hand hiervan is geconcludeerd dat de bestaande langjarige institutionele reeksen bruikbaar zijn voor het beoordelen van particuliere vastgoed beleggingen. Particuliere beleggers gebruiken een hoog percentage vreemd vermogen. Het gevolg hiervan is dat de risico/rendement karakteristieken (op eigen vermogen) via een lineair verband toenemen. Het effect van de toepassing van vreemd vermogen is gelijk aan dat van de kapitaalmarktlijn, waarbij geïnvesteerd wordt in zowel risicovrije als risicovolle objecten. In de portefeuilletheorie wordt gewerkt met de standaarddeviatie als risicomaatstaf In dit afstudeeronderzoek wordt echter de downside deviatie toegepast, omdat: deze maatstaf de invloed van een scheve rendementsverdeiing meeneemt; deze maatstaf uitgaat van het verwachte rendement voor de toekomst en niet van het gemiddelde rendement dat behaald is in het verleden; alleen het risico meegenomen wordt, dat het werkelijke rendement onder het verwachte rendement uit zal komen. Dit is het werkeLijke beleggingsrisico. De downside deviatie geeft een waarde voor de neerwaartse afwijkingen ten opzichte van het aangegeven verwachte totaalrendement. Naast het risico en totaalrendement van de portefeuillecombina· ties zijn er nog andere performance-indicatoren die als nuttige input kunnen dienen voor de strategische beleggingskeuzes van particuliere beleggers. Allereerst is dit de upside potential, de waarde voor het opwaartse potentieel ten opzichte van het aangegeven verwachte totaalrendement Als laatste resultaatmeting, die de belegger veel informatie verschaft over de performance
3=:1:,00
· , . ·r · 1 "-,·
•
· -.· ·,··~··,··
• ....
•r ., .. ·,· · · "\ " ·r ., .. ,. · · .... •r · , .. ·•· • . .., .. ,., ... ,. · · "" . ,.. , · ·,· ·
""'•'',""";"'•'"
.......... i"'•'"
'"','',"'1'"''•""
'"• "' •"'"";"'' •' "
'"'•'"''i''O'
: :o: :·::!: :·:: : :·: :-::!: :·:: : :-:: ·: ::: :-: : ::·: :-::!: :·:: :::: ·::!: :·:: . -... ; . ·.· .
33,00 ~-~-~-~-~---~.-~.~--~-~-~----~---~.~-~--~-.-r~~~~-t~~~--r;~~~~~t-::~:-:~ . :.:::.:· .... .......... 32,00
.
...
- ~-
, .......
o • • op o 1 •
oa• •
...·.. ·. .: ... .·....
:. ..~=:. .~=:.. ~ :..:::.
· ... . · r ·1· ., .. • ........... i .. ·•· ..
...... .... , ..,. ··,····;· ·,·
................
...
I
0
.
......
I
I
.
I
.. . .
o Jo o'l. • I" ,o,"
31,00 30,00
29,00 28,00
•
::.: :.:::;: :.:: :·::
~= =~:!: .. .} . . •... ! ....•....
25,00
................
: ~: :t: i:::::
·.·. .·.· ....
. , ... r .. , ....... , ... r., ...... . :-. ';. ' ~. •,•. .. ." •• ,. .. , ...., ....
"'\' " 1""1'"'"•"''"'
.. ,J...
'""· · "' ..........
.. ' .......
• J • • ""' .. ' .
24,00
1596
.............
1597
.......... 'i •••••
..
• J • • " " ' . ' . ••• ..
• J. • " - . ' . . ••• •
• J • • " . ' .. .....
,. .. ,.,. .. o I e . . . •
,. .. ,. , .. • I
,.._"'
• . . ,. . . . • • • • ' • •
. . . ,. • ' " ' • • •
,. "'" .~ .. 1 • .Ie ...
• .... ""' .. I .. ol•.
,. ... oloo .. I .. ol•,..
. . . . •"' • ' • ,1., •
• ...
12,00
............
"'\'""o""1""o'"
.. J .. •"- ...... • ' · .
,. .. ,. ,.,_,., ... .. ,. •
10,00
••• ..
.··.····;··.· .., .. ,.. , .. ,. ........... , .... .............. ...•......... . ..·.... ·•.... :: ....·•.. ·""·····'···· ................ , .. ,... , .. ,..
................ . ..·. •'•.: . .·....
·....
1596
: j: :·::!: :·:
~
26,00
1550
1603
•
.J •.• • : ••••
.. .. . .. 0' .. .....
27,00
•
.,.J,,I,,j,,l,
.......... i"'•'"
:
• :
• alleportefuwlles
14,00
•
16,00
oloo • I •
18,00
•Iw"'
.a.. ..
..~ • J • ..... '
•
1605 1541
..............
20,00
......
22,00
Downside Deviatie op eigen vennogen (%)
Figuur 1 Voorbeeld risico/rendement graflek belegger X
van een portefeuille, geldt het rendement per risico-eenheid. Van de verschillende benoemde ratio's verdient de Upside Potenhal ratio (UP ratio) de voorkeur. Deze wordt verkregen door de upside potential te delen door de downside deviatie. Daarnaast kan de efficiëntie van de risico/rendement verhouding berekend worden door het verwachte totaalrendement op de portefeuille te delen door de downside deviatie. Het resultaat van dit afstudeeronderzoek is een instrument waarin de beleggers hun verwachtingen voor de komende exploitatieperiode aan kunnen geven met betrekking tot het directe en incli.recte rendement, het percentage vreemd vermogen en de rentevoet waartegen zij kunnen lenen. Voor deze invoerparameters zijn forecastingen gemaakt aan de hand van marktgegevens. Daarnaast kunnen de volgende randvoorwaarden voor de vastgoedportefeuille aangegeven worden: Het minimale totaalrendement (eigen vermogen). Het maximaal aanvaa.rdbaar risico (de frequentie). • Het voorkeurssegment (>50% van de portefeuille). Voor het bepalen van de uitvoerparameters worden 1771 mogelijke vastgoedportefeuilles doorgerekend (vier verschillende segmenten op 5% nauwkeurig). De portefeuilles die voldoen aan de randvoorwaarden worden weergegeven in een risico/rendement grafiek (zie figuur r). Van al deze portefeuilles worden de genoemde performance-indicatoren weergegeven. De belegger kan aan de hand van de uitvoerparameters bepalen wat de optimale vastgoedportefeuille is. met het eigen beleggingsdoel als uitgangspunt. Geconcludeerd kan worden dat het mogelijk is voor particuliere beleggers een optimale directe vastgoedportefeuille samen te stellen met de Moderne Portefeuille Theorie (en afgeleide theorieën) als uitgangspunt. Hierbij wordt een aanpassing gemaakt van de sta ndaarddeviatie naar de downside deviatie en van het gemiddelde (historische) rendement naar het verwachte
rendement. Daarnaast wordt de theorie uitgebreid met de ups· ide potential. Rendementsgegevens van institutionele beleggers kunnen gebruikt worden voor het beoordelen van particuliere vastgoedportefeuiUes. Het resultaat is een instrument. dat bruik· baar is als hulpmiddel voor particuliere beleggers bij strategische keuzes met betrekking tot het samenstellen van de directe vastgoedportefeuiUe.
H.C.G. van Nuland
Het beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces Het integreren van voorwaarden, gesteld vanuit het belleer, in het vastgoedontwikkelingsproces van huurwoningen Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. S.J.E. Maussen MRE Ir. ).P.J.). Rouwette MRE Ir. H. Hofman
-
Datum afstuderen 28juni2005
..,tD
Samenvatting Bij het in beheer nemen van huurwoningen treden in de huidige bouwpraktijk beheerproblemen op. Deze problemen vinden voor het grootste deel hun oorsprong in de initiatief- en ontwerpfase van het vastgoedontwikkelingsproces. Het integreren van voorwaarden, die gesteld worden vanuit het beheer, biedt de mogelijkheid om te komen tot een beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces. Het beheerbewust vastgoed-ontwikkelingsproces zorgt voor minder problemen in de beheerfase.
111
UI' c
Afbeelding 1
0.
tD
er
c
::1
0.
!. 0:1' n
c ....
~ CT
0
c
::!:
c"' :::J
0..
ro
Trefwoorden Vastgoedontwikkelingsproces Beheerproblemen Huurwoningen Beheerbewust Vastgoedmanagement
Bij het ontwikkelen en realiseren van nieuwbouwwoningen spelen veel partijen een rol. Als deze woningen door de eigenaar bestemd worden voor verhuur, zal er in de meeste gevallen een externe vastgoedmanagementorganisatie (vmo) aangetrokken worden om zorg te dragen voor alle benodigde activiteiten in de beheer- en exploitatiefase. In de huidige bouwpraktijk worden vmo's vaak pas betrokken bij het vastgoedontwikkelingsproces voor huurwoningen als de oplevering in beeld komt. Op het laatste moment van het vastgoedontwikkelingsproces moeten dan dus activiteiten geïnitieerd en afgehandeld worden, die noodzakelijk zijn voor het goed beheren van het gebouw. Bij deze (technische) voorbereiding en het opstarten van de beheeractiviteiten komen vaak problemen aan het licht, die het de vmo bemoeilijkt om de benodigde beheeractiviteiten in de beheerfase uit te voeren. Deze problemen hebben betrekking op de technische kwaliteit van de verschillende bouwdelen, de gebruikswaarde van het object, functionele aspecten of op de verhuurbaarheid of commerciële kwaliteit van het object. Doelstelling van dit onderzoek is: 'Het integreren van voorwaarden, die gesteld worden vanuit het beheer, in het vastgoedontwikkelingsproces van huurwoningen, zodat (beheer)problemen in de beheerfase voorkomen worden'. Om dit doel te bereiken dient inzicht verkregen te worden in het gehele vastgoedontwikkelingsproces van huurwoningen, de rol die vmo's daar nu in spelen en de rol die vmo's kunnen gaan spelen om problemen in de beheerfase te voorkomen. Het management van vastgoed wordt. aangestuurd op drie niveaus, te weten: het strategisch niveau, het tactisch niveau en het operationeel niveau. Het tactisch niveau valt onder te verdelen in het strategisch/tactisch niveau en het tactisch/ operationeel niveau. De rol die vmo's vervullen in het management van vastgoed is gelegen op het operationele en tactisch/operationeel niveau en valt te omschrijven als 'het scheppen en instandhouden van de voorwaarden en omstandigheden waarbinnen. het aan de zorg van de vastgoedmanager toevertrouwde vastgoed
25%
I
Afbeelding
lnl!'"
ll%
2%
I
2
111
-
ii!' c
0. 111 111 0"
... c
::I
0.
!!.
ar
n
c: .-.
m ;::;:
optimaal kan renderen gedurende de exploitatieperiode van het betreffende vastgoed'. Uit deze definitie valt op te maken dat de vmo een grotere rol van betekenis kan spelen in het gehele vast· goedontwikkelingsproces. Het vastgoedontwikkelingsproces is een complex proces en is altijd uniek, omdat de locatie steeds een andere is, de opgave telkens verschillend is en de combinatie van partijen telkens nieuw is. Toch is er sprake van een aantal fasen die zich steeds voordoen. Deze fasen zijn de initiatiefjprogrammafase, de ontwerpfase, de uitwerkingsfase, de uitvoeringsfase en de beheeren exploitatiefase. Tijdens deze fasen worden er diverse beslissingen genomen om te komen tot een gebouw. Al deze beslissingen hebben hun weerslag op de laatste fase van het vastgoedontwikkelingsproces: de beheer- en exploitatiefase. Deze beslissingen worden genomen door een aantal verschillende partijen, die samen een consensus proberen te bereiken. Echter kan er geconstateerd worden dat er weinig tot geen aandacht is bij de beslissende partijen voor de gevolgen van de beslissingen voor de beheer- en exploitatiefase. Voor dit onderzoek is het van belang te weten in welke fase van het vastgoedontwikkelingsproces de geconstateerde problemen ontstaan en welke partijen betrokken zijn bij het ontstaan van een bepaald probleem. Uit een analyse van de geconstateerde beheerproblemen blijkt duidelijk dat het merendeel van de problemen hun oorsprong vinden in de initiatieffase en de ontwerpfase, respectievelijk 25% en 6z% van de problemen. Opvallend is dat de ontwikkelaar, de architect en de projectmanager in de meeste beslissingen gekend worden. Tevens valt op te merken dat vrijwel alle problemen met elkaar gemeen hebben dat de ontwerpkeuzes die de architect maakt (in samenspraak met zijn adviseurs) hierin een grote rol spelen. Tenslotte valt te constateren dat in geen enkele fase een vmo bij de beslissingen betrokken is, hetgeen erop duidt dat de meerwaarde die vmo's gedurende de verschillende fasen van het vastgoedontwikkelingsproces kunnen hebben, niet als zodanig wordt erkend door de beslissende partijen.
Het integreren van voorwaarden, die gesteld worden vanuit het beheer, biedt de mogelijkheid om te komen tot een beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces. Het beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces zorgt voor minder problemen in de beheerfase. De voorwaarden die in het proces geïntegreerd moeten worden om te komen tot een beheerbewust vastgoedontwikkelingsproces zijn onder te verdelen in twee categorieën. - operationele maatregelen - procesmatige maatregelen De eerste categorie behandelt directe maatregelen die in het vastgoedontwikkelingsproces opgenomen moeten worden, te weten: het opnemen van beheerbewuste eisen in een pve, het specifieker stellen van eisen en het beperken van de vrijheid van ontwerpers binnen voor beheer toelaatbare grenzen. Een vmo kan vanuit hun taken op het tactisch/operationeel niveau van vastgoedmanagement (zie paragraaf 2.3). een waardevolle bijdrage leveren aan het vastgoedontwikkelingsproces door de rol van adviseur èn ervaringsdeskundige aan te nemen over concrete, operationele aspecten van een vastgoedobject De tweede categorie behandelt maatregelen van procesmatige aard, te weten: het werken met vaste ontwikkelingsteams, het structureren van de terugkoppeling van de problemen, het creëren van een grotere bewustwording van de gevolgen van de beslissingen voor het beheer én last butnotleast de erkenning van de rol van de vmo als onafhankelijk expert met een duidelijke meerwaarde in het vastgoedontwikkelingsproces. Met name in de meest kritieke fasen van het vastgoedontwikkelingsproces zouden vmo's structureel een rol kunnen vervullen als onafhankelijk toetser, die zorgvuldig kosten en baten afweegt en ervoor zorgt dat de belangrijkste beslissers niet alleen vanuit hun eigen professie en doelstellingen naar de ontwikkeling van een vastgoedobject kijken, maar ook 'meer' bewustwording creëren voor de effecten van hun beslissingen op de positie van het vastgoedobject in de markt.
43
E.L. Pleijte
Krachtenspel in een kaartspel Een onderzoek naar het verbeteren van het krachtenspel voor de herontwikkeling van complexe binnenstedelijke stationsgebieden Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Ir. L.A.M.C. van de Ven Prof. dr. ir. M.C.D.P Weggeman Ir. L.F .M. Rompelberg Datum afstuderen 28
juni
2005
Afbeelding 1
111
ia' c
c. n>
..,n> C"
c
:::3
c.
!!. iil' n
c
..... m
;::;: C"
0
c :!: 7' c :::J
0.
m
44
Samenvatting
Voor het managen van herontwikkelingen in complexe binnenstedelijke stationsgebieden is meer nodig dan alleen het sturen op Geld, Organisatie, Tijd, Informatie en Kwaliteit. In de praktijk blijkt dat het krachtenspel tussen de verschillende actoren van zeer groot belang is om een ontwikkeling succesvol te laten verlopen. In dit onderzoek zijn 25 verbeterthema' s geformuleerd waarmee aangegeven wordt waar de verbeterpunten voor het management liggen in het krachtenspel tussen actoren bij de herontwikkeling van complexe binnenstedelijke stationsgebieden. Trefwoorden
Project- en programrnamanagement Binnenstedelijke stationsgebieden Actoren Management ESH-rnodel
Vernieuwing van binnensteden is erg actueel. Het zijn vaak grote projecten waar veel partijen bij betrokken zijn. Naast vastgoed gerelateerde ontwikkelingen zijn er ook veie infrastructurele ontwikkelingen gaande, zoals de aanleg van de Hogesnelheidslijn. Voor het management van binnenstedelijke stationsgebieden worden methodieken als project- en programrnamanagement toegepast. Ondanks de behoorlijke hoeveelheid aan beschikbare literatuur en managementmethoden verlopen deze ontwikkelingen in de praktijk niet altijd even soepel, zoals blijkt uit de vaak opgelopen vertragingen. Zijn er aspec ten in de huidige project- en programmamanagementmethoden niet beschreven, die in de praktijk wel noodzakelijk zijn voor het managen van projecten? Deze aanleiding heeft geleid tot het formuleren van de volgende doelstelling: Het ontwikkelen van een instrument voor het aanbrengen van verbeteringen in het management van het krachtenspel bij de herontwikkeling van complexe binnenstedelijke stationsgebieden. De begrippen herontwikkeling, binnenstedelijk, stationsgebied brengen een combinatie van kenmerken met zich mee, te weten: verschillende actoren, uiteenlopende belangen, rnulti· functionele vastgoedontwikkelingen, bestaande stedelijke stmctuur, hoge bebouwingsdichtheid, combinatie vastgoed & infrastmctuur en een lange doorlooptijd. Stationsgebieden hebben de grootste hoeveelheid betrokken actoren wat betreft de binnenstedelijke locaties. De kans dat de belangen van deze actoren verschillend zijn neemt daarmee toe en dat vergroot de complexiteit. Uit de huidige managementmethoden voor bouwkundige opgaven zijn de project- en programmamanagementmethoden geselecteerd als uitgangspunt voor dit onderzoek. Er is een aantal kritische kanttekeningen geplaatst over de volledigheid van deze methoden voor het managen van complexe projecten, omdat blijkt dat er nog meer aspecten zijn die aansturing nodig hebben. Het bestaande ESH-model (Evenwicht, Samenhang en
J
l Afbeelding 2
Heterogeniteit) geeft nieuwe inzichten voor de inrichting van organisaties en omva t variabelen als: strategie, structuur, systemen, cultuur, managementstijl en personeeL Deze variabelen bieden de mogelijkheid de verbeteringen naast het huidige project- en programmamanagement aan op te hangen. Er is een koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk om het onderzoek toe te spitsen op de werkelijke knelpunten uit de praktijk. De resultaten hieru it bleken onder de variabelen van het ESH-model te passen. Aangezien het ESH-model een organisatie-inrichtingsmodel is, bieden deze variabelen een verdiepingsslag voor de '0' van GOTIK binnen het projectmatig werken. Dit leidt tot de opzet van een interviewprotocol, dat als onderzoeksinstrument voor een praktijkcasus is toegepast. Met behulp van selectiecriteria is de casus Den Haag Nieuw Centraal gekozen tot onderzoekscasus. Aan de hand van het interviewprotocol zijn interviews gehouden met personen van de verschillende betrok ken ac toren uit deze casus. Er zijn verbeterpunten geformuleerd voor de casus Den Haag Nieuw CentraaL Om de validiteit van deze verbeterpunten te toetsen, zijn de resultaten voorgelegd aan betrokkenen uit een tweede casus, het Stationsgebied Utrecht. Uiteindelijk zijn er in totaal 25 verbeterthema's geformuleerd en daarbinnen bleken zeven thema's in beide casussen een hoge verbeterprioriteit te hebben, te weten (in willekeurige volgorde): Het opzetten van programma managemen t; Informatie uitwisseling en beheer; Structuur zoals taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; Personeel, bepaalde type mensen per projectfase; Systemen wat betreft procedures etc.; De gehanteerde managementstijl ; Strategie betreffende empathie voor de andere partij. De resultaten uit de praktijkcasussen zijn gebruikt voor he t opstellen van een instrument. Het instrument is uitgewerkt tot
een bord met kaartspel, waarbij de 25 themakaarten voor het managen van het krachtenspel neergelegd kunnen worden in een van de vier kwadranten van het bord (zie figuur z). Allereerst is dat afhankelijk van de verbeterprioriteit van het thema, ten tweede heeft dit te maken met het feit of het thema valt binnen projectmatig werken & programmamanagement óf binnen de variabelen van het ESH-modeL Het formul ere n van de 25 thema's maken de verbeterpunten voor het managen van het krachtenspel bij complexe binnenstedelijke stationsgebieden inzichtelijk. Het plaatsen van deze verbeterpunten in vier verschillende kwadranten van een matrix, zorgt ervoor dat de ve rbeteringen overzichtelijk worden weergegeven. Het omzetten van deze verbeterpunten in een dynamisch kaartspel maakt dat het instrument toegepas t kan worden in andere vergelijkbare casussen.
45
W.C.G.Poppelaars
Dynamica en Hoogbouw Vergelijking van twee constructieprincipes Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. C.S. Kleinman Dr. ir. M.C.M. Bakker Ir. J.G. Kraus Datum afstuderen
28 junizoos Samenvatting Dl
-
in' c
c..
ID ID
.... c-
c c..
:::s
~
nr
n
c
.....
;::;:
r::r 0
Vooral hoge, slanke gebouwen zijn gevoelig voor hinderlijke tril· lingen ten gevolge van windbelasting. Het constructieprincipe wat gekozen is in de ontwerpfase heeft grote invloed op de ver· snellingen, en dus op het comfort, in de gebruiksfase. Onderwerp van onderzoek is een woontoren van rsom hoog. Naast de bestaande betonnen constructie, bestaande uit een betonnen kern en wanden is een tweede lichtere constructieva· riant ontworpen: een gevelbuis met kern en outriggers. Van beide varianten is middels spectrale analyse de dynamische respons, in de vorm van verplaatsingen en versnellingen, bepaald en vergeleken.
c
:E
7'
c
:::J
0..
Trefwoorden
Dynamica Hoogbouw Wind Spectraalanalyse Ir.illingen
" IT1T. 2 Schematische weergave van het constructieprincipe betonnen variant
Afgelopen eeuw heeft hoogbouw in de wereld een grote vlucht genomen. Ook in Nederland is er de afgelopen decennia veel aandacht voor hoogbouw. De toepassing van hoogwaardige. sterkere materialen brengt met zich mee dat veel constructies relatieflicht zijn ten opzichte van de belasting. Voor Nederlandse hoogbouw geldt ook nog dat door de eis voor daglichttoetreding smalle plattegronden ontstaan, waardoor reeds bij een bescheiden hoogte (vergeleken met buitenlandse hoogbouw) een grotere slankheid wordt bereikt. Flexibele en slanke constructies zijn gevoelig voor dynamische belastingen. Onder invloed van een dynamische belasting kunnen slanke, hoge gebouwen hinderlijk gaan trillen. Met name de grote versnellingen die gebruikers dan ervaren kunnen een beangstigend en oncomfortabel gevoel geven. De keuze van een hoofddraagconstructie heeft invloed op de technische haalbaarheid, kosten en flexibiliteit van het project. De constructieve keuzen zijn voornamelijk gebaseerd op statische eisen. Het gekozen constructieprincipe heeft echter ook grote invloed op de dynamische respons en dus op het comfort in de gebruiksfase. Vaak is er nog niet voldoende inzicht in het dynamische gedrag van constructies om dit mee te nemen in de afWegingen die worden gemaakt bij de keuze van het hoofddraagsysteem. In dit afstudeeronderzoek zijn de dynamische aspecten van twee constructieve systemen voor een woontoren van 150m nader onderzocht. Onderwerp van onderzoek is het project New Orléans (zie fig r). De vier woontorens op de Kop van Zuid in Rotterdam kennen alle vier hetzelfde constructieprincipe. Uitgangspunt zijn de plannen in VO-fase, waarin een constructie bestaande uit een betonnen kern en betonnen wanden is ontworpen (zie fig. z). Hiernaast is een tweede constructievariant ontworpen: een stalen gevelbuis met kern, outriggers en belt-constructies (verstijfde stroken in de gevel) (fig. 3). Deze variant is zodanig ontworpen en gedimensioneerd dat de
1 Profeet New Orléans: vier woontorens in Rotterdam
·-~ 1.20E..C
I .OOE-124
,------;===::;::::::==.=:=:=;-;;:;;:::;-J ~..,.._III!I'IUOO:tlft -wiu~JJI!Q bMn~
Ir-----------'==-=·=='=·'...." =~===~='"=''O:'u=t=DM:::':::'=:Ot::::_--J I.
tiMP 0 01
1
t----j~:1 ;------------------j 1\
'·""'"' ~------'1--i-\ 6;00E.Q!;
-----1
-------- - --
\
h~tqllenH e
[lhl
3 Schematische weergave van het constructieprincipe tweede variant
4 Overdrachtsfuncties belde varianten bij een demplngsratio o.o1.
(statische) verplaatsing aan de top gelijk is aan de (statische) verplaatsing aan de top van de betonnen variant. Grootste verschil tussen beide varianten is de buigingsvorm: ten gevolge van windbelasting zal de betonnen variant alleen buiging vertonen, de gevelbuis vertoont een combinatie van buiging en afschuiving. Door het gebruik van lichtere constructiematerialen en de bewuste keuze voor een zeer licht vloersysteem is de massa van de tweede variant lager dan de massa van de betonnen variant, waardoor ook de verticale funderingsstijfheid lager uitvalt Bij de betonnen variant wordt in eerste instantie gerekend met een dempingsfactor van 0 .02 en bij de tweede variant wordt gerekend met een dempingsfactor van o.or (gebruikelijk voor stalen gebouwen). Later wordt gekeken welke respons beide constructies hebben wanneer de dempingsfactoren gelijk zijn.
de buurt van de eigenfrequentie liggen worden vergroot, wat tot grotere dynamische verplaatsingen en versnellingen leidt
De meest voorkomende dynamische belasting in Nederland is de wind. Van beide varianten worden de (dynamische) verplaatsingen en versnellingen ten gevolge van de windbelasting bepaald. De methode die wordt gebruikt is de spectrale analyse; een statistische beschouwing van de windbelasting en de respons van de constructie. Uitgaande van een windvlaagspectrum kan een windbelastingspectrum bepaald worden waarin terreinomstandigheden en gebouwvorm verdisconteerd zijn. Hiermee wordt het res ponsiespectrum van beide varianten verkregen, waarmee maximale verplaatsingen en ver.snellingen bepaald kunnen worden. Maatgevende eigenschappen van de constructie zijn de-eigenfrequenties en de dempingsfactor. De eigenfrequenties zijn afhankelijk van de stijfheid en massa van de constructie en worden bepaald aan de hand van de buigingsvorm van de constructie. Deze eigenschappen kunnen we aflezen in een overdrachtsfunctie ( = functie van de verhouding tussen ingevoerde belasting en uitvoer) (Zie fig. 4) . Belastingen die een frequentie hebben die lager is dan de eigenfrequentie ondergaat de constructie als quasi-statisch , belastingen die een frequentie hebben die in
Uit het analyseren van de overdrachtsfuncties en dynamische respons van beide varianten is gebleken: I. De tweede eigenfrequenties hebben geen invloed op de dynamische verplaatsingen, wel op de versnellingen (Dit geldt voor beide varianten). 2. De dempingsfactor heeft relatief gezien dezelfde invloed op de respons van beide varianten. 3· De dempingsfactor heeft meer invloed op de versnellingen dan op de verplaatsingen (Dit geldt voor beide varianten). 4· De eigenfrequenties van de tweede variant zijn lager dan bij de betonnen variant 5· Wanneer de dempingsfactoren niet gelijk zijn, zijn de dynamische verplaatsingen en versnellingen van de tweede variant groter. 6. Wanneer de dempingsfactoren wel gelijk zijn, dan zijn de dynamische verplaatsingen van beide varianten gelijk, maar zijn de versnellingen van variant 2 lager. Uit het laatste punt kan geconcludeerd worden dat naast de dempingsfactor, de buigingsvorm (en daarmee de eigenfrequentie) van een constructiesysteem ook grote invloed uitoefent op de dynamische respons. De tweede variant kent bij gelijke demping lagere versnellingen en 'is daarmee wat betreft comfort een gunstigere variant.
47
M.F. Rumpen
Een olifant in de porseleinkast De externe effecten van Ingrijpende binnenstedelijke publieke werken op koopstromen en de stadseconomie, en over hoe de lokale overheid de risico's zou moeten beheersen Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. A.L.M. Van Eekelen MBA Ir. A.W.). Borgers Drs. P.l.A.M. Manning Datum afstuderen 111
ia: c
z8juni2005
0..
Samenvatting
...er
De effecten van ingrijpende publieke werken op koopstromen zijn groot. Dit heeft grote financieel-economische gevolgen voor de omzet van winkeliers in het stadswinkelcentrum en voor de hele stadseconomie. Door middel van risicomanagement kunnen de externe effecten worden voorspeld en is proactieve beheersing mogelijk. De lokale overheid heeft belang bij, de verantwoordelijkheid voor en de verplichting tot het beheersen van de externe effecten.
ID ID
c ::s
0..
!!.. ru'
n
c
;;
;::;: 0" 0
c
:E
7'
c
::J
0..
m
Figuur 1 Het Souterrain te Den Haag In uitvoering
Bouwwerkzaamheden van ingrijpende publieke werken in de grotere binnensteden van Nederland leggen de laatste jaren maar ook de komende jaren langdurig en nadrukkelijk beslag op de publieke ruimte. Het stadswinkelcentrum is echter van diezelfde publieke ruimte afhankelijk voor het aantrekken van koopstromen. Het bouwproces zorgt op die manier voor externe kosten voor winkeliers en andere partijen in de binnenstads-economie. Dit roept de vraag op of er een andere manier van bouwen mogelijk is, waarbij de binnenstadseconomie gedurende de bouwuitvoering minder schade ondervindt van de publieke bouwprojecten.
Trefwoorden
Risicomanagement Stadseconomie Publieke werken Multinominal Logit
De centrale vraag van dit onderzoek is: Wat zijn de effecten van ingrijpende publieke werken in de binnenstad op koopstromen naar het stadswinkelcentrum en zodoende op de stadseconomie, en welk modelmatig instrumentarium kan de lokale overheid inzetten om samen met de stakeholders deze effecten proactief te beheersen? De aanpak en structuur van het onderzoek is divers. Eigenlijk heeft elke onderzoeksvraag zijn eigen karakter en daarmee een eigen onderzoeksstructuur. Voor het grootste deel van het onderzoek is vanuit theorie en praktijk kwalitatief een stelling geformuleerd als antwoord op de betreffende onderzoeksvraag. Deze stelling is dan getoetst in de praktijk, meestal door ze voor te leggen aan een panel van deskundigen. Een specifiek empirisch kwantitatief deel van het onderzoek maakt gebruik van het Multinominal Logit model. De uiteindelijke resultaten van dit onderzoeksdeel zijn op zich al getoetst door een Rhoz-waarde als uitkomst voor verschillende modellen. Als extra toets is een regressieanalyse toegepast op de modellen. De inhoudelijke structuur van het probleem is ruimtelijk-economisch van aard. Bepaalde eigenschappen van de publieke ruimte die van invloed zijn op koopstromen naar het stadswinkelcentrum, kunnen variabel zijn gedurende bouwwerkzaamheden in de publieke ruimte van de binnenstad. Voor de representatieve casus Souterrain te Den Haag is met vergelijkend onderzoek berekend dat winkeliers, ten gevolge van dit ingrijpende publieke bouwproject, honderden miljoenen euro's omzet hebben gederfd. Ook andere partijen die deel uitmaken van de binnenstedelijke economie, ervaren financieel-economisch nadeel van de ingrijpende publieke bouwprojecten. Investeerders in winkelvastgoed worden geconfronteerd met een toenemend verhuur- en huurprijsrisico en daardoor mogelijk extra kosten. Bedrijvigheid in de binnenstad die afhankelijk is van de koopstromen naar het stadswinkelcentrum, wordt geconfronteerd met afnemende inkomsten. En ook het 'stedelijk publiek' wordt getroffen door afnemende koopstromen naar het stadswinkelcentrum. Het kost de stadseconomie kapitaalinstroom en dus op langere termijn ook draagvlak voor verzorgende voorzieningen en banen.
Risicomanagement kan voor de lokale overheid een methodiek zijn om het ruimtelijk-economische probleem samen met de stakeholders, proactief aan te pakken. Door aan de hand van bouwplannen risico's in kaart te brengen, kunnen allerlei maatregelen getroffen worden om de negatieve invloed van bouwwerkzaamheden op koopstromen, bij de oorzaak aan te pakken. Redenen voor de lokale overheid om de externe effecten proactief te beheersen zijn: rationele overwegingen zoals het direct vermijden van stadseconomische schade en het vermijden van procedures en claims; een institutioneel-economische verantwoordelijkheid om het hoogste gemeenschappelijk nut na te streven, en dus om de externe effecten op koopstromen te voorkomen; en een verplichting tot het naleven van het zorgvuldigheidsbeginsel, het gebod van belangenafweging en het 'beginsel van minste pijn'. Binnenstadsmanagement is het ideale kader waarbinnen de lokale overheid met de stakeholders samen kan werken aan het proactief voorkomen van de externe effecten op de koopstromen en de stadseconomie, als gevolg van de uitvoering van ingrijpende publieke werken.
CT
0
c
:E ;:<;
c
:::J
0. (!)
49
Ing. J.J.M.Tholhuijsen
Het gedrag van wind op hoogbouw
~
De invloed van de correlatie van de wind op de respons van hoogbouw
~
Afstudeerrichting
~
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Dr. ir. M.C.M. Bakker Dr. ir. C.P.W. Geurts Prof. dr. ir. J.G.M. Kersteos Datum afstuderen 26
april
2005
~
~ ~ ~~
_...-·
Figuur 1 Versnelling aan de top t.g.v variabele windbelasting
Samenvatting
Wind treedt op in vlagen. Dit komt tot uiting in het spectrum van de windsnelheid. Hoge gebouwen kunnen door deze variabele belasting gaan trillen. Naarmate de slankheid van een constructie toeneemt, neemt ook de invloed van de wind op een constructie toe. De totale windbelasting op een gebouw hangt sterk samen met de dimensies van de windvlagen. Dit betekent dat een deel van het gebouw belast wordt. Extra aandacht is er besteed aan een correcte werking van ANSYS bij uitvoering van spectrale analyses met meerdere (al dan niet gecorreleerde) spectra. Trefwoorden
Hoogbouw Spectrale analyses Windspectrum Coherentie f Correlatie Aërodynamische admittantie
Wind varieert in plaats, grootte en snelheid. Hiermee varieert ook de belasting op hoge gebouwen. Dit veroorzaakt trillingen in dit type constntcties en kunnen, indien te sterk, als hinderlijk ervaren worden door de gebruikers van het gebouw. Dit fenomeen komt in de wens tot slanker bouwen steeds vaker naar voren. De energie die een potentiële windvlaag bezit is afhankelijk van de grootte van de vlaag. Grote windvlagen kunnen een enorm groot deel van een gebouw belasten. Tegelijkertijd hebben grote windvlagen een relatief lage frequentie. Naarmate de slankheid van een constructie toeneemt, neemt de eigenfrequentie af. Dit betekent dat bij toenemende slankheid, de wind steeds meer invloed heeft op de trilling van deze constructies. De huidige rekenregels geven een maximale grenswaarde van de versnelling in gebouwen op, die slechts eenmaal per jaar overschreden mag worden. De bijbehorende windlast is gebaseerd op extreme windfluctuaties. Zoals vermeld is de grootste trilling te verwachten bij windvlagen waarvan de frequentie overeen komen met de eigenfrequentie. Deze windvlagen hebben bepaalde afmetingen. Om deze invloed mee te nemen, wordt er een dynamische correctie fa.ctor toegepast. Deze factor is dus afhankelijk van eigenfrequentie en oppervlakte van de gevel. Op basis van eenvoudige rekenregels, wordt de gehele gevel belast en vervolgens met de factor gecorrigeerd. De dynamische correctiefactor is gebaseerd op de theorie van spectrale analyses. In het afstudeerverslag worden de aannames die worden gemaakt ter bepaling van deze dynamische correctiefactor onder de loep genomen. Bovendien is er de wens om in Eindige Elementen Modellen een nauwkeurige analyse te kunnen uitvoeren, waarin deze aannames zijn verwerkt. De huidige factor biedt geen inzicht over hoe deze meegenomen dient te worden in Eindige Elementen berekeningen. Tevens is de vraag om na te gaan of de correctiefactor uit de
1\\,'
Atmosferische grenslaag
I
~
Speelrum van de windsnelheid (Volledig ge<:on ·efeer.J•• bela"Stóng)
. "·
i
015
Spectrum v/d windsnelheid
~ 0
~
$ .!:!:? ü <1> .._ .._
N
c:>
r-
<1>
UJ
-'= u
z
(J)
-E ('0
c::
('0
c:
~
\.
0.4
\
0~' l
~-
0.1
<1>
~
-E
.._
('0
!
:(1)
<(
---------------o.2
Dl 0.15
~
i 1.l- __ 0. 1
I
overdrachtsfunctie
!_
[
j
0 .2
c
..,
CT
c
::I
0.
!!..
)\
.
ur .... 0. ID ID
l llI·
~ .... ~
0 .5
0 .3
0.2
Overdrachtsfunctie
Fluctuerende windbelasting
I
0 .4--· =o.s
-...._
I
>...
Cl
o .3
(1-luctuerend e ...".,ndbeiastir.g)
Coherentie v/d winddruk I
0 5
Spectrum van Cle belé:lsting
~
:ê
>...
-o -o 0
~
u
z
-E I
Spectrum v/d winddruk
0
CJ:>
(J1''·\
<1>
-'= ~
0.3
o.J
~
druk coëfficiënten & druk admittantie
u
0.2
Aërodynamische admitti:!rttie
I,
.._
"-
l _- ------ ·:::::::.::.::::.._~-
Ql'
'-----==-- 0 .3
0 .4
0.5
Spectrum van de versnelling
1'"1
c
,...,. ID
;:;:
0"
0
c
:E
~ ;\
;;<;'
c
::J CL Cl)
Versnelling aan de top
\, '
:CL5
Figuur
2
Stappenplan afstuderen
huidige norm nauwkeurig is opgesteld. Het is echter van belang dat het resultaat van de analyse op eenvoudige manier te interpreteren is voor de ingenieurs praktijk. Ten eerste zal de winddruk bepaald worden. In het verleden hebben diverse wetenschappers zich bezig gehouden met dit vraagstuk en hebben, op basis van metingen, modellen ontwikkeld die een goede benadering vormen van het werkelijke gedrag. Deze modellen van de windgegevens zijn toegepast op een hoogbouwconstructie in het centrum van Rotterdam: de Coolsingel toren. Omdat het project zich. midden in het centrum bevind, waar hoge en lage gebouwen elkaar afwisselen, is het belangrijk om een eerlijke verdeling van de windlast te bepalen. Deze he.le procedure wordt in spectrale vorm uitgevoerd, zodat windvlagen van iedere mogelijke tijdsduur beschreven worden. De statistische overeenkomst tusse n windvlagen op verschillende plaatsen op de gevel is weergegeven in een model uit de literatuur; de correlatie. Met dit gegeven is het mogelijk om een computerberekening uit te voeren waarin de grootte én verdeling van de windbelasting kan worden beproefd. Door de respons van deze som te delen op som waarin een volledig gecorreleerde belasting wordt geplaatst, kan de aërodynamische admittantie bepaa.ld worden. De admittantiefactor maakt een eenvoudige berekening mogelijk.
0 .1
f\ · -...___./ ~------0 .2
0 .3
0 .-l
0 .5
SI
P.H. Tran
Procesmanagement: van procesontwerp naar plan van aanpak De strategische keuzebenadering voor het ontwikkelen van een plan van aanpak voor herstructurering industrieterrein Overstad. Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer A.F.H.J. den Otter arch. a. v.b. Ir. J. Visser
-
Datum afstuderen 28juni2005
..,
Samenvatting Een plan van aanpak wordt bij gebiedsantwikkeling momenteel voornamelijk ingevuld door de projectmanager op basis van zijn kennis, ervaring en ingewonnen advies. Dit proces is terug te redeneren tot het "fingerspitzengefühl" van deze personen. Met het afstuderen wordt voor de herstructurering van industrieterrein Overstad een strategische keuzebenadering ontwikkeld. Deze benadering is erop gericht het planningsproces zodanig te structureren, dat duidelijk wordt wanneer welke beslissingen genomen moeten worden. Daarnaast geeft het inzicht tot de mogelijke scenario's om het proces aan te pakken. Deze scenario's worden beoordeeld op basis van de opgestelde criteria, waaruit het scenario volgt die de groots te slagingskans heeft.
DJ
ur c::
c..
11) 11)
er c::
::I
c..
!.. Qj' (""\
c
;::;:
~·
o0
c
::!:
"'
c
:::J
0..
ro
Trefwoorden Procesmanagement Strategische keuzebenadering Scenario's Herstructurering Vertrouwen
Gemeente Alkmaar wil Overstad herstructureren. Overstad is een industrieterrein van 32 hectare dat in haar laatste levensloopfase zit. Overstad heeft 34 grondeigenaren bestaande uit voornamelijk ondernemers die een diversiteit aan bedrijfsvoering hebben van een metaalconstructiebedrijven tot meubelboulevards. Omdat deze personen geen affiniteit hebben met gebiedsontwikkelingsprojecten hebben de meeste hiervan een afwachtende houding. I/3 van deze afwachtende personen doen mee met de ontwikkeling omdat de locatie, tegen het oude centrum, grote mogelijkheden biedt. De andere 2/3 vind het nu nog te risicovol om in te stappen. De factoren die bij Overstad bepalend zijn, zijn: De locatie, hierdoor zijn er met de ontwikkeling goede rendementen .mogelijk. Dit is ook de belangrijkste reden om te participeren. 2. De meeste grondeigenaren willen hun gebied zelf ontwikkelen. 3· Er is weinig onderlinge vertrouwen. Hiervoor is er binnen de groep te veel oud zeer. 4· De recente grondaankopen. Grond wordt nu aangekocht met 2 a3 maal de huidige waarde, waardoor bij de anderen het ver wachtingen wekt en de financiële haalbaarheid bemoeilijkt. 5· Grondeigenaren zijn uit op kort geld, daar een gebiedsontwikkelingsproces gemiddeld 15 jaar duurt. 1.
Naast de analyse van Overstad zijn de projecten Paleiskwartier te Den Bosch en Spaanse Polder te Rotterdam/ Schiedam geanalyseerd. Dit is gedaan om te bekijken of handelingen die bij die projecten gedaan zijn toepassingsmogelijkheden biedt voor Overstad. Bij Paleiskwartier hebben de partijen in de eerste fase hun eigen stuk grond ontwikkeld. De verrekening van de ontwikkeling van het openbare gebied en voorzieningen is vastgelegd in een exploitatieovereenkomst In de tweede fase zijn de partijen op gegaan in een ontwikkelingsmaatschappij. waarin ook Gemeente Den Bosch risicodragend participeert met de
111
ür .... c c. tD tD
...
C"
c
:::J
c.
!!.
or
n
c ,..,.
m ;:::;:
er 0
c
:E
A'
c
::l Q_
m
Afbeelding 1
ontwikkeling van de opstal. De toepassingsmogelijk hierin is dat een deel van de grondeigenaren gezamenlijk_het gebied willen aanpakken en een meren deel haar eigen gebied wil ontwikkelen. De grondeigenaren die het gebied gezamenlijk willen oppakken kunnen in de ontwikkelingsmaatschappij deelnemen en grondeigenaren die zelf hun gebied willen ontwikkelen kunnen een exploitatieovereenkomst aangaan met de ontwikkelingsmaatschappij. Bij Spaanse Polder hebben de gemeente Rotterdam en Schiedam een onafhankelijk bureau onderzoek laten doen naar de kansen en mogelijkheden om het industrieterrein te herstructureren( revitaliseren. Met deze rapportage werden de ondernemers daar benaderd met de vraag wat ze van het plan vonden en of ze mee wilden doen in de verder uitwerking ervan. Na aanpassingen van het structuurvisie hebben de gemeentes een beleidsplan ontwikkeld waarin ze de ontwikkeling van het gebied verdeeld hebben in drie fases van elk 5 jaar. De eerste 5 jaar is gedetailleerd omschreven welke deelgebieden ze wanneer gingen uitwerken en gingen aanpakken. De ondernemers hebben hierin een inbreng door het deelnemen van belangenbehartigingvereniging van de ondernemers in het ontwikkelingsproces. Voor Overstad zijn de toepass.ingsmogelijkheden het ontwikkelen van een beleidsplan op basis van een onderzoek van een extern bureau over de kansen en mogelijkheden van Overstad. Hierdoor krijgen de grondeigenaren die geen affiniteit hebben met gebiedsantwikkelingen een beeld van wat hen te wachten staat en ontstaat er meer duidelijkheid in het proces. De afWegingsmethode die gebruikt is om de data te structureren is de strategische keuzebenadering. (SKB) Middels een SWOTanalyse van de succes- en faalfactoren voor het aanpakken van een gebiedsontwikkelingsproject uit de literatuurstudie, wordt op een gestructureerde wijze beleidsvelden, (aspecten waarover beslissingen moeten worden genomen) criteria en onzekerhe-
53 den binnen het proces onderscheden. De beleidsvelden zijn regie, betrekken grondeigenaren, inspraak grondeigenaren, mandaat participatie en betrekken niet participerende grondeigenaren. De criteria zijn geld, tijd, kwaliteit, verloop, arbeidstevredenheid en eigen belang. Voor de beleidsvelden worden alle mogelijkheden om invulling eraan te geven uiteengezet en op basis van deze mogelijkheden worden alle mogelijk scenario's geconstrueerd. Vervolgens worden deze mogelijke scenario's omgezet in een stroomschema waarin de overeenkomstige aspecten samen genomen worden. De scenario's die dan nog overblijven worden beoordeeld. Voor Overstad zijn het de volgende scenario's: Scenario AI: Uitvoeringsgerichte regie met actief mandaat participanten in GEM. Scenario A2: Visionaire regie met structuurvisie en beleids plan. Scenario A3: Faciliterende regie met gezamenlijk beslissen en open planproces. De scenario's worden beoordeeld op basis van een MCA en hieruit komt naar voren dat het scenario A2: Visionaire regie met structuurvisie en beleidsplan de grootste slagingskans heeft, omdat deze 74% voldoet aan de criteria. Scenario Ay Facilitair met open planproces staat op de tweede plaats en voldoet 70% aan de gestelde criteria en scenario AI Uitvoeringsgericht met actief mandaat in GEM heeft de slechtste slagingskans en voldoet 62% aan de criteria. De belangrijkste reden dat het scenario A2 de grootste slagingskans heeft is dat er duidelijkheid in het proces gebracht wordt door de structuurvisje en beleidsplan. Grondeigenaren weten wat ze te wachten staat en kunnen ook makkelijker aangeven met welke aspecten ze het niet eens zijn. Deze kunnen dan besproken worden.
Ing. W.R.P. Verstappen
Collectief particulier opdrachtgeverschap in de stedelijke vernieuwing De ontwikkeling van een draaiboek voor de procesmanager van een collectief particulier opdrachtgeverschap in de binnenstedelijke herstructurering Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. A.L.M van Eekelen MBA Ing. A.J. Kleine I»
-:t ur c
Datum afstuderen z8juni2005
Q.
...r:r c
:I
Q.
!!. öJ' n
c
..... ~· CT
0
c
~
~
c
:::l
0.
ro
54
Samenvatting Een mogelijk middel om het doel van de stedelijke vernieuwing (SV), het creëren van een_leefbaar stuk stad, te verwezenlijken is het zogenaamde coUectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). Dit komt echter maar zeer moeizaam op gang. Deze afstudeerscriptie beantwoordt de vraag waarom CPO niet van de grond komt in de SV en biedt vervolgens een mogelijke oplossing voor dit probleem in de vorm van een draaiboek voor de procesmanager van een CPO. Dit draaiboek biedt de procesmanager ondersteuning bij het professioneel inrichten van de organisatie van het CPO in de SV en dan in het bijzonder de binnenstedelijke herstructurering. Trefwoorden Collectief particulier opdrachtgeverschap Stedelijke vernieuwing Procesmanagement Bewonersparticipatie Projectmanagement
Het beleid van de overheid ter vernieuwing van (binnen)steden is regelmatig van koers gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat in de loop der tijd een situatie is ontstaan waarbij naoorlogse wijken gekenmerkt worden door enerzijds een eenzijdig woningaanbod dat niet meer aansluit op de vraag van de markt en anderzijds een leefomgev ing die niet meer voldoet aan de wensen en eisen van de gebruikers. Problemen als verpaupering, achtersta.llig onderhoud, sociale onveiligheid, versnipperd ejgendom, verouderde panden en veel corporatiebezit voeren de boventoon in dit soort wijken. Het doel van het huidige beleid (stedelijke vernieuwing) is om hierin verandering te brengen door een tweetal aspecten centraal te stellen bij de herstructurering van deze wijken: 1. Aansluiten bij de behoefte van de gebruiker; 2. Meer betrokkenheid van de gebruikers bij de leefomgeving. Een mogelijk middel om_deze twee aspecten in de stedelijke vernieuwing te verankeren is het zogenaamde collectief particulier opdrachtgeverschap (C PO). Dit collectief particulier opdrachtgeverschap komt echter in de bestaande stedelijke gebieden maar moeizaam op gang. Het bovenstaande heeft geleid tot de volgende probleemstelling voor deze afstudeerscri ptie. Waarom komt het collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) ni et van de grond in de stedelijke vernieuwing (SV)? De doelstelling hierbij luidt als volgt: Het on twikkelen van ee n instrument dat inzicht geeft hoe het CPO een prominentere rol kan gaan spelen in de stedelijke vernieuwing. De eerste fas e van deze afstudeerscriptie was gericht op het beantwoorden van de probleems telling en was overwegend analyserend van karakter. Het deel analyse van deze afstudeerscriptie bestond hierbij uit een drietal onderzoeksmethoden: Desk Study (literatu urstudie). Case Study (4 Casussen) en Field Study (Interviews). Het uitvoeren van deze analyse heeft geresulteerd in een breed scala van oorzaken waarom collectief particulier opdrachtgever· schap (CPO) niet van de grond komt in de stedelijke vernieuwing. Deze oorzaken zijn vervolgens weergegeven in de vorm van 19 stel.lingen. De tweede fase va.n deze afstudeerscriptie was het ontwerpen van het instrumen t genoemd in de doel stelling. Dit instrument dient aan te geven hoe CPO ee n prominentere rol kan gaan spelen in de binnenstedelijke herstructurering. Input voor het o ntwerpen hiervan werd gevormd door de 19 eerder genoemde stellingen. Om enige ordening in deze stellingen aan te brengen is er gebruik gemaakt van een tweetal complementerende onderzoeksmethoden. De eers te methode, het Ishikawa diagram , is meer theoretisch en wordt ondersteund door een meer praktijkgerichte methode: het expert panel. De uitkomsten van deze methoden hebben geleid tot ee n 7 tal hoofdoorzaken. Deze hoofdoorzaken toonden echter nog steeds enige mate van verstrengeling, hetgeen cumulatieve verbetering cq. verslechtering tot gevolg kan hebben. Om enig inzicht te krijgen in deze verstrengeling is er van deze 7 hoofdoorzaken een relatiematrix opgesteld die vervolgens resulteerde in een zogenaa md 7S verstrengelingsschema. Belangrijkste conclusie hieruit was dat het te ontwerpen instrument ervoor moest zorgen dat het collectief een professionelere en zakelijkere inrichting van haar organisa tie kreeg. Vanuit dit hoofdcriteria is een ontwerp gemaakt voor een draaiboek voor de procesmanager van ee n collectief particulier opdrachtgeverschap in de binnenstedelijke herstructurering. Het draaiboek bestaat hierbij uit een drietal hoofdonderdelen: 1.
Het processchema CPO-SV dat aangeeft hoe de interne processtructuur van het collectief georganiseerd dient te worden. In het kort beschrijft het processchema het volgende: Welke fasen doorlopen moeten worden; Welke deelprocessen per fase plaats moeten vinden ; Welke activi teiten per deelfase moeten worden verricht;
Welke beslisdocumenten er per fase opgesteld moeten worden, op basis waarvan het centrale beslisdocument wordt samengesteld. 2.
Een daarbij horend verdiepingsmodel, de zogenaamde Universele Management Onderlegger®. voor de initiatief- en haalbaarheidsfase die aangeeft wat, wanneer, door wie gedaan moet worden en vervolgens hoe deze informatie gebruikt dient te worden in het vervolg van het proces.
3· Een stappenplan dat een uitvoerige beschrijving geeft van de verschillende activiteiten uit de deelprocessen van de Universele Management Onderlegger® en dattevens aangeeft welke elementen er in het centrale beslisdocument aan het eind van de fase opgenomen dienen te worden. Het in deze afstudeerscriptie ontwikkelde draaiboek is tot slot getoetst aan de eerder opgestelde criteria waarbij de uitkomst van deze toets aangaf dat het product aan alle criteria voldeed. Dl
In dit onderzoek wordt een professienelere interne processtructuur van het collectief gezien als één van de oplossingsrichtingen voor het wegnemen van de stagnatie van het collectief particulier opdrachtgervschap in de stedelijke vernieuwing. Deze oplossing is met name gericht op wat het collectief zelf kan doen om een serieuze partner te worden in de binnenstedelijke herstructurering. Het draaiboek is echter geen wondermiddel dat alle problemen die spelen oplost, het is een houvast voor de procesmanager om een collectief van particulieren als een professionele marktpartij te organiseren. Ook vanuit de diverse andere betrokken partijen bij de binnenstedelijke herstructurering dient het nut en de noodzaak van het CPO onderkend te worden teneinde het CPO echt van de grond te krijgen.
-
ii:' c:
c.
111 111 0"
...
c:
:::1
c. !!. <;r'
c: "
r::r
0
c: :!! c: ":::J a. (!)
55
G. Wagernakers
Minder omzet, Meer Marge Een casestudy naar de meerwaarde van het Harmoniemodel Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas Ir. A.L.M. van Eekelen MBA J.G.L. Willemsen Ir. J.A. van Bergen Datum afstuderen
z8 juni
2005
Samenvatting
In een bouwsector die verschuift van een aanbodmarkt naar een vraaggestuurde markt, oriënteren aannemers zich op hun positie in het bouwproces. Voor BAM Techniek regio Zuidoost is onderzoek gedaan naar de manier waarop zij een meerwaarde bieden voor hun opdrachtgevers door de toepassing van het bouworganisatiemodel het Harmoniemodel. Daarbij is onderzoek gedaan naar de meerwaarde van het Harmoniemodel, er zijn communicatiemiddelen opgesteld waarmee deze meerwaarde kan worden verduidelijkt bij opdrachtgevers, en er zijn aanbevelingen gedaan hoe de organi· sa tie van BAM Techniek regio Zuidoost zich zou moeten veranderen om het Harmoniemodel te verbeteren en vermarkten. Trefwoorden
s6
Bouworganisatiemodellen Waardecreatie Projectmanagement Werktuigbouwkunde Bouwmarketing
Inleiding De bouwsector lijkt in beweging. ln de nasleep van de parlementaire enquête bouwnijverheid gaan er in de sector steeds meer geluiden op dat het anders moet en zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers gaan steeds vaker op zoek naar nieuwe manieren van samenwerken. Hierbij wordt steeds vaker gebruik gemaakt van samenwerkingsmodellen, die afwijken van de traditionele manier van werken. Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd bij BAM Techniek regio Zuidoost, een werktuigbouwkundige aannemer, actief in de industrie· en utiliteitsmarkt. De onderneming is gespecialiseerd in het leveren van High Purity Systems en HVAC diensten en in de industriemarkt gebeurt dit vaak in een cleanroomomgeving. De opdrachtgevers van BAM Techniek regio Zuidoost besteden in toenemende mate huisvestingsvraagstukken uit en stellen daarbij hogere eisen aan het eindproduct en het ontwikkelingproces van dit eindproduct. Aan de aanbodzijde van de markt richten aannemers zich steeds meer op het leveren van een toegevoegde waarde in plaats van enkel productie capaciteit. Met andere woorden de bouwsector verandert van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt Als werktuigbouwkundige aannemer is BAM Techniek Regio Zuidoost zich bewust van de ontwikkelingen in de markt en zij tracht met het Harmoniemodel, een samenwerkingsmodel dat afwijkt van de traditionele manier van werken , aan te sluiten op deze bestaande ontwikkelingen met als doel een grotere toege· voegde waarde te bieden aan opdrachtgevers. BAM techniek wordt echter in grote mate nog geconfronteerd met de traditionele rolverdeling tussen opdrachtgever, adviseur en aannemer en heeft moeite om de meerwaarde van de rolver· deling van het Harmoniemodel inzichtelijk te maken bij opdrachtgevers. Vanuit dit probleem stelde BAM techniek dan ook de vraag; Hoe kan de meerwaarde van het Harmoniemodel inzichtelijk worden gemaakt en beter worden gecommuniceerd naar (potentiële) opdrachtgevers? Om met het Harmoniemodel een meerwaarde voor de opdracht· gevers te kunnen bieden zal BAM Techniek met dit model beter moeten aansluiten op de behoeften van de opdrachtgever dan dat het traditionele model dat doet. Vanuit deze definitie is het onderzoek uiteengevallen in twee delen, enerzijds de kenmerken van het Harmoniemodel en het traditionele model, ook wel het Estafettemodel genoemd en anderzijds een behoefteonderzoek bij opdrachtgevers. Het Harmoniemodel vs het Estafettemodel In het bepaald de opdrachtgever, vaak bijgestaan door een adviseur, wat en hoe er gebouwd moet worden en vertaalt dit in een uitgewerkt bestek Dit wordt vervolgens per discipline (Bouwkunde, Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde) aanbesteed, vaak via een openbare aanbesteding.
Opdrachtgever
Aanbieder Estafettemodel
Harmoniemodel
Afbeelding 1 111
In het Harmoniemodel wordt er eerder in het bouwproces een contract afgesloten tussen opdrachtgever en aanbieder, waarbij de gehele bouwopgave op basis van een Programma van Eisen of een Basic Design (functionaliteiten) wordt uitbesteed. Deze verschuiving is weergegeven in figuur r. Daarbij wordt een maximale prijs vastgelegd en een calculatieschema opgesteld voor het verwerken van eventuele wijzigingen tijdens het proces.
ür ..... c
c. tD
tD ....C"
c
:::J
c.
!. CJ' n c
.
;::;:
De meerwaarde van het Harmoniemodel Na het uitvoeren van een behoefteonderzoek zijn de behoeften gecombineerd met de kenmerken van het Harmoniemodel en het Estafettemodel en is er een beeld ontstaan op welke punten het Harmoniemodel beter aansluit op deze behoeften. Daarbij conclusies getrokken met betrekking tot deze meerwaarde; Verkorting van de doorlooptijd;+/· 3 maanden Eerder zekerheid met betrekking tot de investeringskosten; Flexibiliteit in het proces; Wijzigingen kunnen snel worden verwerkt; Een aanspreekpunt voor ontwerp en uitvoering; Open communicatie. Op weg naar de marktintroductie Traditioneel richt een aannemer, en zo ook BAM Techniek, zich op het behalen van een hoge bezettingsgraad van de capaciteit om zo een optimale win st te behalen. Het Harmoniemodel is ontstaan door een jarenla nge samenwerking tussen BAM Techniek en zijn opdrachtgevers in de industriesector waarbij BAM Techniek steeds eerde r bij een project is betrokken en zich heeft ontwikkeld tot een bouwe r, die naast uitvoeringske nnis en -capaciteit, ook ontwerpende taken kan uitvoeren. Echter om opdrachtgevers beter te kunnen verleiden om vaker volgens dit model projecten te organiseren zal BAM techniek een volgende keuze moeten maken en zich moeten gaan toeleggen op dit model. Dit heeft echter wel consequentie voor het Business model van de organisatie. Het Business model van BAM Techniek is er niet op gericht om op basis van de behoeften van een opdrachtgevers nieuwe concepten en producten te ontwikkelen en te vermarkten. Om het Harmoniemodel verder te ontwikkelen naar een concept waarbij garanties kunnen worden gegeven met betrekking tot de doorlooptijd , kwaliteit, kosten en de mate van invloed van de opdrachtgevers tijdens het proces zal de organisatie op drie punten moeten ontwikkelen, namelijk; Marketing; Research and development; Strategie partnership. Door het harmoniemodel verder te ontwikkelen als concept zal de focus van BAM techni ek minder komen te liggen op het behalen van een hoge bezettingsgraad van de capaciteit (Minder omzet) maar juist op he t leveren van een bete re oploss ing voor het probleem van de klant, waardoor een steeds grotere meerwaarde wordt gecreëerd. (Meer marge) .
57
E. van der Weg
De Totale Glasfaçade Van structurele verlijming naar verborgen bevestiging Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. ).).N. Lichtenberg Prof. ir. N.A. Hendriks Dr. ing. J.L.M. Renckens Ing. ).G.). Drissen Datum afstuderen 28 juni 2005 Samenvatting Structural Sealant Glazing is het constructief verlijmen van glaspanelen aan een achterconstructie. Doel van deze constructie is een blinde bevestiging van het glas zonder profielen aan de buitenzijde van de gevel. Door gebrek aan kennis over het constructieve gedrag van deze lijm is het tot op heden niet mogelijk aan te tonen dat deze lijm vijftig jaar standhoudt. Dit is de reden waarom lokale overheden Structural Sealant Glazing niet zonder aanvullende voorwaarden accepteren. Vaak wordt een mechanische horging van de buitenruit geëist, deze doet vaak af aan de esthetische beeld van de gevel. De hier ontwikkelde gevel bevat een blinde mechanische bevestiging van het glas zonder het gebruik van een constructief lijmsysteem.
58
Trefwoorden Structural Sealant Glazing Glasgevel Bevestigingsclips Totale Glas façade Verborgen bevestiging glas
Inleiding In de pre-Bauhausperiode ontstond de wens vanuit architecten om een volledig glazen gevel te ontwerpen. Dit werd mogelijk in de jaren vijftig door de ontwikkeling van de siliconenrubbers en kitten waarmee het mogelijk werd glas op een onderconstructie te verkitten ten behoeve van een blinde bevestiging. Het eerste project dat volgens dit principe in Nederland werd gerealiseerd dateert uit 1984 en betreft de Zwolsche Algemeene in Nieuwegein van de architect Peter Gerssen. Het verkitten van glas op een achterconstructie wordt nog steeds gebruikt. Er bestaan echter twijfels bij de toepassing van Structural Sealant Glazing in de bouw. Deze twijfels worden veroorzaakt door verschillende factoren die bij het proces van Structural Sealant Glazing een rol spelen. Probleemveld Aangezien er nog geen project is in Nederland dat al langer dan vijftig jaar staat is er binnen Nederland nog geen referentie· project met deze toepassing. Daar komt bij dat er onzekerheid heerst over de wijze van levensduurbepaling van de lijm vooraf en met betrekking tot veroudering. Inspectie wordt bemoeilijkt doordat degradaties van de lijm niet visueel waarneembaar zijn. Daarbij komt dat Structural Sealant Glazing in principe niet waarschuwt voor bezwijken. Belangrijk bij het aantonen van duurzame veiligheid is de referentieperiode van 50 jaar volgens het bouwbesluit 2003. Dit heeft betrekking op tijdsafhankelijke processen zoals langeduursterkte, vermoeiing, corrosie en andere degradatiemechanismen. Klimatologische omstandigheden spelen hierbij een grote rol. Om duurzame veiligheid aan te tonen zijn er enkele beproevingsmetbode ontwikkeld. Deze zijn tot op heden niet algemeen toepasbaar. Bovenstaande problematiek heeft als gevolg dat diverse gemeenten in Nederland Structural Sealant Glazing niet accepteren zonder aanvullende voorwaarden. Binnen de grote gemeenten Nederland kan hierin een tweedeling worden gemaakt. Amsterdam, Utrecht en Eindhoven accepteren Structural Sealant Glazing onder voorwaarde van een inspectie en beproevingsprogramma, hierbij worden de lijmvoegen elk jaar geïnspecteerd. Na een periode van vijftien jaar vinden er bovendien sterkteproeven plaats op de zwaarst belaste lijmvoegen door een belasting aan te brengen nabij de lijmvoeg. Rotterdam, Almere en Delft accepteren Structural Sealant Glazing niet. Zij eisen borging van de glasplaten door middel van klemprofielen. Bij de dimensienering van deze klemprofielen wordt de constructieve prestatie van de lijmvoeg niet meegenomen. Aangezien de klemprofielen de belasting moeten dragen bij bezwijken van de lijmvoeg. Oplossing In het algemeen heeft een ontwerper twee mogelijkheden om te voldoen aan duurzame veiligheid. De eerste mogelijkheid is een constructie te ontwerpen die duurzaam veilig is, uitgaand van normaal onderhoud. Door het gebrek aan kennis over de stochastische waarde van de sterkte en het langeduurgedrag van de lijm is dit geen o_ptie. De tweede optie is een oplossing die eerder en vaker bezwijkt dan is toegestaan maar waarbij geen onveilige situaties ontstaan. Dit vertaald naar een Structural Sealant Glazing systeem levert drie potentiële oplossingsprincipes op. Dit zijn een waarschuwingssysteem, een secundaire borging inclusief een waarschuwingssysteem of een secundaire permanente borging. Belangrijk hierbij is dat alle constructiedelen inclusief de buitenruit van het dubbelglas geborgd zijn. De gekozen oplossing is het gebruik van een speciale buitenruit Door plaatselijk een sparing te maken wordt er ruimte gecreëerd voor een mechanisch bevestigingsprofiel. Door middel van dit profiel wordt de glasunit geborgd. Bij deze bevestiging wordt het eigen gewicht van het glas door glassteunen afgedragen, de clips zijn voor het afdragen van de horizontale wind belasting, de binnenrubbers vormen hierbij een aanslag bij winddruk waardoor de clips voornamelijk belast zullen worden bij windzuiging. Doordat bij borging de constructieve prestaties van de lijm niet mogen worden meegenomen wordt dit systeem zonder lijm ontwikkeld.
Structurele voeg
Voegafwerking
Afbeelding 1 Verlijming detail
Afbeelding
2
Zwolschge Algemeene Cll
ur ,.. c
Q.
tl>
...tl>
0"
c
::I
Q.
!.
Afbeelding 3 Borglng lchthus
Uitwerking In drie stappen is de sterkte van dit gevelprincipe aangetoond. Als eerste is de maximaal toelaatbare statische belasting op de bevestigingsclips bepaald, vervolgens de maximaal toelaa tbare statische belasting op het systeem. Tenslotte is door middel van de Wind Uplift tester bij BDA de toelaatbare dynamische belasting bepaald. Deze blijkt voldoende voor toepassing in Nederland.
Conclusie Er kan geconcludeerd worden dat de doelstelling van het onderzoek is gehaald. Er is een duurzaam veilig gevelsysteem ontwikkeld gebaseerd op de esthetische kwaliteiten van Structural Sealant Glazing, op sterkte getest en positief beoordeeld door bouw- en woningtoezicht. De gevel wordt geproduceerd uit beheersbare en bewezen materialen. Nadeel van dit systeem is de verhoogde kans op glasbreuk tot nu toe.
Afbeelding 4 3D detail
59
und S.).P. Achten ).M.A. Arts & K.W.M. van der Hel) den Ing. A. Baan & Ing. T.F.G. van Duljnhoven Ing. K.W.W. Berkel E. Borgert P.J.M.M. Bouw J.J. van den Brand I. Brok P.B. de Bruljn LL Cheung C.). Denissen M.W. van DIJk R.F. Dobma Ing. D.H.M. Ebbellng Ing. W. Geiltenbeek G.M.J. Govers E.V. de Groot Ing. J.J.P. Hoebergen M.P.F. Hommelberg T.K. Karam LM.N.S. van Keulen Ing. D.R.P. Kuiten F.J. Luljben LA.P. Maaljwee M. van der Mast Ing. T.).W....w ....., ••- -.. J.J.G.M. MOI.enschot}
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 13 september 2005
Technische Universiteit Eindhoven
)aarpng 2004-20o5 nummer09
1309 2005
Inhoud
pag.
S. j. P Achten De praktische kant van leefstijlen Een afstudeeronderzoek naar de inhoud e n de toepas singsmogelijkheden va n het begrip leefstijlen .
6
J.M.A. Arts & K. W. M. van der He ijden Project Partnering bij gebiedsantwikkeling De toepas baa rh eid va n P roject Partne ring bij gebiedsan twikkeling in Nederland projectpa rtne ring.n l
8
Ing. A. Baa n & Ing. T.F. G. va n Du ijn hoven Nederlands cultureel erfgoed: historie met toekomst? Ana lyse van het binnenklimaat in museum he t Mauritsh uis te Den Haag en het depot van het Nede rla nds Scheepvaa rtm useum Amsterdam Ing . K. W.W. Berkel Maatbeheersing bij in het werk gestorte betonwanden De ontwikkeling van een verbeterde kimconstructie E. Borgert Move on<-> Settie down Ee n verplaats bare wo ni ng voor expats
10
Dl
12
vr ..... c
c..
ID ID
;. 14
c :::J c.. ~
01'
r>
P.J.M.M.Bouw Oost West Thuis Best Van Gods h uis naar badhuis
c
;:::;:-
16
(!)
;:;:
er 0
c
J.J. va n den Bra nd Vorsicht! Senioren
:E
18
"
c
:::J
CL (!)
I. Brok Hoogbouwlogistiek Verbeteren va n de logistiek bi j hoogbouwprojecte n
P.B. de Bruij n Energy efficiency in terrace house renovation
20
22
L.L. Cheung World of happiness C. j. Denissen Strandwal-logica Ond e rzoek e n ontwerp in een nevelstedelij k landschap
M.W. va n Dij k Terrein Fens Verbi nding van twee opvallend verschillende gebieden in he t centru m van Eindhoven.
28
R.F . Dobma Thuis in de stad archi tectuur tu ssen he t Academische en h et all edaagse
30
Ing. D.H.M. Ebbeling Herhuisvesting Parkschool Ing. W. Geijten beek Gedreven door belangen Waa rdecreatie door proces geo riënteerd projectmanagement in he t ontwerptraject van grootschal ige , complexe projecten. G.M.j . Govers Het in verticaal halfsteensverband stapelen van prefab gevelelementen E.V. de Groot 'Veilig over de stoeprand' O nderzoek naar de invloed van ruimtelijke kenmerken op het ri jgedrag va n au tobestuurd ers
32
34
Ing. j.j.P. Hoebergen Urban Discoveries in In dustrial Heritage Het programma van een pauzelandschap
40
M.P.F. Hommelberg Software agents t.b.v. een gebouwbeheersysteem
42
T.K. Karam Sfeer & Beleving in winkelcentra
44
L.M.N.S. van Keulen Luci Toepassing van zonnestroomsystemen in gevels Ing. D.R.P. Kuiten De sociale component binnen integralen wijkvernieuwing Een ondersteunend document van de sociale component voor de wooncorporatie bij integrale wijkvernieuwing.
Cll
UI' ...... c:
c.. t1) t1)
a-c: ::I
c..
!E.. o:l' ,..., c
;;
;:::;:
F.J. Luijben Ontwerp autoshowroom "De Toekomst" Ontwerp in staal van een autoshowroom voor autobedrijf "De Toekomst" te Vlijmen, vormgegeven in blob-architectuur en plaats biedend aan 750 auto's. LAP. Maaijwee Gegarandeerde Kwaliteit als resultaat van Samenwerking Toetsing en verdieping van een samenwerkingsmodel tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in de civiele bouw. M. van der Mast Innercity I In Th is City Een ontwerp voor het Petricomplex in De Bergen als reaktie op de gemeentelijke visie voor het centrumgebied van Eindhoven. Ing. T.j.W. Mathijssen Exchange station Centre for Urban Culhtre, Manchester UK.
4
j.j.G.M. Molenschot Wat beweegt de klant? Een onderzoek naar de toepasbaarheid van veelvoorkomende samenwerkingsvormen voor de realisatie van infrastructurele projecten.
so
52
54
s6
ss
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
S.J.P.Achten
De praktische kant van leefstijlen Een afstudeeronderzoek naar de inhoud en de toepassingsm gelijkheden van het begrip leefstijlen. Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. A.W.). Borgers Ir. R.A. Rutgers Datum afstuderen augustus 2005
30
0"
0
c: :\! A" c:
::> 0..
Samenvatting Er is nog veel onduidelijk over de inhoud van het begrip leefstij· len en de toepassingsmogelijkheden van het begrip. In dit onderzoek is een studie gedaan naar de overeenkomsten tussen verschillende Jeefstijlonderzoeken. Uit de grote diversiteit aan leefstijlen kunnen zeven oerleefstijlen afgeleid kunnen worden, dit zijn leefstijlen die in vergelijkbare vorm terugkomen in de onderzoeken. Per oerlee(~tijl zijn voorkeuren en wensen ten aanzien van de woning, de woonomgeving en het voorzieningenniveau opgesteld. Deze voorkeuren kunnen in combinatie met gebiedskenmerken gebruikt worden om maatoplossingen ter verbetering aan te dragen , beleid uit te zetten voor de toekomstige gebiedsontwikkelingen en ontwerp· scenario's te toetsen op effectiviteit.
m
6
Afbeelding 1 Overzicht voorkeuren & wensen oerleefstijlen
t ,. ,,.,cri..•
.
d•
1c-~·
r•
~t·,
~:
' 'IQ
•oe
•~Pi
ornU.lltl•
Trefwoorden
~
Leefstij Ien Woontypologie Voorkeuren Afstemming Gebiedsantwikkeling
1\>1>0-IOQ
De aanleiding van dit onderzoek is een themanummer van het blad Stedebouw en Ruimtelijke Ordening over leefstijlen, hierin wordt gesteld dat nog veel onduidelijk is over de inhoud van net begrip en de toepasbaarheid van leefstijlen in net ontwerpproces. Het doel van dit onderzoek is dan ook om nierover meer duidelijkheid te scheppen.
attliotW~I fW
Afbeelding
2
Kenmerken 'drie-dertien'methode
Als eerste wordt ingegaan op de inhoud van het begrip. Vervolgens wordt een toepassingsmogelijkheid van leefstijlen beschreven in de vorm van een methode waarmee onder andere een gebied afgestemd kan worden op de voorkeuren en wensen van leefstij len. Als laatste volgen enkele conclusies met betrekking tot de doelstelling. In de afgelopen jaren is er een aantal onderzoeken uitgevoerd waarin leefstijlen zijn gedefinieerd. Er zijn ook een aanzienlijk aantalleefstijlindelingen opgesteld. De onderzoeken delen één overeenkomst; ze proberen grip te krijgen op de Nederlandse bevolking door groepen op te stellen met overeenkomstige ken· merken. De leefstijlenindelingen verschillen eenter in meer of mindere mate met betrekking tot opzet en indeling. Hieruit is de vraag ontstaan of er zogenaamde oerleefstijlen bestaan; leefstijlen die min of meer in dezelfde vorm in de diverse onderzoeken terugkomen en welke wensen en voorkeuren de gevonden oerleefstijlen hebben met betrekking tot de woning, de woonomgeving en het voorzieningenniveau. Voor het vaststellen van het aantal oerJeefstijlen is gebruik gemaakt van een clusteranalyse. Hierbij wordt door middel van een algoritme een groot aantal cases, in dit onderzoek 72 leef· stijlen, aan de hand van gemeenschappelijke kenmerken, verdeeld in groepen. Uit de clusteranalyse kwamen zeven oer· leefstij len waarvoor werd nagegaan we lke wensen en voorkeuren ze hebben ten aanzien van de gebouwde omgeving. De wensen en voorkeu ren van de oerleefstijlen zijn in kaart gebracht door middel van een kwalitatieve en een kwantitatieve ana lyse van de literahJUrbronnen, zie figuur 1. Per oerleefstijl is een typerende uaam toegekend. In de kwalitatieve analyse zijn de beschrijvin· gen van de vergelijkbare leefstijlen nader bekeken en de over· eenkomsti ge voorkeuren en wensen met zijn opgenomen in de beschrijving van de betreffe nde oerleefstijL In de kwantitatieve analyse is met behulp van de Albatros database een advies opge· stcld of net wenselijk is dat een bepaalde voorziening in de nabijheid van de woning dient te liggen.
Afbeelding 3 Ligging 'jaren vijftig' buurten in Eindhoven
Afbeelding 4 Overeenkomst Genderdal met oerleefstijlen Het Genderdal; voordelig wonen temidden van de voorzieningen
Afbeelding 5 Voorstellen voor de jonge alleenstaanden
De Albatros database is ontwikkeld door de capaciteitsgroep Urbanistiek aan TUfe in samenwerking met EIRASS. Voor deze database is aan een groot aantal respondenten gevraagd om twee dagen lang hun activiteiten (binnenshuis en buitenshuis) bij te houden. Nadat de voorkeuren en wensen van de oerleefstijlen bekend zijn, s taat de vraag cen traal boe deze informatie gebruikt kan worden in een ontwerpproces. Hiertoe dienen kenmerken van een buurt gekoppeld. Het doel hiervan is om te bepalen hoe de kenmerken van een buurt overeen komen met de voorkeuren en wensen van de oerleefstij len. Dit kan gebruikt worden voor een verdere afstemming van een buurt op de meest geschikte leefsti jl(en) voor de betreffende buurt. Voor de koppeling is een methode ontwikkeld waa rmee een buurt beschreven kan worden aan de hand van indicatoren de woning, de woonomgeving en het voorzieningenniveau. Per indicator zijn een aantal kenmerken opgesteld waarmee een buurt in kaart kan worden gebracht, hierbij is nadru kkelijk gelet op de algemene beschikbaarheid van gegevens over de kenmerken. De methode maakt gebruik van drie indicatoren en dertien kenmerken en heeft daarom de naam drie-dertien methode gekregen, zie figuur 2. De geschiktheid van een buurt voor een oerleefstij l wordt bepaald door de overeenkomst tussen de voorkeuren en kenmerken te achterhalen, door de toepassing van gewichten wordt rekening gehouden dat niet alle voorkeuren even belangrijk zijn. Zeer belangrijke voorkeuren krij gen een vetogewich t, hiervoor geldt dat het bijbehorende kenmerk tenminste in voldoende mate moet voldoen, omdat anders een buurt sowieso ongeschikt is voor de oerleefstijL De meth ode is toegepast op een viertal 'jaren vijftig' buurten in Eindhoven, zie fi guur 3, waarmee één buurt wordt geselecteerd die verder afgestemd zal worden op (de meest) geschikte oerleefstijlen. De resultaten laten zien dat de buurt het Genderdal hiervoor de beste kandidaa t is, daarnaast blijkt dat de buurt de
mees te potenties heeft voor de oerleefstijlen de stadsnomaden, de jonge aJJeenstaa nden en de actieve ouderen, zie figuur 4 · Deze gegevens en een stedenbouwkundige analyse zijn vervolgens gebruikt om na te gaan welke verbeteringen per oerleefstijl nodig zijn voor een verdere afstemming van een deel va n het GenderdaL Gezamenlijk voor alledrie de oerleefstijlen dient de afstand tot de winkelvoorzieningen e n het centrum verkort te worden. Voor de stadsnomaden dient de architectuur van de woningen verbeterd te worden en de afstand tot de sportvoorzieningen verkort te worden. In de buurt dienen voor de jonge alleenstaanden meer klei nere woningen gerealiseerd te worden. Voor de actieve ouderen d ienen de woningen aangepast te worden aan de leeftijd en is het wenselijk dat de sociale opbouw in de buurt verandert. De verbeteringen z ij n door m iddel van voorstellen vertaald naar ruim telijke ingrepen, een voorbeeld hiervan is te zien in figuur 5· Ook is per voorstel is nagegaan wat de bijdrage is aa n een verdere afstemming van de buur t op de oerleefstijlen. Indien alle voorstellen worden doorgevoerd dan kan het Genderdal voor de stadsnomaden en voor de actieve ouderen goed geschikt zijn als woon milieu. Voor de jonge alleenstaanden kan het gebied zelfs zeer goed geschikt zijn als woonmilieu. De zeven oerleefstijlen die afgeleid z ijn uit meer dan 70 leefs tijlen laat zien dat de leefstijlonderzoeken in grote mate met elkaa r overeenkomen. Dit ondanks de grote verscheidenheid tussen de onderzoeken ten aanzien va n de methodiek en de rapportage. Ook bieden oerleefstijlen voldoende mogelijkheden om relevante gegeve ns af te leiden over de voorkeuren en wensen met betrekking tot de woning, woonomgeving en voorzieningenniveau. Over de toepasbaarheid van het begrip in het ontwerpproces kan ik volgende concluderen, m et behulp van oerleefs tijlen en de drie-dertien methode is net mogelijk om maatoplossingen ter verbetering van een gebied aa n te dragen, beleid uit te zetten voor de toekomstige ontwikkeling een gebied en scena rio's te toetsen op effectiviteit.
7
J.M.A. Arts & K.W.M. van der Heijden Project Partnering bij gebiedsontwikkeling: projectpartnering.nl
Project Partnering bij gebiedsantwikkeling De toepasbaarheid van Project Partnering bij gebiedsantwikkeling in Nederland projectpartnering.nl Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. F. Schaefer Ir. A.L.M. van Eekeien MBA Ing. A.). Kleine
Dl
iir r::
Q. tl)
tl) ....
tT
r:: 0
Q.
!!!.. Q1'
,.... c
-
;;;'
8
De behoefte aan innovatie samenwerkingvormen wordt breed on derke nd. Niet alleen door kenniscreë rend e initiatieven als Regieraad Bouw, PS! Bouw en SBR/BouwBeter, maar ook bij opdrach tgevers en opdrachtnemers als Rijksgebouwendienst en Volker Wessels. juist binnen complexe projecten zoals gebiedsantwikkelingen Jijken zowel de samenwerking op zichzelf als de resu ltante voor ve rbetering vatbaar. Een gebiedsantwikkeling kent een veel heid aa n betrokken partijen. Het samenwerkingsproces wordt beïnvloed door de divergerende belangen en door sterke veranderingen waar het project tijdens de lange looptijd aan bloot staat. Ook kenmerken veel samen werkingsverbanden zic h ond er and ere door opportunis· tisch gedrag, gebrek aan vertrouwen en conflicten. Dit alles
Datum afstuderen augustus 2005
30
Trefwoorden Samenwerken Vertrouwen Gei ij kwaardigheid Openheid 7S-raamwerk
heeft een negatieve invloed op het samenwerkingsproces en het eindres ultaat dat zich onder ande re uit in tijdsve rtra gingen, oplopende kosten en geschade relati es. Op basis hiervan komen wij tot de probleemstelling: De huidige samenwerkingsvormen bij gebiedsantwikkeling z ijn ontoereikend om meerwaarde te creëren voor alle betrokken partijen en de uiteindelijke gebruiker. Project Partnering is een mogelijke oplossing voor de pro· blemati ek bij gebiedsontwikkeling. Het doel van Project Partnering is om een win-win situa tie voor alle betrokken partij· en te creëren door vanuit ind ividuele belangen een gemeen· schappelijk doel na te streven. In Nederland is Project Partnering relatief onbeke nd , doch in landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië wordt het succesvol toegepast in de bouwsector. Op basis van bovenstaande is de volgende doelstelling opge· steld: Het onderzoeken van de toepasbaarheid van Project Partnering bij gebiedsantwikkeling in Nederland door een ana· lyse te maken van de knelpunten bij gebiedsantwikkeling die invloed hebben op de samenwerking en vervolgens wat Projec t Partnering hieraa n kan bijdragen. Het eerste deel van het onderzoek bes taat uit een litera tuurstu· die, waarmee enerzijds inzicht wordt verkregen in Project Partnering en anderzijds in de knelpunten bij gebiedsantwikkeling die invloed h ebben op de samenwerking. Het theoretisch kader op het gebied van Proj ec t Partnering ondersteunen we met interviews m et betrokkenen bij twee Nederlandse praktijk· voorbeelden; Nerefco LDU en de Waardse Alliantie. Bij Nerefco LDU zijn de opdrachtgever, drie aannemers en een ingenieursbureau een samenwerkingsrelatie aangegaan ten behoeve van de realisatie van een petrochemische installatie. De Waard se Alliantie (onderdeel van de Betuwe Route tussen Sliedrec ht en Gorinchem ) is een sa menwerki ngsverband htssen ProRail en een aannemerscombinatie waarbij partijen door samen te werken de risico's probeerden te beperken en elkaar probeerden te prikkelen om tot optimalisaties te komen. Met de bevindingen uit twee casestudies bij twee gebiedsontwikkelingsprojecten in Nederland ondersteunen we het theoretisch kader van de knel· punten bij gebiedsantwikkeling die invloed hebben op de samenwerking. Uiteindelijk hebben we een analyse op basis van het 7S Raamwerk van McKinsey uitgevoerd om inzicht en overzicht te krijgen in de struchtrele eigenschappen van Project Partnering. We stelden de volgende defi nitie op van Project Partnering: Een samenwerkingsvorm voo r éé n specifiek project waarvoor een geïntegreerd projectteam wordt opgezet, gebaseerd op vertrouwen, openheid en gelijkwaardigheid. waarbij partijen vanuit individuele belangen een gemeenschappelijk doel nastreven met een gezamenlijk vas tgestelde winst- en risicodeling. Uit de literatuur en twee cases tudies blijkt dat zich knelpunten bij gebiedsantwikkeling voordoen die invloed hebben op de samenwerking. Deze knelpunten beïnvloeden het eindresultaat voor wat betreft oplopende kosten, langere doorlooptijd en
geschade relaties. Het is wenselijk deze knelpunte n op te lossen dan wel de gevolgen ervan te verminderen. Vanuit onze bevindingen stellen wij de volgende hypothese op, die al dan ni et te fal sificere n is: Project Partnering is toepasbaar bij gebiedsantwikkeling in Nederland, indien ... a. Het project voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van Project Partnering. b. Project Partneri ng mee rwaarde biedt in het oplosse n van de knelpunten bij gebiedsontwikkeling. c. Zich geen praktisch belem meringen bij implementatie voordoen. De knelpunte n he bben we punt centraal te stellen , hebbe n we vanuit de struchuele e igenschappe n van Project Partnering beschreven welke mogelijke oplossingen wij zien voor het knelpunt. Gebiedsontwikkelings projecte n zijn potentiële projecten
waar Project Partnering bij toegepast kan worden. De eigenschappen om Proj ect Partneri ng toe te kunnen passen kunne n allen aanwezig zijn bij gebiedsontwikkelingsprojecten. We stellen dat veel gebiedsantwikkelingen in Nederland voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van grootte, complexiteit en risico's. Hiermee aanvaarden we deel a van de hypothese. Binnen theorie en praktijk he bben we gezocht naar knelpunten bij gebiedsantwikkeling die invloed he bben op de samenwerking. Voor elk knelpunt beschreven we vervolgens vanuit de structurele eigenschappen van Project Partnering de mogelijke oplossingen di e wij zien voor het knelpunt. We stelle n dat Project Partnering een belangrijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van de zeven omschreven knelpunten dan wel het verminderen of wegnemen van de gevolgen. In zijn totali teit nemen wij aan dat er een positieve balans, oftewel meerwaarde, ten aanzien van het oplossen van een knelpunt wannee r Projed Partnering zijn toepassing kent bij gebiedsontwikkeling. Hiermee aanvaarden we deel b van de hypothese. Deel c van de hypothese valt buiten de scope van ons onderzoek, waardoor we nu op basis van het voorgaande de hypothese ten aanzien van deel a en deel b aa nvaarden.
9
Ing. A. Baan & Ing. T.F.G. van Duijnhoven
Nederlands cultureel erfgoed: historie met toekomst? Analyse van het binnenklimaat in museum het Mauritshuis te Den Haag en het depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Dr. ir. H.L. Schellen Prof. dr. ir. M.H. de Wit Drs. V.L.B.M. Meul Ing. M.A.P. van Aarle
Afbeelding 1 Het Mauritshuis
I»
~
c:
0..
ID ID
Datum afstuderen augustus 2005
30
.....
CT
c: :::s
0..
~
ar n c
;:;:rt>
;:;:
0"
0
c ::;;: 7' c :::s Q_
rt>
!0
Samenvatting De binnenklimaatcondities in gebouwen, waar mu sea le objecten worden bewaard, zijn een belangrijk aspect voor passieve conservering van museale objecten. Er is onderzoek gedaan naar het binnenklimaat van twee Rijksmusea in Nederland. De huidige situatie van het binnenklimaat in de musea is in kaart gebracht en getoetst aan de richtlijnen. Daarnaast is onderzocht welke aspecten het binnenklimaat bepalen en welke eventuele verbeteringen mogelijk zijn. Trefwoorden Bouwfysica Musea Monumenten Binnenklimaat Degradatie
De Technische Universiteit Eindhoven' voert in opdracht van de ' Inspectie cultuurbezit' het 'Project Klimaatonderzoek Rijksmusea' uit. Binnen dit project is ond erzoek gedaan naar het binnenklimaat van twee gebouwen die een gedeelte van de Rijkscollectie van Nederland hui sves ten . Museum het Mauritshuis te Den Haag en het depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam zijn de onderzochte gebouwen. Het Mauritshuis is een 17e-eeuwsc woning met een hoge monumentwaarde en heeft vanaf de 19e eeuw een museumfunctie. Het huisvest een collectie m et topstukken uit de Gouden Eeuw, zoals schi.lderijen van Vermeer en Remb randt. In 1986 is een luchtbehandelingsinstallatie aangebracht om de condities van de binnenlucht beheersbaar te maken. Het depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam is recentelijk gebouwd en is bouwkundig en installatietechnisch doelmatig ontworpen als depot. Het huisvest een deel van één van de belangrijkste maritieme collecties va n de wereld. Het onderzoek naar het binnenklimaat in de gebouwen is gericht op de omstandigheden met betrekking tot temperatuur en relatieve vochtigheid van de lucht waarin de collectie zich bevindt. Strikte beh eersing van deze twee aspecten van het binnenklimaat is van groot belang voor de passieve conservering van de collectie. Het binnenklimaat dat in mu sea wordt gecreëerd ter behoud van de collectie kan degradatie van het gebouw veroorzaken. Het Mauritshuis is een monument en dus belangrijk Nederlands erfgoed dat niet aan degradatie onderhevig mag zijn. Daarom zijn hoofdzakelijk voor het Mauritshuis de gevolgen van het strikte mu sea le binnenklimaat op de gebouwschil geanalyseerd. Het binnenklimaa t en de daarvoor vera ntwoordelijke parameters zijn door middel van permanente monitoring van de luchtcondities, metingen, inventarisa tie en computersimulatie in kaart gebracht en getoetst aan geldende richtlijnen. Het Mauritshuis De resultaten van de permanente monitoring van de ruimteluchtcondities zijn getoetst aan de richtlijnen die het 'Instituut Collectie Nederland ' (ICN) voorschrijft. De toetsing wijst uit dat hoofdzakeUjk relati eve luchtvochtigheden in de verschillende ruimten vaak niet voldoen aan de richtlijnen. Er zijn een aantal oorzaken voor de afwijkende condities. De uniforme inblaascondities per verdieping zijn hier een belangrijke oorzaak van. Uniforme inblaascondities hebben niet direct uniforme luchtcondities in alle ruimten op een gehele verdieping tot gevolg. De gemiddelde luchttemperaturen en relatieve luchtvochtigheden van de getoé1ste periode tonen dit aan. Verschil tussen de warmtebelastingen per ruimte veroorzaken de verschillen tu ssen de ruimten . Op de eerste plaats ondervinden noordelijk gelegen ruimten een lagere warmtebelasting als gevolg va n minimale zontoetreding.
Afbeelding 2 Een meetschilderij met temperatuur- en relatieve luchtvochtigheidsensoren wordt in het Mauritshuis aangestraald door de zon
Afbeelding 4 Het depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
- - --
~ .:------~-·-------..-------
\.-...... .. . \
1ro
Afbeelding 3 Temperaturen en relatieve luchtvochtigheden van en rondom het meetschilderij in de zon ; 22 januari 2005
Afbeelding 5 lnblaasnozzles in het depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
Daarnaast hebben de rui m ten verschillende luch tvolumes, wat bij een gelijk bezoeke rsaan tal per ru imte tot verschil in warmtebelasting per volume-eenheid leidt. Tenslotte is het vcntilatievoud va n de ve rschillende ruimten nie t ge lijk. He t gebouwbehee rsysteem bepaa lt de te m peratuur e n relatieve voch tigheid van de inblaaslucht voor alle rui mten op basis van het gemiddelde van drie sensoren in ve rschillende ruimten . Een streefwaarde van r9oC van het gebouwbeheersysteem zorgt daardoo r voor een wat hogere luchttemperatu ur in bepaalde ruimte n ten opzichte van een wat lagere luchttemperatu ur in andere ruimten. De gevolge n zijn echter groter voor de relatieve luchtvochtigheid. De hoge gem iddelde streefwaa rde van SS% va n he t gebouwbeheersysteem in combina tie met de temperatuurverschiUe n tussen de ruimten zorgt voor een v_rijwel pe rm anente oversch rijdin g van de maximale rich tlijn voor de relatieve luchtvochtigheid (SS%) in de koudere ruimten. Ten slotte behandelt de insta llatie de inblaaslucht niet altijd naar wen s. Afwijkende inblaascondities he bben op deze momenten ook afwijke nde rui mteluchtcondities tot gevolg.
Deze condities hebben ech ter tot op heden n iet tot noe menswaa rdig destructieve degradatie van het gebouw geleid. Dit is echter nog geen gara n tie dat dit in de toekomst ook za l uitblij ven . Met be tre kking tot bijvoorbeeld schimmelvorm ing ka n het namelijk vaak jaren duren voordat schimmelsporen daadwe rkelijk o ntkiem en .
Uit het onde rzoek is ook gebleken dat de cond ities van de ru imteluc h t niet de en ige randvoorwaarden zi jn die van invloed z ijn op de staat van de collectie in he t Mauritsh ui s. Schilde rije n in de expositie ruimten ondergaan nameli jk temperatuurvariatie als gevolg van directe bezonning e n slecht geïsoleerde gevelconstructies waa rtegen ze tentoongesteld worden. Door middel va n m eting (afbeeld ing 2) zijn oppervlaktetemperaturen op een schilderij vastges teld van 310C (afbeelding 3). De temperatuurfl uctuaties hebben vanzelfsprekend ook grote gevolgen voor de relatieve luch tvochtigheid . Meting heeft echter uitgewezen dat m icroklimaatdozen een gunstige uitwerking he bben op de relatieve luchtvochtigheid aan het oppervlak van een schilde rij . Nabij de gebouwschil heersen hoge relatieve luchtvochtighede n. Me t grote regelmaat treedt er zelfs co ndensatie o p tegen verschillende oppervlakken. Dit is een zorgelijke s ituatie.
Door m iddel van aanpassingen op installatietechnisch en bouwku nd ig vlak, kunnen er omstandigheden gecreëerd worden die voor collectie é n gebouw acceptabel z ijn. He t depot van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam De res u ltaten va n de permane nte m onito ring va n de ruimteluc h tcondities zijn getoetst aa n de ontwe rpeisen d ie het museum stelt. De toetsing wij st uit da t de luchtcondities niet in alle ruimten voldoe n aan de richtlij nen. Vooral de condities in de atelie rs, quaranta ineruimte e n koudekluis zijn verontrustend. Drie factore n zijn de oorzaak van de afwijkende condities. De luchtbeha ndelingsinstallatie faalt o p regeltechnisch vlak op een aantal pun ten , het gebouw toon t een gebrek betreffende luch tlekken tussen een aa nta l ruimte n e n de spouwzone en de gebruiker schiet te kort bij he t gebruik va n de koudekluis. Evenals bi j het Mauritsh uis zijn de condities van de ru imtelucht nie t de enige randvoorwaarden die van invloed zijn op de staat van d e collectie. De inblaasrichtingen va n de nozzles van de luchtbeha ndelingsinstalla tie wijken nam eli jk regelmatig af, waardoo r collectie zich so ms in in blaascond ities bevindt. Inblaascondities zijn gerich t op he t corrigeren va n de ruimtelucht en zi jn dus niet geschikt voor de collectie. Aanpass ingen op installatietech n isch, bouwkund ig e n gebruiksvlak kunnen leiden tot betere om standigheden.
!I
Ing. K.W.W. Berkel
Maatbeheersing bij in het werk gestorte betonwanden De ontwikkeling van een verbeterde kimconstructie Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Dr. ir. P.A.). van Hoof Ir. E.R. Poortman Dr. ir. E. Vastert Datum afstuderen 30 augustus 2005 I»
...cur
c..
11) 11)
..... er c ::s c..
!!. 01'
n
c
;;"
12
Samenvatting Aangezien geen enkel resultaat dat direct gevolg is van menselijk handelen vrij is van maatafWijkingen, zijn in het werk gestorte betonwanden dit ook niet. In d.it onderzoek zijn de voorkomende maatafwijkingen bij dit soort wanden in kaart gebracht en gekwantificeerd. Het maken van de kimconstructie blijkt het grootste aandeel van de maatafWijkingen te leveren aan het eindresultaat, de betonwand. Hiertoe is een verbeterde kimconstructie ontwikkeld die de maatkwaliteit van betonwanden verbeterd. Dit is door middel van een toetsend onderzoek aangetoond, door de wanden vervaardigt met het nieuwe ont· werp te vergelijken met een controlegroep. Trefwoorden Uitvoeringstechniek Maatbeheersing Bouwmetrologie In het we rk gestort beton Kimconstructies Inleiding In de hedendaagse bouwpraktijk wordt vaak een betonnen draagstructuur toegepast. Deze kan op twee verschillende manieren worden vervaardigd . Er kan worden gekozen voor het gebruik van geprefabriceerde onderdelen die als een bouwpakket op de bouwplaats worde n geassembleerd. Of de draagstruc· tuur wordt op de bouwplaats in het werk gestort met behulp van bekistingen en beton (gietbouw). Problematiek Aangezien het vervaardigen van een in het werk gestorte betonwand een direct gevolg is van menselijk handelen is deze niet vrij van maatafwijkingen. Een maatafwijking is het verschil tussen de werkelijke maat en de ontwerpmaaL Elke maatafwijking is een opeenstapeling van diverse deelmaten: uitzet-. stel,- en productmate n. De maatafwijkingen bij in het werk gestorte betonwanden hebben een direct gevolg voor aansluitende bouwdelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aansluitende puien of kozijnen die niet passen. Alle maten dienen dus in het werk te worden gecontroleerd. Dit brengt ex tra werkzaamheden met zich mee. Doordat deze tekortkoming van in het werk gestorte betonwanden als bekend en onafwendbaar wordt beschouwd, wordt hier in het ontwerp rekening mee gehouden. Detailleringen van aansluitin· gen op in het werk gestorte betonwanden worden ontworpen met grote stelmarges. Dit gaat ten kosten van de kwaliteit. Dit project voorziet een middel en werJ..-wijze om de maatnauwkeurigheid van in het werk gestorte betonwanden te verbeteren. Analysefase Dit afstudee rproject verschaft duidelijkheid in de maatafwijkingen die onts taan bij het maken van in het we rk gestorte betonwanden. Hiervoor heeft er in eerste instantie een procesanalyse plaatsgevonden (figuur 1). Om te kwantifice ren waar en wanneer deze maatafwijkingen optreden hebben e r procesgerichte metingen plaatsgevonden.
-
=:.....
tol
~
•
,_ --
. . .--
/IIJ• 1
·~
" -'
,---------
-
0~1
----·----
-
............
...__...,
-·--
-..
..
-
~·-
·--
r :-:.,... ~CO'I
!
J 9~
--.Jt....
""" ·-;= .
-.
:i~: ~ .............
--
_ , ..
....---,
.. ...._.,
·--
Figuur 1 SADT-schema van het vervaardigen van een betonwand m.b.v. een projectbekisting.
Figuur 2 Het prototype van het krulanker
Met procesgericht meten wordt bedoeld dat er na het voltooien van één deelbewerking, een meting vindt. De positie van de kimconstructie, bekisting of wand wordt ten opzichte van een referentievlak bepaald. De afstand tussen het referentievlak en de ontwerpmaat van de wand is bekend. Door deze waarde van de gevonden meetwaarde af te trekken kan de afwijking van de wand worden bepaald. Uit de meetgegevens is gebleken dat de maatafwijkingen van in het werk gestorte betonwanden voor een groot deel ontstaan tijdens de processtap rnaken kimconstructie. Het blijkt ook dat dit het moment is dat de betontimmerlieden beslissingen nemen met betrekking tot de maat en de positie van een wand. Ontwerpfase Na deze analyse lijkt het verbeteren van de kimconstructie de meest effectieve methode om de maatkwaliteit van betonwanden te verbeteren. Hiertoe is een ontwerptraject opgestart, waarbij een functieanalyse is gemaakt van het huidige middel en werkwijze. Een kimconstructie moet aan de volgende functies voldoen; plaats bepalen, plaats houden en afstand houden tussen de bekistingsschotten . Uit een oorzakenanalyse is gebleken dat het huidige kimanker een afwijking van -/+ 8 mm aan de wandvoet vertoont. Het nieuwe ontwerp moet deze afwijking terugbrengen tot-/+ 4 mm. Het nieuw ontworpen middel is het krulanker (figuur z) . De prestaties van dit nieuwe anker moeten minimaal gelijk zijn aan die van het standaard kimanker. Dit is in een prototype test aangetoond. Onderzoeksfase Om vast te stellen of het krulanker daadwerkelijk de maatkwaliteit van in het werk gestorte betonwanden verbeterd is deze in de praktijk getoetst. Het doel van het onderzoek was dus: "het in de praktijk toetsen van de maatnauwkeurigheid van de wandvoet vervaardigd met het krulanker." Voor uitvoering van dit onderzoek zijn 40 krulankers geproduceerd. Deze zijn vergeleken met een even grote controlegroep van standaard kimankers.
Figuur 3 Grafische weergave van de afwijkingen aan de wandvoeten opgesplitst naar populatie
Dit komt neer op 10 betonwanden vervaardigd met krulanker en 10 wanden vervaardigd met het standaard kimanker. Om het onderzoek zo eerlijk mogelijk te laten verlopen is er gezocht naar een onderzoekssituatie waarbij, de onderzoekseenden worden getoetst onder dezelfde oms tandigheden. Productiemiddelen als arbeid, materiaal, materieel en weers· omstandigheden zijn gelijk. Resultaten Het onderzoek heeft uitgewezen dat het toepassen van krulankers voor het maken van kimconstructies, de maatnauwkeurigheid van in het werk gestorte betonwanden, inderdaad verbeterd. Alle maatafwijkingen zijn binnen de 4 mm gebleven. Ook het uitvoerend bouwteam was erg te spreken over de inzet van de krulankers. Het is te verwachten dat het inzetten van krulankers op andere bouwplaatsen vergelijkbare verbeteringen zullen opleveren. Vervolgonderzoek kan dit bevestigen.
13
E. Borge rt
Move on
<-> Settle down
Een verplaatsbare woning voor ex pats Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post J .A.C. Hofman arch. a.v.b. Ir. M.H.P.M. Willeros Datum afstuderen 30 augustus 2005
Afbeelding 1
Samenvatting Het gegeven dat de mens zich steeds vaker, sne ller en over een grotere afstand verplaatst, botst met het gegeven dat men steeds meer behoefte heeft aan een solide en veilige thuisbasis. Dit levert een tegenstrijdigheid op: namelijk ee n 'kleiner' wordende wereld en een 'groter' wordende behoefte aan een thuisbasis. Met dit afstudeerproject wordt een mogelijke oploss ing gegeven om deze tegenstrijdigheid te verminderen , te weten door het ontwerpen van een verplaatsbare woning voor ex pats. Trefwoorden Mobiliteit Wonen Ex pats Fl exibi liteit Unitbouw Afbeelding 3
Een doelgroep waarbij de tegenstrijdigheid van een 'klein er' wordende wereld en een 'groter' wordende behoefte aan een th uisbasis het meest direct naar voren komt is die van expats; werknemers die vanuit een Nederlands moederbedrijf in het buitenland gestationeerd zijn. Deze expats verhuizen gemiddeld om de 3 tot 5 jaar vanwege een verandering van werkplek. Hoe zou het mogelijk zijn on1 voor deze expa ts een verplaatsbare woning te ontwerpen die de leef- en woonkwaliteiten van ee n vaste woning bezit en de mobiele kwaliteiten van een caravan? En waarbij de woning als een soort thuisbasis moet dienen in het verhuis- en verplaatsproces. Het begrip 'Mobiel of Verplaatsbaar Wonen' wordt vaak geassocieerd met een woonwagen of caravan. In dit project wordt hier echter iets ande rs o nder verstaan, namelijk een vast verblijf hebben , een ' thuis ' dat niet plaatsgebonden is maar transportabel is via de weg, het water enjof de lucht. Aangezien de woning geschikt moet zijn voor mensen die vanwege werkredenen ve rhuizen (een 'werkleven' duurt in de regel maximaal 40 jaar). zou de woning (in het ideale geval) een levensduur van 40 jaar moeten hebben. Dat betekent onder andere dat de woning gedurende die jaren aanpasbaar moet zijn aan de wensen en eisen van de bewoners. De Nederlandse expats verplaatsen zich over de gehele wereld, maar bev inden zich voornamelijk in het Tropische regenklimaat en het Maritieme klimaat. Deze twee klimaten komen over de hele wereld voor, vandaar dat vervoer over de hele wereld kan voorkomen. Het transport is dan ook afgestemd op een bestaand transportsysteem; het transportsysteem van (zee)containers. Dat betekent dat de woning in zijn ge heel of in delen m et een maximaal volume van een 45 Ft. container (1 3,6x2>44X2,89 meter) vervoerd kan worden. Dat er gebruik wordt gemaakt van het transportsysteem van (zee)containers betekent slechts dat het volume van de woning afgestemd wordt op het volume van een container. Qua status en comfort heeft de in dit project ontwikkelde woning een
Afbeelding 2
IS
Afbeelding 4
geheel ander aanzien. Status is namelijk nog steeds een zeer belangrijk begrip als het om wonen gaat. De essentie van de verplaatsbare woning komt neer op de volgende vergelijking; de woning moet functioneren als een Zwitsers zakmes, maar tegelijkertijd moet de woning het charisma van een luxe zilveren bestek hebben. Het vooronderzoek naar de doelgroep, het transport, de locatie etc. heeft geleid tot een concept. Het concept van een kern en een uitbreiding, waarbij de kern staat voor primaire leefruimtes (wonen, slapen, wassen en eten) en de uitbreiding voor secundaire leefruimtes (logeren, werken etc.). Dit concept is vertaald naar een ontwerp waarbij de kern bestaat uit een volume dat overeenkomt met het volume van een 45 Ft. Container en een uitbreiding die ontstaat door delen van de kern uit te schuiven, uit te draaien of uit te klappen. Op deze manier zouden verschillende kernen gekoppeld kunnen worden naar gelang de wensen en eisen van de bewoners . Eigenlijk ontstaat er op deze manier een soort universeel bouwsysteem met I hoofdbouwblok en 3 subbouwblokken. Met behulp van dit systeem zijn er zeer veel verschillende composities en typen woningen mogelijk. Veel composities leveren interessante binnen- en buitenruimtes op waardoor onder andere buitenruimtes onderdeel va:n de woning kun nen worden . Door de verschillende uitbreidingen ontstaan er ook diverse daglichtopeningen die ieder voor een ander soort lichttoetreding zorgen. Door de flexibiliteit van de kernen en de uitbreidingen kan de woning geheel op de wensen en eisen van de bewoners, het klimaat en de omgeving worden aangepas t. Technisch gezien is de kern van de verplaatsbare woning opgebouwd uit een sti jf frame van stalen kokers. Deze constructie is bekleed met drukvas te isolatie (PIR schuim) en twee polyester glasvezellagen met daarop beschermende gel lagen. Eén van de uitbre idingen ontstaat doord at er een frame van stalen kokers met een deel van de langsgevel uit het basisfra me
wordt geschoven. Het stalen frame wordt vervolgens bekleed met aluminium profielen en low-E glas. Hierdoor worden er daglichtopeningen gecreëerd in het dak en aan de uiteindes van de uitbreiding. De andere uitbreidingen worden gerealiseerd door een deel van de langsgevellos te koppelen van de kern en vervolgens weer als vloer- of dakdeel terug te monteren aan de kern. De schuine zijde wordt ingevuld met aluminium profielen en low-E glas. Het binnenklimaat wordt geregeld via een warmte- en koelsysteem, bestaande uit metalen buizen in de vloer en het plafond, waardoor desgewenst warm of koud water kan worden gepompt. In extreme klimaten zal dit systeem misschien niet altijd toerijkend zijn. Daarom is er gebruik gemaakt van een systeem, bestaande uit kunststof sandwich panelen, dat op het dak van een kern gemonteerd kan worden. Dit systeem kan dienen als zonwering door panelen uit te schuiven, maar ook als buffer door de panelen ingeschoven te laten. De in dit afstudeerproject ontwikkelde verplaatsbare woning fungeert als een soort verhuiskoffer waarbij de woning, de inboedel, maar zeker ook een 'thuisgevoel' meegenomen kan worden.
P.J.M.M.Bouw
Oost West Thuis Best Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. H.j.M. Ruijssenaars Dr. ir. J.G. Wallis de Vries J.A.C. Hofman arch. a.v.b Datum afstuderen augus tus 2005
30
Samenvatting De opgave betreft het herbestemmen van een voormalig kerkgebouw gebouwd in de stijl van de Bossche school tot een badhuis en het complex tegelijkertijd uit te breiden met hofwoningen. Het streven is hierbij naar een integraal ontwerp van oud en nieuw, waarin deze twee niet langer naast elkaar bestaan maar samenvloeien tot één ensemble. Deze analoge benadering kan als kritiek worden beschouwd op de in Nederland gangbare houding waarin eerder gezocht wordt naar contrast.
Afbeelding 1 Luchtfoto
Trefwoorden Analoge architectuur Herbestemming Bossche school Badhuis Hofwoningen
Afbeelding 4 Maquette arcade
Inleiding In het westelijke deel_van Nuenen, gelegen aan het Andriesplein, staat de St. Andrieskerk ontworpen door de architect Jan de Jong, een van de belangrijkste leerlingen van Dom Hans van der Laan, in de stijl van de Bossche School. He t complex dateert uit 1964 en bestaat uit een kerk, een pastorie e n een parochiezaal. Als gevolg van de ontkerkelijking is de kerk na bijna veertig jaar dienst aan de eredienst onttrokken. Nu de kerk is gesloten, rest de vraag hoe nu met dit complex om te gaa n. Wordt het gebouw gesloopt of kan er een nieuwe functie worden bedacht die in dit complex kan worden gehuisvest' Herbestemming als kans Verder bouwen op het bestaande speelt altijd een rol bij het ontwerpen. Een nieuw ontwe rp voegt immers een nieuwe laag toe aan de bestaande stad. Deze rol wordt ech.ter explicieter wanneer een bestaand gebouw zich aandient voor herbes temming. Herbeslemmingsopgaven hebben als bijkomend voordeel dat het reeds aanwezige her te bestemmen gebouw een dee l van die geschiedenis in zich meedraagt en mede bepalend is voor het karakter van de plek. De zoektocht die bij de context is begonnen wordt nu op gebouwniveau voortgezet. Als een soort archeoloog probeer je als architect het gebouw door an alyse jezelf toe te eigenen. Door het te bevragen komen de kwaliteiten boven water die een houvast kunnen vormen gedurende het ontwerpproces. Van con trast naar analogie Wanneer we tot de conclusie zijn gekomen dat het behouden van gebo uwen waardevolle kansen oplevert, rest ons de vraag hoe dit te doen. Hoe behandel je een gebouw en misschien nog belangrijker hoe breid je het uit ' Hiervoor is geen eenduidige theorie aan te voeren, daar elk gebouw een eigen aanpak vereist. Talrijke factoren spelen hierbi j een rol van betekenis zoals de con text, de bouwperiode en de daarmee vaak same nhangende bouwstijl. het materiaalgebruik,
de bouwtechnische staat en de nieuwe functie waartoe het gebouw dient te worden herbestemd. De Spaanse architectuurhistoricus lgnasi de Solà-Morales Rubió constateert bij herbes lemmingsopgaven een verschuiving van contrast naar analogie. Bij contrast ligt de nadruk op de eigenheid en eigentijdsheid va n het ontwerp. Het nieuwe is duidelijk waarneembaar in het nieuwe complex, waarbij het zich wezenlijk onderscheidt ten opzichte van het oude. De houding van de analogie daarentegen is er meer een van vermenging hlssen oud en nieuw. Het wezenlijke verschil m et contrast is dat bij analogie de identiteit van het nieuwe verbonden is met de historie, in plaats van dat het ermee geconfronteerd wordt. Continuïteit Herbestemming of renovatie, ook wanneer dit een monument betreft, impliceert allerminst de vaak gehanteerde m ethode van het m et fluwelen handschoenen aa npakken van het bestaande. Persoonlijk vind ik dat getuigen van een gebrek aan inzkht en durf om een gebouw te transformeren naar het heden. Hierin schuilt namelijk het gevaar dat te krampachtig aan het verleden wordt vastgehouden. Vanuit nostalgische overweginge n wordt het bestaande bevroren en verliest het gebouw in het slechtste geval zijn bestaansrecht. Het afstuderen beschouw ik als een kans om mijzelf te positioneren in het debat hoe om te gaan met oud en nieuw en hoe deze twee met elkaar gecombineerd dienen te worden. Het streven is naar een integraal ontwerp van oud en nieuw, waarin deze twee niet langer naast el.kaar bestaan maar samenvloeien tot één harmonieus geheel. Het sleutelbegrip daarbij is continuïteit: het continueren van dat wat reeds aanwezig is, manifesteert z ich op elk schaalniveau, van de stad tot aa.n het detail. De uitwerking verschilt per opgave, maar de intentie waarmee de opgave wordt benaderd is iedere keer dezelfde.
Afbeelding
2
Plattegrond
Afbeelding 3 Interieur badhuis
Afbeelding 5 Impressie buitenbad
Afbeelding 6 Impressie hoftuin
Scenario Na een grondige analyse van het gebouw en de plek is gekozen om de kerk her te bestemmen tot een badhuis. Beide functies hebben met elkaar gemeen dat zij zorg dragen voor de reiniging van lichaam en geest. Ook het badhuis kan een plek van bezinning zijn, waar men na een dag werken tot rust kan komen. De introverte architectuur van de kerk en de Bossche School bood de kerkganger voorheen de gewenste geborgenheid en zal dat in de toekomst ook de badgast bieden.
Het raakt het ge bouw, breekt er doorheen, volgt haar contouren en gee ft richting. De arcade zorgt ervoor dat het ensemble op de begane grond als een continue ruimte wordt ervaren. De voo rmalige pas torie, centraal gelegen in een van beide tuinen , gaat dienst doen al s restaurant.
Doelstelling De doelstelling is als volgt geformuleerd: Het scheppen van een ensemble van oud en nieuw dat aansluit bij de geest van de plek en zowel de badgast als de bewoner een oase van rust biedt, waar hij of~Zij zich kan ontspannen en zich (tijd elijk) kan afzonderen van de beslommeringen van alledag. Kloostertypo.logie De sleutel die heeft geleid tot het uiteindelijke ontwerp is om de kloostertypologie te gebruiken als onderlegger voor het plan. De keuze hiervoor is tweeledig; enerzijds is dat om openbaar en privé met elkaar te verenigen binnen een complex, anderzijds vanwege de wens om een analoge uitbre iding te reali seren. Een abdij of klooster bestaat norrnaliter uit een kerkgebouw dat openbaar toegankelijk is e.n een gedeelte afgesloten voor buitenstaanders waar de monniken of nonnen verblijven. Deze scheiding tussen openbaar en privé leent zich ook bij uitstek voor dit plan. Het bestaande kerkgebouw wordt herbestemd tot badhuis en behoudt daarmee zijn publieke functie en blijft het zwaartepunt binnen het ensemble, zoals de kerk dat is binnen een klooster. Daaromheen worden vijfentwintig grondgebonden woningen geplaatst, gesitueerd rondom twee hoftuinen en door middel van een arcade verbonden met het badhuis. De arcade is de meest essentiële toevoeging. Het verbindt de woningen met het badhuis en vormt daarmee tegelijkertijd de fysieke verbinding tussen oud en nieuw.
Conclusie Het resu ltaat is een ensemble waarin het oude is getransformeerd naar het heden en wederom voldoet aan de eisen van deze tijd zonder dat daarbij de geschiedenis en de betekenis van de plek verloren gaat. Een nieuwe laag wordt toegevoegd die de geschiedenis van het gebouw of de plek alleen maar verrijkt. In onze maatschappij , die zichzelf continu wil vernieuwen, altijd op zoek is naar nieuwe uitvindingen, vergeten we vaak de kennis en ervaring opgedaan in het verleden. Het is de kun st om terug te grijpen op deze oude waarden, ze weten te herinterpreteren, om de mensen uiteindelijk te verrassen m et iets nieuws, maar tegelijkertijd ook met een gevoel van herkenning.
J. J. van den Brand
Vorsicht! Senioren Afstudeerrichting
A rchi tectuur Afstudeercommissie Prof. ir. T. Venhoeven
Dipl. ing. H.H. Yegenoglu Dplg. S.S.S. Rousseau Datum afstuderen
30 augustus zoos Samenvatting
Oe aanleiding voor deze opgave is een steeds groter wordend (maatschappelijk) probleem dat een deel van de huidige zorgvoorzieningen niet meer voldoet aan de eisen van de veranderde samenleving. In geval van zorg wil men zo weinig mogelijk prijsgeven van de eigen zelfstandigheid en privacy en de momenten van gemeenschappelijkheid zelf kiezen. Het steeds veranderende spanningsveld tussen het gemeenschappelijke en het private domein speelt ook in de stad, waar de intensiteit en de verscheidenheid toenemen, een cruciale rol. Door de veelzijdigheid aan leefstijlen en de toename van de sociale massa, staan in de stad de grenzen tussen privé en gemeenschappelijk op scherp. De sfeer en de leefbaarheid worden bedreigd door sociale onveiligheid en culhmrverschillen waardoor publiek en privaat op een andere voet met elkaar komen te staan. Door nieuwe verbanden aan te gaan met de fYsieke omgeving kan de zorga.rchitectuur weer bet resultaat worden van improvisatie en creativiteit en op haar beurt van betekenis zijn voor een groter gebied; een nieuwe ruimtelijke strategie.
r8 Trefwoorden
Individualiteit vs. Gemeenschappelijkheid Transformatie van een binnenstedelijke locatie Het Polderweggebied te Amsterdam
Figuur 1 Overzicht totale plan
Figuur 4 Sfeerbeeld van het plan; de wijze waarop de ruimtes in de gebouwen zich tonen in de stedelijke ruimte.
De positie van ouderen binnen de huidige maatschappij is aan het veranderen. Dé oude:ren bestaan niet meer, aangezien dit een grote veelzijdige groep is geworden van mondige burgers, uiteenlopend van pré vutters tot senioren met een zekere hulpof behoeftevraag. Zij hebben bijgedragen aan belangrijke maatschappelijke veranderingen zoals emancipatie, democratisering en individualisering. Dit transformatieproces is er mede oorzaak van dat een deel van de verouderde huisvestingsvormen voor senioren niet meer voldoen. Een heroriëntering op de bestaande woonvormen is noodzakelijk. De toekomstige woonvoorzieningen richten zich niet meer expliciet op een groep ouderen met een hu.lp- of behoeftevraag, maar spelen in op een behoeftevraag die in de toekomst zou kunnen bestaan bij een bewoner. De verschuiving van intramuraal naar extramuraalleidt tot een woonzorgomgeving waarbij de stedelijke ruimte betrokken wordt bij de inrichting van de leefruimte van een individu; een ruimtelijke woonomgeving waarin ouderen ook zouden kunnen wonen. Ruimtelijke programmering, bereikbaarheid en vormgeving van de stedelijke ruimte zijn van invloed. Een schaalvergroting van gebouwniveau naar het niveau van de stad. De stad als mogelijke leefwereld en niet meer de muren van de instelling als de fysieke grenzen. Gelegen in de wijk Oost/Watergraafsmeer in Amsterdam ligt het terrein van de voormalige Oostergasfabriek, het Polderwegge bied. Een groot terrein waarop de gebouwen uit verschillende historische stadia staan gegroepeerd. Een verzameling van gebouwen die sterk verschillen in maat, schaal en soort architectuur en die samen een labyrintisch weefsel vormen. Door de zorgvuldige positionering van abstracte volumes wordt de informele restruimte tussen de gebouwen ingezet als ve.rbindend element tussen de verschillende gebouwen, waardoor het terrein zich a.ls geheel sterker profileert (zie figuur or).
Figuur 2 De plint als architectonisch lichaam, aansluitend op de verschillende stedelijke kamers.
Figuur 3 Sfeerbeeld van het plan; de wijze waarop de ruimtes In de gebouwen zich tonen in de stedelijke ruimte. C»
iil'
c:
0.
ID ID
...
g-
e:
:::J
0.
~ jij'
"c
ro-
;:;.-
Figuur 5 Sfeerbeeld
Figuur 6 De plint in de derde dimensie
Dit resulteert in een ruimtelijk weefsel opgedeeld in stedel ijke kamers, waarbinnen de volumes onderling een verband vormen; een hybride typologie samengesteld uit autonome gebouwdelen. Er ontstaat een samen hang door een sequentie van stedelijke ruimtes of ka mers. De kamers bieden organisatie en geven structuur aan de programma's die invuUing krijgen in de bestaande en de nieuwe gebouwen; een ruimtelijke leefwereld waarin de kamers rui mte bieden voor persoonlijke ervaringen en collectieve gebe urtenissen en waarin ontmoeting en uitwisseling tussen mensen kán plaatsvinden. Een stedenbouwku ndige strategie die het bestaande programma gebruikt als een handreiking voor het feitelijk gebr uik van de stedelijke ruimte en daarmee de bestaande bebouwing opwaardeert.
doorgezet in de hoogte. Een pers pectivisch in grediënt dat er tegelijkertijd voor zorgt dat het wonen onderdeel wordt van het spel dat de plint speelt (zie figuur o6) .
De architectuur vormt de fys ieke wanden van de stedelijke kamers. Centraal staat de plint (zie figuur 02). Enerzijds doordat een deel van de toegevoegde voorzieningen een aanvulling is op de reeds bestaande voorzieningen die noodza kelijk zijn om een omgeving geschikt te maken als woonzorgom geving en s pecifiek te maken he bben met zorg en hulp; anderzijds doordat een deel van de voorzieningen aansluit bi j de bestaande 'vrijblijvende' voorzieningen die zich richten op cultuur, sport, educatie, leisure en commercieel. De plin t als architectonisch lichaam h eeft als doel het dolen door de stedelijke ruimte spannend te maken door zich expliciet te tonen binnen een stedelijke kamer of juist op een veel meer subtielere wijze een blik te bieden op het leven achter de gevel (zie figuu r 03 en 0 4). De toescho uwer beleeft he t terre in als een serie van vluch tige indrukken; een film wordt voor hem afgespeeld. Tegelijkertijd is de toeschouwer o p he t plein figurant in het beeld dat wordt erva ren door de bewoners van de gebouwen, waa rmee in de positionering en de maatvoering van het raam in de gevel rekening is gehouden. Het is een voortdurend spel van zien en gezien worden (zie figuur os). De plint beperkt zich niet tot de bega ne grond laag, maa r strekt zich ook uit in de derde dimensie, waardoor he t spel ook wordt
Het plangebied laat zich omschrijven als een verweerd terrein waarin de geschiedenis van het industriële verleden nog te lezen valt. De opeenvolgende historische stadia die allemaal hun litteke ns hebben achtergelaten op het te rrein kunnen niet verhullen da t het ooit flo reerde als een va n de belangrij kste industrieën in de stad. In de collage va n gebouwen overheerst de dwingende sfeer van de koolgasstokeri j die in de architectonische uitwerking en met name de ma terialisatie va n de nieuwe gebouwvolu mes een beslissende rol speelt.
Jlse Brok
Hoogbouwlogistiek Verbeteren van de logistiek bij hoogbouwprojecten Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Ir. A.L.M. van Eekelen MBA Prof. ir. G.J. Maas Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ing. L. Brokelman Datum afstuderen
30 augustus2005 111
ur ..... c
c. ttl ttl C'"
....
c c.
:::1
~
öJ' ..., c
;:::;ro ;:::;:
Samenvatting
Dit is samenvatting van een afstudeeronderzoek naar de wijze waarop de logistiek van een hoogbouwproject is ontwikkeld en gerealiseerd, welk materieel is ingezet en op welke wijze men tot die keuzen is gekomen. Daarnaast worden de logistieke knelpunten die tijdens het bouwproces naar voren zijn gekomen vastgesteld. Het resultaat bevat een FMEA-model waarin de meest voorkomende knelpunten zijn opgenomen om het bouwproces efficienter te laten verlopen. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met SAOB en RRBouw, waarvan Commissie Hoogbouw zich bezighield met dit onderwerp. Trefwoorden
Hoogbouw Bouwproces Logistiek FMEA-model Knelpunten 20
In toenemende mate wordt in Nederland hoogbouw toegepast. Niet alleen de grote steden maar ook steeds meer kleinere steden zien hoogbouw als oplossing voor het ruimtegebrek in de binnenstad. De wetgeving en ook de productiemiddelen zijn echter niet meegegroeid met de behoefte aan hoog bouwen. Tegenvallers in de uitvoering zorgen ervoor dat hoogbouw een dure aangelegenheid i.s. Het vermoeden bestaat dat deze tegenvallers te wijten zijn aan onvoldoende iuzich t in de uitvoeringslogistiek en de daarbij horende transportmiddelen . Onderzoeksdoel zal zijn de uitvoerende partijeu in een vroeg stadium van het hoogbouwbouwproces inzicht verschaffen in de mogelijke problemen die zi j tegen kunnen komen tijdens de bouw en daarbi j mogelijke oplossingen aandragen. Dit gebeurt door een inventarisatie van de wi jze waarop de logistiek bij huidige hoogbouwprojecten is ontwikkeld en gerealiseerd, welk materieel is ingezet en op welke wijze men tot die keuzen is gekomen. Daarbij worden de logistieke knelpunten die tijdens het bouwproces naar voren zijn gekomen vastgesteld. De bijbehorende probleemstelling is: Op welke wijze kan de procesgang in de bouw verbeterd worden opdat de logistieke knelpunten die in Nederland bij hoogbouw spelen tot een minimum beperkt worden om daarmee tot een efficiënter bouwproces te komen? Tijdens het literatuu ronderzoek zijn een aantal boogbouwprojecten geselecteerd waarvan met behulp van interviews een analyse werd gemaakt. Voor de interviews zijn direct betrokkenen van het betreffende bouwproject uitgekozen die te maken hadden met de logistieke uitvoering van het proj ect. Alle interviews zijn ter controle teruggestuurd voor commentaar van de geïnterviewde. Hiermee werd de betrouwbaarheid van het onderzoek gewaarborgd.
.. ..•
Process FMEA
. ... i . . . .•. .• .. .. i. .. I . .. .. • i . • • • 'f. . .i . i I ••• "i• ia .• •.• .. i.. '..• ••• II• I• i~ •a . .• •~ ..• ir• i...•• .•.• ernst ~n de fout
iï
!!
c
proeestunctie
voorbtttidlng
potentieN: fol.ten I problemen ootbrtken V.!n een hoogbouwbeleid ontbrekenvin etn pl.Inning voor de afvaldroom o~erpvereist ntet.We werkmethoden bij ontwerp geen rtkerung gehOYdèn rMt de uitvl>l!!rin~ tewtlnig tijd in de voorbereiding gten I)Otd beeld v1n de logistie:k orwokfoende budgetvoor de logis.tiek pr'·sstijging doorslechte tfVIriog met logistiek
Veranlv..oordeli~heid
rpn
I I
1a
I'
project: datum:
ii:
e.
• .. • !
:;· lii ll
ij'
;;;
~
.11
!!.
I'
=.
• " • •
•
ii
;;: !.! .11
•
I
il
IJ I.
I
~
a
~
I I
i I
il. I
n I'
a
t I
ï
il
!I a. :i
!I
c :i
il
;;:
"
qoederen/mensenstroom exttfn de bot.wplaats Is: moei19k berekba.n wachtendevrachMagens verootzM<en vtrkeershinder orwtiige situaties bij het op· en atrijdtn Yan de bouwplaats emunttliJu restticlies btmoeiliJ<en dt logistiek vr41chMgens mol!ten w.~clltentot ze gelostkunnenworden
Afbeelding 1 FMEA-sheet
Uiteindelijk zijn er ongeveer 50 knelpunten naar boven gekomen. Naast deze knelpunten zijn ook mogelijke oplossingen aangedragen. Deze zijn gegeven of ondersteund door de geïnterviewden en aangedragen in de literatuur. Door het samenstellen van een FMEA-model van deze knelpunten met daarbij mogelijke oplossingen genoemd, kunnen in het vervolg in een vroeg stadium van het boll\vproces problemen gedetecteerd worden die mogelijk zouden kunnen gaan spelen. Met behulp van dit model kunnen keuzen gemaakt worden voor het aanpakken van bepaalde problemen om zo het bouwproces efficiënter te laten verlopen. Naast de beperking van de effecten die de gevonden knelpunten op het bouwproces hebben is dieper ingegaan op de samenwerkingsvormen die worden gebruikt om een bouwproject tot stand te laten komen. Dit onderwerp is behandeld omdat tijdens de interviews bleek dat een groot aantal knelpunten die genoemd werden voort kwamen uit het feit dat de communicatie tussen de partijen niet soepel verliep. Vaak hebben opdrachtgevers de voorkeur voor een traditionele aanbesteding terwijl bij complexe bouwprojecten beter gekozen kan worden voor een samenwerkingsvorm waarbij de kennis van de uitvoerende partijen en de toeleveranciers al tijdens het ontwerpproces benut kan worden. In het buitenland, waar men over het algemeen meer ervaring heeft met hoogbouw, wordt deze manier van samenwerken veelvuldig toegepast en wordt doorgaans ook sneller gebouwd. Bouwmethoden uit het buitenland kunnen echter niet zonder meer worden overgenomen in Nederland. Door de verschillen in cultuur, regelgeving en locatie kunnen bouwmethoden die daar rendabel zijn hier voor grote kosten zorgen
2!
P.B. de Bruijn
Energy efficiency in terrace house renovation Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. ).).N. Lichtenberg lr.M. Ham Dr.M. Wall Prof. K. Barup Datum afstuderen 30 augusstus 2005
CJ
vr
c:
0..
11) 11)
.., C"
c:
::s
0..
!!!.. ëJ' n c
;; ;:::;:
Afbeelding
1
Dwellings Gilleskroken, lund
Samenvatting The aim of the project is to renovale terrace houses in Lund, Sweden, so that they become more energy efficient. The houses are analysed and their occupants are interviewed. Knowledge is gained from existing energy efficient housingin Lindäs Park, near Gothenburg. A model is made in the computer program DEROB-LTH to delermine heating demands. The outcome is that healing demands can drastically be reduced by 1)using additional insulation, 2)energy efficient windows and by 3)creating an airtight dwelling with balanced ventilation and heat recovery.
r::r
0
c
:!!
7<"
c
:::J
a.
tD
22
Trefwoorden Renovation Energy Terrace housing Sweden lnsulation Afbeelding 3 Model in DEROB-LTH
Energy efficiency in terrace house renovatio n In this project dwellings that are situated in Lund , Sweden are analysed. The sireet in which the dwellings are situated is called Gilles kroken. The aim of this project is to find ways to renovale the dwellings at Gilleskroken that make the dwellings more energy efficient. Dwellings at Lindäs Park, near Gothenburg , have been analysed for thi s purpose. The housing proj ec t at Lind
U Afbeelding
2
I
Logo Lunds University
18 011n J (l
0Ö9
-
111
ü1'
15700
c:
Q.
{.,~
12 [)(_)()
~
10 non
" ~
tl) tl)
11300
c:
:::l
h
Q. tl)
ouo
iJ'
7000
. §~
E
...er
000
1
1
n
6000
ü 1)0 0
c
;;
;:::;:
uuo
! l)UO ll OOll
Orig,im.l
s , ~,
1
St
Stcp3
Rooi
\ViJtdm.. ~
Vc-J iti lalion
St o;• ·I W>ll•
Afbeelding 4 Renovation steps and healing demands
Qualities, things that should be kept are; -Light - Space - Functional floor plans - Use of different materia Is A possibility for creating student apartmentsin the dwellings was also taken into account. The dwellings are very spacious, withoften just one or two occupants. On the first floor two student apartments can be created. l f this is done special attention has to be paid to fire safety and acoustical insulation. Glass wool and extra gypsum board panels should be used for the walls. The floors are made of 160 mm concrete; they live up to acoustical demands. Different suitable renovation possibilities were tested in the computer program DEROB-LTH. The renovation is divided in four steps; 1. Roof insulation 2. Windows 3· Ventilationfinfiltration 4· Wall insulation Roof insulation; increasing the thermal insulation inside the roof. Heating demands are reduced from 15667 kWhfyr to r46r8 kWhfyr. Windows; using triple pane windows with low-emission coating and Argon gas in the cavity decreases heating demands down to 12405 kWhfyr. Ventilationfinfiltration; when infiltration is prevented and mechanica! ventilation is used heating demands decrease a great deal. At o,r5 airchangesfhour heating demands are only 7021 kWhfyr.
23 Wal! insulation; the first additiona!Joo mm of thermal insulation in the walls cause a reasonable difference. Heating demands are now as low as 6or9 kWhfyr. More insulation in the walls does not create a big difference. All of the above mentioned measures combined reduce healing demands from 15667 kWhfyr to 6or9 kWhfyr. This is a reduction of 62%. After renovation the heating demands of the dwellings are only 38% of the current heating demands. For the renovation of the dwellings relatively simple renovation measures have been applied. They show that energy efficiency in terrace house re nova ti on can be achieved and tha t the way to this achievement is not that complicated or difficult at all.
L.L. Cheung
World of happiness Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. S. Beekman Jr. S. van Hoof Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Datum afstuderen 30
augustus
2005
Samenvatting
Hongkong is een moderne stad. De manier waarop de Hongkong Chinezen over de dood denken is echter nog erg traditioneel. Vaak proberen ze overledene familieleden te behandelen volgens de Chinese traditie. Terwijl alles in Hongkong heel snel en compact gaat, vindt het uitvaartproces in verschillende locaties en op meerdere dagen plaats. Door de versnippering in het uitvaartproces maakt het men niet makkelijk de dood van een overledene te verwerken. Bovendien is de sfeer van ruimtes waarop het uitvaartproces betrekking heeft, vaak eentonig en past niet bij het betekenisvolle ritueel. In mijn afstudeerproject ga ik in Hongkong een gebouw bestaande uit uitvaartruimtes en columbaria ontwerpen, waarbij er een samenvoeging plaatsvindt van de principes van de moderniteit en de Chinese traditie met betrekking tot de verering. Trefwoorden
Hongkong Chinese uitvaartritueel Crematorium Uitvaartcentrum Verticalisering
Afbeelding 1
Inleiding In het vooronderzoek van mijn afstudeerproject is aandacht besteed aan de versnippering van het uitvaartproces in Hongkong. Om te zorgen dat het huidige uitvaartproces meer bij de leefstijl van de Chinezen in Hongkong past, is het uitvaartproces in mijn ontwerp herzien. Door de faciliteiten van een uitvaartcentrum en crematorium samen te brengen in een gebouw, is het in het ontwerp mogelijk alle ritueelfasen in een gebouw aaneengeschakeld te laten plaatsvinden. Daarnaast blijkt het vooronderzoek dat de vraag naar bouwgronden en uitvaart voorzieningen in de toekomst verder zal gaan toenemen. Om bouwoppervlakte optimaal te benutten, is er verticalisering in mijn ontwerp toegepast. Het ontwerp van mijn afstudeerproject bevindt zich naast Tsuen Wan cemetery, in het westen van Hongkong. Het is één van de weinige begraafplaatsen die midden in de stad ligt. De gebouwen eromheen staan dicht bijelkaar. Van veraf gezien ziet de locatie geïsoleerd uit. Maar vanuit de locatie zelf is het rustig en is er een mooie uitzicht naar de stad. Het tonen van respect aan overledenen is erg belangrijk. Ze zien overleden familieleden als heiligen. Daarom vinden de chinezen de plekken en gebouwen, die betrekking hebben op de dood, altijd heilige plaatsen. Deze gebouwen staan meestal hoog op de bergen met mooie en verre uitzicht. De gebouwen worden vaak in een torenachtige vorm gebouwd. Door de vorm of de plek, waar deze gebouwen zich bevinden, vallen ze altijd op in de omgeving. Samen met een opgaande routing wordt het pad naar de hemel gesymboliseerd. De mensen geloven dat ze op deze manier dichterbij de hemel komen en contact met de heiligen kunnen afleggen. Om te zorgen dat de bezoekers mijn ontwerp ook als een heilige plaatsen voor verering beschouwen, is mijn ontwerp in de vorm van een toren met een opgaande looppad. Met een opgaande looppad wordt het pad naar de hemel gesymboliseerd.
Afbeelding
2
Mijn ontwerp bestaat uit een columbarium en 13 uitvaartunits. Elke unit bestaat uit een kleine, en een grote zaal die bedoeld zijn voor de wake en begrafenisceremonie. In het ontwerp krijgt elke ritueelfase een eigen ruimte met een sfeer dat bij die betekenissen past. Hierdoor wordt de u itvaart beter ervaren en zodoende kunnen ze hun verdriet beter verwerken. De gewenste sferen worden middels combinatie van lichtinvallen tot stand gebracht. Hierdoor moeten de bezoekers de uitvaart beter kunnen ervaren en zodoende kunnen ze hun verdriet beter verwerken. Verder is het uitvaartgebouw is zodanig ingericht dat bezoekers bewust meer tijd uemen om stil te staan bij de uitvaart en op deze manier respect tonen aan de overledene. Hoewel veel Chinezen in Hongkong verwesterd zijn, proberen ze vaak de overledene familieleden te behandelen volgens de Chinese traditie. Verder geloven er nog veel mensen in de theorie van Fengshui. Fengshui komt bijna overal in terug. Deze theorie kan namelijk toegepast worden bij zaken die te maken hebben met zowel de yangzhai (woonomgeving voor de levenden) als de yinzha i (woonomgeving voor de doden oftewel begraafplaatsen). Aangezien Chinezen in Hongkong nog steeds fengshui geloven en fengshui de Chinese traditie sterk heeft beïnvloedt, is de theorie van fengshui ook in het ontwerp toegepast.
Afbeelding 3 Dl
ia'
c:
0..
(!) (!)
....
l::r
c:
::I
0..
~
Dl' n
c
;;;
;:;:
C.J. Denissen
Strandwallogica Onderzoek en ontwerp in een nevelstedelijk landschap Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Jr. Dplg. S.S.S. Rousseau Ir. O.T.J. Devisch Datum afstuderen augustus 2005
30
rr 0
c
,...
:E c
::J
0.. rtl
Samenvatting Doel van dit afstuderen is om de latente logica achter ons ogenschijnlijk chaotische platteland te doorgronden en deze in te zetten voor de toekomst. Het landschap tussen Den Haag en Leiden staat hierbij centraal. Structurerend element is de ondergrond. Op drie strandwallen heeft zich een heterogeen patroon van verschillende bebouwingselementen gevormd. Binnen korte tijd zal minimaal de helft van de melkveehouderijen in dit strandwallenlandschap stoppen. Dit heeft geleidt tot een kookboek waarmee de transformatie van de stoppende melkveehouderijen gestuurd wordt op een manier die ruimtelijke samenhang en kwaliteit toevoegt en tegelijkertijd ruimte laat voor een geleidelijke heterogene ontwikkeling. Trefwoorden Nevelstad Landschap Melkveehouderij Strategisch ontwerp Rood voor Groen
Afbeelding 1 Extreem scenario
Afbeelding 4 Strandwal
Nevelstad Een eerste blik op ons territorium en een kritische beschouwing van de literatuur tonen dat ons territorium allerminst te vatten is in de aloude tegenstelling van stad en land. Het onderzoeksgebied van IOXI5 kilometer tussen Den Haag en Leiden is in plaats daarvan nevelstedelijk van karakter. Een bon te nevenschikking van diverse stedelijke elementen, functies en vormen bevolken het platteland: de nevelstad. Ze wordt vaak als chaotisch ervaren. Maar is ze wel zo chaotisch als op het eerste gezicht lijkt) Door middel van het opsporen van de ruimtelijke structu ren achter deze nevelstad en de processen (modi van transformatie) die ze veroorzaken, is wellicht meer inzicht te verkrijgen in de nevelstedelijke condities van het landschap tussen Den Haag en Leiden. Door de onvermoede ruimtelijke logica achter de nevelstad naar boven te halen , kunnen de kwaliteiten ervan worden ingezien en kan hierop verder door worden gebouwd. Dit heeft geleidt tot de volgende probleem stelling: Wat zijn de modi van transformatie achter de nevelstedelijke conditie van het landschap tussen Den Haag en Leiden e n hoe kunnen deze worden ingezet in een ontwerp(strategie) voor een kwalitatieve toekomst) Strandwallen Structurerend element in het nevelstedelijke landschap tussen Den Haag en Leiden is de ondergrond. De bodem structuur, bestaande uit drie strandwallen, heeft het landschap sterk bepaald. Deze langgerekte oude duinen zijn de drager van de bebouwing en de wegen. Centraal element in de bebouwings- en wegenstructuur is een centrale hoofdweg op iedere stra ndwal: de straatweg. Rondom elke straatweg heeft zich in de loop van de tijd een patroon van bebouwing gevormd. In de 17e tot 19e eeuw waren dat de prach tigste buitenplaatsen, maar ook boerenerven, lintwoningen, tuinbouwbedrijven en villa's maken deel uit van dit proces. De afwisseling van verschillende elementen, met verschillende groottes, m et verschille nde breedtes en m et bebouwing van diverse architectuur maken samen het strand-
Afbeelding
2
Kookboek
Afbeelding 3 Schieren Dl
ur ..... c:
c.
ID ID
..,
o-
e ::1 c. ~
ii1'
(")
c
0"
0
c ::;;; "' c ::J
0.. Cl)
walpatroon. De kracht schuilt 'min de diversiteit en afwisseling. Ontstaan in een geleidelijk proces waarin vele kleinschalige ingrepen dit heterogene landschap hebben opgeleverd. De eenzijdige ontsluiting op de straatweg, de bosrijke buitenruim ten, de uniforme lage bebouwingsdichtheid en de van nature aanwezige zonering zorgen voor een samenhangend geheel binnen het heterogene landschap. Melkveehouderij Het proces van geleidelijke ontwikkeling is nog lang niet voorbij. Handelsliberalisatie en aanscherping van de mestregelgeving in de melkveehouderijsector luiden een versnelde autonome ontwikkeling in. Binnen korte tijd zal ruim de helft van de melkveehouderijen in het strandwallenlandschap gaan stoppen. Een nieuw hoofdstuk in de geleidelijke transformatie van het strandwallenlandschap dient zich aan. Dit kan getuige de voorbeelden uit het verleden wel degelijk iets positiefs opleveren. De transformatie van melkveehouderij in een nieuwe ruimtelijke toestand kan echter ook negatief zijn. De in beginsel autonome ontwikkeling van melkveehouderij naar een nieuwe ruimtelijke toestand behoeft daarom enige sturing. Een ontwerpstrategie voor de toekomst van de stoppende melkveehouderijen is vereist. Kookboek Het kookboek voor de transformatie van stoppende melkveehouderijen in het strandwallenlandschap is het stedebouwkundige middel hiervoor. Zonder alles vast te leggen, wordt de samenhang en ruimtelijke kwaliteit in het strandwallenlandschap versterkt en wordt kwaliteit toegevoegd. Bebouwing opgenomen in het landschap en nieuwe natuur is het resultaat. Aan de hand van een set ingrediënten en een bereidingswijze kan bij het stoppen van de agrarische functie elke melkveehouderij op eigen wijze getransformeerd worden naar een nieuwe figuur. Alle getransformeerde melkveehouderijen samen leveren zo een ook in de nabije toekomst heterogeen ontwikkeld maar samenhangend strandwallenlandschap op.
M.W. van Dijk
Terrein Fens Verbinding van twee opvallend verschillende gebieden in het centrum van Eindhoven. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. A.H .J. Bosman Dr. J.C.T. Voorthuis A.) .M. Walraven arc h. a.v.b. Datum afstuderen Augustus 2005
30
CU
ür
c:
0.
RI RI
.... c:r c: ::s
0.
!!. ör' (')
c:
~·
c-
o c: ::E ;:<:" c:
Afbeelding 1 Eindhoven, stad van eilanden
Samenvatting Terrein Fens, een parkeerterrein gelegen o p het snijvlak van de binnenstad en de historische stadswijk de Bergen, wordt geherwaardeerd tot een plek die een belangrijke rol speelt in het opnieuw en beter op elkaar betrekken van twee zich van elkaar alkerende gebieden in het centrum van Eindhoven. Twee haaks op elkaar geplaatste gebouwen bemiddelen tussen uiteenlo pende gegevenheden uit de context om verborgen kwaliteiten bloot te leggen en een verbinding tot stand te brengen. De te onderscheiden oriëntaties worden uitgedrukt in sterk van elkaar afwijkende behandelingen van de gevelvlakken van het ensemble: trans parant en inzichtelijk versus abstract en myste rieus .
::::l
0.. (1)
28
Trefwoorden Eindhoven Stedelijke opgave Bemiddelaar Ontmoe ting Functiemix
Afbeelding 4 Aanzicht Bergstraat
Eindh oven is te lezen als een stad va n ei la nde n: gebiede n met een ste rke eige n iden titeit en sfeer. Op veel plaatsen ke ren deze ei lande n zich van elkaa r af waardoor geen doorlope nd stedelijk weefsel onts taa t. De totaa lbeleving en het fun ctione re n van de stad als geheel, kunnen aa n kwaliteit winnen als plaatsen waar eilanden aan elkaar raken ge he rwaardee rd en om gevormd worde n tot ' pa selementen' waar twee werelden elkaa r ontmoeten. Terrein Fens, gelegen op he t sn ij vlak van de bi n nenstad e n de hi sto rische wijk de Bergen, bied t een mogelij kheid om aan deze amb it ie inv ullin g te geven. De ple k kan tonen hoe twee eila nde n met opvallend versc hille nde karakteri stiek op elkaar kunnen worde n betrokke n , hoe de strategie kan worden ingezet om de bes taande binnenstad over de binne nring heen uit te breiden en hoe kan worden gekomen tot het herwaarde ren van plekken tot punten die een belangrijker (of juist mi nder belangrijke) rol in het stedelijk weefsel spelen.Diverse schaal niveaus, pote nties en invalshoeken komen zo aan bod. De be trekking van de historische wi jk de Bergen en de binnenstad o p elkaar is niet optimaal. Er is slechts één duidelijke doorga ng via de Vrij straat en de Kleine Be rg. Daa r vlakbij ligt het te rrein Fe ns. waar eens een statige villa s tond , maar die nu een we inig aantrekkelijke parkee rfuncti e heeft. De binnens tad hee ft een moderne, maar monotone uits tralin g. De Berge n is ee n h isto ri sche stadswij k, die zich kenme rk t door een fijnmazige m orfo logie en een zeer gevarieerde functie bezetting , waarbij de nadruk op horeca en de creatieve sector ligt. De ingrediënten van d it gebied worden in de binnenstad ge mist en zouden de a ttrac tivi tei t kunnen versterken als het gebied zou worden ervaren al s een vanzelfsprekend onderdeel erva n . Op terrein Fens moet de overgang tu ssen deze sferen vorm gegeven worden. Door een bouwvolume evenwijdig aan de Keizersgracht te plaatsen en één loodrecht daarop,
Afbeelding
2
Maquette stedenbouwkundige Ingreep
Afbeelding 3 lsometrische plattegrond, begane grond
Afbeelding 5 Impressie Keizersgracht, vanaf Regent
Afbeelding 6 Maquette, vanaf Kleine Berg
wordt Fens opgedeeld en ontstaan twee pleinvormige ruimtes die de beëindiging van enerzijds de Kleine Berg en anderzijds de Hooghuisstraat vormen. Zo haken de binnenstad en de Bergen in elkaar en de hoekverdraaiing die tussen de twee volumes ontstaat, maakt een intensieve ervaring van de. plek mogelijk. Er is aandacht voor het verzoenen van de schaal van het kolossale Hooghuis, aan de binnenstadszijde, met die van de Bergen door het gebouw aan de Keizersgracht te zien als een brug tussen beiden. Het hoogteverschil dat in de situatie aanwezig is, wordt benut om de stap van het ene in het andere gebied te accentueren en het biedt tevens mogelijkheden om een meer stedelijke maat te hanteren aan de Keizersgracht ten opzichte van een meer intieme maat aan de kant van De Bergen. De binnenstad krijgt zo een logisch vervolg over de grens die nu wordt aangegeven door de binnenring en zal door de hernieuwde relatie met de wijk de Bergen in gevarieerd aanbod, sfeer en belevingswaarde toenemen. Het programma zal bestaan uit een winkel, horeca, wonen en een galerie.
De kant van de Bergstraat is rustiger en de zonzijde. Dit resulteert in grote doorlopende gesloten vlakken aan de Keizersgracht en een veel transparantere gevel aan de Bergstraat, die de menselijke schaal van het gebouw inzichtelijk maakt.
De bepaling van het bouwvolume vindt in belangrijke mate haar oorsprong in de stedenbouwkundige context. De programmatische invulling van het gebouw is een afgeleide van. en aanvulling op de in de nabije omgeving veel voorkomende functies. Het bouwwerk is zodoende in tweeërlei opzichten een bemiddelaar. Om deze werking niet te ontkrachten is het van belang dat de sculpturale eigenschappen van de bouwvolumes bij de architectonische uitwerking intact blijven. Er wordt dan een beeld te g.ecreëerd dat veel minder associatie oproept met het beeld dat bekend is. Het gebouw is niet direct als 'woongebouw' of als 'winkelgebouw' herkenbaar, maar straalt geheimzinnigheid en abstractie uit. De reactie op de context uit zich in enkele ingrepen in het basisvolume en heeft implicaties voor de de plattegronden en voor de behandeling van de gevel. De Keizersgracht is de drukke zijde van de locatie en tevens op het noorden georiënteerd.
Het gebouw doet mee in een reeks van grootschalige en statige gebouwen die hun plek langs de ring hebben en legt daarmee tevens een relatie tussen de in de structuur van de stad belangrijke Dommelzone (Stadhuis, Van Abbemuseum) en de Stationszone (de Witte Dame, Bijenkorf/ Piazza). Het moet een voornaam en stoer uiterlijk hebben om tegenwicht te kunnen bieden op deze plek. Er is daarom gekozen voor donkerkleurige baksteen als robuust materiaal dat daarnaast ook een verwijzing is naar het meest toegepaste bouwmateriaal in de wijk de Bergen. Op deze manier ontstaat een extra omkering in het ontwerp die het in elkaar grijpen van de twee gebieden duidelijker vormgeeft. De Bergen is een historische wijk, maar hier is gebruik gemaakt van glas en staal in het gevelvlak, een materiaal dat de identiteit van de binnenstad karakteriseert. juist aan de binnenstadszijde is baksteen als gevelbekleding toegepast. Zo is het gebouw, beide kanten op, een aankondiging van wat zich erachter bevindt. De omkering komt verder tot uitdrukking in de behandeling van de twee pleinruimten. De ruimte voor het Koetshuis, de binnenstadskant heeft een traditionele aankleding en is groen . De pleinruimte aan de Bergstraat heeft een moderner aankleding en is steenachtig. In de uitwerking van de plattegrond grijpen de functies in elkaar hetgeen ook in het gebouw de ontmoeting van de twee gebieden benadrukt. Er is een ensemble ontstaan dat relaties legt tussen afwijkende schalen, bouwvormen en stijlen, maar ook tussen sferen en functies. Architectuur is hier ingezet als een middel om deze meervoudige doelen bij elkaar te brengen.
R.F. Dobma
Thuis in de stad architectuur tussen het Academische en het alledaagse Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. H.j.M. Ruijssenaars Dr. ir. j.G. Wallis de Vries ).A.C. Hofman arch. a.v.b Datum afstuderen 30
augustus
2005
Samenvatting Ql
ur
...... c:
0..
11) 11)
è-
c:
::I
0.. 11)
Qi' n c:
;;;' ;:::;: o-
g
~
3
~
Afbeelding 1
In de binnenstad van een Eindhoven is een prachtige monumentale villa verdwenen, waardoor een gat in het stedelijk weefsel is ontstaan. Spijt is alleen een weinig vruchtbare voedingsbodem voor de toekomst... 'Tussen verleden en toekomst, realiteit en verbeelding is de analoge stad misschien eenvoudig de stad die van dag tot dag moet worden ontworpen, door het hoofd te bieden aan de problemen en die te boven komen, met een redelijke zekerheid dat de zaken uiteindelijk zullen verbeteren .' Aldo Rossi Trefwoorden
Authenticiteit Constellatie Geheugen Orde Patina
30
Afbeelding 4
'Working in philosophy · like working in architecture in many respects · is really more a working on oneself. On one's own interpretation. On one's way of seeing things. (And what one expects of them.)' Ludwig Wittgenstcin Ik geloof niet dat we ooit in 'de ideale stad' zullen komen - als het al zou bestaan- maar ik ben daar ook niet droevig om. Ik geloof dat we best gelukkig kunnen worden met on s huis in de alledaagse stad . Ik heb me dan ook op die stad en dat hui s toegelegd. Ons alledaagse leven vindt de meeste tijd plaats in een 'cultuurwerkelijkheid', een ontworpen wereld. Die wereld zelf moet ontworpen worden, niet het leven. De architectis -voor mij ·dan ook de ontwerper van het toneel voor dat leven, niet de regisseur van het alledaagse leven zelf. Dat toneel moet goed geconstrueerd zijn, maar mag het spel zelf niet verstoren. Volgens mij moet architectuur het wonen helemaal niet proberen vorm te geven. Het moet een duidelijke structuur bieden, waarin het wonen zelf haar vorm kan krijgen ... Het denken over de constructie van deze werkelijkheid is ·in mijn ogen· dan ook een verantwoordelijkheid voor diegene die daaraan meewerkt. Ik heb het theoretische werk van Tendenza beschreven, in analogie met Ludwig Wiltgensteins persoonlijke verschuiving van denken over de relatie tussen het beeld en de werkelijkheid. Bij de modernen ontstond stedelijk ontwerp veelal uit de projectie van een abstract ideaalbeeld op de concrete werkelijkheid. De werkelijkheid laat zich echter niet altijd gemakkelijk voegen naar een model en Tendenza stelde voor om de werkelijkheid als uitgangspunt te nemen. Door het gebruik van wetenschappelijke instrumenten zou men vanuit de werkelijkheid moeten komen tot een abstract model, dat al s ba sis kon dienen voor stedelijke interventie. Een model is echter altijd een vereenvoudiging van de werkelijkheid, en zal daarom nooit alomvattend zijn. Wanneer een absolute orde niet mogelijk is zijn er twee mogelijkheden.
De ene is het verval in wanorde , de andere is een ander soort ordening. Opgave Ten westen van de stadskern van Eindhoven vindt men de Bergen, met een braakliggend terrein wat de officieuze naam ' Fensterrein ' draagt. Het heeft deze naam te danken aan de villa die er tot veertig jaar terug heeft gestaan, het woonhui s van de kapitaalkrachtige notaris Fens. Ik heb me tot doel gesteld, op het gebied een plan te projecteren wat woningbouw en commerciële ruimtes in zich opneemt. De opgave is niet opgevat als het ontwikkelen van een losstaande theorie noch al s het ontwerpen met programma , maar als poging daar te komen waar het ontwerp geldt als _illustratie van de theorie en de theorie als onderbouwing van het ontwerp. De Bergen kent een redelijk continue 'organische' stedelijke groei, waarbij solitaire bouwvolumes langs de rooilijnen gegroeid zijn tot een gesloten straatwand. Uitzondering in dit stedelijk weefsel is het ' Fensterrein'. Waar de organische groei van de omgeving doorging, bleef het terrein qua structuur 8z jaar on ver<mderlijk. Door het weghalen van de Villa Fens als middelpunt is er een omkering van het kader ontstaan. Hierdoor is een wat complexe structuur ontstaan. Historisch gezien is de plek een uitzondering geweest in de ontwikkeling van het stedelijk weefsel. De aanleiding voor die uitzondering is echter al veertig jaar weg, zodat gekomen moet worden tot een nieuwe definitie van de plek. 'lt calls for order but in doing so collides with the simple truth
that a pluralistic society contains various ideas of orderand that these ideas are subject to change.' Martin Steinman Ik heb twee begrippen ·welke een eigen interpretatie van bestaande woorden zijn· al s uitgangspunten genomen voor het ontwerp.
2
Afbeelding 3
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Deze abstracte begrippen hebben echter geen concreet beeld, zodat de eerste uitdaging ligt in de defi nitie erva n. De eerste is 'patina', waarbij ik het besef dat de werkeli jkheid zelf verandert wil o nderstrepen. Patina heb ik daarom opgevat als datgene wat op de site aanwezig is en door de tijd is ingesleten in het beeld of het gebruik ervan. 'Constellatie' staat hier voor het besef dat het model waarmee over de toekomstige werke lijkheid wordt nagedacht, veelomvattend en niet allesomvattend is, en dat dit model re kening dient te houden met m ogelijke veranderingen door en in de tijd .
De blokken zij n opgebouwd uit varianten van twee basistypologieën. Elk blok heeft haar eigen basistype, wat uitgaat van haar oriëntatie op de zon en op de fys ieke context. De variatie ont· staat uit de plaats die het type in het blok krijgt.
Afbeelding
Concreet houdt dit in, dat ik enkele 'eenvoudige' ingrepen heb gedaan om te komen tot een nieuwe ordening van de plek. Complexiteit is de uitdaging, nooit het doel. De hoop is dat hier· mee een plan is ontstaa n , wat ruimte biedt voor ontwikkeling. De eerste ingreep neemt het n iveauverschil van de Bergen ten opzichte va n de stad in zich op. Een 'plint' zorgt voor een naadloze aans.lu iting op het straatniveau va n de Bergen. Vanaf de binnenstad is het mogelijk het gebied te betreden met een monume ntale trap, zoda t men een overgang van gebieden ook fysiek ervaart. De plint zelf is 1.2om hoog en de vorm wordt gedefini eerd door de ra nden van het oude perceel. Nog eenmaal wordt de uitzondering in het stedelijk weefsel benadrukt, m aar hierna gaa t het gebied op in het hedendaagse leven van de stad . Er worden twee blokke n e n één strook bebouwing geprojec· teerd, die het terrein s tructureren. De blokken z ijn gevormd naar de bestaande en de geprojecteerde fysie ke context. Elk van de nieuwe volumes haakt op eigen wijze in op het bestaande kader. De nieuwbouw voegt zich naar bestaande elementen en is dusdanig gesitueerd dat het gebied bij de Bergen wordt betrokken. De plaatsing van de nieuwe blokken doet twee kleine stedelijke ru imten ontstaan. Het grote plein sluit aa n op de informele route die door het gebruik is ' ingeslete n'. Het kleine plein wordt gevormd door de bes taande en nieuwe bebouwing.
De architectuur gaat ui t van de Semperiaans begrippen 'tectoniek' en ' bekledi ng'. Uit een verkeerd begrepen 'eerlijk· heid' heeft het moderne denken deze begri ppen uit elkaar weten te trekken en wordt de constructie letterlijk het naakte skelet. De vereiste 'authenticiteit' heeft voor m ij niet te maken m et het idee dat de constructie zichtbaar moet zijn. De verschij· ningsvorm verwijst naar de constructie ervan en verwijzen is niet hetzelfde als tonen . De gebouwen geven niet hun constructieve principes weergeeft, maar dragen zwaarte en stabiliteit uit. Deze zwaarte hoeft niet log te zijn. Ons eigen lichaam heeft gewicht en toch is het n iet log. Zwaarte heeft te maken met het gevoe l dat iets er is en er ook nog we l even za l blijven, of hoe men wi l met de 'permanentie va n de stad' of misschien zelfs ' het toneel voor alledaags leven'.
31
Ing. D.H.M. Ebbeling
Herhuisvesting Parkschool Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. ).M. Post A.).M. Walraven arch a. v.b. Ir. M.H.P.M. Willeros Datum afstuderen 30 augustus 2005 Samenvatting Het ontwerp voor een school voor kinderen met een verstandelijke handicap en kinderen met autisme is gebaseerd op primaire symboolvormen, waarmee uiteindelijk gebouwen gevormd zijn. Door de school op te delen in verschillende clusters en deze clusters onder het speelplein samen te laten komen in verschillende ruimtes ontstaan verschillende gradaties van ontmoeten binnen het gebouw. Het gebruik van verschillende primaire vormen, verschillende materialen en kleuren per gebouw maken de clusters voor de kinderen beter herkenbaar. De school is dicht bij het centrum gesitueerd waardoor meer interactie kan ontstaan tussen de stad en de school. Trefwoorden School Verstandelijke handicap en autisme Interactie Herkenbaarheid Concentratie versus uitdaging 32
Figuur 1 De drie gebouwen op het plein
Inleiding In de zoektocht naar een geschikt afstudeeronderwerp kwam een locatie naar voren, waar de gemeente Sittard plannen heeft voor woningbouw. Vanwege de situering vlak bij bet centrum is het jammer hier alleen maar woningbouw te plaatsen. Daarbij komt dat in het plan van de gemeente het zich t op de stad wordt afgesloten. In mijn alternatief stedenbouwkundjg plan wordt het gebied meer opengebroken en zichtlijnen getrokken van het kru ispunt naar de stad, waardoor de stad weer zichtbaar wordt. Tussen de zichtlijnen komt een markante locatie vrij, waar de Parkschool een plaats krijgt. De Parkschool is een school voor kinderen met een ver.stande.lijke handicap en kinderen met autisme. Door de school op deze locatie te plaatsen kan interactie van kinderen met een verstandelijke handicap en de maatschappij gestimuleerd worden. Daarnaast is ontwerpen voor een specifieke doelgroep zeer interessant, omdat dit specifiekere eisen met zich meebrengt die tot uiting kunnen komen in het ontwerp. Het probleem is dat niet duidelijk is aan welke eisen een gebouw moet voldoen om goed aan te sluiten bij het ontwikkelingsproces van kinderen met een verstandelijke handicap. Het doel van het afstuderen is dan ook het maken van een school, met een juiste routing, juist materiaal- en kleurgebruik, waar kinderen met een verstandelijke handicap zich het meest op het gemak voelen, waarbij interactie m et de buitenwereld een grote rol speelt. Methode en uitgangspunten Omdat dit een specifieke doelgroep betreft is eerst onderzoek gedaan naar wat een wat een verstandelijke handicap nu eigenlijk is. Verschillende literatuur is geraadpleegd en informatie uit de praktijk is verkregen door gesprekken met een directeur van een school voor kinderen met een verstandelijke handicap, met studenten va n sociaal-pedagogische opleidingen en met begeleiders van een gezinsvervangend tehuis. Op de tweede plaats is gekeken naar de ontwikkeling van scholenbouw in Nederland. Hierbij is niet speciaal uit gegaan van scholen voor kinderen met een verstandelijke handicap, maar zijn verschillende soorten reguliere scholen bekeken. Dit omdat het niet uitmaakt voor wie, maar hoe de school o ntworpen is. Naast literatuur zijn ook referenties bekeken en deze bevindingen weer teruggekoppeld naar de ParkschooL De uitgangspunten , volgend uit deze onderzoeken en de stedenbouwkundige analyse zijn INTERACTIE met de omgeving, HERKENBAARHEID van de gebouwen en CONCENTRATIE versus UITDAGING . Resultaat Het concept voor het ontwerp van de school is ontstaan door het gebruik van symboolvormen voor het aanduiden van de verschillende dusters binnen de school, te weten de docenten, het speciaal onderwijs (basis en voortgezet) en de kinderen met autisme. Deze symboolvormen geven met hun vorm een aantal karakteristieken weer van deze clusters. De drie verschillende gebouwen zijn op de locatie zo gesitueerd dat verschillende mate van uitdaging binnen het gebouw mogelijk zijn. De drie gebouwen worden op een speelplein geplaatst,
Figuur 2 Aan de achterzijde is het maaiveld naar beneden getrokken om zo meer contact tussen buiten en binnen te creëren
welke het hele gebied voor de school beslaat. Door het plein iets op te tillen wordt het afgebakend van de omgeving zonder grote hekwerken te gebruiken. De gebouwen worden onder het opgetilde speelplein met elkaar verbonden in een gezamenlijke ruimte. Hier vindt ontmoeting tussen verschillende klassen plaats. Gebruik van verschillende materialen met verschillende kleurstellingen draagt bij aan de herkenbaarheid van de gebouwen. Het gebouw voor kinderen met autisme heeft als basisvorm de driehoek. Dit staat voor bescherming, kinderen moeten zich veilig voelen. De twee buitenwanden die enerzijds de lokalen en anderzijds de hal afsluiten staan schuin naar binnen. Door deze wanden als schijven uit te voeren in glad, wit stucwerk wordt rust en neutraliteit verkregen. De raamopeningen zijn in de gevel gestanst en zijn daarmee niet meer dan gaten in een schijf. De openingen zijn-wel gekleurd, om zo aan te geven welk lokaal zich waar bevindt. Het trappenhuis ligt aan de zijde van het plein, net voor de beschermende wanden. Het gebouw voor het speciaal onderwijs heeft als basisvorm het vierkant en een gevelbekleding van ruwe, blauwgrijze natuursteen. Dit als tegenhanger van de gladde, gestucte wanden van het gebouw voor kinderen met autisme. De openingen in de gevels zijn in vrolijk gekleurde kaders gevat, van buitenaf in de gevel geschoven zijn, maar binnen slechts een gat in de wand zijn. Door de kaders onder een verschillende hoeken te plaatsen wordt het beeld van het uitkijkje gecontroleerd, niet te veel prikkels ineens. Het trappenhuis is aan de zijde van het plein in het vierkant geschoven. De docenten staan tussen de twee groepen in, zo ook het gebouw. De basisvorm is de cirkel, wat resulteert in een ronde toren. Om de toren een uitnodigend en vriendelijk karakter mee te geven wordt de toren bekleed met houten delen. Deze worden horizontaal geplaatst om zo de ronding en niet de hoogte te benadrukken. Het trappenhuis wikkelt zich om de toren heen. De gebouwen worden verbonden door een gezamenlijke ruimte welke onder het opgetilde plein ligt. Door de ruimte gedeeltelijk ondergronds te plaatsen komen hier weinig prikkels van buitenaf binnen. Aan de rustige zijde van het gebied is het maaiveld naar beneden getrokken om zo meer contact van binnenuit meer prikkelvrij uitzicht te bieden. Door de vormgeving van de school zal een signaal naar de maatschappij worden afgegeven dat hier iets anders gevestigd zit dan de appartementen eromheen. De school is zijn eigen uithangbord, wanneer men goed kijkt zal men karakteristieken van de leerlingen in de gebouwen kunnen herkennen. Maar ook wanneer men hier geen weet van heeft zal het duidelijk zijn dat het hier om een school gaat, die midden in het leven staat.
33
Ing. W. Geijtenbeek
Gedreven door belangen
Functioneel (Top down)
Waardecreatie door proces georiënteerd projectmanagement in het ontwerptraject van grootschalige, complexe projecten. Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Technisch
Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. P.P.E. Geradts
ontwikkelen
Uït.voeringtechn.
ontwikkelen
Datum afstuderen 30
augustus
2005
Figuur 1 Schematische weergaven lOEF-diagram (Ao)
Samenvatting
Voor het initiëren van een ontwerpproces op basis van waardecreatie is een andere aanpak gewenst. De huidige samenwerkingsvormen zijn niet geschikt voor een ontwerpproces op basis van waardecreatie. Nieuwe modellen moeten hiervoor worden ontwikkeld. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verschaffen hoe een ontwerpproces op basis van waardecreatie kan worden geïnitieerd. Het beoogde resultaat van het onderzoek is een ontwerp van een samenwerkingsmodel welke als uitgangspunt kan dienen voor het maken van procesafspraken. Het belang van dit samenwerkingsmodel zijn de actuele veranderingprocessen in de bouw. Deze veranderingsprocessen vragen om nieuwe innovatieve samenwerkingsvormen. Trefwoorden
34
Waardecreatie Procesbeheersing Procesmanagement Projectmanagement Planontwikkeling
Introductie: In de bouwnijverheid is een ontwerpproces op basis van procesbeheersing algemeen toegepast en geaccepteerd. Door het ontwerpproces te benaderen vanuit procesbeheersing ontstaat een polarisatie van de stakeholders. De stakeholders werken hierbij parallel en monodisciplinair. De stakeholders worden afgerekend op het leveren van een eigen product van een bepaalde kwaliteit. Tussen de disciplines onderling worden documenten 'over het hek' gegooid. Het afstemmen van de verschillende disciplines vergt hierdoor een grote inspanning. Voor het initiëren van een ontwerpproces op basis van waardecreatie is een andere aanpak gewenst. De huidige samenwerkingsvormen zijn niet geschikt voor een ontwerpproces op basis van waardecreatie. Nieuwe modellen moeten hiervoor worden ontwikkeld. De probleemstelling die hieruit volgt is: Op welke manier kan in het ontwerptraject van grootschalige, complexe projecten worden samengewerkt zodat waarde wordt gecreëerd? De doelstelling van het afstudeeronderzoek is: Het ontv1erpen van een samenwerkingsmodel voor een ontwerpproces op basis van waardecreatie door een analyse te maken van de procescollectie in het ontwerpproces. Structuur van het onderzoek: Om aan deze doelsteLling te voldoen is het ontwerpproces -op basis van procesbeheersing en op basis van waardecreatiebeschreven. Van daantit heeft het onderzoek zich gericht op het gewenste systeem voor een ontwerpproces op basis van waardecreatie. Als onderlegger voor het gewenste systeem is gebruik gemaakt van vier abstracties in het ontwerpproces. De hiërarchie van abstracties zorgt ervoor dat de belangen op een gelijkwaardig niveau afgewogen worden. Hierdoor wordt de besluitvorming niet geblokkeerd of gestoord door complexere probleemsituaties van een lager abstractieniveau. De gelijktijdigheid van de abstractieniveaus maakt het anticiperen per abstractie mogelijk. De vier abstractieniveaus zijn: - het commercieel ontwikkelen; - het esthetisch ontwikkelen; - het technisch ontwikkelen, en - het uitvoeringstechnisch ontwikkelen. De resultaten Met behulp van een IDEFo zijn de abstracties relationeel in kaart gebracht. Dit complexe IDEF-diagram is vervolgens schematisch weergegeven (zie figuur 1.). In deze schematische weergave is een duidelijke aansturing zichtbaar naar een lagere abstractie (top down) en een terugkoppeling naar een hogere abstractie (bottom up). Vervolgens zijn de verschiLlende disciplines in het ontwerpproces verdeeld tussen de verschillende abstracties. Hierdoor ontstaan procesteams.
Managementteam
Managementteam
E
E
.2l en
ëii
"'
"' Q)
2l
Q)
e
(J
e o._
o._
E
E
"' Q)
"' ëii
ëii
Q)
2l
2l
e
e
o._
o._
E
"'
E
.2l en
"'
.2l
Q)
"'2l
(J
e
e o._
o._
E
"' Q)
ëii
2l
e o._
Ul!>,oerlng,sle<,hnlac:h ontwikkelen I Aannemers
E
"'
1'\cvcnaanr.emcrs Onderaannemers
Q)
ëii Q)
(J
e o._
Functionele lijnen
Contractuele lijnen
0" 0
c
:;,:
"'
c
::J
CL
ro
Figuur
2
Functionele lijnen proces georiënteerd samenwerkingsmodel
Binnen ieder procesteam is een groep stakeholders functioneel met elkaar verbonden. Contractueel zijn zij gezamenlijk met de opdrachtgever verbonden. Om deze vier procesteams te coördineren is een managementteam noodzakelijk. De samenwerking tussen de procesteams en het managementtea m vindt hierdoor plaats in een dynamische matrix. Het managementteam zorgt voor de fun ctionele (top down) en financiële (bottom up) afstemming tussen de procesteams. Hierdoor is een iteratief ontwerpproces mogelijk. Belangrijk voor de waardecreatie is hierbij de behartiging (bescherming) van de individuele belangen. Mensen worden immers gedreven door belangen! In figuur 2 zijn de functionele lijnen en in figuur 3 zijn de contractuele lijnen van het samenwerkingsmodel weergegeven. In het model zijn de procesteams en he t managementtea m opgenomen. Het samenwerkingsmodel kan als uitgangspunt worden gebruikt om vooraf procesafspraken te maken. Hierdoor is het mogelijk om een ontwerpproces te initiëren waarin een omgeving voor waardecreatie is geschapen. Conclusiesfaanbevelingen: De abstractieniveaus in het ontwerpproces zijn noodzakelijk omdat het onmogelijk is om alles op een lager niveau te over zien. De abstractieniveaus reduceren de complexiteit. door per laag verder in detail te gaan. Door deze gelijktijdigheid van de procesteams is optimaal gebruik gemaakt van de deskundigheid van alle stakeholders. Het managementteam zorgt voor de functionele (top down) en financiële (bottom up) afstemming tu ssen de procesteams. Hierdoor is een iteratief ontwerpproces mogelijk. Belangrijk voor de waardecreatie is de behartiging (bescherming) van de individuele belangen.
Figuur 3 Contractuele lijnen proces georiënteerd samenwerklngsmodel
35
G.M.J. Govers
Het in verticaal halfsteensverband stapelen van prefab gevelelementen Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Ing. S.J. de Boer Dr. ir. P.A.). van Hoof Prof. ir. F.).M. Scheublin Datum afstuderen augustus 2.005
30
Figuur 1 Verticaal stapelen
111
ëil' ,... c:
c..
." ."
.....
C'"
c:
::I
c.. ~
er
n
c
;;
Samenvatting Onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid om dragende geprefabriceerde betonnen binnenspouwbladen in verticaal halfsteensverband te stapelen, zonder daarbij gebruik te maken van schoren. Aan de hand van dit onderzoek is vervolgens bepaald in hoeverre deze stapelwijze een alternatief kan zijn voor de twee bestaande stapelwijzen, het verticaal stapelen en het in horizontaal halfsteensverband stapelen.
::=;:
Trefwoorden Prefab betonelementen Verbindingen Schuifspanning Montage Schoren
Prefab betonnen binnenspouwbladen worden momenteel op twee manieren gestapeld namelijk verticaal of in horizontaal halfsteensverband (figuur 1 en z). Bij deze beide stapelwijzen moeten schoren worden toegepast om de elementen verticaal te stellen en tijdelijk te stabiliseren. Als de druklaag niet direct na het aanbrengen van de vloerelementen wordt gestort, kan de aanwezigheid van schoren leiden tot een vertraging van het bouwproces. De schoren zijn hinderlijk voor het aanbrengen van de druklaag én zorgen ervoor dat de vloer niet obstakelvrij is. Hierdoor moet gewacht worden met het aanbrengen van de installaties onder de vloer totdat de schoren zijn verwijderd. Daarnaast leidt het gebruik van schoren tot een extra handeling op de bouwplaats omdat in de vloer gateu geboord dienen te worden voor de bevestiging ervan. De bevestiging op een kanaalplaatvloer kan voor problemen zorgen, vanwege de aanwezigheid van holle kanalen. Door nu prefab gevelelementen, die twee verdiepingen hoog zijn, verticaal in halfsteensverband te stapelen zou het mogelijk moeten zijn om vanaf de tweede verdieping zonder schoren te bouwen (figuur 3). Het nieuw te plaatsen element kan bevestigd worden aan de aangrenzende elementen die een verdieping eerder al geplaatst zijn. Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of het mogelijk én aantrekkelijk is om prefab binnenspouwbladen in verticaal halfsteensverband te stapelen, zonder daarbij gebruik te maken van schoren. Om te bepalen of de mogelijkheid bestaat om zo te bouwen is de invloed van deze stapelwijze op de stabiliteit van een (fictief) gebouw bepaald. Voor een gebouw (57,6 (I) x 14-4 (b) x 36 (h)) blijkt de kopgevel niet stabiel te zijn als er geen verbindingen worden toegepast. Zelfs bij het koppelen van de langsgevels aan de kopgevel is deze gevel nog niet stabiel. Het is daardoor noodzakelijk om een verticale verbinding toe te passen. De bestaande schuifkracht overbrengende verbindingen kunnen worden onderverdeeld in natte- en droge verbindingen. Deze bestaande verbindingen zijn bewerkelijk en duur, daarom is gekozen om een alternatieve verbinding te ontwerpen. Het beste alternatief voor deze verbinding is een prefab nok, die aan één zijde van het element halverwege de hoogte wordt aangebracht. Voor het in elkaar passen van de elementen wordt aan de andere zijde van het element, in de bovenhoek een sparing gemaakt. Door het toevoegen van een nok aan de prefab elementen kunnen verticale krachten tussen de elementen worden overgedragen. De gevelelementen van de kopgevel gaan hierdoor samenwerken waardoor de stijfheid van de gevel toeneemt en deze wel stabiel is. Daarnaast wordt door de toepassing van deze nokverbinding automatisch een tweede draagweg gecreëerd voor de hoofddraagconstructie. De nokverbinding (console) hee.ft een dwarskrachtslankheid kleiner dan o,6. Bij constructies met een lv kleiner dan o,6 is iets opmerkelijks aan de hand. Normaal gesproken neemt de schuifspanning opneembaar door het beton {ti) toe als de hoogte van de constructie toeneemt (kleinere lv).
Figuur
2
Horizontaal halfsteensverband
Figuur 3 Verticaal halfsteensverband Dl
Maar bij een lv kleiner dan o,6 neemt de tr af bij een toenemende hoogte van de constructie (kleiner wordende lv), in plaats van toe. De verklaring voor deze tegenstrijdigheid is dat bij een steeds groter wordende slankheid in de constructie geen bu igscheuren meer ontstaan maar splijtscheuren als gevolg van het overschrijden van de betontreksterkte.
Daarnaast is de vloer eerder obstakelv rij waardoor sneller begonnen kan worden met het aanbrengen van de installaties onder de vloer. Deze stapelwijze kan een economisch al terna tief zijn al s de geprefabriceerde betonnen buitengevels niet (alleen) voor de stabiliteit van het gebouw hoeven te zorgen , waardoor de dure nokverbinding achterwege gelaten kan worden.
ül" ..... c
0..
...
C'"
c ::s
0..
!!.
ör n
Het positioneren van gevelelementen die !\vee verdiepingen hoog zijn én ook nog in hoogte vers pringen, vraagt aanpassin· gen aan de montage ten opzichte van het positioneren van "sta ndaard" elementen. Als eers te moeten de elementen met behulp van een spec iaal hij shulpmiddel worden gekanteld voordat deze naar de verwerkingspiek worden gehesen. De positionering in de langs- en hoogterichting is in grote lijnen gelijk aan die van de "standaard " elemen ten. De elementen voor het in verticaal halfsteensverband stapelen worden ook aan de bovenzijde in de langsrichting gepositioneerd. Dit vanwege de hoogte 1 breedte verhouding vau het element. Alleen de positionering in de diepterichting (loodrecht op de gevel) is geheel anders. De reden hiervoor is dat aan weerszijden van het te positioneren element de elementen al gefixeerd zi jn in hun uiteindelijke positie. Op de naastgelegen elementen wordt op het binnenvlak va n de zijpenanten op plintniveau een aanslag voor de diepterichting bevestigd. Voor het te lood stellen van het element, het tijdelijk fixeren in de exacte positie én het afdragen va n de windbelasting naar de naastgelegen elementen zijn een 1\\'eetal hulpmiddelen ont\\'ikkeld die de schoren moeten vervangen. Deze hulpmiddelen worden halverwege de hoogte van het te positioneren element op het binnenvlak van de zijpenanten aangebracht en tevens bevestigd aan de bovenhoekpunten van de beide naastgelegen elementen. Èén hulpmiddel is voor het te lood stellen van het element, het andere hulpmidd el wordt gebruikt om het element tijdelijk te fixeren in de exacte positie. Uit de voorgaande alinea's blijkt dat het mogelijk is om prefab gevelelementen in verticaal halfsteensverband te stapelen zonder daarbij schoren te gebruiken. Maar op de vraag of het aantrekkelijk is om gevelelementen in verticaal halfsteensverband te sta pelen kan geen eenduidig ant\\'oord worden gegeven. De vorm en de afmetingen van het gebouw én de bouwplanning bepalen of deze stapelwijze een alternatief is. De extra kosten ten gevolge van deze stapelwijze zijn: de eventueel noodzakelijke nokverbinding. Extra in te storten voorzieningen ten behoeve van de montage. De productie van een speciaal hijshulpmiddel dat de elementen in de lucht kan kantelen omdat deze op de zijkant op de dieplader worden aangevoerd. De extra voegen boven- en onder de nok dienen te worden aangegoten. Al deze extra kosten dienen op de volgende vijf onderdelen terugverdie nd te worden. De helft minder randbeveiliging hoeft te worden gehuurd en aangebracht. Het te lood stellen van het element gaat sneller. Door het ontbreken van de schoren gaat het aanbrengen van de druklaag eenvoudiger. Het even tueel monoliet afwerken van de bovenzijde van de vloer is eenvoud ige r.
c
ro-
37
E.V. de Groot
'Veilig over de stoeprand' Onderzoek naar de invloed van ruimtelijke kenmerken op het rijgedrag van autobestuurders Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. H.J.P. Timmermans Ir. A.W.). Borgers Ing. R. Temme Ir. A.). jessurun Datum afstuderen augustus 2005
30
o0
c
::'!
Samenvatting Verkeersonveiligheid wordt vaak veroorzaakt doordat de ruimte niet goed is ingericht. Om de ruimte beter in te richten is het goed te weten wal de invloed van ruimtelijke kenmerken op rijgedrag en meer specifiek op de snelheid is. Binnen dit afstudeeronderzoek is naar deze relatie gekeken met behulp van een simulator· en belevingsonderzoek. De invloed van ruimtelijke kenmerken blijkt beperkt te zijn. Toch kunnen enkele ruimtelijke maatregelen worden getroffen om de snelheid van autobestuurders te verlagen, waardoor voel· gangers 'Veiliger over de stoeprand'kunnen.
7'
c
:::J
0.. {1)
Trefwoorden Verkeer Simulator Snelheid Beleving Stedebouw
Afbeelding 1
Verkeer en stedebouw zijn twee beroepsgroepen die zich beiden op hun eigen wijze bezighouden met de inrichting van de openbare ruimte. In de praktijk wil dit nog al eens tegenstrijdigheden opleveren. Daarom wordt er de laatste jaren gezocht naar manieren om deze twee groepen nader tot elkaar te kunnen brengen. Een van de handvatten om deze twee groepen bij elkaar te brengen is het bepalen van de invloed van de ruimtelij· kekenmerken op het rijgedrag van au tomobi li sten. Zodat de omgeving de automobilist tot gewenst gedrag kan sti· muleren, zonder dat naderhand kunstmatige ingrepen noodza· keiijk zijn om het verkeer te remmen. Vanuit het principe 'Duurzaam veilig' en het project 'Verkeersveilige stedenbouw' wordt getracht beide groepen te wijzen op het nut van pro-actief werken en wordt een aanzet gegeven tot hoe dit mogelijk is. In het verleden is op verschillende manieren onderzoek gedaan naar manieren om de verk eersveiligheid te bevorderen aan de hand van de omgeving. Uit de literatuur blijkt dat er met name witte vlekken zijn op het gebied van com binaties van ruimtelijke kenmerken. Daarnaast is het meeste onderzoek gedaan door middel van fotoanalyse. Dit geeft een goed beeld van de werke· lijkheid , toch bleef altijd de vraag 'wa t als het onderzoek met bewegende beelden was uitgevoerd'. Dit onderzoek haakt hierop in met onderstaande probleemstelling. Probleemstelling Verkeersveiligheidsproblemen hebben meerdere oorzaken. Meestal wordt alleen geredeneerd vanuit de vormgeving van de weg. Deze problemen worden echter niet alleen door vormge· ving van de weg veroorzaakt, maar door de vormgeving van de gehele omgeving. In de praktijk is men het er over eens dat er een relatie bestaat tussen de omgeving en de snelheid die wordt aangehouden , het is echter nog altijd niet duidelijk hoe deze relatie exact is. De centrale vraag van dit onderzoek is dan ook: 'Op welke manier kan met behulp van ruimtelijke kenmerken bepaald gedrag worden opgeroepen)' Het onderzoek Met behulp van literatuurond erzoek is een conceptueel schema opgebouwd. Aan de hand van dit schema is bepaald dat het onderzoek zich richt op ruimtelijke kenmerken en persoonsken· merken. Persoonskenme rken zijn kenmerken die een persoon karakteriseren. Binnen dit onderzoek zijn geslacht, leeft ijd, inkomen, jaarkilometrage en jaartal waarin het rijbewij s is behaa.ld meegenomen: Ruimtelijk e kenmerken zijn binnen dit onderzoek alle kenmer· ken die een automobilist van uit zijn(haar auto kan waarnemen. Onderzocht zijn onderstaande kenmerken: Parkeren langs de weg, in lange en korte parkeerstroke n, cont inu parkeren of geen parkeren.; 4 verschillende dieptes van voortuinen ; Bomen, heg, hoogteverschil en markering als scheidings· elementen tussen een parkeerstrook en fietspad; Heg, gras en niets als scheidingselernenten tussen fietspad en voetpad; Bomen en lage begroeiing als scheidingselementen tussen voetpad en voortuin.
Afbeelding
2
Om de invloed van de persoonskenmerken en ruimtelijke kenm erken op de snelheid te kunnen onderzoeken is een rijsimulator ontwikkeld in de Desk-CAVE. De Desk-CAVE is een opstelling op de TUfe waarin beelden rondom de participant worden geprojecteerd op 3 schermen en op de tafel. In deze CAVE kan men virtueel over een weg rijden door het indrukken van een gaspedaal. In deze simulator is onder 82 participanten een simulator- en belevingsonderzoek uitgevoerd. Het simulatoronderzoek levert gegevens waarmee rechtstreeks de invloed van ruimtelijke kenmerken op snelheid kan worden gemeten. Hierbij dienden participanten door 24 verschillende profielen te ri jden met een voor hen prettige snelheid. Deze snelheid werd gemeten en opgeslagen voor later gebruik. De participanten kregen zelf alleen tijdens de testrit hun snelheid te zien. Bij de andere profielen diende men aan te geven hoe hard men dacht te hebben gereden na ieder profiel. Het belevingsonderzoek is gebruikt om te bepalen hoe men de omgeving beleeft en op welke manier dit invloed heeft op het rijgedrag. Hiertoe diende de participanten nogmaal s door de 24 profielen te rijden . Ditmaal was de snelheid n iet van belang, wel diende men op de omgeving te letten. Na iedere rit diende de participant vragen over het bewuste profiel te bea ntwoorden. Conclusies Met verschillende regressieanalyse methoden is bepaald op welke manier snelheid wordt beïnvloed door de ruimtelijke kenmerken, persoonskenmerken en belevingswaarden. Daarnaast is gekeken naar de kans dat een bepaalde beleving wordt ervaren wanneer bepaalde ruimtelijke kenmerken in het profiel worden toegepast. Het toepassen van parkeren langs de weg en het gebruik van bomen als scheidingselement tussen parkeerplaatsen en fietspad hebben de grootste snelheidsverlagende invloed. Deze kenmerken worden dan ook geadviseerd toe te passen in praktijksituaties. Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat de invloed slechts gering is . Versmallende en overzichtelijke situaties hebben een verhoging van de snelheid tot gevolg, daartegenover heeft een inspannende situatie een verlaging van de snelheid tot gevolg. Het al dan niet ervaren van bepaalde belevingen wordt voornamelijk veroorzaakt door de aan- of afwezigheid van parkeren in het profiel. Er zijn zeer veel elementen van invloed op de snelheid, binnen dit onderzoek zijn er slechts een aantal meegenomen. Door m iddel van dit onderzoek is meer inzicht verkregen in de invloed van ruimtelijke kenmerken op snelheid en beleving. Daarnaas t is onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijke kenmerken en belevingswaarden worden gedaa n. Dit alles zou ook in één model moete n kunnen worden vastgelegd. Dit is aan te bevelen voor vervolgonderzoek op dit gebied .
Afbeelding 3
er 0 c
:!!:
7C"
c
::> 0. ro
39
Ing. j.j.P. Hoebergen
Urban Discoveries in lndustrial Heritage Het programma van een pauzelandschap Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Dipl.-Ing. Heirnut Hardt Ir. R.A . Rutgers Datum afstuderen
30 augustus zoo5 Samenvatting
Westerse steden met een industriële geschiedenis kampen met kwesties die een postindustriële fase kenmerken, zoals het verdwijnen van industriële structuren die voorheen belangrijk waren in deze steden. Ook bijkomende problemen als de afname van het inwoneraantal, vergrijzing en een slechte imago zijn de oorzaak van braakliggende terreinen en een negatieve tendens in bepaalde steden. Een (tijdelijk) programma in dergelijke pauzelandschappen kan nieuwe kansen bieden voor de toekomst. Het ontwerp van een urban morphing strategy voor Stadtgarten Duisburg-Hochfeld vormt het eindwerk van mijn afstuderen. Trefwoorden
Pauzelandschap Industrieel Erfgoed Stedelijke Vernieuwing Stadtgarten Duisburg-Hochfeld Shdnking Cities
Inleiding Stedelijke vernieuwing heeft inmiddels een geschiedenis van enkele decennia. In de jaren 'Go werd in veel oude steden en dorpen een slecht leefmilieu aangetroffen in zowel fysieke als functionele zin. Sindsdien is er in België, Duitsland en Nederland veel veranderd. Er wordt in deze landen een beleid gevoerd dat er op is gericht achterstanden weg te werken en dit leefmilieu te verbeteren. Ondanks deze inspanningen doen zich nieuwe complexe veranderingen voor in de sa me nleving. Globalisering. trek naar lagelonenlanden, verdwijnen van industriële structuren en vergrijzing zijn relatief nieuwe verschijnselen waar weste rse steden mee te maken hebben. Het gevolg biervan is dat inwoners vertrekken, bedrijven gaan failliet en spoorvervoer wordt m inder belangrijk. Wanneer een mengvorm van problemen bestaat in een stad kan het zo zijn dat enorme terreinen jarenlang braak komen te liggen . Er zijn voorbeelden genoeg in westerse steden van verlaten terreinen met industrieel en cultureel erfgoed. Aangrenzende woongebieden van dergelijke terreinen worden vaak gekenmerkt door een slecht imago, armoede en slechte hygiëne. Werken in, en leven met deze industrie, het lijkt een soort 'symbiose'. Twee ongelijksoortige organismen leven samen met elkaar, waarvan zij wederzijds voordeel hebben. Tot er een moment is gekomen dat het vertrouwen enerzijds of wederzijds wordt opgezegd. Sociaal gezien zijn het kleine catastrofes in een harde wereld, die geen enkel moment stil staat. Mensen zoeken altijd hun weg er weer in, anticiperen, en gaan verder. Voor een stad blijft er een leegte achter. De industriële gebieden waar ik hierover spreek zijn nooit echt de stad 'eigen' geweest. Als deze machine aan de rand van de stad hapert en er mee stopt, kun je ook spreken va n een kleine catastrofe. Sinds enkele jaren wordt over deze braakliggende terreinen meer gesproken en nagedacht. Ze komen meer in de aandacht, omdat ze wellicht in de 'tussenti jd' meer kunnen betekenen voor de stad. Voor een dergelijk terrein wordt steeds vaker de term 'pauzelandschap' gebruikt.r Het woord 'pauze' betekent iets als rust of onderbreking. In een dergelijke pa uze kan de energie hetvonden worden om weer verder te gaa n, of extreem gesteld is de invulling van een pauze tijdens een voorstelling wel eens beter dan de hoofdact. Duitsland De situatie in de Duitse steden heeft m ijn bijzondere aa ndacht getrokken.z Duitsland heeft een systeem van stedelijke vernieuwing waar projecten aangemeld kunne n worden voor tegemoetkoming. Hiervoor moet een projectplan goedgekeurd worden door de Bezirksregierung en vervolgens de Landesregieru ng. Het proces moet al gevorderd zijn voor het verkrijgen van een budget. Gevolg is dat prestigieuze en in het oog springende projecten interessanter zijn. In Nederland en België krijgen grote steden een budget voor een periode van vijf jaar vooraf. zelf bepalen zij hoe dit over stedelijke projecten verdeeld wordt: een actievere vorm van stedelijke vernieuwing. Duisburg is een van de grootste steden in Duitsland qua oppervlakte. Stedelijke functies Liggen erg uiteen waardoor afstanden in de stad groot zijn. De komende vijftien jaar verwacht de stad een daling van tien procent van het aantal inwoners. Problemen als een jarenlange dalende koopkracht, werkloosheid (r5%) en verdwijnende indus· triële structuren zouden de stad moeten aa nzetten tot het opstellen van een stadsvisie en een onderzoek naar worl.illilbehoeften, maar zover is men voorlopig nog niet. Er zijn wel meerdere projecten op touw gezet maar zij maken geen onderdeel uit van een overkoepelend idee voor de stad in de toekomst. Onlangs is het beslui t genomen dat een groot winkelcentrum van 7o.ooo mz er uiteindelijk toch niet komt. Hetzelfde gebeurde in zooo toen het plan voor een 'Bundesgartenschau' werd afgekeurd. Bestuurlijke wisselingen in de regionale en stedelijke politiek en het passieve systeem van stedelijke vernieuwing maken de besluitvorming in een stad als Duisburg erg onzeker. Het gevolg is dat pauzelandschappen ontstaa n en enorme terreinen er voor langere tijd verlate n bij liggen. Het plangebied Stadtgarten in Duisburg-Hochfeld is hier een voorbeeld va n.
Dl
vr ..... c
c.. ~
~ .... I:T
c c..
::I
~
iii' n
c
...... ro
;:;:
Figuur 1 Urban Morphing Strategy van plangebied Stadtgarten in Dulsburg-Hochfeld
Concept Een mogelijke oplossing voor een (tijdelijke) invulling van een pauzelandschap is het organiseren van evenementen of het plaatsen van een tuincentrum of boomkwekerij in combinatie met de aanleg van een park. Een andere mogelijkheid is teruggaan naar de basis van de stedenbouw: het ontwerpen van een ' urban morphing strategy'. Dit wil zeggen het herwaarderen en uitzetten van oude en nieuwe structuren in het landschap, zodat landschappelijke kwaliteiten zichtbaar gemaa kt worden en cultuurhistorisch erfgoed bij kan dragen aan de identiteit van een stad en omgeving. De uiteindelijke vorm va n het morfologische ontwerp staat hierbij du s niet vast. Dit concept sluit aan bij de term Culturele Planologie die in het rijksbeleid in Nederland een aantal jaren geleden is geïntroduceerd. Dit is een verza melnaam, die acties vanuit het cultuurbeleid de praktijk van ruimtelijke ordening inspireren, verbreden e n verdiepen. "Het gaat hierbij om ruimtelijke veranderinge n te laten profiteren van de lokale geschieden is van gebouwen, steden en landschappen. Tege lijkertijd kunnen ruimtelijke ontwerpopgaven culturee l worden verrijkt door het versterken van de inbreng vanuit architectuur, cultuurhistorie en kunsten", aldus het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.3 Toe passing H et grootste belang voor de toekomst van Duisburg zal zijn dat functies van de stad beter bereikbaar worden en afs tanden kleiner voor langzame verkeersrou tes: streven naar een compacte stad . Het ontwerp van Stadtgarten bestaat uit het herwaarderen van landschappelijke en bebouwingsstructuren en het uitzetten van bebouwingslijnen voor de toe komst. De stedelijk morfologische structuur legt verbanden tussen pleinen en gebouwen, die getypeerd kunnen worden als Avenues, ze vorme n een barokachtige structuur in het landschap. De Spoorpaden zijn enkele spoorlijnen die nu nog in het gebied te vinden zijn. Beide lijnen moeten in de toekomst uit kunnen groeien tot een volwaardig straatprofiel met een gemiddelde verkeersfunctie. De Keerkringen zij n de cirkelbogen die de spoorpaden kruisen,
waardoor de grij ze transformatievlakken ontstaan. De identiteit van deze vlakken ligt niet vast, deze komt tot sta nd in de realisatie en vormt daarmee een proces. Het ontwerp is erop gemaakt dat huidige bebouwing kan blijven bestaan, m aar ook in de toekomst plaats kan maken voor nieuwbouw. Wanneer de situatie in een stad weinig mogelijkheden biedt door snel wisselende politieke besturen, een onzekere sociale e n economische toekomst, zelfs dan is dit concept nog toepasbaar. Structuren in braakliggende terreinen kunnen in betere tijden uitgroeien tot een nieuwe woonwijk, een park of een andere gewenste functie. Deze vorm van ontwerpen kan een vooruitga ng betekenen voor steden met een jarenlange negatieve tendens in de stad. Een sterke morfologische strategie biedt kansen voor een nieuwe identiteit van de omgeving en toont de wilskracht van de stad te werken aan haar toekomst. r Over het concept ' pauzelandschap' wordt voor het eerst gesproken in een artikel van het tijdschrift Arch is uit jaargang 2001. In aflevering 5 van dat jaar spreekt dhr. de Graaf in het artikel 'The charm of a pause landscape' over het gebied van Hoek van Holland. 2 Das Berlin lnstitut, "Deutschland 2020, Die Demografische Zukunft der Nation", augustus 2004 http:ffwww. berlin -institut.org/ 3 Ministerie van OCW, het !PO en VNG, 'Culturele planologie & publieksbereik' november 2003 http:ffwww.cultuurbereik.nlf
M.P.F. Hommelberg
Software agents t.b.v. een gebouwbeheersysteem Afstudeerrichting l ns tallatietech nologie Afstudeercommissie Dr. ir. M .A. van Hou ten Prof. ir. W. Zeiler Prof. dr. ir. B. Eggen Datum afstuderen augustus 2005
30
er
0
c
:E
"'
c
::::l
Q_ (l)
42
Samenvatting In dit afstudeerverslag wordt gekeken naar de toepassing van "software agents" voor een gebouwbeheersysteem . Binnen dit gebouwbeheersysteem staat de gebruiker en zijn comfortbeleving centraal; ca refut building. De gebrui ke rsinterface is voor de gebruikers een belangrij k onderdeel van het gebouwbeheersysteem aa ngezien hij hier voor een belangrijk deel zijn infonnatie en feedback vandaan krijgt. In dit verslag wordt een ontwerpproces voor een gebruikersinterface doorlopen waarna een voorstel gepresenteerd wordt. Er is een eigen agentsysteem ontworpen en geïmplementeerd voor de regeling van het luchtbehandelingsysteem van het Kropman Nijmegen gebouw.
Afbeelding 1 Gebouw 42
Trefwoorden Ca refut building Software agen ts Gebruikers inte rface Persoonlij k comfort Luchtbehandeling
Deel r: ECN - Het IIGO-project De toepassing van agenttechnologie t.b.v. een gebouwbeheersysteem wordt besproken aan de hand van een project wat bij ECN onwikkeld is: !!GO (Intelligente In ternetsturing in de Gebouwde Omgeving). Er worden steeds hogere eisen gesteld aan gebouwbeheersystemen ; ze moeten een beter binne nkli maat leveren en daarbij minder energie verbruiken. Binnen het IIGO-project wordt er bespaard door gebruik te maken van agent-technologie. Deze agenten wegen de kosten van het klimatiseren van een bepaalde ruimte af tegen de utiliteit. De utiliteit is een vergelijking die het door de gebruikers ervaren comfort in een getal uitdrukt. Hoe hoger de utiliteit des te groter het comfort. Aan de hand van het comfortmodel van de gebruiker wordt de u til iteit bepaa ld. In een comfo rtprofiel worden de klimaaisvoorkeu ren van de gebruikers opgeslagen . Het comfortmodel e n -profiel zijn gebaseerd op de theorie van Fanger, er wordt gebruik gemaakt van PMV in plaa ts van temperatuur. Het gebouwmodel is een fysisch model van het gebouw waarmee voorspellingen over het binnenklimaa t kunnen worden gedaa n . In het gebouwmodel kunnen verschillende regelstrategiëen geprobeerd worden. De verschillende st ra tegiëen worden vergeleken op basis van kosten en u tiliteit. De strategie die h ier het beste uitkom t wordt gebruikt voor de regeling. De BM P (Building Management Portal) verzorgt de communicatie met informatiebronnen buiten het systeem. Via de BMP kunnen actuele weersvoorspell ingen en APX (Amsterdam Power Exchange) pri jzen worden opgehaald. Door de weersvoorspellingen in de simulatie van het gebouwmodel mee te nemen kunne n nauwkeuriger voorspellingen worden gedaan voor het binne nklimaat
I
I
I
~1 - -··-- ·-
_j - --I
- -·_,. ,
-
•
•
l
.
_j
_..
,
' I
-
I •
I'
==- -
~ -·-.--1- -'
I
I
.
'
.. _
•
r:
t •:'"'wwv•
..
.
-
•••-
~
2
Screenshot KAVA
.
.
.
'
•
hoP
• l.
' .
'
.
.
;
.
'
.
.
' .
f
c:"'--=--···
__:-=~ !--=~=-= -~ I ..
:' .
.
:
:
-
-
• .
'
' '
'
~
t
'
.
•..
,
o~ O t tOt• ~
...: __, .....,. ="' .........
Afbeelding
.
~____:=-=1~:
t- -·- - - -·--'
.
.
•
·-
. ., .,........
•4 ~,.,..,
t •
.... "..,-·
2
Afbeelding 3 User Interface
Door gebruik van actuele APX prijzen kan besloten worden het klimatiseren van een ruimte uit te stellen tot een moment dat de prijzen lager zijn. Hierdoor kan een hogere utiliteit kosten ratio behaald worden, omdat (nagenoeg) hetzelfde binnenklimaat bereikt wordt voor lagere kosten. Deel z: Gebruikers- interface en onderzoek Gebruikers nemen een centrale plaats in binnen gebouwbeheersystemen. Gebruikers presteren beter wanneer zij zich comfortabel voelen op hun werkplek. Door gebruik van een goede gebruikersinterface kunnen gebruikers met minder inspanning een beter binnencomfort creëren op hun werkplek. Door goede feedback aan de gebruiker te geven heeft hij s neller het gevoel dat de installatie voor hem aan het werk is. De manier waarop de gebruiker het systeem kan vertellen wat hij als comfortabel ervaart is belangrijk. Wanneer dit op een voor de gebruiker begrijpelijke manier gebeurt en hij er ook resultaat van ziet, voelt hij zich sneller comfortabel. Tijdens het !!GO-project zijn twee alternatieven door het projectteam ontworpen voor gebruik tijdens de IIGO-praktijktest. In de eerste gebruiker interface kan de gebruiker zijn mening kenbaar maken door het gebru ik van een schuifbalk. De tweede interface is gebaseerd op een s tem systeem. De gebruikers hebben de mogelijkheid eens per uur hun mening over het binnenklimaat te geven. Een alternatieve gebruikersinterface wordt vervolgens ontworpen. Dit gebeurt in 3 stappen. In eerste instantie wordt als experiment een interface ontworpen zonder teks.t. Deze interface wordt aan een aantal testpersonen voorgelegd, waarna diverse verbeter ingen worden doorgevoerd. Door de verbeteringen ontstaat het tweede ontwerp. Het tweede ontwerp wordt met behulp va n experts doorontwikkeld tot een derde ontwerp. Als enkel naar de kwalitatieve analyse van het ontwerp wordt gekeken is het een goede kandidaat.
43
Er waren geen tijd en proefpersonen beschikbaar om dit ontwerp verder te testen. Deze taak blijft dan ook openstaan voor eventueel vervolgonderzoek. Deel 3: Kropman-Een agentsysteem voor luchtbehandeling. Binnen het IIGO-project is een agentsysteem gepresenteerd. Een nadeel van dit systeem is dat het enkel de naregeling verzorgt en sterk afhankelijk is van de luchtbehandelingsregeling. De luchtbehandeling wordt in conventionele regelingen enkel gestuurd op de buitentemperatuur, dit moet efficiënter kunnen, omdat met veel factoren dan geen rekening gehouden wordt. Voor de luchtbehandelingsregeling wordt daarom een afzonderlijk agentsysteem ontworpen. Dit agentsysteem bestaat uit een vijfull verschillende agenten: de gebruiker-agent, ruimte-agent, verdieping-agent, luchtbehandeling-agent en weer-agent. Bij de regeling door een agent-systeem wordt rekening gehouden met veel meer aspecten van het gebouw en zijn gebruikers dan bij conventionele regelingen het geval is. De gebruikers staa n centraal binnen een agentsysteem , waar bij conventionele regelingen de mening van de gebouwbeheerder een grote rol s peelt. Er moeten in de toekomst nog wel een aantal hindernissen genomen worden voor commerciële toepassing van een agentsysteem t.b.v. luchtbehandeling. Een hoop dient nog ontwikkeld en onderzocht te worden aan dergelijke systemen, voordat deze aan mogelijke klanten aangeboden kunnen worden. Vooralsnog wordt bij de aanschaf van een gebouwbeheersysteem meer gekeken naar de initiële kosten dan de 'total costof ownership'. Wanneer verbe terde prestaties van gebruikers en besparing op energiekosten meegenomen worden en opwegen tegen de extra investering die gedaan moet worden voor een agentsystecm , is een agentsysteem een betere keus dan een conventioneel gebouwbeheersysteem.
T.K. Karam
Sfeer & Beleving in winkelcentra Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Dr. W.J.M. Heijs Ir. S.J.E. Maussen MRE Jr. H.A.j.A. Appel-Metdenbroek Datum afstuderen 30 augustus 2005 Samenvatting Het meelbaar maken van de sfeer in de openbare ruimte van een winkelcentrum is afltankelijk van hoe de bezoekers de sfeer en andere omgevingsaspecten beleven in een winkelcentrum. Eerst wordt bestudeerd wat de betekenis is van de begrippen 'sfeer' en 'beleving'. Daarna zijn door middel van bestudering van de resultaten van een afgenomen enquête (onder de bezoekers) de verbanden tussen de beleving van de sfeer en de beleving van de omgevingsaspecten vastgesteld. Vervolgens is door middel van een regressieanalyse een model vastgesteld waarmee men de beleefde sfeer in een winkelcentrum (versneld) kan voorspellen.
er 0
c
~
7'
c
::J
0.. IJ)
44
Trefwoorden Sfeer Beleving Sfeerbeleving Winkelcentrum Omgevingsaspecten
In dit onderzoek staat de sfeer in de openbare ruimte van een winkelcentrum centraal. De aanleiding van di t onde(zoek was het feit dat er over dit begrip nog niet veel bekend was. Men kan vragen of men de sfeer goed of slecht vindt, maar wat 'sfeer' nu precies is kan men niet zeggen. Winkelcentra gebruiken de term om hun winkelcentrum aan te prijzen, maar men verklaard niet wat bijvoorbeeld een 'gezellig dorpse s feer' of een 'ongedwongen sfeer' is. Sfeer is blijkbaar wel een reden voor de bezoekers om een winkelcentrum te bezoeken want winkelcentra zelf leggen er de nadruk op. Een 'goede sfeer' is dus een element wat niet gemist kan worden in een winkelcen trum. De doelstelling van het onderzoek luidt: "Het meetbaar maken van sfeer in de openbare nümte van een winkelcentrum zodat de prestaties van verschillende winkelcentra met betrekking tot di t thema vergeleken kunnen worden met behulp van een instrument." Om deze doelstelling te realiseren is er de volgende vraagstelling geformuleerd: "Op welke manier is sfeer in de openbare ruimte van een gepland winkelcentrum meetbaar te maken?" De eers te onderzoeksvraag om de vraagstelling te kunnen beantwoorden was: wat is 'sfeer·~ In de literatuur wordt dit begrip veelvuldig genoemd zonde r dat men er een nadere invulling aan geeft. Men gaat er blijkbaar van uit dat dit voor iedereen bekend is. Uit onderzoek bleek dan ook geen definitie voor dit begrip voorhanden. Daarnaast bleef de ze deelvraag over welke methoden er waren om sfeer te meten ook open. Dit was enigszins teleurstellend. Wat men wel tegenkomt bij onderzoek naar het begrip 'sfeer' zijn de redenen voor het belang van sfeer in winkelcentra. Een goede sfeer is een soort score die men aan een bepaalde ervaring op een bepaald moment toedeelt. Men ka n beter spreken van beleving van winkelcentra en zich richten op die ervaring die men ondergaat. Beleving is namelijk wel te omschrijven vanuit de literatuur. Men kan spreken over beleving als een individu allereerst de voor hem releva nte dingen in de omgeving waarneemt (filtering) en dit integreert in een totaalindruk. Dit is perceptie. Vervolgens moet men deze totaalindruk in verband brengen met de kennis (cognitie) over eerdere totaalind rukken en gevoelens/emoties (affectie) t.o.v. die totaalindruk. Door middel van deze omschrijving kan men onderzoeken wat bijdraagt aan de beleving van sfeer. Het res terende deel van het onderzoek behandelt de relatie van de beleving van sfeer met de beleving van andere omgevingsaspecten. Er is in de literatuur naar aspecten en eisen gezocht die met dit thema (beleving van de winkelomgeving) in verband worden gebracht. Hiermee was de 3e onderzoeksvraag over welke aspecten een rol spelen bij de sfeer(beleving) van een winkelcentrum beantwoord. Daarnaast is er de mogelijkheid dat de beleving wordt beïnvloed door de kenmerken (leeftijd, in komen etc.) van de bezoeker. Vervolgen s zijn de omgevingsaspecten die relevant en bruikbaar ware n voor dit onderzoek verweàt in een enquête om te onderzoeken welke aspecten in welke mate verband houden met de beleving van de sfeer. Met behulp van de scores die de bezoekers aan de verschillende aspecten uit de winkelomgeving toekenden konden de onderlinge correlaties tussen deze aspecten worden vastgesteld. De variabelen (de aspecten uit de winkelomgeving) 'gezelligheid', 'groep vormgeving algemeen' (waarin de variabelen architectuur, vormgevin g plafond, versieringen en de kleuren va n het gebouw zijn gemiddeld) , 'staat van onderhoud', ' reclameborden buiten de etalages', ' inrichting etalages' en 'informatievoorziening' correleren het meest met de beleving van de sfeer (zie fi guur). Een andere onderzoeksvraag was om te bestuderen of er een meetmethode is om de sfeerbeleving in een winkelcentrum te meten. Deze methode kan met behulp van het engestandaa rdiseerde regressiemodel wat is gemaakt worden ingevuld.
I I I
l l I
I
Gezelligheid • G~oep vo~mgeving
algen1een
.
(voaarin gemiddeld : arc h i te ctuur. v ormgevi ng pla1o nd. versieringen e n de kl e uren v an h e t geb o u vv
Staat van
onde~houd
•
Recl a meborden buiten de etalages
Inrichting etalages
l n formaliev o o rziening
I
I I
....._,
'
I I
~
Belee1d e S f e e r
~
I I
I
J I I
./
I
Ke nmer1<e n bezo eke r
I
Figuur 1 Beleefde sfeer : vetgedrukte• variabelen zijn opgenomen In het ongestandaardiseerde regressiemodel
45 Door gebruik te maken va n een bepaald aantal aspecten die beoordeeld worden door m iddel van enquêtevragen kan men versneld de beleefde sfeer in een winkelcentru m bepalen. Beleefde Sfeer = -o.r6z + 0 -4 2.0 gezelligheid + 0.382. groep vormgeving algemeen + 0.2. 14 staat va n onderhoud Er word t h ier gebruik gemaakt van de ongestandaardiseerde regressiegewichten b's en een constante. Door de gemiddelde scores (op een 5 puntsschaall van de opgenomen aspecten in deze form ule in te vulle n kri jgt men een score voor de beleefde sfeer. Deze score verklaart voor iets meer dan 50% de totale score van de beleefde sfeer. Door dit instru ment te gebru iken kan men voor een groot deel de beleefde sfeer meten. Daarnaast kan men de beleefde sfeer beïnvloeden door de aspecten die deze score mede bepalen (d it zijn alle aspecten met hoge correlaties met de beleving van sfeer) te managen in de richting die men als winkelcentrum nastreeft. Als men de correlaties voor de verschi llende groepen bezoekers va n het win kelce ntru m bekijkt, wijken deze soms af van de totale groep. Ondanks de beperkte omva ng van de subgroepen leeftijd , inkomen en geslacht zijn er aanwijzingen dat de belevi ng van sfeer soms door een andere samenstelli ng va n aspecten bepaald wordt. Het ka n interessant zijn om de beleving van de sfeer door een bepaalde groep gebruikers in kaart te brengen, zeker als men zich richt op een bepaalde niche. Door dit onderzoek is er meer inzicht verkregen over hoe de sfeerbeleving in een winkelcentrum in elkaar steekt. De beleving va n sfeer of 'sfeerbelevi ng' is een nieuwe term die is geïntroduceerd omdat er geen goede omschri jving voor 'sfeer' voor handen was. Het is n u bekend welke aspecten een sterke relatie h ebben met de sfeerbeleving.
L.M. N.S. van Keulen
Lu ei Toepassing van zonnestroomsystemen in gevels [Luci= bij daglicht (Latijn)] Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ).N.N. Lichtenberg Prof. ir. N.A Hendriks Ir. M. Ham Drs. ing. R. Knol Datum afstuderen augustus 2005
30
Afbeelding 1 Aanzicht l'roefot>stelling met 1 alu. gevelt>aneel en 3 zonnet>anelen.
Samenvatting Bij bouwprojecten wordt steeds vaker de wens geuit om de technische en economische haalbaarheid van zonnestroomsystemen in het gevelontwerp te onderzoeken. Er komen dan twee vakgebieden bij elkaar; de elektrotechnische toepassing, de zonnepanelen, en de bouwkundige toepassing, de gevel. Bij alle partijen blijkt er onvoldoende kennis aanwezig om tot een goede samenwerking te komen. Om het gebruik van zonnepanelen in de bouw te bevorderen is een geversysteem ontwikkeld. Het gevelsysteem is een projectongebonden, rechte plaatgevel met een levensduur van minimaal 20 jaar. Het systeem is direct inzetbaar. Het gevelsysteem maakt gebruik van een standaard, onzichtbare bevestiging door middel van het bedhaaksysteem.
Trefwoorden Gevel Plaatgevel Zonnestroom PV Duurzame energie
Afbeelding 2 Detail ophanging, bedhaaksysteem.
Inleiding Volgens het International Energy Agency, IEA, is de vraag naar elektriciteit in 2030 Go% hoger dan nu. Het IEA voorspelt verder dat de C02- uitstoot sneller groeit dan het elektriciteitsverbruik en dat deze uitstoot moeilijk terug te dringen is. Overheden haléti hun doelstellingen wat betreft het reduceren van de C02- uitstoot niet. Het vergroten van het aandeel van duurzame energie is noodzakelijk, maar gaat Langzaam. Probleemstelling Hoe is een projectongebonden gevelsysteem voor de utiliteitsbouw te ontwerpen waarin zonnestroomsystemen zijn toegepast> Doelstelling Het bevorderen van het gebruik van zonnestroomsystemen in de bouw. Om het doel te bereiken wordt een direct inzetbaar, projectongebonden gevelsysteem voor de utiliteitsbouw ontworpen. Onderzoek De gevel is de buitenzijde van een gebouw. De gevel heeft de functie om de binnenzijde van een gebouw af te schermen tegen invloed en van buiten. Daarnaa st ge.eft de gevel informatie over de functie e n/ of eigenaar van het gebouw. De zon straa lt zonlicht naar de aarde. De intensiteit van de zon instraling verschilt per gebied. In Nederland bedraagt de gemiddelde zonins traling rooo kWhfll1.2 per jaar. Standaard kristallijnen zonnepanelen zijn momenteel het meest geschikt voor toepassing in gevels. Deze panelen halen de hoogste rendementen en zijn het meest betrouwbaar wat betreft levertijd, opbrengst en levensduur. Het onderzoek richt zich op netgekoppelde zonnestroomsystemen. Een omvormer zet de opgewekte gelijkspanning om in wisselspanning. Zonnestroomsys temen zijn als betrouwbare decentrale duurzame energie· voorziening goed in de gebouwde omgeving toepasbaar.
Afbeelding 3 Impressie gevelsysteem.
-.-·--. . ,---·---"'~-=- ~~
g __
Afbeelding 4 Principe detail opbouw gevelsysteem; kabels in verdiepte kabelgoot, borging zonnepaneel op één hoekpunt, combineer.
De hoge systeemkosten belemmeren een grootschalige implementatie. De economisc he haa lbaarheid van het gevelsysteem is daarom van belang. Uitgangspunten Er wordt een projectongebonden, direct inzetbaar gevelsysteem voor de utiliteitsbouw ontwerpen . Het gevelsys teem heeft een goede economische haalbaarheid en een minimale levensduur van zo jaar. Het minimale rendement van het zonnestroomsysteem is 65%. Ontwerp Een projectongebonden gevelsysteem is economisch aantrekkelijk, omdat het breed inzetbaar is. Een recht gevel is de meest voorkomende en economisch meest aantrekkelijke gevelvorm in de utiliteitsbouw. Het zorgt voor ee n optimale ruimte- en oppervlaktebenutting van het gebouw ten opzichte van het geveloppervlak. Een plaatgevel met een blinde bevestiging door middel van het bedhaaksysteem blijkt na literatuuronderzoek, interviews met experts, oriëntering op de markt, opgestelde uitgangspunten en analyse van bestaande gevelsystemen de beste, direct inzetbare toepa ssing. Een onzichtbare, lijnvormige, verankerde bevestiging op de achterzijde van het aluminium frame , dat om de zonnepanelen zit, met M6 bouten is momenteel de beste mogelijkheid om zonnestroomsystemen in gevels toe te passen. Een rechte plaatgevel met een onzi chtbare , standaard bedhaakbevestiging is het ontwerp. Na testen van de J:J proefopstelling bleek het gevelsysteem eenvoudig mon tee rbaar, combineerbaar met bestaande metalen gevelbeplating, goed elektronisch aan te sluiten en onderhoudsvriendelijk.
Afbeelding 5 principe details opbouw gevelsysteem; bevestiging van al u.
47
Ing. D.R.P. Kuiten
De sociale component binnen integralen wijkvernieuwing Een ondersteunend document van de sociale component voor de wooncorporatie bij integrale wijkvernieuwing. Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Jr. LA. van de Ven Drs K. van Splunder Figuur 1 Splitsing wijkvernieuwing in een sociale· en een fysieke compo· Dl
ur ..... c
Q. ", ",
.... C" c
::I Q.
!!. ëJ' n c ;:::; <1l
;::;:
Datum afstuderen 30 augustus 2005 Samenvatting Vanuit oogpunt van de corporatie is het belangrijk dat woningen in de markt blijven. Continuering van de waarde van de woning· portefeuille, het aanbieden van sociale huurwoningen en het instandhouden dan wel verbeteren va n de leefkwaliteit in een gebied is de core·business van een corporatie. Op strategisch niveau wordt aan de hand van marktontwikkelingen en intern portefeuillebeleid een lange termijn strategie bepaald die de missie en visie van de corporatie nastreeft. Het tactisch, of wel gebiedsgerichte management dient op basis van het lange termijn beleid, en aan de hand van sociale en fysieke analyses, ambitie niveaus op te stellen voor wijkvernieu· wingsgebieden. Aan de hand van de verschillende ambitie· niveaus streeft de corporatie een bepaalde leefbaarheid en kwali· teit na . De vorm van bewonersparticipatie is gerelateerd aan het ambitieniveau dat de corporatie in een gebied nastreeft.
Trefwoorden Gebiedsgerichtmanagement Ambitieniveaus Sociale component Fysieke component Bewonersparticipatie Ondersteunend model
nent Integrale wijkvernieuwing vraagt om aanpassing van wijken aan de nieuwe eisen die de samenleving stelt. De corporatie speelt hierbij een belangrijke w l. Een corpora tie beschikt over veel woningbezit in gebieden die in aanmerking komen voor wijkvernieuwing. In het verleden hebben corporaties zich voornamelijk beziggehouden met de fysieke gesteldheid van haar woningvoorraad (de fysieke component) . Tegenwoordig wordt de sociale component voor de corpora tie echter steeds belangrijker in de procesgang. In deze scriptie is gekeken naar de rol van de sociale component in het begins tadium van het wijkvernieuwingsproces voor een wooncorporatie. Het onderzoek bestaat uit een aantal hoofdingrediënten, enerzijds op organisatorisch niveau, het strategisch- en tactisch management en anderzijds de interpretatie van de sociale- en fysieke component bij wijkvernieuwing. Uiteindelijk zal aan de hand van een fasering/ stappenplan de rol van sociale componen t in de procesgang gestalte krijgen. De wooncorporatie en strategisch management Vanuit oogpunt van de corporatie is het belangrijk dat woningen in de markt blijven. Het portfoliobeleid van een corporatie geeft aanleiding tot ingrijpen in een bepaald gebied; continuering van de waarde van de woningportefeuille, het aanbieden van sociale humwonin gen en het instandhouden dan wel verbeteren van de leefkwaliteit in een gebied is de core-business van een corporatie. Op st rategisch niveau wordt aan de hand van markt· ontwikkelingen en in tern portefeuillebeleid een lange termijn strategie bepaald die de missie en visie van de corporatie nastreeft. Er dienen afwegingen gemaakt te word en op basis van het portfolio beleid; is het interessant (lees; finan cieel haalbaar) om gebieden of complexen te renoveren of groot onderhoud toe te passen, of is het verstandiger gezien de lange termijn dat er in een gebied wordt ges loopt en nieuwe f andere vormen van wonen terugkeren. Wijkvernieuwing en Gebiedsgerichtmanagement De kwaliteit van gebieden kan op een bepaald moment afnemen doordat ze niet meer goed aansluiten op de wensen en eisen van de huidige en toekomstige bewoners, ook wel de maat· schappelijke behoeften ge noemd. Integrale wijkvernieuwing is dan nodig om een gebied weer op de kaart te zetten. Motieven om over te gaan tot wijkvernieuwing kunnen zowel uit sociaal, fysi ek of soc iaal en fysiek oogpunt bestaan. Wijkvernieuwing bestaat dan ook uit een sociale evenals een fysieke component, zie fig. I. Wijkvernieuwing biedt, zeker in grotere gebieden, kansen om in tegratie door differentiatie nieuwe impulsen te geven door aan de hand van een sociale analyse (woningbouw) programma's te ontwerpen die voor álle bevolkingsgroepen aantrekkingskracht hebben. Demografie, sociaal - cultu rele ontwikkelingen en sociaal - economisc he ontwikkelingen zi jn gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving. Aan de hand van deze factoren kan de corporatie een sociale ana lyse maken van een gebied om zodoende de leefkwaliteit van het gebied in kaart te brengen. Sociale cohesie en buurtbinding zijn hi erb ij belangrijke aspecten. Een uitgebalanceerd woningbouw-
t-tlidige situatie
Huidige situlltie
Äï.iiiii'iËGÜiËËiiii
·· Äï.ïäïiïfcöiiïioiiAiii ·
Figuur 2 Ambitieniveaus
Äï.iiiiiii"GiïfiiiiïiE . ÄïfEiiiiiëöiiïioiiAiiE. . Figuur 3 Interactie mogelijkheden corporatie en haar bewoners I»
programma moet er voor zorgen dat er een gedifferentieerd aanbod is/ komt dat aansluit bij de verschillende levensstijlen en woonpatronen die er in een wijk of buurt kunnen heersen. Daarnaast is de fysieke component belangrijk bij wijkvern ieuwing. Het eerste gevoel dat men krijgt in een wijk of buurt staat of valt met het aanzien van woningen, groenvoorzieningen, infrastructuur etc. Daar komt bij dat fysieke ingrepen, zeker voor een corporatie, mogelijkheden biedt om de leefkwaliteit in een gebied aan te pakken. Het tactisch, of wel gebiedsgerichte management dient op basis van het lange termijn beleid, dat op strategisch niveau wordt bepaald, en aan de hand van sociale en fysieke analyses, ambitie niveaus op te stellen voor wijkvernieuwingsgebieden. Aan de hand van de verschillende ambitieniveaus (zie fig. 2) streeft de corporatie een bepaalde leefbaarheid (woonmilieu) en kwaliteit na. Nadat de corporatie een heldere problee mste!Jing en ambitie heeft geformuleerd dienen de gebiedsgerichte ambities gestalte te krijgen in uiteindelijke ontwerpeisen. Vanaf het moment dat de corporatie haar ambities intern heeft bepaald start de bewoners participatie. De vorm van bewonersparticipatie is afhankelijk van het ambitieniveau dat de corporatie met het gebied heeft, zie fig.3. Wanneer een gebied zo wordt herontwikkeld dat er niet gebouwd wordt voor de huidige doelgroepen dient de corporatie een communicatie stra tegie toe te passen die vooral gebaseerd is op de Top-down' benadering. Wordt het gebied voor huidige doelgroepen herontwikkeld is er sprake van ee n communicatie strategie gebaseerd op een 'Bottom-up' benadering. Het ondersteunende model Het uiteindelijke model dient als onderlegger en als checklist voor een ges tructureerde procesgang bij integrale wijkvernieuwing. Het model biedt geen concrete oplossingen maar draagt zorg voor een optimale invulling van de sociale component gedurende h et proces. Het model weergeeft de interactie russen strategisch - en tacti:;ch management (gebiedsgerichtmanagement). Daarnaast geeft het model aa n vanafwelk s tadium he t voor de corporatie verstandig is om de bewonersparticipatie op te s tarten, en aa n de hand van welke vorm. Missie, visie, portfoliobeleid en ambities spelen een sleutelrol in het ondersteunend modeL Dit is een zaak die door het strategisch management bewaakt dient te worden. Het tactisch management werkt het lange termijn beleid uit naar concrete invullingen. De communicatie strategie tussen corporatie en bewoner/ klant neemt hierbij een belangrijke rol in vervulling. Overzicht model zie fig. 4· Conclusie Het ontworpen ondersteunende model biedt de corporatie kansen om gebieden te monitoren en zowel fysiek als sociaal in beeld te krijgen . De corporatie heeft hierdoor de mogelijkheid verder vooruit te denke n en andere partijen een stap voor te zijn. Met behulp van het model kan de corporatie haar communicatie strategieën richting bewoners beter en doeltreffender afstemmen, waardoor de totale procesga ng in een korter tijdsbestek gerealiseerd kan worden.
c;r
c
CL ID ID
.... er c ::s
CL
~ (;!' n
c
;; ~
Figuur 4 Overzicht ondersteunend model
49
F.J. Lu ijben
Ontwerp autoshowroom "De Toekomst" Ontwerp in staal van een autoshowroom voor autobedrijf "De Toekomst" te Vlijmen, vormgegeven in blob-architectuur en plaats biedend aan 750 auto's. Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir.H.H. Snijder Dr. ir. J.C. D. Hoenderkamp Ir. H.C.H.M. Smuldcrs
Figuur 1 Plattegrond nieuwbouwlocatie
Datum afstuderen 30 augustus 2005
er 0
c:
::E
""'"
c:
::J
0..
ro
Samenvatting Doelstelling van het afstudeerproject was het zowel architectonisch als constructief ontwerpen van een autoshowroom in staal en glas voor autobedrijf "De Toekomst" te Vlijmen, Noord-Brabant. De showroom is gelegen langs de snelweg A59 en is ontworpen als blikvanger voor zowel het autobedrijf als de gem eente. Het gebouw is vormgegeven in blob-architectuur en biedt plaats aan 750 auto's. H ie rmee is het de grootste autoshowroom van Nederland. Trefwoorden Au toshowroom Slob-architectuur Staalconstructie Glasgevel Landmark
Figuur
2
Vormmaquette.
Inleiding Autobedrijf "De Toekomst", gevestigd te Vlijmen , is een van de grootste occasiondealers van Nederland . De collectie bestaa t uit ongeveer 750 jong gebruikte auto's. Huisvesting van al deze auto' s is echter een probleem, het bedrijf kampt al jaren met een groot ruimtegebrek. De huidige showroom heeft onvoldoe nde capaciteit, hij biedt slechts plaats aan een honderdtal auto's. Daarnaast staan de auto's in de showroom te dicht naast elkaar om een goede bezichtiging, laat staan een proefrit, mogelijk te maken. Om alle auto's te huisvesten en om de klanten in een comfortabele om geving van dienst te kunnen zijn, is besloten om tot nieuwbouw over te gaan. Situatie De locatie voor de nieuwbouw is in figuur 1 geschetst De showroom zal pal aan de sn elweg A5 9 worden ges itueerd alsmede aan een nog aan te leggen verkeersas welke de gehele gem eente ontsluit via een aan tal rotondes. De ligging aan deze verkeersaders verzekert een groot aa ntal passanten en dus potentiële klanten . Het perceel is bovendien door de gemeente aange-wezen als een locatie alwaar een bij zonder architectonisch project gerealiseerd dient te worden. Doelstelling en uitgangspunten De doelstelling is het zowel architectonisch als constructief ontwerpen va n een showroom voor autobedrijf "De Toekomst", welke ruim te biedt aan 750 auto's en passend is bij de gegeven situatie. Het gebouw dient een dusdanige verschijningsvorm te krij gen dat het tegemoet komt aan de wens van de opdrachtgever om een gebouw te verkrijgen wat de landeli jke naam sbekendheid kan vergroten e n aan de we ns van de gemeente om een architectonisch bi jzonder object te realiseren . Enkele belangrij ke uitgangspunten voor het ontwerp zi jn: Het toepassen van een onderscheid ende vormgeving ten opzichte van bestaande auto-showrooms. Tran spa ran tie, de belangrij kste zichtz ijden langs de verkeers
Figuur 3 Glasgevel.
Figuur 5 3D visualisatie
maaiveld af om tot slot weer omhoog te komen tot 24 meter boven het maaiveld. Materialisatie Bij de vertaling van het vormontwerp naar een realiseerbaar ontwerp speelden de mogelijkheden voor de materialisa tie een belangrijke rol. Het beheersen van de kosten was hierbij een belangrijk uitgangspunt. Omdat dubbelgekromd glas erg duur is, is voor de glazen gevel gekozen deze op te bouwen uit ci linderdele n. Door een aantal verschi llende delen te combineren ontstaat een vloeie nd verlopende glas-gevel. zie figuur 3· Voo r de dichte geveldelen is gekozen voor een traditioneel gevelbekledingssysteem: lasagnes, r uitvormige m e talen platen die dakpansgewijs worden aangebracht. Door de hoogte enjof breedte te variëren kan een dubbel-gekromd gevelvlak worden gerealiseerd. Figuur 4 Constructie t/m bouwlaag
2
wegen fungeren als etala ge voor het bedrijf. Het gebouw dient te passen in de overwegend groene en landelijke omgeving. Het voorkomen van een beeld van massaliteit door het toepassen van verschillende vloergroottes, niveau's en hoogteverschillen, vides, hellingbanen, etc. Ontwerp Er is voor gekozen om de showroom in blob-architectuur te ontwerpen . Slob-architectuur, ook wel vrije vorm geving genaamd, is een manie r van vormgeven waarbij ogenschijn lijk willekeurige vormen worden gerealiseerd waarin weinig of geen geometrische grootheden zijn te herke nne n. Het gebouw is als het ware een sculptuur. De keuze voor deze vorm van architectuur is gemaakt vanwege een aantal redenen. Ten eerste levert een blob-ontwerp een uniek gebouw op, de mogelijkheden zijn groot en daarnaast wordt deze manier van vormgeven nog maar weinig toegepast. Ten tweede past de enigszins organisch aandoende bie b-vormgeving zeer goed in de groene omgeving waarin de showroom gesitueerd is. Ten derde is er de a nalogie die bestaat tussen bieb-architectuur en het ontwerpen van au to's. Beiden maken veelvuldig gebruik van gekromde lijnen e n vlakken e n de ontwerpen komen op vergelijkbare wijze tot stand via schetsen, schaal- e n computermodellen. Een studie naar de vorm van het gebouw le idde tot de in figuur 2 getoonde vormmaquette. Het gebouwvolume is hie rbij in een halve cirkelvorm langs de z uidwestzijde van he t perceel aangebracht waardoor een binnenterrein ontstaat dat aansluiti ng vindt op de omgeving met de belangrijkste verkeersstromen. Hierdoor ontstaa t een open en toegankelijk gebouw. De gevellangs deze binnenruimte zal voorzien worden van glas. Doordat het hier de noordzijde van het ge-bouw betreft za l de inval van d e zon minimaal zijn. Het gebouwvolume wordt aan de rotonde drie mete r ondergronds begonnen, waarbij het maaiveld tot dit niveau afloopt. Vanaf dit begin gaat het volume omhoog en komt het in het midden los van het maaiveld, daalt vervolgens weer naar het
Constructie De constructie bestaat uit een raamwerk van kolommen (ronde buisproflelen) en liggers (HE-8 -proflelen) . De kolommen zijn aangebracht in een m idden strook e n in een strook langs de gevel. De kolommen langs de gevel kunnen, afhankelijk van de situatie, onder een hoek staan. De liggers overs pannen vanaf de middenstrook naar de gevelstrook Aan het uiteinde van de liggers is een randbalk aangebracht waaraan de gevel wordt opgeha ngen . Horizontale belas tinge n t.g.v. wind en schee fstand van kolommen worden via de vloerschijf overgebracht naa r de stabiliteitsverbanden die op diverse plaatsen zijn aan-gebracht. Om de profielhoogte va n de liggers te reduceren vormen de liggers i.c. m . de breedplaatvloer staalbeton liggers. Het hellingbaandeel (linker gebouwdeel in figuur 4) is m .b.v. Scia ESA PT nader berekend. In dit deel worden halve cirkelvormige hellingbanen, die per verdieping 3 meter verschuiven t.o.v. de onderliggende hellingbaa n , ondersteund door kolommen onder 45· De constructie is gevisualiseerd in figuur 4· Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de doelstelling is gehaald , het resultaat is een unieke showroom die ruimte biedt aan 750 auto's. Zie figuur 5 voor een impressie.
L.A.P. Maaijwee
Gegarandeerde Kwaliteit als resultaat van Samenwerking Toetsing en verdieping van een samenwerkingsmodel tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in de civiele bouw Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. F. Schaefer Dr. ir. A. Kastelein Ing. ).P. C. Wagemake r Ing. P. van Vlissingen Datum afstuderen 30 augustus zoos
;::;: "''"'" 0" 0
c
::E
c"' ::J
0..
"'
Samenvatting Het afstudeerproject betreft het samenwerkingsmodei ' Gegarandeerde Kwaliteit ais resultaat van Samenwerking', gericht op de samenwerking tussen opdrachtgever en opdracht· nemer in de civiele bouw, ontwikkeld door de Wagemaker Adviesgroep bv. Vanuit drie invalshoeken, kwaliteitskunde, procesmanagement en sociale wetenschappen, is het model getoetst. Vervolgens is het model verder uitgediept. Dit heeft vorm gekregen in een object- e n procesontwerp. Dit vernieuwde model probeert het benodigde veranderingsproces in de civiele bouw, ingezet na de bouwfraude affaire, zo goed mogelijk te faciliteren om tot een succesvolle samenwerking te komen. Gestoeid op de basisgedachte: Samenwerking loont! Trefwoorden Samenwerking Kwaliteit Procesmanagement Sociale Wetenschappen Civiele Bouw
Het onderzoek word t uitgevoerd binnen de Wagemaker Adviesgroep bv. Dit bureau is met name actief in de civiele bouw, waarbinnen men zich richt op het ontwerpen van betonconstructies, directievoering en kwaliteitsmanagement. Men heeft het samenwerkingsmodel 'Gegarandeerde Kwaliteit als resultaat van Samenwerking'(GKS) ontwikkeld met als aanleiding de veranderende rollen in de civiele bouw. Het model gaat over de sa menwerking tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer in de civiele bouw, een relatie die momen· teel nogal onder spanning staat gezien de 'bouwfraude affaire'. Het uitgangspunt van het model is dat er wezenlijk samengewerkt moet worden richting een gezamenlijk belang en dat m eu elkaars verschil in belangen moet respecteren. Hiervoor wordt er een scheiding gemaakt tussen het 'contract' en de 'kwaliteit', dit komt tot uiting in een contractgroep (CG) en een project kwaliteitsgroep (PKG). De CG onderhandelt over geld en in de PKG werkt men samen aan de eenduidige definitie van het gewenste kwaliteitsniveau. Het GKS is echter nog in een vroeg stadium van ontwikkeling en de Wagemaker Adviesgroep wil het graag verder doorontwikkelen. De opdracht voor het onderzoek luidt derhalve: Toets het samenwerkingsmodel 'Gegarandeerde Kwaliteit als resultaat van Samenwer'k ing' (GKS) en zorg voor een zodanige die pgang, dat het geaccepteerd kan wo rde n in de huidige civiele bouw. De opdracht is dus tweeledig en bestaat zowel uit een onderzoek, om het model te toetsen, als een ontwerpgedeelte, waarbij er m eer d iepgang moet worden gegeven aan de uitwerking van het model. Er zijn een drieta l theoretische invalshoeken gekozen om het GKS te beoordelen : · Kwaliteitskunde · Procesm anagement · Samenwerking benadert vanuit de Sociale Wetenschappen In het vooronderzoek is eerst de huidige situatie in de civiele bouw in kaart gebracht, omdat dit de aanleiding was voor de ontwikkeling van het GKS, maar nog niet helder verwoord was. Uit dit vooronderzoek kwamen een aantal problemen in huidige civiele bouw naar voren: · Het onvermogen om m et o nvoorziene omsta ndigheden en voortschrijdend in zicht om te gaan. · Men blijkt niet in staat een eenduidig interpreteerbaar contract te schrijven. · Kennis is gescheiden door de fragmentatie van het bouwproces. · Aanbestedingen zuiver op laagste prijs blijken niet te leiden tot de gewen ste kwaliteit in relatie tot die prijs. Kortom problemen die zich manifesteren in het systeem, maar die hun grondslag hebben in de huidige bouwcultuur. Die cultuur uit zich in het huidige bouwparadigma, wat valt te omschrijven met te rmen als een technologische focus, niet denken m aa r doen en een projectmatige oriëntatie. Men herkent zich meer in deterministische managementtheorieën, zoals 'scientific management' (Taylor), andere managementbenaderingen zi jn 'soft' en dus verwerpelijk. Om vera ndering op gang te brengen stelt managementgoeroe Peter Drucker dat organisatiecultuur buitengewoon hardnekkig is en dat je het beste ku nt we rke n aan concrete gedragsveranderingen. Verandering van de cultuur zal dan uiteindeli jk volgen. Ofwel verandering van de cultuur vanuit het systeem. De ont· wikkeling van concrete samenwerkingsvormen zoals het GKS sluiten aan bij deze opvatting. De bovenstaande analyse van de bouwcultuu r en gegeven beschrijving van het GKS zijn het uitgangspunt geweest voor het hoofdonderzoek, dat is gedaan vanuit de gegeven drie invalshoeken; kwaliteitskunde, procesmanagement en samenwerking benadert vanuit de sociale wetenschappen. Vanuit deze invalshoeken is steeds een SWOT-analyse gem aakt, die uiteindelijk heeft geresulteerd in een diagnose t.a.v. GKS. De diagnose is het uitgangspunt geweest voor het m aken van het herontwerp van het model. Het herontwe rp in opgedee ld in een objectontwerp en een implementatieontwerp. In het objectontwerp zal de werking van het model worden besproken, zoals het functioneert bij
/'.u/
. ..
CONieA.CI
·~
met mandaat
/I/" SPEL
met mandaat
Onderhandeling
Contract met randvoorwaarden
t
t +
Voortgangsrapportages Contra ctm uiaties
Procesmanager
OG
- Omwonenden
- Milieugroeperingen Belangenorganisaties Overigen
''
'
········I
/··:::~.k:,~~:··\
Adviseur\.
•··········
· Adviseur
kwaliteit
·.
---------------- ---- - --1
ON I
·~··• Verantwoordelijk
voor realiseren kwaliteit
..·· Overige
Overige ··...............·· I 1
I
NB:
Elke partij heeft vetorecht Bij veto onderhandeling over contractmutatie in CG
·--------------------------------53
Afbeedling 1
het beslissen over één specifiek vraags tuk. De spelregels en de werking van model worden uiteengezet. In het implementatieontwe rp zal worden toegelicht hoe dit model in he t bouwproces past, of geïmplementeerd kan worden. Dit zal gebeuren in de vorm van een stappenplan voor het gehele ontwikkelingsproces, van initiatief tot en met beheer. Geconcludeerd kan worden dat de menselijke factor de belangrijkste kritische succesfactor is. Er wordt een raamwerk aangereikt waarbinnen optimaal gefunctioneerd kan worden. Echter alles staat of valt men de mensen die aan het proces deelnemen, h un houding t.o.v. elkaar en t.o.v. het proces. In het GKS wordt er zoveel mogelijk aan gedaan om dit te begeleiden richting een productieve, coöperatieve houding, maar menselijk gedrag is n iet altijd te voorspellen . Je kunt er wel over nadenken over hoe je hier m ee om gaat en dit vastleggen. Daar ligt de sterkte van het GKS . Het GKS zal zich moeten bewijzen in de praktijk. Het biedt absoluut kansen, maar die kansen kunne n even zo snel omslaa n in bedreigingen als de deelnemende partijen z ich niet willen committeren aan het proces van samenwerking. Zoals in de probleemanalyse al betoogd zal er iets moeten veranderen in de bouwcultuu r, in de mind set van de mensen, anders vera ndert er nooit iets. Dit kan echter worden bevorderd door op een bepaalde manier te werken. Het GKS probeert dus enkel dit vera nderingsproces zo goed mogelijk te faciliteren door de juiste m ensen op de juiste momenten bij e lkaar te zetten en deze mensen de juiste tools aan te reiken om tot een succesvolle samenwerk ing te komen. Uit het onderzoek blijkt dat met enige aanpassing en verdere uitwerking aan veel voorwaarden voldaan kan worden. De bottleneck zal echter blijven zitten in de wil en de durf van de mensen om het G KS een kans te geven. Krijgt het GKS een eerlijke kans, dan bestaat er een gerede kans dat mensen die deelnemen anders gaa n denken over het bouwproces in brede zin en dat er inderdaad een cultuuromslag kan worden bereikt. Daarbij moet het GKS wel in het juiste perspectief worden gezien.
Het is een manier en er zijn uiteraard meerdere wegen die naar Rome leiden, hoewel deze allen op dezelfde basisgedachte gestoeld zullen zij n; Samenwerking loont!
M. van der Mast
Innercity I In This City Een ontwerp voor het Petricomplex in De Bergen als reaktie op de gemeentelijke visie voor het centrumgebied van Eindhoven. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D. van Dans ik Ir. M.H.P.M. Willems j.A.C. Hofman arch . a.v. b. Datum afstuderen augustus 2 005
30
Afbeelding 1 Versnippering versus bundeling
Samenvatting Dit afstudeerprojekt is tot stand gekomen binnen het atelier Eplus, een onderdeel van de samenwerking lussen Tufe en ge mee nte Eindhoven. Het vormt daarom een kritische blik op de huidige gem eentelijke visie en uitwerking daarvan, en het gemaakte o ntwerp is een alternatief voor de bestaande gang va n zaken. Op deze manier heb ik ge probeerd een bijdrage te leve· ren aan de dialoog binnen de samenwerking tussen gemeente Eindhoven en Tufe. Trefwoorden Centrumvisie Eindhoven Creatieve Ind us trie Broedplaa tsen Verdichti ng stadsrandzones Binnenstedelijke fu nctiemenging
54
Afbeelding
Centrumvisie Ondanks het grote winkel- en uitgaa nsaanbod, het inwoneraantal en de aanwezigheid van g rote bed rijven bli jft Eindhoven binnen de stadsgrenzen en daarbuiten gezien als het groo tste dorp van Nederland. Toch wil Eindhoven op de (wereld)kaart komen te staa n als centrum in het kruispunt van Nederland, Belgie en Duitsland. Met het wegvallen van de productie industrie van Philipsen de verhuiz ing va n he t hoofdkantoor naa r Amsterd am valt een van de dragers van Eindhovens erfgoed grotendeels weg. De afdeling Resea rch daa rentegen blijft in Eind hoven en er lijkt met het nieuwe SciencePark een verschuiving ingezet te zijn van een productie industrie naa r een kenni s- of creatieve indu strie. Andere dragers van deze nie uwe industrie zijn de Tufe en de Design Academy. Naast deze institutionele broed plaa tsen wil de gemeente Eindhoven rui mte scheppen voor kleinere 'toevall ige' broedplaatsen . Dit zijn de plekken waar kleine ondernemers in de culturele en kunstensector hun creativiteit kunnen bundelen om vernieuwende initiatieven op te zetten . Eindhove n wil zich op deze manier graag neerzetten als "Brainpo rt". Om innovatieve bedrijven en hoog opgeleide mensen naar Eindhoven te hale n en daar te houden wil de gem eente Eindhoven het centrumgebied m eer stedelij k aanzien geve n. Bewoners en bedrijven m oeten Eindhoven meer gaa n waarderen als volwaardige verblijfplaats voor langere d uur. De algemene opdracht vanuit gemeente Eindhoven staat besch reven in de laats te visie u it 2002. H ierin wordt besch reven dat de gemeente Eindhoven het centrumgebied a ttractiever wil invullen en de stromen inte ressanter wil maken . De beleving moet centraal kom en te staan. De meetbare doelen voor de verbetering van het cen trum zijn : het verhogen van de waardering, het verlengen van de verblijfs d uur e n het vergroten van het aantal bezoekers.
2
Opbouw lokatie
Centrumprojecten Uit de door de gemeente Eindhoven benoemde centru m projecten blij kt dat de uitvoe[ing van de centrumvisie niet strookt met wat er in de visie besproken wordt. Er zijn verschillende mogelijkheden om Eindhoven meer stedelijk aanzien te geven, maar hetgeen waar in de centrumvisie over ges proken wordt is nauwelijks terug te z ien. Het attractiever maken va n het centrumgebied lukt eigenlijk alleen in de binnenstedelijke projecten , de Smalle haven en het Piazza-center. Daa r wordt bestaand programma met nieuwe verschillende stedelijke functies aangevuld en krijgen bestaande stromen van mensen een aa nvulling van nieuwe routes. De binnenstad wordt hiermee voller, diverser en aantrekkelijker. De andere centrumprojecten gaan over het be reiken van een hele andere categorie van stedelijk11e id. Hoogbouw bijvoorbeeld staat s lechts be kend als een imago voo r stedelijklleid, een symbool voor welvaart en groei. Zolang de kantoortorens leegstand kennen en de woontoren s n auwelijks relatie aangaan met hun om geving, is dat imago hier blijkbaar nie t op zijn plaats. Programmatisch leveren ze na uwelijks een bijdrage aan de attractiviteit van de stad. Dit lijkt dus een ver· keerd m odel voor de gewenste stedeli jklleid van Eindhoven. Het enorme complex Strijp S m oet de n ieuwe 'creative city' van Eindhoven gaan worden, een artistiek en cultureel stadsdeel. De nie uwe industrie die de oude vervangt. Industriële mo numenten die herbestem d worden tot ateliers, een plek waa r de bed rijvigheid voort d uu rt, maar waar n u de Eindhovenaa r ook kan wonen , werken en recreëren. Een perfect uitha ngbord voor het brainport-i mage dat de gemeente aa n Eindhoven wil geven. De vraag is of dit Strijp S er ooit gaa t komen . De kans is aanwezig dat het slechts een dure kantoor- en woon buurt voor de nieuwe 'creative class' wordt, aa ngevuld met enkele wijkvoorzieningen . Het wordt n iet dé creatieve stad met attractief bin nenstedelijk m ilieu waar de gemeente op inzet. Een kijk naar de ontwikkeling van het Regentenkwartier en de toekomst va n Strijp S leert dat de gebieden te ver van de binnenstad afli ggen en bes taa nde stedelijke kwaliteiten en routings missen.
bestaande situatle met rommelig en onaf gevelbeetd
•loop van bebouwing die niet past in hot totaalbeeld
verdichting door mlddel van grot& bouwblokken met lnteme hoven
mog~ijkheid
van het onstaan van een routing door het bouwblok
snedea maken h&t bouwblok toegankelijk en voegen bebouwing In hot bestaande gevelbeeld
Afbeelding 3 Overzicht lokatie
ër
n
c
ro-
;::;: CT
0
c
:E
"' c ::J 0..
ro
Afbeelding 4 Interieur hof
Afbeelding 5 Rondgang
De gebieden zijn te groot om vol te krijgen met attractief stedelijk programma, terwijl de binnenstad juist nog meer programma kan gebruiken. De afstand tot de binnenstad is te groot om echt samen te kunnen werken als een geheel, en de twee centra zullen gaan concu rreren. En er is te weinig programma om deze co ncurrentie als positieve impuls te gebruiken. De inzet van de gemeente is veel te hoog gegrepen en op de verkeerde plaatsen gericht. Spreiding van het stede lij k programma is vragen om problemen. Juist de bundeling va n diversiteit m aakt het centrum interessa nt. Conclu sie In plaats van naar de kwa liteiten te zoe ken binnen Eindhoven en die te willen versterken, zoekt de gemeente telkens naar re ferenties van buite naf. Het Van Abbemuseum is geen Guggenheim, en de woontorens van Eindhoven vormen geen modem skyscraperlandschap. Het blijven spel denprikken in een landschap van laagbouw. Het Kennedy Business Ce nter bewijst dat hoogbouw geen ga rantie is voor een attractief straatbeeld. En zolang de gemeente blijft vervallen in het reproduceren van referenties , zonder deze te vertJlen naar de eigen lokatie, blijft het provinciaals wat er staat. Tenvijl in het Regentenkwartier de sfeer van de Hackeschen H öfe uit Berlijn opnieuw wordt gestyled, bestaat er in Eindhove n al een dergelijke buurt. De Be rgen aan de oostelijke ra nd van de binnens tad kent al een verscheidenheid aan winkeltjes, terrasjes en galleries. Het heeft zich als broedplaats al bewezen. Ondanks dat deze buurt al een sterke uitstraling van zichzelf heeft denkt de gemeente dat zij toch een referentie nodig heeft voor deze buurt, het Q uartier Vivant, genoemd naar he t Quartier Latin in Parijs. Dat deze buurt versterkt kan worden met programma dat elders gepland wordt en dus eigenlijk geen referentie nodig heeft, kom t helaas niet uit de visie naar boven. Het gebied is geheel Eindhovens en kan een referentie worden voor andere steden . jammer dat het laatste niet de inzet is in de visie van de gemeente.
Afbeelding 6 Gevelmateriaal
Ontwerp Met mijn project heb ik geprobeerd te laten zien da t het ook anders kan. Het project bekijkt de sterke kanten van de stad en benut de kansen tot verbetering. Het ontwe rp voor het Petricomplex sluit naadloos aan op de complexe omgeving die va n alle kanten een andere invloed op he t gebied heeft. Het is een overga ng tussen verschillende stadsrandzones en een versterking van een van de mees t potentierijke bu urten van Eind hoven, De Bergen. Hierbij zorgt het met aanvullende routingsen programma naast ee n potentierijke omgeving voor ee n diverser beeld va n de binnenstad. Meer me nsen zullen langer in Eindhoven verblij ven en er een hogere waardering aa n geven.
55
Ing. T.J.W. Mathijssen
Exchange station Centre for Urban Culture, Manchester UK Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D. van Dansik Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Dpl. ing. H.H. Yegenoglu Datum afstuderen 30 augu stus 2005
Afbeelding 1 Parking
Samenvatting Het belangrijke focus punt in de opgave is de herbestemming van een bestaande viaductenstructuur die als restproduct van een verdwenen station is overgebleven. EI: wordt niet gekozen voor een sloopscenario maar om bewust gebruik te maken van de aanwezige viaductenstructuur, zodat deze als obstakel aanwezig blijft en het gebied buiten de hoogdynamische stadsontwikkeling houd. Door middel van een aantal ingrepen wordt het gebied opnieuw opgenomen in de stad en wordt de viaductenstructuur een interessant en attractief te bezoeken gebouw dat een unieke bijdrage levert aan de stad; het nieuwe Exchange Station wordt het middelpunt en de representant van de ' Urban Culture' in Manchester. Trefwoorden Manchester Exchange Station Viaductenstructuur Herbestemmen Productiehuis
Afbeelding 4 Reeover
Parking Manchester City is Booming, het centrum is de snelst groeiende binnenstad va n de UK. Deze groei wordt gemakkelijk opgevangen door de vele lege 'parkings' die als restproduct van een glorieuze industrieel verleden in de stad liggen. Er bestaat competitie tussen_ de 'parkings'. Nieuwbouw vindt plaats op 'parkings' die goedkoop, gemakkelijk beschikbaar en zonder veel beperkingen te ontwikkelen zij n . Dankzi j de logica van de 'parking' overvloed wacht het Exchange Station al m eer dan 30 jaar op een nieuwe toekomst en moet het gebied waarschijnlijk nog wel 30 jaar langer wachten voordat er iets veranderen zal. De 'real estate develo pers' negeren het gebied vanwege de viaductenstructuur die is blijven liggen nadat de overkapping en het voorgebouw van het station zijn gesloopt. Onda nks dat het gebied de "scharnierpen" tussen Salford en Manchester vormt, de plek waar de twee gem eentes samenkomen en waar ze beiden h un ontstaansgeschiedenis hebben, blijkt het Exchange Station nu een "eiland" in de stad te zijn, een leegte die geen onderdeel meer uit maakt van het stedelij ke leven. De 'parking' overvloed sluit hoogdynamische ontwikkeling uit. Di t rechtvaardigt het om van een scena rio uit te gaan dat start bij de aanwezige leegte en de karakteristieke elementen in het gebied. De overheden moeten het initiatief naa r zich toetrekken. een alliantie vormen en fondsen werven om een alternatief voor nog dertig jaar verwaarlozing en isolatie te bewerkstelligen. Alleen met een ambitieuze doelstelling is de op te richten alliantie in staat fondsen te werven om het gebied te onttrekken aan de realiteit van 'parking'. Kortom; More Exchange, Less Business. Re-present Alleen wanneer het gebied zich opnieuw presenteert in de stad en de negatieve beeldvormi ng achter zich laat kan de locatie weer symbool staan voor een groter geheel en opnieuw betekenis krijgen in de stad. Doel van de opgave is om m et stedebouwkundige en architectonische ingrepen het gebied weer betekenis te geven en o nde rdeel te laten zijn van het s tedelijke leven .
Afbeelding 2 Re-present
Afbeelding 3 Re route Dl
-ur c:
Q.
tD
tD ....
CT
c:
::I Q.
!OT n
c
Afbeelding 5 Re-use
Afbeelding 6 Plaza
Het Exchange Station gebied moet weer het logische scharnierpunt tussen Salford en Manchester worden, een plek van ontmoeting en uitwisseling. Mijn eerste ingree p om dit te bereiken is de context veranderen. Door eerst een 'andere' ruimte te creëren ontlok ik een 'ander' gebruik en zal het gebied zich onderscheiden in de heterotopi~che netwerkruimte. Ik stel voor om aan de kade van de River Jr·well een ' beach' te realiseren. Doordat 'the beach' en de River lrwell een spanne nde absurde relatie aan gaan krijgt het ge hele gebied wee r een duidelijke context, een herke nbare ide ntiteit in de stad.
Met h et terugbrengen van een grote overkapping herstel ik de nadrukkelijke aanwezigheid van he t Exchange Station in de stad. Letterlijk wordt door het kentekenen met een profiel ee n silhouet aan de stad toegevoegd die het gebouw herkenbaarheid verleent. Boven het plaza in de romp van de ove rkapping komen toonzalen te hangen die zijn verbonden met de plint van de viaductenstructuur zodat een scala van ruimtes on tstaat met diverse afmetinge n .
Re-route Door middel van een strategische omleiding wordt de Chapel Street in het plangebied verlegt en uit elkaar getrokken in een éénrichtings verkeers lus . Doel achter deze tweede ingreep is om de viaductenstructuur opnieuw op te neme n in de stad en de r ivieroever vrij te maken voor de 'beach'. De omleiding gaa t bovenlangs over het deck lopen en onde rlangs via een nieuwe straat door de viaductenstructuur. Door letterlijk een verkeersroute door de viaductenstructuur te leggen wordt het gebouw op een nieuwe manier opge nomen in de stedel ijke morfologie en ontstaat er een los element in de stad; een gebouw, met een nieuwe identiteit die los van het spoortraject een eigen betekenis in de stad gaat krijgen. Re-cove r De de rde ingree p is he t herstellen van de viaducte n. Letterlijk door het losliggende deel op te knappen en figuurlijk door te zoeken naar de verloren uitstalling die het Exchange Station vroeger had. De grote leegte van het deck speelt hierin een belangrijke rol, met het terugbrengen van een overkapping wordt de leegte ingekaderd . Door het duidelijke kader wordt de non-s pace manifest, de leegte verande rd in ee n belofte. Het schaalloze deck ve ra ndert in een groot XL ove rde kt stedelij k plaza, een onge ke nde stedelijke ruimte die ontdekt en gewaardeerd zal worden om zijn veelzijdig publiek gebru ik.
Re-u se 'Exchange' is het uitgangs punt van het in de viaductenstructuur te vestigen 'Centre for Urban Culture'. Het wordt een open ruimte die functioneert als een bazaar waarin ontmoeting en uitwisseling plaats kunnen vinden. Uitwisseling veronders telt een constante 'interactiviteit ' tussen bezoekers en kunstenaars en kunstenaars onderling. Dit wordt mogelijk doordat kunstenaars ter plaatse gaan werken, terwijl he t publiek rondloopt. Er zal altijd beeldende kunst te zien z ijn van de kunstenaa rs die aan het werk zijn, maar e r is ook ruim te voor wisselende exposities, installaties, performances, design en video kunst. Daarnaast is er een uitgebreid activiteitenprogramma; er worde n dans-, toneel-, literatuur- en muziekuitvoeri ngen georgani· seerd, vaak van artiesten of studenten uit het eigen huis. Re-genera te Het Exchange Station bied na de regeneratie een scala van verschillende rui m telijke condities die o p hun beurt weer een veelzijdig gebruik genereren. Het 'Centre for Urban Culture' zal als hoofd gebruiker optimaal gebruik make n van de ateliers, tentoonstellings-en uitvoeringsruimtes. De combinatie van produc· tie, ontmoeting en uitwisseling zorgt er voor dat het 'Centre for Urban Culture' een unieke bijd.rage aan de stad levert die veel bezoe kers zal trekken; he t nieuwe Excha nge Station wordt he t middelpunt en de representant van d e ' Urban Culture' en zet zodoende he t Exchange Station gebied wee r als scharnierpe n tussen Sa] ford e n Manch ester op de kaart.
57
J.J.G.M. Molenschot
Wat beweegt de klant? Een onderzoek naar de toepasbaarheid van veelvoorkomende samenwerkingsvormen voor de realisatie van infrastructurele projecten Afstudeerrichting Construction Management Engineering
Onder invloed van de veranderingen op maatschappelijke en economische gebieden en de ontwikkelingen waar de bouw mee geconfronteerd wordt, verandert de manier van samenwerken tussen opdrachtgever en opdracht nemer. Om een infrastructureel project te realiseren zijn verschillende samenwerkingsvormen beschikbaar. De juiste keuze van same nwerkingsvorm voor de realisatie van een project kan een bijdrage leveren aan het herwaarderen van de bouw. De titel van het onderzoek luidt: 'Wat beweegt de klant?'. Onder de klant wordt verstaan de opdrachtgever van infrastructurele werken. Omdat opdrachtgevers over het algemeen de samenwerkingsvorm bepalen, zijn zij de probleemdragers in dit onderzoek.
Afstudeercommissie Prof. ir. G.J. Maas Mr. ing. E.P. Mol Ing. A.). Kleine Ing. ).P.A. van Herwijnen
De probleemstelling is daarom als volgt: 'Wat is de toepasbaarheid van veelvoorkomende samenwerkingsvormen voor de realisatie van infrastructurele projecten?'
Datum afstuderen 30 augustus 2005
De doelstelling luidt als volgt: 'Opdrachtgevers van infrastructurele projecten inzicht verschaffen in de toepasbaarheid van veelvoorkomende samenwerkingsvormen voor de realisatie van infrastructurele proj ecten.'
Samenvatting Dit afstudeeronderzoek geeft een beschrijving van veelvoorkomende samenwerkingsvormen voor de realisatie van infrastructurele projecten plus de toepasbaarheid van deze veelvoorkomende samenwerkingsvormen. Elke onderzochte samenwerkingsvorm creëert een bepaalde waarde. Voor het slagen van een project is het van belang dat de meeste geschikte samenwerkingsvorm wordt gekozen. Dit onderzoek geeft opdrachtgevers van infrastructurele werken advies bij deze keuze. Trefwoorden Samenwerkingsvormen Contractvormen Infrastructu rele projecten Toepasbaarheid
Om aan deze doelstelling te voldoen zijn de onderlinge verschillen van de voor de realisatie van infrastructurele werken toegepaste samenwerkingsvormen onderzocht. De verschillen komen tot uiting in de functionele verhoudingen van participanten binnen het bouwproces, de verdeling van taken binnen het bouwproces en de wijze en het tijdstip waarop de participanten bij het bouwproces worden betrokken. De volgende samenwerkingsvormen zijn in di t onderzoek geanalyseerd: Traditioneel; Bouwteam; Design & construct; Turnkey; Design. construct & maintain; Design, construct, finance & maintain; Alliantie. Voor deze modellen is gekozen omdat deze veelvoorkomend zijn bij de realisatie va n infrastructurele projecten. Eerst is een beschrijving van de verschillende samenwerkingsvormen met de onderlinge verschillen gegeven . Aan de hand van deze verschillen zijn de criteria welke de keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm beïnvloeden bepaald. De keuzecriteria zijn: complexiteit, omvang, financier ing, prijsconcurrentie, prijszekerheid, voorbereidingstijd, uitvoeringstijd , afstemmin g ontwerp-uitvoering, incentives, invloed opdrachtgever, expertise opdrachtgever, outsourcing e n contractpartne rs. De scores van de samenwerkingsvormen op de keuzecriteria zijn in een keuzemodel geplaatst. Met behulp van dit keuzemodel wordt inzicht verschaft in de toepasbaarheid van de verschillende samenwe rkingsvormen voor de realisatie van infras tructurele projecten . De scores zijn getoetst aan de hand van afname van open interviews onder opdrachtgevers van infrastructurele proj ecten en door vergeli jkende casestudies. De volgende opdrachtgevers zijn geïnterviewd: Rijkswate rstaat, Provincie, Gemeente, Waterschap en ProRa iL Van elke samenwerkingsvorm is verder een project geanalyseerd met de keuzecriteria van de opdrachtgevers Uit de toetsing blijkt da t de scores in het keuzemod el grotendeels overeenkomen met de m ening van de geïnterviewde opdrachtgevers en de onderzochte cases. Aan een deel van de proble men, waarmee de bouw te maken heeft, kan weerstand geboden worden door de juiste samenwe rkingsvorm voor de realisatie van een project te kiezen. Maar wat bi j iedere samenwerking een rol speelt is vertrouwen tussen de betrokken partijen. Dit moet he rs teld worden, dat is alleen mogelijk wanneer de mentaliteit van zowel opdrachtgever als opdrachtnem er verandert.
Figuur 1 Keuzemodel
59
un Ing. M.H.F. Nooljen Ing. S.J.F. Pasmans Ing. M.A.D. Pletsers lng F.J.M.H. Ponjé S.J.B.M. Put E. Rabltsch Ing. P.A.P. van Roosmalen Ing. O.I. Roozeboom Ing. V. van Schijndel Ing. E.M. Scholten J.G. Schwelgmann J. Thus W.M.Tulnhout LR.J. Verbunt F. Verhoeven Ing. B.C.H. Vervest Ing. P.J.M. van der Weegen E. van Wiehen D.P.M. Wouters
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 13 september 2005
Technlsc.he Universiteit Eindhoven
Jaargang 200~-~oo5 nummero9 13 09 2005
Inhoud
pag.
Ing. M.H.F. Nooijen Tijdelijk wonen in een kantoorgebouw
6
Een onderzoek naar de mogelijkheden van tijdelijke herbestemming van kantoorgebouwen naar woongebouwen voor starters Ing. S.j.F. Pasmans Business development binnen Gebiedsentwikkeling
8
Een strategische verkenning Ing. M.A.D. Pletsers 'N C- EN ZIE ...
10
De toekomstvisie van de ENCJ en haar omgeving Ing F.J.M.H. Ponjé 'Ontwikkelen vanuit de Wens'
12
ii1'
c:
c..
S.J.B.M. Put Alternatief ontwerp voor de lange jan en lange lies
I»
14
woontoren in Heerlen
11) 11)
..,
er
c:
:::1
c..
!E..
E. Rabitsch
OJ'
Architectureschool Venlo
(")
c ;::::; (!)
Ing. P.A.P. van Roosmalen Samenwerkingsprocessen bij de herstructurering van stationslocaties
;::;:
18
Een onderzoek naar de optimalisering van de samenwerking tussen opdrachtgevende partijen Ing. O.I. Roozeboom Herbestemming, methode om oplossingsmogelijkheden toegankelijk te maken
20
Ing. V. van Schijndel 'AQUAnect'
22
Ontwikkeling van een verbindingselement tussen een drijvend gebouw en een drijvende weg Ing. E.M. Scholten Mo-Flex
24
Een flexibel en demontabel bouwsysteem voor tijdelijke huisvesting van starters J.C. Schweigmann Flower Power
What about Consuming Landscape? ). Thus Stad In Puin
28
Stedelijk ontwikkeling en wederopbouw in verwoeste steden W.M. Tuinhout Beheersen van tekeningenprocedures
30
Van FilezShare naar File4Control L.R.J. Verbunt Winkelmarktonderzoek en consumenten
32
Een studie naar behoeften van consumenten tijdens het winkelen en samenhangende prestaties van winkelcentra. F.Verhoeven Herstructurering en wijkvernieuwing Kruisstraat, Woenselse Markt en omgeving
Acculturatie op straat- en gebouwniveau Ing. B.C.H . Vervest Het constructief ontwerp van een observatietoren
Busan Tower Complex in Busan, Zuid-Korea Ing. P.J .M. van der Weegen Participatie in risicodragende ontwikkelingen
34
E. van Wieh en Maatbeheersing bij sandwich gevelelementen
40
Een beslissingshulpmiddel voor de keuze van positioneermethoden D.P.M. Wouters Sparen met een hoger rendement
Een verbetering van het tekenproces.
111
ür
c:
0. RI RI
...
C"
c:
:::1 0.
!!.
...,~
c:
;; ;:::;:
4
42
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
Ing. M.H.F. Nooijen
Tijdelijk wonen in een kantoorgebouw Een onderzoek naar de mogelijkheden van tijdelijke herbestemming van kantoorgebouwen naar woongebouwen voor starters Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post Ir. ).P.M. Swagten Prof. ir. W. Zeiler Datum afstuderen 30 augustus 2005
er 0 c
::E ;;<:'
c
"'
0. f'!)
6
Samenvatting Een onderzoek naar de mogelijkheden van tijdelijke herbestemming van kantoorgebouwen naar woongebouwen voor starters, waarbij zowel de herbeslemmingspotentie in het algemeen is onderzocht, alsook een prototype herbeslemmingsontwerp is gemaakt op basis van een uitgebreide casestudy. Naast de uitgediepte bouwtechnische aspecten komen ook andere, van belang zijnde aspecten aan bod, zoals juridische, financiële en functionele aspecten. Trefwoorden Ha a lbaa rh ei dsonderzoek Herbeslemmingsontwerp Kantoorgebouwen Woongebouw Starters
De onderzoeksopzet Vele kantoorgebouwen staan tijdelijk leeg en zijn dus potentiële, tijdelijke herbestemmingsobjecten. Doordat er tegelijkertijd woningnood heerst onder vooral starters op de woningmarkt, is dit een logische, potentiële doelgroep met het oog op deze vorm van herbestemming. Het is echter onduidelijk of de combinatie van gebouwtype, doelgroep en herbeslemmingsvorm kans van slagen heeft. De bij deze vorm van herbestemming betrokken partijen zijn allen doordrongen van de noodzaak tot handelen, maar onbekendheid met en onduidelijkheid over de materie staat de broodnodige samenwerking in de weg. getuige het tot op heden uitblijven van praktijkgevallen van deze specifieke vorm van herbes temming. De uit het geschetste probleemveld voortkomende probleemstelling luidt: In hoeverre en op welke manier kan tijdelijk herbestemmen van leegstaande kantoorgebouwen naar woongebouwen voor starters een bijdrage leveren aan het oplossen van de woningnood enerzijds en het terugdringen van de leegstand anderzijds' De doelstelling is naast beantwoording van de probleemstelling het overtuigen van de verschillende, bij deze vorm van herbes temming, betrokken partijen van de mogelijkheden op dit gebied, ten einde het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijk herbeslemmingsproject een stap dichterbij te brengen. Om tot beantwoording van de probleemstelling te komen , worden de kantorenmarkt en woningmarkt onderzocht om de keuze voor het gebouwtype en doelgroep te rechtvaardigen. Een onderzoek naar de herbeslemmingspotentie maakt het vervolgens mogelijk om het eerste deel van de probleemstelling te beantwoorden. Na het opstellen van een globaal programma van eisen, op basis van ontwerpcriteria die voortkomen uit de eisen en wensen van de betrokken partijen, worden verschillende ontwerpvarianten opgesteld en geëvalueerd. Een gekozen , bestaand kantoorgebouw, wat te typeren is als een standaard , leegs taand kantoorgebouw in Nederland, dient hierbij als case. De gemaakte keuzes vormen de basis voor de laatste onderzoeksstap: het herbestemmingsontwerp. Dit ontwerp is naast een concrete aanvulling op de eerder uitgevoerde potentie-analyse tevens te typeren als een prototype herbeslemmingsontwerp wat als uitgangspunt bij verder onderzoek, als startpunt van discussie en eventueel als basis voor een daadwerkelijk uit te voeren herbeslemmingsproject kan dienen. De resultaten Eind 2003 had de kantorenmarkt te maken met een historisch hoog leegstandspercentage van 13,3%; dit komt overeen met 5.3 miljoen vierkante meter leegstaande kantoorruimte van de in totaal 40 miljoen vierkante meter aanwezige kantoorruimte in Nederland. r Miljoen vierkante meter hiervan is te typeren als 'kansl.oos': een toekomst als kantoorgebouw is voor deze gebouwen hoogst onwaarschijnlijk, omdat ze van de markt zullen worden verdrongen . Het betreft vooral panden op kantorenlocaties, maar ook steeds meer panden in het stadscentrum vertonen structurele leegstand. Slechte parkee rgelegenheid en autobereikbaarheid zijn hier debet aan. In beginsel zijn juist deze panden interessante herbeslemmingsobjecten met het oog op de nieuwe functie. Ten einde de markt weer gezond te maken, zullen deze panden aan de markt moeten worden onttrokken. Herbestemming lijkt dan ook een goede optie. De 'nieuwe woningnood ' treft vooral starters op de woningmarkt. Goedkope huurwoningen, gewenst door de meeste starters, worden in de helft van de gevallen bewoond door mensen die niet tot de doelgroep behoren en eigenlijk zouden moeten doorstromen naar bijvoorbeeld goedkope koopwoningen. Starters zijn veroordeeld tot he t bij de ouders of op de stude ntenkamer blijven wonen. In de toekomst zal de vraag naar goedkope huurwoningen alleen meer toenemen, omdat het aantal eenpersoonshuishoudens de komende jaren flink zal stijgen. Starters lijken dan ook een goede doelgroep met het oog op herbestemming van kantoorgebouwen.
Uit de potentie-analyse blijkt dat de juridische, functionele en een groot aantal technische aspecten die een rol spelen, de haalbaarheid van deze vorm van herbestemming niet nadelig beïnvloeden; enkele technische en financiële aspecten zijn echter wel nadelig. Bepaalde noodzakelijke ingrepen, ten einde het kantoorgebouw bewoonbaar te maken , zijn hier debet aan. Het gaat hierbij met name om de veelvuldig voorkomende afwezigheid van te openen ramen en het ontbreken van de voor de woonfunctie benodigde installaties. Verder blijkt dat het eventueel alleen mogelijk is om door beleggers afgestoten panden, die in afwachting zijn van sloop of herbes temming , tijdelijk te herbes temmen. Het voor verbouwing beschikbare budget is echter zeer gering: circa ff2s.ooo,- per woning, waarbij is uitgegaan van een exploitatieperiode van 5 jaar en waarbij de verhuurder de kantoorruimte bovendien tijdelijk 'leent ' van de kantooreigenaar en hem zo doorlopende kosten uit handen neemt (antikraak oplossing). Door deze financiële beperking zal het uiteindelijk effect van deze vorm van herbestemming op het leegstandspercentage en de woningnood echter zeer gering zijn. Uit de casestudy komt naar voren dat het mogelijk is om met een minimum aan ingrepen in en toevoegingen aan het kantoorgebouw toch kwalitatief goede woningen te realiseren. Bepaalde bestaande voorzieningen, zoals de ontsluitingsstructuur en de aanwezige klimaatinstallaties zijn goed herbruikbaar met het oog op de woonfunctie. Het demontabel en herbruikbaar uitvoeren van enkele toe te voegen bouwdelen, maakt het mogelijk om gedane investeringen over een langere periode te kunnen afschrijven. De grote mate van uniformiteit tussen kantoorgebouwen in Nederland (ongeveer de helft van de kantoorgebouwen in Nederl.and zijn cellenkan toren) waarborgt de mogelijkheid tot hergebruik van deze bouwdelen in opeenvolgende, overeenkomstige herbestemmingsprojecten.
De conclusie Het herbeslemmingsontwerp geeft een goed, concreet beeld van de mogelijkheden van deze vorm van herbestemming. Kostenramingen van woningtypen r en 2 leiden echter tot de conclusie dat het tijdelijk herbestemmen van kantoorgebouwen naar woongebouwen voor starters, op basis van dit onderzoek, financieel niet haalbaar is, omdat de benodigde investeringskosten de maximaal beschikbare investeringskosten ruimschoots overschrijden (overschrijding van circa 30%). Het weglaten van bepaalde ingrepen in en toevoegingen aan het bestaande kantoorgebouw, is geen goede oplossing, omdat dit de woonkwaliteit verlaagt. Een mogelijke oplossing om de stichtingskosten tot het gewenste niveau terug te brengen, is het toepassen van alternatieve bouwmaterialen die een significant lager kostprijsniveau hebben dan de in dit onderzoek toegepaste, geijkte bouwmaterialen die op de huidige markt beschikbaar zijn. Het verdient dan ook aanbeveling om hier verder onderzoek naar te verrichten.
CT
0 1::
::E
"
1:: ::::J 0.. (t)
In het herbeslemmingsontwerp is op de gehele begane grond en eerste verdieping een fitnessruimte ondergebracht. De fitnessruimte heeft naast een sportieve ook een sociale functie in een gebouw waar vooral alleenstaanden wonen en vormt een bron van inkomsten. Daarnaast kan het bestaande gebouwterrein intact worden gelaten, doordat er geen directe relatie is tussen de woningen en het plein. Op de overige verdiepingen zijn woningen gesitueerd. Een tweetal woningtypen zijn hierin het mees t vertegenwoordigd. Bij woningtype 1 gaat het om een woning van circa 65 vierkante meter (3 oorspronkelijke kantoorvertrekken langs elkaar), gelegen aan de zuidgevel van het gebouw. De functies van dit woningtype zijn gesitueerd rondom een demontabele en geheel herbruikbare san itaire unit, die vrij in de ruimte staat, waardoor geen binnenwanden benodigd zijn. Deze unit biedt naast de sa nitaire functie ook plaats voor de keuken en heeft geïntegreerde kast/bergruimte. Woningtype 2 is een woning van twee lagen (circa 70 vierkante meter) waarvan de verdieping gebouwbreed (circa 13 meter) is uitgevoerd, zodat de woning één gevel heeft die op de zon is georiënteerd. De woningplattegrond is zeer open; het enige element in de 3,6 meter brede woning is een demontabel en herbruikbaar wand element, aangebracht aan de langszijde van de woning. Beide woningtype hebben privé buitenruimte in de vorm van een loggia. Deze loggia ontstaat door het uitnemen van de beglazing uit naast elkaar gelegen, bestaande kozijnen en het van binnenuit plaatsen van een afscheiding tegen de gevelopeningen. Een gedeeltelijk aanwezige verhoogde vloer zorgt voor de verlaging van de borstwering, een verbeterde contactgeluidsisolatie en de wegwerking van horizontale leidingen die uitmonden in afzonderlijke, verticale leidingkokers. Het systeemplafond wordt gedeeltelijk weggenomen en gedeeltelijk vervangen door bijvoorbeeld een gipsplafond, waardoor 'plafondeilanden' ontstaan en gedeeltelijk leidingen in het zicht komen. Hierdoor kan het bes taande, mechanische ventilatiesysteem intact worden gelaten. Verder wordt de bestaande, s piegele nde beglazing vervangen door beglazing met betere visuele, akoestische en thermische eigenschappen.
7
Ing. S.J.F. Pasmans
Business development binnen Gebiedsantwikkeling Een strategische verkenning Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. ir. G.J. Maas Prof. ir. LH.). Verhoef Prof. dr. i r. W. F. Schaefer Ing. W.A. Leeuwi s Datum afstuderen 30 augustus 2005
8
Samenvatting De bebouwde omgeving in Nederland is aan constante verandering onderhevig. De overheid onderkent dit en ziet gebiedsantwikkeling als dé werkwijze voor complexe ruimtelijke opgaven die niet, of heel moeilijk, langs de traditionele weg gerealiseerd kunnen worden [Nota Ruimte]. Er wordt veel van verwacht, vooral door de overheid. Zij stimuleert de toepassing van gebiedsantwikkeling als werkwijze actief en trekt zich steeds verder terug als kapitaalverstrekker waardoor zij plaats maakt voor private inmenging in publieke projecten. Hierdoor ontstaan kanse n voor private partijen. BOAG is een projectmanagement organisatie die zich voorwaarts wil positione ren door actief in te spelen op de ruimte die de overheid vrijmaakt Het centrale thema in deze paper antwoord is: op welke wijze moet BOAG de voor haar nieuwe activiteit gebiedsontwikkeling invullen om deze succesvol op te zetten. Hierbij zal de gewenste toekomstige situatie bepaald worden op basi s van een behoefteonderzoek, een kwalitatief marktonderzoek, een organisatieanalyse en een algemeen m aatschappelijke omgevingsanalyse analyse. Op basis van de hieruit volgende conclusies zal een bedrijfskundige invulling worden gegeven. Te n slotte wordt middels een Raadmap aangegeven hoe BOAG deze nieuwe toekomstige situa tie in een periode van3 jaar moet bereiken. Trefwoorden Business developmen t Area-development Ma rke ting Public Priva te Partnership Organisational developement
De bebouwde omgeving in Nederland is aan constante verandering onderhevig. Momenteel is veel te doen omtrent gebied santwikkeling. Er wordt veel van verwacht, vooral door de overheid. Zij ziet gebiedsontwikkeling als dé werkwijze voor complexe ruimtelijke opgaven die niet, of heel moeilijk, langs de traditionele weg gerealiseerd kunnen worden (Nota Ruimte). Hierbij wordt gebiedsantwikkeling gedefinieerd als: de ontwikkeling van ee n gebied dat meerdere substantiële deelprojecten en functies omvat en waarbij de afstemming ervan op integrale wijze plaatsvindt BOAG wil als private partij haar bedrijfsactiviteiten uitbreiden. Enerzijds vanwege ee n veranderende vraag vanuit de markt en anderzijds vanuit een eigen interne wens om de organisatie uit te bouwen. Dit rapport is het resultaat van een s tudie naar de wijze waarop BOAG haar nieuwe unit gebiedsantwikkeling kan opzetten. Gebiedsantwikkeling als werkwijze kenmerkt zich over het algemeen door een moeizaam procesverloop. Er zijn vaak veel partijen bij betrokken met ieder hun eigen belang, achtergrond, bevoegdheden en werkwijze. Deze partijen zullen moe ten samenwerken om tot een eindresultaat te komen. Dit gaat vaak moeizaam. Hier liggen verschillende redenen aan ten grondslag. Met betrekking tot de bestuurlijke aspecte n stelle n publieke partijen het ambitieniveau vaak te hoog en zijn ambtenaren in de vierjarige bestuurstermijn teveel gefocust zijn op 'scoren'. Daarnaast kampen publieke partijen vaak met capaciteitsproblemen (kapitaal en kennis) terwijl zij vanuit maatschappelijk oogpunt wel voor complexe ruimtelijke ordeningsvraagstukken staan. Waar BOAG zich momenteel richt op Projectm anagement en Directievoering & toezicht zal zij in de toekomst haar managementorganisatie teve ns richten op gebiedsontwikkeling. Er blijkt bij kleine en middelgrote gemeenten, woningcorporaties en ontwikkelaars een behoefte te bestaan aan professionele kennis en kunde in relatie tot gebiedsontwikkeling. Hierbij zijn verschillende vormen mogelijk waarin deze dienst aangebode n wordt, bijvoorbeeld als contractmanager, projectdirecteur, procesmanagementpartij of gedelegeerd opdrachtgever. Enerzijds bestaat deze behoefte als gevolg va n gebrek aan capaciteit en ande rzijds komt deze voort uit de wens om onafhankelijke managementbegeleiding. Zoals gezegd is e r veel te doen omtrent gebiedsontwikkeling. Er zijn tal van ontwikkelingen die er op duiden dat gebiedsantwikkeling als werkwijze in toenemende m ate zal worden toegepast De overheid stim ulee rt dit actief m iddels he t oprichten van een adviescommissie 'Gebiedsontwikkeling', de Nota Ruimte en bestuurlijke veranderingen, middels het Ken niscentrum PPS stimuleert de overheid teve ns de toe passing va n zogehe te Publiek-Private Samenwerkingen. Zij trekt zich steeds verder terug als kapitaalverstrekker en maakt plaats voor private inmenging in publieke projecten. Voor BOAG doe n zich kansen voor om zich hier als managementpa rtij op gebiedon twikkel ing te richten. Om in te s pe len op die ka nsen zal begin 2o o6 een nieuwe unit Gebiedsantwikkeling bi nne n haa r hu idige organisatie worde n opgericht. Hierbij zal zij haar karakter als juridisch en financieel onafha nkelijke partij behouden. Me t de oprichting van de nieuwe unit zal BOAG haar im ago veranderen van een bouwadviesgroep naar m a na geme ntorganisatie. Als gevolg van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten positioneert BOAG zich voorwaarts in he t ontwikkelingsproces. Hie rbij kan worde n opgemerkt dat BOAG haar huidige activiteiten als spin-off kan aan biede n bij ontwikkelingsprocessen . Dit zal echte r niet de basis va n de unit zijn aangezien er bij aa nvang van opdracht geen zeke rheid van spin-offopdrachten zal zijn. Om echte r een rol van be te kenis te kunnen s pelen zal BOAG toegevoegde waarde m oete n levere n . Dit zal zij doe n in de vorm van ke nnis waarmee zij inspeelt op de be hoefte aan profess ionele e n onafhankelijke kennis om o ntwikkelingstrajecte n te kunnen initiëre n en begeleiden. Als nie uwe partij zal BOAG n ie t de gehele markt van ge biedsantwikkeli n g kunnen bespelen.
BOAG gaat zich focussen op de herstructurering van bedrijven· terreinen. Hier ligt een grote opgave voor de toekomst, waarvan een groot deel in het huidige werkterrein van BOAG. Tevens heeft BOAG veel affiniteit met deze secto r, zij is groot geworden in de markt van commercieel een bedrijfsmatig vast· goed. Binnen deze markt zal geen verdere segmentering plaats· vinden. Het behoefteonderzoek gaf een aantal kansrijke doel· groepen aan. Er was er echter geen die er bovenuit sp rong. Enerzijds zal om die reden geen primai re doelgroep worden aangeduid, anderzijds omdat een verdere vernauwing van de markt als nieuwkomer niet wenselijk is. Bij het invullen van de toekomsti ge profilering za l BOAG niet uitgegaan van het aanbieden va n één specifieke dienst of pro· duet, maar juist de vraag/behoefte van de opdrachtgever s taat centraal. BOAG streeft daarbij naar het creëren van meerwaarde voor de opdrachtgever door als sparringpartner tot een bevredi· ging van de onderliggende behoefte te komen. De ware wens van de opdrachtgever moet in beeld worden gebracht om vervolgens het geheel naar een hoger eindresu ltaat te tillen. De visie van BOAG is dat de inrichting va n de nieuwe activiteit uitgaat van de behoefte van de opdrachtgever. Dit is het centrale punt waarop de bedrijfsvoering wordt ingericht. Het doel is dat de unit Gebiedontwikkeling in drie jaar een substantiële bijdra· ge levert aan de omzet van BOAG. Het toekomstige werkterrein zal gelijk zijn aan het huidige gebied, namelijk: Zuid-Holland, Noord-Holland en West-Brabant. Hier ligt de komende jaren een grote opgave met betrekking tot de herstructurering van bedrij· venterreinen. BOAG gaat haar value drivers (sterke netwerk en haar goede, pragmatische imago) benutten. Daarnaast is de ervaring die zij heeft opgedaan met betrekking tot projectma· nagement een sterk punt. Er is wel enige ervaring met betrek· king tot gebiedsontwikkeling maar deze is niet toereikend. Al met al kan gezegd worden dat BOAG nog een korte periode te gaan heeft tot het moment dat zij formeel tot de oprichting van de unit gebiedontwikkeling over gaat. De eerste werkzaam· heden zullen voornamelijk bestaan uit het opstellen van een acquisitie· en een marketingplan. Daarnaast de directie kader· stellende werkzaamheden verrichten die er op gericht zijn om de opera tionalisering van het voorgenomen beleid mogelijk te maken.
Dl
ur .... c c. C'D
..,C'D C'"
c =s c.
!E.. OJ' n c
,..... !D
er 0
c
::E
c"' ::J
0.. !D
9
Ing. M.A.D. Pletsers
'N C- EN ZIE ... Oe toekomstvisie van de ENCI en haar omgeving Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. ).).P.M. van Hoof Dr. ir. ).G. Wallis de Vries Prof. dr. ir. B.E.). de Meulder Datum afstuderen 30 augustus 2005 Samenvatting De grens tussen stad en platteland is het laatste decennia sterk vervaagd. Hierdoor ontstaan nieuwe ruimtelijke condities waarvan men nog niet weet 'hoe hier mee om te gaan'. De ENCI en haar omgeving is een voorbeeld van z'n ruimtelijke conditie. Door dit gebied centraal te stellen in een stedenbouwkundige analyse en vervolgens de conclusie uit te werken in de vorm van een architectonisch project; het thermen bad, wordt voor dit gebied een antwoord geformuleerd.
rr 0
c
~
"'
c
::J
0.. 11)
Afbeelding 1 luchtfoto mergelgroeve ENCt Maastricht
Trefwoorden Nevelstad Mergelgroeven Poëzie Zichtbaar 1 onzichtbaar Thermenbad
!0
Afbeelding 4 Situatle thermenbad
Inleiding Nevelstad, de verstrooide stad, beide voorbeelden hoe men een beeld van de huidige plattegrond van de stad zou kunnen omschrijven. Door dit verschijnsel ontstaan er nieuwe ruimte· lijke condities waarvan mergelgroeve de ENCI in Maastricht er één is. Deze groeve is gesitueerd aan de rand van de stad Maastricht en behoorde een decennium geleden zeker nog tot het platteland, het NIET stad gedeelte. Echter brengen de uitbreidingen van de stad Maastricht onzekerheid in deze stelling. Het stedelijke weefsel komt steeds dichterbij en het is niet duidelijk wat de huidige positie van de groeve binnen dit verhaal is of moet worden. Moet het industrie gebied de ENCI na huidig functie verlies (mergelwinning en verwerking) opgenomen worden in het stedelijke weefsel. afgestoten worden van het stedelijke weefsel en terug gebracht worden in oude staat of moet het gebied een geheel nieuw programma krijgen' Het gebied IOX15km Om een antwoord te geven op de bovenstaande vraag is een analyse van het gebied noodzakelijk. Het gebied waarbinnen de ENCI groeve centraalligt is zeer heterogeen van opbouw. Het is gesitueerd in de grensstreek van Nederland en België. De maas snijdt het gebied door midden en de aftakking, het Albert kanaal aan de Belgische zijde zorgt ervoor dat de ENCI groeve als het ware op een schiereiland komt te liggen. Het zuidelijke deel van de stad Maastricht beslaat het noordelijke deel van de kaart met uitlopers. Overige bebouwing zijn dorpjes die worden omgeven door het landschap. Er zijn meerdere mergelgroeve binnen het gebied gelegen; een zestal. Echter de keuze om groeve de ENCI voor verdere analyse te kiezen volgt uit de uitkomst van de analyse van het gebied; de ENCI groeve manifesteert zich 'anders' dan de overige. Hij manifesteert zich zodanig dat er spanningen met de omgeving ontstaan, hetgeen verschillende redenen heeft:
Groeve de ENCI is gesitueerd in de tweede grootste berg van Nederland: de Sint Pietersberg bevindt zich dichtbij het stedelijke weefsel het is de grootste groeve van Nederland qua omvang, oppervlakte en diepte het is de enigste groeve die onder grondwaterpeil mag en reeds doet afgraven bevat een grote hoeveelheid aan culturele en historische waarde het is de enigste groeve waarbij mergelwinning en verwerking op één plek plaats vinden. Uit de analyse van het gebied blijkt dat de ENCI groeve unieke krachten heeft, die niet zomaar in een ander gebied in Limburg of zelf in Nederland te vinden zijn. Deze krachten zijn: 1 het ecologische systeem 2 het opkomende grondwater 3 het aanwezige gangenstelsel 4 de vochtigheidsgraad 5 het kalklandschap 6 het uitzicht op de groeve 7 het uitzicht op de maaszijde 8 het fabrieksterrein 9 de culturele en historische waarde 10 en de psychische lading die het gebied met zich meedraagt Door deze krachten te belichten zal men de uniekheid van het gebied zelfkunnen lezen en inzien waardoor men begrijpt dat het gebied vanuit zijn huidige situatie onaangetast moet blijven. De krachten op een subtie le manier vertalen in een gebouw, zodat een individu zelf instaat is deze te beleven, te ervaren, te ontdekken en te zien, dat is naar mijn inziens de oplossing. Op deze wijze wordt de geschiedenis van het gebied vertaald in steen en blijft het toch voortbestaan op een subtiele manier waardoor het gebied zelf onaangetast blijft.
1924
Afbeelding
2
Het gebied 10 x 15km
2000
Afbeelding 3 Kaarten hoogtelijnen
Afbeelding 5 Plattegrond thermenbad
Afbeelding 6 3D- impressie thermenbad
Het concept Het idee om het gebied onaangetast te laten heerste al bij het vaststellen van de concessielijn in 1920. De concessielijn is getrokken om het toen der tijd hoogste punt van de berg heen. Hij is als het ware door zichtlijnen bepaald. Dit is goed te zien als we 2 kaarten met hoogtelijnen van 1924 en zooo van het gebied met elkaar vergelijken. Uit de kaarten blijkt dat het toenmalige hoogste punt is verdwenen. Hierdoor lijkt het als of de natuur visueel gezien vanaf ooghoogte gewoon door loopt, en niet is aangetast. Maar het gebied is wel degelijk aangetast: men speelt gewoon een spel. Het is een kwestie van zien of niet zien, van weten en niet weten, van aantasten of onaangetast laten. Allemaal tegenpolen, contrasten ma ar door de aanwezigheid van de een is er automatisch ook de andere. Het zijn 2 gezichten. Het is alleen de vraag of men ze alle twee ziet, een spel: 'ik zie, ik zie, wat jij niet ziet' ..... Het spel wordt dus al jaren gespeeld en door middel van de toevoeging van het gebouw zal het spel worden doorgespeeld. (... ) Op deze wijze wordt het gebouw de intermediair tussen het verhaal van de groeve en de visuele verschijning van de groeve. Het wordt gericht op elementen van de onzichtbare aanwezigheid die de groeve met zich meedraagt. Deze elementen worden zichtbaar, voelbaar, tastbaar door ze te ontdekken, te ervaren en zelf te zien. Het gebouw vertelt geen kant en klaar verhaal maar slechts een deel, de bezoeker, het individu zal het verhaal zelf moeten afmaken. Op het moment dat dit gebeurd zal men het gedeelte wat niet vertelt wordt niet meer zien als een gemis maar zal het begrepen worden. En zo zou men naar mijn inziens ook de ENCI groeve moeten zien en dan zal men begrijpen waarom men de ENCI groeve onaangetast moet laten in zijn huidige staat.
Vertaling naar thermenbad De functie keuze van het gebouw moet duidelijk aansluiten bij alle aa nwezige krachten. Door de aanwezige elementen: zuiver grondwater (z) en het landschap (5) is de keuze voor een thermenbad een logisch gevolg. De overige krachten zullen aan het licht gebracht worden door de keuze van de plaats ing van het thermenbad in de situatie. De plaatsing van het thermenbad is een conclusie uit de geformuleerde standpunten: Het thermenbad ligt in de rand van groeve de ENCI, het gaat aan de voorzijde mee in het aanwezige stedelijke weefsel en aan de achterzijde heeft het uitzicht op de groeve; het heeft tvvee gezichten. Het thermenbad heeft het aanwezige ondergrondse gangenstelsel als basis voor de plattegrond. Hierdoor ligt het bad op 35 meter boven maaiveld en heeft het een prachtig uitzicht. Doordat het thermenbad in de berg is geplaatst kan het gebruik maken van het stabiele heersende binnenklimaat wat heerst in het ondergrondse gangenstelsel. Door deze plaa tsing keuze past het thermenbad volledig binnen het concept: "ik zie, ik zie, wat jij niet ziet." Het bad ligt niet opvallend langs de weg, waardoor het ook geen publiekstrekker dreigt te worden, kwaliteitstoerisme. Het bad moet ontdekt worden, zowel exterieur als interieur en dan zal pas blijken wat voor een verbindingen en relaties het thermenbad maakt met zijn zichtbare en onzichtbare omgeving, welke contrasten, z gezichten, verhaal het in zich heeft, en met zich meedraagt.
I l
Ing F.J.M.H. Ponjé
'Ontwikkelen vanuit de Wens' Afstudeerrichting Construction Management & Engineering
1,. 11
,tI
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. Schaefer Ir. A.LM. van Eekelen MBA Ing. A.). Kleine Drs. L. Wijnhoven
J•
;'
Datum afstuderen augustus 2005
30
Samenvatting Het onderzoek is verricht bij de ontwikkelende vastgoedbelegger BPF Bouwinvest. Omdat de vastgoedmarkt een verandering ondergaat van een aanbodgeoriënteerde naar een vraaggeoriënteerde, is het noodzakelijk de organisatie hier op in te richten. Het onderzoek resulteert een drietal strategische opties opdat met het vastgoedontwikkelproces consumentgericht ontwikkelt wordt. De opties impliceren focus op consumentengedrag, beslissen naar urgentie en segmenteren consument.
CT 0
c
:E
;><""
c
:::J CL
(1)
12
Trefwoorden Consumentgericht Vastgoedontwikkeling Ontwikkelende vastgoedbelegger Procesoptimalisatie Vastgoedontwikkelproces
Afbeelding 1
De woningmarkt ondergaat een ingrijpende verandering van een kwantitatief aanbodgestuurde markt naar een kwalitatief vraaggestuurde. Deze verandering kent verschillende oorzaken. Een belangrijke is de dynamische woonwens van de consument. Door de grotere verscheidenheid in leefstijlen en gedrags· patronen groeit de variatie in de vraag naar woningen en woonomgevingen. Voor BPF Bouwinvest als vastgoedbelegger zijn dit belangrijke signalen. Bijzonder aan BPF Houwinvest is dat zij één van de weinige ontwikkelende vastgoedbeleggers is in Neder.land. Zij ontwikkelt en beheert met deze disciplines een vastgoedportefeuille met als doel het behalen van rendement op vastgoedbeleggingen voor de institutionele belegger BPF Bouw (Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid). Het ontwikkelen van woningen voor eigen vastgoedportefeuille vormt voor BPF Houwinvest een kans in een vraaggeoriënteerde woningmarkt tot onderscheidend vermogen, mits hier een passende strategie voor de organisatie in gehanteerd wordt. Omwille van het dynamische karakter van de woon wens, is het noodzakelijk dat BPF Houwinvest met een gemiddeld vijf jaar durende vastgoedontwikkelproces hierop kan anticiperen. De vrijheidsgraden om tot een optimale afstemming van het product op de woonwens te komen, zijn in het ontwikkelproces optimaal. Dit onderzoek is om die reden afgebakend op het vastgoedontwikkelproces van BPF Bouwinvest. De reden tot anticiperen is dat het rendement van vastgoed in nauw contact staat met de veranderende woon wens. Dit is niet alleen van belang voor de eerste huurder op het moment van ingebruikname, maar ook in de periode van exploitatie met de daaropvolgende huurders. Door inzicht in verschuivingen in consumentengedrag, en daarmee in de daaruit voortvloeiende woonwens, is BPF Bouwin.vest in staat producten te ontwikkelen welke afbreuk van het rendement op het gebied van de veranderende woonwens inperken. Sterker nog, mocht BPF Houwinvest in staat zijn deze kans uit te buiten, dan kan dit tot onderscheidende producten leiden in de woningmarkt. Uit een interne en externe analyse van BPF Bouwinvest, een studie in vastgoedontwikkeling en consumentengedrag zijn een drietal strategische opties afgeleid, welke een richting geven in een optimalisatie van het vastgoedontwikkelproces.
Daarmee is antwoord gegeven op de probleemstelling 'hoe kan HPF Houwinvest als ontwikkelende vastgoedbelegger met een optimalisatie van het vastgoedontwi kkelproces anticiperen op de veranderende woonwens'. Ten eerste is het mogelijk met 'focus op consumentengedrag' verschuivingen in dit gedrag te cons tateren en daarmee in de daaruit voortvloeiende woonwens. Dit inzicht wordt verkregen uit voor een deel 'harde' informatie zoals inkomen, hui shoudensamenstelling en geloof. 'Zachte' informatie kan vergaard worden bij huurders uit de portefeuille van HPF Houwinvest met behulp van marketingtheoretische onderzoekmethoden. Voorbeelden zijn achterliggende waarden als veiligheid, comfort en rust. Deze informatie stelt HPF Houwinvest in staat een voorspelling te kunnen doen van de woonwens. Deze voor.spelling heeft enerzijds de functie van een scherpe productformulering in het beginstadium van het vastgoedontwikkelproces. Daarmee vindt afstemming van het aanbod op de vraag plaats. Anderzijds kan op basis van verschuivingen van consumentengedrag de ontwikkeling tijdens het proces bijgeshtUrd worden, waar de volgende strategische optie de ruimte in het proces voor biedt. De tweede strategi sche optie impliceert beslissen naar urgentie. Door het nemen van beslissingen wordt het gebouw geconcretiseerd. Door beslissingen op het laatst mogelijke moment in het vastgoedontwikkelproces te nemen , worden de vrijheidsgraden in het ontwikkelproces optimaal benut. Flexibiliteit en daarmee mogelijkheden tot bijsturen van de ontwikkeling, zijn het resultaat. De laatste optie is het segmenteren van de consument. Omwille van gericht onderzoek doen naar gedrag van verschillende consumenten, is segmenteren van die verschillende consumenten met hetzelfde gedrag noodzakelijk. De strategische opties zijn verwerkt in het schema 'Ontwikkelen vanuit de Wens': Met deze optimalisatie va n het vastgoedontwikkelproces is de verwachting dat HPF Houwinvest als ontwikkelende vastgoedbelegger de doelstellingen van de organisatie in een vraaggestuurde woningmarkt kan garanderen danwel kan versterken.
13
S.J.B.M. Put
Alternatief ontwerp voor de Lange jan en Lange Lies woontoren in Heerlen Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. C. S. Kleinman Ir. F.J.M. Luijten Prof. ir. F.J.M. Scheublin Datum afstuderen augustus 2005
30
er 0
c
:E
7'
c
:::J
0..
Afbeelding 1 Lange Jan en Lange Lies
Samenvatting De schoorstenen de lange Jan en de lange Lies, beeldbepalend in de Heerlense skyline in het mijnbouwtijd perk, vormen de basis voor een 96 meter hoge woontoren. Eerst wordt onder meer informatie over beton, Heerlen en hoogbouw besproken. Stap voor stap is vervolgens een logisch constructief ontwerp gecreëerd. Horizontale krachten spelen een grote rol (torsie) bij scheve torens. Deze worden opgenomen door een centrale kern. Berekeningen zijn uitgevoerd met Esa Prima Win. Daarnaast is aandacht besteed aan enige uitvoeringsaspecten: bouwvolgorde, bouwtijd en gevels. Omdat dit ontwerp zowel een koeltoren als twee vallende schoorstenen uitbeeldt, wordt het mijnverleden van Heerlen niet vergeten.
ro
Trefwoorden Mijnbouw Betonconstructie Excentriciteit Hoogbouw Uitvoering
Afbeelding
2
Definitief Ontwerp
Mijn afstuderen behandelt een alternatief ontwerp voor de no m hoge woontoren Lange Jan en Lange Lies in Heerlen. De constructie van deze hoogbouw bestaat uit beton. Het oorspronkelijk ontwerp is van F. Houben (Mecanoo, Delft). Deze schoorstenen waren jaren lang het symbool van economische bloei van de mijnindustrie in Heerlen. Deze vormde de basis voor een moderne stad. Omdat de mijnen werden gesloten werden beide schoorstenen opgeblazen. Ze waren vele jaren het herkenningspunt van Heerlen. Probleemstelling Ontwerp een kwalitatief hoogwaardige woontoren in Heerlen op basis van de bestaande stedenbouwkundige en architectonische gedachte. De toren bevat grote excentriciteiten. De constructie moet overeenkomen met de architectuur. Daarbij moet de toren functioneel en effectief zijn. Doelstelling Het constructief gedrag moet zo nauwkeurig mogelijk beschreven worden. Ook wil ik het gedrag van beton beter begrijpen. Via dit project hoop ik een goed inzicht te krijgen in problemen bij hoogbouw. Er moet een goede relatie tusseu de woontoren en de omgeving ontstaan. Hoogbouw Vroeger werden torens vaak om religieuze redenen of voor strategische doeleinden gebouwd. Economische redenen voor hoogbouw volgen uit absurd hoge grondprijzen in grote steden. Door schaarste aan betaalbare kavels moest er op elke vierkante meter grond zoveel mogelijk nuttige vierkante meters gestapeld worden: moderne kwalitatief hoogwaardige hoogbouw. Hoogbouw in de stad kan locaties stedenbouwkundig accentueren: landmarks.
Functie Het mijnverleden wordt middels mijn ontwerp levend gehouden. Twee slanke torens staan symbool voor de Lange jan en Lange Lies van de Oranje Nassau I mijn in Heerlen. Er ontstaat één gebouw met een eigen identiteit. Op de eerste twee lagen komt detailhandel. Op de overige lagen worden ap partementen gesitueerd. Constructief ontwerp Specifiek voor mijn ontwerp is over de gehele hoogte de scheefstand (vallend annex dansend) van de torens. Door grote excentriciteiten ontstaan horizontale krachten bij de belastingafdracht Niet onbelangrijk is dus het constructief ontwerp. Twee torens zijn gecombineerd tot één gebouw. Vervolgens zijn de constructieve uitgangspunten en de belastingen aangegeven. Via een aantal staafmodellen is het krachtenspel uiteengezet. Deze zijn vervolgens "vertaald" in een wandmodel. Omdat bij hoogbouw in beton voor de stijfheid een verticale kern noodzakelijk is, zijn deze modellen met een dubbele kern gecombineerd. Uit dit ontwerpproces volgt een voorlopig ontwerp voor de constructieve opzet. Een belangrijk aandachtspunt was de oplegging van de scheve gevels op halve hoogte. Na enige aanpassingen is een logisch constructieve opzet voor het definitief ontwerp ontstaan. Omdat consoles niet geschikt waren deze te dragen, staan deze gevels namelijk via een ondersteunende scheve wand op de ondergrond. Het definitief ontwerp is vervolgens uitgewerkt. Berekeningen zijn gemaakt met het eindige elementenprogramma Esa Prima Win. Daarnaast zijn handberekeningen gemaakt. Er is geen "standaard" hoogbouwproject ontwikkeld. Naast windbelasting ontstaat door de scheefstand ook een horizontale component als gevolg van de verticale belasting. Deze moet voor evenwicht ook via de kern naar de fundering worden afgedragen. Doordat de horizontale krachten door in tegengestelde richting scheve elementen worden opgeheven , wordt torsie in de kern voorkomen. De schijfwerking van de verdiepingsvloeren zorgt namelijk voor de overdracht van horizontale component. Zo is een logisch constructief ontwerp verwezenlijkt. Uitvoering Een aantal zaken zijn niet onbelangrijk. De bouwvolgorde is aangegeven. Complex, maar niet onmogelijk is de bereikbaarheid van de gevels. Voor de centrale kern wordt een zelfklimmende bekisting toegepast. Uit de bepaling van de bouwtijd van de ruwbouw, blijkt dat één torenkraan centraal op de kern voldoende is. In hetveiligheids-en gezondheidsplan is de humanisering van de arbeidsomstandigheden op de bouwplaats weergegeven. In het onderhoudsplan staan de minimale prestatie eisen waaraan de woontoren in de gebruiksperiade moet voldoen. Een gebroken gevelpaneel kan op een aantal manieren worden vervangen. Het wassen van de ramen aan de buitenzijde kan eveneens op verschillende manieren gebeuren. Conclusies Uit de combinatie van een kern met een aantal scheefstaande elementen is een unieke woontoren ontstaan. De Lange jan en de Lange Lies omarmen elkaar en dansen om de kern. Daarnaast is de vorm van een koeltoren herkenbaar. Er is dus een geslaagd alternatief gerealiseerd. Doordat de toren hoog boven de bestaande bebouwing uitsteekt, neemt deze stedenbouwkundig een belangrijke positie in. Zowel in het heden als in het verleden vorrn(d)en de schoorstenen een goede relatie met hun omgeving.
CJ
ia:
c:
0. tD tD
..,
CT
c:
:::1 0.
~
iJ' ("'>
c:
ID
;:::;:
E. Rabitsch
Architectureschool Venlo Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. H.Cisar Dip!. Arch. ETH Ir. A.H.J. Bosman Prof. ir. F. van Herwijnen Datum afstuderen augustus 2005
30
-vr
111
r::
c._ tD
tD ..... r:r
r::
::s
c._
~
nr n
c ;:::;
Samenvatting An empty standing monument-proteeled building on a marsballing yard in Bieriek has to be converted. Due to the special situation and the valuable building construction, the existing building is respected and will be received. The "house in the house" is the concept of this design. On the basis of the internal column pattem of the roof structure an architecture school is in serted on three layers. The installation do nol touch the monument-proteeled outer hu!ll. An auditorium is lying in the center of the building which has an specialtechnology. It' s an skeleton steel-box with surface units out of glass and halftransparent air-cushion called ETFE-Foil.
Figure
1
Detail roof construction
ro
;::;:
o-
g
~
§
~
r6
Trefwoorden House in the house Restoration
Architechueschool ETFE-Foil Architectural acoustics
Figure 4 View from the conneetion bridge
On the marsballing yard in Bieriek is an old and under monument proteeled trainbuilding. It stands there in between two frequented train tracks and works like an Island. The situation of the building and the heavy accessibility is the reason why urban developments concerning in this area hardly comes. There are no structural drawings for the trainbuilding, which made the detailed descöptio.n difficult. The o.ne it is known is that is built around 1920 and is made out of brickwork. The roof structure, the sheddach is particularly i.nteresting. Thai is wood-worked and in very good condition. 1-beams sections on cast-iron columns is carrying this wooden roof construction. (fig. r) On a binding concerning of the urban construction some traintracks will be rebuild to a cyclisis and foot course. l t was important to animate the place again, without making large cuts. 1he thought was nolto change the building but to insert a new installation inside. So to ereale the "house in the house". The historica! background supplied the Palazzo della Ragione from Andrea Palladio, the "Deutsches Architektur Museum" (DAM) in FrankfurtjMain from Oswald Matbias Vngers and "Halle r8o" at the department of architecture of the zurich university Win terthur. The preservalion of the monument-proteeled building should be the center of attention within this work. Due to the strong essential structure of the existence, the possibility to experience the building in several zones and layers exists. The area di vision is built in the given basic pattern. Different result in the inside and outside zones of each object is given. (fig. 2) lt is divided into the zones "existence - building of blocks auditorium". This taper ratio is reflected nol only in the basic form down, but also with the used materials is optically strengthened. "old bui.lding- new building- hightech".
Figure
2
lsomatrically view without the roof construction
Figure 3 View from the up per floor to the residence and work area Ql
ia: c c.. tD
...1:1"tD
c
::s c..
!!. iil' ..., c
~-
Figure 5 Inner view of the auditorium
The outermost zone is the residence and work area of the individual grades. lt is ope nly arranged thereby it comes to a strenger mixture of the higher and lower terms of the school of architecture. This facilitates the contact between the studying of different classes and academie years strongly. Common criticis ms with several classes are problem-free possible. (fig. 3). In the rear range of the outermost zone is the library, which is attai nable central over an entrance in axle of the bu ilding under the Café-terrasse. The middle range is lowered around 45cm . Thus this zone threshold is strengthe ned clea rly. In addition a part of the block sheeting Jocks this zone. Here are accommodated the classrooms, administrative areas, Café-terrasse, bathroom and safe-de posit boxes. This block sheeting is im plemented in the today' s subjects bricks and reinforeed concrete. The classrooms can see through large lateral window open ings the environment around. (fig. 4) Out of the Café-terrasse, which rules in the axle of the building on the upper floor over the passage to the library, you get a nice view over the auditory and the library. lt is a place where people meets and together eats. The auditory keeps h ere a privileged position. After the su rrou nding zones is built in to the basic pattern, the basic colum ns in th ese zones one encloses. By the use of Hightech materialsin agreement with the old substance a "airy" but not carrying conneetion is made. Here the ETFE foil (Ethylen e-Tetra-FlouroEthylene) is used apart from today the employment already according to s tandard of glass and steel. Th is pneumatic material is further-played like the diploma project over the "house in th e house" by the reduction into an area in the area. (fig. 5)
17
Ing. P.A.P. van Roosmalen
Samenwerkingsprocessen bij de herstructurering van stationslocaties Een onderzoek naar de optimalisering van de samenwerking tussen opdrachtgevende partijen Afstudeerrichting Construction Management & Engin eering Afstudeer commissie Prof. ir. G.J. Maas Ir. C.J.M. Suykerbuyk Ir. ALM. van Eeketen MBA Datum afstuderen 30 aug ustus 2005 Samenvatting Onderzoek naar de samenwerking tusse n opdrachtgevende partijen bij het project Rotterdam Centraal, waarbij het station in Rotterdam en het omliggende gebied de komende jaren hergestructureerd worden. Met behulp van een literatuurstudie, een casestudie en een interviewsessie is een analyse uitgevoerd van de oorzaken die ten grondslag liggen aan de huidige (moeizame) samenwerking bij het project. Dit heeft geleid tot een voorstel voor een samenwerkingsvorm voor de samenwerking in de nabije toekomst. Aangezien deze samenwerkingsvorm de oorzaken achter de stroeve samenwerking niet oplost, is tevens een verandermanagementmodel opgesteld, dat bestaat uit een tiental stappen, om deze oorzaken structureel aan te pakken. Trefwoorden Samenwerkingsprocessen Binnenstedelijke herstructureringen Project Rotterdam Centraal Procesmanagement Verandermanagement
B
IGe~ l
~ ]··,·-
_os_'~_uw_ _,r
....
+G! ..,._ 8 t1
-.u
I
-i-- 1--
G*G Stad
I Spoot'"
Figuur 1 Samenwerkingsmodel
De herinrichtingvraagstukke n van stationslocaties zijn in Nederland én in grote delen van Westelijk Europa een 'hot item', vanwege de aanleg van de hogesnelheidslijn, toenemende vraag van spoorwegvervoer, verouderings-en capaciteitproblemen van bestaande spootwegi nfrastructuur en de hers tructurering van binnenstedelijke gebieden . Doordat bij dergelijke herstructureringen per definitie erg veel partijen betrokken zijn, is een optimaal samenwerkingsp roces esse ntieel. Een zodanig proces, dat iedere betrokken partij, voor zichzelf een meerwaarde in het project en het bijbe horende proces ziet. De probleemstelling die voor dit afstudeerond erzoek is opgesteld luidt als volgt: "Het samenwerkingsproces heeft bij de herinrichting van stationsgebieden grote invloed op het verloop van het proces en op het eindresultaat van het project. De manier waarop deze samenwerking op een optimale manier kan worden vormgegeven, is altijd onderwerp van di sc ussie en vraagt om een oplossing. " De doel stelling die daaraan is verbonden is de volgende: " Op welke manier kan een samenwerkingsproces optimaal worden ingericht waa rdoor alle samenwerkende partijen, die bij een herstructurering van een stationsgebied betrokken zijn, waarde kunnen creëren in de herstructurering en het bijbehorende proces?" Hiervoor wordt specifiek een oplossing gezocht voor het project Rotterdam Centraal, de case van dit afstudeeronderzoek. Het onderzoek is opgebouwd uit een vijftal delen. In eerste instantie wordt de opbouw van het onderzoek uiteengezet in het theoretische perspectief. Vervolgen s is een literatu urst udie uitgevoerd , welke werd gevolgd door een cases tudy bestaande uit twee delen: een situatieanalyse van het project Rotterdam Centraal en een interviewsessie met de negen betrokken personen in de samenwe rking tussen de partijen aan opdrachtgevende zijde, ook wel samenwerkende partijen genoemd. De res ultaten uit deze twee delen is geanalyseerd met behulp van de K.J.-methode en vervolgens met behulp van het Ishikawa-diagram. Dit heeft geleid tot het laatste deel van het onderzoek, de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van de analyse. Het uiteindelijke resultaat hiervan is tweeledig. In eerste instantie is ten behoeve van de vooraf opgestelde doelstelling een optimale samenwerkingsvorm ontworpen, voor de samenwerking tussen de opdrachtgevende partijen die betrokken zijn bij het project Rotterdam Centraal. Deze optimale samenwerkingsvorm is een tussenvorm: het project blijft één geheel, maar wordt opgedeeld in twee deelproject (een stads en een spoors deelproject). In het voorstel zijn twee opdrachtgevers (gemeente Rotterdam en het Minis terie van V&W) verantwoordelijk, ieder voor één deelproject. Zij sturen ieder een gedelegeerde opdrachtgever (OBRgw en ProRail) aan, die het project dagelijks aansturen. Het overkoepele nde orgaan boven de twee deelprojecten bestaat uit een stuurgroep met daarboven een Bestuurlijk Overleg.
- . . =. .?1
. . Figuur
2
Verandermanagementmodel
Hierin nemen respectievelijk de projectdirecteuren en bewindslieden deel. De drie andere sa menwerkende partijen (Ministerie van VROM, NS en stadsRegio Rotterdam) zijn in dit voorstel su bsidieverstrek.kers. Een weergave van dit optimale samenwerkingsmodel is gegeven in figuur r. Deze oplossing is gezien de huidige stand van zaken optimaal, maar levert geen oplossing voor de achterliggende problemen. Daarom is vervolgens een oplossingsrichting vormgegeven voor een toekomstige, ideale, samenwerkingsvorm. Deze ideale oplossing geeft tevens een indirect antwoord op de probleemstelling die ten grondslag ligt aan het onderzoek. H iervoor zi jn aanbevelingen gedaan voor de zes oorzakengroepen die ten grondslag liggen aan de huidige stroeve samenwerking. Deze oorzakengroepen zijn achtereenvolgens: de bescherming van de 'core values', transparantie, voortgang, inhoud / kwaliteit, financiering en persoonlijke relaties. Om voor deze zes oorzakengroepen tot een gefundeerde oplossing te komen, is een aanzienlijke verandering ten opzichte van de huidige sam enwerki ng noodzakelijk. Het verandermanagementmodel voor Rotterdam Centraal is een oplossing die hiervoor in dit afstudeerrapport wordt gegeven. Dit model voorziet met behulp van een negental stappen in een mogelijkheid om de huidige samenwerking te transformeren in een ideale samenwerkingsvorm. Het model maakt daartoe gebruik van een drieta l managementtechnieken, te weten de 7S-methode, de 13S-methode en de SWOT-analyse. De aanbevelingen voor de zes oorzakengroepen van het probleem maken eveneens een integraal deel uit van het verandermanagementmodeL Een weergave van h et opgestelde verandermanagementmodel is gegeven in figuur z. Het is aan te bevelen om als vervolgonderzoek een studie te doen naar een sa menwerkingsproces voor stationsherstructureringen, waarin uit gegaa n wordt van de kansen van het project. Deze opzet was door de bestaande stand van zaken bij het project Rotterdam Centraa l voor dit onderzoek niet haa lbaar, waardoor een probleemgericht onderzoek is verricht.
er
0
c
~
c"' ::::>
o._
11)
Ing. O.I. Roozeboom
Herbestemming, methode om oplossingsmogelijkheden toegankelijk te maken
Proces van herbestemming Ufl (lt e A(t•; .,. ~OOtK«JKW1:1;1 in do ~<.. -:#< ) tS cp.MIIMRMr êl!t'l nl'éU'I'fti i iW!W'EKif'IQ. e«~nteiJ'IIIII
Afstudeerrichtingen Bouwtechni sc h Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens, A.J.M. Walraven a rch. a.v. b. Ir. G.).W. van de n Ba nd
Q'Bb(Rw 2.
liitt ril!!(/llitlltJill.lruW ~(I!!I1c l'k) W'JI
3.
'N.:J JDJV:t i;J1Q I"u n.J081 tJl notall'l & iJIIII'k vc 1aoilr: Qln w.11voet Eleft r&doo ook •XI functie A (de ol\'rt'dsrta) hoet 911Xlul'
4
O\ ! l:f !lu~ l13.~~ md:tdlrnee Ot t·:~rJI('II~VO«dobotll'lku~!Jam~
5.
f:' t.,)Cif'! Q 8 tSq:l zoek n3Kilflr11 ~ nl.k~ ( ~OOd:JMid&- n
6,
F•m dl 8{w CICdlmclle) u~ tri OOQtdM~nlauwt lunctte et n
t
lhL;~.
funaio::)
t.W!tffl:lfP('fl tr> VOCJI'' !unaf6 A
7111\ ~IMitt~!:in •eMutl,i.f~~l'(.jl:)~
~*- Cll~rt t• Wl:l'l'.k
Datum afstuderen 30 augus tu s 2005
fVit ~w'Mtt
n odig
Figuur 1 Proces van herbestemming
lll
ur ..... c: c..
ID ID
c-
c ::l c..
~
är (")
c ;:::; (1)
;::;:
o0
c
:::!
"'
c
:::l Q_
(1)
20
Samenvatting Mijn afstudeerproject bestaat uit het ontwikkelen van een methode om oplossingsmogelijkheden bij herbeslemmingsprojecten toegankelijk te maken voor de ontwerper. De oplossings mogelijkheden zijn de bouwkundige details. Deze informatie blijft vaak binnen de bedrijve n e n is nauwelijks toegankelijk, te rwijl deze informatie toch erg leerzaam is. Door de ontwikkeling van twee methoden kan de informatie gestructureerd worden en toegankelijk worden gemaakt. Om de methoden in te vullen heb ik gekozen voor kerken herbestemd tot woongebouw. Door het verschil in gebouw en nieuwe fun ctie komen veel aandachtspunten naar voren met betrekking tot de aansluiting van het bestaande gebouw en de nieuwe invulling. Trefwoorden Herbestem ming Methode Oplossin gsmogeli jkheden Toegankelijk Kerk
Stelling: Het ontbreekt de ontwerper aan informatie over herbestemmingsproj ecten. Over nieuwbouw is veel informatie te vinden in de lite ratuur en in de colleges. Over herbestemm ing daare ntegen is m aar weinig informatie te vinden. l.o. de vakblade n staat af e n toe wel eens een artikel over een her beslemmi ngs project en er worden af en toe wel ee ns boeken uitgegeven, echter weinig bureaus nemen de moeite om hun proj ect en hun ke nnis in de bladen te plaa tsen. Dit is jammer, omdat daa r kunnen wel interessa nte ontwerpoplossingen bij staan voor een andere ontwerpe r om va n te leren. De aspecten die bij herbes temm ing aan bod komen zij n anders dan bij nieuwbouwp rojec ten. Hier is André Walrave n op ingespeeld door een reade r te schrijven. Deze reader 'Oud gebouw, nie uwe functie ' geeft inzicht in aspecten die een rol s pele n bij een herbestemmingsproject. De a nalyse va n het gebo uw en omgeving wordt hierin omschreven. Het is ee n interessant stuk om vóór het starten van een ontwerp van ee n herbeslemmingsproject te lezen .Hier staat verder geen bouwkundige oplos singen waar je naar op zoek ben t voor je de uitwe rking van je eige n ontwerp. Deze ontwerpoplossi ngen zijn nou jui st inte ressa nt om over te beschikken bij de uitwerking van he t ontwerp. Door te zie.n hoe andere ontwerpers zijn omgegaan met een zelfde soort probleem kan je inspira tie op doen om zo tot een be te re uitwerking te kome n. Het zou handig zijn als deze oplossingsmogelijkheden eenvoudiger toegankelijk gemaakt konde n worden zodat de ontwerper snelle r toega ng heeft tot deze oplossingen en hie rvan kan leren of inspiratie voor zijn ontwerp op kan doen. De probleems telling volgt hieruit en die luidt: ' Hoe kunnen de bouwkundige ontwerpoplossingen van he rbestemm in g van een bepaald gebouwtype voor de ontwerper overzichtelijk worden gemaakt? ' De doelstellling hierbij is: 'He t maken van een method e om oplossingsmogelijkheden voor de ontwerper bij het herbestem men van een be paald gebouwtype toegankelijk te make n.' De method e is ontwikkeld voor de ontwe rpe r. Deze is crea tief, conceptueel en visueel ingesteld . Hij wil unieke ontwerpen maken e n werkt onder tijdsdruk . Het gebruik van de methode zal in lijn moe ten zijn aan deze eigens cha ppe n. Om de informatie die reeds beschikbaar is toegan kelijke r te maken voor de ontwe rpe r heb ik twee m ethoden ontwikkeld. De eerste meth ode is mbv oplossingsbladen en de tweede method e is dmv een he rbestemmingssc hema .
e5:J
lliD
@
Lî:l
'''""
.....
,
~(
_B
.. .... ........ .. ,....
_. Nr,w
~~~~~ ~~~~~
l
()~
.",
tu,.....,..._ ..... 9<111 ..
~
h'llft• ..... ,_. ... _
!:~~ ... ::::-·~ .-,.o~zftii•(. DU ilt
«.
._tUH I - 1 ...... ~ctr
..._. • 4• ..uhl4
~---· ~!~.#!, u -.:t.t..w • ._ ..ft..,...
F=l Fri F=l
'"'....... . . ,_ .... lil.
'-------'
;-) -·~. ~,L"·'"~ ~')j I
~· ~~
'-------'
______,[
'---'
~
'-------'
-
~J4 tlo, lu , w~o.,r. r..u
: l
.... h
Figuur 2 Herbeslemmingsschema
Figuur 3 Voorbeeld van oplossingsblad
Oplossingsbladen De oplossingsmogelijkheden (de details) uit de praktijk zijn op zogenaamde oplossingsbladen gezet. Door middel van een vragenlijst kan tot deze bladen worden gekomen. De vragenlijst bestaat uit een aantal vragen met hierbij antwoordmogelijkheden welke aangevinkt kunnen worden. Deze vragen hebben te maken met het gebouwtype. de nieuwe functie , oplossingniveau en bouwkundige onderwerpen waar het detail mee te maken heeft. Door de vragenlijst digitaal in te vullen en te koppelen komen een aantal oploss ingsbladen naar voren waar de informatie opstaat. Het oplossingsblad bestaat vervolgens uit een aantal delen. Het oplossingsnummer, om de oplossing een naam te geven en in het gebruik terllg te kunnen vinden. Het detail zelf met hierbij een omschrijving van wat er te zien is in het detail. De projectnaam om later meer informatie te kunnen vinden over het project. En de plaats waar het detail zich bevindt. Daarnaast wordt op het oplossingsblad ook het oplossingsniveau weergegeven (gebouw en bouwdeel), welke aangevin kt zijn in de vragenlijst. En de onderwerpen waar het detail mee te maken heeft. Dit is een concrete m ethode van vraag en antwoord. Door dit vraag en antwoord spel is de ontwer per nog steeds genoodzaakt na te denken over zijn eigen detail. Elk gebouw is anders en hierdoor zullen ook de eisen en wensen van het detail anders z ijn. Het is een snelle methode om tot oplossingsmogelijkheden te komen, echter de samenhang tussen verschillende aan sluitingen tussen bestaand en nieuw zijn niet duidelijk. Daarom heb ik het herbestemmingsschema ontwikkeld.
Wanneer de kerk wordt herbestemd tot woongebouw zal een nieuwe invulling in het gebouw komen . De kerk bestaat uit een omhulsel (gevel en dak) en een nieuwe invulling met wooneenheden met aparte, afgeslote n ruimte n moet hierin komen. In het herbeslem mingsschema worden een aantal onderwerpen besproken. Dit zijn architectuur, constructie en bouwfysica. Afhankelijk van de keuzes die de ontwerper maakt in zijn voorlopig ontwerp. zoals de keuze onderdelen te behouden of in het zicht te laten. kan gekozen worden voor bepaalde oplossingen. De mogelijkheden worden omschreven en in foto's en detail s van refe rentieprojecten uitgebeeld .
-ur 111
Herbeslemmingsschema Het herbeslemmingsschema is ontwikkeld vanuit de aandachtspunten die aanwezig z ijn bij herbestemmings projecten . Deze aandachtspunten hebben te maken met de aansluiting tussen bestaande en nieuwe bouwdelen. In het herbeslemmingsschema wordt aan de ene zijde het bestaa nde gebouw en aan de ande re zijde de nieuwe invulling opgedeeld in bouwdele n. Door het schema digitaal te maken ka n door middel van aanklikken va n een cel tot de juiste informatie worden gekomen. Door bijvoorbeeld een internet s ite kan dit op eenvoudige wijze. Ik heb het schema ingevuld voor de herbestemming van de kerk naa r een woongebouw. De kerk is herkenbaar in materiaaltoepassing, vorm en afmeting, de nieuwe functie, wonen, vraagt juist om kleine, af te slu iten ruimtes, dit in tegenstelling tot het gebouw (de kerk) .
Deze methode is heel visueel en de ontvve rper zal z ijn keuzes maken aan de hand van de mogelijkheden die worden gegeven in het schema. De creativiteit van de ontwerper wordt niet in de weg gestaan. Hij kan leren van andere ontwerpers, maar de oplossingen worden niet opgedrongen. Een vervolg op dit onderzoek is het uitbreiden van de oplossingsmogelijkheden door langs te gaa n bij architectenbureaus om daar op zoek te gaan naar interessa nte ontwerpdetails om deze in de oploss ingsbladen te zetten. De onderwerpen kunnen uitgebreid worden door ook te kijken naar de duurzaamheid van de oplossing of de reversibiliteit van de gekozen oplossing. Met het ontwikkelen van de twee methoden heb ik een begin gemaakt om de informatie, welke beschikbaar is achter gesloten deuren van de verschillende bureaus toegankeli jk te maken . Welke het beste werkt voor de ontwerper is aan de ontwerper zelf. Elke ontwerper werkt anders. De één wil gewoon snel tot voorbeeld details komen , dan is de methode m et oplossingsbladen ideaal. Terwijl de ander graag mee r wil weten wat de mogelijkheden z ijn binnen zijn ideeën. Dan is het herbeslemmingsschema beter voor deze ontwerper.
c::
a. m .... RI
C'"
c::
:::J
a. ~
ö1'
(">
c
;;;' ;::;:
21
Ing. V. van Schijndel
'AQUAnect' Ontwikkeling van een verbindingselement tussen een drijvend gebouw en een drijvende weg Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Namen afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens Prof. dr. ir. J.).N. Lichtenberg Prof. ir. F. Soetens Datum afstuderen 30 augustuszoo5 Samenvatting Het ontwikkelen van een product die een drijvend gebouw aan een drijvende weg koppelt, waardoor de infrastructuur van drijvende elementen onderling wordt verbeterd. Trefwoorden Water Verbinden [ nfrastructuur flexibel Aluminium
zz
Afbeelding 1 Leidingunit
Bouwen op het water is een vorm van wonen die de laatste jaren sterk aan populariteit aan het win nen is. Niet alleen burgers, maar projectleiders, architecten en overheidsinstan ties zijn steeds intensiever bezig met het ontwikkelen van verdergaande projecten op het water. De ontwikkeling is enerzi jds afkomstig van de verdergaande individuele wooneisen. Mil ieufactoren anderzijds spelen tevens een grote rol hierin. Het water is in ons land in overvloed aanwezig en overstrom in· gen zijn terugkomende problemen. Dijken verhogen is een oplossing waar we in de toekomst niet eindloos mee door kun· nen gaan. Het is tijd om anders tegen leven met water aan te kijken. Met de ca mpagne 'Nederland leeft met water' wil de overheid mensen overtuigen van de noodzaak beter en intensie· ver te leven met het water om ons heen. We moeten niet langer het water tegenwerken, maar bewerken is de opvatting die een aantal projectontwikkelaars hebben. Voortkomend uit deze gedachten zi jn vergaande waterbouwprojecten , zoals een volledige stad op het water. De vraag rijst echter of de huidige ontwikkelingen ver genoeg gevorderd zijn voor het uitvoeren va n een geheel drijvende stad met de bijbehorende infrastructurele onderdelen. Wat zijn de bouwtechnische problemen die vedergaande ontwikkelingen tegenhouden? Met dit project heb ik getracht een bijdrage te leveren aan de verbetering van het comfort van drijvend bouwen en het verder te ontwikkelen van bouwtechnische problematiek betreffende drijvende gebouwen Tijdens het onderzoek is gebleken dat gebouwen op het water volledig kunnen functioneren zoals 'normale' gebouwen op het land. De infrastructuur van het gebouw naar het vaste land is een aandachtspunt voor verdere ontwikkeling. Drijvende gebouwen worden niet toegepast als oplossi ng van ruimteproblematiek. Vaak wordt in een VINEX- locatie ruimte geboden aan een aa ntal drijvende woningen die worden gesitueerd als plezierbootjes aangemeerd in een jachthaven aan een (drijvende)steiger. Leidingen moeten door de buitenlucht lopen en volledige infrastruch1rele mogelijkheden zijn er niet. De auto kan niet tot aan het huis worden gereden, maar moet aan het begin van de steiger worden geparkeerd. Verankering wordt 'dubbel' uitgevoerd. Zowel de steiger als de gebouwen worden met behulp van dukdalven verbonden aan de bodem. Rechtstreekse verbinding aan elkaar kan niet worden gerealiseerd door de continue optredende fluctueringen van het water. Loskoppeling is bij h et ontbreken van een adequaat ver· bindingselement noodzakelijk. De oplossingen zij n voldoende in de huidige s ituering, maar vragen om een 'se rieuze re' aanpak wanneer er wordt nagedacht over gehele drijvende wijken. De meeste mensen die dan een waterwoning betrekken willen op het water dezelfde mogeli jkheden hebben als bewoners van gebouwen op het vaste land . Hierbij hoort een volledig werken· de infrastructu ur. Van op zichzelf staande drijvende woonhuizen , naar tijdelijke bestem m ingen, naar drijvende wijken en ten slotte naar de ontwikkeling van een stad . Al deze projecten vragen om een vooruitgang in de ontwikkeling van de techniek, bouwmethoden en verbetering van de voorzieningen .
Afbeelding
2
AQUAneet
Dit loopt van stedenbouwkundig vlak tot aan detailniveau. Bouwen op het water moet qua comfort zo min mogelijk in boeten t.o.v. bouwen op het vaste land. In 2003 is de drijvende weg ontworpen. Deze ontwikkeling biedt nieuwe kansen voor verandering van drijvend bouwe n. De bovenstaande onderzoeksresultaten en de ontwikkeling van deze weg hebben mij gebracht tot de ke uze voor het ontwikkelen van een product wat de huidi ge drijvende gebouwen kan verbinden aan deze drijvende weg met volledige infrastructurele mogelijkheden. Op deze manier kan ik een aanzet geven tot vooruitgang op (bouw)technisch gebied. Middels een programma van eisen heb ik opgesteld waaraan deze verbinding moet voldoen. Door het verbindingselement onder te verdelen in een drietal hoofdonderdelen, krijg je een overzichtelijker beeld van het geheel. Niet alle invloeden zijn op alle onderdelen van toepassing. Dit zorgt voor meer of minder be-perkingen per onderdeel. De onderdelen waaruit het element is ontstaan zijn de cons tructie, de leidingen e n de afwerking. Welk scha rnierprincipe kan alle bewegingen opvangen en toch zorgen voor voldoende stabiliteitl Zijn alle leidingen flexibel uit te voeren in beweging en aansluitingl Hoe vind ik een lichtgewicht constructiemateriaaL dat sterk kan worden uitgevoerdl Vele problemen moesten worden opgelost in het te ontwerpen verbindings-element. Voor de constructie heb ik gekozen voor het aluminium constructie ve rbonden aan de drijve nde bouwdelen met een driehoeksverbind ing. De drijvende weg is ve rbonden met de bodem. Aan deze kant is een scharnierende verbind ing ontworpe n die hoogteverschillen op kan vangen . Dit scharnier moet relatief kleine rotaties opvangen van maximaal 24 graden. Een geschikt product voor he t opvangen van deze rotaties is gevulkaniseerd rubber. Dit is een goedkope flexibele oplossing en bezit tevens een dempende werking. Aan de zijde van het gebouw is een stalen kogelscharnier ontworpen. Deze kan rotatie en translatie in alle richtingen opvangen. Om het ele ment wee r op zijn plaats terug te krijgen worden aan de kogelscharnierzijde dempers geplaatst. De leidingen worden als een unit in het element geplaatst en flexibel uitgevoerd. Door de leidingen op te hangen aan de aluminium constructie met rubber trekbanden kunnen ze de bewegingen opvangen van de gebouwen en worden ze bij het terugkeren in horizontale stand weer gedwongen in hun neutrale positie. Zowel de drijvende weg als het drijve nde gebouw worden uitgevoerd met doorvoerunits voor de leidingen. Deze units worden toepast me t terugslagkleppen waar nodig en d roge verbindingen zodat ontkoppeling mogelijk is. De sch il wordt uitgevoerd in kuns tstof composiet. Dit zorgt ervoor dat een lichte waterdichte schil ontstaat. Als afwerking voor het wegdek kan worden gekozen voor houte n dele n met een epoxyhars bovenlaag die wordt voorzien van steenslag. Echter he t bevestigingprincipe voorziet in de mogelijkheid voor he t toe passen van m ee rdere afwerkingen. Nu dit ontwerp op tafel is gelegd door mij zal het uitvoerig
Afbeelding 3 Drijvende weg
getest moeten worden om de werking ervan vast te kunnen stellen. Het water bezi t eigenschappen die haalbaarheid van het ontwerp onzeker maken. De hellinghoek die het gebouw maakt bij het huidige ontwerp bij het passeren van een 20ookg zware auto is 3-4 graden. Deze waarde is voldoende klein om met een rolstoel de passage te kunnen maken. Comforte isen voor gebouwen op het water zijn echter niet opgesteld, dus conclusies trekken over deze waarden is niet mogelijk. Wel ka n ik zeggen dat bij het verbreden van het gebouw van r meter de hellingshoek 2 graden minder wordt. Het gedrag door dit element onder invloed van dynamische krachten is onzeker en moe t in een waterbassin op schaal worden getest. Het liefst had ik hier conclusies over gehad die uitwij zen dat een dergeli jke verbinding onmogelijk dan wel mogelijk is, echter onbekendheid door mij op dit terrein en het feit dat experts op maritiem gebied daar ook geen uitsluitsel over kunnen geven heeft ertoe geleid dat ik daar geen uitspraak over kan doen. Een dergelijke verbinding heeft extra onderzoek nodig op constructief gebied. Het gedrag van leidingen die onder zulke omsta ndigheden bloot staa n is nog nooit getes t. De bewegingen zijn op te vangen, maar invloeden als tijd en continue bewegi ngen zorgen ervoor dat tests noodzakelijk zi jn.Onderzoek op deze gebieden za l er zeker toe leiden dat bouwen op het water alleen maar aan kwaliteit zal gaan winnen . Door intensievere sa menwerking tussen verschillende vakgebieden zal bouwen op het water zeker gaan winnen aan comfort en wellicht in de toekom st in grotere getale op grotere schaal kunnen worden toegepast.
23
Ing. E.M. Scholten
Mo-Flex Een flexibel en demontabel bouwsysteem voor tijdelijke huisvesting van starters Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. G.J.W. van den Brand Dr. ir. S.P.G. Moonen Datum afstuderen augusstus 2005
30
Afbeelding 1 Schema bouwsysteem
Samenvatting Het afstudeerproject omvat de ontwikkeling van een bouwsysteem voor tijdelijke huisvesting van_starters. Dit bouwsysteem bestaat uit units met een houten draagconstructie waarbij de unit volledig demontabel is. Er zijn vier verschillende units (qua afmetingen) die onderling te koppelen zijn. Hierdoor ontstaat er voor de bewoner een grote vrijheid om de woning naar wens samen te stellen. Door het gebmik van wandelementen met invulpanelen kan de bewoner tevens de woni-ng vrij indelen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de demontage van de unit. Trefwoorden Tijdelijke huisvesting Verplaatsbaar Starters Ontwikkeling bouwsysteem Demontabel Afbeelding 4 Koppelelement tussen units
Door het gevoerde bouwbeleid van de afgelopen jaren en de veranderende economi sche omstandig heden hebben heden ten dage veel jonge mensen die voor het eerst zelfstandig wille n gaan wonen (de zogenaa mde starters) veel moeite om een geschikte en betaalbare woning te vinden. Lange wachttijden voor een huurwoning en dure koopwoningen zijn het gevolg. De starter heeft het maar te accepteren. Er worden wel plannen ontwikkeld om aan deze situatie een eind te maken, maar he t zal nog enige tijd du ren voo rdat het probleem opgelost is. In dit onderzoek wordt door middel van een ontwerp van een bouwsysteem voor tijdelijke huisvesting een oplossing aange· dragen . Tijdelijke woningbouw biedt de mogelijkheid om snel extra woningen te bouwe n en geeft de marktpartijen de tijd om nieuwe plannen te ontwikkelingen . Het wordt dus ingezet als overbrugging van de huidige situatie met een tekort aan geschikte woningen naar een toekomstige situatie met voldoende geschikte woninge n . De geformul eerde doelstelling is als volgt: Het ontwikkelen van een betaalbaar bouwsysteem voor starters voor tijdelijke huisvesting dat kan anticiperen op hun wensen. Dit bouwsysteem bestaat uit op de markt verkri jgbare producten en maakt gebruik van s nel te monteren en demonteren verbindingen . Uitgegaan wordt va n een bouwsysteem dat maximaal 5 jaar op een locatie mag staan. Vijf jaar is de (officiële) maximale termijn waarbij bin nen de wet tijdelijke bouw is toegestaan. Na deze 5 jaar moet het bouwsysteem verplaatst worden naar een and ere loca tie óf o ntmanteld worde n zodat deze opgeslagen of in een andere samenstelling hergebruikt kan wo rden. De meeste aandacht zaluitgaa n naar de product ie en m ontage van het bouwsysteem. Het afstudeeronderzoek bestaat uit drie fasen : de onderzoeksfase, de ontwerpfase e n de toets en evaluatie.
Onderzoek In de onderzoeksfase is een analyse gemaakt van: I. Bes taande bouwsys temen, m et als conclusie om het bouwsystee m als een complete unit op de bouwplaats aan te voeren, zodat werkzaamheden op de bouwplaats tot een minimum beperkt worden; 2. Productie processen in Nederland en Japan, om zodoende meer inzicht te krijgen welke opbouw van het bouwsysteem qua productie het meest efficiënt is. Aan de hand hiervan is er voor gekozen om de verschillende werkzaamheden zoveel _mogelijk onafhankelijk van elkaar te maken , zodat er gebruik gemaakt kan worden van verschillende leveranciers en het productieproces niet meteen vastloopt als een bepaald product niet op tijd geleverd wordt; 3· Woonwensen van de doelgroep en methoden om deze woon wensen te rea liseren. De woonwensen bleken niet eenvoudig te achterhalen, waardoor er in het ontwerp meer aandacht is gegaan naar het rea liseren van nog onbekende woonwensen. 4· Locatieonderzoek, om m eer inzicht te krijgen in het geschikte type locatie en wat dit betekent voor het bouwsysteem. Hieruit bleek dat er in principe voldoende locaties geschikt. De aanvullende eis om de kavel zoveel mogelijk in tact te laten , leidde tot de keuze om de mogelijkheid in te bouwen het bouwsysteem in 2 richtingen te stapelen.
Afbeelding 2 De 4 units
Afbeelding 3 Montage wandelementen unit
o0
<=
::t:
7'
<=
::J
0.. (1)
Afbeelding 5 Voorbeeld gevelindeling bouwblok
Afbeelding 6 Voorbeeldindeling locatie
Ontwerp Uit het onderzoek is een programma van eisen als eindresultaat voortgeko men. Dit programma geeft aan waar het te ontwerpen bouwsysteem aan moet voldoen. De belangrijkste punten hieruit zijn: Gebruik van units in diverse afmetingen (veelvouden van ca. 3 meter) die in 2 richtingen gestapeld kunnen worden Draagconstructie van de units is van hout De units kunnen tot maximaal 3 verdiepingen gestapeld worden De unit wordt opgebouwd uit verschillende demontabele elementen Ontkoppeling van verschillende di sci plines, zodat producten onafhankelijk van elkaar gemonteerd kunnen worden. Gebruik maken van een universeel koppelelement tusse n de units , de units en de fundering, en de units en het dak
ruimten gecreëerd. Op invullingsniveau vindt de daadwerkelijke indeling van de woning plaats. Hier kan er gekozen worden waar de niet dragende binnenwanden moeten komen en welke gevelindeling gewenst is. Ook de installaties, keuken en sanitair vallen onder dit niveau, maar zijn niet verder uitgewerkt. Als alles is vastgelegd kan op het laagste niveau de gevel-, wanden vloerafwerking worden vastgelegd, waarmee het keuzeproces voltooid is.
He t uiteindelijke bouwsys teem bestaat uit verschillende niveau's. Het hoogste niveau is het kavelniveau, gevolgd door blokniveau, unitniveau , invullingsniveau en tot slot het al\verkingsnivea u. Deze opzet is ontstaan omdat e r zodoende gewerkt kan worden volgens het Vast & Variabel principe vandeOBOM groep uit Delft. Het Vast & Variabel principe houdt in dat er op het hoogste niveau een keu ze wordt gemaakt die vanaf dat moment vaststaat. Vervolgen s zijn er een aantal keuze mogelijkheden op het nivea u daarond er die ook worden vastgelegd. Op deze manier daalt men steeds verder af totdat ook de keuzes op het laagste niveau zijn vastgelegd. Het uitgewerkte deel van het bouwsysteem ligt op de niveau's gebouw, unit en invulling. Op gebouwniveau kan de bewoner een keuze maken uit verschillende unitgroottes (4 afmetingen) en extra uitbreidingen zoals een balkon. Als dit vastgelegd is, staat de grootte van de woning vast en kan op het onderliggende niveau (unitniveau) de globale woningindeling worden vas tgelegd. Door een keuze te maken uit open of gesloten wandelementen worden er in de oningedeelde woning (gedeeltelijk) afgesloten
Conclusie De conclusie die kan worde n getrokken is dat met het ontworpen bouwsysteem is aangetoond dat het mogelijk is om door middel van houten units tijdelijke woningen te realiseren die eenvoudig zijn aan te passen aan de wense n van de bewoners en na de gebruiksperiade even eenvoudig weer kunn en worden ontmanteld, indien dit nodig is. Hierbij vormen met name de mogelijkheid om het gehele systeem te demonteren ; de optie om zelf de grootte van de woning te bepalen; deze zelf in te delen en zelf de gevelindeling te kiezen, positief onderscheidende eigenschappen ten opzichte van de bestaande unitsystemen die gericht zijn op tijdelijke huisvesting.
J.G. Schweigmann
Flower Power "What about Consuming Landscape?" Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ir. O.T.J. Devisch Datum afstuderen augustus 2005
30
lil
-
ur c: c. tD tD
c-c: :::1
c.
~
öl'
n
c
ro;::;: o-
g
:E
2 g_ ro
Samenvatting De traditionele verhoudingen tussen stad en land vervagen. De scheiding tussen compacte steden en het open landscha wordt steeds minder leesbaar. Verstedelijking vandaag gaat uit van net· werken, een ontwikkeling die ook merkbaar is op het platteland. In de bollenstreek gaat deze ontwikkeling hand in hand met de veranderende bollenteelt, het opkomend toerisme en een blij· vend e vraag naar woningen. In mijn afstudeerproject laat ik ee n ontwikke lingsstrategie zien voor de bollenstreek die een synthese wil zijn landschap, landbouw, toerisme en woningbouw.
Afbeelding 1 Verandering platteland
Trefwoorden Nevelstad Verstedelijking Typologieën Bollenstreek Landschap
Afbeelding 4 Potentie linten
Nevelstad Er lijkt in de hedendaagse stedenbouwkundige praktijk lang· zaam maar zeker het besef te komen dat de stad niet langer te zien is als een collectief gedefinieerde plek in een heterogeen landschap. Verstedelijking wordt niet mee r geleid door de nabij· beid van werk en voorzieningen, maar juist door de bereikbaar· beid ervan. De huidige stedenbouwkundige werkelijkheid is als een diffuus stadslandschap, waarbij stad en land over een veel groter oppervlak zijn gaan interacteren. Met dit als uitgangspunt is dit afstudeerproject een zoektocht geweest naar een nieuwe methode om met deze nieuwe verstedelijking om te gaan.
Bollenstreek De bollenstreek is het bekendste cultuurlandschap van Nederland. De bollenvelden zijn wereldberoemd en trekken jaarlijks duizenden toeristen. Achter deze bollenvelden gaat een grote handel schui l die als een van de weinigen zonder subsidies nog winstgevend is. De bollenstreek is ontstaan uit een strandwallenlandschap dat een sterke noord zuid richting aan de regio heeft gegeven. De oude strandwallen bestonden uit hoge beboste duinen die een scherp contrast vormden met de natte moerasachtige strandvlakten. Van dit landschap zijn de sporen nu nog altijd aanwezig.
Cultuurlandschap Het Nederlandse cultuurlandschap is in snel tempo aan het ver· anderen. Niet alleen door grootschalige van buitenaf opgelegde interventies maar ook van binnenuit. Doordat de landbouwsubsidies steeds verder teruglopen , moet de boer steeds nieuwe oplossingen bedenken om de concurrentie aan te gaan. Hier zijn twee stromingen in te ontdekken. De eerste stroming gaat mee in de trend van intensivering en schaalvergroting. Dit leidt tot grotere landbouwkavels en een vervlakking van het landelijk gebied. Een tweede s troming is die van verbreding en differentiatie. Boeren zoeken hier nieuwe manieren om het hoofd boven water te houden zoals Agrotoerisme, caravansta lling en vergaande specialisatie. Deze stroming leidt tot versnippering van het landschap en neemt vaak ongewenste vormen aan. Kortom, op het platteland verrijst een nieuwe vorm van verstedelijking die door veranderingen in de landbouw wordt ingeleid. De potentie van het cultuurlandschap is groot, niet alleen beslaat het 6o% van het Nederlands grondgebied, ook is hier een kans voor nieuwe vormen van recreatie en woningbouw. Vormen die als alternatief kunnen dienen voor de huidige grootschalige verstedelijking.
Ontwikkelingen Dit afstudeerproj ect dat zich afspeelt in de bollenstreek laat zien dat er een alternatieve verstedelijking mogelijk is door landschap , landbouw, woningbouw en toerisme tot een nieuw samenspel te brengen. De methode om dit te doen stelt een ontwikkelingsstrategie voor waarbij de terugloop in de bollenteelt ingezet wordt nieuwe ontwikkelingen in de woningbouw en toeristensector. Door deze processen aan elkaar te koppelen is het mogelijk een evenwicht te creëren waarbij de bollenteelt een schaalvergroting kan doorstaan en recreatie en woningbouw zich kleinschalig kunnen ontwikkelen. Potenties Als leidraad voor deze nieuwe ontwikkelingen wordt de oude landschappelijke structuur van de bollenstreek hersteld. Dit gegeven is zeer belangrijk voor de ruimtelijke interpretatie van de streek en het creëren van een landschappelijk draagvlak voor de nieuwe ontwikkelingen. De oude strandwallen worden weer gedeeltelijk bebost zodat de oude structuur ruimtelijk leesbaar wordt. Verder wordt e r bij de ontwikkeling uitgegaan van de volgende drie potenties: 1) de bollenvelden en het erf 2) het wegennetwerk 3) het waternetwerk.
Afbeelding 2 Potentie erf
Afbeelding 3 Potentie water
Afbeelding 5 Typologie
Afbeelding 6 Typologie 02
01
r) Om de bollenteelt voor de regio te behouden is een schaalvergroting nodig. Het voorstel is de kleinere bollenteler een alternatief te bieden voor de bollenteelt. Dit alternatief bestaat uit 2000 m2 bouwgrond (gemiddelde erfgrootte) voor iedere stoppende bollenteler. Hiermee creëert hij ruimte voor ander bollentelers om uit te breiden. Deze supertelers zullen in ruil hiervoor aan erfontwikkeling moeten doen. Doel hiervan is de bollenteler met zijn erf weer de status te geven die hij economisch vertegenwoordigd, en hiermee de identiteit van de streek te versterken. Bij uitbereiding zal het erf rondom worden aangekleed met bomen en zal de nieuwe bollenschuur het hart van het erf gaan vormen. Tevens worden de oude bollenschuren omgebouwd voor toeristische doeleinden om hiermee de identiteit en historie van de streek te benadrukken. 2) Het wegennetwerk met de karakteristieke hoge wegen en duinranden kan opgedeeld worden in recreatieve linten en ontsluitingslinten. Het voorstel is om naast woningbouw ook recreatieve functies aan het lint te ontwikkelen. De ontsluitinglinten daarentegen worden verstrekt door een combinatie van wonen en werken. Ook hier wordt dus een dubbelrol vervuld. 3) Door het afgraven van de duinen is er een ruim waternetwerk ontstaan. Het voorstel is om de vaarten geschikt te maken voor verschillende soorten watersport en het netwerk te verbinden met toeristische trekpleisters. Zo ontstaat een nieuw netwerk. Dit netwerk zal nog worden versterkt door het ontwikkelen van waterrecreatie en woningbouw. De eerder vermelde 2000 m2 ontwikkeling woningbouw of recreatie woningen zal hier ook een watersportfaciliteit moeten opnemen.
Architectonische opgave De architectonische opgave ligt in de synthese tussen de erkende landschappelijke elementen en de te ontwikkelen (recreatieve) woningen. De bollenvelden zijn het bewonderenswaardige panorama en de landschappelijke elementen de leidraad waarmee gespeeld wordt. Nieuw evenwicht Doel van deze ontwikkelingsstrategie is het creëren van een nieuw evenwicht tussen recreatie, woningbouw en bollenteelt. De ontwikkelingen moeten evenwel synchroon blijven lopen met het karakter van het landschap. De identiteit moet gehandhaafd blijven. Deze ontwikkelingsstrategie zal dan ook bij nieuwe ontwikkelingen of problemen moeten worden aangepast. Te denken is aan een terugval of een verandering in de uitoefening van de bollenteelt.. Het evenwicht zal dan opnieuw moeten worden hersteld. De voorgestelde ontwikkelingsstrategie is hiervoor flexibel genoeg.
J. Tbus
Stad In Puin Stedelijk ontwikkeling en wederopbouw in verwoeste steden Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Dr. ir. E.L.C van Egmond- de Wilde De Ligny Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen augustus 2005
30
o0
c
::;;: 7' c ::J
0.
ro
z8
Samenvatting Het project is opgedeeld in een theoretische studie en een case studie. In de theoretische studie wordt voor vijf voorbeeldsituaties gezocht naar de karakteristieken van de verwoeste steden en strategieën ten aanzien van wederopbouw en stedelijke ontwikkeling in deze door oorlog verwoeste steden. In de case studie wordt de verwoeste stad geanalyseerd en worden de theoretische bevindingen toegepast zodat gecombineerd met de stedenbouwkundige diagnose aanbevelingen voor wederopbouw geformuleerd kunnen worden. Gebaseerd op deze aanbevelingen en de conclusies uit de theorie kan worden onderzocht of aanbevelingen kunnen worden gedaan voor toekomstige reconstructieprojecten in andere situaties .. Trefwoorden Wederopbouw Verwoesting Multiculturele stedenbouw Kosovo Mitrovica
Afbeelding 1 Identiteiten
Afbeelding
2
Overgangsgebied
De gebeurtenissen rondom de 'catastrofe', de gevolgen voor de 'verwoeste stad' en de wederopbouw, toegespitst op oorlogssituaties en bekeken vanuit stedenbouwkundig oogpunt op internationaal niveau vormen het onderwerp van mijn afstudeerproject. De probleemstelling concentreert zich rond de strategieën die kunnen worden gevolgd voor stedelijke ontwikkeling en fysieke wederopbouwprojecten in verwoeste steden en welke aanbevelingen ten behoeve van een strategie voor wederopbouw kunnen worden geformuleerd in de stad Mitrovica. Ten eerste heb ik door middel van een literatuurstudie verschillende variabelen die het wederopbouwproces beïnvloeden gedefinieerd: sociale, economische, politieke en fysieke factoren. Deze variabelen staan in verband met de oorzaken, de gevolgen, de daadwerkelijke wederopbouw en de preventie van rampen. Op basis van een literatuurstudie in vijf verschillende voorbeeldsituaties heb ik de karakteristieken en de wederopbouw met elkaar in verband gebracht. Aan de hand daarvan heb ik bedreigingen voor het fysieke wederopbouwproces geformuleerd. Een slechte economische situatie vormt een grote bedreiging voor een succesvolle wederopbouw, hierdoor is er geen geld voor het uitvoeren van plannen. Pragmatisch gaat dan vaak voor visionaire stedenbouw. Tijdelijke maatregelen en veranderingen zijn moeilijk in langetermijnvisies in te passen en bemoeilijken daarmee ook het wederopbouwproces. Daarnaast treedt er vertraging op door het on tbreken van adequate wetgeving voor de onteigening en herindeling van land. Door toenemende ongecontroleerde bouwactiviteiten vervagen eigendomsverhoudingen, met nog meer vertraging tot gevolg. Functies verplaatsen zich en kunnen een verstoring van de balans in de stedelijke structuur met zich meebrengen. De lege ruimtes, de verwoeste delen, dreigen te veranderen in niemandsland en onveilig gebied. Er zijn echter ook kansen voor het ruimtelijke wederopbouwproces in een verwoeste stad. Indien er geld en draagvlak is, kunnen er verbeteringen in de stad aangebracht worden en kan er geanticipeerd worden op toekomstige verwoestingen.
Afbeelding 3 Tabblad 111
Nieuwe visies op het systeem en het functioneren van de stad zijn in dat geval nood zakelijk. Op basis van het onderzoek naar de daadwerkelijk wederopbouwplannen en de uitvoering e rvan kan geconcludeerd worden dat visionair is niet per definitie bete r is dan pragmatisch omdat in geval van beide aanpakken ~prake is van m inder bestendige architectuur. Daarom moet bij de wederopbouwplannen de nadruk liggen op een bestendige ondergrond met kwalita tieve infrastructuur en ruimte voor publieke functies. De keuze voor een bepaalde strategie zoals herstellen, tabu la rasa of monumentaal wordt gemaakt op grond van contextuele factoren e n kan niet vooraf worden bepaald zonder de context te kennen. Het proces en de implementatie zijn belangrijker voor succes dan de keuze tussen behoudend of vernieuwend. Diagnose Mitrovica Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit de casestudie Mitrovica. Op basis van een analyse is een diagnose vastgesteld voor de stad. Zeer kort samengevat komt deze h ierop neer: Mitrovica is een ruimtelijk gesegregeerde stad, er is van oudsher weinig contact tu ssen verschillende bevolkingsgroepen. Een rivier, de !bar, vormt een fysieke barrière tussen de twee grootste bevolkingsgroepen, de Serviërs in het noorden en de Albanezen in het zuiden. Het zuiden is bijna ge heel homogeen, het noorden, hoewel ruimtelijk gesegregeerd, wel heterogeen. Sinds de VN-interventie is de brug over de rivier gesloten en is er verminderd contact tu ssen de verschillende bevolkingsgroepen. Mensen kunnen zich niet vrij verplaatsen en zitten vas t aan 'hun' gebied. Daardoor zijn sociale voorzieningen niet meer toegankelijk voor alle me nsen in de stad. 'Crisisgedrag' heeft het straatbeeld veranderd en gebouwen in 'verkeerd' etnisch gebied kunnen niet herbouwd worden. Grote delen van de gebouwenvoorraad en leefgebieden zijn onderhevig aan verval, evenals de fysiek zwakke infrastructuur. Verder groeit de stad ongecontroleerd in de buitenwijken. Er is één overkoepelende structuur over verschillende identiteiten maar deze identiteiten staan los van elkaar, ze hebben op dit moment geen binding m et elkaar. De identiteiten zijn de stadsvacua, onderhevig aan verval enjof verwoestin gen, het Servische noorden, met westerse stedenbouwkundige structuur gecombineerd met communistische architectuur, en h et Albanese zuiden, gekenmerkt door een ooste rs islamitische structuur. Aanbevelingen voor Mitrovica: De aanbevelingen zijn gericht op fysiek h ers tel en hereniging van de stad. Het homogene zuiden van de stad moet heterogeen worden; De bouwgolf die in Mitrovica ongecon troleerd en snel om z ich hee n grijpt, kan in positieve banen geleid worde n door deze in te passen in een ruimtelijke visie voor de stad . Wanneer er bi jvoorbeeld nieuwe aa n trekkelijke bouwlocaties aangeboden worden kan bebouwing op ongewenste plaa tsen worden tegengegaan;
Het verkeer tussen noord en zuid moet gestimu leerd worden door de groepen afhankelijk van elkaar te maken. Fysiek kunnen noord e n zuid meer naar elkaar toegebracht worden door met name het zuideli jk dee l fysiek en functioneel meer op de rivier te richten en aan beide kanten functies richting de rivier te verplaatsen. Op deze manier wordt er een overgangsgebied gevormd waar verschillende identiteiten bij elkaar komen. In het overgangsgebied komen functies voor die verschillende groepen nodig hebben en gebruiken; Er moet gezocht worden naar een stedelij ke vorm waarin de drie id entiteiten samenkomen. Hiertoe m oeten ruimtelijke voorwaarden waar een multi-etnisch stadsdeel aan moet vol doen, worden geformuleerd zodat een mengvorm van meerdere bouwtradities ontstaat. In Mitrovica zijn wel degelijk mogelijkbeden voor stedebouwkundige ingrepen die bijdragen aan de wederopbouw. Door het ruimtelijk beleid te dirigeren en te handhaven kunnen gewen ste ontwikkelingen aangestuurd enjof bewerkstelligd worden . De theoretische bevindingen en Mitrovica De generaliseerbaarheid van de bevindingen die voor Mitrovica gevonden zijn, hangt af van de sociaal-economische situatie van de verwoeste stad waarvoor de fysieke wederopbouwplannen worden opgesteld . Al de benoemde belemmeringen in de context maken de stedenbouwkundige mijns inziens n iet kan sloos of nutteloos in een wederopbouwgebied. De rol van de stedenbouwkundige is om op basis van de fysiekjsociaalj economische context een visie op te s tellen voor de ruimtelijke toekomst van de stad. Er zal een bes tendige ondergrond moeten worden gecreëerd met kwalitatieve infrastructuu r en ruimte voor publi eke functies. Deze conclusie is gevormd op basis van de bevinding dat de gebouwenvoorraad die in een wed eropbouwperiode ontstaa t niet bestendig is. De rol van de steden bouwkundige is daarom niet gedetailleerd m aa r struch1reel. Beste mmingen , relaties bi nnen de stad en met de omgeving, verbindingen en s tructurele infrastructuur is het schaalniveau waar belangrijke slagen gemaakt kunnen en moeten worden. Gedetailleerde inrichtingsplannen staan een vrije opbouw van individueel eigendom in de weg. H ierdoor word t het wederopbouwproces onnodig ve rtraagd met talloze nadelige gevolgen van d ien. Niet in de laats te plaa ts noem ik wat da t betreft de economische impuls die uitgaat van de toename aan bouwactiviteit. een pos itieve impu ls die hard nodi g is in crisisgebied en die gestim uleerd en zeker niet tegengewerkt moet worden.
iZ c
0. ID ID tT
.., c
:l
0.
!!. öT (")
c
;; ;::;: rr 0
c
:::T
c
::::>
0.. (!)
W.M.Tuinhout
Beheersen van tekeningenprocedures Van File2Share naar File4Control Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. E.R. Poortman Dr. ir. E.W. Vastert Ing. J.W.J. Haring Datum afstuderen 30 Augustus 2005
CT 0
c ::!' 7' c :::J
0.. (!)
30
Samenvatting Tekeningenprocedures zijn een belangrijk deel van het voorbereidingsproces voor het bouwen. Fouten in de afstemming van de verschillende tekeningen op elkaa r kunnen late r veel geld kosten. Dit vooralsnog analoge en ondoorzichtige, tijdrovende proces wordt stap voor stap overgenomen door digitale informatieuitwisseling. Ballast Nedam heeft hiervoor het programma File2Share gebruikt. De stap analoog naar digitaal is echter niet één op één te vertalen. Het ontwerp van dit afstudeerproject is een stap tussen het eenvoudige File2Share en geavanceerdere systemen gebaseerd op bijvoorbeeld Product Data Management. Trefwoorden Tekeningen procedures Di gitale informa tie-uitwisseling Sparingsopgave Documentenbeheer Project-extra net
Aanleiding Ballast Nedam, een van de grootste bouwbedrijven in Nederland, is al enkele jaren bezig met het verbetere n van het uitwisselen van digitale en analoge info rmatie ti jdens de realisatiefase. Door foute n en onzorgvuldigheden in het uitwisselen van documen ten, vooral tekeningen , worden er fouten gemaakt in de afstemming van de informatie tussen de verschillende partijen betrokken bij het bouwproces. Het oplossen van deze fouten kost geld. Dit worden faalkosten genoemd . Ballast Nedam wil de faalkos ten verminderen door informatie-uitwisseling beter te beheersen. Een aan tal jaren geleden is een start gemaakt met digitale uitwisseling door gebruik te maken van File2Share, een project-extra net, waar de informatie op een centrale plek opgeslagen wordt en voor iede reen besch ikbaar is via internet. Analyse van de situatie en de problematiek Ballast Nedam had bij de ingebruikname van File2S hare een aantal doelstellingen opgesteld omtrent verbetering van informatie-uitwisseling. In de analyse van dü afstudeerpro ject blijkt dat het huidige gebruik File2Share niet voldoet aan deze doelstellingen. Dit komt doordat bij aanvang niet voldoende is gekeken naar de essentie van de procedures en het uitwisselen van informatie. Teveel is geprobeerd het bestaa nde analoge proces te vertalen naar een digitaal proces, waarbi j de problemen van het analoge proces opgelost kunnen worden. Er is te weinig rekening gehouden met de nieuwe mogelijkheden bij het werken m et digitale informatie, maar ook m et de nieuwe problemen die z ich voordoe n. Dit heeft tot gevolg dat de huidige manier van werken met File2Share de opgestelde doelstellingen n iet kan realiseren. Het volgende probleem blijkt nog steeds aan de orde: Het is niet mogelijk om de processen (de tijd) goed te beheersen, de personen duideLijk aa n te stu ren of de opslag en het beheer van de documenten goed te regelen.
Startpagina File4Control Datum: 30-12-2004
Naam: Wikke Tuinhout
·-
Snelkoppelingen Doe urnenten
--
Gegevens partijen
~
Projectplanning
-
Procesbeheerder -
Invoeren documenten
~-
_I
Actieve Taken: Nieuw: Opzetten S-1 30, sparingene .B. wand SkA en wand tsn Bk6/5 laag 8 t/m 15 Controleren W-08-202 , W-installaties Se verdieping toren B Controleren 143-S , sparing en wanden trafoput
start 30-12-04 eind: 4-1-05 start: 30-12-04 eind: 5-1-05 start: 30- 12-04 eind: 7-1-04
0 nderhanden: klik Opgeven sparinger.f'l coördineren S-129, sparingen 8 .B. wand Bkd/tsnwand letter laag 8 t/m 15 start 29-12-0.tl eind: 31-12-04 Geplande taken komende 4 weken
Figuur 1 Ontwerp startpagina programma File4Control
Doelstelling Tijdens de analyse, waarin ook de ve rdere weergave van de procedu re en de mogelij kheden en problemen van werken met digitale documenten behandeld zijn , zijn een aantal punten nieuwe punten naar voren gekomen di e van belang zijn voor een goede in form atiebeheersing: Het documen t heeft vaste en veranderlijke (door procedure) eigenschappen Inhoud afstemmen is he t doel van de procedures, de doorlooptijd is he t gevolg Samenhang tussen documenten door de samenhang tussen de verschillende bouw(onder)delen De informa tie moet op een toegankelijke en relevante man ier geordend zij n Deze zullen dan ook gebruikt word en om de volgende doelstelling te rea liseren: Ti jdens de procedure moet het duidelij k zijn voor de deelnem er e n de beheerder welke handelingen voor een taak wanneer verricht moeten worden, op basis van welke gegevens op welke te keni ngen en waar deze tekeningen te vinden zijn. Op basis va n deze doelstell ing wordt een ontwerp gemaakt dat gebaseerd is op FilezShare, maa r met de nieuwe naam File4Control. De nadruk gaat hierin meer liggen op het beheersen van informatie da n op het delen ervan. Ontwerp Het ontwerp wordt opgedeeld in drie aparte delen: het invoeren van de gegevens bij aanvang, het beheersen van het project en het uitvoeren va n de taken.Dit zijn de belangrijkste eigenschappen va n het File4Control ten opzichte van Filez Share: Veel aandacht en ti jd besteden aan h et juist invoeren va n alle gegevens bij aa nvang Werken met metagegevens per document die ook afhankelijk zijn van de stap in de procedure De documente n worden ook toegankelijk via een mappen
structu ur. Deze mappenstructuur is gericht op inhoud van het docum ent. De relaties tussen de documenten worden aan de hand van de gerelateerde bouwdelen bepaald . Door he t sorte ren naar en het aa nsturen op de inhoud va n de taak wordt du ideli jk voor alle gebruikers wat ze moeten doen met welke informa tie. Door de relaties in houdelijk aan te geven tussen ve rschillende docume nten is in tweede insta n tie ook de doorloopti jd en de plan ning te bepale n. Besch ouwing FilezSha re was een eerste stap naar digitale in forma tie-uitwisseling. Een laagdrempelig, eenvoudig program ma met in de basis goede mogelijkheden. H ierin zij n de versch illen tussen digitaal en analoge procedures niet voldoende onderzocht. Daar tegenover staat het toekomstbeeld : in de toekomst zal men 3- dimensionaal gaan modelleren. Als alle partijen in één integraal model gaan werken zijn de effecten van wijzigingen of bepaalde ingrepen meteen z ichtbaa r voor alle partijen. De tekenaars krijgen veel meer inzicht in elkaars beperkinge n en m ogelijkheden. Het ontwerp proces zal dan niet een uitwisseling zijn van tekeningen die weken duu rt, m aar m en is gelijktijdig, ook wel 'concurren t' een gebouw aan het ontwerpen. Het ontwerp van d it afstudeerproject staat eigenlijk tussen deze twee uitersten in. Ballast Nedam moet bepalen wat de doelstellingen de komende jaren z ij n met betrekking tot het u itwisselen van informatie. Op het moment dat er een duidelijke visie en een duidelijk doel geformuleerd is, moet h iervoor een duidelijk implementatietraject bepaald worden.
Dl
ü:'
ë
c.. tl) tl)
a-
c: ::s
c.. ~
nr n
c:
;:;
;::;:
LR.). Verbunt
Winkelmarktonderzoek en consumenten Een studie naar behoeften van consumenten tijdens het winkelen en samenhangende prestaties van winkelcentra. Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Dr. W.J.M. Heijs Ir. ing. l.I. janssen Drs. M.C. janzen Datum afstuderen augustus 2005
30
Samenvatting Door trends en ontwikkelingen op de detailhandelsmarkt wordt het steeds belangrijker om bij de (her)ontwikkeling van winkelcentra een kwalitatieve onderbouwing te kunnen geven. Kwaliteit wordt hierbij uitgedrukt als een "match" tussen de behoeften van consumenten en wat een winkelcentrum te bieden heeft. In dit onderzoek is onderzocht welke behoeften consumenten hebben tijdens het winkelen, welke prestaties van het winkelvastgoed voor consumenten van belang zijn en welke samenhang er bestaat tussen deze variabelen. Daarnaast is ook gekeken naa.r de invloed van consumentenka· rakteristieken zoals leeftijd en geslacht, de houding van consu· menten ten opzichte van het winkelen en situatiefactoren zoals het beschikbaar budget op de behoeften die consumenten heb· ben tijdens het winkelen. Trefwoorden Winkelontwikkeling Winkelmarktonderzoek Consumentenbehoeften Planmatig opgezette winkelcentra Kwalitatief onderzoek
Met winkelmarktonderzoek wordt bepaald waar, wat en hoeveel winkeloppervlak gebouwd kan worden in een bepaald verzorgingsgebied. Er kan een berekening van de marktmimte gemaakt worden, uitgedrukt in vierkante meters. Door ontwikkelingen op de detailhandelsmarkt zoals het toenemende aanbod, toenemend verschillend aantal vormen van winkelaanbod en de toenemende mobiliteit van consumenten, neemt het keuzepalet voor consumenten om te gaan winkelen sterk toe. Hierdoor wordt het steeds belangrijker om inzicht te krijgen in waar consumenten behoeften aan hebben zodat het winkelvastgoed kan worden afgestemd op deze behoeften. Het doel van het onderzoek is het opstellen van aanbevelingen voor verbetering van de consumentenanalyse bij winkelmar ktonderzoek, door relaties tussen de behoeften van consumenten, hu n karakteristieken en prestaties van planmatig opgezette winkelcentra te analyseren. De centrale vraagstelling is; op welke wijze kan een verbetering van consumentenanalyse worden toegepast bij winkelmarktonderzoek, zodat er beter rekening kan worden gehouden met de behoeften van verschillende consumenten bij de (her)ontwikkeling van planmatig opgezette winkelcentra? In dit onderzoek wordt verondersteld dat er relaties tussen persoonlijke karakteristieken, attitudes , situatiefactoren, consumentenbehoeften en prestaties van planmatig opgezette winkelcentra te analyseren zijn. De consumentenbehoeften vormen de input vanuit de vraagzijde van de markt en de prestaties van planmatig opgezette winkelcentra vormen het aanbod . Relaties tussen deze variabelen geven inzicht in hoe vraag en aanbod kwalitatief op elkaar kunnen worden afgestemd. Consumentenkarakteristieken zoa ls leeftijd en geslacht, de houding van consumenten ten opzichte van winkelen (attitudes) en situatiefactoren kunnen van invloed zijn op de behoeften die consumenten tijd ens het winkelen hebben. De relaties tussen deze en behoeften bieden inzicht in wie die consumenten met bepaalde behoeften zijn. De trends en ontwikkelingen bepalen de context van het onderzoek. Uit trends en ontwikkelingen op de detailhandelsmarkt zijn met name behoeften en karakteris· tieken af te leiden d ie van toenemend belang zijn om rekening mee te houden bij de ontwikkeling van winkelvastgoed. De onderlinge relaties zijn schematische weergegeven in het voorlopig conceptueel model. figuur r. Figuur 1 Voorlopig conceptueel model Ln dit onderzoek zijn ten eerste op basis van literatuuronderzoek de variabelen gedefinieerd. Vervolgens is er in het veldonderzoek data vergaard zodat onder.zocht kan worden welke relaties tussen deze variabelen daadwerkelijk te onderscheiden zij n. Op basis van literatuur en veldonderzoek z ij n de gedefinieerde consumentenbehoeften onderscheiden in behoeften gerelateerd aa n een winkelomgeving en behoeften gerelateerd aan winkelgedrag. De behoeften gerelateerd aan een winkelomgeving kunnen beschouwd worden als behoeften van consumenten in een gebouwde omgeving zoals de behoeften aan ruimtelijke oriëntatie in een omgevi·ng, gemakkelijk kunnen voortbewegen en sociale veiligheid. De behoeften gerelateerd aan winkelged rag geven aan waarom consumenten gaan winkelen en welke activiteiten ze ondernemen tijdens het winkelen zoals de behoefte aan ontspanning, rondsnuffelen , sociaal contact of noodzakelijk producten kopen . De behoeften gerelateerd aan een winkelomgeving vertonen met name relaties met fysiek ruimtelijke prestaties.
ontwikkelingen vraagzijde Consumenten karakteristieken Attitudes
ontwikkelingen aanbodzijde
~
Consumenten behoeften tijdens het
Prestaties planmatig opgezet
.. .
.. .
Situatie factoren
y
I
Prestatie-
I
Figuur 1
Deze prestaties zijn verbonden met het gebouw en gebouwde omgeving. zoals bereikbaarheid, netheid en brede looppaden. De behoeften gerelateerd aan een winkelomgeving vertonen voornamelijk een samenhang met functionele prestaties die verwijzen naar de invulling van het winkelcentrum, zoals het winkel- en horeca aanbod. Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat er relaties bestaan tussen consumentenbehoeften en prestaties van planmatig opgezette winkelcentra. Door in een verzorgingsgebied te meten welke consumentenbehoeften, karakteristieken, attitudes en situatiefactoren aanwezig zijn, ontstaan er mogel ijkheden om de winkelontwikkelinge n kwalitatief af te stemmen op wat de consumenten willen. Dit duidt erop dat het onderzoeken van behoeften en correlerende prestaties een waardevolle aanvu lling is bij winkelmarktonderzoek, omdat dit het winkelmarktonderzoek kan voorzien in een kwalitatieve onderbouwing van de berekende marktruim te. Daarnaast kan met het onderzoeken van relaties tussen behoeften en presta ties worden nagegaan waar bestaande vierkante meters winkeloppervlak aan moeten voldoen, door een vergelijking te maken tussen de gewenste prestaties en de bestaande prestaties die het winkelcentrum biedt.
33 Uit zo'n vergelijking kan worden opgemaakt welke kwalitatieve ve rbeteringen va n het winkeloppervlak gewenst z ijn in een verzorgingsgebied. Voor consumenten is het doorgaans lastig om aan te geven wat hu n behoeften tijdens het winkelen zijn. Dit onderzoek biedt een samengestelde lijst met behoeften. Deze behoeften blijke n goed meetbaar te zij n door deze te formul eren als doelen en activiteiten die consumenten kunnen hebben of ondernemen tijdens het winkelen. Hiermee is in dit onderzoek een instrumentarium ontwikkeld om behoefteil van consumenten tijdens het winkelen te ku nnen meten. Dit onderzoek vormt een basis voor kwalitatieve aanvullingen bij winkelmarktonderzoek. In vervolgonderzoek kan een model ontwikkeld worden da t representatief is voor heel Nederland . Daarnaast kan er meer inzicht worden verkregen in consumenten door meer psychologische kennis te betrekke n door bijvoorbeeld emoties en waarden als consumen tenkarakteristieken te formu leren. Hierdoor ontstaan er mogelijkheden om doelgroepen te formuleren op basis van relaties tussen consumentenkarakteristieken en behoeften. Deze relaties zijn in dit onderzoek minder duidelijk naar voren gekomen .
F.Verhoeven vlrilhgheJd
Herstructurering en wijkvernieuwing Kruisstraat, Woenselse Markt en omgeving
- ---·-= -
-~l~
- *"-'~~"•• -
levendigheld
7· ~ ..-.x
!J:::::;
- - · -~-
Acculturatie op straat- en gebouwniveau Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Dplg .. S.S.S. Rousseau Dr. J.C.T. Voorthuis Col
ur
...... c
0. tD tD
ac :::s
0.
~
ö1'
n
c
~
0"
0
c
:i:
c""" ::>
c.
ro
34
activiteiten Afbeelding 1 Gebruikerswensen
Datum afstuderen augu stus 2005
30
Samenvatting Door in de analyse fa se te onderzoeken wie de gebruikers zijn en vervolgens het gebruik van, en de (culturele) wensen aan het in Eindhoven gelegen winkelgebied Kruisstraat, Woenselse Markt en omgeving te achterhalen, is een ontwerp gemaakt dat aansluit bij de huidige realiteit. In de ontwerpen die schaalniveaus van wijk-, via buurt-, tot straatniveau aandoen worden uits praken gedaan over leefbaarheid, multiculturele samenleving en acculturatie op straat- en gebouwniveau. Trefwoorden Kruisstraat Herstructurering Wijkvernieuwing Woonwensen Acculturatie
Afbeelding 4 Sfeerbeeld ontsluitingsroute
Introductie De kwaliteit van het huidige in Eindhoven gelegen winkelgebied Kruisstraa t, Woenselse Markt en de naastgelegen woonbuurten neemt door een opeenstapeling van problemen sterk af. Diverse rapporten z ijn geschreven, analyses uitgevoerd, aandachtspunten genoemd en voorzichtige schetsen gemaakt. Sociale, economische en ruimtelijke aspecten spelen daarbij een rol. Een veelheid aan partijen wil zijn zegje doen in het gebied. De vraag is welke impulsen leiden tot een gezamenlij ke 'win win' situatie. Daarnaast ontwikkeld het gebied zich de laatste paar jaren als een multiculh1rele wijk waar allochtone o ndernemers aan de Kruisstraat, de zaterdagse warenmarkt op de Woenselse Markt en de uiteenlopende bewoners in de aangrenzende woonbuurten zorgen voor een kleurrijk geheel. Mijn ontwerp voor hers tructurering en wijkvernieuwing doet hierover op verschi llende schaalniveaus uitspraken. Methode In eerste instantie heeft er een gedegen analyse plaatsgevonden naar de gebruikers, de sociale kwaliteiten en het voorzieningenniveau. Hierna zi jn op kleinere schaal analyses gedaan van de fYsieke omgeving om zodoende passende ingrepen in de bestaande situatie mogelijk te maken. Na geanalyseerd te hebben we lke gebruikersgroepen er in het gebied aanwezig zijn en welke wensen zij hebben, zijn deze groepen opgedeeld in clusters met overeenkom ende belangen waardoor het mogelijk wordt voor een bredere doelgroep en daarmee met een breder draagvlak te ontwerpen. Aansluitend daarop zijn in grote lijnen de bewegingspatronen en het gebruik van de voorzieningen in de wijk geanalyseerd. Een e n a nder is gecombineerd om tot passende ontwerpuitgangspun ten te komen op wijk- en buurtniveau.
Afbeelding
2
Gradaties in openbaarheid
Afbeelding 3 Indeling van de woning
Afbeelding s Sfeerbeeld semi-openbare ruimte
Om een goede analyse te kunnen maken hebben er gesprekken plaatsgevonden met zoveel mogelijk personen die een achterban/ organisatie vertegenwoordigen in het gebied. Herstructurering Het gebruik en de wensen van alle gebru ikersgroepen zijn te herleiden tot twee ontwikkelingsperspectieven voor het gebied. Ten eerste zien we dat er vraag is naar aanpassing van het huidige voorzieningenaanbod en inrichting om de leefbaarheid van het woonmi lieu te vergroten. Een 'openbare route' die de woonbuurten met elkaar verbindt en waar het langzaam verkeer centraal staat, zou van de losse buurten één samenhangend geheel moeten maken. Het wij en ons gevoel en de interactie en integratie van bewoners wordt hiermee gestimuleerd. Een belangrijke rol in deze regeneratie van de openbare ruimte in het woonmilieu is weggelegd voor eenduid igheid en consistentie in de vormgeving. Ten tweede zien we dat het winkelgebied op een aantal locaties aangepakt dient te worde n. Het herstructureringsvoorstel voor de Kruisstraat doet een uitspraak over de veiligheid, leefbaarheid en toegankelijkheid . Het voorstel voor de Woenselse Markt en de 'kop van de markt' doet een uitspraak over de bereikbaarheid en verblijfswaarde, parkeeroplossing en (economische) uitstraling van het winkelgebied. De bereikbaarheid wordt vergroot doordat direct bij de entree tot het gebied in een parkeerkelder onder de 'kop van de markt' geparkeerd kan worden. De gevels rondom de markt en de vormgeving van de markt zelf worden aangepakt om het tot een centrale plaats in het winkelcentrum te maken met een verhoogde verblijfswaarde. Een markthal gelegen aan de markt komt tegemoet aan de wensen van allochtone ondernemers en versterkt bovendien de identiteit van het gebied.
35 Wijkvernieuwing en acculturatie Om in de vormgeving van de woonstraten en woontypologie aan zowel de 'autochtone' als 'a llochtone' woonwensen tegemoet te komen is gekeken naar buitenlandse, specifiek Islamitische, stedebouw met de daarbi j horende bouwmethoden en kwaliteiten. Het ontwerp voor de buurt van corporatie Domein ten westen van de Woenselse Markt gelegen, doet hierin twee duidelijke uitspraken: 1. een woning waar je jezelf kan zijn en kan terugtrekken. 2. openbare ruimte met diverse gradaties en uitstraling De nieuwe woontypologie laat zien hoe je middels één bouwlaag en een split- level verdieping tot een woning kunt komen waar privacy van bewoners zowel in de woning als in de achtertui n gewaarborgd blijft. Met een van de sta ndaard afwijkend indelingsontwerp, wordt tegemoet gekomen aan een mogelijke scheiding van gemeenschappelijke en privé vertrekken. De inrichting van de openbare rui mte kent een zelfde soort indeling naar gradaties in openbaarheid. Aan de ene kant is er de straat en openbare ruimte als bindend element in de buurt, met een ruimte waar bewoners samenkomen en elkaar ontmoeten. Aan de andere kant zijn er ook de meer semiopenbare ruimten die fungeren als ontsluiting van de achterkanten ; een m eer besloten ruimte te gebruiken door een kleine groep bewoners die er hun gebruik en indeling voor een deel, onderling zelf bepalen. Zo is een ontwerp ontstaan dat gebruik en wensen van alle bewoners samen laat komen en een bas is vormt voor een samenleving waar met elkaar geleefd wordt.
Ing. B.C.H. Vervest
Het constructief ontwerp van een observatietoren Busan Tower Complex in Busan, Zuid-Korea Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. F. v. Herwijnen Prof. ir. H.H. Snijder Ir. F.j.M. Luijten Ir. R. Winkel Datum afstuderen
-
30 augustus 2005
0.
Samenvatting
...c-
Observatietorens zijn gebouwen met een specifieke functie. Aan de hand van een in zooz uitgeschreven prijsvraag is in samenwerking met Robert Winkel Architecten een architectonisch ontwerp voor het Busan Tower Complex in Busan, Zuid-Korea gemaakt. Voor dit architectonisch ontwerp is in dit afsrudeerproject een constructief ontwerp gemaakt en uitgewerkt. De scheefstand en de extreme slankheid van de toren maakt het constructief ontwerp bijzonder. Iu dit project is het accent gelegd op de constructieve haalbaarheid, waarbij de economische haalbaarheid buiten beschouwing is gelaten. Het ontwerp van dit project beoogt de grenzen van de constructieve haalbaarheid te verleggen.
111
ür
c
tl) tl)
c :s
0.
!. ill' n
c
;:;
;::;: CT
0
c
::E
7'
c
::J
0. Cl)
Figuur 1
Trefwoorden
Observatietoren Scheefs tand Staalbeton constructies Staalconstructies Geodetische koepel
Figuur 3
In mei 2002 schreef het Busan International Architectural Competition comité de prijsvraag uit voor het ontwerpen van het Busan Tower Complex. Het ontwerpteam bestond uit ir. Robert Winkel, OBivier Mylle en ikzelf. Eerst werd het programma van eisen en de randvoorwaarden waar we aan wilden voldoen uitgewerkt. Vervolgens is via talloze voorontwerpen het uiteindelijke prijsvraag ontwerp ontstaan, zoals weergegeven in fig. r. Verschillende constructieve ontwerpberekeningen lagen aan het ontwerp ten grondslag. De toren is 383m. hoog, staat 9' scheef en heeft een verlopende diameter van 15 tot 9 meter. De bol heeft een diameter van 55 meter. De doelstelling voor het afsrudeerproject is het uitwerken van de toren op elegante en slanke wij ze. De constructieve uitdagin g zit in de extreme slankheid van de schacht, in combinatie met de scheefstand. In het vooronderzoek zijn andere torens geanalyseerd, zoa ls de Fernsehturm in Berlijn, de CN tower in Toronto en de Euromast. Er is eveneens gekeken naar de constructievorm voor de bol. Deze wordt uitgevoerd als geodetische koepeL Door deze referentieprojecten te vergelijken, is inzicht gekregen in specifieke eigenschappen, problemen en oplossingen. Daarnaast is ook de invloed bestudeerd van een aantal aspecten. Om een goed brandveilig gebouw te ontwerpen is overleg gevoerd met deskundigen. Voornaamste conclusie was dat de liften gebruikt konden worden door vluchtende mensen. Vanwege de slankheid en hoogte van het gebouw is goed gekeken naar de invloed die wind zal hebben op het ontwerp. Op basis van literatuuronderzoek en gesprekken met TNO-bouw is een aanname gedaan voor de in rekening te brengen windbelasting en is de berekeningsmethode voor de dynamische vergratingsfactor bepaald. Omdat Busan in een aa rdbevingsgebied ligt, is ook gekeke n naar de aardbevingsbelasting. Deze is, door de erg lage eigenfrequentie van het Busa n Tower Complex, minder van invloed op het ontwerp dan de windbelasting.
-I . ... , •J
I
I I,
r.-. Figuur 2
,...,. (!)
;:::;:
'///' ' " ///' '/// '
/ / /'
;
/
I
1
/
)
/
/ T
/
/
•'
/
/ /
/
Figuur 4
Figuur 5
Voor zowel de wind- als de aardbevingsbelasting geldt dat bij een daadwerkelijke uitvoering nauwkeuriger onderzoek, nodig is om een verantwoord ontwerp te kunnen maken. Via diverse bronnen is inzicht gekregen in de opbouw van de bodem en de gesteldheid daarvan. Het Busan Tower Complex kan gefundeerd worden op staal. Met dempers is de invloed van aardbevingen en het dynamische effect van wind te beperken. Op basis van een vergelijking met andere gebouwen is een inschatting gemaakt van de verhoging van de demping die met deze dempers gehaald kan worden. Belangrijk verschil met de bestudeerde andere gebouwen is dat voor het Busan Tower Complex de dempers nodig z ijn voor de constructieve veiligheid, dus voor de uiterste grenstoestand. Normaal worden deze alleen toegepast in het kader van de bruikbaarheidsgrenstoestand. Om falen van één demper te voorkomen is besloten om meerdere, kleinere, dempers toe te passen.
In eerste instantie werd 1943 MN aan voorspanning toegepa s t. Omdat de 332 kabels een erg kleine hart op hart afstand krijgen en de drukspann ingen ter plaatse van de verankering erg groot blijken te worden, is besloten om de kabels na te gaan spannen en de voorspanning over een groter deel van de doorsnede te verdelen (fig. 3). Hierdoor worden 353 kabel s toegepa st. De totale werkvoorspanning bedraagt nu 1703 MN. Ook de optredende schuifspanning is gecontroleerd. Het stalen deel van de schacht wordt opgebouwd uit stalen profielen, die tot elementen worden geprefabriceerd. In elke doorsnede zitten 16 elementen van 6 profielen (fig. 4). De speciaal gewalste H-vormige profielen verjongen over de hoogte. Bij de overgang van de staalbetonnen sc hacht naar de stalen schacht, zijn de voorspankabels precies tussen de profle· !en van de stalen sc hacht aangebracht. De elementen worden verticaal aan elkaar gelast, horizontaal aan elkaar gebout.
Vervolgens is het voorlopig constructief ontwerp gemaakt. Er zijn verschillende varianten bekeken. Hierbij zijn de uitgangspunten en overwegingen uit het vooronderzoek leidraad geweest voor de keuze van het uiteindelijk constructief ontwerp. De invloed van het materiaal. staal of beton, is bepaald voor de dynami sche vergratingsfactor en de optredende versnellingen aan de top. Op basis van deze gegevens zijn constructies met verschillende materialen doorgerekend en vergeleken. Hieruit bleek dat de toepassing van een schacht in een deel staalbeton (onder) en een deel staal (boven). de m ees t gunstige eigenschappen bezit (fig. 2). Voor deze gekozen variant, met een vergrootte schachtdia meter, zijn de aangehouden vergrotingsfactoren en versnellingen gecontroleerd. Ook zijn de reactiekrachten ter plaatse van de steunpunten bepaald. Tot slot is het constructief ontwerp verder uitgewerkt. Om de constructie te optimaliseren Is besloten het staalbetonnen deel van de schacht voor te spannen.
De bol wordt opgebouwd als geodetische koepel (fig. 5) . met een verdelingsfrequentie van 5· Dit wil zeggen dat de zijden van een 'primaire' driehoek , begrensd door de vijfhoeken, in 5 delen wordt verdeeld. De 750 ribben die dan ontstaan hebben een diameter van rond 318mm en zijn ongeveer 7,2m. lang. Er worden door deze ribben ongeveer soa vlakken gevormd . Van de constructie zijn op verschillend niveau berekeningen en tekeningen gemaakt. Uit het onderzoek blijkt da t deze extreem slanke toren constructief haalbaar is, zij het dat de economische haalbaarheid twijfelachtig is.
37
Ing. P.j.M. van der Weegen
Participatie in risicodragende ontwikkelingen Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. ir. G.). Maas Prof. dr.. L.H.J. Verhoef Ing. G.M. Dogge Datum afstuderen 30
augustus
2005
Samenvatting 111
ëir ,.... r:::
0.
tD tD
.....
C'"
r:::
::I
0.
!..
or
n
c
;;
;::;:
Het onderzoek dat gedaan is naar de mogelijkheid te participeren in risicodragende ontwikkelingen is gestart vanuit de twee vakgebieden binnen CM&E. Te noemen: risicomanagement en strategisch partnering. Door deze twee vakgebieden te onderzoeken op toepassingen binnen een bouwontwikkeling zijn een aantal verbanden gevonden. Wanneer de risico's binnen een ontwikkeling toenemen, nemen ook de kansen op participatie toe. Dus het zijn geen risico's, maar kansen waarop ingespeeld kan worden. Vanuit deze gedachte is de theorie toegepast op participatie mogelijkheden. Om een goed en praktisch instrument te maken, voor de mogelijkheid te participeren in risicodragende ontwikkelingen, is een bedrijfsplan geschreven met de daadwerkelijke implementatie van risicodragend participeren in de bedrijfsvoering.
Figuur 1 Risicoprofiel
De afgelopen jaren is het vraagstuk betreffende het initiatief en ontwikkeling van nieuwe bouwprojecten steeds complexer geworden. Op de vraag waarom dit is kan niet gemakkelijk een antwoord gegeven worden. Is het de beschikbaarheid van bouwlocaties, een afnemende markt of het veranderlijke politieke klimaat? Deze factoren, en vele andere, spelen een steeds grotere rol bij het welslagen van een ontwikkeling. Deze steeds complexer wordende processe n dragen er aan bij dat goede initiatieven uit blijven. Partijen en opdrachtgevers zijn niet meer in staat de risico's van de projecten te overzien en haken hierdoor steeds vaker af. De probleemstelling die in dit onderzoek ge bruikt is, luidt: 'Hoe is het mogelijk te participeren in risicodragende ontwikkelingen'.
Trefwoorden
Risicomanagement joint-ven ture Participatie Bedrijfsplan Partnering
Een probleemste.lling waar niet gemakkelijk een antwoord op gevonden kan worden. Voor de oplossing van dit onderzoek is de probleemstelling stukje voor stukje onderzocht om uiteindelijk tot één antwoord te komen. De gekozen probleems telling kan op verschillende manieren gesplitst en herschreven worden zodat globaal de deelvragen zichtbaar worden. Doordat de probleemste:lling begint met het woord 'Hoe' wordt hiermee de breedte van dit onderzoek aangeduid. 'Hoe is het mogelijk te participeren in het risico van een ontwikkeling' Dit risico ligt niet alleen in het niet halen van een rendement, maar vooral in _het committeren aan verantwoordelijkheden, afspraken , contracten en dergelijke, terwijl tegelijkertijd onzekerheid bestaat over het welslagen van het project. Door het verdelen van de risico's in de categorieën, zie afbeelding r, volgens RISMAN , is er een beter inzicht in de verschillende ri sico's tijdens het gehele bouwtraject verkregen. Er zijn twee opvallendheden in deze groepen ontdekt. De organisatorische- en de juridische risico's zijn afwijkend van de overige ri sicoca tegorieën. Deze eerste groep, de organisatorische risico's, bevat risico's die effect hebben op het proces en de procesvorming van een ontwikkeljng. Deze risico's, die vooral in de initiatieffase zeer belangrijk zijn, worden aangegeven als 'procesrisico's'. De juddjsche risico's zijn afwijkend van de overige risicocategorieën omdat deze risico's voornamelijk effect hebben op de looptijd van het ontwikkelingstraject. Er wordt gesteld dat deze risicocategorie maatgevend is voor de duur van het ontwikkelingstraject. Vervolgens is de vraag verschoven naar: 'Hoe is het mogelijk te participeren in het dsico van een ontwikkeling'. Participeren is het deelnemen of het deel hebben in iets, in dit geval een ontwikkeling. Wanneer twee partijen elkaar ontmoeten, doen ze dit om een meerwaarde te kunnen behalen. Partijen zullen pas overgaan tot samenwerking, wanee r het belang c.q. de m eerwaarde en de haalbaarheid daarvan is aangetoond.
Dl
De vorige vraag wordt iets uitgebreid naar: ' Hoe is het mogelijk te participeren in het risico van een ontwikkeling' . Gedurende het bouwproces spelen een groot aantal risico's. Met behulp van een risicoanalyse is het gelukt een compleet beeld te krijgen van deze risico's, wat de impact is en of deze risico' s beheersbaar zijn. De beheersbaarheid van risico's biedt de mogelijkheid te participeren, een participant kan hierdoor een meerwaarde aan het proces toevoegen.
ür ..... c c.. tD tD
ac
:::J
c..
~ öj' n
c
;;;:::;:
Twee samenwerkingsvormen maken het mogelijk te participeren in risicodragende ontwikkelingen. Dit kan door het toepassen van risicodragend projectmanagement of door het participeren in een joint venture. Risicodragend projectmanagement is een samenwerkingsvorm waarbij statische risico's kunnen worden vermeden en de dynamische risico's worden beheerst. De grootste statische risico's die invloed hebben op het ontwikkelingstraject zijn de organisatorische, juridische en politieke risico's. Door de positie van het afsluiten van risicodragend projectmanagement is het mogelijk deze risico's te vermijden en de overige, dynamische risico's, zoals de technische, financiële en ruimtelijke risico's te beheersen. Het participeren door het aangaan van een joint venture, is een samenwerking die in de initiatieffase van een ontwikkeling gesloten wordt. De risico's van de ontwikkeling zijn op dat moment niet overzichtelijk, inzichtelijk en dus moeilijk beheersbaar. De risico's zijn te abstract om op dat moment concreet afspraken te maken. De enige beheersfactoren die op dat moment voorhanden zijn, zijn de randvoorwaarde waaraan de ontwikkeling moet voldoen. Het vermijden van statische risico's is bij het aangaan van een joint venture haast onmogelijk. Door de mogelijkheid te investeren in tijd en geld kunnen de statische risico's geno men worden.
o0
c
:;;:
c "" ::::J
Q_
ro
39
- - -...... __ --_.....,,.._. _
· ~-
Maatbeheersing bij sandwich gevelelementen
.............
.... ~ .p --~
--··-----·_ - _ ~~ -"'U\
..t . . .. ••
Îtld l
U• ... · )l
'""""''" '~
I•Wt ···~
Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Dr. ir. P.A.J. van Hoof Prof. ir. F.J.M. Scheublin Dr. ir. E.W. Vastert Datum afstuderen augustus 2005
D
Cd
,
.
a.·-~
.
.. -"'·.............,.---
..... _.
_
--~-
.
Een beslissingshulpmiddel voor de keuze van positioneermethoden
_
.. 0 •
~
E. van Wiehen
4.,.,_ ..._.... 1 ·~M-- «
OI•-
' ••
n
.. f!l .
-
.,.
"
0
•
c
"
•
'
1 .. .. '.
'u
oiO
,
I •
~. .
",
J
~
~~
Figuur 1 Productmaten bepalen
30
Samenvatting Het is bij de toepassing van huidige positioneermethoden voor sandwich gevelelementen slechts een aanname dat de buitenkant van het sandwich gevelelement in een positie komt waarbij de zichtbaarheid van de maatafwijkingen acceptabel is en de gewenste maatnauwkeurigheid van de gevel bereikt wordt. Voor de positionering van sandwich gevelelementen is daarom een beslissingshulpmiddel ontwikkeld waarmee een prognose kan worden gemaakt van de maatnauwkeurigheid van de gevel. Zo kan in een vroeg stadium bepaald worden of het element en de toe te passen positioneermethoden nog aangepast moeten worden om de gewenste maatnauwkeurigheid van de gevel te bereiken . Trefwoorden Sandwich gevelelement Maatbeheers ing Positioneermethode Maatafwijking Ma atnauwkeurigheid
Binnen de huidige ontwikkelingen op het gebied van prefabricage past de toepassing van sandwich gevelelementen uitstekend. Sandwich gevelelementen worden binnen de huidige bouwmethoden steeds meer toegepast en met name de toepa ss ing van sandwich gevelelementen met een dragend binnen spo uwblad leve rt vaak een aanzienlijke verkorting va.n de bouwtijd op. Dit houdt o.a. verband met het feit dat sandwich gevelelementen niet of nauwelijks nog afwerking behoeven aan de buitenzijde en dat het gebouw eerder wind- en waterdicht kan z ijn. Uit observaties blijkt dat sandwich gevelelementen gemonteerd worden alsof het betonnen binnenspouwbladen zijn. De positioneerpunten (de punten die direct betrokken zijn bij de montage) op het binnenspouwblad worden hi erbij 'klakke loos ' overgenomen. Bij sandwich geveLelementen liggen de 'kritieke punten' echter aan de buitenzijde van het element i.p.v. aan de binnenzijde, zoals bij betonnen binnenspouwblade n het geval is. Tijdens de montage word t nauwelijks rekening gehouden met deze 'kritieke punten' en dus is het vaak maar een aanname dat de buitenkant van een sa ndwich gevelelement ui teindelijk ook in een positie komt waarbij de zichtbaarheid van de maa tafwijkingen in de gevel acceptabel is. Een sandwich gevelelement bestaat uit een dragend betonnen binnenspouwblad dat d.m .v. ankers is verbonden aan een buitenspouwblad. Tussen het binnenspouwblad en buitenspouwblad bevindt zich een spouw die is gevuld met een isolatiemateri aal al dan niet in combinatie met een luchtspouw. De toepass ing van elk willekeurig materiaal voor h et buitenspouwblad kan gevolgen hebben voor de montage van het element en de hi eruit volgende maa tnauwkeurigheid van de gevel. Afwijkingen in het element zoa ls scheluwte, kromming en onhaaksheid komen tijdens de positionering van het element naar voren en hebben een wezenlijke invloed op de uiteindelijke positie van het elemen t. Het effect van deze afwijkingen kan tijdens de montage worden verminderd. Om voorafgaand aan de montage van deze gevelelementen inzicht te hebben in de te verwachten maatnauwkeurigheid van de gevel is er een bes lissingsh ulpmiddel voor positioneermethoden voor sandwich gevelelementen ontwikkeld. Afhankelijk van de input en de sh1ring kan via het besliss ingshulpmiddel een voorspelling gedaan worden van de maatnauwkeurigheid van de gevel, die vervolgens wordt getoetst aan de gewenste maatnauwkeurigheid van de gevel. Ligt de maatnanwkeudgheid die u.it ee n simulatie volgt binnen de gestelde grenzen van de gewenste maatnauwkeurigheid van de gevel , dan krijgt de gebruiker de beves tiging dat de gemaakte keuzes naar alle waarschijnlijkheid zullen leiden tot het gewenste eindresultaat. Voldoet de maat· nauwkeu righeid niet, dan .kan er ee n aanpassing gemaakt worden in de eerder gemaakte keuzes in het hulpmiddel , net zolang totdat de maatnauwkeurigh eid van de prognose binnen de gestelde gren zen van de gewenste maatnauwkeurigheid vallen.
·-....... ..-..-..... '''"' ,,
Figuur 2 Sandwich gevelelementen op het tasveld
Voor de werking van het beslissingshulpmiddel is het noodzakelijk dat er een overzicht is van de huidige positioneermethoden voor sandwich gevelelementen, de methoden voor het verminderen van het effect van maatafwijkingen en de maatnauwkeurigheid van de deelmaatkenmerken van het sandwich gevelelement. Deze drie factoren zijn, na het onderzoek dat daarnaar is verricht, verder uitgewerkt en toegelicht. Er is een inventarisatie gemaakt van de positioneermethoden zoals die in de huidige bouwpraktijk worden toegepast waarbij er ook is gekeken naar de methoden om het effect van maatafwijkingen te verminderen. Om een indicatie te krijgen van de maatnauwkeurigheden van de deelmaatkenmerken zijn in een indicatief onderzoek mallen en elementen opgemeten. In het ontwerpproces zijn de uitkomsten van dit onderzoek verder aangevuld. Met name voor de maatnauwkeurigheid van de deelmaatkenmerken geldt dat het voor de gebruiker van het beslissingshulpmiddel niet altijd mogelijk is om direct concrete waardes in het hulpmiddel in te vullen waarmee vervolgens verder gewerkt kan worden. Daarom zijn er aan de hand van het verrichte onderzoek klassen voor de maatnauwkeurigheden van de deelmaatkenmerken opgesteld die als ondersteuning kunnen dienen voor de gebruiker om aan de hand daarvan zijn keuze verder te bepalen. Na het onderzoek en de input die daaruit volgde, is het beslissingshulpmiddel verder vormgegeven. De informatie die de gebruiker invoert in het hulpmiddel, wordt verwerkt in een simulatie van een positioneerproces waarbij er een trekking uit een verzameling afWijkingen met 98%-waarschijnlijkheidsgrenzen wordt gedaan voor de deelmaatkenmerken van elk van de drie keuzefactoren. Het resultaat van deze simulatie wordt vervolgens afgezet tegen de gewenste maatnauwkeurigheid van de gevel zoals de gebruiker die heeft ingevuld. Het verschil tussen de grenzen van de eisen en de uitkomst uit de simulatie kan aanleiding zijn tot het aanpassen van één van de keuzes. Bij de overschrijding is een overzicht van de grootste invloedsfactor bij de totstandkoming van de maatnauwkeurigheid van de gevel zodat de gebruiker een goed overzicht heeft over welke van de drie keuzefactoren aangepast moet worden om het resultaat wel binnen de gewenste maatnauwkeurigheid te krijgen. Als na het rnaken van alle keuzes de hieruit volgende simulatie een gunstig resultaat heeft, volgt een rapportage waarin de keuzes van de gebruiker zijn weergegeven en wat de consequenties hiervan zijn op de maatnauwkeurigheid van de gevel.
-
....
-
._.._._,_. .........................._.._ .-.-................. . .....,... ,.._ .......... ...... __,_,..._ ........_ "'_.........
~~ -~
Figuur 3 Positioneermethode kiezen
---..- ... ~
, ,._ •
-o.-
~---
~~ ~ ~ ~~~
u -w ••
.....,,
~·rl
•
••W. · t
~
Dl
-. >;-.
.... ,u
l ~
-
4.~
'A
,....
-.,. _
ex.
u -
oe. oe.
OCl
~
'·'
fO •1,1 (10
1.]
-vr c:
0. 11) 11)
a-c: :::J
0.
~
ö1'
n
c:
~
;::;:
o0
c: :::;: 7'
c:
::::l o._ (1)
Figuur 4 Prognose van de maatnauwkeurigheid van de gevel
41
D.P.M. Wouters
Sparen met een hoger rendement. Een verbetering van het teken proces. Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. E.R. Poortman Ir. M.M.). Vissers Ing. G.L.R.M. Pepels Datum afstuderen augustus 2005
30
Samenvatting Het afstudeerproject omvat een analyse van de problemen die ontstaan bij het doorvoeren van sanitaire leidingen door o.a. constructieve bouwdelen. Optredende problemen als het achter· af boren van doorvoeringen dienen te worden voorkomen. Er wordt een oplossing gevonden in het verbeteren van het teken proces. Dit door het proces overzichtelijker en beter beheersbaar te maken. Keuzen en keuzemomenten worden verduidelijkt.
0'" 0
c ::;;; 7' c ::J
0.. (1)
Trefwoorden Sparingen Doorvoeringen Sanitairtechniek Installatietechnische leidingen Teken proces
Op een bouwplaats is over het algemeen een groot aantal partijen vertegenwoordigd. Dat er bij de organisatie en communicatie tussen deze partijen wel eens wat mis gaat zal niemand verbazen. Bij het doorvoeren van installatietechnische leidingen door bouwdelen komen verschillende partijen elkaar concreet tegen. De onderlinge afstemming van deze bouwpartners is hierbij zeer belangrijk. Het blijkt echter dat het doorvoeren van installatietechnische leidingen vaak erg problematisch is. Vooral omdat er vaak voor wordt gekozen de specifieke plek waar de leiding dient te worden doorgevoerd te sparen. Om het onderwerp overzichtelijk te houden wordt er een afbakening gemaakt in de vele soorten installatietechnische leidingen waarvoor er sparingen worden gemaakt. Ook een afbakening in de vele soorten bouwdelen waar deze in gemaakt worden dient ervoor overzicht in het probleem te krijgen. Beide afbakeningen houden in dat er gekeken wordt naar sparingen in betonnen bouwdelen ten behoeve van de sanitairtechniek. De doelstelling van het afstudeerproject is dan ook het voorkomen van onjuiste sparingen ten behoeve van sanitaire leidingen. Er kunnen verschillende problemen optreden bij het doorvoeren van een sanitairleiding door een sparing. Het kan namelijk zijn dat de beoogde sparing afwezig is, of dat de positie van de sparing verkeerd is. Ook kan het zijn dat de af;meting van de sparing verkeerd is. Deze problemen dienen natuurlijk opgelost te worden, wat ongewenste kosten ten gevolge heeft. Van belang voor het onderzoek is wat de oorzaken van deze problemen eigenlijk zijn. Om dit te achterhalen is er een casestudy uitgevoerd bij een project waar veel problemen met sparingen optraden. Er is onderzocht in welke fase van het sparingsproces de oorzaak van het probleem lag en welk probleem het meeste voorkwam. De oorzaak van de problemen die optraden bij de sparingen lag vrijwel geheel in de tekenfase. Verder bleek dat de conflicten die het meeste optraden het afwezig zijn van sparingen en het op de verkeerde positie zitten van de sparingen waren. Er is geconstateerd dat de hoofdoorzaak het werken met onvolledige sparingstekeningen was. Het blijkt dat in het huidige proces gegevens vaak te laat bekend zijn om op de tekeningen te verwerken en zodoende een volledige en juiste sparingstekening te verkrijgen. En als de sparingen al niet op tekening staan is het natuurlijk moeilijk om ze wel te maken. De op het moment gebruikte procedure om het opstellen van de sparingstekeningen in goede banen te leiden werkt dus klaarblijkelijk niet. Een analyse van deze procedure leidt tot de conclusie dat er een nieuwe procedure opgesteld dient te worden die het proces beter kan sturen en bewaken. De nieuwe procedure is gebaseerd op het bestaande tekenproces. De huidige procedure dan is echter herschreven zodat deze duidelijker is. Stap voor stap is aangegeven welke gegevens nodig zijn om het proces te doorlopen. Het toevoegen van mijlpalen aan het proces zorgt ervoor dat alle gegevens ten behoeve van het tekenproces tijdig aanwezig zijn. Ook kan op deze manier worden gecontroleerd of iedere bouwpartner zijn deelproces tijdig heeft afgerond. Vertragingen ten gevolge van nalatigheid door andere partijen wordt hierdoor voorkomen. Het bleek dat sparingen vaak niet aangegeven stonden omdat de installateur ze vanwege het gebrek aan informatie nog niet kon tekenen. Het aangeven van de te maken keuzen die nodig zijn voor het maken van de sparingstekening zorgt er voor dat de juiste keuzen wél tijdig worden genomen. Bij de mijlpalen die aan het begin van deelprocessen zijn toegevoegd hoort dan ook een legenda waar in staat welke keuzen er op dat ogenblik met betrekking tot de sanitaire installaties gemaakt dienen te worden. De architect wordt op deze manier gedwongen tijdig over bepaalde dingen na te denken en de installateur krijgt zijn benodigde informatie op tijd. De procedure garandeert natuurlijk niet dat men zich geheel aan de opgestelde planningen houdt. Het doen van aannames door de architect zal waarschijnlijk niet voorkomen worden, en omdat het om aannames gaat kunnen deze nog wel eens veranderen. Deze wijzigingen leiden dan toch tot foutieve sparingen. Echter doordat nu vastgesteld is dat het om een aanname gaat
door de architect is ook duidelijk wie de kostenverantwoordelijke is. Dit zorgt in ieder geval al voor een stukje duidelijkheid in het proces. Er is door het toepassen van deze procedure meer openheid van zaken gecreëerd waardoor de betrokken partijen er hopelijk in de toekomst voor zorgen dat de informatiestromen wel vlekkeloos gaan verlopen. De kosten van het verzaken komen namelijk echt geheel bij de veroorzaker te liggen, waardoor deze in de toekomst misschien wat wijzer wordt. Het ontwikkelde instrument geldt op het ogenblik alleen voor de sanitaire leidingen. Zoals in het begin is aangegeven is de installatietechniek een breed vakgebied. Dit instrument kan ook een oplossing bieden voor de diverse andere vakgebieden. Er zal echter dan wel nog een onderzoek moeten worden gedaan naar de keuzen en informatiestromen die bij die specifieke vakgebieden horen. Misschien iets voor een vervolgonderzoek?
43